• No results found

Prospectie met ingreep in de bodem aan de Meerhoutstraat te Ham

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Prospectie met ingreep in de bodem aan de Meerhoutstraat te Ham"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)RAPPORT 58 Prospectie met ingreep in de bodem aan de Meerhoutstraat te Ham. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van Wegen en Verkeer Limburg. ARON bvba Archeologisch Projectbureau. Driesen P. en J. Steegmans Mei 2009.

(2) ARON-RAPPORT 58. PROSPECTIE MET INGREEP IN DE BODEM AAN DE MEERHOUTSTRAAT TE HAM ONDERZOEK UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN WEGEN EN VERKEER LIMBURG. Driesen P. en J. Steegmans. Sint-Truiden 2009.

(3) Colofon. ARON rapport 58 – Prospectie met ingreep in de bodem aan de Meerhoutstraat te Ham. Opdrachtgever:. Wegen en Verkeer Limburg. Projectleiding:. Petra Driesen. Uitvoering veldwerk:. Petra Driesen en Joris Steegmans. Auteurs:. Petra Driesen en Joris Steegmans. Foto’s en tekeningen:. ARON bvba (tenzij anders vermeld). Op de teksten, foto’s en tekeningen geldt een auteursrecht. Gelieve ons de wens om gebruik te maken van de teksten of illustraties schriftelijk over te maken op info@aron-online.be Zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van ARON bvba mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, bewerkt, en/of openbaar gemaakt door middel van web-publicatie, druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook.. ARON bvba Archeologisch Projectbureau Diesterstraat 44, bus 201 3800 Sint-Truiden www.aron-online.be info@aron-online.be tel/fax: 011/72.37.95. © ARON bvba, Archeologisch projectbureau, 2009.

(4) Inhoudstafel Inleiding. 1. 1. Het onderzoeksgebied……………………………………………………………………….............. 1. 1.1 Algemene situering…………………………………………………………………………… 1.2 Cartografische bronnen ...…………………………………………………………………… 1.3 Vroeger archeologisch onderzoek…………………………………………………………... 1 2 3. 2. Het archeologisch onderzoek……………………………………………………………………….. 4. 2.1 Doelstelling……………………………………………………………………………………. 2.2 Verloop………………………………………………………………………………………… 2.3 Methodiek……………………………………………………………………………………... 4 4 4. 3. Onderzoeksresultaten……………………………………………………………………………….... 5. 3.1 Bodemopbouw………………………………………………………………………………... 3.2 Gaafheid van het terrein……………………………………………………………………... 3.3 De archeologische sporen………………………………………………………………….... 5 5 5. Conclusie…………………………………………………………………………………………………….. 6. Aanbevelingen …………………………............................................................................................. 7. Bijlagen Bijlage 1: Administratieve gegevens Bijlage 2: Lijst met afkortingen Bijlage 3: Sporenlijst Bijlage 4: Fotolijst Bijlage 5: Overzichtsplan proefsleuven Bijlage 6: Detailplannen.

(5) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Inleiding Naar aanleiding van de aanleg van een nieuw bruggenhoofd aan de Meerhoutstraat te Ham achtte het Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed het noodzakelijk de geplande bodemingrepen door een prospectie met ingreep in de bodem, ook wel een proefsleuvenonderzoek genoemd, te laten voorafgaan. Op basis van dit proefsleuvenonderzoek, dat een dekkingsgraad van minimaal 10% diende te hebben, kan eventueel tot een archeologische opgraving besloten worden. Het proefsleuvenonderzoek werd uitgevoerd van 26/05/2009 en 27/05/2009 door het archeologisch projectbureau ARON bvba uit Sint-Truiden in opdracht van Afdeling Limburg van het Agentschap Wegen en Verkeer.. 1. Het onderzoeksgebied 1.1 Algemene situering Het onderzoeksgebied in het westen van de gemeente Ham, niet ver van de grens met de Antwerpse gemeenten Laakdal en Meerhout. Het te onderzoeken gebied wordt in het noorden begrensd door de E313, in het oosten door de Meerhoutstraat en in het zuiden en het westen door de Graafstraat en omvat delen van de percelen 1625A, 1629A, 1632A, 1633C, 1634A en 1653A 560p en 560L2 (Kadaster Ham, 2e afdeling, sectie A). (Fig. 2) Het terrein (TAW 23 m) beslaat een oppervlakte van 8.500 m² en was tot kort voor het onderzoek in gebruik als landbouwgrond. Dwars over de site, op ongeveer 50 meter van de E 313, bevond zich een percelerinsgreppel omzoomd met bomen. (Fig. 1). Fig. 1: Kleurenorthofoto met aanduiding van het prospectiegebied. Schaal 1: 4.000 (bron: AGIV). 1.

(6) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Fig. 2: Topografische kaart met aanduiding van het projectgebied. Schaal 1:10.000 (bron: AGIV).. Het te prospecteren gebied wordt volgens de bodemkaart gekenmerkt door een wSdc-bodem, d.i. een matig natte lemig zandbodem met sterk gevlekte textuur B horizont. Deze bodem heeft zich gevormd in het quartaire zanddek van niveo-eolische oorsprong dat rust op het tertiaire klei-zand substraat van de formatie van Diest. Dit substraat is op minder dan 75 cm onder het maaiveld aanwezig.. 1.2 Cartografische bronnen Volgens de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van graaf de Ferraris (1771-1778, Fig. 3), bestond het te onderzoek gebied in die periode uit verschillende percelen landbouwgrond die omzoomd waren door bomen. Het meest noordelijke perceel lijkt bebost te zijn. De Graafstraat, ten westen van het onderzoeksterrein, is reeds aanwezig.. Fig. 3: Detail uit de kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden met aanduiding van het prospectiegebied (in het rood, bij benadering). (bron: Koninklijke Bibliotheek van België). 2.

(7) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Op Atlas van de Buurtwegen uit 1841 is de situatie zo goed als ongewijzigd gebleven. (Fig. 4). Fig. 4: Detail uit de Atlas van de Buurtwegen van Hasselt met aanduiding van het prospectiegebied (bij benadering). (bron: GIS Provincie Limburg).. 1.3 Vroeger archeologisch onderzoek Van het projectterrein zelf zijn geen archeologische vondsten bekend. Noch werden in de directe omgeving reeds archeologische vondsten gedaan. In de ruimere omgeving, meer bepaald in de Antwerpse gemeente Laakdal, situeert zich het kasteel Meerlaar (CAI-nr. 113085). (Fig. 5). Fig. 5: Detail uit de Centrale Archeologische Inventaris met aanduiding van de omliggende vindplaatsen. Schaal 1:15000 (bron: AGIV).. 3.

(8) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. 2. Het archeologisch onderzoek. 2.1 Doelstelling De opdracht bestond uit het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de bodem. Het doel van dergelijk onderzoek is het opstellen van een rapport dat een ruimtelijke en inhoudelijke analyse maakt van mogelijk aanwezige archeologische resten op het onderzoeksterrein. Op basis van dit eindrapport en in combinatie met de door de bouwheer opgemaakte bouwplannen, kan het terrein al dan niet archeologie-vrij worden verklaard, de inrichting van het terrein eventueel worden bijgestuurd, of kan een onderbouwde selectie van de bedreigde en te onderzoeken zones worden opgemaakt. Conform de bijzondere voorwaarden aan de vergunning opgelegd door R-O Vlaanderen bestond het veldwerk uit de evaluatie van het gebied door middel van het aanleggen van proefsleuven met een dekking van minimum 10%. Dit komt neer op een te onderzoeken oppervlakte van ongeveer 850 m². Deze sleuven konden, indien de aanwezigheid van sporen daartoe leiding gaf, aangevuld worden met ‘kijkvensters’.. 2.2 Verloop Voorafgaandelijk aan het onderzoek werd op naam van Driesen Petra een vergunning voor een prospectie met ingreep in de bodem bij R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed aangevraagd. Deze vergunning werd op 14/05/2009 afgeleverd onder dossiernummer 2009/134. De vergunning voor het gebruik van een metaaldetector werd afgeleverd onder dossiernummer 2009/134 (2). Het onderzoek, in opdracht van Wegen en Verkeer Limburg, werd op 26 en 27 mei 2009 uitgevoerd door Joris Steegmans en Petra Driesen. De aannemer van de werken, Betonac nv, stond in voor het leveren van een kraan met machinist en een landmeter.. 2.3 Methodiek Het onderzoeksgebied, met een totale oppervlakte van circa 8.500 m², werd door middel van drie noordwest-zuidoost georiënteerde proefsleuven op de aanwezigheid van archeologische sporen onderzocht (Fig. 6). Deze proefsleuven hadden een breedte van circa 1,80 meter. De afstand tussen de proefsleuven bedroeg 7 meter. Het aangelegde vlak situeerde zich op de bovenkant van de Chorizont op een diepte van ca. 30 à 50 cm onder het maaiveld. In het totaal werd er op deze wijze ca. 500 lopende meter sleuf aangelegd, wat neer komt op een onderzochte oppervlakte van circa 1000 m². Dit is iets meer dan de in de bijzondere voorwaarden vooropgestelde 10%. De aanwezige sporen werden, na opschaven, per sleuf genummerd en conform de bijzondere voorschriften beschreven en gefotografeerd. Daarnaast werden de sleuven werden op metalen vondsten gescreend door middel van een metaaldetector. In sleuf 1 werd een bodemprofiel opgeschaafd, gefotografeerd en ingetekend op schaal 1:20. De aanwezige sporen werden niet gecoupeerd, noch werd er een boring geplaatst. De sleuven mochten na een werfbezoek van mevrouw Verhaert - erfgoedconsulent van het Agentschap R-O Vlaanderen Onroerend Erfgoed - terug gevuld worden met de daaruit afkomstige grond. Bij de uitwerking van het proefsleuvenonderzoek werd een databank opgesteld met een fotolijst en sporenlijst. De veldtekening en de dagrapporten werden gedigitaliseerd.. 4.

(9) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Fig. 6: Zicht op het prospectiegebied vanuit het zuiden tijdens de aanleg van sleuf 1. De Meerhoutweg is rechts op de foto zichtbaar. De oranje paaltjes, links op de foto, bakenen de westelijke rand van het onderzoeksgebied af.. 3. Onderzoeksresultaten 3.1 Bodemopbouw Uit het bodemkundig vooronderzoek bleek dat het gebied gekenmerkt werd door een matig natte lemig zandbodem met sterk gevlekte textuur B horizont. Op geringe diepte (minder dan 75 cm onder het maaiveld) bevindt zich het tertiaire substraat van de formatie van Diest. Deze informatie werd tijdens het veldonderzoek bevestigd. Onder de 30 à 50 cm dikke bouwvoor kwam immers de sterk gevlekte textuur B horizont te voorschijn. Deze bestaat uit lemige Bt-resten, witgrijs gebleekte vlekken en duidelijke roestverschijnselen onder de vorm van okerkleurige tot roodachtige vlammen en slierten. Op ongeveer 60 cm onder het maaiveld werd het groenige, klei-zand substraat aangesneden.. 3.2 Gaafheid van het terrein De te onderzochte terreinen bleken allen verstoord te zijn geweest door het bewerken van het akkerland. Hierdoor heeft zich op het terrein een bouwvoor met een dikte variërend van 30 tot 50 cm gevormd. In de noordelijke zone van het onderzoeksterrein kon er in het aangelegde vlak ook veel floraturbatie worden waargenomen.. 3.3 De archeologische sporen In het totaal werden, verspreid over de drie sleuven, 12 sporen geregistreerd. Het betreft zeven paalkuilen, vier greppels en één vermoedelijke kuil (Bijlage 3, 4, 5 en 6).. 5.

(10) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Zes van de zeven paalkuilen zijn eerder recent te noemen en kunnen geïnterpreteerd worden als weidepalen (Fig. 7) . Eén paalkuil, S 7, wijkt zowel qua kleur als omvang van de overige paalkuilen af. Helaas bevatte deze paalkuil geen diagnostisch materiaal. Hierdoor was het niet mogelijk om enige uitspraken te doen omtrent de ouderdom van het spoor in kwestie.. Fig. 7. Paalkuil S 9 in proefsleuf 2. Fig. 8. Greppel S 5 in proefsleuf 2.. De vier greppels hadden allen een O-W oriëntatie en een homogene, donkergrijze vulling (Fig. 8). Het traject van twee greppels kon over meerdere sleuven gevolgd worden. Enkel greppel S 10 leverde enkele fragmenten baksteen op. In de overige greppels werden noch bijmenging noch archeologische vondsten aangetroffen. De donkere vulling doet vermoeden dat het om eerder recentere sporen gaat . Naar alle waarschijnlijkheid betreft het oudere perceleringsgreppels. De nogal grillige randvorm en het ontbreken van enige bijmenging maakt dat de kuil mogelijk ook als een natuurlijk fenomeen geïnterpreteerd kan worden.. Conclusie Eind mei 2009 werd door ARON bvba aan de Meerhoutstraat te Ham in opdracht van Vlaamse van Wegen en Verkeer Limburg een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. In kader van dit onderzoek werden verspreid over het onderzoeksterrein, dat een totale oppervlakte had van circa 8.500 m², drie parallelle noordwest-zuidoost georiënteerde proefsleuven aangelegd. In totaal werd een oppervlakte van circa 1.000 m² onderzocht. Het terrein was tot kort voor het onderzoek als akkerland in gebruik. Onderzoek van enkele cartografische bronnen leerde dat de zuidelijke terreinen omstreeks het einde van de 18de eeuw en het midden van de 19de eeuw ook akkers waren. Op de noordelijke terreinen leken daarentegen bomen te staan. De bodemopbouw van het gebeid werd conform de bodemkaart gekenmerkt door een matig natte lemig zandbodem met sterk gevlekte textuur B horizont. Het groenige, klei-zand substraat werd op een diepte van ongeveer 60 cm onder het maaiveld aangesneden. Het proefsleuvenonderzoek leverde slechts een 12-tal sporen op. Het betreft zeven paalkuilen, vier greppels en één vermoedelijke kuil. De paalkuilen en greppels lijken met uitzondering van paalkuil S 7 van recentere ouderdom te zijn en kunnen respectievelijk geïnterpreteerd worden als weidepalen en perceleringsgreppels. Met uitzondering van één van de greppels waarin enkele baksteenfragmenten werden aangetroffen, leverden geen van de sporen archeologisch vondsten of dateerbare bijmenging op.. 6.

(11) Aron rapport 58. Meerhoutstraat – Ham. Aanbevelingen Gezien het proefsleuvenonderzoek aan de Meerhoutstraat geen opmerkelijke archeologische sporen heeft opgeleverd, wordt er voor het onderzoeksgebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bovenstaande aanbeveling wordt als advies overgemaakt aan het bevoegd gezag, zijnde de afdeling Onroerend Erfgoed Vlaanderen van het Agentschap Ruimtelijke Ordening. Het is deze afdeling die een definitieve beslissing neemt omtrent de noodzaak van het al of niet uitvoeren van een vervolgonderzoek. Indien U nog vragen heeft, kan u steeds contact opnemen met de bevoegde erfgoedconsulente van het Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Limburg, Ingrid Vanderhoydock. Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Limburg Vlaams Administratief Centrum tav Ingrid Vanderhoydonck Koningin Astridlaan 50 bus 1 3500 Hasselt tel. 011/74.21.18 gsm 0473/943.928 Ingrid.vanderhoydonck@rwo.vlaanderen.be. 7.

(12) Bijlage 1: Administratieve gegevens.

(13) Projectcode:. HA-09-ME. Opdrachtgever:. Wegen en Verkeer Limburg Koningin Astridlaan 50 bus 4 3500 Hasselt. Opdrachtgevende overheid: R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Dossiernummer vergunning: 2009/134 Vergunninghouder:. Petra Driesen. Aard van het onderzoek:. Prospectie met ingreep in de bodem. Begin vergunning:. 25 mei 2009. Einde vergunning:. Einde der werken. Provincie:. Limburg. Gemeente:. Ham. Deelgemeente:. Ham. Adres:. Meerhoutstraat. Kadastrale gegevens:. Afdeling 2, Sectie A, Percelen: 1625A, 1629A, 1632A, 1633C, 1634A en 1653A. Coördinaten:. X: 201.590 en Y: 198.197. Totale oppervlakte:. 8.500 m². Te onderzoeken:. 850 m². Bodem:. wSdc. Archeologisch depot:. Wegen en Verkeer Limburg.

(14) Bijlage 2: Lijst met afkortingen.

(15) Kleur Blauw Bruin Donker (kleur) Geel Gevlekt Grijs Groen Leemkleurig Licht (kleur) Mergelkleur Oranje Paars Roest(kleurig) Rood Wit Zwart. Periodes BL BR DO GE VL GR GRO LE LI ME OR PA ROE RO WI ZW. Bronstijd - Vroege Bronstijd - Midden Bronstijd - Late Bronstijd IJzertijd - Vroege IJzertijd - Midden IJzertijd - Late IJzertijd Romeins - Vroeg Romeins - Midden Romeins - Laat Romeins Middeleeuwen - Vroege Middeleeuwen - Hoge Middeleeuwen - Late Middeleeuwen - Post Middeleeuwen. BRONS BRONSV BRONSM BRONSL IJZ IJZV IJZM IJZL ROM ROMV ROMM ROML MID MIDV MIDH MIDL MIDP. Samenstelling Baksteen Breuksteen Grind Hout Houtskool Kalk Kalksteen Kei Kiezel Klei Leem Leisteen Mergel Moederbodem Mortel Natuursteen Dakpan Silex Slak Steenkool Verbrand Zand Zandsteen Zavel IJzeroxide Fosfaat (groene band) Mangaan. Ba Bs Gr Ho Hk Ka Ks Kei Kz Kl Le Lei Me Moe Mo Ns Dp Si Sl Sk Vb Za Zs Zv Fe Ff Mn. Hoeveelheid Zeer weinig Weinig Matig Veel Zeer veel. Afkortingen. (zw) (w) (m (v) (zv). Materiaalcategorie Glas Keramiek Metaal Mortel Organisch Pleisterwerk Terracotta Steen. GLS KER MET MOR ORG PLW TEC STE.

(16) Bijlage 3: Sporenlijst.

(17) Spoor Laag Wp Vlak Coupe Soort. Beschrijving. Vorm. Kleur. Samenstelling Oriëntatie. Begin. Einde. Relaties. Opmerking. DO BR + VL DO BRGE DO BR + VL DO BRGE DO BR + VL DO BRGE DO BRGR + VL ROE (w) DO BRGR + VL ROE (w). LeZa. /. MIDP. REC. /. NT. Idem aan S 2, S4 Idem aan S 1, S4 Idem aan S 1, S4 /. LeZa. /. MIDP. REC. LeZa. /. MIDP. REC. Le Za. O-W. MIDP. LeZa. O-W. MIDP. NT. /. /. 1. 0. 1. 1. Nee. Paalkuil. /. Vierkant. 2. 0. 1. 1. Nee. Paalkuil. /. Vierkant. 4. 0. 1. 1. Nee. Paalkuil. /. Vierkant. 3. 0. 1. 1. Nee. Greppel. /. Langwerpig. 5. 0. 1. Nee. Greppel. /. Langwerpig. 6. 0. 1, 2 en 3 1. 1. Nee. Kuil (?). Halfrond. Wi tot DO GR + LeZa VL OR. /. /. /. /. Steekt gedeeltelijk in O-profiel proefsleuf. 7. 0. 1. 1. Nee. /. /. /. /. /. 1. 1. 1. Nee. /. /. /. /. /. 7. 2. 1. 1. Nee. Paalkern. /. Afgerond vierkant Afgerond vierkant Vierkant. /. 7. Paalkuil met paalkern Paalkuil. De vage aflijning van de rand doet vermoeden dat het eventueel om een natuurlijk fenomeen kan gaan. /. /. /. /. /. /. 8. 1. 1. 1. Nee. Greppel. O-W. MIDP. NT. /. /. 9. 1. 2. 1. Nee. Paalkuil. De noordelijke helft van de greppel heeft een iets lichter gekleurde vulling in vergelijking met de zuidelijke helft /. /. MIDP. REC. 10. 1. 2, 3. 1. Nee. Greppel. O-W. MIDP. NT. 11. 1. 2. 1. Nee. Paalkuil. Deze greppel leverde Langwerpig enkele baksteenfragmenten op. Mogelijk met kern. Rechthoek. O-W. MIDP. REC. 12. 1. 3. 1. Nee. Paalkuil. /. /. MIDP. NT. Roestvorming lang de rand. Langwerpig. Vierkant. Rond. /. LI GE tot WI + LeZa VL OR DO BRGR + LeZa VL GE Gr tot Do GR + LeZa VL BEI (w). DO GR. LeZa. DO BRGR tot LeZa DO WIGR + VL OR DO GR + VL LeZa ORGE DO BRGR + LeZa VL ROE (w). / / /. Te vergelijken / met S 1, S 2 en S 4. / /. /. /. Doorsnijdt S 5 De relatie met of doorsneden greppel S 5 is niet door S 5 geheel duidelijk.

(18) Bijlage 4: Fotolijst.

(19) DSC-nr 6612 6613 6614 6615 6616 6617 6618 6619 6622 6623 6624 6625 6628 6629 6630 6631 6640 6641 6648 6649 6650 6651 6656 6657 6658 6659 6660 6661 6668 6669 6672 6673 6674 6675 6676 6677 6678 6679 6680 6681 6682 6683 6684 6685 6686 6687 6688 6689 6690 6691 6692 6693 6694. Wp 1 1 1 1 1 / / / 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 / / / / /. Spoornr / / / / / / / / 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7 8 8 / / / / 5 5 9 9 10 10 11 11 / / / / 5 en 12 5 en 12 10 10 / / / / / / / / /. Soort opname Werkfoto Profiel Profiel Profiel Profiel Overzicht Overzicht Overzicht Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Detail Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Detail Detail Detail Detail Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht. Beschrijving Aanleg sleuf 1 Zuidprofiel sleuf 1 Zuidprofiel sleuf 1 Zuidprofiel sleuf 1 Zuidprofiel sleuf 1 Terrein Terrein Terrein / / / / / / / / / / / / / / / / Overzicht sleuf 1 Overzicht sleuf 1 Overzicht sleuf 1 Overzicht sleuf 1 / / / / / / / / Overzicht sleuf 2 Overzicht sleuf 2 Overzicht sleuf 2 Overzicht sleuf 2 / / / / Overzicht sleuf 3 Overzicht sleuf 3 Overzicht sleuf 3 Overzicht sleuf 3 Terrein Terrein Terrein Terrein Terrein. Genomen uit ZW N N N N Z ZO ZW O O O O W W W W W W W W NW NW Z Z N N Z Z W W Z Z W W Z Z N N Z Z W W W W N N Z Z ZO Z Z Z Z.

(20) Bijlage 5: Overzichtsplan proefsleuven (A3).

(21)

(22) Bijlage 6: Detailplannen (A4).

(23)

(24)

(25)

(26)

(27) Diesterstraat 44, bus 201 - B-3800 Sint-Truiden. T +32(0) 11 72 37 95. F +32(0) 11 72 37 95. info@aron-online.be. www.aron-online.be.

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Aantastingen vooral in de herfst • Misvormde vruchten • Kleinere en minder vruchten • Chlorose op het blad • Soms necrotische vlekken of kringen op blad •

In tabel 7.4 is in kolom 3, rij (3) de transparantie voor het bepalen van de bruto- opbrengst als keuzeparameter voor pacht voor een individueel bedrijf weergegeven met een

Voor de verschillen- de diersectoren zijn de economische consequenties op sectorniveau berekend, zowel voor primaire bedrijven, als transporteurs, slachterijen,

Fosforgehalte in zetmeel (mg P per gram zetmeel) van Karakter (links) en van Seresta (rechts) geteeld op proefboerderij ‘Kooijenburg’ te Rolde als functie van rooitijdstip

Bij petunia werden de trays niet besmet met Chalara elegans omdat bij petunia alleen het effect van de verschillende behandelingen op de groei van de zaailingen werd bepaald.. 5.2.4

Wanneer de netto opbrengst van Angers en Pacifico van de tweede oogst en de eerste oogst van de overige rassen als het meest optimaal beschouwd worden, is de gemiddelde opbrengst

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V... Praktijkonderzoek Plant &

De behandelingen met Caragoal 7 kg/ha en met 300.000 nematoden per pot resulteerden in significant lager aantal bloembladeren met schade door de lichte slakken (objecten E en G) dan