Rinus van Schendelen
Column: De Sociaal-Economische Raad en Europa
Onlangs adviseerde de Sociaal-Economische Raad in zijn rapport Conventie over de toe komst van Europa de regering over het gewen ste Europa-beleid. Wat is eigenlijk de positie van de SER in dezen ?
De SER tussen Den Haag en Brussel
Als hoeder van de publiekrechtelijke bedrijfs organisatie en adviseur van de regering heeft de Sociaal-Economische Raad (SER), bestaande uit de sociale partners plus kroonleden, een lastige positie inzake de Europese Unie (EU) of wel Brussel. Zowel die schappen als de sociale partners alsmede hun achterbannen van be drijven en bonden zitten daar genesteld. Vele zijn er zelf aanwezig, bijvoorbeeld op eigen kracht of via hun bij Europese federaties aange sloten organisaties. Vele zijn ook formeel verte genwoordigd in het Sociaal en Economisch Comité (ESC), zitten met insourced experts in de ontelbare semi-formele comités van de Commissie en gaan informeel lobbyend rond. De regering, in de SER vertegenwoordigd door de kroonleden, heeft evenzo haar eigen Brus selse infrastructuur. Afzonderlijke ministeries, bestuursorganen en lagere overheden gedragen zich in Brussel als publieke lobbygroepen. De samenstellende delen van de SER hebben, kort om, de SER nauwelijks nodig voor Brussel. De SER lijkt daarin te berusten. Toch zouden de SER en vooral de sociale partners zich Euro pees kunnen versterken via ook Den Haag. De route naar Brussel via Den Haag kent tegen woordig evenwel zijn hobbels.
De vermoedelijk belangrijkste is dat de
Haagse politiek sinds enige tijd meer op bin nenlandse dan op Europese agenda's is ge fixeerd, alsof die twee los van elkaar staan. Dit geldt voor vrijwel de gehele kolom van kiezers, politieke partijen, massamedia,Tweede-Kamer- leden, Kabinet en hoge ambtenaren (van de Al gemene Bestuursdienst ABD). Beter op Europa gericht, zijn private organisaties, lagere overhe den en middelhoge ambtenaren. Algemene in dicatoren van Haagse toppolitieke introversie en bijgevolg Europese nonchalance zijn het niet, te laat, te formeel, te direct en/of te arro gant insteken in Brussel en met fixatie op Raadstraject, met als gevolg veel verlies van in- vloedskansen. Specifieke indicatoren zijn de rekruteringen van nieuwe Kamerleden en be windslieden, die vooral in 2002 in hoge mate 'Europavreemd' waren. In Balkenende I had den slechts drie van de 28 bewindslieden enige EU-praktijkervaring. Het nieuwe kabinet-Bal- kenende II wil hierin verbetering brengen. Het versterkte zich met de Europees zeer ervaren ministers Peijs (CDA, Verkeer & Waterstaat) en Brinkhorst (D66, Economische Zaken). Maar getuige de trage voorbereiding op het Neder landse Raadsvoorzitterschap komend najaar zijn voornemens nog geen prestaties.
De vraag is overigens of de Haagse afzijdig heid een groot probleem is. Zij biedt wél ac tieve groepen en organisaties ook meer ruim te: Den Haag loopt minder in de weg. Boven dien is de Brusselse Raad van Ministers, waar op politiek Den Haag zich fixeert, steeds minder belangrijk om te scoren. Met name in de sociaal-economische Pijler I, de oude Euro pese Gemeenschap, loopt de meeste wetgeving niet via de Raad (en Europees Parlement, EP)
* Rinus van Schendelen is hoogleraar politicologie aan Erasmus Universiteit Rotterdam en publiceerde recentelijk
Machiavelli in Brussels: The Art ofLobbying the EU (AUP, Amsterdam, 2002).
Column: De Sociaal-Economische Raad en Europa
maar via de Commissie als gedelegeerde (nu 85 procent van het totaal). De overige vijftien procent valt trouwens grotendeels onder zowel besluitvorming per gekwalificeerde meerder heid als medewetgeving door het EP. Elke mi nister kan dus worden overstemd én moet macht delen met het EP. Op de Commissie, nu de belangrijkste wetgever, heeft politiek Den Haag weinig greep, want zij moet deze delen met talrijke publieke en private belangengroe pen uit alle lidstaten en ondervindt uiteraard ook tegenspel van de Commissie. Vanuit Euro pees perspectief is met dit alles weinig mis zo lang de entree in Brussel open en het proces competitief is, want het resultaat is méér legi tieme besluitvorming. Vooral Commissie en Parlement functioneren relatief open. Manco's ontstaan wel door afzijdigheid of amateurisme van belangengroepen (zoals van politiek Den Haag) en op relatief gesloten plekken zoals ESC en Raad.
Vanuit het perspectief van de SER is een an der oordeel mogelijk: hij verliest greep op de Eu ropese agenda. Vooral vijf trends rondom vooral de sociale partners lijken die greep verder te ver zwakken. Ten eerste gaat hun achterban van bonden en bedrijven steeds vaker vroegtijdig 'verticaal' richting Brussel en europeaniseert zij zich aldaar. Ten tweede wordt een platform als de SER vaker gepasseerd of slechts gebruikt als tussenstation om de Haagse positie in de Brus selse Raad te beïnvloeden. Ten derde krijgen de Europese koepels, vanwege vergelijkbaar 'verti caal' gedrag van hun leden, een zwakkere in- vloedsfunctie. Ten vierde is er toenemende druk op het ESC om zich te openen voor andere groepen uit de civil society-, de recente Conven tie propageert dit ook. Tot slot worden door steeds meer landen de Raadswerkgroepen, die feitelijk beslissen over die vijftien procent wet geving, vaker bezet vanuit lagere overheden en private groepen die bij ons in de SER ontbreken. De SER zit, kortom, in een lastige spagaat: zijn sociale partners (en schappen) gaan, samen met de rest van georganiseerd Nederland, vaker hun eigen Brusselse gang en zijn geadviseerde rege ring is de laatste tijd introvert binnenslands ge richt. Toch zouden de sociale partners de SER meer kunnen benutten voor hun Europese be langenbehartiging. Hiertoe moeten zij een bin nenlandse én een Europese agenda activeren. Enkele prioritaire suggesties zijn de volgende.
Een binnenlandse Europa-agenda
Dit voorjaar publiceerde de SER zijn advies Conventie over de toekomst van Europa aan de regering. De timing toont dat de SER achter loopt, want die Conventie is dan al bezig met compromisvorming. In zijn rapport (bladzij den 10 en 11) adviseert de SER de regering inza ke Europese besluitvorming vier doelstellin gen te bevorderen: kennisbevordering, antici patie, beïnvloeding en terugkoppeling. Bin nenslands zou de SER deze doelstellingen ook zelf kunnen bevorderen. Het kennisdoel kan de SER naderbij brengen door de regering te pressen haar plusminus achthonderd hoge ambtenaren (ABD'ers) Europees te doen bij scholen. Het doeleinde van anticipatie kan hij bevorderen door zelf proactief enkele (niet meer dan drie) prioriteiten te stellen voor het Nederlandse voorzitterschap. Het invloedsdoel kan de SER dienen door te lobbyen voor aan sturing van de plusminus duizend Haagse Rijksambtenaren die nu veelal met een vrij mandaat in Brusselse expertcomités en Raads werkgroepen zitten. Het doel van terugkoppe ling komt naderbij, indien deze experts bij te rugkomst hun early warnings over Brusselse ontwikkelingen rapporteren.
Aan deze vier projecten kunnen SER en soci ale partners zelf bijdragen. Zij hoeven daarvoor het land niet uit. Hun eigenbelang is ermee ge diend. Met een steviger voet tussen de deuren van de Rijksoverheid kunnen zij dichter ko men bij zowel de Haagse interdepartementale commissies voor de Beoordeling van Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) en de Europese Coördinatie (CoCo en CoCo-han) als de werk groepen van de Raad van Ministers. Zodra de Haagse toplagen meer waardering krijgen voor het Brusselse bestuurssysteem met zijn insour- ced experts, qua efficiëntie en legitimiteit su perieur aan enigerlei Hollandse polder, kun nen de sociale partners zo'n positie bedingen binnen de Rijksoverheid. Wel moeten zij hier ook andere maatschappelijke stakeholders dul den. Anticiperend hierop en op de trend rond het ESC moet de SER liever meegaan in verbre ding van zijn wettelijk smalle representativi teit.
Via hun achterbannen kunnen SER en socia le partners hun invloed op de Europese besluit vorming versterken. Hun ondernemers en werknemers kunnen zij activeren tot meer so
Column: De Sociaal-Economische Raad en Europa
ciaal en politiek gedrag dat via binnenlandse onderwerpen onvermijdelijk doorloopt naar Europese. Kennis over Europese agenda's, in clusief green en white papers, kunnen zij ver spreiden en omzetten in invloedsagenda's. De naar schatting zestienhonderd in Brussel ac tieve experts uit het private domein kunnen zij ondersteunen, aansturen en laten terugkoppe len. Tot slot kunnen zij het voorbeeld geven van professionele beïnvloeding van Europese besluitvorming. Op dit laatste punt blijft pijn lijk actueel het SER-Rapport Sociaal-economi sche beleidscoördinatie in de EU uit 2000/01. Hierin heet (blz. 47) de productie van 'kwalita tief goede adviezen' noodzakelijk voor invloed in Europa. Maar daar zijn zulke adviezen hoog uit soms nuttig, vaak niet noodzakelijk en nooit voldoende, want elke speler heeft zijn ei gen gelijk. 'Goede adviezen' zijn voor intern ge bruik. Externe beïnvloeding werkt anders. Een Brusselse Europa-agenda
De toekomst van de SER ligt vermoedelijk in Europa of zal kortstondig zijn. In het verleden heeft de SER meermalen een prominente rol gespeeld bij de Haagse agenda- en besluitvor ming. Maar veel voormalige Haagse agenda punten zijn inmiddels verplaatst naar de maat schappelijke organisaties (privatisering), lagere
overheden (decentralisatie) en Brussel (europe anisering). Laatstgenoemde hoofdstad ontwik kelt zich tot politiek centrum, ook voor maat schappelijke organisaties en lagere overheden, en aldus tot onze nieuwe politieke hoofdstad.
Volgens deze analyse moet de SER zijn oude agendapunten achterna gaan. Die binnen landse agenda kan bij realisatie ook Europees renderen. Daarnaast zijn interessante Euro pese acties mogelijk. Een eerste is benutting van de Europese groep van zusterorganisaties (die nu losstaat van het internationale plat form van SER-achtige organisaties als IAESC- SI) als verbinding tussen de Europese koepels van werkgevers en werknemers enerzijds en het ESC anderzijds, ter betere behartiging van het belang van 'sociaal overleg' in Europa. Beter doorvertakt in Europa kan de SER daar een in tensiever gebruik stimuleren van de 'Sociale Dialoog' tussen werkgevers en werknemers, het corporatistische alternatief voor institutio nele wetgeving. Ook kan de SER het beste pro actief meegaan in de ombouw van het ESC tot een Civil Society Platform met liefst de positie van medewetgever. Randvoorwaarde is een professionele aanpak van het voorgaande: in formeel opgebouwd, indirect uitgebouwd, proactief voorbereid, met interessant wissel geld en met aandacht voor zowel speelveld als knikkers, kortom Machiavelli waardig. Overle ven in Europa begint thuis.