• No results found

De invloed van het moment van groeistof spuiten op de uitgroei van aubergine vruchten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van het moment van groeistof spuiten op de uitgroei van aubergine vruchten"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ft

<K

h

Kw

IX

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

De invloed van het moment van groeistof spuiten op de uitgroei van aubergine vruchten.

Wil v. Ravestijn.

Naaldwijk,

(2)

De invloed van het moment van groeistof spuiten op de uitgroei van auber­ ginevruchten .

Project: C-4; C-5 Tijd: april-juni 1984 Plaats: B

Uitvoering: Philomeen de Vreede; José Westhoorn. Proefneemster: Wil van Ravestijn.

Inleiding

In de praktijk wordt gewoonlijk éénmaal per week gespoten met een groeistof-fungicide mengsel in of op de auberginebloemen om de uitgroei van de vruchtbeginsels te bevorderen. In deze proef is nagegaan, of er een verband is tussen het mcraent waarop de bloemen worden gespoten en de uit­ groei .

Van belang voor de uitgroei is bestuiving en bevruchting, maar tevens is bij de aubergine partheonocarpe uitgroei mogelijk. Daarom is gebruik ge­ maakt van gecastreerde, onbestoven en gecastreerde bestoven bloemen, bene­

vens gave bloemen als "praktijk standaard".

Er is uitgegaan van de gedachte, dat bestuiving plaats vindt op de eerste dag van de bloei, dus de eerste dag dat de bloem open is. Deze dag is dag 0 genoemd. Gecastreerd is op dag-1, dus geschat één dag voor het open gaan van de bloemen. De bestoven gecastreerde bloemen zijn altijd op dag 0 be­ stoven (= één dag nà 't castreren). Bij de gave bloemen is geen extra be­ stuiving toegepast. Deze bloemen zijn dus 't beste met de praktijk te ver­ gelijken, hoewel de kans op bestuiving hierbij iets groter is dan bij de "normale teelten", o.a. door het etiketteren van de bloemen. De controle bloemen zijn onbespoten gebleven, de behandelde bloemen zijn lx met groei­ stof fungicide bespoten en wel op dag-1 tot dag 8, dus op de 9e "bloeidag", beter gezegd, de 9e dag na het begin van de bloei, waarbij dus uitsluitend reeds uitgroeiende vruchtbeginsels zijn behandeld. Logischer wijs is de combinatie castreren + bestuiven + spuiten op dag-1 komen te vervallen, omdat is uitgegaan van bestuiving op dag-O.

Proefopzet

Gebruikt zijn bloemen van 2 rassen, te weten het hybride-ras Adona en het zaadvaste ras Claresse..Gezien de bewerkelijkheid van de proef en het grote aantal behandelingen is het aantal "herhalingen" beperkt gebleven. Per behandeling en per ras zijn slechts 5 bloemen gebruikt. Om niet in 't weekend te hoeven bestuiven of spuiten zijn 2 castreer- en bestuivingsdata aangehouden, waardoor 't aantal onbehandelde (= niet bespoten) controles is verdubbeld. Hierdoor is het volgende schema tot stand gekomen.

(3)

2

-Tabel 1: Schema van de proef. De nummers zijn behandelingsnummers.

Dag van Dag van de week Castreren "(dag-•1) Gave

de bloei en week no. Bestuiven

(dag-_i_ •0) bloemen groeistof r groeistof groeistof - + - + + - 1 di (1) 1 2 3 4 5 - 1 do (1) la 2a 3a 4a 5a 0 woe (1) 6 7 8 0 vrij (1) 6s 7a 8a 1 do (1) 9 10 11 2 vrij (1) 12 13 14 3 ma (2) 27 28 29 4 di (2) 30 31 32 5 ma (2) 15 16 17 6 di (2) 18 19 20 7 woe (2) 21 22 23 8 woe (2) 24 25 26

Voor behandeling 1 t/m' 26 geldt, dag-1 is de dinsdag van de eerste "proef-week". Bij behandeling la t/m 8a en 27 t/m 32 is dag-1 de donderdag van de eerste "proefweek".

De proef is twee maal ingezet. De eerste inzet is omstreeks 21 april 1982 uitgevoerd, de tweede inzet begin mei. In deze proef zullen voornamelijk de gemiddelde uitkomsten van beide proeven worden beschreven, ondanks het feit dat de eerste proef onvolledig is ingezet. Gegevens betreffende inzet en verspoten hoeveelheden vloeistof geeft bijlage 1. Er is geen plattegrond opgenomen. De behandelingen zijn per bloem genoteerd en liepen door elkaar

ten aanzien van planten en plantrijen.

3. Resultaten

3.1 Vruchtzetting

De vruchtzetting is berekend in procenten (aantal uitgegroeide of uit­ groeiende vruchtbeginsels x 100, gedeeld door het aantal behandelde bloe­ men) . Het aantal uitgroeïiende vruchtbeginsels is niet hetzelfde als 't

aantal geoogste vruchten. Gedurende de uitgroei zijn enkele vruchten aan­ getast door vruchtrot. Deze zijn wel als "gezet" genoteerd, maar zijn niet meegerekend bij de oogst of produktie.

3.1.1. Gemiddelde invloed van het moment van groeistof_spuiten_(beide vcs gëmlddeïd, zie grafiek 2aJ.

Zonder groeistof is bestuiving noodzakelijk om een redelijke (ca 50%) zet­ ting te krijgen. Met groeistof wordt bij alle 3 soorten bloemen (casteren, castreren plus bestuiven en gave bloemen) een redelijke zetting verkregen, globaal genomen bij castreren iets minder dan bij de bestoven en gave bloe­ men (zie beide staafgrafieken).

De zetting is afhankelijk van het moment van de bespuiting. Op dag-5 of vroeger gespoten is de zetting redelijk bij bestoven bloemen en de gave bloemen (ook goede kans op bestuiving). Vindt geen bestuiving plaats, dan moet op dag 3 of eerder worden gespoten om door groeistof nog effektief uit­ groei van de vruchtbeginsels te krijgen

3.1.2. Ras invloed ( bes tu i vingsme thoden_gCTi ddeld_z_ie_gr a f i ek _2b) .

Beide rassen zetten beter na groeistof gebruik] Claresse geeft een beter vruchtzetting dan Adona. Vroegere bespuitingen zijn effectiever dan latere bespuitingen. Bij Adona is spuiten op dag 6 of later zinloos, voor Claresse is dit dag 7 of later.

(4)

3

-3ili2_1l_;__Ador.a_j>zie_2rafiek 2r)

Sonder groeistcf lijkt best-: -ing een voorwaarde te zijn om een redelijke zetting te kri;aen. Bij de c=,-e bloemen lijkt weinig bestuiving van nature op te treden, ce zetting is r.ierbij (dus zonder groeistof) slechts 20%. Met groeistof worct de invloed v£- bestuiving onbelangrijk. Alle drie bloem­ soorten (bestu:. vingsmethoder. : geven een redelijke zetting van rond 40%. De gave bloemen c- ven gemiddeld net hoogste zettingspercentage (47%). Globaal genomen geeft laat spuiten binder goede resultaten dan vôôr , tijdens of vlug na 't bec_r. van de bloe. spuiten. Dit geldt in 't bijzonder voor de gaven en onbertoven bloemen. lij de bestoven bloemen is de reactie sterk afwijkend en iajkt de beste r.-:-tting verkregen te worden als op dag 4 of 5 wordt gespoter.. Gezien 't gelinge aantal waarnemingen is de betrouwbaarheid r.iet groot.

3.1.2.2. Clar~gse (zie_grafi^^ 2d)

donder groeistof is de zettir. a duidelijk minder dan met groeistof. Bestui­ ving is gunstzc voor de zetting, Parthenocarpie lijkt bij Claresse meer op re treden dan tij Adona. Dat onbespoten gave bloemen geen zetting geven is vermoedelijk een onjuist geceven, ontstaan door het geringe aantal waarne-rainge. Wel illustreert dit h' t belang van bestuiving en groeistof voor de

netting.

Het moment var spuiten is var ondergeschikt belang als een goede bestuiving plaats vindt. 2ij de gave bloemen geven bespuitingen op dag -6 of vroeger uitgevoerde e&: goede tot rec-;lijke zetting, bij de gecastreerde bloemen

oet 't spuiter ~p dag 3 of vroeger worden uitgevoerd om de zetting effectief te verbeteren.

3.2 Het vruchtqev-rrt

Het vruchtgev. ~nt is uitgedrukt in grammen per gevormde vrucht.

3.2.1. Gemido-..de invloed va: net moment van groeistof sguiten bi^ drie ver­ schiller- de bes tui vine r.iveaux (9£afif!i_3a) .

donder groéistcr geven besteen en gave bloemen na uitgroei de zwaarste vruchten, zonaer bestuiving —alleen gecastreerde bloemen) verreweg de minst zware vruchten (berekend over slechts 2 vruchten). Met groeistof wordt de invloed van de herkomst van óe bloem (castreren, enz. dus 3 bestuivings-niveaux) goeddeels weggewerkt, hoewel de onbestoven bloemen gemiddeld 't

laagst in gevr r.nt blijven met 60 g per vrucht t.o.v. bestoven ; (min 420 g/

vrucht) en de "ave bloemen Urjna 400 g/vrucht). (Ook hierbij lijkt 't ge­ geven van oude Lespoten gave bloemen niet betrouwbaar. Dit gemiddelde is tot stand gekomer.; "an 2 vruchten; .

Het moment var. spuiten komt niet erg duidelijk bij het gemiddelde vruchtge­ wicht tot uiting. Voor zowel âe gave als de bestoven bloemen lijkt een wat latere bespuittng gunstig voor 'tt vruchtgewicht te zijn. Vermoedelijk is 't echter zo, dêt dankzij een beFtuiving deze bloemen/vruchtbeginsels nog niet van de plant waren afgestoten en de bespuiting deze vruchtbeginsels extra hebben gestimuleerd om assimilatie aan te trekken en goed te doen uitgroeien. Bij de gecast:eerde bloemen iijkt globaal genomen groeistof een voorwaarde voor het uitgroeien te zijn en is, enkele uitzonderingen daargelaten, op cag 3 of 4 of vroeger spuiten gunstiger voor het vruchtgewicht dan later spuiten.

3L2L2. RasinvlDed (grafiek 3 :

Zonder groeistof als wel met croeistof geeft Adona zwaardere vruchten dan Claresse. Nie" "erklaarbaar ir.,Hat beide rassen zonder groeistof gemiddelde

zwaardere vruenten geven dan met groeistof. Dit lijkt een niet betrouwbaar gegeven veroorzaakt door een (te)- ger.ng aantal waarnemingen bij de onbespoten

groep.

Beide rassen volgen ongeveer eenzelfde lijn t.a.v. het moment van spuiten. Vroeg spuiten lijkt iets mine-;-r zware vruchten te geven en gespoten op dag -4 schijnt ce kans op zwtre vruchten te vergroten.

(5)

4

-3.2.2.1. Adona _(grafiek 3c)

Zonder groeistof zijn zware vruchten gevormd uit bestoven en gave bloemen. Groeistof vermindert 't belang van de bloemherkomst (bestuivingsniveaux) en geeft zwaardere vruchten uit gave dan uit gecastreerde en daarna besto­ ven of uitsluitend gecastreerde bloemen. Het effect van het moment van groeistof spuiten wordt beïnvloed door de bestuiving. Bij bestoven bloemen worden de zwaarste vruchten gevonden als op dag -5 wordt gespoten, bij de gave bloemen is dit op dag -4 en bij de gecastreerde bloemen ligt dit op dag 3. Vroegere en latere bespuitingen lijken minder zware vruchten te le­ veren .

Zonder groeistof geven alleen de bestoven bloemen zware vruchten. Met groei­

stof blijkt bestuiving een zwaardere vrucht . te leveren dan de onbestoven

of gave bloemen en ligt 't gemiddelde vruchtgewicht lager dan bij onbespo­ ten. De invloed van het manent van spuiten op het vruchtgewicht lijkt bij Claresse niet erg groot te zijn. Duidelijk is, dat in vrijwel alle gevallen bestuiven zwaardere vruchten geeft dat de gecastreerde en gave bloemen. Mo­ gelijk geeft spuiten op dag 4 de zwaarste vruchten na bestuiving, bij de gave en gecastreerde bloemen is geen optimum spuitdatum aan te wijzen met betrekking tot het vruchtgewicht

3.3 Produk tie

Onder produktie wordt verstaan de opbrengst in grammen per behandelde bloem. Dit komt ongeveer overeen met de zetting (100% = 1) x gemiddeld, vruchtgewicht. Dit gegeven is 't belangrijkste van de proef omdat aan de hand van de produktie een prognose opgesteld kan worden, hoe in de praktijk te handelen om een optimaal effect van de bespuiting te krijgen.

3.3.1. Gemiddelde invloed van het moment van spuiten _(2i-Ë grafiek 4a)

Zonder groeistof geeft bestuiven de hoogste produktie gevolgd door de op­ brengst van de gave bloemen (met eveneens kans op bestuiving). Met groeistof is de produktie van de bestoven en gave bloemen vrijwel gelijk en bereiken ook de gecastreerde bloemen nog een redelijk produktie. Voor de bestoven bloemen geldt een optimale produktie als op dag 4 wordt gespoten. Bij de ga­ ve bloemen is minder duidelijk een optimum aan te wijzen. Mogelijk ligt dat voor de gave bloemen omstreeks dag-3, maar als op dag 5 of 6 wordt gespoten,

wordt toch nog een goed effect van het groeistof gebruik verkregen. Latere bespuitingen zijn t.a.v. de produktie bij deze bloemen weinig zinvol. Zonder bestuiving moet op dag 3 of vroeger worden gespoten, wil groeistof zinvol zijn. Mogelijk begint op dag 3 de embryo ontwikkeling bij bestoven bloemen en blijven de bloemen tot op dag -3 ontvankelijk voor groeistof om partheno-carp uit te groeien. Mogelijk is dat ook de verklaring van de extra goede produktie bij de bestoven groep bloemen. Wellicht wordt door 't groeistof spuiten op dag -4 't van nature aanwezige sink-effect, ontstaan door zich

ontwikkelde embryo's/door exogeen groeistof versterkt.

3_r3^2_^_Ras_invl°ed_ (graf lek_4b)

Zowel bij onbespoten als bij de bespoten groep, is de produktie van Claresse beter

öan van Adona. Bij onbespoten is 't rasverschil gering. Bij de bespoten

groepen is 't rasverschil groter ten gunste van Claresse en ligt 't produk­ tie niveau duidelijk hoger dan bij onbespoten.

Voor alle momenten van spuiten geldt, op één uitzondering na, dat Claresse een hogere produktie geeft dan Adona. Mogelijk optima vallen op dag -0 en dag 3 (Adona) of dag -3 en 4 (Claresse). Op dag -5 of later spuiten lijkt in z'n algemeenheid minder gunstig, omdat dan reeds vele vruchtbeginsels zijn geaborteerd, als geen bestuiving-bevruchting heeft plaatsgevonden.

(6)

5

-2 , r^g^l^Adona 'crafiek 4c)

Solder groeistcf ceven de gecastreerde bloemen geen produktie, wel de besto-ver. en gave blos an. Met groeistof geven alle bestuivingsniveaux een goede C'~ produktie, echte: de gave bloemen duidelijk de hoogste produktie.

:••• aanzien van .-.et moment van opspuiten blijkt voor de bestoven bloemen een

c.:.:aelijk optimur. te bestaan voor het groeistof effect. Dit valt op dag 4. Voor onbestoven er; gave bloemen is een optimum moeilijk aan te wijzen. Glo­ be, al kan men stelden, dat bij de gave bloemen op dag 4 of vroeger gespoten rr.oet worden en tij de gecastreerde bloemen dit eerder moet plaatsvinden, te v;szen op dag -3 of. vroeger.

2 , 2 . 2 . 2 . Claresse _(grafiek 4d)

Er; Claresse is tij de onbespoten bloemen bestuiving voorwaarde om produktie t' kijrgen. Na .. goede bestuiving is de produktie zeer goed. Met groeistof ç. -en alle bestuivingsniveaux een redelijke produktie, maar gecombineerd met h- euiving is de produktie 't beste en duidelijk beter- dan bij de gave en alleen gecastreerde bloemen.

Dt invloed van ht moment van spuiten is bij Claresse niet zo uitgesproken fccj de bestoven bloemen als bij Adona. Wel blijkt ook bij Claresse de hoog­ ste produktie te worden verkregen als de bestoven bloemen op dag 4 worden bitpoten. Voor ce gave bloemen geldt mogelijk een optimum voor dag 3, maar i: z'n algemeenheid geldt dat spuiten op dag 5 of vroeger een goede produk-t: •: geeft en zelis bespuitingen op dag 6 zinvol lijken. Vindt echter geen

<-.. uwelijks) bestaiving plaats zoals bij de gecastreerde bloemen, dan moet c- ~ag- 3 of eerder worden gespoten.

3.4 Aertal dagen bloe i-oogst

Ie bloemen voc: deze proef ontvingen een volgnummer. Van elk volgnummer iî de bloeidatuir en de oogstdatum bekend. Geoogst is lx per week. Berekend

is het aantal dacen van bloei tot oogst. Aangezien de bloeidatum 0 was, was

ce oogstdatum ge_:rjk aan 't aantal na dag 0. 2.4.l._Invloed mcment van spuiten_(grafiek_5a).

Lcr.öer groeistof zijn mogelijk de onbestoven en gave bloemen iets sneller irt vruchten uitgegroeid dan met groeistof. Bij de onbespoten groep doen de testoven bloemen ongeveer 3 dagen langer erover om een oogstbare vrucht te g-rven. Aangezien per week wordt geoogst is dit verschil gering. Met groeistof i: er nauwelijks, verschil in oogstsnelheid bij de bestuivings niveaux. Dit Cv.dt zowel voor de totaal gemiddelde waarden als wel voor de invloed van het moment van spuiten.

Ir: zijn algemeenheid kan gesteld worden, dat noch bestuiven noch groeistof spuiten van duidelijke invloed op de snelheid van oogsten zijn.

2. 4 . 2._Rasinvloei _{gr af ± ek _5t>)

Z--vel voor onbespoten als voor bespoten geldt, dat Claresse verwaarloosbaar

vroeger oostbaar lijkt te zijn. Het verschil tussen niet en wel spuiten is t.a.v. de oogstsnelheid niet aanwezig.

Go< ten aanzien --an het moment van spuiten kunnen geen duidelijke versnel­ lingen of vertraçingen van de oogst worden vastgesteld. De verschillen lig-oen alle binnen een week, hetgeen de periode van oogsten is.

2.4.2.1. Adona (crafiek 5c)

Hier wordt 't bee_d enigzins verstoort door ontbrekende gegevens, omdat op cï: 5, 6 en 8 gespoten geen gecastreerde bloemen tot vruchten zijn uitge­ groeid. Echter, ook hierbij liggen de verschillen binnen een week, zodat mcoht er al enige invloed zijn, deze zeker niet groot is.

3.4.2.2, Claresse ^grafiek 5d)

(7)

6

-3.5 Percentage vruchten met zaad

Hierbij is de scheiding gemaakt tussen wel of niet parthenocarpe uit groei van de vruchten. In principe zouden de gecastreerde bloemen geen zaden mo­ gen bevatten. Echter, de gecastreerde bloemen zijn niet ingehuld, dus kruis­ bestuiving via in de ruimte zwevend stuifmeel of via insecten moet niet uit­ gesloten worden geacht. Ook is niet voor 100% zeker, of niet een enkel rijp stuifmeelkorreltje gedurende het castreren op de stempel terecht is gekomen. Het percentage vruchten met zaad is berekend door het aantal uitgegroeide vruchten als 100% te beschouwen.

3_.5.1. Invloed moment van spuiten _(grafiek 6a)

Bij de onbespoten groep, bevatten alle uitgegroeide vruchten tenminste enig zaad. Vermoedelijk is hierbij bestuiving en zaadzetting voorwaarde voor de vruchtgroei geweest. Na groeistof spuiten komen vruchten zonder zaaa voor, vooral bij de gecastreerde bloemen. Bij de gave bloemen bevat 30% van de vruchten geen zaad en bij de bestoven bloemen slechts 5% van de vruchten. Bij de bestoven bloemen worden vrijwel altijd zaden gevonden, alleen bij de vruchten, gegroeid na bloembespuiting op dag 2, bevat slechts 70% van de vruchten zaad en in alle andere gevallen 90% of meer. Bij de vruchten ge­ groeid uit gave bloemen wordt bij 55% of meer van de vruchten zaad geworden. Echter bij bespuitingen op dag 7 en 8 uitgevoerd lijkt bevruchting een voor­ waarde te zijn, om deze dagen "nog te mogen beleven". Dit laatste geldt even­

zeer voor de gecastreerde bloemen, die op dag 7 en 8 zijn bespoten. Deze bloe­ men (gecastreerd) geven 40% vruchten met zaden of een lager percentage. Echter op dag 5 en 6 gespoten zijn geen vruchten uit gecastreerde bloemen gegroeid. Dit lijkt een extra aanwijzing te zijn dat op dag 4 of vroeger gespoten moet zijn, als geen bestuiving heeft plaatsgevonden.

31512_1 Rasinvloed

Zonder groeistof geeft Adona alleen vruchten, als zaad daarin aanwezig is. Bij Claresse is dit geen voorwaarde en 20% van de onbespoten controle groep bestaat uit vruchten zonder zaad.

Met groeistof worden bij beide rassen vruchten zonder zaad gevonden. Bij Adona 30% en bij Claresse 40%.

Bij Adona worden meer vruchten met zaad gevonden naarmate later met groeistof wordt gespoten en bij bespuitingen uitgevoerd op dag 5 of later bevatten al­ le vruchten zaad. Dus na dag 4 gespoten moet zaadvorming hebben plaats gevon­ den, willen de vruchtbeginsels niet aborteren.

Voor Claresse is bevruchting iets minder van belang. Alleen als op dag 7 of 8 wordt gespoten bevatten alle vruchten zaad.

3_1512.1^_Ad°na

Zonder groeistof en zonder zaad geen vruchtgroei. Alle bestoven en gave bloe­ men die tot vruchten zijn uitgegroeid hebben zaad in de vruchten. Met groei­ stof bezit nog 30% van de vruchten, gegroeid uit gecastreerde bloemen, zaad. Bestuiving geeft iets meer vruchten met zaad (95%) dan de vruchten gegroeid uit de gave bloemen (85% met zaad).

Bij de gecastreerde bloemen moet de groeistof bespuiting plaats vinden op dag 3 of eerder, anders vindt geen vruchtgroei plaats (tenzij bestuiving heeft plaatsgevonden zie dag 7). Uit de bestoven bloemen groeien vrijwel uitsluitend vruchten met zaad, uitgezonderd de groeistof bespuiting op dag 1 en 2 uitge­ voerd. Niet bekend is, of bij deze vruchten toevallig geen goede stuifmeelkie-ming en bevruchting van nature heeft plaats gevonden of dat de groeistof de

bevruchting heeft tenietgedaan of voorkomen. Ook bij de gave bloemen wordt meestal zaad in de vruchten gevonden,uitgezonderd als vroeg (dag-1. 0 en 1) wordt gespoten. Mogelijk wijst dit toch op enige benadering van de zaadvorming na groeistof gebruik (zie verder zaadwaarde).

(8)

7

-31512.2. Ciaresse

Zonder groeistof zijn uitsluitend uit de besteven bloemen vruchten gegroeid die alle zaad bevatten. Met groeistof bevatte* bijna alle vruchten, gegroeid uit bestoven bloemen (95%) zaad. Gegroeid uit gecastreerde bloemen, is dit slechts bij 35% van de vruchten 't geval en uir gave bloemen gegroeid 60%. Ten aanzien van het moment van spuiten kan gesteld worden, dat bij de besto­ ven groep vrijwel uitsluitend vruchten met zaden worden gevormd, mogelijk uitgezonderd bij spuiten op dag 2.

Bij de gave bloemen lijkt het aantal vruchter met zaad af te nemen bij latere bespuitingen (40% op dag 6) en is eveneens laag bij vroege bespuitingen (50% op dag-1 en 0 gespoten). Op dag 7 of later spuiten heeft geen zin als geen bestuiving heeft plaast gevonden. Het zaadgehalte van de vruchten, gegroeid uit de gecastreerde bloemen is 't laagst t.o.v. de bestoven en gave groepen. Naar verhouding worden nog de meeste vruchten met zaad gevonden als op dag 2 à 4 of eerder wordt gespoten (tussen 30 en 50% vrachten met zaad).

3.6 Zaadwaarde

Het al dan niet aanwezig zijn van zaad geeft de scheiding aan tussen parthe-nocaprie en vruchtzetting na bevruchting ('t cfstoten van embryo's daargela­ ten) . Aangenomen mag -.worden, dat ook de hoeve -Iheid zaad van belang is voor de uitgroei, vooral als geen groeistof, wordt toegepast. Echter, het tellen van al

't zaad bij zo'n groot aantal vruchten is prertisch onuitvoerbaar. Daarom is steeds de hoeveelheid zaad beoordeeld. Genoerr:: is; geen zaad, zeer weinig zaad, weinig zaad, matig veel zaad, veel zaad en zeer veel zaad. Hiervan zijn de vol­ gende 6 klassen gemaakt, welke een waardering ?;regen van 0 t/m 10, waarbij te­ vens is aangegeven hoeveel zaad dit vertegenwoordigd (per vrucht).

0 = geen zaad = 0 (exact)

2 = zeer weinig zaad = 1 à 2 zaden (exacz)

.4 = weinig zaad =3-10 zaden

6 = matig veel zaad = 11 - 100 zaden

8 = veel zaad = 101 - 250 zaden

10 = zeer veel zaad = > 250 zaden (kan rot 500 en meer oplopen)

Per behandeling zijn de cijfers 0-10, die ps--r vrucht zijn gegeven, gemiddeld en hiervan zijn de grafieken 7a t/m 7d afgele.d.

momen t van_ spui ten (grafiek 7 e

Zonder groelltöf bevatten di vruchten veel za-ïen. Zonder zaad, geen vruchten. Met groeistof is 't bezit van zaad geen voorwaarde voor uitgroei. Weinig zaad wordt gevonden in vruchten gegroeid uit gecastreerde bloemen (minder dan 1 ge­ middeld) . Bij de vruchten gegroeid uit gave bloemen ligt 't niveau op bijna 4

(weinig zaad, geschat omstreeks 7 à 8 zaden per vrucht) en gegroeid uit besto­ ven bloemen op ruim (ongeveer 125 zaden per vrucht).

De kans op veel zaad is 't grootst als de besroven bloemen laat met groeistof worden Despoten (dag 3 of later). Bij de gave doemen krijgt men de indruk, dat

later spuiten wat grotere aantallen zaad in de vruchten geeft, uitgezonderd bij 't spuiten op dag o. Globaal . genomen liggen Je aantallen tussen klasse 2 en bijna 6 , dus resp. van 1 à 2 zaden voor dag-1 tot 50 zaden voor dag 8, de 2 uitzonderingen (dag 0 en 7) buiten beschouwing gelaten.

Bij de gecastreerde bloemen komt zeer weinig saad voor (tussen klasse 0 en 2).

Wel lijkt ook hierbij de neiging te bestaan om iets meer zaad te vinden bij de

latere (dag 7 en 8) bespuitingen, ('óf beter gesteld, zaadzetting wordt bij late­ re bespuitingen voorwaarde om nog te kunnen spuiten).

3. 6i2._Rasinvloed (grafiek_7fc>)

Zonder groeistof wordt een hoge zaadwaarde gescoord, bij Adona hoger dan bij Claresse. Na groeistof bespuiting gemiddeld minder zaad en 't verschil tussen beide rassen is dan ook minder, hoewel ook hierbij de Adona vruchten gemiddeld meer zaad bevatten dan Claresse.

(9)

8

-Voor beide rassen geldt, dat later spuiten vruchten geeft met meer zaad. -Voor Adona geldt een mogelijk optimum voor spuiten op dag 4 en 5, bij latere be­ spuiting neemt 't gehalte aan zaad iets af. Voor Claresse ligt 't optimum om­ streeks dag 7.

3^6.2.1^ Adona _(grafiek 7c)

Zonder groeistof geven de gecastreerde bloemen geen uitgroei tot vruchten. De bestoven en gave bloemen, die onbespoten zijn gebleven, geven uitsluitend vruchten met veel zaad (gemiddeld klasse 9 à 10), waarbij de gave bloemen nog iets meer zaad bevatten dan de gecastreerde en daarna bestoven bloemen. Met groeistof ligt de zaadwaarde duidelijk lager dan zonder groeistof en met groei­ stof geeft bestuiven meer zaad dan de vruchten gegroeid uit gave bloemen. De zaadwaarde van de alleen gecastreerde bloemen is uiterst gering. Dit geldt voor alle gecastreerde groepen en dit lijkt onafhankelijk te zijn van het moment van groeistof spuiten.

Bij dit ras (Adona) is de zaadwaarde van de gecastreerde en daarna bestoven groep ongeveer gelijk aan de groep van gave bloemen. Later spuiten verhoogt de kans op meer zaden in de vruchten,mogelijk dag 8 uitgezonderd.

3^6.2.2._Claresse (grafiek 7d)

Zonder groeistof wordt bij de enkele gevormde vruchten uit gecastreerde bloemen gegroeid,geen zaad gevonden. Met bestuiving wordt veel zaad in de vruchten ge­ vonden (gemiddeld klasse 5).. Voor groeistof spuiten lijkt de hoeveelheid zaad na bestuiving iets verminderd te worden t.o.v. geen groeistof. Toch wordt ge­ middeld een aantal zaden van klasse 7 gevonden (125). De gave bloemen geven dui­

delijk minder zaad. De hoeveelheid ligt iets boven 2 zaden per vrucht..

De uitsluitend gecastreerde bloemen geven nog iets minder zaad dan de vruchten gegroeid uit gecastreerde bloemen.

Over 1t algemeen komen de zaadwaarden van de gave en gecastreerde bloemen over

één, hoewel 't niveau verschilt (gave bloemen meer zaad). De vruchten, gegroeid uit bestoven bloemen wijken hiervan af. Deze bevatten veel zaad, vooral als op dag 3 of later met groeistof wordt gespoten. Dus vroeger groeistof spuiten

(dag 0, 1 en 2) geeft na bestuiving kans op minder zaad. 3.7 Vruchtlengte

De vruchtlengte is gemeten bij de doorgesneden vruchten. Gemeten is de afstand vanaf de inplant van de vrucht bij de vruchtsteel tot het Stempeleinde. Bij ge­ kromde vruchten is enigszins rekening gehouden met deze kromming, dus is de af­ s t a n d b e p a a l d d o o r m e t d e k r o m m i n g m e e t e d r a a i e n ( g e g e v e n s z i e b i j l a g e 8 ) . 3^7.1. Invloed_moment van_spuiten (2rafiek_8a)

Zonder groeistof kunnen lange vruchten gevormd worden als deze gegroeid zijn uit gave bloemen of bestoven bloemen, maar de vruchten, gegroeid uit uitslui­ tend gecastreerde bloemen blijven kort. Met groeistof worden vruchten van goede lengte gevormd uit bloemen van alle drie bestuitvingsniveaux. De invloed van het moment van spuiten'is niet groot, zeker niet bij de vruchten, gegroeid uit bestoven of gave bloemen. Bij de gecastreerde bloemen blijven de vruchten betrekkelijk kort als groeistof op dag 5, 6 of 7 wordt verspoten.

3.7.2l Invloed_ras _(grafiek 8b)

Zonder groeistof worden de Adona vruchten langer dan de Claresse vruchten, met groeistof worden de vruchten van beide rassen vrijwel even lang.

De invloed van het manent van spuiten is van weinig invloed op de vruchtlengte. Dit geldt voor beide rassen.

3.7.2.1. Adona (grafiek_8c)

Uit bestoven en gave bloemen groeien lange vruchten, als geen groeistof wordt toegediend. Met groeistof groeien ook uit gecastreerde bloemen lange vruchten. Ten aanzien van het moment van spuiten kan gesteld worden, dat de invloed bij gave bloemen niet groot is. Vermoedelijk is dit tevens bij de gecastreerde en daarna bestoven bloemen en de uitsluitend gecastreerde bloemen 't geval, maar hierbij verlopen de lijnen grillig en ontbreken, enkele punten.

(10)

9

-Clares?^ (grafiek_8d)

1-. Z Claresse bl. ven de vruchten, gegroeid uit uitsluitend gecastreerde bloemen ere kort, als attr. groeistof wordt toegediend. De goed besteven bloemen irr. ter croeien goed tct lange vruchten uit. Met groeistof wordt de invloed van rit be­ stuiven goeddeel; weggewerkt. Alle drie bestuivingsniveaux leveren lange vruch-tsr., hoewel na ortsluitend castreren de vruenten gemiddeld iets korter bi:rven.

Ie invloed van :. moment van groeistof spui ren is niet groot. Spuiten o^ dag

£ oeeft globaal cenomen wel de langste vruchten, maar dit ko.tt mogelijk teraer, orrâat deze vruc:: . sn zaad bezitten waardoor ze nog bespoten zijn, hetgeen zor.-c.'r. zaad wellicht niet gelukt zou zijn.

3•8 1 rochtbreedte (: lage 9)

1- vruchtbreedti is gemeten op 't breedste gedeelte van de vrucht. Niet is vastgelegd, waar ait breedste gedeelte zich bevindt. Deze gegevens zijn in bij­ lage 9 opgenomen. Ze worden hier niet verder besproken, omdst de breedte cp rich r. .et zo veel informatie verschaft. Belangrijker is de verhouding leng te/b: eed te, cvóat dit een ïóee geeft van de vorm va n de vrucht.

3.9 Verhouding vruci-- lengte:vruchtbreedte (bijlece 10)

Zi~ lengte van de vruchten (in cm) is gedeeld csoor de vruchtbreedte (mm) . 1er. ç oot getal wil -us zeggen, dat een vrucht i&ng-sjnal is, een klein getal rtaat

t:~ voor een kor te-brede vrucht (een één is rond/vierkant) .

Globaal genomen r.ebben de behandelingen weinig invloed op ce lengte/breedte verhouding (zie .rafiek 10a). Echter, zonder çroeistof groei on uit gecastreer-c- doemen korte '.brede) vruchten. Alleen bestruiven (dus OOK de gave bloeron 1 :'»der groeistof geeft verhoudingsgewijs 1er . e vruchten. Eer.ter met groeiotof werden de vruchter. nog iets langer t.o.v. de rxreedte en bovendien wordt ce in­ vloed van het ber ruiven volledig weggewerkt.

Or-: de rasinvloec (grafiek 10b) is gering. Wel worden de vruchten door groei­ stof naar verhouding van de breedte iets lanaer dan de onbespoten groep. Le in­ vloed van het morent van spuiten is, enkele uitzonderingen daargelaten, even­ eens gering en d_t geldt voor beide rassen (grafiek 10c en lOd).

4. riscussie

Uit de zettir.g gegevens blijkt dat de vrachtbeginsels van Claresse vermoe-ce_ijk gemakkelijker parthenocarp uitgroeien c'an die van Adona. Groeistof ..an bestuiving ververeen, maar dan moet de groeistof wel op dag 3 of eerder worden toegepast. Met kans op bestuiving (gave bloesen) moet bij Acona op dag 4 oi eerder worden gespoten en bij Claresse op dac 5 à 6 of eerder.

De produktie li~>:-_ vooral dan goed te zijn, als bestoven biGemen op dag 4 re-spoten met groei:, tof worden. Wellicht geeft cat een extra rink-effect. In der­ gelijke vruchtbeginsels heeft reeds het binnengroeien van de kiembuizen tot in óe zaadknoppen p.aats gevonden (binnen 48 uurj en lijkt het waarschijnlijk., dat ó- embryo's in or. twikkeling zijn. Wellicht ker. de groeistof dan geen nadelige ir.vloed op de bev-uchting meer uitoefenen en versterkt het extra het natuurlij­ ke sink-effect veroorzaakt door de bevruchting.

Voor de gave blcer.en (is praktijk gegeven) irsoet op dag 4 of vroeger worder oe-s; oten bij Adona en op dag 5 à 6 voor Claresse {hoger natuurlijk auxine ge..oi­ ls, groeit ook gemakkelijker parthenocarp uit ?). Dit houdt dus in, dat bi; Aoona in feite iets frequenter gespoten moet vorden dan bij Claresse. Bij net bestaande schema, van lx in de week spuiten houdt dit in, dat bij Adona de

oioe-iït-=n, die op dag en 6 open gaan minder kans op goede uitgroei hebben en de; Dij

Claresse vrijwel alle bloemen een redelijke kans op uitgroei hebben.

Uit deze proef cl.ijkt tevens, dat de bloemen op dag-1 gespoten (dus bijna rloei-iende bloemknoppir) ook goed door groeistof te beïnvloeden zijn. Hierdoor vordt bij Adona van de twee minder goede zettingsöagen nog één afgeknabbeld. Zouden nog jongere bloes ".noppen door een groeistof bespuiting tot vruchtgroei . te sti­ muleren zijn, den zou het 1 x per week spuiten uitgebreid moeten worden voor OOK bloemknopper met voor alle een goede uitcroeikans.

(11)

1 0

-Dit zal in een volgende proef worden nagegaan bij uitsluitend gave bloemen.

5. §amenvatting_en_conlusie

Nagegaan~is de invloed van het moment van groeistof spuiten op aubergine bloemen en bloemknoppen (ca 1 dag voor de bloei). Aangezien bestuiving veelal een voorwaarde voor vruchtgroei is, is zowel gebruik gemaakt van wel en niet bestoven bloemen. Bovendien is uitgegaan van de gedachte, dat indien bestui­ ving plaats vindt, dit op de eerste dag, dat de bloem open is, gebeurt. Uit deze proef blijkt, dat:

1. Claresse gemakkelijkelijker parthenocarp uitgroeit dan Adona.

2. Door groeistof de invloed van het bestuiven vervaagd, groeistof kan be­ stuiving vervangen t.d.v. zetting.

3. Voor een goede produktie onbestoven bloemen op dag 3 of eerder met groeistof

bespoten moeten worden (dit is dag-1, 0, 1, 2 en 3, dus 5 van de 7 da­

gen in de week). Dit geldt voor beide rassen.

4. Volledige bloemen (zijn gave bloemen met kans op enige bestuiving) moeten of dag 4 (Adona) of dag 5 à 6 (Claresse) met groeistof worden bespoten om van een goede produktie verzekerd te zijn. Dit is dus resp. 6 en 8 dagen van de week als ook bijna bloeiende bloemknoppen worden bespoten.

5. Adona geeft gemiddeld een hoger vruchtgewicht dan Claresse (oude koek ;). Groeistof heeft in deze proef gemiddeld geen hoger vruchtgewicht gegeven. Over het algemeen is de inlvoed van het moment van groeistof spuiten van ondergeschikt belang op het vruchtgewicht. Bestuiving verhoogt de kans op

zwaardere vruchten.

6. Groeistof geeft geen versnelling van de rijping/oogstbaarheid van de vruchten. Bij beide rassen zijn de bespoten en onbespoten vrijwel gelijker­

tijd oogstbaar.

7. De kans om zaad in de vruchten te vinden is groter als geen groeistof op de bloemen is gespoten. Bij Adona vruchten vindt men meer vruchten met zaad dan bij Claresse. Dit kan duiden op een geringere parthenocarpie bij Adona. 8. Voor het zaadgehalte (is aantal zaden per vrucht) geldt 't zelfde als voor

h e t v o o r k o m e n v a n z a a d ( z i e p u n t 7 ) .

9. De invloed van de behandelingen op de vruchtlengte en breedte is gering, evenals op de verhouding van de vruchtlengte en breedte. Echter, vruchten gegroeid uit gecastreerde bloemen zonder groeistof bespuiting blijven op­ merkelijk kort.

(12)

Beh 2 3 7 9 10 11 12 13 13 14 15 16 17 18 19 20 21 2 2 23 25 26 27 29 30 32 2a 3a 5a 6a 7a 8a Bijlage 1 b i z . 1 Dag 0 is Bloem NQ x t/m y

Adona CI. Castre ren

Besto ven Spui­ ten Weg bloem no. Per bloem verspoten 21/4 21/4 21/4 1 - 1 0 11 - 15 1 6 - 2 0 111-120 121-125 126-130 20/4 20/4 20/4 21/4 21/4 20/4 21/4 onbekend 4 ml (vermoi delijk veroor zaakt door , terblijven v'. stof in het spuitje) 21/4 66 - 70 176-180 20/4 22/4 177 1.6 21/4 21 - 25 131-135 20/4 21/4 22/4 1.6 21/4 246-250 266-270 22/4 266 1.6 21/4 61 - 65 171-175 20/4 23/4 1.31 21/4 26 - 30 136-140 20/4 21/4 23/4 1.31 21/4 71 - 75 181-185 20/4 21/4 23/4 1.31 21/4 251-255 271-275 23/4 1.31 21/4 76 - 80 186-190 20/4 26/4 1.44 21/4 31 - 35 141-145 20/4 21/4 26/4 1.44 21/4 256-260 276-280 26/4 1.44 21/4 81 - 85 191-200 20/4 27/4 1.44 21/4 36 - 40 146-150 20/4 21/4 27/4 146 1.44 21/4 261-265 281-28 5 27/4 1.44 21/4 196-200 201-205 20/4 28/4 204+205 0.93 21/4 41 - 45 151-155 20/4 21/4 28/4 0.93 21/4 221-225 286-290 28/4 0.9 3 21/4 46 - 50 156-160 20/4 21/4 29/4 onbekend 21/4 226-230 291-29 5 29/4 onbekend 23/4 246-250 391-395 22/4 26/4 1.44 23/4 366-370 411-415 26/4 1.44 23/4 351-355 396-400 22/4 27/4 1.44 23/4 371-375 416-420 27/4 1.44 23/4 316-320 326-330 22/4 22/4 1.6 23/4 331-335 376-380 22/4 23/4 23/4 311-315 321-325 22/4 1.6 23/4 341-345 386-390 22/4 23/4 1.31 23/4 336-340 381-385 22/4 23/4 23/4 1.31 23/4 361-365 406-410 23/4 1.31

(13)

Bijlage 1 b i z . 2

Beh. Dag o Bloem no x t/r ;• Castre­ Bestui­ Spui­ ml/bl

no. is Adona Clar. se ren ven ten

1 4/5 401-405 501- 5 3/5 2 4/5 406-410 506- _0 3/5 3/5 2,05 3 4/5 411-415 511-:-15 3/5 4/5 4 3/5 601-605 651-."5 5 4/5 609-610 656-: 50 3/5 2.05 6 5/5 446-450 516-120 4/5 5/5 1.83 7 4/5 421-425 5 2 1 - 1 2 5 3/5 4/5 4/5 1.50 8 4/5 611-615 661-665 4/5 1.50 9 5/5 451-455 551-555 4/5 6/5 onbekend 10 4/5 426-430 526-; --0 3/5 4/5 5/5 1.83 11 4/5 616-620 666-r-0 5/5 1.83 12 5/5 456-460 556- --60 4/5 7/5 1.84 13 4/5 431-435 531-. 35 3/5 4/5 6/5 onbekend 14 5/5 621-625 6 71-. 7 5 7/5 1.84 15 5/5 461-465 561-565 4/5 10/5 1.28 16 6/5 466-470 566-H -0 5/5 6/5 11/5 1.58 17 5/5 626-630 676-680 10/5 1.28 18 6/5 471-475 571-575 5/5 12/5 1.25 19 4/5 436-440 536-140 3/5 4/5 10/5 1.28 20 5/5 631-635 681-r 3 5 11/5 1.58 21 6/5 476-480 576-L-c.O 5/5 13/5 onbekend 22 4/5 441-445 • 541-:45 3/5 4/5 11/5 1.58 ' 23 6/5 636-640 68 6-isO 13/5 onbekend 24 6/5 481-485 581-Sé 5 5/5 14/5 1.30 25 4/5 416-420 516-520 3/5 4/5 12/5 1.25 26 6/5 641-645 691-695 14/5 1.30 27 3/5 737-740 786—90 7/5 11/5 1.58 28 7/5 701-705 751-755 6/5 7/5 10/5 1.28 29 8/5 841-845 816-&20 11/5 1.58 30 8/5 741-745 791-' 95 7/5 12/5 1.25 31 7/5 706-710 756-"60 6/5 7/5 11/5 1.58 32 8/5 831-835 8 06-S1Q 12/5 1.25 la 8/5 731-735 781-"85 7/5 2a 8/5 726-730 776-~E0 7/5 7/5 1.84 3a 7/5 711-715 761-765 6/5 7/5 4a 7/5 826-830 806-810 5a 8/5 846-850 821-t25 7/5 1.84 6a 7/5 721-725 771-775 6/5 7/5 1.84 7a 7/5 716-720 766-"70 6/5 7/5 7/5 1.84 8a 7/5 836-840 811-E 15 6/5' 7/5 1.84

(14)

o o CD o o O o o o © m rH <—i o o r- un o O o o o © f r» r- 23 co r» r- vo r» m ^•4 <n un O o o © © o O O CT\ CJ + r*> r- W o\ 00 -H rH »H H \ \ NJ \ \ \ \ \\\ \ \ rH < m un CO CD vo VO r~ un >H rM un o o o O o © © -91 o o o o I—i o © o o o o o o © ^ VO vo o o co co co vo O (N VO »H H un m <n un un m un un un un un un \ \ \ \ \ \ \ \\\ \ \ O m m rn o m m o rH ON rs c fil E a; o O O O o o O © o © ON 0 r—i o o o o o o © O o o © T .0 tn tn o o vo «o «y O vo *T (N {N ^ a; > & <? un un un un un un un un un un *r fO \'S \ \ \ \\ \ \\ \ \\ o < <N <N un in m <*n CM o m es H rH fN <N O O o o o o o m m © 0 7 O o o o un © o m m O © <N vo un o m r> r» m rn m ro H o m o o <N o o o o o o a rH 1—1 \un CM r-f rH Ov a\ H »H rH + 1 \ \ O \ \\\\ \ \ \ \ < vo «-H m r-» m r-m m m m ^ O © © © o o o © © rsj O o O o o o © o un o © •** co o Oi o un (N co un r- VO VO 4J «-H H a) n O o m un un M un •—f un un f un un in m \\\ \ \\\ \ \\\\ 3 u 1 un o> un un *H <N m (N m «91 m a c o o o O o © O © Of UI o o o o © © © © © o <U (N H <N \o (N o «N <N u 4J o O © (0 un un H un un un un un in un <3 \\ \ \ \\ \\\\ u < 1 o «-H -H <N tN m o o © H vo O CD o O o O O o un «H o © o o © O © VO m r» T ON o\ un VO «H o © O I m TT en o a» o o o o © © o o o o rH 1—4 <N H rH »•H f-H <-H FH rH un H + \\\ \ \ W \\ \ \ < vo r» m ON av un vo o O o CO H m c o o O © o o © O ai > 00 o o O o o o o O o 0 un «0 VD o © vo vo CN © o © H JJ rH "C Wï OJ o Un un xj H un -H un un un in un un in un un un c \ \ \ \ \ \ \\\ N \ \ 0 m o\ m m Ol m m 1-H o o o m CM c <L> o vo © o o o o VO w •H o co o o o o o © <U rH vo « co 00 vo vo (M O o O » m u 4J 0) ON CT» m H un un un un un un un un m \\\ \ N \ \ N \\ \ O < rH m ««r m m »H O o © un rH ^-H <N m ^ tft <£ r+ CD I f ^ u Iii f mi. i WO JJ i f3 *1 i s, 1 in vo r- co JJ o m vo o o «* © «T. O m er, un © m \ \ cv N N \ o< o \ \ \ m H H œ ^ m n O O» W m o <N f « m o m m in in o o œ VD U3 o rH O O o I© vo r» © c s in ec c » r- un t r~ vo H \ \ \ m > CN <N o *n r- © r- o vc o ^ « o ^ D l n c c -r- © © ç col un o © • • <* Vk -h! un <n \ \ <|\ \ \ *s. -w i n v o | o o o -i -» V« s •• "a" tót 0 B *J «-H -»-H i—t 9 1 1 O s H 19 0 H U o\ - \ < rn D> "J t C C i-O «c ^ 'O u < U 4) " o <

(15)

c-T-> O —4 U a eu O O O o m o H in »-4 o U O CN O 4- CN \ CN 'O \H \ < N H N O O O O O CN r» o o o •H «—I «—I \ \ \ H CD N O O O O O O O o \ \ \ M fO o O O O O 1 »n in in \ \ \ O O O o o o o o o o o o o o ^ o o •» o o o o o m o o o o o ^ o o i n osinr-cowoosino^f-inm.-Hoi os O o CN o o <N O o O O O o O 1—( M M i—K \ —4 H •H r-4 »—I H \ N \ \ s \ \ \ \ W \ CD O» in A 00 in »H Os m as r» in r> •-H CN \o O o O o o O o o O O r*-f O O O O co o O O o o o O O O \£> \o r-» VS co r- o O o vo O in O CN v£> •H M •—< o o o\ in m -» in m in in in m m *r in in in \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ •*? m r- O •er r^ in in rn m CM o •H o\ m O o o o o o o O O o O m O O O o o O O o O O o O o O O O 00 M r» M CN vO CD <N co CO CN CN CN o O O in m •H in m "H m in m «n 1n m in in \o \ \ \ \ \ \ \ \ \. \ \ \ \ m Cv» in »H \o rp »H O p—i r—1 os O O O O o o o o o o o o o o o o o o o o o o o W W N ^ vD r- o% o «y> » O O O O O] o ui m in inminminintnin \ \ M X \ \ \ \ \ \ \ s »Ti *»• os] — - -N in IN ^ IN (N H I O O O O O O O] O m in f-4jtn inininminininm W N W W W N W (N m lO) <N - • — O O O O O O O O - •> O O O O O O O O 00 00 H 00 ft os r-O r-O r-O O <N «"-» O CN O O O M \ \H \ «H fH 1—4 \ XO O \ CO W \ 00 """I H ® H r- c* r-» ui in «-t o -H r» O O O O O O O O O O O O o •• •» » O •* * -o -o -o -o -o -o -o -o -o <D(DcoHocncooco in tn \ \ «» co | m v os] O O O * o « » 0 O O O CO H CD OT 01 of iHI m m <-tlin in m \j\\ nj\ \ \ cojm ^ * *n inininminmtninvo \ w w w w ~ ' * N N H O H *C o o o O o o o o o o rt o o o o o o o o o o O co c o o a H o o i v o a t f N o o M o « •p ta O * O O e-in m tn e-in m \o \ \ \ \ \ \ \ ~~ ^ O O •—» O O» (s f*> * ifl \o œ i m m r» o rf *r rn \D r\ rn 1-H r—4 tn ro in m c* os Ci O os CN O Ot" \o m U + \ m rv O NNI « in m \ \ < •H mir. •H «—4 CN «—1 f» O tr o m r» m o in •—4 fsj ••Jr O «H m \© c. Os rf m m O <J\ •—t —-i —-t m ^ \ \ \ \ u 03 CN m O* <N fN - »H m m rr « ^ » o tn m fi n o m CN c- o in in m f-lr-irM T- O o m CN c \ \ \ \ \ a> < CN fN CN) 1." \D <-4 g ar; os 0 x> H £i vo r- co P •g s a> g > (0 a O O o " ^ o « o n r-- n c 0) œ ID > c ® r-wt-» o ^ ia in in in *-* vD m o vO '*» » O o O (C O O o o o o o + u N <N VI" m «£> m m m ro rs \ \ \•" s - . \ W W \ 1 < + r» r> o ,iî- c. in iH ^ rïirv rs CM CN fN fN »H IN «—1 m o vd c « > O O O r — f*» o r- m •H 3 o o m m tco w\om co P- R- CD co co os vo r-ai O m in in in m JQ o o o L' r—1 r-4 fN - Nj rn *—< #H f-i M W\\\ \\NJ *-v f-«. tf> f*> CN V O —1 + u ® r* in c -n N W H H H PI t H -c O O O C •**> P1- o o m m a> u o o m C? NO vo co o so ci a> w \o r^-C IN VO oo so r* ie m u Xi o o o L"• 4ft O m m m 0) »H —t CN —• —1 H H in m H a Ü < \ov \ \- - 'N \ \ H H \ \o in r-. © o os m \ \ in H «-< o c H «H CD e s C 3 N (S 01 î î l Ü 0 0 1 2 3 4 5 H 1 1 t

(16)

o o>. e. o N N i\ ii \ \ 'V ^ N * « O »-O P- c. O O c o © e tn in •%'. \ \ «H C-tn M IT \ o ^ \ 'v r-o vc r U + < 0> 6 O 0 «—t .Q O u + < O V O Tf c: « Û 0 8 4 O O O 2 l 0 0 0 1 0 0 9 O CO O o m o ^ - H i n m o < N O o m cft in r» co vo r-* C D ^ ^ m v ß V H N l f t m o r- r- o o o < * c o o o © a \ o o — 1 H (N n H-*(NfN(\HfM(N(N \ \ \\ \ \ Ol O A œ <*i H VO«-4in*H(N0D(N'«Cv »"4 <—4 -4 <N H l-( H H l-l f—r—t l O O Ov © © F* m o o o vo o -«r o tn vo co r- > O O vo o r - o o o m o o m VO P-* VO O 00 OV F- OV TN M VO H en o m O O O O O O in co H tn -H -H w \ \ \ \ 9 IC O m r- o air-ffir*(3iinofN® H "H vO •«r cv o m o o o o o o o o œ o *r o o m OOOOOOOOvO o so o vo r» R'^VOI'RNNOJTN^ o •*r o in OOOOOOOOiH in 0\ r-H m —1 —• •H"—(>—t—I-Hi—I \ \ w \ W un ^ o m so ^ •H r-*r\o^mm<NfNm OI N «F in vo F*- co o o o m r - o o ( N ^ r o o r - co m m * •. M *-4 o in o m in o m v o o t n m r s m m m co m m ^ H ^ o m vo vo r-^vocov£>*T(NCNm in vo tn ^ m w <N o o m N (N O m » © o ov œ m © <OOOON£TiOOO O vo vO ID »N m m lD \ \ «9« \M(NNHHCNFNN \ \ \ W \ H rr \ -T \ \\ \\ \\ \ 3 o CO M vo co co © i t W H IS ^•«rcNr-oj^u^mo«» ^ fl O CS -H CM 1 ^4 1—H o «—î o O o o m o o r - C T x o o c r . r» m m vo o co o * » » O O O ©moooeoooav o m m co © m co 0\ 0v Ov OVINVOOTVOCO^-«VO vo r- vo lA lO H CN m m © c w co o m O O O o m o o o o o (N (N n CN H H N \ \ \ \ \ \\ \ \ "N \ \ \ \ \ \ \ \ \ m cN o\ t- ^ T R-1 1 O\CDVOO%VOCO^,^,CN U N (S H -4 «H «H R» O O O OOOOOOOOOV vo m m © m © o O o o o o o o o o o o m co m m © m vo <N fN rr m ««VOCOCDHHHn v m m -H <-H w O in o o © © m tn o o o m o o o o o o o m m m mm es CN -H -H (N \ \ \ w v. \ w \ \ \ \ \ \ \ \ \ \ p" \o m Cv ^ *»" m 1 1 CN *?• VO NvOVOœvOHHHh m < 1—t «-H fl O (N o o © © o o o o r - o o > © VO «N in r» © <N CO tn C\ o m o 0 5 5 0 0 5 e 0 6 a\ r- m (N H N <N T r- m o co o\ VÛ r- m IN H —i ^ tn vo vo F«- R- R» r-<—( o o% r» vo o o o *r Ol o o\ o o o o o o o o o m o r s m m r* TT VO -H m M IN *r H (N ro (N(N(N(N(N(NHH(N u \ \ \ w \ \ \ w \ \ \ + ci in o 9> m CN o\ ^ >ƒ> o» o r- r- im < rsj <N CN v r-m H H (N -* «-4 (N •H <H <H O »-4 O O O o m o o o o o o © m © CD «H © m © co O O co o o m O O O O O O O Q f H in r«- -H m m •** CN « co o « » H vo co r*> h fs h fN m vo r» r-* co co co CO m O co co © o © a\ m o m o m © © O O O © O «H <N <-4 m (N m in rs H H N m H H \ \ \ \ \ \ \ \ \ \\ \ \\ \ \ \ \ \ \ \ \ m ^ r- r- m (N V &\ CO F- m 9v v o H H N H N CN «H m r- © © o r- o o o o o ^ vo o\ n 0 0 0 © m o o o o vo m O O O O O O O O O es r- m o o O o F» M o co co VO F * H CN <w m m m vo vo vo vo c 0) a\ o o © in ^ o o m o o o o o o o <—t «—( m N M m CN H H N in H H N \ \ \\ \ \\ \ \ \\ \ \\ w w w w Û) O -1 H N CO O tn tn r- ci m co m H H vor**f«-»©©«H©^ Jj < »H «H <N ••H m w T 0} s J-> o A t A> n 0 s <0 ** 4-> s 4J « *J H H H 1 1 « 0 O H < H H H s 0 1 1 1 © © *J »-4 O cr> —u o m ml vo CN I co olm

(17)
(18)
(19)

O M T> < f-> "D •H H J2 « •O C TS V 2 i g a» "O 9) tu O • ^ O > u C Û. « cr> « •U c O u c 3 M c > •H

3

Ë + • c 1 • O M H £t Vi •U • • > « « a c* aV C «

S

o •» O n o M

(20)

« T3 •O - JÉ « W O 0) CD « « U « u 1—1 -H -Q C « jJ -H 3 a <n U-i 0 4J a •H «M* « T3 0 .-J u » ü> *C •o c •*4 « f > ï & ±i C h* « M S 4-£ M •Ö « 0 « H 0 > w C fe M * • « CT> C O u O. c N c a > (0 « ia c i « O U r-t 9 u •u m > u m u 4J m m m m ü uo o H O O <0 O m o «•»

(21)

u + < V + < m O in œ (N m m *r OV fN o *T 09 p-> r- m ÎT> o TP rH m m 9> VO O in o m r- O m —H r- Cv O m r-> m ft in r> «a1 o vo 1—4 m N» r-» n m m m \ \ \ \ \ \ ri \ N N \ \ CTv •-4 »-H fS o \ os m CD r*> O vo CN m fN in o\ «T o* « 1—1 o> r- co en r- r». -n .-i fN CT» o> 03 (N r- os CN rj •H co m «N H r-w (N m fN rs H <N H •-H I-< •H rH r» O in CO in Ov m fN Ol m O r-co CD m «y vo CD n o\ o% rf o un ON m vo (N <N r» Os >—< m m m m «» m m m m m m fN m m \ \ \ OV \ \ »H \ \ \ <N \ f—t »•H \ o o \ O Tf œ \ o « CN en in O rn o ri <j\ fN m CO o m cr> fN CN vo •H co o* FH fN fN un (N CD O fN m •H rH fN m (N —t ro H i-H •H o» •-H >—t CN CN I LN MS in in m o os r» ^ f cm m o m I CO o m \ H H fN fN \ i-^ -H o O \ \ N \ o> \ O \ o \ O o œ r» <Ti \ ^ \ in • • ï • vo <Ti O • o CN m CN FH »-H m •—1 CO CN m H o> H vo r-Tf r- H m ^ n ^ r- o* œ œ œ w œ H O VO VO O O N « H 1ft F*» CN ^ I CTI 85 IN CO CD M m CO M M CM M M M m n sO r» PH ON CTv m VO \ \ \ \ \ N \ \ \ H o o o m CN «s- co VO m \ \ \ \ 1 <—1 o o o vo fN f» Cv r- r-rn m r- r~ CN CO O <—1 »—( «H fN CN m H fN CN in m m »•H H m CO m CN CN *}• r> m •—i CN rH m >H fN o\ m <D co ON OS VO H rH ro r-» r~ 1 CD o CO VO O tn 1 CO CO vo O CD r» VO CD m <n en m m CN fN m m in •v os m in m \\\ \\ fN n \rH fN <T\ m TT H H \ r» œ iH \r-* \o o o \ \\ \ m m H r- «T o o o vo »—ï Ov o O O r-o 03 m o ON m en ON ON ON m O co o f-H H m •H >~4 09 •H m co CN VO in rn r> •«* Os VO vo VO CD o rn en m O L-i t O <y* o O o o fi m CN m CN T PO in r> H r> O •w m \ —! \ \\ \ N \ CO o o o r-CN Os O m n ••H vo \\ \ 1 CN o o o ON vo in PH m VO ON m vo o Cs o (—4 CN rH m CD CN ^-4 VO VO »-4 H vo H in . JJ « 0 S O B *J « c *J •p H H o 4J O H CN en m vo 7 8 H O * O * r g ©ai o, h ri o CD m er ec- •*»•' cs> *wt «ro W* o ^ <N r»-r- -H m c *' -HTNscra?r~o\fS(Ncoco m m co f - •«-'W'W"Ttim v * ^ ~r ffSi'-r- ffl, « tN o **> "S£FI4 •—•* »H H O) L' W W V r : ^}o ff»» —r. CN fo p- CN r- - • IN VO CO F> <"•• -CRIERA O-HOOLTNCTLC--' ~~ er « C-ÎIXO ww \© r- o os «N r* •• r-v 3;.; -ilxn ^ ffl r N M o\ c •.* CN M vo — A: —H|AN «S» ^ M W •— v

es irt n r •- •*- ay* TO ?y»» ©» ifl n c,

fo ^ r- cr .a>•3c^-œ»»an^•o^c»',' co © ro c ownffio cn o r- cr fj en m r- - -«s' m *ro TT> «if n v vo vo *H o m m n m m m in o o m m m m \ \ fN (N CT\ OS fN CM m in CO CO vo vo *r v fN CN •«T 4T> tfifi n œ ^ « • co "ff HT> p>i o r*» in * co ern t** vo vo co ' *»j TT, rrn m *j» ^ ^ • <3 Ov-t —'• -•"* «» n un n ^ ,v "V. 'V» W CN fN r-5« I« w in \ \ v.. • . . • m p- r« "•»LO» er\ T** vo »H « • • rs -I ^ m o v •. (nit-wi o* h co n p* c

SSI «i-H rH rH ON O»

•T *TR in ID «• co vo CN in V : :J wi w o a n o o\ •-.': ® ÎF~ CO P- CO O F--*>• T m?< «TVi «m m m in m r»-. io %tD *»• r- in »*v *>». V W \ \ fN H o»«ff3iRu<N©e*in«» v -p* xwisi .m m o o\ » cErvM>«w in <h mocN *. wCTm vo i-H in TT I J F F I I W H C N N r-'4» «BS «T%J ïXs p». <a> OS r-1 LT — o3 in re 'co 51 in I o? vei ® vo m ffi TO in o ro •V« (N nwn n ^ r*. m*«* -*r m o en en' - X \ \ v\ \ \ \ r— \ S T- r- » -fN ^9» o N. m m <i «r> • • •W W tn r» *«r ttn ON in o o CD< "St r- to -rn un M cr f •«T ' S3 X3 ÄS xn m CN r» r~ — —H •H 11 •rH »H H r*. m m r»~ ?»~- «ß*t -tfO ON C0 m CN » a. a» » — « f « ï j -»H -rH -m il rH r» o» ^5 o» ON rr- -m m vo o C m m «w «m ^ Tn m ** ,i- m m m m CN fN \ \1N «3 \ CN rH r—-\ N m m vo \ \ V. os ON • • M fiO m in P< • • »( -CD v - m • • CD CO — * H H ON T» os m ON "*!' CO co CW;,' *<N HNffl fN m o O r- r- m«: fN TH «H «0 ^•1 os m U W « * O »r •» 4J H 0 4^ C -4>> n -«4 TN fW m vo CC O w en \D CN »-M -H <jœ m r- rH -H <jœ CT> »-M vx VO vo \ \ S \ N. ^ % CT> vx \ \( N \ 1 m ON CD P- —. ••. C-»J"*9F -H a rn co fN \ M in • vj. CO m rH r» rr. -CR ~Jiiss\ -rH «ra en p- r- r-•H M r- --WI-af T« sn in vo m CD ^ JT/ R-OS rH o es -sioai. T~ 9%\ 40 m in c CN ^ CN ~ «TO tau «rn CN CN os *— "*• m

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoek de volgende bloemen in een veldgids.. Wijs de

Deze plant behoort tot de vroege bloeiers en valt onder natuurbescher- ming.. De bloemdekslippen zijn wit met vlak onder top een

Laat de contour- verf kort aandrogen en ver- sier de bloemen en bladeren vervolgens met verschillende kleuren Window

Ongeslachtelijke voortplanting = voortplanting waarbij geen bevruchting plaats vindt; hierbij groeit een stukje van de volwassen plant uit tot een nieuwe plant.

Als je klaar bent met de 4 tekeningen, maak dan een foto van deze bladzijde en stuur die met je naam en klas naar je

Als je klaar bent met de 4 tekeningen, maak dan een foto van deze bladzijde en stuur die met je naam en klas naar je

Tek 1: Habitustekening van de Appel (Meerzadige schijnvrucht) Vermeldt onderdelen: Kroontje - vruchtsteel (zet erachter wat het vroeger aan bloem is geweest).. Tek

• de bij meer bloemen moet bezoeken (om voldoende voedsel te krijgen) 1 • waardoor er meer bestuivingen plaatsvinden/bloemen worden bestoven 1 21 B.