Een opzet voor dataverwerking van rondheidsmeter met
behulp van microprocessor en prime
Citation for published version (APA):
Lammers, M. G. M. (1983). Een opzet voor dataverwerking van rondheidsmeter met behulp van microprocessor en prime. (TH Eindhoven. Afd. Werktuigbouwkunde, Vakgroep Produktietechnologie : WPB; Vol. WPB0072). Technische Hogeschool Eindhoven.
Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1983
Document Version:
Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record
Please check the document version of this publication:
• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.
• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.
• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.
Link to publication
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.
If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:
www.tue.nl/taverne
Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl
providing details and we will investigate your claim.
EEN OPZET VOOR DATAVERWERKING VAN RONDHEIDSMETER MET BEHULP VAN MICROPROCESSOR EN PRIME.
Auteur: M.G.M. Lammers
WPB-Rapport nr.
o~
dec.83II-stage verslag
Laboratorium voor Lengtemeting M.G.M. Lammers
id.nr. 112404
Inhoudsopgave.
bIz.
Symbolenlijst 2
Inleiding
3
Rondhei~smetingen 4
BeschrijVing van de Taly-rond rondheidsmeter 6
Principe van de werking
7
Beschrijving van de apstelling 10
Induktieopnemers - theorie 12
Ret computersysteem 23
De Fybsys Monitor en Microsim
33
Ret microcomputer; programma 34
Het stroomdiagram 35
Toelichting bij het programma 37
Bijlage 1 43
Bijlage 2 44
Bijlage
7
45Bijlage 4 46
Bijlage
5
(Programma listing) 47Bijlage 6 (Prime structuur en commando's 51
overzicht)
Symbolenlijst. A B C
~
Pc
G H i N oppervlakte magnetische induktie capaciteit magnetische flux circuitflux gevoeligheid magnetische veldsterkte stroom konstante (blz. 19) lengte meetweg beginverplaatsinglengte van de magnetische
veldl~nen in kern en anker
lengte van de magnetische
veldl~nen in lucht
zelfinduktie beginluchtspleet versterkingsfactor permeabiliteit
permeabiliteit van vacuum relatieve permeabiliteit relatieve permeabiliteit van kern-en ankermateriaal relatieve permeabiliteit van lucht aantaI windingen hoekfrequentie weerstand verplaatsing van de recorderpen
verplaatsing van de taster spanning voedingspanning impedantie L2 MI- 1T- 2 I 2T4r1- 1L-2 ML 2I- 1T-2 m,2I -1 T-2 L L L L L L MI;2I -1 T
-3
Mi2 I -1 T-3
ML 2I- 2T-3Inleiding.
In he~ laboratorium voor lengtemeting wordt sinds enige
tijd gebruik gemaakt van een Taly-surf
4
ruwheidsmeter meteen zelf ontwikkelde mogelijkheid tot digitalisatie.
Het analoge uitgangssignaal van de Taly-surf wordt gemeten en versterkt en via een A-D omzetter geconverteerd in
discrete digitale signalen.
Door gebruik te maken van geschikte computer programma's kunnen de gewenste ruwheidsparameters snel en efficient berekend worden, met een hoge mate van nauwkeurigheid. In dit verslag wordt een eerste aanzet gemaakt voor het realiseren van een soortgelijke opzet voor de Taly-rond "model 51" rondheidsmeter.
Hierbij kunnen verschillende werkzaamheden worden onderscheiden:
- het ontwerpen en vervaardigen van een constructie voor de opname van de meetsignalen (fijnmechanische techniek). het koppelen van deze signalen aan de micro-computer. - het opslaan van de informatie in de Prime.
- software ontwikkeling voor de verwerking van de meetgegevens (FFT technieken).
Het is in een peri ode van 6 weken niet mogelijk om bovenstaande onderdelen tot in details uit te werken. Er is slechts een begin gemaakt met de problemen die
zich het eerste voordeden.
Dit verslag is voornamelijk bedoeld als een handleiding, om studenten, die zich met de overige deelproblemen willen bezighouden, van noodzakelijke informatie te voorzien om snel te kunnen werken met de apparatuur.
Rondheidsmetingen •.
AIle rondheidsmeetmethoden zijn gebaseerd op het bepalen van de afwijking van de zuiver ronde vorm, de onrondheid. Er zijn twee typen onrondheidsmetingen te onderscheiden: - rondheidsmeting rond een intrinsieke referentie.
Bij deze metingen wordt als referentie een of meerdere punten van het werkstuk genomen. (bv. metingen m.b.v. schroefmaat of meetklok)
rondheidsmeting rond een extrinsieke referentie. Ook deze groep van meer geavanceerde methoden zijn in twee typen te onderscheiden:
A. rondheidsmeting met stilstaande taster en draaiend object.
B. rondheidsmeting met roterende taster en stilstaand object.
Beide methoden hebben voor-en nadelen: de roterende tafel stelt vooral bij zwaardere objekten forse eisen aan de lagering,maar de signaalverwerking is relatief eenvoudig.
Bij de roterende taster zijn er geen belastingsproblemen maar eist de signaalverwerking speciale instrumentatie
(sleepringen voor signaaloverdracht e.d.).
De Taly-rond rondheidsmeter behoort tot type B.
Om vormafwijkingen van een cirkel met grote nauwkeurigheid te kunnen meten, worden in het algemeen meetapparaten
gebruikt met spindels of draaitafels. Men vergelijkt de vorm van het werkstuk met de rondloop nauwkeurigheid van een zeer nauwkeurig gelagerde as. Het te meten object wordt gecentreerd ten opzichte van de rotatieas en afgetast door een verplaatsingsopnemer, die gemonteerd is aan de spindel,
(stilstaand werkstuk) of aan een houder naast de draaitafel (roterend werkstuk). Het verkregen
meetresultaat is de som van de afwijking van het werkstuk van decirkelvorm en van de rondloopfouten van de" spil. Bij standaard in de handel verkrijgbare apparaten zijn deze
De vormafwijking van het werkstuk wordt, na versterking, op een, met de spil meedraaiende, cirkelvormige schijf papier geregistreerd. De vergroting kan daarbij tot 100.000 x bedragen.
Uit deze polaire diagrammen kan op verschillende manieren m.b.v. schablonen de onrondheid met redelijke nauwkeurigheid
Beschrijving van de Taly-rond rondheidsmeter.
In het laboratorium voor lengtemeting heeft men de beschikking over een Model 51 Taly-rond rondheidsmeter
(zie Fig.1). Dit type is geschikt voor rondheidsmetingen van kleinere componenten.
Inwendige en uitwendige diameters tot 350 mm kunnen gemeten worden van objecten met een maximum hoogte van 406 mm en een maximum gewicht van 68 kg.
De nauwkeurigheid van de meting ligt binnen de nauwkeurigheid
•
van de spindel: bij een temperatuur tussen 19 - 21
c.
zal bij 95% van de metingen aan een werkelijk rond proefstuk, de maximale afstand tussen het gemeten traject en een
werkelijke cirkel niet groter zijn dan 0,02~~
M F G B E 0 H . Fig. 1 Taly-rond K rondheidsmeter J A
t
c-~..
De rondheidsmeter is opgebouwd rond een zware vertikale kolom (A) met rechtgeleiding waarop de meeteenheid (B) is gemonteerd. Langs de vertikale rechtgeleiding kan een
tafel
(0)
worden bewogen. De meeteenheid omvat dehydrostatisch gelagerde precisie hoofdspil (D) met
justage voorziening (E) (fijnjustage), het aandrijfsysteem (F) en!registratie eenheid (G).
Aan de hoofdspil is het inductieve meetsysteem (H) bevestigd dat de onrondheid opneemt en omzet in een electrisch signaal dat via een gekoppelde rekeneenheid wordt verwerkt en
geregistreerd in een polair diagram. De rotaties van D en G zijn gekoppeld.
Principe van de werking.
Het te meten object (J) wordt op de tafel gemonteerd, met
de lengte-as vertikaal gericht. Het objeot blijft tijdens de meting stationair op deze plaats. Er zijn voorzieningen aangebracht om de as van de hoofdspil (aangedreven door een electromotor) bij een omwentelingsfrequentie van
35 omw/min. nauwkeurig in het verlengde van de nominale
as van het meetobject te brengen.
Het inductieve meetsysteem aan de onderzijde van de hoofdspil is radiaal instelbaar zodat de taster (K) in kontakt kan worden gebracht met de oppervlakte van het object.
Tijdens de meting roteert de hoofdspil langzaam
(omwentelingsfrequentie 3 omw/min.) zodat de taster de
variaties in de straal van het object kan meten.
Het inductieve meetsysteem is via een versterker verbonden met een centreringsmeter (M) en de schrijver •. In de schrijver draait een ronde kaart synchroon met de spindel. Door
middel van een pen, die radiaal kan bewegen, verkrijgt men op
een vergrote schaal .en grafische representatie van de
variaties in de straal van het meetobject. (zie Fig.2) In de figuur is de schaalwaarde aangegeven alsmede
vergroting en toegepast filter. De machine heeft namelijk de mogelijkheid langs electronische weg te filteren waardoor
bv. hoog frequente onrondheid kan worden onderdrukt •
.
~. ,,,," / . '. j . \'. \\ "---
,\ \ \/
\'
~~,~,;-"
'\,\.
~
. I!"
MAG~ - ' " ' FILTER II! I I I i 1\ I I I)' I I I / (, J. , \ / .' 0,IJ~Q ' }J ;/ / . TAYLOR,HOBSONX/TAL~,OND ';~,
\,/
-~~ . ..." ,
'' :'1,-- .',. , -~ '''''-... "= ."... . ~_________ Ui"".,.-•.•..•"1, M " , \ ' ____ ,II
Fig. 2Onrondheidsregistratie met maximale vergroting Diametrisch tegengestelde punten op het object worden gerepresenteerd door diametrisch tegengestelde punten in het diagram.
De stroomvoorziening naar het meetsysteem en de electromotor gebeurt door middel van sleepringen in de spindelkop en is afkomstig van een externe voeding-en filtereenheid.
Het meetsysteem bevat twee variabele inducties. Deze inducties maken deel uit van een wisselstroom
brugschakeling waarvan de overige elementen z~n ondergebracht
in de controle eenheidwelke deel uitmaakt van een externe versterker. Het verschil-signaal afkomstig van de brug wordt versterkt en gebruikt voor de recorder.
In Fig. 3 zDn de electrische circuits van de Taly-rond
MAINS
POWER AND FILTER UNIT
I I
r---1
r---\-\=----l
•.. m. .__mm_m__ ._ .. __~-.--' ~...~..n.---.•uTn~m--
...
~.'1
:1-
!
, FILTER CIRCUITS c···_····--···-·-i 1_ I
POWER PACK I --...- I
!
~
, i ;I
I
VOLTAGEI
c • • • __ •••_ • • _ • • • • • • • • • _• __" L _ _ __ _1I I
REGU LATORI
I I I--- ---,---- __J
L----I I---J
, . . - - - , D.C. SUPPLY TOiMAIN'i·t---l
_l:_]~~~~L~;~~~;I:~-;-~.=_~t}-==~~
..
~~~~ ~o~
!
. : ; .
f-r.::1
0 : I j®
~~::~T i,;:l
L.--·--···---l
!
i ,i POWER PACK ,1 I, '---1,--.. , . , t.. ...1 l...__.... ... ... _ J I I I I I I I I I I I'---
,.---I I I I ---~ PRESET CONTROLS @ OPERATIONAL A FINE ~ ADJUSTMENT ~MAGNIFICATION 'e/ SWITCH A\.3 OPERATION ~ SWITCH ~ FILTER 'V" SWITCH CONTROL UNIT r--- ---, PICK - UP Fig. 3CIRCUIT DIAGRAM
MAINSt t
~
POWER1"1~
&FIlJ'ERI~
8
-
~-
DIVE AMPLIFlE MOTOR MAINS CIRCUIT WITHOUT VOLTAGE REGULATOREeschrijving van de opstelling.
Omdat de hUidige randapparatuur van de Taly-rond zeer gedateerd is, wil men de rondheidsmetingen digitaal gaan verwerken .. op een soortgelijke manier als bij de Taly-surf ruwheidsmeter is gebeurd. In eerste instantie zal hiervoor
de hardware ~n de ruwheidsmetingen gebruikt worden.
Een blokschema van de te realiseren opstelling is in figuur 4 gegeven. I
J-
•~
~l
I
DiI
1
lTf
1? r S&HI~
rI 116 V
r-.
ADO }AP PrimeI T
- W
•
r Te Pr PI I I Fig. 4Schema van een computer gestuurde digitale rondheidsmeter
M = meeteenheid ADO = analoog-digitaal convertor
T = taster S & H = sample and hold
R = rotatieopnemer #P
=
micro processorW
=
werkstuk Te = terminalV = meetversterker Prime = Prime Host computer
Di = disk
Pr = printer
De meting is software controlled, d.w.z. aIle gegevens worden door de terminal, welke via de microprocessor met de Prime verbonden is, ingelezen.
Tijdens de rondheidsmeting beweegt de taster zich over het oppervlak van het werkstuk. Aan de hoofdspindel is een rotatieopnemer gekoppeld via een tandwiel overbrenging met een overbrengingsverhouding van 1 : 2.
De rotatieopnemer die hiervoor gebruikt gaat worden is van het fabrikaat Heidenhain, type ROD 426. Deze geeft per omwenteling 1024 pulsen, dus per omwenteling van de
Taly-rond hoofdspil 2 x 1024
=
2048 pulsen.Het principe van de rotatieopnemer berust op foto-elektrische aftasting. Als maatverdeling dient een glazen schjjf waarop een raster van radiale strepen is aangebracht. Bij het draaien van de as genereren silicium-foto-elementen twee bij benadering sinusvormige signalen.
In de ROD 426 is electronica ingebouwd, die de~e signalen
omzet in rechthoekige pulsen. (uitgangssignaal +5/0 Volt) Bijlage 1 toont schematisch de werking van de ROD 426.
Bijlagen2 en 3 geven de specificaties, de afmetingen en de
aansluitingen van de opnemer.
De pulsengever triggert de Sample en Hold (3
&
H) versterker(fabrikaat Analogic, type MP 240) en zorgt voor het
gelijkmatig verdelen van de metingen over de omtrek van het werkstuk.
De 3
&
H neemt "monsters" van de analoge spanning afkomstigvan het inductieve meetsysteem, en houdt deze voor een bepaalde tijd vast. Dit is nodig omdat de ingangsspanning van de analoog-digitaal convertor (ADC) tijdens het
converteren niet mag veranderen.
De ADC (fabrikaat Analogic, type MP 2412, 12 bits high speed ADC) zet de aangeboden constante spanning om in een 12 bits digitaal woord.
De microprocessor haalt het 12 bits signaal binnen en slaat
het op in 2 geheugen locaties van elk 8 bit. (Wa~rbij het
microprocessor programma er voor zorgt dat de 4 most significant bits van de tweede byte gemaskeerd worden.)
Als aIle metingen gedaan z~n worden ze doorgezonden naar de
Induktieopnemers - theorie.
stuurt men een stroom door een, op een kern
aangebrachte, draadwikkeling dan zal deze stroom in de
spoel &en magnetisch veld veroorzaken. B~ verandering
van de stroom, verandert ook het magnetisch veld en wordt in de spoel een ze1finduktie geInduceerd.
De grote van de zelfinduktiviteit L hangt af van het
aantal windingen N, de permeabiliteit van het
kernrnateriaal,P-, en van de afmetingen (doorsnede A,
lengte 1) van wikkelingen en kern. (zie Fig.
5)
Fig. 5a (ideale) spoel
idealiserend (magnetische induktie) L
=
zelfinduktiviteitp
=
met de spoe1 gekoppelde magnetische flux (magnetische ve1dsterkte) di dt Ni 1ep
=
Li H = U=
L Fig. 5b 1 (.... GO) L ~r---~+
0
1{>~=
BA=
NPc:
..1=
2 L=
A.o..c.c.~N A i 1 .-M.="Mo,.(,.(. ..
A o = 41f.10-7.[Him]
(permeabiliteit:) (permeabiliteit van vacuum). ~~= relatieve permeabi1iteit Fig. 5c schematischr%~
Als de grootheden N,~ en A, I beinvloedt worden door mechanische grootheden, dan is de zelfinduktiviteit L
dus ook hiervan afhankel~k en spreekt men van
~nduktieopnemers. Afhankel~k van de manier waarop N,
~' A en I beinvloedt worden, is de werking en de
constructieve uitvoering van induktieopnemers verschillend.
AIle opnemers hebben echter enkele gemeenschappel~ke
kenmerken nl: ZB hebben een hulpspanningsbron nodig,
ze onttrekken het meetobject zeer weinig energie, en ze
z~n geschikt voor het meten van zowel statische als
dynamische meetgrootheden.
Een induktieopnemer bestaat nooit uit een zuivere induktiviteit, maar bevat ook ohmse en capacitieve delen.
Fig. 5c toont het electrische vervangingsschema van een spoel.
De totale impedantie wordt gegeven door:
z =
jCWL )2 + R 2vCn.1
w
=
frequentie van de voedingspanning [rad/s]L
=
zelfinductie(H]
R
v
=
ohmse weerstand van de spoel[..0..]
Het grote voordeel van induktieopnemers is de hoge
gevoeligheid. Daarnaast z~n ze erg betrouwbaar en
ongevoelig voor veranderingen in de meetkabel.
Een nadeel is de onverm~del~ke verliesweerstand Rv ' die
de werking onoverzichtel~kmaakt en tot meetfouten
leidt.
Induktieopnemers z~n onder te verdelen in drie
hoofdtypen. Czie Fig. 6)
Verandering van induktiviteit kan plaatsvinden d.m.v: A. een variabele luchtspleet
B. een bewegende kern
A B
c
Fig. 6 Drie hoofdtypen induktieopnemers
Het induktieve meetsysteem in de Taly-rond is van het type B. Hierbij heeft men twee opnemers samengesteld tot een verschilschakeling, die kan dienen als een
verplaatsingsopnemer. Fig. 7 geeft een schematisch beeld van de constructie met bijbehorende karakteristiek.
uitgangssignaal
u/uJ
·Uv=
voeding-spanninr
,
I I
41
1
L.-.t
441taster :;- line air
•
•
.41.-
maet:weg----...
Al.Fig. 7 Uitgangssignaal als funktie van cIe meErlweg
Op een metalen plaatje, dat evenredig met de taster beweegt, zijn twee kernen bevestigd, die door een stel
spoelen kunnen bewegen. Afhankelijk van de meetweg .41
zal de induktiviteit van de opnemers veranderen. Dit
leidt tot een verstelling van de meetbrug. Aan de uitgang van de brugschakeling ontstaat een met deze verstelling proportionele verschilspanning, welke een maat is voor de verplaatsing van de kern.
De gevoeligheid van het systeem wordt bepaald door de gebruikte tasterlengte en de ingestelde electronische
versterking. De grootste gevoeligheid wordt bereikt bij een
tasterlengte van 62 mm en een versterkingsfaktor M
=
6.Hiermee word teen verhouding 40.Rr/ A Rt = 10.000 bereikt,
met ARr
=
verplaatsing van de recorderpen enARt
=
verplaatsing van de taster. ( zie voor de overigeinstellingen Fig. 8)
Metric Graph Paper
Magnification Switch Position
( M)
1 2 3 4 5 6
6,2 em. ARM .• 200 400 1000 2000 4000 10000
1DIY.
·
.
lOfLID 5fLID 2fLID IfLID 0,5fLID 0,2fLm12,5 eID. ARM 100 200 500 1000 2000 5000
1 DIY.
·.
20fLID 10fLm 4fLm 2fLID IfLID 0,4fLID25 em. ARM
·.
50 100 250 500 1000 25001 DIV.
·.
40fLID 20fLID 8(.LID 4fLID 2(.LID 0,8fLIDIfLID (IDicron) =0,001 IDID.
Fig. 8 Gevoeligheid als funktie van tasterlengte
en versterkingsfaktor
Uit de karakteristiek (Fig.
7)
blijkt dat hetuitgangssignaal in deze vorm niet geschikt is om te digitaliseren:
- Door hysteresisfouten is de karakteristiek in de buurt van deoorsprong niet-lineair.
- Het signaal is niet een-eenduidig.
Een even grote maar tegengesteld gerichte verplaatsing van de kernen geeft hetzelfde uitgangssignaal. (Omdat bij tekenwisseling van de verplaatsing Al de fase van het
uitgangssignaal telkens 1800 verandert, is dit probleem
te verhelpen met behulp van een fase gevoelige ; gelijkrichter.)
Om een geschikt uitgangssignaal te verkr~gen, is gebruik gemaakt van induktieopnemers van het type A,
fabrikaat Hottingell", type Tr 8, in combinatie met een
Hottinger meetversterker, type
KWS/3S-5.
Het voordeel van induktieopnemers met vari~rende
luchtspleet ten opzichte van opnemers met bewegende kern is de grotere gevoeligheid.
Het nadeel van het eerste type is dat ze slechts
geschikt z~n voor zeer kleine meetwegen. Omdat b~ de
Taly-rond juist zeer kleine verplaatsingen optreden, vervalt dit bezwaar voor onze toepassing.
Bij dit type induktieopnemers wordt de zelfinduktiviteit L gegeven door: A ( 1 ) [k) spoel 1 ---. & . _ -k.ern waarin:
:J,Fe
=
lengte van de magnetische veldlijnen in kern en ankerlL
=
lengte van de magnetische veldl~nen in de luchtA Fe
=
relatieve permeabiliteit van £ern-en ankermateriaalA L
=
relatieve permeabiliteit van lucht.Voor ~
=
0, dus als het anker aanligt tegen de kern,wordt L maximaal. Uit vergelijkingen bepalen: ( 2 ) A-Fe en 2 is de gevoeligheidscurve te
L
=
1 + 1 ( zie Fig.9 )
-0.1 mm - weichmagnetischer Stahl - Enbauanordnung 1 Fig.9
Gevoeligheidscurve Tr 8 opnemersKurve 2 unci 3 - Einbauanordnung 2 MeBweg MeBobjekt Kurve 1 o 0.5 1.0 1.5 2.0 25 10 AnfangsloJltspaltLA lmml-1 6 , 2 \
i\
Tr8 4 3\\\
.\\
2 \~,,
\
""
,,:~, .~~~ ... -":.::.-:-~~ 0j
Kenmerkend is de hyperbolische samenhang tussen induktie en verplaatsing van het anker.
Induktieopnemers met varierende luchtspleet hebben slechts voor kleine ankerverplaatsingen een bij benadering
constante gevoeligheid.
Om ook voor iets grotere ankerverplaatsingen een constante
gevoeligheid te verkrijgen, gebruikt men vaak een schakeling met twee induktieopnemers.
Bij de Taly-rond is dit gedaan in de vorm van een verschilschakeling. ( zie Fig. 10 )
Om dit constructief te verwezenlijken werd aan de onderzijde van het bestaande meetsysteem een plaatje Alnico gelijmd.
Met behulp van aluminium houd~rs kunnen twe~ Tr 8 opnemers
op instelbare afstand van dit plaatje bevestigd worden. De afmetingen van de houders zijn bepaald met de Carl Zeiss meetmicroscoop.
=
groen=
wit=
bruin'"---IU
1A2' 1A1: beginluchtsp1eten
voor 10
=
0 ge1dt lA2=
1A1=
lAFig. 10 Twee induktieopnemers in
verschilschakeling
Voor de aansluitkabe1 naar de meetversterker geldt:
5
=
aarde2
1
3
Fig. 11 toont schematisch het principe van de gekozen op1ossing.
Deze constructie heeft het grote voordeel dat het
kantelmechanisme van het bestaande meetsysteem gebruikt kan worden, evena1s de nulpuntsinste1ling.
,
WeI dient men er re~ening mee te houden dat de instelling
voor uitwendige en inwendige rondheidsmetingen nu juist
omkeert~
25,5
2 75Tr 8
Fig. 11 P1aatsing van de Tr 8
opnemers
Om de verhouding tussen de verplaatsingen van taster
en kantelblokje gel~k te houden aan die van het
oorspronkel~ke systeem, werd de hartafstand van beide
Tr 8 opnemers gel~k gehouden aan die van de originele
opnemers.
Dit heeft tot gevolg dat de taster uitsluitend in
loodrechte stand gebruikt kan worden. (B~ een definitieve
montage van het systeem verdient het aanbeveling de
bewegingsvr~heidvan de taster te vergroten. Bv. door het
aanbrengen van slobgaatjes in een van de aluminium plaatjes
waarin de opnemers gemonteerd z~n. De oorspronkel~ke
hartafstand zal hierdoor ook enigszins veranderent)
B~lage
4
geeft de afmetingen van de vervaardigdeonderdeeltjes. weinig versteld. lFe met K
=
1 + 1«
Bij een verplaatsing van het Alnico plaatje wordt de ene induktiviteit groter, de andere kleiner.
De beide induktiviteiten z~n met de weerstanden
R
v en decondensator
°
zodanig in een hrug van Wheatstonegeschakeld, dat bij een verschuiving van het anker beide induktiviteiten het brugevenwicht op dezelfde manier
beinvloeden. De weerstanden
R,R
v en de condensatnr0,
dienodig is voor de fase b~stelling,bevindenzich in de
meetversterker. U is de voedingspanning van de brug.
v .
Met behulp van de meetversterker kan men bij een
beginverplaatsing 1 0 van het anker het evenwicht van de brug
instellen, ofweI de diagonaalspanning U nul maken.
Onder de voorwaarden:
1-;. De weerstand in de diagonaal van de brug is veel groter
dan alle andere weerstanden,
2.
De bijstelcomponentenR
v en°
zijn1
o
3.
L A
+
( 3 )
ftFe .M.L
Voor k1eine ankerverp1aatsingenA1, en k1eine
beginverp1aatsingen 10 ge1dt:
u
U '"
-
-
v 2K( 4 )
Onder deze veronderste11ingen is het systeem dus 1ineair. De gevoe1igheid hangt echter nog van de hoekfrequentie van de voedingspanning af.
Voor zeer k1eine ver1iezen van de induktiviteiten ge1dt
R 2
( )
«
1 • Dus ge1dt in het ideale geva1:w lA U ~1 1 A1 U
-
-
- .
v-
=
u
. -
I
u
(Lu ) 2K ."AI v~e~Fe
2 + • lAi
A U G.~ of=
waarin G=
gevoe1igheid. U ~ vFig. 12 toont voor verschi11ende beginluchtsp1eten de
gevoe1igheidscurven voor de Tr 8 opnemers.
> ~ 321---+--+--+--f-++-+---+~4---v---j g .5l'
....
g' 241---+-.0. §-"..
~ m ~ ~ ~ ~ m ~ ~ Me!lwegI1Ll\lml-Fig. 12; Gevoe1igheidscurven afhanke1ijk van de begin1uchtspleetFig. 13 toont voor de opnemers in verschilschakeling het lineaire gebied van het uitgangssignaal.
->.! .. T 100% ~ AusgangsluftspaltLA' g Ii'
j
~----_..JKurve b 100%i
I
~t
100% KurveQ ' - - - _ - - - . ; . . . L - -sKurve c Fig. 13 Lineari~eitskarakteristievan twee induktieopnemers in verschilschakeling
Curven a en b stellen de uitgangssignalen van de beide afzonderlijke spoelen voor. Kurve c is de som van deze signalen. Dit uitgangssignaal wijkt maximaal 1% af van
een rechte door de oorsprong, als de meetweg4l ~ 20%
van de beginluchtspleet is.
De maximaal te registreren huidige tasterverplaatsing van
de Taly-rond bedraagt ongeveer 140~ (
=
14 x 1 Div.( ziepolair diagram) bij een 62 mm taster en versterkingsfaktor
M
=
1, dus bij laagste gevoeligheid).Dit komt overeen met een verplaatsing van het kantelblokje ter plaatse van de opnemers van
12,75/62 x 140"MJIl = 29Am ( zie Fig.11 ).
(NB. berekeningen met een andere tasterlengte geven uiteraard hetzelfde resultaat.)
Om bij meting een lineari tei tsafwijking ~ 1% it.e garanderen
moet de beginluchtspleet lA minimaal gelijk zijn aan 5 maal
de meetweg, dus minimaal 5 x 29~m = 145~m
=
0,145 mm.Om een indruk te kr~gen van het oplossend vermogen, is met de meetmicroscoop een beginluchtspleet van 0,2 mm
ingesteld en het mee~systeem aangesloten op de
meetversterker.
In de gevoeligste stand van de versterker
( versterkingsfaktor 4000 ) kwam een verplaatsing van de
taster van ~0,02 mm overeen met een volle schaaluitslag.
Het uitgangssignaal van de versterker bedraagt
±
4 Volt,ofweI een totaal spanningsverschil van 8 Volt.
De ADC kan een ingangsspanning van
±
5 Volt verdelen in212
=
4096 stapjes.Het oplossend vermogen bedraagt dus:
0,02
x
10/8x
4096=
0,000006 mm=
0,006)4m=
6 nm.Het huidige oplossend vermogen van de Taly-rond ~ou men
door interpolatie in het polair diagram kunnen stellen op
1/4 Div
=
1/4 x O,2~m=
O,05~m. ( M=
6 en tasterlengteHet computersysteem.
De toegepaste computer is het SBC 80/20 systeem van Intel,
uitgebreidt met het SBC 108 expansion board.
De SEC 80/20 kan verdeeld worden in 8 functionele blokken:
1. De central processing unit (CPU), die het hart vormt
van het 80/20 systeem.
De CPU bestaat uit een clock generator, een system
controller en 8080 A microprocessor.
2. De bus interface waardoor de 80/20 gebruik kan maken van
systemen met bijvoorbeeld andere CPU's.
3. De random acces memory (RAM). Er is op de print 2048 x 8
bits (= 2 kilobyte) RAM beschikbaar.
4. De read only memory (ROM/EPROM). Er is de mogelijkheid om maximaal 8 kilobyte ROM te installeren.
Door eombinatie van meerdere RAM en (P)ROM kaarten wordt een totaal geheugen gemaakt van 64 kilobyte.
5. De serial I/O interface in de vorm van een Intel 8251
USART voor serie data transport via een RS 232 data
kanaal.
6. De parallel I/O interface. Voor het parallelle data
transport worden 2 8255 PPI's gebruikt.
7. De ~nterval timer. Een Intel 8253 programmeerbare
timer/counter verzorgt de verschillende "timing" funkties.
8. De 8259 interrupt controller, die geprogrammeerd kan
worden om maximaal 8 verschillende interrupt Divo's te onderscheiden.
De SBC 108 is verdeeld in 7 blokken:
1. Bus interface.
2., Random access memory: 8 kilobyte RAM.
3.
Read only memory: 4 kilobyte ROM/PROM.4. Parallel I/O interface: 2 x 8255 PPI.·
5. Serial I/O interface: Intel 8251 USART via RS 232.
6. Interrupt status/mask section: Een Intel 8212.8 bit
input/output poort met randelectronica wordt gebruikt voor het toekennen van een van de 8 interrupt nivo's aan
detwee mogel~ke externe interrupts op de connectors
7. Memory enhancements: voorzieningen ter vergroting van de geheugencapaciteit.
Naast een baaiskennis van de funktionele opbouw van een
microprocessor, de bijbehorende instructieset en terminologie~
is het voor het schrijven van de besturingsprogramma's noodzakelijk een goed begrip te hebben van de volgende blokken:
1).. De serial I/O interface.
Om vanuit de centrale processor van de microcomputer
data naar terminal of Prime te transporteren, of vice versa, wordt gebruik gemaakt van een USART (universal synchronous and asynchronous receiver and transmitter). De data communicatie gebeurt bit-serial, dat wil zeggen dat een character, dat door de computer wordt gezonden, bit voar bit wordt aangeboden. Data, afkomstig van een
randapparaa~komtook bit voor bit naar binnen.
Elk bit duurt hierbij een vaste tijd en het begin en einde van een character wordt aangegeven met start-en stopbits.
Een USART verzorgt de parallel naar serie omzetting van
de data die wordt verzonden en de serie naar parallel
omzetting van de data die de computer binnen komt.
In de USART (Intel 8251) bevinden zich zowel een zender als ontvanger, die serie-manipulaties van de bits
verzorgen. Ze werken geheel onafhankelijk van elkaar., De serie comaunicatie heeft een aantal specifieke
definities zoals de bittijd, de woordlengte, het aantal stopbits, de pariteit e.d. Deze verschillen vaak van systeem tot systeem. Om in diverse systemen met de USART te kunnen omgaan is de manier van werken met behulp van besturingscodes in te stellen.
Om er zeker van te zijn dat een character pas wordt verzonden of binnengehaald nadat het vorige character
volle dig is verwerkt, wordt er gebruik gemaa~t van
handshaking.
co:
character out CI: character in.Blj CO wordt een code, die in register C staat, door de computer naar de USART overgebracht. Daarna wordt de verdere transmissie automatisch verzorgd.
De routine CI haalt een character vanuit de USART naar binnen in de accumulator. Het character kan dan verder in programma's worden gebruikt.
Van de complexe serie-communicatie merkt de programmeur in zijn programma's echter niets. (afgezien van de
initialisatie van de USART) 2). De parallel I/O interface.
Deze wordt zowel in de SBC 80/20 als in de SBC 104 verzorgd door twee Intel 8255 PPI IC's.
Deze programmable peripheral interface chip's worden in de microcomputer gebruikt als een interface tussen de microcomputer data bus en externe input/output apparaten. Dit geldt eveneens voor de USART serie I/O interface
(de 8251 programmable communications interface) met dit verschil dat de PPI ontworpen is voor parallelle data overdracht, tarwijl de USART serieeel data transport verzorgt.
Elke PPI is aan de microprocessor verbonden via de data bus en verbindt de microprocessor met de
buitenwereld via 24 I/O lijnen, verdeeld over
3,
8 bits ,poorten A,B,C.
Fig. 14 toont schematisch de twee 8255 PPI's van de SBC 80/20.
De PPI heeft twee belangrijke voordelen:
- Het concentreren van parallelle input/output relaties (mits niet meer dan 24 I/O lijnen vereist) in een IC. - De configuratie van de PPI is te veranderen middels het
zenden van "control words" naar het "prograplIIlable control register".
De configuratie van de 24 I/O l~nen voor input/output
of bidirectionele I/O wordt software bepaald~
~....T ----Ti+t+i+++++---·l!.j,·...
..
n..URo!-oa:a§.:
--_---_---'-"i:';
~
_
~I-!:'--~---li,~~~:
k:!
:~ ~:
_
.:0.... _ _
~- ~..." ,.
--_---.-14++.;----l1~", .4" _ "'...
---r+++t++----I.II~rl\. .I.Iil_L-~_---+-...I.-'-1"l az I~ / . :
---,-14-14+++--...11I .• t') ; ..,. - I f en. .,
'J:Z5ll"a' ---ri+i+i+++---&j.. Ato '$V~. k -~ .a. : :
~...---,+i+i+++++--~.. aua ...#'<' ~ ~ • •
.l"'oA~._-oE'-;-"._-,~""",( ...L~.l./'~I-"l.---{§m·l
tlA'- - ..,..:.I<>"" ---;;~~,~... fl r = " ' O ~
I~••L..,,...o<'-;_- ~ ---.a.:Qj-~:. 1"1. .'---I=:m:I •
...
~J:. -
.~..: ~ l. : ...:' "OIr'r ...I'Z»IO.y'---;M-l'+i'+i'+i-H+--~.~... :fJ'''L..--,.;_--,,<>+:<>""...--LI<ll
_ • I . . "
A'
1ilELI
w.
7 - " . ... ,,, ~::" 1-'1. L - .~'Ih ....'/---++++-I-HH-i-++++-••-,,--JJ,--..·
:r
1')1;'~ '~~~~~~:'~~I~L::=~===~~~~I~)
~
"" _T ..
,.
;:== .
w ::. _ .••.
~ •• : 0 ' . ..<1 ~
..~_- ,·Pi "" ... m
~
===~,~I~_=::======~'~"lSc::.~T
... ~.
~
J.t• ",u. . . . :l~_
If-l-I.----.ooE_ _
--Jl.!.!l'.j.
11""~.1 'i:W I ,-L.-_ _&:l'Ial"~" • L _ •.;!. . , ,,__ .'~ ~__c - ..."'i-!l I- ,... J au. -"\IV'lr .. J
'---'''""'1
=:
PA ~ ~~.,. : :'-- ..H.j:: ' : ' : ' : • : . . ~
'-=-
~ ~~._,'.ow ~ ..'---....LIl::.::
f,~
:f.I-L..-
- - - l - - '..l.!.·~1
A5j:,:=i~
_
E:
., ., - • • 12," n ~~ ')II I3iJ 7 ~"'.".l". ~.~ ~ , I ...~!!. -~ -~ ~<.. I • ' - - - ' ' ' ' 1 .~_ ..r!1<>'i"'- ~ L..:....-- I I ~:• • - . . . ... I ~.~ ~ ...n
~.,
0'~~;£ I~
;l
&ttl
*. .
.~..
:
..
2==1.
r : .:: ..-_...
' - - - " " !.D'" I' .. -
I - .rIII
;:;:;:;,
.... '" II _ .. '" ""~~ ;;;::;, ""'. ., ... . . . , , ~.,I-I"L----_---t=:iiJ ... 0 - .../1 L - I, I Qa " - . I - - - ' ' i < . ··--''.I"i12! o ._~_ _..-~_:.---~~ I • . - J I~
~
- ) :(~ ~
= .:.~~ II.:.:~---_.~.:
_.', _... ':' , . , : : : . . • ~ I _ •• • .. . . foI---i=::D : .. --'.-~ ul,,'---l;::::n , •• ~1-'r.;'---t=[DTHIS DOCUMENT IS COPYRIGHTED BY INTEL AND ITS USE FOR FABRICATION AND PRODUCTION BY ANY SOURCE IS EXPRESSLY PROHIBITED.
c
c
fJ
~ 1-" ~ • ... +:>-I\) CO (J) I\) IJ1 IJ1 I-d#2
I-dH 00 .De nadelen zijn:
- De PPI voegt gemiddeld 1'0 byte toe aan de lengte van een programma.
- Soms kunnen standaard I/O poorten goedkoper zijn. Soms is het concentreren van aIle I/O lijnen in een gebied niet gewenst.
Het parallelle data transport kan op twee manieren plaatsvinden:
- Als data bytes getransporteerd worden van en naar de accumulator spreken we van accumulator I/O.
De~e manier van I/O is zeer simpel en direkt. Er z~n
slechts twee instructies voor nodig.
Een bezwaar is dat aIle data bytes via de accumulator gaan. Meestal is de oorsprong van output data of de bestemming van input data read/write geheugen, zodat er extra instructies nodig zijn voor de transfer van data van accumulator naar geheugen en omgekeerd. Er zijn slechts 28 codes beschikbaar voor de I/O
apparaten. Voor de meeste microprocessor toepassingen is dit echter ruim voldoende.
Als de data byte overdracht direct plaatsvindt tussen een extern I/O apparaat en een van de general purpose registers (B,C,D,E,H,L), dan spreken we over
memory-mapped I/O. •
De techniek die hiervoor gebruikt wordt, is de CPU te doen "denken" dat het I/O apparaat een deel van het geheugen is.
Aldus komen er 64 K codes beschikbaar voor I/O
apparaten. In de praktijk echter zullen bv. 32 K
adressen gereserveerd worden voor geheugen, terwijl de tweede helft van het geheugen gebruikt wordt voor I/O.
Memory-mapped I/O en accumulator I/O worden geillustreerd in Fig.15.
Fig. 15 r---~----l . (A) Accumulator1/0. (8)Memory-mapped1/0.
'C::~'
° r l
256~
L- ... i---~ I I I I 'I I I I I I I L ~Voordelen van memory-mapped I/O:
- Er z~n logische operaties mogelijk tussen de inhoud
van de accumulator en de inhoud van een input poort. - Hierdoor kan het systeem in sommige gevallen sneller
werken. Nadelen z:ijn:
- Er z:ijn extra geheugen data transfer instxucties nodig. - Memory-mapped I/O legt beslag op register paar HL
voor adressering plus een ander register voor data, en is daarom minder efficient dan accumulator I/O. In de meeste gevallen, zoals bij de Taly-rond, zal accumulator I/O toegepast worden, behalve voor zeer
t~d kritische input/output en grote hoeveelheden
data.
Ret programmeren van de 8255 I/O l~hen kan op 3
verschillende manieren gebeuren:
A. Basic input and basic output (Mode 0): de ~4 I/O l~nen
z~n verdeeld in 2 groepen van ieder 8 l~nen, poort
A en B, en twee groepen van 4 l~nen, samRn poort C
genoemd. Van en naar een willekeurige poort kan dat~
B. strobed input en s~robed output (Mode 1): in deze mode gebruikt de PPI de twee 8 bit poorten A en B als
unidirectionele input of output poort. Data overdracht gaat gepaard met een "strobe" of
"handshaking" signaal. Poort A en B gebruiken de 8 bits van poort C om deze signalen te genereren of accepteren.
C. Strobed bidirectional I/O (Mode 2): een enkele
bidirectionele I/O poort (poort A) is nu beschikbaar. Handshaking wordt gebruikt om data op een ordelijke manier van en naar de CPU te transporteren.
Hiervoor worden
5
bits van poort C gebruikt.De mode van een 8255 wordt gedefinieerd door een 8 bits
mode control word. (zie hiervoor hfd. 3.8.1, lit.
9)
Bovendien kan ieder bit van poort C individueel geset
of gereset worden d.m.v. een bi~ set/reset control word •.
Bij de digitalisatie van de Taly-rond wordt gebruik gemaakt van mode 0, waarbij de data transfer compleet ander controle van het microprocessor programma is.
3).
De interrupt controller.De Intel 8259 programmeerbare interrupt controller is afgemeeld op Fig. 16.
Dit 16 verzorgt de interrupt afhandelingsroutine. Het kan tot 8 nivo's van interrupt herkennen, prioriteiten toekennen en hiermee de CPU sturen.
Met behulp van zgn. "wire wraps" kan de gebruiker een
interrup~aanvraag verbinden met de gewenste interrupt
nivo input~ (zie Fig. 16)
Om een I/O interrupt correct te verwerken wordt in de microprocessor de volgende reeks handelingen uitgevoerd: - herkennen van de interrupt request door de CPU
- de machine status redden in het geheugen
- de 8259 zet het voorgeprogrammeerde interrupt subroutine adres op de data bus
f(51
1Jl~ \.0 0 1-" I ~ c+ CD~
Id c+ o o ~ c+ Ii o I-' I-' CD Ii ~1-.21(""-1$
f"SO-Z?--3s- -
28
THIS DOCUMENT IS COPYRIGHTED BY INTEL AND ITS USE FOR FABRICATION AND PRODUCTIO BY ANY SOURCE IS EXPRESSLY PROHIBITED •
• <.10 •• ••v
.
~ ibI.1.
- J ~II
TI •..
uo"'i.-l.!..
!-!-i
~., _ A-
•• '" .- A.~ ft./-...
ft. l,~..
" ""'T. 011, , • Ill)...
I,. .~ ~~~. '/-
'...
..
La>[It..
-...
,..
La bo ~... -" ,·
-
.
L,.-
:- ...-.
IO• •-
·
-
...
I-n- ...-to'r.. ..r.
r,r~n ~ » ·...
T_ Oo AI~..
·
...
."~ ....... ..
., D • ...~ TA/..
c.1a. ...,~---
"Ia- r - .w r.le. ~~
· l-f~..,.~-
!.. -t" r - --
1.1e: /c~. .. vlIS ~...- A17 ... Ol ~.. ~.a=.. [j,' :''::.'=5
I ~, -4- ...1..
MS• ,A. •~T! ~v_
/ ~H=b"-t-+----r-,r-.,....---,.
.... IN!> IS oW!:!:Ii!f"-++--+-+-+---,..-r---=-l-
·w @m----t-t--t-f-t--++--,-r---J- .-:::rP,rnq----t-jr---+-+-+-+-+--~-I_--...
-.L- ••v..,.. --.....
..,,'v ...,v...
/ '''''fI/...
/~[.
l
-
o.oN . 1llU"ih ::.D.
0_
-1'llIa ... .:> - ,'i'lM. a T 1 .- i'ZIl on - - / 'I1!a "04 ~ ..'vp::l:IJl-r-y---.'1."uitvoeren van de service routine - herstellen van de machinestatus - terugkeren naar het hoofdprogramma.
Het initialiseren en programmeren van de interrupt controller gebeurt op identieke wijze als bij de parallel I/O interface middels initialization-en
operation command words. (zie hfd. 3.10.2, lit.
9)
4).
De interrupt status mask section.Fig. f7 toont schematisch het 8212 mask register. Het Ie bevindt zich op het SBC 108 expansion board. De werking is als voIgt: Een interrupt mask word wordt via de data bus in de 8212 geschreven en via de output bits naar de interrupt mask poorten (A44 en A45) gestuurd. Bij deze poorten worden de outputs van het mask register geNAND met 8 interrupt lijnen.
(NAND-funkt1e: y =
Xc
+X;
:~
=t)-
y)Slechts voor die bits die geset (=1) zijn, wordt de corresponderende interrupt lijn mogelijk gemaakt. Door middel van "wire wraps" kan de gebruiker deze interrupt lijn verbinden met de gewenste interrupt nivo input van de interrupt controller.
Zes interrupt lijnen zijn afkomstig van de parallel-en
serie interface, terwijl twee interrupts opgedrongen kunnen worden door externe bronnen. In het programma
(zie Fig. 17) wordt gebruik gemaakt van beide externe interrupts.
Voor e~n gedetailleerde beschrijving van de overige blokken
i25.l---!A~.-,,·hE!S.1T'LI ---,.C;.l'.'''-
....
...1. o.s" r I I ~--J.tlJ'·'lfa.u:..~L---'..~~ ..." ~INT.a' .... ,"'! :. "....,.. r I ~ \ ' ,~"" -- I ()l!''' ~,NT:>'-·Q.S (,\~A.f .... ")q(Jl I Beao
I-"
T~=
A!l 1~.---+----<l~---<,I {>-L----,~ . . 12. ".~ ··~·!!::!!!..:....!~~!-_L.~_ Clb8 . ~"'- :>....__,!,!5!""'!!..'..:....oe=,'-_~ Ol!"lDe Fybsys Monitor en Microsim.
Voor het ontwikkelen en testen van programma's kan men handig gebruik maken van het Extended Fybsys Monitor programma en het Microsim (-ulation) program development system.
-Microsim simuleert de acties van de 8080 microprocessor
exact, maar ~u een uitgebreidere computer.
Een conventionele microprocessor geeft weinig of geen diagnostische informatie als er iets verkeerd gaat. In Microsim kan men regel na regel standaard assembly
language intikken en deze onmiddelijk testen zonder dat een assembleer-of laadprocedure noodzakelijk is. Na iedere
verandering in de programmatekst kan men binnen enkele seconden het programma opnieuw testen. Dit levert een aanz2enlijke tijdwinst op.
Gewoonlijk moet het sourceprogramma in mnemonics eerst via assembler omgezet worden in binaire machinetaal en daarna bijvoorbeeld via een pnnsband geladen worden in de
microprocessor.
Bovendien controleert Microsim iedere ingetikte lijn en wordt er bij ongeldige zinnen een boodschap uitgeprint. Om het geteste programma over te brengen naar de
microcomputer heeft Microsim de mogelijkheid een absolute binaire versie te maken van het programma in standaard Intel "loader format".
Hierdoor kan het programma in een minimum van tijd van de ene omgeving naar de andere gebracht worden zonder dat het nodig is het programma te re-assembleren binnen de
microprocessor.
-Het Fybsys Monitor programma maakt het de gebruikermogelijk om programma's te laden, te wijzigen, te "runnen" en te
"single steppen". De !4onitor is modulair opgebouwd, hetgeen wil zeggen dat de programmastruktuur uitgebreid gebruik
maakt van subroutines of procedures. ,
Al deze subroutines (enkele ui tgezonderd) zijn ook door de gebruiker te gebruiken als onderdeel van eigen programma's. Dit kan in veel gevallen de ontwikkeling van eigen
programma's versnellen.
In het Laboratorium voor leng~emeting is een listing van
het monitor programma aanwezig, evenals een beknopt overzicht van de gebruikers routines.
NE. Het hierna te bespreken rondheidsprogramma kan niet getest worden in Microsim omdat het gebruik maakt van
routines van de Monitor, die niet in Microsim gedefinieerd zijn.
Het microcomputer programma.
Het programma is zodanig geschreven dat aIle communicatie met de microprocessor via de terminal verloopt.
Het aantal metingen en de afstand tussen de metingen wordt
met de terminal ingegeven. Bij het einde van het programma
zijn de metingen opgeslagen in het geheugen van de microproce?sor.
Op bIz.
35
en 36 staat het stroomdiagram.monitor equals adreslokaties interrupt equals port equals initialisatie van de
r/o
oort call print call getdec wacht op referentiepuls spring naar in • service routine REFPU wacht op 1e interrupt nivo spring naar int. service routineAFLA
call print
wacht op volgende int. nivo 1
spring naar AFL!
nee
verhoog reg. paar HL met 1
ve~laag het aantal
metingen met 1 haal teksts r~ng character uit geheugenplaats aangegeven door reg. paar HL vgl. dit met backslash character pop status call meet A nee Stroomdiagram.
laad accumulator met mask reg. voor
inte.rrupt nivo 1
-I
stuur dit naar
intp-1
,
stuur end of interrupt commando naar intp2"
return)(
AFLA•
push machine status op stack•
verlaag het aantali
pulsen op adres ADRA met 1
•
stuur end of interrupt naar intp2•
pop__ machine status t return")
nee nee nee push machine status lees EOC signaal maak "start conversie" hoog lees EOC conversie" laa laad eerste y e in geheugenplaats MSTOA aangegeven door reg. paar HL laad 4 leastsignificant bits van tweede byte in geheugenplaats
IJISTOA + 1
pop mac ine status
Toelichting bij het programma.
Elk programma onderdeel en/of label zal op de nu volgende pagina's van commentaar voorzien worden. Hierbij
zal strikt de volgorde van programma (zie bijlage 5·) en
stroomdiagram gehandhaafd worden.
Het programma start op geheugenplaats 3000 hexadecimaal. - monitor equals:
- adres lokaties: De metingen worden opgesl~gen vanaf
geheugenplaats 4000 hexadecimaal.
- interrupt equals: Het interrupt mask register wordt geprogrammeerd met behulp van operation command word 1
(oaw
1). (zie bIz. 3.99, li~. 10)11 MAS respectievelijk 13MAS laten interrupts door van
nivo 1 respectievelijk nivo 3.
Externe interrupts 1 en 2 zijn met behulp van wire wrapa (zie ook Fig. 1'6 en 17) verbonden met respectievelijk
in~errupt nivo 1 en interrupt nivo 3 van de interrupt
controller.
Het uitwendige mask register
(UMASK)
is zodaniggeprogrammeerd dat aIleen de 'be ide ext erne interrupts doorgelaten worden. (zie bIz. 3.62, lit. 10)
De adressen van de verschillende controlpo"orten zijn te
vinden op bIz. 3.32, lit. 9 en bIz. 3.62, lit. 10.
De waarde van de letter X in een adres wordt opnieuw
bepaald door wire wraps. Momenteel is een verbinding
gemaakt zodanig dat voor een X een
a
geschreven moetworden (zie bIz. 4.4, lit. 10)
- port equals: De configuratie van de mode control words
voor de 8255's staan op bIz. '.55, lit. 9 en bIz. 4.4,
lit. 10.
- initialisatie van de I/O poorten:
- init: Een disable interrupt instructie zorgt ~rvoor dat
eventuele interrupts niet naar de processor doorgelaten
worden. Hierna worden 8255 # 1 en 8255 # 3
Let op dat poort A en C van 8255 # 3 inverterend zijn,
omdat inverterende drivers gebruikt zijn. Nl. bij poortA
de inverterende 8226 bus driver (zie bIz. 3.41, lit. 10) en bij poort C de inverterende TTL 7400 line driver
(zie mlz. 5.3, lit. 10).
De beide interrupt service routine (ISR) adressen worden geprogrammeerd in de interrupt jump lokaties, die zich
in de stack bevinden. Het interrupt service routine ~
(=AFLA) adres (interrupt nivo 1) wordt gezet in de
geheugenruimte van het interrupt 11 jump adres in $~~W\e.""t
stack. (~~(. 001.< ~lQ.~t.
')
Het interrupt service routine 2 (=REFPU) adres (interrupt nivo ,) wordt geplaatst in het interrupt 3 jump adres. Ieder van de 8 interrupt jump adressen neemt 4 byte stackruimte in be slag •
l
~~c..o.d__
c.C;'i~"'\.;'st Se.~"",~",t ~,"~k.)Een interrupt service routine adres wordt geprogrammeerd in het 2e en 3e byte.
Na het versturen van het uitwendig mask register (UMASK)
stuurt de microprocessor nu het prompt karakter
("*")
naar de terminal en een stuk tekst waarin de gebruiker
gevraagd word~ de afstand tussen twee metingen (uitgedrukt
in interrupt pulsen van de rotatieopnemer) in te tikken. Met behulp van Monitor subroutine "GETDEC" wordt dit getal
in de microprocessor gehaald en opgeslagen in adres
ADRC en ADRA. Op identieke wijze wordt het aantal metingen opgeslagen in adres ADRN. Het startadres van de data
opslag (=4000 H) wordt geladen in adres MSTOA, terwijl register paar BC gevuld wordt met het aantal metingen. Het interrupt mask register van de interrupt controller wordt nu met behulp van 13MAS zodanig geset dat aIleen externe interrupt 2 (interrupt nivo 31) doorgelaten wordt. Deze interrupt 2 of referentiepuls wordt gebruikt om de rondheidsmeting altijd bij eenzelfde
ori~ntatie van het meetobject te starten.
Bij de proefopstelling was de referentiepuls afkomstig van een Tektronix type 114 pulse generator •.
Het referentie signaal dient aangesloten te worden
op connector J2: pin 50 = signaal, pin 49 = aarde, VQ.~ <i\\c \o9~
(1m.
b~ de proefopstelling werd gebruik gemaakt vaneen connector, waarb~ deze aansluitingen juist
omgekeerd waren~)
Een enable interrupt instructie zorgt ervoor dat interrupts doorgelaten worden.
Na het herkennen van de referentiepuls springt het
programma naar de interrupt nivo 3 service routine
REFPU. Deze stuurt het I1MAS operation command word naar de interrupt controller zodat vanaf dit.moment
alleen nog externe interrupts 1 (interrupt nivo
r)
afkomstig van de rotatieopnemer doorgelaten worden. ( Externe interrupt 1 wordt aangesloten op pin 50
van connector J1 \(o.~ S'C 108)
Na de eerste interrupt stuurt de microprocessor bericht naar de terminal dat de metingen gestart zijn en springt het programma naar de interrupt nivo 1 service routine AFLA. Deze vermindert de inhoud van adres ADRA met 1. In ADRA staat de teller van het aantal pulsen van de
r~tatieopnemerper meting.
- loop: In het hoofdprogramma wordt in een programmalus na iedere interrupt puls gecontroleerd of de inhoud van ADRA nul is. Als dit niet het geval is, dan wordt
b~ de volgende interrupt opnieuw naar AFLA gesprongen
enz. Zodra ADRA gelijk aan nul wordt, is het gewenste
aantal pulsen voorb~ en heeft de taster een bepaalde
afstand afgelegd langs de omtrek van het meetobject. De conversie van het analoge signaal van de induktie-opnemer kan nu plaatsvinden. Hiervoor wordt in het programma de subroutine "meet" aangeroepen.
De routine onder~oekt eerst het inverse "end of conversion"
signaal ("end of conversion notUof EGC ) op bit; 4 van
8255 #
3.
(lit.17)
Dit signaal dient als strobesignaal voor de AD conversie. Fig. 18 toont het
se
one shot 1 S&H control EOC one shot 2 I II
II
I I IL I I I II
I 0 I I I II
i holdI
samll'le ('\ I I I la
busyI
I I I n II
,
Fig. 18 ADC en S
&
H sturingAls het-EOC signaal hoog is, is de ADC not busy, en kan de microprocessor een start conversie (SC) signaal
geven~ Bit 7 van 8255 # 3 wordt hiertoe 1 gemaakt.
Na de start conversie puls van de microprocessor geeft een SN 74 LS121 "one shot" IC op de positieve flank
een puls van 1~s. In die tijd heeft de S
&
H gelegenheidom van sample naar hold over te schakelen en zodoende de ADC een constante ingangsspanning aan te bieden. Na de one shot puls start de ADC de conversie op de negatieve flank. Als EOC laag wordt kan de start puls van de microprocessor (SC signaal) weggenomen worden. In het programma wordt hiertoe in een Ius gewacht tot
bit 4 van 8255 # 3 nul wordt. Daarna wordt het
SC signaal op bit 7 van 8255 # 3 laag gemaakt.
Als de conversie voltooid is, wordt EOC laag en dus EOC hoogt Op de positieve flank van EOC geeft een
SN 74 LS 00 "one shcr,t" IC een negatieve puls. Hierdoor
wordt de reset set flip flop die de S
&
H controlstuurt, gereset en komt de S
&
H weer op sample te staan.-Nadat in het programma gecontroleerd is dat EqC opnieuw
hoog is, en de ADC dus niet meer busy is, kan de eerste byte van de 12 bits meetwaarde uit de ADC naar binnen gehaald worden en opgeslagen in het geheugen in adres MSTOA.
Di~ data transport gaat via poort A (inverterend~)
van 8255 #
3.
De 4 resterende bits komen binnen via8 bits poort B van 8255
#
3,
waarvan de 4 mostsignificant bits gemaskeerd worden, en worden daarna opgeslagen in de volgende geheugen lokatie.
Hierna wordt teruggekeerd naar het hoofdprogramma,
waar ADRA weer geladen wordt met het benodigde aantal
interrupt pulsen per meting en tevens het aantal metingen in registerpaar BC met 1 verminderd wordt. De hele cyclus vanaf label "loop" wordt nu opnieuw doorlopen, totdat de inhoud van registerpaar BC gelijk wordt aan nul en dus het gewenste aantal metingen verricht is en opgeslagen in het geheugen vanaf adres 4000 H.
Een disable interrupt instructie zorgt er voor dat
verdere interrupts geen effec~, meer hebben.
Bovendien wordt de gebruiker via de terminal meegedeeld dat de metingen klaar zijn en het einde van het
programma hereikt is.
In een later stadium kan het programma gewijzigd worden in een zodanige vorm dat de Prime de microprocessor
commandeert. De metingen kunnen doorgezonden worden naar de Prime en op disk opgeslagen voor latere verwerking. Deze verwerking zal bestaan uit: Fourieranalyse van de meetgegevens, berekening van de rondheidsparameters en bepaling van de best passende cirkel of ellips door de meetpunten.
Bovendien bestaat het idee om, afhankelijk van de beschikbare apparatuur, een grafische representatie van het rondheidsprofiel, samen met de relevante gegevens, op een terminal te laten verschijnen, zodat direkt na de meting informatie omtrent de rondheid van het meetobject beschikbaar is.
In bijlage 6 wordt, voor degene die we1n1g vertrouwd is met het werken met microcomputer en Prime, een korte uitleg gegeven van de Prime struktuur.
Daarna volgt een overzicht van de, met be trekking tot het ontwikkelen en runnen van de
rondheidsprogrammatuur, meest elementaire commando reeksen.
Zie voor uitgebreidere informatie en commando's "Concept inleiding gebruik Prime systemen" en
Prime "Primos Commands Revision 18~ die in het
NC
f)
Kondensorlinse Referenzmark'e (Referenzimpuls-Teilung) Abtastelemente (Silizium-Photoelementel Ausgangssignale'''~I··II
1.2 90° 7 8 9 4 5 6 1 2 3a
+/. ,---,-_ _1- ['-- _NC
f)
7 8 9 4 5 6 1 2 3a
+/.' - - - - )
['---Abtastgitter Mlnlatur- - - - - t ! lampe Teilschelbe mit DIADUR-Radlalgitterteilung Referenz-Impuls, , Merbsch~el 4f~Auswertung ---~._--~---l. ~_h_=_----'der Foigeelektronik
Bijlage 2.
,!.~..:1!:'l:i!!i'''"'""' .'~~j!1~~~'~."'. ,", ,'st-""'-O'''' -'...te=ei'lt¥..i>~_, ...~ i b i . ~ ~ ~ ~ : > ( J ~ : ' ! J r : . T1I.~IIIl.R!IM'litfl'l!"~~-'.•. ..
iStrichzahlen 50/60/100/120/125/128/150/180/200/250/2541256/360/400/4201500/512/6001
; 625/635/720/800/900/100011024/1080/1125/125011270/150011800/2000120481
•
, 20801250012540/3600/4096/5000(Sonder-Strichzahlen auf Anfrage)IMechanlsche Kennwerte
---~_._.--- -- ' ~
}4 0::.;<,''*'t',.-F4!<.•,,,",,'if i
:Hochste zulassige Drehzahl 12000 min-1
.:
.
Fragheitsmoment<:les Rotors 14,5 gcm2 ,',
!erforderliches Drehmoment bei 20°C ~1 Ncm
1 - - - - ----_.,-,.__.-' ..
-!Zulassige Beanspruchung der Welle axial: 10 N; radial (am Wellenende): 20 N ,
.iGewicht ca. 0,4 kg
I
1Staub- und Spritzwasserschutz IP 64 (DIN 40050)
,
l
Temperatur-Bereich Arbeitstemperatur-Bereich:O° ...7(rC;Lagertemperatur-Bereich: -30°... 80°C" .(erweiterter Temperatur-Bereich auf Anfragel i lVibration ~ 100m/s2(10 bis 2000 Hz) , lzulassige Beschleunigung i ~ 1000m/s2 !EiektriSChe Kennwerte -·---i
; Lichtquelle Miniaturlampe 5V/O,6W t
f
jSpannungsversorgung , Elektronik einschl. Lichtquelle: +5 V±5%/typ. 170 mA (max. 220 mAl i
,
~~- . _ .
-: Impulsformer-Elektronik im Geber eingebaut . i
iAuSgangSsignale
r. Inkremental~Signale 2 Rechteck-Signale Ual und Ua2 sowie die invertierten Signale Gal undGa2. ~ ,
Ua2 nacheilend zu Ua1 bei Rechtsdrehung (auf die Wene gesehen) I
l I, "
:~
Phasenwinkel Tastvethaltnis I i!
, (90° +<P) High/Low =(1800 + x)/(laOO - x) I t bis 20 kHz: 1<Jll~100 Ixl~100i
1~ bis 100 kHz: I<PI~30° Ixl~300
i
~ I. . .
1
1 Rechteck-lmpuls Uae pro Umdrehung und dessen invertierter ImpulsGae,
I
~ Referenz-Impuls I
j Impulsbreit~90° :
I
'\
Signalp!3gel UHigh~2,4 V beiIHigh~ 10 mA I
j
~)
ULow~0,45 V beiILow~40 mA
;~
,
,-f ' -1" Schaltzeiten t+ ~ 100 ns i :t L ~ 100 ns I ~~
!" (gemessen 10% bis 90% ohne Kabel und ohne Last) I
Verzogerung des Impulses Uae zu den Signalen Ua1 und Ua2: td ;;;60 ns
Flankenabstand a~ 1,5p'sbei Abtastfrequenz 100 kHz
,
Belastbarkeit IH~h ~40 mA, ILow~40 mA, CLast~1000 pF ; AI e Ausgange gegen 0 V kurzzeitig kurzschluBfest, 1 Ausgang dauernd kurzschlul?>-'
fest bei Umgebungstetnperatur~25°C .
Hochste zulassige
.
Drehzahl nmax nmax [min-1J = 1~0. 103'60 z: Strichzahl
EmpfohleneEing~ngsschaltung o ~ II I F... -E'..."""'.. .---;
I +Sy
C = 10 ... 100 nF; verringert die Leistungsaufnahme
R = 4,7 kOhm; verhindert das Schalten des Empfi:ingers bei Leitungsbruch Zo= 120-140 Ohm (beiVerwendung des HEIDENHAIN-Kabels) bzw.
entsprechend dem Wellenwiderstand des Kabels
=Z-ul:::-i:i-ss-:"ig-e---:-:'Ka-:b-e-:II-:i:in-g-e---m-a-x-.-50-m-(H'-E-I-D-E-N-HAIN-Kabel [10 x 0,14 + 2 x 0,5J mm2)mit DifferenzleitungsJ
zur Foigeelektronik empfangern am Eingang derFo~elektronik,wobei Wert fGrVersorgungsspannung ·am Geber (mel?>bar am Kabelende Gber Sensorleitungen) eingehalten werden mul?> .. Bei Verwendung von HEIDENHAIN-VRZ mit TTL-Eingang wird der Spannungsabfall auf derVersorgungsleitung bis zu siner Lange von 50 m ausgeregelt
ROD 426
feinste Auflosung 20000 MeBschrittelU
(bei 5000 Strichen) nach 4fach-Auswertung Spannungsversorgung+5 V Ausgangssignale TIL-kompatibel,2Rechteck-Signale und Referenz-Impuls. eingebaute Kabeltreiber Abtastfrequenz 0-100 kHz Mechanische AusfUhru'ng geeignet fur den allgemeinen Maschinenbau
Synchro-Flansch
ROD 220/ROD 270/ROD 420/ROD 426 .
/ I 11 10 9 I 7 8 grun schwarz braun rot blau rosa Farbe ---,--Pin
I
1 2 3 4 5 6 1---1-Sensor! Signal I Oa2 +5V UaO OaO Ua , Oal
12
I
4 + + + + 1 + + + + f ! -Sensor i Ua2 Schirm OV Ov +5 VI
i (Oa5)* tI----+----I---+----+---I----+----+---+----,f---+----+---+--~-t--~-gelb weh;>'n/ 0 5• mm2 weiB O,5mm2! gelb (violettl braun weir.. braun !(~~I~tt)
*bei ROD 270 Abmessungen (mm) Befestigungsgewinde tarau([age de fixation fixing hole 1'<14_5 Kabellange 1 m longueur du coble 1m length of COble 1 m 11 72 4 be; Dauerbiegung R! 100mm
rayon mln.lors(;Iecourbure frer,uente R! 100 mm
min.rod.forfrequent fle~lngR! 100mm beletnmd.tgerBiegung R!40mm
rayon min. larsdecourbure permanente R! I.Omm
mn. rod. for rigid confIgUration R!40mm
10+1 1 a02 A
(j)
I
I I : j I ; I !';~ , II v-. . Q.u... <>-..~,..~v.e-<:J.~ I2.t~l ~oo.~: ~ G) i I I ~Z.:!O.I ,"" # . ,I
~.f\ I'-I, I ., . • 1..
~,,
t
/,., -..r', ; I , • I ; j.
') -,.,.
I ... ",. r-- . I 0.\1it ':'\JU-'II.. G ~o,-"r:-. ~-~ (l.)rD'
/4 I 1&,6. j-<>,1 ---._--...
I
(I:
r.
, "I-.,.
1.1.'
!~I,..
(j)
--_._
{3,~('1)
I.i ! l{oS" .._--. .~.
...
~ l, I i r-1 4' I ..._'*' ",- I I . ~I
!---t
-~1
---fT
I -
, ~- ----.
I ..., :cD
I~rl
~- S"; I o.S".:~" I ",J...
·~l...
' I 0- .I" ~i --'.0''"
"l'" I I:: \. I"U
I~I l-. '"lI-I
I
I
~ _-i~.f I -e-.~ll" Q\ J : I "-i-,
.\ ; tI
...
5.".,-_
..
-,
1 10-
flO...
...."i-f
•
•
aRc,: 3000H
; f..GUALS
WPTKS~/RONDHEIDSMETIUC M(f" SIQNAAL TUSSEN -:" VOLT EN +5 YOL.T I'IAXl/'tAAL AANTAL I'IETINQEN IS 2048
01': CEI1ETEN WAAROE WORDT (J'lGEZET INEEN 12 BIT WMRDE EN OPQESLACEN IN DE MICROPROCESSOR
/'DNI TOR EOOALS
ZET INT. MASK REOIST~R COED. CARR !AOE RETURN
PRO/'IPT KARAKTER
LINE FfED ASCII ~A~AKTEW ADRFS L.OKATIES
AUHES AANTAl. METWCEN .
i ADRES "ANTAL PULSEr~ YAN ROTATIE-CPNf'I'It-R PfR I'IETIr~C
; HJLPADRJ::S HJt.PADRES
STARTADRES DATA STORACE IN OEHEUQEN
!'DOE CONTROl.. WORD YOOR 82:1:1tU. MODE 0
A IN. B EN C OUT
ADRES CONTROLPORT VOIJR e2"el ADRES POORT AY~~ 82"Ql,IN~UT ADRES POORT B V~~ 82"ll.0UIPUT ADRES POORT C VAf~ a2:5:111.0UIPUT !'DOE CONTROL WORD VOaR 8.:1513, MODE O'
A EN BIN, C OUT
ADRES CONTROLPORT VOOR 82'''13 ADRES POORT A YAf~ 82:1:1&3 INPUT, INVERTEREWI
ADRES PDORT_JI \,IAN 82"13,.. INPUT ._~_
I ADRES POORT C VAN 82"I;J OUTPUT • INYERTEREND
INITIALISATIE VAN DE 1/0 POORTEN
I DISADL~ INTERRUPTS
INITIALlSATIE 82"33 S/H EN AID
alNVERSIE
A EN BIN, C OUT a(A a~ C I NVER TERENI MAAK PDDRT C VAN'92"&3 LAAQ
i (BIT 7 VAN PRT3C; START CONVERSIEI
I PODRT C IS INVERTE~ENU IN IT IAt ISATIE 8255~1 '
..
OOH OC:5H OC,PH OAH A,MDCW3 090H 3FlOH 3F12H 3FlbH 3F14H 4000H OE7H OE4H OE:5H OE6H 092H OC7H OC4H CTRP3 A.OFFH A,UMASK I~INA PRT3C A.MDCWI CTHPJH.AF-LA APLA~lNTcRRUPT SEHVICE RourINE I'FlAGEN
11 All. tilACK+l i .JUMP ADRES WIERRUi"T 1 (NIVEAU 1)
H ,REH'U i REFPU"-INTERRUPT SERVICE ROUTINE ; REI-E'R~NTIE PULS
J3AO.S1ACK+l I .JUMP AnRES INIE~RU~T2 (NIVEAU 3!)
£-:00 £-Gl! EOU EGU EGU EOU (-.QU foOU [-OU [-GU EQU EGU FGll EOO FOO EQU EGU EQU SHLD LXI OUT Mvr
INTERRUPT EQUALS
rGU 111111018 MASK REQ. VOCR B259. INTERRU~TNIVEAU 1
[,GU 111101118 ~~SK RE'Q. VOOR 8259. WIERRUPT NIYEAU 3
I II/. 8. LET OP WIRE ~APS VAN B2'9! ; ZIE BL2. A-7 VAN SBC BO HARDWARE
I REFERENCE MANUAL.
fOU OD9H INTERRUPT CONTROL PORT 82:19 WOR DCW1
£-GU 020H END OF INTERRUPT (OCW2EJ fGU ODSH I INTERRUPT CONTROL PORT 92159
; VOOR DCW:!
FGU 100000018 MASK REO. VOOR B212 EXT. BOARD
lIE aLZ. A-3 YAN EXP. BO'~D MANUAL f-.QU OCIH UITW. MASK REQ. yOUR a212 EXT. BOARD
I PORT EGUAlS 1>1 ~tVI our NVI l1Ur LXI
~lVI C, PHON:' STIlUR f'RO/,lPT KARAI(TER l'!AAR TERMINAL CALL CO!. LINK2 ;
SHLD
LX1 H, TEXTl i SHJUR TEKST NAAR TERMINAl. CAl I. f'nlNT. HnNT ; ADRA I'lS'f(l,\ DSTO IIMI\~i I3/'t":, INI.,.; IMRI\ AIIRN ADRt: UMA~I( CTRP3 PRT3A MDCW1 CTRPI PRTlA PRTlB PRTlC MDCW3 CN PRD/,'t' LFEkll PRT3B PRT3C 100 200 300 400 "00 600 700 000 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 JoOO 1'100 JOOO l'JOO ;>000 ;>100 ";WO ::'300 .'40(1 ;!500 ; 'hOt) '!700 ;,(WO ;>900 =sOOO :HOO :J:!(l0 :J:"I(lO 3400 :1~,OO 3600 3700 :i(JOO 3900 01000 4100 4;~()(1 4300 4400 4500 4600 4700 4800 4900 5000 :1100 ~200 5300 5400 5500 '600 5700 :1000 P'/OO 6000 6100 6200 6300 MOO [,:wo 6600 6700 6800 6'}(l0 '1000 7100 /200 7:.iOO 7400 '1~j(I() 7.'>00 '1'1(.0 7B(I() l'JOO (1000 OHIO O;.!('(J ('1:100 04('0 Ll:;OO OOCl 0009 3000 F3 3001 :E9:! OOC7 OOC4 0090 ooE7 O0E4 00E:5 ooE6 0092 3003 OOC7 3005 ::EFF OOFD OOF7 3Fl0 3F12 00011 002A OOOA 0020 00D8 3019 :ESl 301S 00(;1 3F16 3F14 4000 0081 3007 00("6 3009 :E90 300D D3C::'I 300D 21J73J 3010 2210.... 3013 212l!31 3022 21??:JO 3025 CDI01H·. 3010 CE;>t\ 30JF CD ..1H·'" )