• No results found

Buitenlandse ervaringen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Buitenlandse ervaringen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Buitenlandse ervaringen

Peter Vesseur, Peter Roelofs PV

Medewerkers van het Proefstation voor de Varkenshouderij te Rosmalen hebben in maart een werkbezoek gebracht aan onderzoeksinstellingen in Sleeswijk-Holstein en Denemarken. In Sleeswijk-Holstein is gebleken dat verlaging van het eiwitgehalte de N-uitscheiding kan beperken en het drogestofgehalte van de mest kan verhogen. In Denemarken krijgt het mesten van beren, de verbetering van de vleeskwaliteit en groepshuisvesting veel aandacht. Ook ziektepreventie door middel van het SPF-sys-teem blijft in Denemarken actueel.

Sleeswijk-Holstein

Verlaging van het eiwitgehalte in mest-varkensvoer

Op het proefbedrijf Futterkamp is een proef gedaan, waarbij mestvarkens met voeders met een duidelijk verschillend eiwitgehalte gevoerd zijn. De controle-groep kreeg voer met 18% ruw eiwit, de proef-groep kreeg tot een gewicht van 65 kg een tweefase voer met 15% ruw eiwit en daarna met I I % ruw eiwit. De kosten van het laag-eiwit rantsoen waren door het gebruik van synthetische aminozuren hoger, de prestaties waren voor beide groepen gelijk De voordelen van het proefvoeder kwamen tot uiting in de N-uitscheiding. De mestwetgeving in Sleeswijk-Holstein staat 160 kg N / ha toe, in de controle kwam dit overeen met 14 mestvar-kens, in de proefgroep met 27!

Daarnaast nam het droge-stofgehalte van de mest toe van I2,3% in de controle- tot I9,8% in de proefgroep. (P. Hopp C.S.). Zowel proef- als controlegroep kregen water verstrekt met een “pulserende“ nippel, diep in de trog. De nippel geeft per “bijt” ongeveer een slok water. Hier-door wordt aanzienlijk minder water vermorst, De mest met meer dan 12% droge stof is niet meer goed op te pompen.

Denemarken

Onderzoek op praktijkbedrijven

In Denemarken wordt het praktijkonderzoek op praktijkbedrijven uitgevoerd. Er zijn twee van dergelijke bedrijven bezocht.

Inrichting kraamstal

Op het eerste bedrijf - een SPF-bedrijf - wor-den diverse roostervloeren in de kraamstal onderzocht. De vergelijking tussen de diverse vloeruitvoeringen loopt nog te kort om er iets van te zeggen.

Opvallend op dit pas omgebouwde bedrijf is de lay-out van de kraamstal. De kraamstal is name-lijk één grote ruimte, waarbinnen de verschillen-de “afverschillen-delingen” slechts gescheiverschillen-den zijn door een wand van ongeveer I ,5 meter hoog. De “afde-lingen” worden wel na elke ronde schoon ges-poten, er zijn ook bedrijven waarbij een soort douchegordijnen tussen de “afdelingen” dichtge-trokken kunnen worden om te voorkomen dat jonge biggen in de “afdeling” ernaast nat wor-den. De afdelingen voor gespeende biggen komen elk via een deur direct op de kraamstal u i t .

Scheidingswand tussen “afdelingen”. Op de achtergrond de deur naar de biggenstal.

(2)

In de gedachte-vot-rning ten aanzien van ziekte-preventie is het isoleren en daardoor ziekte-vrij houden van het bedrijf (SPF) veel belangrijker dan de strikte scheiding tussen afdelingen. Het gebruik van de hygiënesluis is bijvoorbeeld voor-treffelijk

-. , ‘_ _

:._ Zeugen in dekgroepen

Op het tweede bedrijf dat bezocht werd - een niet-SPF-bedrijf - doen de Deense Slachterijen onderzoek naar de groepshuisvesting van zeu-gen. Naast een afdeling met individueel gehuis-veste zeugen, is er een afdeling waarin de zeu-gen in dekgroepen van 12 dieren worden gehouden, De zeugen krijgen per groep een hoeveelheid brij verstrekt, die extra wordt ver-dund opdat alle zeugen voldoende kunnen opnemen, zodat het conditieverschil tussen zeu-gen binnen een groep niet te groot wordt. Er worden echter wel grote verschillen in conditie gezien. Verder zijn de hokken nogal nat en er worden veel agressieve interakties tussen zeu-gen geconstateerd, waarbij de dieren onvol-doende kunnen vluchten.

Onderzoek op instituten

Vleeskwaliteit staat in Denemarken, zowel bij de Deense Slachterijen, die daar vooral in hun onderzoeksinstituut in Roskilde veel aandacht aan besteden, als bij het National Institute of Animal Science te Foulem zeer in de belangstel-ling.

Beregeur

Een van de zaken waaraan veel aandacht besteed wordt, is beregeur. De Denen willen op grote schaal beren gaan slachten, ook voor de export. In Denemarken wordt lichter geslacht dan in Nederland (95 kg levend gewicht), terwijl er ook voor een andere export-markt gewerkt wordt (Engeland slacht zelf 90% van zijn mannelijke varkens als beer). Daarnaast is slechts 20% bestemd voor de vers-vlees markt; in koude produkten is beregeur niet snel een probleem. In Denemarken wordt veel energie gestoken in de bepaling van skatol aan de slachtlijn als maat voor de berelucht. Daartoe wordt een vetmonster, via een metho-de die gebruik maakt van spectofotometrie,

onderzocht. De testuitslag is pas na 12 minuten bekend en de snelheid is slechts I50- I 80 mon-sters per uur. De kosten komen op ongeveer

f

I O,- per aangeleverde beer (indien over een langere periode echter te veel positieve dieren geleverd worden, dan wordt er een hogere bij-drage gevraagd of wordt een bedrijf zelfs uitge-sloten).

Het skatol-gehalte in het vlees van beren is te beinvloeden via de voeding: biergist, erwten en veel gerst zorgen voor een toename van het skatol-gehalte evenals een hoge voeropname. In de zomer, als de temperatuur gaat oplopen, neemt het skatol-gehalte ook toe. Er kunnen dus management-maatregelen genomen wor-den om het skatol-gehalte te beinvloewor-den. Naast skatol kan androstenon onderzocht wor-den, al is de correlatie met beregeur wat lager. Een combinatie van de twee is een betere maat voor beregeur dan de skatolbepaling alleen. Residuen van groeiremmers in granen In Denemarken is onderzoek gedaan naar effec-ten van met halmverkoreffec-tende middelen (CCC of cycocel en cerone) behandelde granen op de technische resultaten van zeugen. Er wordt in dit onderzoek een produktie-derving van één big per toom gevonden bij gebruik van dergelij-ke granen in zeugenvoer. Bij stieren zou de testi kelgrootte met 7-8% afnemen.

Vooral in het stro zijn de residuen hoog. n

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die drie jaren zijn nodig om de ruimte voor extra kunstmest niet te veel te laten beïnvloeden door weerseffecten, die worden minder belangrijk door resultaten over drie jaar

Omdat het percentage verklaarde variantie voor de praktijk nog steeds aan de lage kant is en de data een grote spreiding tussen de herhalingen laat zien is ook een analyse gedaan

In zijn boek ‘Wilde apen’ houdt Frank Berendse, emeritus hoogleraar natuurbeheer aan de Wageningen Universiteit een ferm pleidooi voor meer natuur.. Hij wil één derde van

De provincie wil onderzoeken in hoeverre de boommarter kan profiteren van ontsnipperende maatregelen die voor de otter worden genomen en welke aanvullende maatregelen nodig zijn

In Natura 2000 gebieden is scheuren en herinzaai van blijvend grasland niet toegestaan, terwijl ook voor die percelen er argumenten kunnen zijn om grasland te willen

Behalve extract van tomaat (Lycopersicum excelentum) werd ook stuifmeel van enkele andere Lycopersicjim soorten gebruikt, te weten Lycopersicum peruvianum en Lycopersicum

Voor zover deze opmerkingen niet nieuw zijn moet wel bedacht worden dat hier een basis van een exacte wijze van afwegen van de noodzaak tot studie is gegeven en dat een formulering

• Hierdoor heeft de business voldoende tijd om hun processen (o.a. GLP’s) en systemen aan te passen op basis van deze release, zodat deze tijdig gereed zijn voor gebruik..