Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
Master Thesis Politicologie, Richting Internationale Betrekkingen
De transformatie van Armenië naar een democratische staat sinds het
uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991
Universiteit van Amsterdam, 26 juni 2015 Naam: T. Haroetjoenian
Student nummer: 10677801
Docent / Eerste lezer: Dr. S. Rezaeiejan Docent / Tweede lezer: Dr. R. Pistorius
Inhoud:
1.1 Inleiding
3.
1.2 Onderzoekersvraag
4.
1.3 Operationaliserng
4.
1.3.1 Definitie van democratie
5.
1.3.2 Het Meten van democratie
6.
1.4 Methodologie
7.
1.5 Theoretisch kader
7.
1.6 Conclusie
8.
Bibliografie
9.
Abstract
Deze thesis onderzoekt hoe de Armeense Republiek sinds het uiteenvallen van de Sovjet Unie van een Communistische staat naar een democratisch land is getransformeerd. Dit onderzoek is een case studie. Het meten en conceptualiseren van een democratie is een controversiële kwestie. Deze thesis probeert aan de hand van verschillende benaderingen te bewijzen hoe de
overgang van Armenië naar een democratische staat is gegaan.
1.1 Inleiding
Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de ineenstorting van de communistische regimes in Oost-Europa, begonnen de westerse regeringen met een ambitieus project om de transformatie naar democratie in die landen in te luiden (Ishkanian, 2009, p. 9). Op dat moment, onder prominente Westerse beleidsmakers het idee van de burgersamenleving was cruciaal voor de ontwikkeling, democratisering en succesvolle transformatie naar democratisering. Het creëren van het idee van een burgersamenleving (hier word bedoeld een samenleving die ten tijde van de Sovjet-Unie weinig inspraak had in politieke beslissingen, maar na het uiteenvallen ‘wel’) was in Armenië en in andere post Sovjet landen een belangrijk vraagstuk in de jaren 1990. De communistische erfenis moest worden gezuiverd voordat er een burgersamenleving kon ontstaan die de democratie en vrijheid zou prediken (Mandel, 2002).
In augustus 1990, voor het eerst in de geschiedenis van Armenië, werd het nieuwe
democratische parlement gevormd. Het parlement verklaarde Armenië officieel onafhankelijk van de Sovjet Unie. Een jaar later in oktober van 1991 werd Levon Ter-Petrosyan gekozen als eerste democratische president van het land (Libaridian, 2007). Vandaag de dag, de Republiek Armenië heeft haar derde verkozen president. Echter, volgens de internationale en lokale waarnemers van de verkiezingen, kunnen de tweede presidentsverkiezingen in 1996 en de derde in 1998 niet eerlijk of democratische worden genoemd. Incidenten zoals het verkopen van stemmen, electorale fraude, en het gebruik van bruut geweld door politie of militairen werden niet vrijgesteld van alle drie voorgaande verkiezingen van 1996 tot 2008. Het is waar dat mensen in Armenië maakten een bewuste keuze in de overgang van totalitaire hiërarchie naar onafhankelijke democratie in 1990. Het is echter moeilijk om te pleiten voor een
democratisch wereldbeeld volledig omarmd door de samenleving en haar leiders. Integendeel, de democratie lijkt een opgelegde ideologie, net als het communisme dat 70 jaar heeft
geduurd. Onder de democratie, de zogenaamde democratische leiders in Armenië leven en handelen als vorsten. Bijvoorbeeld, in minder dan een decennium, ontstonden een nieuwe generatie van miljonairs en miljardairs in Armenië. De levensstijl van deze nieuw opgedoken ‘koningen’ is een herinnering aan de oude Armeense monarchische heersers met hun
luxueuze paleizen, mooie transportmiddelen, dure bruiloften, en tal van huisbedienden. Echter, volgens het rapport van de Armeense regering, 34,6% van de Armeense bevolking in 2004 leefde onder de armoedegrens, 23,5% in 2008 en 28,7% in 2009 (IMF, 2011, p . 24). Tijdens het presidentschap van Ter-Petrosyan verdween de middenklasse in Armenië, vanwege de ineenstorting van de Sovjet gecentraliseerde economie. De blokkades door
Turkije en Azerbeidzjan over het territoriale geschil van Nagorno-Karabach sinds 1991 was ook de reden voor het ineenstorten van de Armeense economie. Hoewel de nieuwe Grondwet van 1995 vreedzame overgang van de macht tussen de verschillende politieke partijen
verzekerde, ontstonden fundamentele verschillen tussen de leiders van de regerende elite en als gevolg daarvan trad Levon Ter-Petrosyan in februari van 1998 af als de eerste president van Armenie (Libaridian, 2007). Levon Ter-Petrosyan werd opgevolgd door Robert
Kocharian. Hij was toentertijd de premier minister van Armenië.
De periode van Kocharian (1998-2007) wordt gekenmerkt door het geschil dat ontstond al na de oorlog over Nagorno-Karabach. Het conflict over Nagorno-Karabach tussen Armenië en Azerbeidjaan blijft nog steeds onopgelost. Volgens Libaridian (2007), hoewel Armenië is toegetreden tot de Raad van Europa en de Wereldhandelsorganisatie zijn de mensenrechten of de economie nog beneden van de Europese standaarden.
1.2 Onderzoeksvraag
Deze thesis is specifiek gebaseerd op de overgangsperiode van Armenië sinds het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991. Het onderwerp of een land een democratie is, is tot op de dag van vandaag heel erg actueel ((Ishkanian, 2009). Na het bestuderen van het wetenschappelijke debat over het nu wel of niet is Armenië naar een democratisch land getransformeerd, wordt de hoofdvraag gepresenteerd:
In hoeverre is Armenië getransformeerd naar een democratisch land sinds het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991?
Deze onderzoeksvraag zal toegepast worden louter op de Armeense case. Voor alle duidelijkheid is gekozen louter maar de overgangsperiode. De keuze voor het jaar 1991 is relevant, omdat in dat jaar werd het land onafhankelijk van de Sovjet Unie.
1.3 Operationalisering
Tijdens de Koude Oorlog, kreeg de democratie de status van een ‘onduidelijk begrip’. Misschien is er geen ander concept dan de democratie dat net zo vaak wordt gebruikt door beleidsmakers en wetenschappers. Er is geen consensus over hoe de democratie
geoperationaliseerd of gemeten kan worden. Vergelijkingen tussen de landen kan ook een moeilijk en tijdberovend werk zijn. Sceptici vragen zich af of dergelijke vergelijkingen überhaupt mogelijk zijn (Abbott, 1995). Het meten of analyseren van het democratische
gehalte van een land is vaak afhankelijk van ons vermogen, type regimes door de tijd en over ruimte. Bijvoorbeeld miljarden dollars aan buitenlandse hulp die bedoeld is om een
democratie in een bepaald land te bevorderen, is afhankelijk van de democratische bestuursvorm in de huidige tijd. Deze buitenlandse hulp kan causale effecten op een democratische bestuursvorm hebben, indien het achterblijft. Ontwikkelingslanden zijn geneigd te menen dat de conceptualisering van een democratie wordt meestaal bepaald door rijke landen. Hoe zou democratie dan op een effectieve en geloofwaardige manier worden gemeten (Abbott & Tsay, 2000). Er is veel commentaar en kritiek op onderzoekmethodes van democratie (Acuna-Alfaro, 2005). Maar eerst de definitie van democratie.
1.3.1 Definitie van democratie
In het algemeen democratie kan worden gezien als volksregering. Deze definitie van
democratie gaat terug naar de Klassieke tijdperk (Held, 2006). Verder veronderstelt deze term soevereiniteit. Een staatsbestel, hoe groot of klein het ook is, zal een zekere mate van
zelfbestuur hebben. Naast deze kern definities is er een groot debat aan de gaande tussen de wetenschappers. Het debat heeft zowel beschrijvende als normatieve boventonen. Het gaat over wat er werkelijk plaatsvindt met het beleid (Lively, 1975; Beetham, 1994, 1999; Collier and Levitsky, 1997; Weale, 1999; Saward, 2003; Held, 2006). Alle definities in de
wetenschap hebben tot een zekere mate consensus nodig. Het algemeen aanvaarde maatstaf voor de democratie in sommige gevallen is zeer fundamenteel en onduidelijk. Bijvoorbeeld de
Polity IV index waarin de Verenigde Staten (VS) gedurende de twintigste eeuw volledig
democratischer is vergeleken met de negentiende eeuw (Polity IV index, 2013). Dit is een eerlijke conclusie als men geen rekening houdt met de samenstelling van de verkiezingen van de negentiende eeuw. In die eeuw vrouwen en zwarten over het algemeen werden uitgesloten om te stemmen (Paxton, 2000). De opvattingen over democratie zijn uiteenlopend. Zoals de elementen die ver van de term liggen. Bijvoorbeeld, de Political Rights index omvat vragen over corruptie, civiele controle van de politie, de afwezigheid van de wijdverbreide
gewelddadige criminaliteit, de bereidheid om politiek asiel te verlenen, het recht om te kopen en verkopen van land (Freedomhouse, 2015). De samenstellers van de index zouden beweren dat het de vrijheid meet en niet de democratie. Maar toch deze index wordt vaak gebruikt voor het meten van de democratie (Coppedge, et.al. 2011, p. 249). De derde index die in deze thesis aan bod komt is die van Vanhanen (1990) index. De index is gebaseerd op twee criteria: de mate van electorale concurrentie (gemeten door het aantal van stemmen die door de
grootste partij in de nationale wetgevende macht gewonnen werd), en ook de mate van
electorale participatie (het aandeel van de totale bevolking die in de nationale
parlementsverkiezingen heeft gestemd) (Vanhanen, 1990). De vierde alternatieve meting van democratie, is de meest minimalistische. Deze meting is oorspronkelijk ontwikkeld door Przeworski, Alvarez, Cheibub en Limongi (Alvarez, et. al. 1996; Przeworski, 1999;
Przeworski. et. al 2000). Deze benadering definieert democratische staten als regimes waar de burgers de macht hebben om hun regering te vervangen door de omstreden verkiezingen.
1.3.2 Het meten van democratie
De validiteit en betrouwbaarheid zijn bijzonder belangrijk voor het evalueren van de bouw van empirische indicatoren in de sociale wetenschappen (Geraldo & Verkuilen, 2002). Geldige empirische metingen reflecteren nauwkeurig de analytische concepten waar ze op betrekking hebben.
Er zijn meerdere benaderingen om democratie te meten. De bestaande literatuur grotendeels wordt verdeeld in minimalistische en maximalistische conceptualisaties. Elk met een bepaalde sterkte en zwakte. Het kan inderdaad worden beargumenteerd dat trade-offs vaker bestaan uit minimalistische benaderingen. De minimalistische benadering is betrouwbaarder dan de maximalistische. Maximalitische indicatoren bewijzen vooral de tevredenheid in termen van hun metingen van geldigheid. Volgens Schumpeteriaanse benadering de democratie is een competitiestrijd voor de verkiezingsstemmen. In dit politieksysteem strijden meer partijen of kandidaten strijden voor een bepaalde functie (Schumpeter, 1950). Het voordeel van
minimalistische benaderingen is het proces dat helpt om duidelijke en ondubbelzinnige empirische indicatoren te ontwikkelen. Minimalistische benaderingen benadrukken dat het coderen van beslissingen moeten transparant zijn. Het biedt weinig ruimte voor de
persoonlijke oordelen van individuele onderzoekers of de persoonlijke evaluaties van onafhankelijke waarnemers en nationale deskundigen. Door zich te concentreren op een beperkt aantal indicatoren, vermindert deze aanpak de risico's van het opnemen van
theoretisch irrelevante attributen en overbodige elementen. Maar deze benadering heeft ook zijn zwaktes. De meest erkende zwakte is het weglaten van bepaalde belangrijke dimensies van het concept van de liberale democratie. Deze concepten zijn opgenomen in meer uitgebreide maatregelen. Bijvoorbeeld, minimalistische benaderingen komen niet in aanmerking om de kwaliteit van de democratische prestaties te meten. Denk aan
democratische vertegenwoordiging, verantwoordelijke leiders, de vrijheid van meningsuiting en gelijkheid van deelname. Deze factoren zijn moeilijk of zelfs onmogelijk om systematisch te meten met enige mate van betrouwbaarheid en consistentie. Toch is het mogelijk om deze
factoren tot op bepaalde hoogte te verwaarlozen afhankelijk van het onderzoek. Bijvoorbeeld, Cheibub en Gandhi, focussen zich op electorale concurrentie (2009). Marshall en Jaggers (2002) erkennen het belang van de burgerlijke vrijheden voor alle burgers in hun opvatting van democratie en de rechtsstaat. De voornaamste zwakte van de minimalistische benadering is dat bepaalde kritische aspecten van de democratie daarbij buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Zoals duidelijk is geworden de wetenschappelijke discussie omtrent het meten van democratie kent geen consensus. Hierboven werden er verschillende criteria uitgelegd voor het meten van democratie. Maar deze thesis zal zich baseren op indicatoren van Freedom House, Polity IV index, Vanhanen en Przeworski, et. al. om de sterke en zwake punten en beperkingen van elk te overwegen.
1.4 Methodologie
Het is duidelijk dat de methodologische problemen de aanwijzing zijn voor de onduidelijke definitie van democratie. ‘Since definitional consensus is necessary for obtaining consensus over measurement, the goal of arriving at a universally accepted summary measure of democracy may be illusory.Other problems of measurement flow, in no small part, from this definitional conundrum’ (Coppedge, et.al. 2011, p. 249). Deze thesis zal proberen om toch nog een bepaalde consensus voor de definitie van de democratie te creëren om op die manier een duidelijke tijdslijn te trekken. De keuze voor het jaar 1991 is gebaseerd met de
onafhankelijkheid van Armenië. De transformatie van het land wordt geassocieerd met drie verschillende presidenten die Armenië sinds haar onafhankelijkheid heeft gekend. Iedere president heeft eigen aanpak in deze transformatiejaren. Om democratisch gehalte in het land betere te begrijpen is gekozen om alle presidentsperiodes nauwkeurig te behandelen. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van verschillende rapporten van organisaties, nieuwszenders en krantenartikelen. Verder zal het gebruik worden gemaakt van de internetsites en tabellen. De methode die van toepassing is in deze thesis is de kwalitatieve. Voor de hoofdvraag ligt een uitgebreide literatuurstudie ter fundering. Voor het vinden van een antwoord op de hoofdvraag die centraal staat in deze thesis zullen nog verschillende wetenschappers met verschillende visies aan bod komen.
1.5 Theoretisch kader
In het theoretische kader komen er verschillende democratische theorieën aan bod. De extra nadruk zal worden gelegd op de theorieën van Dahl en Przeworski. Dahl benadrukt dat de
kosten van tolerantie voor het regime is lager dan de kosten van repressie (1971, p. 15). Przeworksi is een van de bekendste politieke denkers van de huidige tijd. Hij een van de grondleggers van de theorieën van tegenwoordig die de wetenschap helpen om democratie tot een bepaalde hoogte te begrijpen (Przeworski, 1999; 2000).
1.6 Conclusie
De Westerse democratische vorm van bestuur lijkt vreemd aan de huidige Armeense leiders. Het is al meer dan 20 jaar geleden dat het democratiseringsproces in Armenië aan de gaande is. Echter, heeft het niet de verwachte resultaten opgeleverd, ondanks het feit dat alle
noodzakelijke democratische instituties, wetten en bestuur het beleid zijn gemaakt door de steun van de westerse mogendheden en buitenlandse investeerders. Met andere woorden, het bestaande democratisch systeem spreekt de wensen van de bevolking weinig aan. Zoals vermeld, zijn de meeste presidents- en parlementsverkiezingen ondemocratisch geweest. De zogenaamde democratische leiders in Armenië tonen monarchale gedrag door hun
autocratische stijl van leidinggeven en verspillende levensstijl. Tot slot, ondanks het feit dat het land blijft worstelen met een hoge werkloosheid en extreme armoede, de democratische leiders die aan de macht zijn worden rijker en rijker. De leiders van de Republiek Armenië lijken meer corrupt dan de communistische leiders in de voormalige Sovjet Socialistische Republiek van Armenië.
Deze studie toont ook aan dat democratie niet kan worden geëxporteerd vanuit het Westen naar Armenië, zonder rekening te houden met de historische kenmerken van het Armeense volk. Bovendien is de aanwezigheid van democratische instellingen blijkt onvoldoende om de gewenste verandering tot stand te brengen. Het feit dat de democratische wetten en beleid dat voor bijna twee decennia lang hebben bestaan in Armenië, het land niet voldoende hebben gedemocratiseerd. Het bewijs zijn de westerse mislukte pogingen.
Bibliografie
Abbott, A. (1995). Sequence Analysis: New Methods for Old Ideas. Annual Review of
Sociology, 21 pp. 93–113.
Abbott, A, and Tsay, A. (2000). Sequence Analysis and Optimal Matching Methods in Sociology. Sociological Methods and Research, 29 pp. 3–33.
Acuna-Alfaro, J. (2005). Measuring Democracy in Latin America (1972–2002). Sociological
Methods and Research, 29 pp. 3–33.
Alvarez, M. et.al. (1996). Classifying political regimes. Studies in International Comparative
Development, 31 pp. 3-36.
Beetham, D.(1994). Defining and Measuring Democracy. London: Sage. Beetham, D. (1999). Democracy and Human Rights. Cambridge: Polity.
Cheibub, J. and Gandhi, J. (2009). Democracy and Dictatorship Revisited. Public Choice, 10 (2) pp 1-35.
Collier, D. and Levitsky, S. (1997). Democracy with Adjectives: Conceptual Innovation in Comparative Research. World Politics, 49 pp. 430–51.
Coppedge, et.al. (2011). Conceptualizing and Measuring Democracy: A New Approach. Geraadpleegd op (19-04-2015)
http://journals.cambridge.org.proxy.uba.uva.nl:2048/action/displayAbstract?fromPage=online &aid=8286733&fileId=S1537592711000880
Dahl, R. A. (1971). Polyurchy: Purticipution and Opposition. New Haven: Yale University Press.
Freedomhouse (2015). Freedom in the World. Geraadpleegd op (04-05-2015)
https://freedomhouse.org/report-types/freedom-world#.VYx5alKg3iw
Geraldo, L. M. and Verkuilen, J. (2002). Conceptualizing and measuring democracy: Evaluating alternative indices. Comparative Political Studies, 35 (1) pp. 5-34.
Held, D. (2006). Models of Democracy. 3-rth ed. Cambridge: Polity Press.
International Monetary Fund (IMF) (2011). Geraadpleegd op (02-05-2015)
http://planipolis.iiep.unesco.org/upload/Armenia/Armenia_PRSP_Progress_Report_2011.pdf
Ishkanian, A. (2009). (Re)claiming the emancipatory potential of civil society: a critical examination of civil society and democracy building programs in Armenia since 1991.
Armenian review, 51 (1-4) pp. 9-34.
Libaridian, G. J. (2007). Modern Armenia: People, nation, state. Piscataway, NJ: Transaction.
Lively, J. (1975). Democracy. Oxford: Basil Blackwell.
Mandel, R. (2002). Seeding Civil Society. In C.M. Hann (ed.), Postsocialism: Ideals,
ideologies and practices in Eurasia. London: Routledge.
Marshall, M. G. and Jaggers, K. (2002). Polity IV Project: Political Regime Characteristics
and Transitions, 1800-2002. Maryland: University of Maryland.
Paxton, P. (2000). Women’s Suffrage in the Measurement of Democracy: Problems of Operationalization. Studies in Comparative International Development, 35 (3): pp. 92–110.
Polity IV index (2013). Individual Country Regime Trends, 1946-2013. Geraadpleegd op (09-04-2015) http://www.systemicpeace.org/polity/polity4.htm
Przeworski. A. (1999). Minimalist conception of democracy: A defense. Cambridge: Cambridge University Press.
Przeworski, A. (2000). Democracy and Development: Political Institutions and Well-Being in
the World, 1950-1990. New York: Cambridge University Press.
Saward, M. (2003). Democracy. Cambridge: Polity.
Schumpeter, J. A. (1950). Capitalism, socialism and democracy. 3rd ed. New York: Harper & Row.
Vanhanen, T. (1990). The Process of Democratization: A Comparative Study of 147 States.
1980-88. NY: Crane Russak.
Vanhanen. T. (1997). Prospects for Democracy: A study of 172 countries. New York: Routledge.
Vanhanen. T. (2000). A new dataset for measuring democracy. 1810-1998. Journal of Peace
Research, 37(2): 251-265.
Weale, A. (1999). Democracy. New York: St. Martin’s Press.