• No results found

Nieuwe technologieën. De kloof tussen vooropleiding en beroepspraktijk - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuwe technologieën. De kloof tussen vooropleiding en beroepspraktijk - Downloaden Download PDF"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe technologieën

De kloof tussen vooropleiding en beroepspraktijk

De discussie over de kloof tussen onderwijs en beroepspraktijk is al oud. De kritiek dat leerlingen onvoldoende met nieuwe informatieverwerkende technologieën leren om te gaan lijkt dan ook een moderne variant op een oude deun. Toch dient deze kritiek serieus te worden genomen. Ten eerste omdat met de invoering van dergelijke technologieën het concurrentievermogen van het bedrijfsleven is gemoeid. En ten tweede vanwege de werkgelegenheid: de vaardigheid met deze apparatuur om te gaan vergroot de kans op een baan of op het behoud ervan. Werknemers, ongeacht of ze in admini­ stratieve, industriële of dienstverlenende functies werkzaam zijn, krijgen immers steeds meer met zulke technologieën te maken.

Toen de kritiek uit het bedrijfsleven steeds lui­ der werd, vroegen vertegenwoordigers van het on­ derwijs dan ook terecht of de critici hun opmer­ kingen en wensen ten aanzien van het onderwijs nader wilden specificeren en onderhouwen. In antwoord daarop heeft hetgeorganiseerde bedrijfs­ leven via de Commissie voor Ontwikkelingspro­ blematiek van Bedrijven van de Sociaal-Econo- mische Raad (COB/SER) de gebreken in de aan­ sluiting tussen onderwijs en beroepspraktijk laten onderzoeken. Het onderzoek is in de jaren 1983- 1985 door het bureau Bakkenist, Spits & Co. uit­ gevoerd. In 1986 is het afgesloten met een viertal publikaties (zie de literatuuropgave).

Als uitgangspunt van onderzoek is niet het trace­ ren van recente ontwikkelingen in gevestigde be­ roepen gekozen, maar de analyse van startfunc- ties van schoolverlaters. Vragen als Svelke taken verrichten schoolverlaters?’, ‘welke kwalificaties worden van hen verwacht?’ en ‘in hoeverre ont­ lenen ze deze aan hun vooropleiding?’, stonden in het onderzoek centraal. Voorts dienden wegen te worden aangegeven om de aldus beschreven kloven tussen onderwijs en beroepspraktijk te overbruggen.

In dit artikel wordt op beide punten ingegaan. Eerst komen de opzet, inhoud en resultaten van

* Drs. H.A.A. Scholtz is sinds 1978 werkzaam bij de

SER; eerst bij de COB/SER en sinds medio 1985 bij de Pensioenkamer. Hij was als secretaris van het COB/ SER-projectteam betrokken bij het hier besproken project. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.

het onderzoek beknopt aan de orde. Vervolgens worden de aanbevelingen samengevat die de so­ ciale partners op grond van de uitkomsten heb­ ben gedaan om de gesignaleerde knelpunten op te lossen.

De bevindingen over de inhoud van bestaande functies en de verwachte ontwikkelingen daarin bieden — behalve antwoorden op de kernvragen van dit onderzoek — ook indicaties voor moge­ lijke veranderingen op andere gebieden, zoals de vraagzijde van de arbeidsmarkt, de vormgeving van arbeidsorganisaties en (dus ook) de arbeids­ verhoudingen.

Omdat de lezers van dit blad met name voor dit soort vraagstukken belangstelling zullen hebben, worden bij wijze van uitleiding enkele van zulke aanwijzingen opgesomd.

Opzet van het onderzoek

Het onderzoek is als volgt opgezet. De functies van schoolverlaters zijn in drie sectoren onder­ zocht: de commerciële dienstverlening (banken, verzekeringen, toerisme), de industriële sector (voedings-, chemie-, metaal- en elektrotechnische industrie, ingenieurs- en projectbureaus) en de verzorgingssector (ziekenhuizen). Bij de keuze van sectoren is rekening gehouden met het feit dat er reeds brugstructuren tussen onderwijs en beroepspraktijk bestaan. Om die reden is bijvoor­ beeld de grafische sector niet in het onderzoek opgenomen.

Bij de keuze van bedrijven en instellingen speelde een belangrijke rol in welke mate er geavanceerde technologieën worden toegepast. Daarbij moet

(2)

men denken aan flexibele produktie-automatise- ring, datacommunicatie netwerken, integrale zie­ kenhuisinformatiesystemen. Het onderzoek geeft dus geen representatief beeld van technologische toepassingen. Dat was ook niet de bedoeling. Juist om functies te kunnen onderzoeken die in de na­ bije toekomst ook elders ontstaan, zijn voorop lopende bedrijven geselecteerd.

Een tweede criterium bij de keuze van bedrijven was dat ze voldoende schoolverlaters van het al­ gemeen vormend onderwijs (avo) en laag en mid­ delbaar beroepsonderwijs (lmbo) moesten tellen die in hun startfunctie met geavanceerde appara­ tuur werken. Daardoor zijn grotere ondernemin­ gen en instellingen in het onderzoek oververte­ genwoordigd.

In totaal hebben 120 bedrijven en instellingen aan het project deelgenomen. Ruim 1100 school­ verlaters van avo en lmbo zijn schriftelijk en ten dele ook mondeling ondervraagd. Daarnaast is met 140 leidinggevenden en functionarissen van personeels- en automatiseringsafdelingen gespro­ ken over het functioneren van de schoolverlaters en de te verwachten effecten van verdere techno­ logische ontwikkelingen in hun bedrijf of instel­ ling.

De resultaten van de deelonderzoeken in de drie onderscheiden sectoren zijn tenslotte per sector besproken in panels, bestaande uit vertegenwoor­ digers van de betreffende onderwijssoorten en ar­ beidsorganisaties. Mede naar aanleiding van deze discussies zijn de aanbevelingen ter oplossing van de gesignaleerde knelpunten tot stand gekomen. Inhoud en resultaten van het onderzoek

Per sector zijn de volgende punten onderzocht: — Wat is de stand van zaken en de verwachte ont­

wikkeling van de informatisering in de onder­ zochte bedrijven en de betreffende sector? — Waaruit bestaan de functies van de schoolver­

laters die met informatiseringshulpmiddelen moeten werken en welke invloed zullen ver­ wachte ontwikkelingen daarop hebben? — Wat vinden schoolverlaters en leidinggevenden

van de aansluiting tussen onderwijs en beroeps­ praktijk?

Stand van zaken informatisering

Hoewel de stand van zaken tussen en binnen de sectoren uiteenloopt, kan worden gesteld dat vrij­ wel alle onderzochte ‘speerpuntbedrijven’ de fase van centrale aanpak en implementatie van infor- matiseringssystemen achter de rug hebben. Men is veeleer bezig de besturing en invoer van de sys­ temen te decentraliseren en de decentrale syste­

men intern te koppelen. Ook worden systemen extern gekoppeld. De ziekenhuizen en vooral de banken zijn daarin het verst.

Sectordeskundigen verwachten dat het gebruik van informatiseringshulpmiddelen verder zal groeien, zij het niet overal in hetzelfde tempo en in even grote mate. Wat dat betreft zullen grotere bedrijven en instellingen koplopers blijven. Functies van schoolverlaters en veranderingen daarin

De functies van schoolverlaters zijn nader geana­ lyseerd in termen van de taakinhoud en het ge­ bruik van informatiseringshulpmiddelen. Ze ble­ ken te kunnen worden samengevat in 22 ‘groeps- profielen’. In tabel 1 zijn ze samengevat.

Aan de leidinggevenden is gevraagd welke invloed verdergaande informatisering op de inhoud van de profielen zal hebben en wat de gevolgen daar­ van zullen zijn voor de omvang van de werkgele­ genheid en voor het gewenste niveau van oplei- dingskwalificaties.

Ten aanzien van de inhoud van de profielen blij­ ken zij uiteenlopende effecten te verwachten. Tabel 2 geeft daarvan een overzicht.

Sommige takenpakketten zullen naar verwach­ ting vereenvoudigen, zoals dat van licht admini­ stratief werk en van tekenaar. Andere zullen daar­ entegen worden verzwaard of verbreed. Dit wordt verwacht voor de taken van verpleegkundigen, lo­ gistieke en laboratoriummedewerkers. Tenslotte zullen enkele groepsprofielen waarschijnlijk uit­ een vallen in meer eenvoudige en meer moeilijke taken. Voorbeelden daarvan zijn het secretariële werk en de commerciële dienstverlening.

Naast veranderingen in bestaande profielen zul­ len echter ook geheel nieuwe takenpakketten ontstaan, vooral in de sfeer van systeembeheer en van voorbereiding en ondersteuning van pro- duktieprocessen.

Wat de omvang van de werkgelegenheid betreft voorzien de leidinggevenden dat het aanbod van functies die eenvoudiger worden vermindert. Met name het aantal banen in het licht administratie­ ve en het medisch-administratieve werk zal af­ nemen.

Ten aanzien van de gewenste kwalificaties zijn de leidinggevenden van oordeel dat de toenemen­ de informatisering in het algemeen om een hoger opleidingsniveau vraagt, namelijk minimaal havo/ mbo.

(3)

Tabel 1. Taakinhoud en gebruik informatiseringshulpmiddelen per groepsprofiel

O m schrijving G lobale taakin h ou d G eb ru ik van inform atiseringshulp-g ro e p sp ro fie l m id d elen 1 Commerciële dienst­ verlening 2 Administratief 3 Secretarieel 4 Licht administratief 5 Tekenaar 6 Tekenaar/construc- teur 7 Werkvoorbereider/ calculator (bouw) 8 Procesoperator 9 Procesmonteur 10 Proceskwaliteitszorg- functionaris 11 Produktiemedewerker metaalindustrie 12 Produktiemedewerker elektrotechnische industrie 13 Medewerker logistiek 14 Mechanisch monteur 15 Elektromonteur 16 Kwaliteitszorg- functionaris 17 Medewerker bedrijfsbureau 18 Laboratorium­ medewerker 19 Medewerker civiele dienst 20 Medisch/admini- stratief assistent 21 Apothekers­ assistent 22 Verpleegkundige/ verpleger

Verkopen van diensten/pro- dukten sterk extern gericht ‘Zwaardere’ administratieve taken, voeren van sub- administratie

Diverse administratie, typen, corresponderen, telefoon ‘Lichte’ administratieve taken, onder leiding

Tekenen van constructies volgens opgave

Zelfstandig ontwerpen/con- strueren

Uitvoeren van calculaties en controleren van gegevens Opstarten, controleren en bewaken van processen Verrichten van onderhoud, verhelpen van storingen Testen/controleren van pro- dukten, processen en appa­ ratuur

Eigen werk voorbereiden en produceren

Produceren, testen en storin­ gen verhelpen

Ontvangen, beheren en verzen­ den van goederen

Repareren, verhelpen van sto­ ringen, uitvoeren van onder­ houd

Repareren, verhelpen van sto­ ringen, uitvoeren van onder­ houd

Testen en controleren van Pro­ dukten en apparatuur

Produktievoorbereiding, plan­ ning, administratie en inkoop Monstername en -analyse, administratieve afhandeling Samenstellen van menu’s, rondbrengen van maaltijden, schoonmaken

Administratie rond de patiënt, meer of minder medische assistentie

Bereiden en verpakken van geneesmiddelen, berekeningen maken

Breed takenpakket: begeleiden, observeren, verplegen van en rapporteren over patiënt

Vooral het raadplegen van bestanden, soms muteren

Invoeren, wijzigen, controleren van gege­ vens

Invoeren en corrigeren van tekst, raadple­ gen gegevens, muteren

Invoeren, wijzigen, controleren van gege­ vens

Invoeren van gegevens, ontwerpen in sys­ teem als CAD-operator

Invoeren van gegevens, construeren als CAD-ontwerper

Invoeren van gegevens, uitvoeren van berekeningen

Invoeren, wijzigen en controleren van ge­ gevens

Nog beperkt, voornamelijk meten/wegen/ testen

Testen/controleren van functies met be­ hulp van informatiseringshulpmiddelen Invoeren, wijzigen en controleren van be­ wegingen en bewerkingen als bedienings- man van numeriek bestuurde bewerkings- machines

Raadplegen en bewerken van gegevens, in­ voeren van bewegingen en bewerkingen (bedieningsman)

Invoeren en bewerken van gegevens, raad­ plegen van bestanden

Raadplegen van gegevens

Raadplegen van gegevens

Invoeren van bewegingen/bewerkingen ten behoeve van testprogramma

Invoeren, wijzigen en controleren van ge­ gevens, uitvoeren van berekeningen Raadplegen, invoeren en wijzigen van patiëntgegevens

Invoeren, wijzigen, raadplegen van patiënt­ en menugegevens

Invoeren, wijzigen en raadplegen van per- soons- en medische gegevens

Invoeren, wijzigen, raadplegen en in min­ dere mate controleren van patiëntgegevens Aanvragen, raadplegen, wijzigen, invoeren en controleren van patiëntgegevens

(4)

Tabel 2. Invloed van informatisering op startfuncties

No. Omschrijving Degradatie Polarisatie Regradatie Vereenvou- Afsplitsing Specialisatie Verzwaring, Startfunctie

diging van eenvoudige overblijvende verbreding wordt ver­ taken taken taken van taken volgfunctie Groepsprofiel 1 Commerciële dienst­ verlening 2 Administratief 3 Secretarieel 4 Licht administratief X 5 Tekenaar X 6 Tekenaar/constructeur 7 Werkvoorbereider/calculator 8 Procesoperator 9 Procesmonteur 10 Proces/kwaliteitszorg- functionaris 11 Produktiemedewerker metaal X 12 Produktiemedewerker elektro X 13 Medewerker logistiek 14 Mechanisch monteur 15 Elektromonteur 16 Kwaliteitszorgfunctionaris X 17 Medewerker bedrijfsbureau 18 Laboratoriummedewerker 19 Medewerker civiele dienst 20 Medisch-administratief 21 Apothekersassistent 22 Verpleegkundige/verpleger naar balie­ medewerker (baliemed.) X X X (tel.res.) X X --- ► X X X X X ---►X X X X X X X multi-X disciplinair X X--- ► X X X naar med. personeel X X X X naar proces­ operator X naar proces­ operator X Aansluiting onderwijs-beroepspraktijk

Zowel schoolverlaters als leidinggevenden is ge­ vraagd naar hun oordeel over de aansluiting tus­ sen het genoten onderwijs en de (eerste) beroeps­ praktijk.

De schoolverlaters konden hun mening kenbaar maken aan de hand van een gestructureerde vra­ genlijst met een groot aantal items over vakken­ nis, vaardigheden en houdingsaspecten. Daaruit is

gebleken dat zij, ongeacht hun vooropleiding, de geleerde vakkennis ronduit onvoldoende vinden. Hun oordeel over de in hun opleiding opgedane vaardigheden is positiever; ruim tweederde acht deze voldoende. Ten aanzien van de houdings­ aspecten zijn de meningen verdeeld. Schoolver­ laters van het mto beoordelen de aansluiting op dit punt bijv. beter dan hun collega’s van de mavo

(5)

slecht vol- slecht vol- slecht

vol-doende doende doende

1 2 3 1 2 3 1 2 3 % % % % % % % % % MAVO 26,4 59,3 14,3 15,7 20,0 64,3 40,7 30,0 29,3 HAVO 31,2 60,1 8,7 12,3 15,9 71,8 34,1 26,1 39,8 LTO 23,1 65,5 11,4 12,2 19,5 68,3 34,2 33,9 31,9 MEAO 20,5 54,3 25,2 15,0 13,3 71,7 32,4 30,7 36,9 MTO 25,9 57,8 16,3 10,1 12,9 77,0 28,8 7,7 63,5 MLO 11,6 64,1 24,3 5,6 11,2 83,2 26,9 24,8 48,3 ISV* 17,7 70,7 11,6 11,5 12,5 75,9 35,5 17,6 46,9 MS** 26,5 58,0 15,5 4,2 9,0 86,3 31,2 21,7 47,1 AA*** 17,9 73,3 8,8 12,6 13,1 74,3 34,8 26,6 38,6

Tabel 3. Oordeel van schoolverlaters over de aansluiting tussen IT-onderwijs en beroepspraktijk per vooropleiding

Vooropleiding Kennis Vaardigheden Houdingsaspecten

De percentages zijn gemiddelde percentages, gebaseerd op de items van een categorie opleidingsbehoeften. De betekenis van de scores is:

score 1: voor de functie noodzakelijke elementen die niet of onvoldoende tijdens vooropleiding zijn behandeld; score 2: voor de functie wenselijke, maar niet noodzakelijke elementen, die niet o f onvoldoende tijdens de voorop­

leiding zijn behandeld;

score 3: voor de functie noodzakelijke c.q. wenselijke elementen die tijdens de vooropleiding voldoende zijn behan­

deld.

ISV* = In-service-opleiding tot verpleegkundige MS** = Opleiding tot medisch secretaresse AA*** = Opleiding tot apothekersassistent

en het Ito. De tabellen 3 en 4 geven een overzicht van het oordeel van de schoolverlaters.

Voorts is uit de gevoerde gesprekken naar voren gekomen dat de schoolverlaters de technolo­ gische ontwikkeling in het algemeen met belang­ stelling volgen. Ze zeggen ook bereid te zijn zich meer in deze richting te bekwamen teneinde hun vooruitzichten op werkzekerheid en promotie­ kansen te verbeteren. Waar schoolverlaters kla­ gen over teveel routinematig werk, beklemtonen leidinggevenden juist dat de nieuwe apparatuur werknemers veel ‘dom werk’ uit handen heeft genomen.

De leidinggevenden vinden de kloof tussen onder­ wijs en beroepspraktijk groot. Daarin zal volgens hen weinig veranderen zolang er niet voor wordt gezorgd dat onderwijsgevenden voldoende kennis en ervaring bezitten. Ze stellen daarom nauwe­ lijks specifieke eisen aan schoolverlaters op het gebied van kennis en gebruik van nieuwe techno­ logische toepassingen. De selectie vindt veeleer plaats op grond van een welwillende houding van de sollicitant tegenover de nieuwe technolo­

gie en zijn bereidheid daarmee te werken. Boven­ dien genieten relatief hoog opgeleide schoolver­ laters de voorkeur. Ze zouden zich sneller kun­ nen inwerken en een hoger abstractieniveau hebben.

Tegen deze achtergrond beoordelen leidinggeven­ den de kwaliteiten van lbo- en mavo-schoolverla- ters nogal eens negatief. Dit oordeel is vermoede­ lijk niet vrij van vooroordelen want de betreffen­ de leidinggevenden bleken vaak geen inzicht te hebben in wat deze opleidingen thans bieden, noch met deze categorie schoolverlaters te werken.

Tenslotte is opmerkelijk dat — ondanks de lage verwachtingen die leidinggevenden hebben van het onderwijs op het gebied van de informatie­ technologie (IT) — in de eigen informatiserings- plannen van de bedrijven doorgaans geen inte­ grale plaats voor de opleiding van medewerkers is ingeruimd.

Aanbevelingen

Op basis van de onderzoeksresultaten en de be­ vindingen van de deskundigenpanels worden in het COB/SER-eindrapport aanbevelingen gedaan

(6)

Tabel 4. Oordeel van schoolverlaters over de aansluiting tussen IT-onderwijs en beroepspraktijk per groepsprofiel

Aangetroffen groepsprofielen Kennis Vaardigheden Houdingsaspecten

slecht vol- slecht vol- slecht

vol-doende doende doende

1 2 3 1 2 3 1 2 3 % % % % % % % % % 1 Commerciële dienstverlening 32,3 56,3 11,4 14,4 12,5 73,1 43,0 25,0 32,0 2 Administratief 30,1 57,5 12,4 13,9 14,8 71,3 37,3 26,8 35,9 3 Secretarieel 20,0 69,5 10,5 11,2 13,6 75,2 25,2 30,2 44,4 4 Licht administratief 31,2 61,9 6,9 14,2 20,6 65,2 36,5 33,6 29,9 5 Tekenaar 25,6 59,1 15,3 24,3 19,0 56,7 36,3 42,2 21,5 6 Tekenaar/constructeur 30,0 65,8 4,2 17,1 19,5 72,0 53,4 27,5 19,3 7 Werkvoorbereider/calculatie (bouw) 36,4 56,8 6,3 13,5 12,7 73,8 53,7 30,9 15,4 8 Procesoperator 27,1 55,4 17,5 9,4 14,5 73,1 41,2 26,1 32,7 9 Procesmonteur 19,5 58,4 22,1 5,2 12,6 82,2 31,3 28,6 40,1 10 Proceskwaliteitszorg-functionaris 17,5 59,2 23,3 10,8 24,6 64,6 34,8 16,9 48,3 11 Produktiemedewerker metaalindustrie 20,0 61,1 18,9 10,9 21,3 67,8 30,8 32,8 36,4 12 Produktiemedewerker elektrotechnische industrie 20,2 68,8 11,0 10,3 21,6 68,1 33,7 33,3 33,0 13 Medewerker logistiek 22,1 72,6 5,3 6,8 2,7 90,5 32,8 27,5 39,7 14 Mechanisch monteur 25,0 66,1 8,9 2,6 17,9 79,5 38,4 39,7 21,9 15 Elektromonteur 21,7 63,8 14,5 7,3 16,3 76,4 39,1 29,7 31,2 16 Kwaliteitszorgfunctionaris 27,6 57,7 14,7 6,8 14,6 78,6 36,1 36,4 27,5 17 Medewerker bedrijfsbureau 28,2 54,3 17,5 7,8 8,6 83,6 24,8 26,9 48,3 18 Laboratoriummedewerker 11,7 73,4 14,9 5,4 11,6 84,9 24,9 25,9 49,2 19 Medewerker civiele dienst 22,4 59,2 18,4 13,0 87,0 22,9 26,6 50,4 20 Medisch administratief

assistent 30,7 55,6 13,7 9,1 12,1 78,8 34,3 27,4 38,3

21 Apothekersassistent 18,9 75,4 5,7 18,9 13,7 67,4 37,2 27,9 34,9

22 V erpleegkundige/verpleger 14,7 75,1 10,2 13,3 15,3 71,4 35,5 20,2 44,3 De percentages zijn gemiddelde percentages, gebaseerd op de items van een categorie opleidingsbehoeften. De betekenis van de score is:

score 1: voor de functie noodzakelijke elementen die niet of onvoldoende tijdens vooropleiding zijn behandeld; score 2: voor de functie wenselijke, maar niet noodzakelijke elementen, die niet of onvoldoende tijdens de voorop­

leiding zijn behandeld;

score 3: voor de functie noodzakelijke c.q. wenselijke elementen die tijdens de vooropleiding voldoende zijn behan­

deld.

voor de inhoud van het onderwijs in de informa­ tietechnologie en de afstemming tussen onder­ wijs en beroepspraktijk.

Zo dient het onderwijs meer algemeen en gebrui­ kersgericht te zijn. De apparatuur en program­ matuur die in de beroepspraktijk worden aange­ troffen, zijn namelijk zeer uiteenlopend en ver­ ouderen bovendien snel. Voorts valt het onder­ wijzen van een programmeertaal af te raden. Dat is ook minder nodig doordat de software gebrui­ kersvriendelijker wordt. De nadruk moet eerder komen te liggen op het leren abstraheren en ana­

lyseren en op houdingsaspecten als zelfstandig­ heid en het kunnen omgaan met anderen.

De praktijkgerichtheid van het IT-onderwijs is er niet bij gebaat dat het als een apart vak wordt gegeven. Het moet eerder geïntegreerd worden in bestaande vakken zoals boekhouden en me­ taalbewerking. Omdat de ontwikkelingen op het gebied van IT snel gaan, dienen in de langdurige centrale leerplanontwikkeling mogelijkheden voor kort-cyclische aanpassingen te worden inge­ bouwd.

(7)

aansluiting zoekt bij de informatisering die in be­ drijven en instellingen in de regio van de school plaatsvindt. Het bedrijfsleven dient zelf meer praktijkgerichte stages voor leerlingen en leraren te organiseren. Bedrijven zouden bovendien — meer dan nu het geval is — programmatuur en apparatuur aan scholen en regionale centra ter beschikking moeten stellen.

Tenslotte wordt ervoor gepleit dat het onderwijs en het bedrijfsleven elkaar beter op de hoogte houden van de stand van zaken en de te verwach­ ten ontwikkelingen in hun domein. Hierdoor zou de geconstateerde wederzijdse stereotypering die niet op kennis van zaken stoelt, voorkomen kun­ nen worden.

Mogelijke veranderingen in arbeidsmarkt, arbeids­ organisaties en arbeidsverhoudingen

Het COB/SER-onderzoek richtte zich op fricties tussen het aanbod van bepaalde onderwijssoor­ ten en de vraag van enkele categorieën bedrijven ten aanzien van het gebruik van moderne infor­ matietechnologieën .

Vanzelfsprekend zijn de conclusies en aanbeve­ lingen van het onderzoek daarop toegesneden. Maar de bevindingen over de inhoud van functies en de verwachte ontwikkelingen daarin bieden ook mogelijkheden om meer zicht te krijgen op andere vraagstukken, zoals ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en veranderingen in arbeidsorgani­ saties en arbeidsverhoudingen. Daarover ter af­ sluiting van deze bijdrage nog enkele opmer­ kingen.

Veranderende arbeidsmarkt

Wat de arbeidsmarkt betreft wordt het vermoe­ den bevestigd dat bedrijven geneigd zijn relatief meer hoger geschoolden aan te nemen. De geïn­ terviewde leidinggevenden beamen dat het hier ten dele om diploma-inflatie gaat; door het ruime aanbod zijn hoger opgeleide schoolverlaters be­ trekkelijk goedkoop. Veel ondervraagden voegen daar overigens aan toe dat goedkoop ook in dit verband duurkoop kan zijn; in dien de medewer­ kers geen uitzicht op promotie hebben en dus on­ der hun niveau moeten blijven werken, geeft dat op den duur problemen.

Afgaande op de antwoorden van leidinggevenden lijkt het echter niet alleen om een conjunctureel bepaalde diploma-inflatie te gaan. Het ziet ernaar uit dat steeds meer functies per saldo hogere kwalificaties vereisen. Weliswaar wordt voor een aantal functies verwacht dat ze uiteen zullen val­ len in simpele en moeilijke taken (zie tabel 2), maar de eenvoudige taken zullen in aantal afne­

men. Ze lopen namelijk meer kans door het in- formatiseringssysteem te worden overgenomen. Een dergelijke structurele ontwikkeling betekent dat er voor laag geschoolden, en zeker voor on­ geschoolden, in de toekomst steeds minder (ar­ beidsplaats is. Althans in het soort bedrijven dat aan het COB/SER-onderzoek heeft deelgenomen. Indien het echter een algemene trend betreft zal op den duur niet alleen het ontwikkelen van la­ tente talenten voor gekwalificeerde betrekkingen maar ook de zorg voor arbeidsplaatsen ten be­ hoeve van de minder (intellectueel) getalenteer- den een maatschappelijk vraagstuk van de eerste orde worden.

Veranderende arbeidsorganisaties

Eerder is reeds aangegeven dat er in de onder­ zochte bedrijven steeds meer sprake is van een onderlinge koppeling van informatiesystemen. Het kenmerkende van de nieuwste technologi­ sche toepassingen is dan ook niet zozeer dat han­ delingen sneller worden verricht, maar veeleer dat activiteiten van uiteenlopende aard in één proces worden geïntegreerd. Dit heeft zowel gevolgen voor de gebruikelijke indeling van arbeidsorgani­ saties in afdelingen als voor de aard van functies en taken daarbinnen. Kortom, nieuwe vormen van arbeidsorganisatie beginnen zich af te teke­ nen. De traditionele opsplitsing van afdelingen in produktie, administratie, voorraadbeheer, in­ koop, verkoop enz. boet aan waarde in. De on­ derlinge grenzen vervagen. Maar dat niet alleen. Ook de coördinatie van deeltaken binnen afde­ lingen verandert; ze wordt in toenemende mate door het informatiseringssysteem overgenomen. De afdeling die zich toelegt op de vormgeving van de integratie van de verschillende bedrijfsproces­ sen in zo’n technisch systeem zal aan belang win­ nen. Wat vroeger een ondersteunende technische afdeling was, lijkt metterdaad tot de afdeling systeembeheer te promoveren.

Veranderende arbeidsverhoudingen

Zowel voor de arbeidsverhoudingen binnen de arbeidsorganisaties als daarbuiten zijn de genoem­ de veranderingen in functies van belang. Een rela­ tief hoog geschoold personeelsbestand en de ge­ wijzigde aard van produktieprocessen zullen een stijl van leidinggeven vereisen die niet zozeer op gedragscontrole gericht is maar veeleer op het be­ geleiden en motiveren van medewerkers. De ant­ woorden van leidinggevenden in het onderzoek bevestigen dit.

Ook voor de stijl van de vakbonden zal dit gevol­ gen hebben, als ze tenminste leden onder deze

(8)

ca-tegorie werknemers willen winnen en behouden. Betrokkenheid van leden bij concrete afspraken met werkgevers en (individuele) dienstverlening zullen dan aan belang winnen. In dat verband zal kennis van zaken van interne bedrijfsaangelegen- heden voor hen onontbeerlijk worden.

Van die know how zal het mede afhangen in hoeverre de gesignaleerde tendens tot polarisatie van kwalificaties in een aantal functies zich voort­ zet. De bevinding van het COB/SER-onderzoek dat in de informatiseringsplannen van bedrijven nauwelijks systematisch aandacht aan opleidin­ gen wordt besteed, indiceert immers dat in de praktijk de veranderingen vooral als een tech­ nisch gegeven worden beschouwd. Vraag en aan­ bod van apparatuur en systemen vinden blijkbaar voornamelijk plaats in termen van technische spe­ cificaties (binnen de gestelde bedrijfsecono­ mische randvoorwaarden). Tot nog toe hebben de bonden dit probleem proberen op te lossen door procedureafspraken over de invoering van nieuwe systemen na te streven. Dit zal waarschijn­ lijk onvoldoende blijken omdat in de fase daar­ vóór, dus in het ontwerpstadium, de cruciale be­ slissingen worden genomen. Uit het oogpunt van belangenbehartiging is het daarom zaak dat in die fase een evenwichtige afweging plaatsvindt aan de hand van technische, economische én sociale criteria.

In dit verband zij vermeld dat de COB/SER in 1987 een project hoopt af te ronden waarin de

voor- en nadelen van de verschillende opties bij flexibele produktie-automatisering in kaart wor­ den gebracht. Willen vertegenwoordigers van werknemersbelangen daadwerkelijk kunnen mee­ praten over de invoering van nieuwe systemen, dan zal zulke kennis essentieel zijn. □

Literatuur

Bij de SER zijn de volgende publikaties over het onder­ zoek verschenen:

- Nieuwe technologieën: veranderingen in bedrijf en

onderwijs (samenvattend rapport over de kloof tus­

sen het genoten onderwijs en de startfuncties van mavo, havo, leao, lhno, Ito, meao, mto, mlo en mdgo schoolverlaters), Den Haag 1986.

- Nieuwe technologieën in de economisch-administra-

tieve sector; veranderingen in bedrijf en onderwijs

(basisstudie over ontwikkelingen in de commerciële dienstverlening), Den Haag 1986.

— Nieuwe technologieën in de industriële sector; ver­

anderingen in bedrijf en onderwijs (basisstudie over

ontwikkelingen in de industriële sector), Den Haag 1986.

— Nieuwe technologieën in de gezondheidszorg; ver­

anderingen in instellingen en onderwijs (basisstudie

over ontwikkelingen in de gezondheidssector), Den Haag 1986.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This article is an open access article distributed under the terms and conditions of the Creative Commons Attribution (CC BY)

Understanding identity cards from this perspective, this thesis sets out to explore the development and implementation of Spain’s new and compulsory Electronic National

The dispersion tomography GUI has functionality for: retrieving the current axis position information from the motor controllers; enabling each axis; homing each axis; stopping

Force feedback, also called haptic feedback, is demanded by surgeons during robotic surgery because it can improve the task performance significantly and thus, advance the

Stable isotope data (oxygen-18 and deuterium) for water samples are provided, including lakes, wetlands, rivers, soil porewater, groundwater, and snowpack analyzed following

Ongelijk uitkomen en consistente conclusie (dat het niet klopt) (anders dan de vraag) geen aftrek Als er langs de schuine wordt gemeten vanuit het verhoogde draaipunt. (dus

25 uitleggen op welke wijze een vergroot beeld wordt waargenomen bij het gebruik van een loep in de situatie van een geaccommodeerd oog:!. in een tekening de vorming van het

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of