• No results found

Opvoedstijl en delinquentie : relatie van een permissieve- en autoritaire opvoedstijl met delinquentie in de adolescentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opvoedstijl en delinquentie : relatie van een permissieve- en autoritaire opvoedstijl met delinquentie in de adolescentie"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opvoedstijl en Delinquentie: Relatie van een Permissieve- en Autoritaire Opvoedstijl met Delinquentie in de Adolescentie

Bachelor scriptie

Pedagogische Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Naam student: Noa Smit Studentnummer: 10884874

Begeleider: Marita van Langen

Aantal woorden: 5465

(2)

Inhoudsopgave No table of contents entries found.

(3)

Abstract

In dit literatuuroverzicht staat de relatie tussen opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie centraal. In de twee hoofdstukken is er afzonderlijk aandacht besteedt aan een permissieve- en autoritaire opvoedstijl. Verwacht werd dat zowel een permissieve- als een autoritaire

opvoedstijl een positieve invloed zou hebben op delinquentie in de adolescentie. Dit bleek echter niet zonder meer het geval te zijn. Voor zowel de relatie van een permissieve- als autoritaire opvoedstijl met delinquentie werden tegenstrijdige resultaten gevonden. Met de mogelijke verklaringen in acht genomen lijkt er echter wel een verband te bestaan. Daarnaast zijn er aanwijzingen gevonden dat dit verband wellicht indirect van aard is.

(4)

Relatie van een permissieve- en autoritaire opvoedstijl met delinquentie In 2016 zijn er in Nederland door het CBS 16.400 verdachten geregistreerd die, op het moment van het gepleegde misdrijf, minderjarig waren. Dit is ruim 11% van het totaal aantal geregistreerde verdachten in 2016 (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2017). Deze groep jongeren wordt ook wel jeugddelinquenten genoemd. Volgens van der Laan & Blom (2011) kan delinquent gedrag gedefinieerd worden als een grote verzameling gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn. Deze gedragingen zouden bij berechting dan ook tot straf kunnen leiden. Delinquent gedrag kan in vier typen worden ingedeeld. Deze vier typen zijn: vermogensdelicten, geweldsdelicten, vernieling en overige delicten (Van der Laan & Blom, 2011). Binnen deze verschillende typen kan er ook een onderscheid worden gemaakt in de ernst van het gepleegde misdrijf.

Naast de grote verscheidenheid aan gedragingen die onder delinquentie vallen is er ook niet één risicofactor te benoemen voor dit gedrag. Delinquent gedrag in de adolescentie lijkt een resultaat te zijn van meerdere risicofactoren die cumuleren (Farrington, 2005). Deze risicofactoren kunnen geclusterd worden in verschillende domeinen. Deze verschillende domeinen zijn het gezin, de school, de vrienden, het individu en de buurt (Van der Laan & Blom, 2006). Binnen deze domeinen is veel onderzoek verricht (Nijhof, Scholte, Overbeek, & Engels, 2010; Walters, 2014; Shulman, Cauffman, Piquero, & Fagan, 2011). Specifiek zijn er veel onderzoeken waarbij de focus ligt op het domein van het gezin. Hierbij is gekeken naar de verschillende manieren waarin ouders een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van delinquent gedrag. Dit is bijvoorbeeld gedaan door te kijken naar de invloed van

één-oudergezinnen, sekse van de ouder (Eitle, 2006) en de mate van conflictoplossing in de relatie tussen ouder en adolescent (Van Doorn, Branje, & Meeus, 2008).

In dit literatuuronderzoek zal er verder worden ingezoomd op het domein van het gezin door te kijken naar de invloed van een permissieve- en autoritaire opvoedstijl op

(5)

delinquent gedrag in de adolescentie. Opvoeding speelt namelijk een belangrijke rol in het socialisatieproces van kinderen (Darlin & Steinberg, 1993; Steinberg, 2001). Zo blijkt uit onderzoek dat de opvoeding van invloed is op het ontwikkelen van prosociaal gedrag (Carlo, McGinley, Hayes, Batenhorst, & Wilkinson, 2007), maar ook de mate waarin kinderen en jongeren antisociaal of delinquent gedrag vertonen (Schaffer, Clark, & Jeglic, 2009).

Daarnaast zal in dit literatuuroverzicht worden gekeken naar delinquentie in de adolescentie. De reden hiervoor is dat probleemgedrag in de adolescentie meer tot uiting komt dan in de kindertijd (Jessor, Donovan, & Costa, 1991).

In de literatuur over opvoeding zijn er twee stromingen te onderscheiden. De eerste stroming richt zich op de dimensies van ouderschap waarbij er wordt gekeken naar

afzonderlijke gedragingen van ouders. De tweede stroming kijkt naar de opvoedstijlen. Een opvoedstijl is in feite de verzameling van verschillende opvoedgedragingen van ouders (O’Connor, 2002). O’Connor (2002) stelt dat het niet wenselijk is om onderzoek te verrichten naar de relatie tussen ouder-kind waarbij er enkel wordt gericht op de dimensies van

ouderschap. Als reden hiervoor wordt gegeven dat het niet waarschijnlijk is dat afzonderlijke gedragingen van ouders zorgen voor specifieke uitkomsten bij het kind. Waarschijnlijker is dat alle gedragingen van de ouder meespelen in de ontwikkeling van het kind. Om deze reden zal in dit literatuuronderzoek worden gekeken naar de opvoedstijl in relatie tot delinquentie, en niet naar de afzonderlijke dimensies.

Een veelgebruikte indeling van opvoedstijlen is die van Baumrind (1971). Baumrind (1971) heeft deze opvoedstijlen gebaseerd op de dimensie ouderlijke controle. Deze dimensie heeft betrekking op de eisen die aan het kind worden gesteld door de ouder. Hierbij zijn gedragscontrole en het toezicht op de activiteiten van het kind belangrijke constructen (Baumrind, 1996). Op basis van deze dimensie zijn de eerste drie opvoedstijlen ontwikkeld: authoritatief, autoritair en permissief. Maccoby & Martin (1983) hebben later de dimensie

(6)

responsiviteit toegevoegd aan deze eerste dimensie. Responsiviteit is de mate waarin ouders kunnen inspelen op de behoefte van het kind (Baumrind, 1996). Belangrijke constructen hierbij zijn warmte en de mate waarin de autonomie van het kind wordt gesteund. Op basis van deze twee dimensies zijn de uiteindelijke vier opvoedstijlen tot stand gekomen die onderling verschillen in de mate waarin ze scoren op de twee dimensies. Deze vier opvoedstijlen zijn: authoritatief (hoge responsiviteit en hoge controle), autoritair (lage responsiviteit en hoge controle), permissief (hoge responsiviteit en lage controle) en verwaarlozend (lage responsiviteit en lage controle) (Baumrind, 1971; Maccoby & Martin, 1983).

Opvallend is te noemen dat onderzoek naar opvoeding en delinquentie zich

voornamelijk heeft gericht op de opvoeddimensies en in mindere mate op de opvoedstijlen. Dit gebrek aan onderzoek wordt duidelijk in de meta-analyse van Hoeve et al. (2009). In deze meta-analyse is uitgebreid aandacht besteed aan de relatie tussen ouderlijke gedragingen en delinquentie in de adolescentie. Hierbij is zowel gekeken naar opvoeddimensies als

opvoedstijlen. In de meta-analyse zijn 144 studies opgenomen over het verband tussen opvoeddimensies en delinquent gedrag bij adolescenten. Slechts 17 studies in deze meta-analyse hebben gekeken naar het verband tussen opvoedstijlen en delinquentie. Hoewel dus veronderstelt wordt dat de opvoedstijl van ouders samenhangt met delinquent gedrag, is er weinig empirisch onderzoek naar opvoedstijlen en delinquentie bij adolescenten uitgevoerd.

Door het tekort aan eerder onderzoek was het in de meta-analyse van Hoeve et al. (2009) niet mogelijk om uitspraken te doen over een permissieve-, autoritaire- en

verwaarlozende opvoedstijl in relatie tot delinquentie. Wel waren er voldoende studies beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de relatie tussen een authoritatieve

opvoedstijl en jeugddelinquentie. Hier werd een negatief verband gevonden waarbij een meer authoritatieve opvoedstijl gelinkt werd aan minder delinquentie. In de conclusie werd sterk

(7)

aangeraden om meer onderzoek naar de relatie tussen opvoedstijl en jeugddelinquentie te verrichten (Hoeve et al., 2009). Sinds de uitgave van de meta-analyse van Hoeve et al. (2009) zijn er verschillende onderzoeken gepubliceerd over de relatie tussen opvoedstijl en

delinquentie. Deze onderzoeken zullen in dit literatuuroverzicht worden behandeld. Daarbij zal de focus liggen op de relatie tussen jeugddelinquentie en de permissieve en autoritaire opvoedstijl.

Uit eerder onderzoek waarbij al wel de relatie tussen opvoedstijl en jeugddelinquentie onder de loep is genomen komt naar voren dat een verwaarlozende opvoedstijl in het

bijzonder gelinkt zou kunnen worden aan jeugddelinquentie (Maccoby & Martin, 1983; Steinberg, Eisengart, & Cauffman, 2006). Verder is het bekend dat een authoritatieve opvoedstijl een positieve rol speelt in het socialisatieproces van het kind, wat bescherming kan bieden tegen jeugddelinquentie (Darlin & Steinberg, 1993; Steinberg, 2001; Schaffer et al., 2009). Bij de overige twee opvoedstijlen, permissief en autoritair, is de relatie met delinquentie minder duidelijk. Wel is uit eerder onderzoek bekend dat een permissieve- en autoritaire opvoedstijl in het algemeen risico met zich mee kunnen brengen voor negatieve uitkomsten bij het kind (Maccoby & Martin, 1983). In dit literatuuroverzicht staat de vraag centraal wat de relatie is tussen de opvoedstijl van ouders en delinquentie in de adolescentie. In de twee deelvragen zal er afzonderlijk worden gekeken naar een permissieve- en autoritaire opvoedstijl in relatie tot jeugddelinquentie. De verwachting hierbij is dat een permissieve- en autoritaire opvoedstijl beiden positief gerelateerd zijn aan delinquentie in de adolescentie.

Wanneer duidelijk wordt in hoeverre een permissieve en/of autoritaire opvoeding gerelateerd is aan delinquentie kan dit implicaties hebben voor hoe behandelingen gericht op jeugddelinquenten worden vormgegeven. Uit de meta-analyse van Piquero, Farrington, Welsh, Tremblay & Jennings (2009) en de herziening hiervan in 2016 is gebleken dat interventies gericht op familie/oudertraining om delinquentie te voorkomen effectief kunnen

(8)

zijn (Piquero et al., 2016). Er is echter nog niet veel bekend over de achterliggende mechanismen waardoor deze interventies werkzaam zijn. Op het moment dat er meer informatie bekend is over de opvoedstijlen kan dit toegepast worden om de werkzaamheid van de programma’s te begrijpen. Wellicht zouden de interventies door deze informatie ook effectiever kunnen worden. Met specifieke kennis over de relatie tussen opvoedstijl en jeugddelinquentie zouden namelijk bepaalde gedragingen van ouders kunnen worden gestimuleerd en andere juist kunnen worden afgeraden.

Hoofdstuk 1: Relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie In dit hoofdstuk staat de relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie centraal. Sinds de publicatie van de meta-analyse van Hoeve et al. (2009) is er meer

onderzoek verricht naar de relatie tussen opvoedstijl en delinquentie. In een gedeelte hiervan is ook specifiek gekeken naar de invloed van een permissieve opvoedstijl. Onderling

verschillen deze onderzoeken sterk van elkaar, met name in de onderzoeksopzet. In de meeste onderzoeken is er alleen gevraagd naar het perspectief van het kind en in slechts één

onderzoek zijn de perspectieven van zowel ouder als kind geïntegreerd. Daarnaast is niet in iedere studie afzonderlijk gekeken naar de opvoedstijl van moeder en vader. Wat bovendien ook opvalt, is dat onderzoek naar dit onderwerp voornamelijk is uitgevoerd met behulp van de dataset van de National Longitudinal Survey of Youth (NLSY). Omdat in deze studies deels gebruik wordt gemaakt van dezelfde respondenten zullen deze studies achtereenvolgens besproken worden. Ondanks de overlappende respondenten verschillen deze onderzoeken wel van elkaar doordat ze de relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie vanuit een andere invalshoek benaderen.

Wanneer er wordt gekeken naar de invloed van opvoedstijl in relatie tot delinquentie waarbij er rekening mee wordt gehouden dat ouders onderling een verschillende opvoedstijl kunnen hanteren, brengt dit interessante resultaten met zich mee. Er lijkt via deze invalshoek

(9)

namelijk niet of nauwelijks een relatie te bestaan tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie (Bolkan, Sano, De Costa, Acock, & Day, 2010). De 3353 respondenten in deze studie waren tussen de 12-14 jaar oud en maakten deel uit van de NLSY. De participanten beantwoorden de vragen over opvoedstijl apart over de opvoedstijl van vader en van moeder. Adolescenten met ouders die een permissieve opvoedstijl hanteerden bleken enigszins meer delinquent gedrag te vertonen dan adolescenten bij wie de ouders een authoritatieve

opvoedstijl hanteerden (Bolkan et al. 2010). Dit effect was echter niet significant te noemen en viel helemaal weg op het moment dat maar één ouder permissief opvoedgedrag vertoonde. Ook verschilde de mate van delinquentie niet als er specifiek werd gekeken naar een

permissieve opvoedstijl van moeder of vader.

Op het moment dat afkomst en het wonen in een achterstandswijk mee worden

genomen in het verband tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie kan er tevens geen significant verband worden gevonden. In onderzoek hiernaar is geen significant verschil in delinquentie gevonden bij jongeren met ouders die een permissieve opvoedstijl hanteerden en ouders met een authoritatieve opvoedstijl (Mowen & Schroeder, 2015). In deze studie is gekeken naar de invloed van de opvoedstijl van moeder op het delinquente gedrag van de adolescent. Dit werd gedaan met behulp van 8984 respondenten van 12-16 jaar oud. Net zoals bij het vorige besproken onderzoek waren de respondenten geworven via de NSLY en ook hier werd alleen het perspectief van de adolescent meegenomen. Hoewel het wel of niet wonen in een achterstandswijk mee lijkt te spelen in de relatie tussen delinquentie en de overige drie opvoedstijlen, werd dit verband niet gevonden wanneer er sprake was van een permissieve opvoedstijl. Ook afkomst leek geen rol te spelen in dit verband.

Wat wel relevant lijkt in de relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie is de verandering van opvoedstijl. In onderzoek naar opvoedstijl en delinquentie wordt er zelden rekening gehouden met de optie dat de opvoedstijl van ouders door de tijd heen kan

(10)

veranderen. Toch lijkt dit zinvol te zijn aangezien uit een recente studie blijkt dat 53,6% van de jongeren een verandering van opvoedstijl rapporteerde bij hun moeder (Schroeder & Mowen, 2014). De meest voorkomende verandering in opvoedstijl bleek van een

authoritatieve opvoedstijl naar een permissieve opvoedstijl te zijn. In deze studie werd echter geen overtuigend resultaat gevonden dat een permissieve opvoedstijl gerelateerd is aan meer delinquent gedrag in de adolescentie. De 4389 respondenten zijn net zoals hierboven

geworven via de NLSY. De gemiddelde leeftijd in deze studie was 14 jaar oud. Er werd hierbij echter geen minimum en maximum leeftijd gegeven. Ook Schroeder & Mowen (2014) hebben net zoals Mowen & Schroeder (2015) alleen de opvoedstijl van de moeder bekeken in relatie tot delinquentie in de adolescentie met als enige informant de adolescent.

Uit een ander onderzoek wat net zoals Schroeder & Mowen (2014) enkel heeft gekeken naar de opvoedstijl van de moeder komt wél een significant verband naar voren tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie (Schaffer et al., 2009). In deze studie is tevens de opvoedstijl gerapporteerd door de adolescent en niet door de ouders zelf. De 244 respondenten zijn geworven op een universiteit en maakten, anders dan de bovenstaande studies, geen deel uit van de NLSY. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat een permissieve opvoedstijl lijkt bij te dragen aan lage levels van empathie en meer antisociaal gedrag. In dit onderzoek wordt de term antisociaal gedrag gebruikt maar er kan toch vanuit worden gegaan dat het onderzoek zich richt op delinquentie. De auteurs spreken namelijk over antisociaal gedrag maar dit gedrag wordt geoperationaliseerd door de “Self-Report Delinquency Scale”. Deze vragenlijst meet enkel delinquente gedragingen waardoor de uitspraak over delinquentie kan worden gedaan.

Wanneer legitiem ouderschap als moderatiefactor wordt meegenomen in de relatie tussen opvoedstijl en delinquent gedrag, lijkt er voor alle opvoedstijlen een verband te zijn behalve voor een permissieve opvoedstijl. In recent onderzoek zijn scholieren gevraagd naar

(11)

delinquent gedrag en de opvoedstijl van hun ouders (Trinkner, Cohm, Rebellon, & Van Gundy, 2012) In dit onderzoek werd geen significant verband gevonden tussen permissief ouderschap en delinquentie in de adolescentie. De 596 respondenten varieerden in dit onderzoek van 11 tot 18 jaar oud. Hoewel de respondenten in dit onderzoek niet geworven zijn via de NLSY, is delinquentie wel gemeten door dezelfde vragenlijst die bij de NLSY is gebruikt. Naast de relatie tussen opvoedstijl en delinquent gedrag hebben Trinkner et al. (2012) ook gekeken naar de perceptie van legitiem ouderschap. Hiermee wordt de mate bedoeld waarin kinderen hun ouders erkennen als legitieme autoriteitsfiguren. De perceptie van legitiem ouderschap lijkt een mediator te zijn tussen de relatie van opvoedstijl en delinquentie. Het bleek dat de opvoedstijl gerelateerd kon worden aan de perceptie van legitiem ouderschap, vervolgens werd legitiem ouderschap gerelateerd aan meer/minder delinquentie. Dit verschilde per opvoedstijl. Opvallend is dat dit verband niet kon worden gevonden voor een permissieve opvoedstijl.

Naast mogelijke mediatoren zoals legitiem ouderschap kan er ook een mogelijke moderator worden gevonden voor het verband tussen opvoedstijl en delinquentie. In een zeer recente studie is gekeken naar het indirecte effect van een permissieve opvoedstijl op het omgaan met deviante peers en het effect daarvan op delinquent gedrag. (Hinnant, Erath, Tu, & El-Sheikh, 2016). Net zoals veel studies is in dit onderzoek enkel gekeken naar het perspectief van de adolescent. Als moderatiefactor in het verband tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie hebben Hinnant et al. (2016) de activiteit in de “sympathetic nervous system” (SNS) bekeken. Een lage activiteit in de SNS wordt gekenmerkt door lage angst en ongevoeligheid voor straf en dreiging. De 252 respondenten zijn geworven op middelbare scholen. Anders dan in andere onderzoeken is in deze studie delinquent gedrag gemeten door de Youth Self Report. Deze vragenlijst lijkt echter meer externaliserend gedrag te meten. In dit onderzoek is in tegenstelling tot het net besproken onderzoek wel een

(12)

significant indirect verband gevonden tussen een permissieve opvoedstijl, het omgaan met delinquente peers en delinquent gedrag. Ook een lage activiteit in de SNS lijkt een positief effect te hebben op delinquent gedrag.

Ten slotte kan er ook gekeken worden naar de relatie tussen opvoedstijl en

delinquentie vanuit het perspectief van zowel ouder als kind. Hoeve, Dubas, Gerris, van der Laan, & Smeenk (2011) hebben in hun studie zowel de ouders als de kinderen vragen laten beantwoorden met betrekking tot de opvoedstijl. De respondenten kwamen uit 330

Nederlandse families met 1 zoon/dochter. Zij zijn geworven via The Child-Rearing and Family in the Netherlands Study (CFNS). In deze studie hebben moeders en vaders apart vragen beantwoord over hun zoons en dochter en andersom. Hoeve et al. (2011) vonden dat de mate van delinquentie bij de adolescent het hoogst was als de vader een permissieve opvoedstijl vertoonde. Een opvallend resultaat is dat er geen significant verband werd gevonden tussen de opvoedstijl van moeder en delinquentie.

Uit bovenstaand onderzoek kan worden opgemaakt dat de relatie tussen een

permissieve opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie nog niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Er bestaan tussen de onderzoeken tegenstrijdigheden. Enerzijds zijn er

onderzoeken die geen significant verschil vinden tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie, anderzijds vinden enkele onderzoeken dit verband wel. Opvallend is dat alle onderzoeken die respondenten hebben geworven via de NLSY geen significant verband vonden tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie. Op één studie na vonden alle andere onderzoeken dit verband wel. De studie die geen gebruik maakte van de dataset van NLSY en ook geen significant verband vond, maakte wel gebruik van de vragenlijst die in de NLSY ook werd gebruikt om delinquentie te operationaliseren. Verder wordt er een indicatie gegeven dat opvoedstijl een construct is dat kan veranderen en dat de

(13)

relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie wellicht een indirect verband is waarbij moderatiefactoren een rol kunnen spelen.

Hoofdstuk 2: Relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie In dit hoofdstuk zal de relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie nader worden onderzocht. Veel onderzoeken die in voorgaand hoofdstuk reeds besproken zijn zullen hierbij opnieuw worden aangehaald. Er zal nu echter specifiek worden gekeken naar de resultaten die betrekking hebben op een autoritaire opvoedstijl. Net zoals bij de relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie, bestaan er verschillen in de onderzoeken naar de relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie. Opnieuw kunnen deze verschillen worden gevonden in de opzet en in het bijzonder op het gebied van de informanten. Daarnaast hebben ook hier een tweetal onderzoeken gebruik gemaakt van de dataset van de NLSY. Omdat ook deze studies waarschijnlijk voor een gedeelte een groep overlappende respondenten hebben is het van belang hier rekening mee te houden.

Op het moment dat er gekeken wordt naar zowel de opvoedstijl van moeder als vader lijkt de invloed van een autoritaire opvoedstijl voor een gedeelte af te hangen van wie het opvoedgedrag vertoond. Uit het al eerder besproken onderzoek van Bolkan et al. (2010) is naar voren gekomen dat een autoritaire opvoedstijl (samen met een verwaarlozende

opvoedstijl) verantwoordelijk bleek voor de meest negatieve uitkomsten bij de adolescent. Dit houdt in dat een autoritaire opvoedstijl samen met een verwaarlozende opvoedstijl meer werd gelinkt aan delinquentie dan de overige twee opvoedstijlen. In dit onderzoek rapporteerde de 3353 adolescente respondenten geworven uit de NLSY apart over de opvoedstijl van moeder en van vader. Hierbij werd ook rekening gehouden met de sekse van de respondent zelf. Opvallend is dat op het moment dat de moeder een autoritaire opvoedstijl vertoonde, dit meer nadelige effecten had op de zoons dan de dochters. Een verklaring hiervoor werd niet

(14)

gegeven. Wanneer er werd gekeken naar een autoritaire opvoedstijl van vader had dit hetzelfde positieve effect op delinquentie bij zowel de zoons als de dochters.

Anders dan bij relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie lijkt in het verband tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie de perceptie van legitiem

ouderschap wel een mogelijke mediator te zijn. In het artikel van Trinkner et al. (2012) werd deze relatie onderzocht en is er een positief verband gevonden tussen een autoritaire

opvoeding en delinquentie in de adolescentie. Zoals eerder al genoemd is, wordt in de studie van Trinkner et al. (2012) enkel gebruik gemaakt van rapportage van het kind. Het artikel van Trinkner et al. (2012) heeft naast opvoedstijl en delinquentie ook gekeken naar de perceptie van legitiem ouderschap vanuit de adolescent. Zij vonden hierbij dat de kinderen van ouders met een autoritaire opvoedstijl significant meer delinquent gedrag vertoonden dan kinderen van ouders met een andere opvoedstijl. Ook kwam uit deze studie naar voren dat kinderen van ouders met een autoritaire opvoedstijl hun ouders als minder legitieme autoriteitsfiguren beschouwden in vergelijking met kinderen van ouders met een authoritatieve opvoedstijl. In dit onderzoek werd gevraagd naar de opvoedstijl van “ouders” zonder daarbij onderscheid te maken in opvoedstijl tussen moeders en vaders. Het was dus niet mogelijk om specifieke uitspraken te doen over moeders en/of vaders.

Uit onderzoek waarbij specifiek naar moeders is gekeken komt een overeenkomstig resultaat naar voren in vergelijking met de hierboven beschreven studie. Mowen & Schroeder (2015) vonden namelijk wel een significant verband tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie. In het onderzoek van Mowen & Schroeder (2015)

rapporteerde 8984 respondenten over de opvoedstijl van de moeder. Deze respondenten waren tussen de 12 en de 16 jaar oud en afkomstig uit de dataset van de NLSY. Naast de invloed van de opvoedstijl werd er ook gekeken naar de afkomst en het wel of niet wonen in een

(15)

autoritair rapporteerde meer delinquent gedrag vertoonden dan jongeren die hun moeder als authoritatief rapporteerde. Daarnaast werd ook gevonden dat bij Afro-Amerikaanse jongeren een autoritaire opvoedstijl een negatiever effect op delinquentie had op het moment dat de jongeren in een achterstandswijk woonden. Opvallend genoeg werd dit effect alleen gevonden bij Afro-Amerikaanse jongeren. Niet bij de Latijns-Amerikaanse of blanke jongeren. Dit resultaat geeft een indicatie dat de afkomst en de leefomgeving wellicht rollen kunnen spelen in het verband tussen opvoedstijl en delinquentie.

Uit een andere studie die ook enkel de opvoedstijl van moeder heeft bekeken komt echter een ander resultaat naar voren. Schaffer et al. (2009) vonden in hun studie namelijk dat een autoritaire opvoedstijl niet lijkt bij te dragen aan antisociaal gedrag. In deze studie

rapporteerde 244 studenten over de opvoedstijl van hun moeder. Onder de respondenten was een grote variatie aan leeftijd waarbij de jongste respondent 18 jaar oud was en de oudste 46 jaar oud. De gemiddelde leeftijd was echter 20,7 jaar oud wat aangeeft dat de grootste groep respondenten nog adolescent genoemd kan worden. Schaffer et al. (2009) noemen in deze studie het construct “antisociaal gedrag” en geen delinquentie. In eerste instantie lijkt het dus niet over delinquent gedrag te gaan. Zoals net echter is genoemd is het antisociale gedrag van de adolescenten gemeten door de “Self-report Delinquency Scale”. Omdat deze vragenlijst uitsluitend delinquent gedrag meet wordt deze studie toch genoemd in dit literatuuroverzicht.

Naast het eerder genoemde wonen in een achterstandswijk en afkomst lijken ook de persoonlijkheidskenmerken van ouders mee te spelen in het verband tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie. Abdi, Jalali, & Mirmehdy (2010) hebben gekeken naar de relatie tussen zowel opvoedstijl en de verschillende persoonlijkheidskenmerken van ouders en delinquentie in adolescenten van 12 tot 18 jaar. Zij vonden dat een autoritaire opvoedstijl het meeste voorkwam bij ouders van delinquenten. Bij ouders van non-delinquenten was dit niet het geval. Daarnaast vonden zij ook dat de persoonlijkheidstrek neuroticisme significant vaker

(16)

voorkwam bij ouders van delinquenten dan bij ouders van non-delinquenten. Ouders die hoog scoorden op neuroticisme hanteerden bovendien ook vaker een autoritaire opvoedstijl. Helaas bespreekt dit artikel niet waar de participanten geworven zijn en of één van de ouders is geïnterviewd of allebei. Daarnaast wordt ook niet vermeld op welke manier delinquentie is gemeten onder de adolescenten. Of dit bijvoorbeeld door middel van een zelfrapportage is gedaan of dat de informatie op een andere manier is verkregen. Wel wordt vermeld dat er 60 ouders van delinquenten aan deze studie hebben meegedaan en 60 ouders van

non-delinquenten.

Wanneer wordt gekeken naar een autoritaire opvoedstijl van vaders en het effect hiervan op de delinquentie van dochters en/of zonen lijkt er geen verband te bestaan. Hoeve et al. (2011) hebben in hun onderzoek specifiek gekeken naar families waarbij de vader een autoritaire opvoedstijl hanteerden en de moeder een authoritatieve. Hiervoor is gekozen omdat op deze manier het effect van de opvoedstijl van vader duidelijk zichtbaar zou zijn. In deze studie is dan ook niet gekeken naar de invloed van een autoritaire opvoedstijl van de moeder. Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen van ouders met een autoritaire vader en authoritatieve moeder niet significant meer delinquentie vertoonden dan kinderen bij wie beide ouders een authoritatieve opvoedstijl hanteerde. Dit is het enige onderzoek wat zowel naar moeders/vaders en zoons/dochters heeft gekeken.

Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat ook de relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie, net zoals een permissieve opvoedstijl en delinquentie, nog niet helemaal duidelijk is. Enkele besproken onderzoeken vonden zoals verwacht een positief verband, terwijl andere onderzoeken dit verband niet hebben gevonden. Daarnaast is er een indicatie gevonden dat de persoonlijkheid van ouders meespeelt in de relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquent gedrag. Ook afkomst en het wel/niet wonen in een achterstandswijk lijken een rol te kunnen spelen in het verband.

(17)

Conclusies en discussie

In dit literatuuroverzicht is het verband tussen opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie onderzocht. In de twee hoofdstukken is er afzonderlijk gekeken naar de invloed van een permissieve- en autoritaire opvoedstijl op delinquentie. Uit de besproken

onderzoeken komt naar voren dat de relatie van een permissieve- zowel als een autoritaire opvoedstijl met delinquentie nog niet helemaal helder is. Dit resultaat strookt niet met de verwachting die is geschetst in de inleiding.

In het eerste hoofdstuk is gekeken naar de relatie tussen een permissieve opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie. Verwacht werd dat een permissieve opvoedstijl gelinkt kon worden aan delinquentie in de adolescentie. Uit eerdere literatuur is namelijk gebleken dat onder andere een permissieve opvoedstijl het kind in risico kan brengen voor negatieve uitkomsten (Maccoby & Martin, 1983). Enkele onderzoeken ondersteunen deze verwachting terwijl andere onderzoeken dit niet doen. Een mogelijke verklaring voor dit verschil kan te maken hebben met de NLSY.

De NLSY maakt deel uit van de National Longitudinal Survey (NLS). De NLS omvat een groot aantal vragenlijsten die zijn afgenomen bij een deel van de Amerikaanse bevolking (Bureau of Labor Statistics, 2017). Veel onderzoeken die in deze literatuurstudie zijn

besproken hebben gebruik gemaakt van de data afkomstig uit de NLSY uit 1997. Deze onderzoeken hebben dan ook deels gebruik gemaakt van dezelfde groep respondenten. Toch was onder deze studies geen enkel aantal participanten hetzelfde. Dit zou kunnen liggen aan de leeftijd waarvoor is gekozen om te behandelen, deze verschilden namelijk onder de besproken studies. Helaas werd de verdere selectieprocedure van de respondenten uit de artikelen niet geheel duidelijk.

Opvallend is verder dat alle besproken onderzoeken waarbij de data afkomstig zijn van de NLSY geen significant resultaat hebben gevonden wat de relatie tussen een permissieve

(18)

opvoedstijl en delinquentie ondersteunt. Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in het artikel van Bolkan et al. (2010). Zij beargumenteren dat de items die de NLSY hanteren om een permissieve opvoedstijl te meten wellicht een ander soort opvoedstijl hebben gemeten. Een permissieve opvoedstijl wordt namelijk gekenmerkt door hoog te scoren op responsiviteit maar laag op controle. In de vragenlijst is dit wellicht niet zo naar voren gekomen. Er is namelijk geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen het hebben van weinig tot geen regels en het flexibel en onderhandelbaar zijn van regels. Het eerste is kenmerkend voor een

permissieve opvoedstijl terwijl het tweede meer past bij een zogenoemde “democratische” opvoedstijl. Het is dus mogelijk dat een “democratische” opvoedstijl is gemeten in plaats van een permissieve opvoedstijl. Dit zou eventueel de resultaten van de onderzoeken die gebruik hebben gemaakt van de NLSY kunnen hebben beïnvloed.

Verder wordt in het eerste hoofdstuk door het onderzoek van Hinnant et al. (2016) een indicatie gegeven dat er wellicht een indirect verband bestaat tussen opvoedstijl, het omgaan met deviante peers en delinquentie. Dit wordt ondersteund door een eerder onderzoek van Deutsch, Crockett, Wolff, & Russell (2012) waarin wordt beargumenteerd dat er zowel een direct als indirect verband bestaat tussen de opvoedstijl van moeder en delinquentie in de adolescentie. Bij het indirecte verband heeft de opvoedstijl van moeder invloed op het omgaan met deviante peers en heeft dat invloed op het delinquente gedrag. Meerdere onderzoeken ondersteunen dit verband (Chung & Steinberg, 2006; Dodge, Greenberg, & Malone, 2008). Uit deze onderzoeken is gebleken dat de mate van ouderlijke controle invloed lijkt te hebben op delinquentie door adolescenten via het omgaan met deviante peers. Dit laat zien dat het betrekken van peers in onderzoek naar opvoedstijl en delinquentie erg belangrijk is omdat het meer kennis brengt over de manier waarop opvoedstijl delinquentie kan

(19)

In het tweede hoofdstuk stond de relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en

delinquentie centraal. Ook hier waren de resultaten tegenstrijdig wat niet in lijn staat met de verwachting. Van Hoeve et al. (2011) en Schaffer et al. (2009) vonden beide, in tegenstelling tot de andere besproken onderzoeken, geen bewijs voor een significante relatie tussen een autoritaire opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie. Dit is een opvallend resultaat omdat uit eerder onderzoek naar voren is gekomen dat een autoritaire opvoedstijl het kind in risico kan brengen voor negatieve uitkomsten (Maccoby & Martin, 1983). Omdat delinquentie kan worden geïnterpreteerd als een negatieve uitkomst werd daarom verwacht dat een autoritaire opvoedstijl gelinkt kon worden aan delinquentie in de adolescentie. Een directe verklaring voor de tegenstrijdige resultaten is op het eerste gezicht niet te vinden. Wat wel opvalt, is dat de respondenten in studie van Schaffer et al. (2009) voor meer dan de helft uit mensen met een Latijns-Amerikaanse achtergrond bestaat. In de overige studies zijn de culturele

achtergronden meer verdeeld. In Mowen & Schroeder (2015) werd een indicatie gegeven dat afkomst een rol kan spelen in het verband tussen opvoedstijl en delinquentie. Dit zou invloed kunnen hebben gehad op de uitkomsten van het onderzoek.

Wat verder ook invloed zou kunnen hebben gehad op de resultaten zijn de beperkingen van de onderzoeken. Ten eerste wordt in onderzoeken naar dit onderwerp opvallend genoeg vaak enkel naar de opvoedstijl van moeder gekeken, of wordt er naar de “ouders” in het algemeen gevraagd. Dit is opmerkelijk omdat al vroeg in de literatuur een indicatie is gegeven dat de rollen van vader en moeder verschillen in de relatie met delinquentie bij het kind (Johnson, 1987). Dit wordt ondersteund door het onderzoek van McKinney & Renk (2008) waarin er aandacht is besteedt aan de verschillende opvoedstijlen van moeders en vaders. Ook hier kwam uit naar voren dat moeders en vaders binnen één gezin verschillende opvoedstijlen kunnen hanteren. Daarnaast bleek ook dat de opvoedstijl van ouders ook werd aangepast aan de sekse van het kind waarbij ouders. Dit lijkt ook

(20)

relevant te zijn als het gaat om de relatie tussen opvoedstijl en delinquentie (Hoeve, van der Laan, Gerris, & Dubas,2009). Uit onderzoek hiernaar is gebleken dat dochters vaker delinquent gedrag vertoonden op het moment dat de vader een permissieve opvoedstijl hanteerde. Bij zonen was dit het geval op het moment dat vaders een verwaarlozende opvoedstijl hanteerde. Dit geeft aan dat het niet voldoende is om bij rapportage van

opvoedstijl te vragen naar ouders in het algemeen of enkel naar moeder of vader. Daarnaast lijkt het ook zinvol om aandacht te besteden aan de sekse van het kind. Voor verder

onderzoek is het van belang dat hiermee rekening wordt gehouden.

Een tweede minpunt naar onderzoek op dit gebied is dat geen enkele studie daadwerkelijk jeugddelinquenten als participanten heeft geworven. De studies die in dit literatuuroverzicht zijn genoemd hebben data verzameld op een school/universiteit of door middel van de NLSY. Geen enkele steekproef bevat berechte jeugddelinquenten. Hoewel de informatie die tot nu toe verzameld is wel degelijk als waardevol kan worden beschouwd, kan er geen harde uitspraak worden gedaan over jeugddelinquenten. Simpelweg omdat dit niet de populatie is waar de steekproeven uit zijn gedaan. Voor verder onderzoek is het daarom van groot belang dat de opvoedstijl van ouders wordt bestudeerd bij daadwerkelijke

jeugddelinquenten.

Daarnaast is het van belang dat de huidige studies naar dit onderwerpen verder met elkaar vergeleken worden. Sinds de studie van Hoeve et al. (2009) is er geen meta-analyse meer verricht naar dit onderwerp. Dit is echter wel aan te raden. Deze literatuurstudie heeft tegenstrijdige resultaten aan het licht gebracht en de volgende stap is een nog meer

gedetailleerde blik op alle onderzoeken naar dit onderwerp. Dit is belangrijk voor interventies die zich richten op jeugddelinquenten en hun ouders. Op het moment dat er meer specifieke kennis is, kan dit worden gebruikt om de huidige interventies te verbeteren. In deze

(21)

tussen de relatie tussen opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie. Meer onderzoek hierover is nodig maar op het moment dat dit juist lijkt te zijn geeft dit duidelijke handvatten om de interventies specifiek te maken voor zonen/dochters en moeders/vaders. Zo zou wellicht de kwaliteit van de interventies kunnen worden verbeterd.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat de relatie tussen een permissieve- en autoritaire opvoedstijl en delinquentie in de adolescentie nog niet helemaal helder is. De besproken onderzoeken spreken elkaar deels tegen maar met de eventuele verklaringen in acht genomen lijkt er wel een verband te zijn. Om dit met zekerheid vast te kunnen stellen is verder

onderzoek sterk aangeraden. De resultaten uit dit onderzoek laten namelijk zien dat het laatste woord over de relatie tussen opvoedstijl en delinquentie nog niet gezegd is.

(22)

Referenties

Abdi, M., Jalali, A., & Mirmehdy, R. (2010). An investigation and comparison of personality traits and the study of parenting rearing of 12-18 delinquency and non-delinquency Youth. Procedia - Social and Behavioral Sciences, 5, 2089-2092. doi:

10.1016/j.sbspro.2010.07.418

Baumrind, D. (1971). Current patterns of parental authority. Developmental Psychology, 4(1), 1-103. doi 10.1037/h0030372

Baumrind, D. (1996). The discipline controversy revisited. Family Relations, 45(4), 405–414. Geraadpleegd van

http://www.jstor.org.proxy.uba.uva.nl:2048/stable/pdf/585170.pdf?refreqid=excelsior %3A8e8a87eb3f84973d9899a4f9c376460f

Bolkan, C., Sano, Y., De Costa, J., Acock, A. C., & Day, R. D. (2010). Early adolescents' perceptions of mothers' and fathers' parenting styles and problem behavior. Marriage & Family Review, 46(8), 563-579. doi: 10.1080/01494929.2010.543040

Bureau of Labor Statistics. (2017, 30 Oktober). The NLSY97. Geraadpleegd van https://www.bls.gov/nls/nlsy97.htm

Carlo, G., McGinley, M., Hayes, R., Batenhorst, C., & Wilkinson, J. (2007). Parenting styles or practices? Parenting, sympathy, and prosocial behaviors among adolescents. The Journal of Genetic Psychology, 168(2), 147-176. doi: 10.3200/GNTP.168.2.147-176 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017, 30 maart). Verdachten; delictgroep, geslacht,

leeftijd en herkomstgroepering [Dataset]. Geraadpleegd van

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81947NED&D1=0-

(23)

Chung, H. L., & Steinberg, L. (2006). Relations between neighborhood factors, parenting behaviors, peer deviance and delinquency among serious juvenile

offenders. Developmental Psychology, 42, 319–331. doi: 10.1037/0012-1649.42.2.319.

Deutsch, A. R., Crockett, L. J., Wolff, J. M., & Russell, S. T. (2012). Parent and peer pathways to adolescent delinquency: Variations by ethnicity and neighborhood context. Journal of Youth and Adolescence, 41(8), 1078-1094. doi:

https://doi.org/10.1007/s10964-012-9754-y

Dodge, K. A., Greenberg, M. T., & Malone, P. S. (2008). Testing an idealized dynamic cascade model of the development of serious violence in adolescence. Child development, 79(6), 1907-1927. doi: 10.1111/j.1467-8624.2008.01233.x

Eitle, D. (2006). Parental gender, single-parent families, and delinquency: Exploring the moderating influence of race/ethnicity. Social Science Research, 35(3), 727-748. doi: 10.1016/j.ssresearch.2005.06.003

Farrington, D. P. (2005). Childhood origins of antisocial behavior. Clinical Psychology & Psychotherapy, 12(3), 177-190.

Hinnant, J. B., Erath, S. A., Tu, K. M., & El-Sheikh, M. (2016). Permissive parenting, deviant peer affiliations, and delinquent behavior in adolescence: the moderating role of sympathetic nervous system reactivity. Journal of Abnormal Child Psychology, 44(6), 1071-1081. doi: 10.1007/s10802-015-0114-8

Hoeve, M., Dubas, J. S., Eichelsheim, V. I., Van Der Laan, P. H., Smeenk, W., & Gerris, J. R. (2009). The relationship between parenting and delinquency: A meta-analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 37(6), 749-775. doi: 10.1111/1532-7795.00001

Hoeve, M., Dubas, J. S., Gerris, J. R., van der Laan, P. H., & Smeenk, W. (2011). Maternal and paternal parenting styles: unique and combined links to adolescent and early adult

(24)

delinquency. Journal of adolescence, 34(5), 813-827. doi: 10.1016/j.adolescence.2011.02.004

Hoeve, M., van der Laan, P. H., Gerris, J. R., & Dubas, J. S. (2009). Sekseverschillen in het verband tussen opvoedingsstijlen en delinquentie. Kind en adolescent, 30(2), 122-136. doi: 10.1007/BF03087941

Jessor, R., Donovan, J. E., & Costa, F. M. (1991). Beyond adolescence-problem behavior and young adult development. New York, NY: Cambridge University Press.

Johnson, R. E. (1987). Mother's versus father's role in causing

delinquency. Adolescence, 22(86), 305. Retrieved from https://search-proquest-com.proxy.uba.uva.nl:2443/docview/1295905891?OpenUrlRefId=info:xri/sid:primo& accountid=14615

Laan, A. van der, Blom, M. (2011). 'Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010 :

ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010'. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)

Maccoby, E. E., & Martin, J. A. (1983). Socialization in the context of the family: Parent-child interaction. In P. Mussen (Ed.), Handbook of Child Psychology (pp. 1-101). New York: Wiley.

McKinney, C., & Renk, K. (2008). Differential parenting between mothers and fathers: Implications for late adolescents. Journal of Family Issues, 29(6), 806-827. doi: 10.1177/0192513X07311222

Mowen, T. J., & Schroeder, R. D. (2015). Maternal parenting style and delinquency by race and the moderating effect of structural disadvantage. Youth & Society, 50(2)1-22. doi: http://dx.doi.org/10.1177/0044118X15598028

(25)

Nijhof, K. S., Scholte, R. H., Overbeek, G., & Engels, R. C. (2010). Friends' and adolescents' delinquency. Criminal Justice and Behavior, 37(3), 289-305. doi:

10.1177/0093854809355776

Piquero, A. R., Farrington, D. P., Welsh, B. C., Tremblay, R., & Jennings, W. G. (2009). Effects of early family/parent training programs on antisocial behavior and delinquency. Journal of Experimental Criminology, 5(2), 83-120. doi: 10.1007/s11292-009-9072-x

Piquero, A. R., Jennings, W. G., Diamond, B., Farrington, D. P., Tremblay, R. E., Welsh, B. C., & Gonzalez, J. M. R. (2016). A meta-analysis update on the effects of early family/parent training programs on antisocial behavior and delinquency. Journal of Experimental Criminology, 12(2), 229-248. doi: 10.1007/s11292-016-9256-0 Schaffer, M., Clark, D., & Jeglic, E. (2009). The role of empathy and parenting style in the

development of antisocial behaviors. Crime & Delinquency, 55(4), 586-599. doi: 10.1177/0011128708321359

Schroeder, R. D., & Mowen, T. J. (2014). Parenting style transitions and delinquency. Youth & Society, 46(2), 228-254. doi: 10.1177/0044118X12469041

Shulman, E. P., Cauffman, E., Piquero, A. R., & Fagan, J. (2011). Moral disengagement among serious juvenile offenders: a longitudinal study of the relations between morally disengaged attitudes and offending. Developmental psychology, 47(6), 1619-1632. doi: 10.1037/a0025404

Steinberg, L., Eisengart, I., & Cauffman, E. (2006). Patterns of competence and adjustment among adolescents from authoritative, authoritarian, indulgent, and neglectful homes: a replication in a sample of serious juvenile offenders. Journal of Research on

(26)

Steinberg, L. (2001). We know some things: parent–adolescent relationships in retrospect and prospect. Journal of Research on Adolescence, 11, 1-19. doi:

10.1111/1532-7795.00001

Trinkner, R., Cohn, E. S., Rebellon, C. J., & Van Gundy, K. (2012). Don't trust anyone over 30: parental legitimacy as a mediator between parenting style and changes in

delinquent behavior over time. Journal of Adolescence, 35(1), 119-132. doi: 10.1016/j.adolescence.2011.05.003

van der Voort, A., Linting, M., Juffer, F., Bakermans-Kranenburg, M. J., & van IJzendoorn, M. H. (2013). Delinquent and aggressive behaviors in early-adopted adolescents: Longitudinal predictions from child temperament and maternal sensitivity. Children and Youth Services Review, 35(3), 439-446. doi:

http://dx.doi.org/10.1016/j.childyouth.2012.12.008

Van Doorn, M. D., Branje, S. J., & Meeus, W. H. (2008). Conflict resolution in parent-adolescent relationships and parent-adolescent delinquency. The Journal of Early Adolescence, 28(4), 503-527. doi: 10.1177/0272431608317608

Walters, G. D. (2014). Pathways to early delinquency: Exploring the individual and collective contributions of difficult temperament, low maternal involvement, and externalizing behavior. Journal of Criminal Justice, 42(4), 321-326. doi:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het beantwoorden van de vragen op psychologische veiligheid maakt het geen verschil of deelnemers eerst de directe vraagstelling gevolgd door de indirecte vraagstelling

multivorum w15 (blue) were grown in monoculture (-) and biculture (- -), on different carbon sources with different levels of “recalcitrance”: (A) glucose, (B) synthetic

Thus, adjustment of brush grafting density and chain length by surface dilution of initiator molecules, and application of controlled radical SIPs (such as RAFT 91 or ATRP 97

By using this approach, the researchers were certain that (1) all gasifier versions were scored using the same frame of reference; (2) the assessment itself represented the

Finally, this chapter will look at the grant lists and programs of the MNE foundations to further determine their precise targets with respect to health, primary education,

In die Engelse reg word die voorgemelde eersgenoemde posisie verder uitgebrei in die sin dat 'n versekeraar nie aanspreeklik sal wees vir skade wat deur die nalatige optrede van

The modelling framework has two stochastic components: (i) a Poisson component, which models the observed (random) landslide count in each terrain subdivision for a given