• No results found

Verbondenheid en spiritualiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbondenheid en spiritualiteit"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verbondenheid en spiritualiteit

(2)

Verbondenheid en spiritualiteit

In opdracht van de Gereformeerde Hogeschool Academie Theologie

Uitgevoerd door Erika van der Laan

Juni 2014

Gereformeerde Hogeschool Postbus 10030

8000 GA Zwolle 038 - 425 55 42

(3)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 3

Voorwoord 6

Hoofdstuk 1 Over dit onderzoek 3

Aanleiding 3 Vraagstelling 4 Hoofdstuk 2 Methoden 5 Werkwijze 5 Validiteit 5 Betrouwbaarheid 5

Hoofdstuk 3 Conceptueel kader 6

Cultuur 6

Spiritualiteit 9

Verbondenheid 12

GKv 14

Generatie X 16

Hoofdstuk 4 Hoe omschrijft generatie X haar spiritualiteit? 17

4.1 God-menselijk betrekkingsgebeuren 17

4.2 Het omvormingsproces 19

De praktijk in het licht van de theorie 24

Hoofdstuk 5 Hoe omschrijft generatie X de spiritualiteit van de gemeente waar zij lid van is? 26

De praktijk in het licht van de theorie 29

Hoofdstuk 6 Hoe ervaren leden van generatie X het verschil tussen hun eigen spiritualiteit en die van

de gemeente? 30

De praktijk in het licht van de theorie 32

Hoofdstuk 7 In welke mate voelen leden van de generatie X zich verbonden met hun gemeente? 33

De praktijk in het licht van de theorie 37

Conclusie 39

Aanbevelingen 40

Literatuurlijst 41

(4)

Voorwoord

Spreken met mensen over hun geloof en hoe zij dat beleven is iets wat ik al lange tijd graag doe. Mensen en hun verhalen boeien me en ik vind het geweldig om met anderen na te denken en te praten over de plek die God in hun leven inneemt. Deze interesse heeft ertoe geleid dat ik (al jaren geleden) tot nadenken werd gezet over de geloofsbeleving van een hele specifieke groep mensen binnen de gereformeerde kerken, namelijk zij die in hun jeugd zijn opgegroeid binnen gereformeerde kerkmuren, maar vandaag de dag worden geconfronteerd met opvattingen die soms lijnrecht in lij-ken te gaan tegen dat wat hen vroeger is geleerd. Meer nog: het lijkt alsof niet zozeer alleen leerstel-lingen aan het veranderen zijn, maar ook het ‘geloofsgevoel’ verandert. Er hangt al lange tijd iets in de lucht en het lijkt erop dat niemand er onbewogen onder blijft.

Er is al veel geschreven over dit onderwerp. Ook op dit moment zijn gesprekken en discussies in volle gang. Er zou sprake zijn van een ‘paradigmaverandering’. Er zouden verschuivingen plaatsvinden binnen de gereformeerde kerken. In mijn onderzoek wil ik graag de diepte in. Ik wil persoonlijke er-varingen en visies horen om meer zicht te krijgen op de problematiek van binnenuit.

Juist de ervaringen van de groep mensen die in dit onderzoek centraal staan benieuwen mij, omdat de veranderingen die in de GKv gaande zijn in mijn ogen het meest duidelijk naar voren komen in de veranderingen die deze generatie doormaakt. Meer dan de volgende generaties wortelt zij in de vrij-gemaakte traditie, en meer dan de haar voorgaande generaties lijken mensen van deze generatie los te komen te staan van deze traditie.

Daarnaast is dit de generatie die in deze tijd de leiding in de kerk aan het overnemen is op allerlei manieren. Daarmee zal zij een groot stempel drukken op de gang van zaken binnen de kerk en bin-nen de afzonderlijke gemeenten.

Een jaar of zeven geleden kwam ik een artikel onder ogen, één van meer dan tien jaar geleden: ‘Wat geloof ik en waar ben ik veilig?’1 Een artikel, geschreven door een predikant van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt, onder het pseudoniem Henk Jasperse.

Bij het opzetten van dit onderzoek kwam het begrip verbondenheid naar boven. Mij werd de sugges-tie gedaan om literatuur van Gerrit Glas te lezen waarin dit onderwerp besproken wordt. Zijn artikel ‘Op zoek naar het verbindende’ is geschreven naar aanleiding van de vragen die Henk Jasperse stel-de. Dus: wat heeft Jasperse te maken met mijn onderzoek?

‘Iemand moest eens zeggen dat de keizer geen kleren aan heeft.’2 Het ging in ‘Waar geloof ik en waar ben ik veilig?’ over vormen die geen inhoud meer leken te hebben, over inhouden die niet meer aan-spraken, over waarheden die geen waarheden (b)leken te zijn. En over mogelijke alternatieven die ook geen antwoord gaven op de vraag wat het geloof in een postmoderne tijd inhoudt.

Waarom aandacht voor een brief van tien jaar geleden en een onderzoek van zelfs 15 jaar geleden? Omdat dit mijns inziens voortekenen waren van de onrustige tijden die zouden komen.

Die onrustige tijden zijn uitgebreid bestudeerd, er zijn boeken vol geschreven over de postmoderne tijd waarin wij leven en de beweging of zelfs onrust die dit veroorzaakt onder mensen. In dit onder-zoek wil ik mensen aan het woord laten.

Groningen, mei 2014 Erika van der Laan

1

Henk Jasperse, Wat geloof ik en waar ben ik veilig?, Nederlands Dagblad, 27-04-2002

2

(5)

3

Hoofdstuk 1 Over dit onderzoek

Aanleiding

Twee zaken die bij elkaar zijn gekomen in een gesprek vormen de aanleiding voor dit onderzoek. 1. Tijdens gesprekken die ik in de afgelopen jaren met verschillende mensen heb gehad, onder

an-dere in verband met stages voor de opleiding GPW, kwam het onderwerp geloofsbeleving veel aan de orde. In de ogen van de mensen met wie ik sprak, was er binnen hun gemeente weinig aandacht voor geloofsbeleving en weinig ruimte voor initiatieven die hier aandacht voor vroe-gen. Daarnaast werd verteld over de manier waarop men dit deelde met andere gemeenteleden en wat daarin mooi maar soms ook moeilijk was (is). Er werd veel waarde gehecht aan het delen van persoonlijke ervaringen met elkaar, aan geloofsgroei, aan vertrouwen en warmte. Opvallend was, dat het verlangen naar deze ervaringen bijna altijd gepaard ging met een meerdere of min-dere mate van vervreemding van de gemeente waar men lid van was. Hiermee werd verschillend omgegaan: een echtpaar dacht er over om lid te worden van een andere gemeente, of zelfs een soort van thuisgemeente te beginnen, een ander echtpaar had besloten om zich vooral te richten op het ontwikkelen van persoonlijke relaties binnen de gemeente en zich wat af te sluiten voor bijvoorbeeld erediensten en/of ontwikkelingen die binnen deze gemeente gaande waren. In deze gesprekken ben ik hiermee gestuit op problematiek die Hayo Wijma heeft onderzocht in het onderzoek ‘Jong, [goed]gelovig en kerk’.

2. Bovengenoemde academie heeft op 28 september 2011 het onderzoek ‘Jong, [goed]gelovig en kerk’ gepresenteerd (Slendebroek & Wijma, 2011): een onderzoek naar de rol van het kerkelijk leven in de belevingswereld van jongeren. Uit dit onderzoek kwam onder andere het volgende naar voren: Jongeren zijn over het algemeen gelovig tot zeer gelovig, maar meer dan de helft vindt niet in zijn of haar eigen gemeente wat ze zoekt. Dat wil zeggen: meer dan de helft van de jongeren is weliswaar gelovig, maar niet actief in de gemeente, voelt zich niet betrokken of is geen lid meer. Deze jongeren hebben daar allemaal een reden voor gegeven en deze hebben te maken met een gemis of iets dat ze graag anders zien.3 Wat is het dan dat ze zoeken?

 53% van de ondervraagden gaf aan niet overtuigd lid te zijn, niet betrokken te zijn of niet meer te geloven. Van deze jongeren gaf ongeveer 40% redenen op het relationele vlak, zoals gebrek aan aansluiting of contact;

 Van de jongeren die zeiden wel lid te zijn, maar niet overtuigd, gaf 37% als reden dat men het niet eens is met de manier waarop men met elkaar omgaat;

 Van de jongeren die zeiden wel lid te zijn, maar niet actief gaf 45% aan dat dit is vanwege een gebrek aan aansluiting, contact, of vanwege slechte onderlinge relaties;

 Van de jongeren die zeiden niet meer te geloven gaf 95% als reden dat hun vorm van geloven niet meer bij de kerk past(e).

Verder scoren ‘geloof en geloofsbeleving’ het hoogst wanneer jongeren bevraagd worden op problemen en vragen die zij zien bij anderen en bij zichzelf. 82% van de jongeren ziet deze pro-blemen bij andere jongeren, 77% ziet deze propro-blemen bij zichzelf. Van de kerkelijke ondersteu-ners geeft 83% aan dat zij problemen en vragen op dit gebied herkennen bij de jongeren. 57% van de jongeren die zeggen overtuigd en actief lid te zijn, geeft als reden ‘Samen gemeente zijn, de mensen, veiligheid’. 25% van de jongeren geeft antwoorden als: het sluit aan, voelt goed, past bij me, inspireert me.

Met andere woorden: het gaat over een vorm van geloven en over geloofsbeleving, maar ook aansluiting bij ‘de ander’ of herkenning van de manier waarop ‘de ander’ gelooft, zijn voor

3

Een enkele uitzondering hierop zijn jongeren die vanwege een relatie naar een andere gemeente gaan, of jongeren die gekozen hebben voor investeren in een studentenvereniging waar ze lid van zijn.

(6)

4 ren bijzonder van belang. Deze twee zaken zijn in dit onderzoek nauwelijks te scheiden van el-kaar, het één lijkt een verband te hebben met het ander. Duidelijk voorbeeld van dit verband valt op in de uitspraak: “Mijn vorm van geloof (geloofsbeleving, relatie met God) past niet bij deze kerk (aansluiting, verbinding).”

Voor één van de onderzoekers is het de vraag in hoeverre uitkomsten van dit onderzoek ook voor andere generaties gelden. Meer specifiek: Hoe ligt dit voor gemeenteleden die qua leeftijd deel uitmaken van de generatie X (1956-1970)? Dat is één van de vragen die de Academie verder onderzocht wil zien.

Vraagstelling

In hoeverre voelen leden van generatie X, lid van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) van Winsum, zich verbonden met hun gemeente en welke rol speelt spiritualiteit hierin?

Deelvragen die gesteld worden om de hoofdvraag te beantwoorden zijn: 1. Wat wordt verstaan onder verbondenheid?

2. Wat is spiritualiteit?

3. Hoe kan de generatie X worden omschreven? 4. Hoe omschrijft generatie X haar spiritualiteit?

5. Hoe wordt de spiritualiteit van de gemeente waar zij lid van is omschreven door leden van de generatie X?

6. Hoe ervaren leden van generatie X het verschil tussen hun eigen spiritualiteit en die van hun gemeente?

(7)

5

Hoofdstuk 2 Methoden

Werkwijze

Dit onderzoek bestaat uit literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek.

Deelvraag 1, 2 en 3 zijn beantwoord met behulp van informatie uit de literatuur.

De deelvragen 4 tot en met 7 worden beantwoord door middel van kwalitatief onderzoek (individue-le interviews en groepsinterviews).

Voor dit onderzoek is een brief uitgegaan naar alle mensen in de gemeente van Winsum die binnen de generatie X vallen.

Vervolgens is contact opgenomen met mensen met de vraag of zij mee wilden doen aan dit onder-zoek.

22 personen hebben meegedaan aan dit onderzoek. 11 personen hiervan zijn individueel geïnter-viewd, 11 personen hebben meegedaan aan een groepsinterview.

Validiteit

Alle interviews zijn opgenomen en uitgewerkt, om vertekening van het beeld te voorkomen. Eén interview is niet opgenomen op verzoek van de geïnterviewde. Dit gesprek is uitgewerkt en ter con-trole voorgelegd aan de geïnterviewde.

De vragen ten aanzien van spiritualiteit zijn opgesteld op basis van theorie hierover.

Uitkomsten van de individuele interviews en het eerste groepsinterview zijn ter controle voorgelegd aan een tweede groep.

Betrouwbaarheid

Alle interviews zijn opgenomen.

Alle gesprekken zijn letterlijk uitgewerkt

Analyse van de teksten heeft meerdere keren plaatsgevonden Gespreksverslagen zijn beschikbaar voor heranalyse

(8)

6

Hoofdstuk 3 Conceptueel kader

De vraag wordt gesteld, of er een verband is tussen de mate van verbinding tussen gemeenteleden en hun spiritualiteit. Om hier antwoord op te kunnen geven is het noodzakelijk beide begrippen, verbondenheid en spiritualiteit, te definiëren. Met name van het begrip spiritualiteit zijn in de litera-tuur en in de media de meest uiteenlopende definities te vinden. Oók in de media: de aandacht voor spiritualiteit vandaag de dag is enorm. Dat roept – wat mij betreft – een vraag op: is het toeval dat naast de enorme aandacht voor en behoefte aan zingeving en spiritualiteit in de samenleving ook binnen de kerken de belangstelling hiervoor enorm is toegenomen? Als het dan zo is dat spiritualiteit een belangrijke factor is bij het ervaren van verbinding tussen christenen onderling, waar komt deze belangstelling dan ineens vandaan? Konden we de dingen niet zo laten zoals ze altijd waren? Heeft de omringende cultuur de vraag naar spiritualiteit de kerken binnengebracht? Om de zoektocht naar spiritualiteit binnen de GKv te plaatsen in de context van de cultuur waarin zij zich bevindt zal op deze vragen worden ingegaan.

We zouden nog door kunnen gaan met vragen stellen: als het dan zo is dat deze belangstelling is toegenomen, hoe kan het dan dat deze toename voor verwijdering zorgt? Wat zegt dit over de oude situatie waarin men zich bevond – want die was er blijkbaar, de GKv is jarenlang kerk geweest zonder specifieke aandacht voor geloofsbeleving – en wat zegt dit over de nieuwe situatie? Welke plek heeft de GKv in dit verhaal? Zijn er binnen één kerk groepen ontstaan die zó verschillend in hun gerefor-meerd-zijn staan dat ze elkaar dreigen kwijt te raken? En als dat zo is, hoe kan dat?

Typerend voor een verkennend onderzoek is dat het een breed gebied beslaat. Bovenstaande vragen laten zien dat dit inderdaad het geval is. Waar begin je wanneer het veld waar je over schrijven moet zo uitgestrekt is en alle verschillende deelgebieden op elkaar in lijken te grijpen?

Cultuur

Ik kies er voor om te beginnen met een beschrijving van de situatie: de westerse culturele situatie waarin de GKv zich anno 2014 bevindt. De vraag die in dit onderzoek beantwoord zal worden, is juist met het oog op de huidige cultuur relevant. We leven in een wereld met veel verschillende geluiden, veel zaken die ons (willen) beïnvloeden. Vanzelfsprekendheden zijn er steeds minder, of in ieder ge-val is de keuze, op wat voor gebied dan ook, enorm geworden. Je kunt als christen het besluit heb-ben genomen je bepaalde vanzelfsprekendheden eigen te maken in je leven, maar dit gaat niet zon-der het besef dat je ook anzon-ders had kunnen kiezen.

Charles Taylor laat in een uitgebreide studie zien hoe de westerse cultuur zich heeft ontwikkeld.4 Het voert te ver om dit helemaal uit te werken. Toch zal er iets over gezegd worden omdat deze ontwik-kelingen alles te maken hebben met huidige en vroegere ontwikontwik-kelingen binnen de kerken, en speci-fiek nu de GKv. Het is interessant om te lezen hoe de kijk op de wereld door de geschiedenis heen veranderd is. En het is intrigerend om te zien hoe God langzaam maar zeker uit het wereldbeeld ver-dwijnt. Was God lange tijd een vanzelfsprekende aanwezigheid die achter alle gebeurtenissen zat en die direct betrokken was op het leven van de mens, omstreeks het begin van de 16e eeuw begon dat te veranderen. Dit wordt ook wel het verlies van het ‘naïeve kader’ genoemd: de mens begon zich als buitenstaander te zien van wat er gebeurde. Hij leerde te reflecteren op de wereld om zich heen en op zichzelf. Alles kon worden onderzocht, mits je de rol aannam van objectieve buitenstaander (‘ont-hechting’). Door Taylor wordt dit de tijd van het deïsme genoemd.

Taylor laat zien hoe de wereld onttoverd wordt: de wereld van geesten en demonen verdwijnt, en daarmee ook de behoefte aan een God die de mens hiertegen beschermt. De angst verdwijnt, de wereld wordt volledig voorspelbaar. Het is duidelijk hoe de wereld werkt – en als je gelooft in God: het mechanisme van de wereld zoals Hij deze in gang heeft gezet is te doorgronden. We hoeven

4

(9)

7 slechts rekening te houden met deze zogenaamde natuurwetten. De mens hoeft er alleen naar te handelen.

De transcendente dimensie van het geloof krijgt een minder centrale plaats5: God raakt op afstand. Hij is een God die uit is op het heil van mensen, maar die zich verder niet met hen bemoeit. Geloof heeft geen ander gevolg voor dit leven dan juist handelen. Er ontstonden twee werkelijkheden, die van deze wereld en Gods werkelijkheid daar als het ware bovenop6. Het besef van mysterie ver-dwijnt, transformatie in dit leven verdwijnt naar de achtergrond. Transformatie is bedoeld voor het leven na de dood.

God is weliswaar Schepper, maar het verlossende werk van Jezus en de dagelijkse omgang met God worden steeds minder belangrijk. Het cultiveren van de aarde lijkt de primaire opdracht van de mens. Genade is niet zo nodig, de mens heeft de ordende kracht van God in zich om een goed leven te leiden. De mensheid is gericht op het organiseren van een wellevende beschaving. Zij creëert deze en het gaat haar goed af. Een gevoel van onafhankelijkheid is niet ver meer. Orde en rust creëren mensen zelf door middel van gezond verstand. Oefening in een gedisciplineerd, ingetogen, arbeid-zaam bestaan werd een tweede natuur. Discipline wordt zelfs een onfeilbaar teken van godsvrucht.7 Dit zorgt er voor dat men zich ‘spiritueel superieur’ gaat voelen, en het lijkt er op dat het de essentië-le aspecten van het geloof verduisterd heeft. Genade wordt minder essentieel, eigen kracht is vol-doende.

Taylor laat zien hoe juist op dit laatste punt het exclusieve humanisme kan ontstaan.

Rechtvaardigheid en menslievendheid werden steeds belangrijker. Het is exclusief omdat het niet langer direct verwijst naar God. De mens heeft drang tot naastenliefde in zichzelf.

Rede en wetenschap dringen godsdienst steeds meer naar de achtergrond, en waar het nog mag bestaan wordt theologie ‘geobjectiveerd’. Taylor stelt echter ook dat niet alleen rede en wetenschap, maar ook de wanorde van godsdienstoorlogen en andere misstanden zorgen voor een diepgewortel-de afkeer tegen religie. De mens handiepgewortel-delt steeds meer autonoom en dat smaakt naar meer. Mensen hebben geen redding nodig. Het christendom lijkt op den duur niet meer verenigbaar met de mense-lijke waardigheid.

Zo doorloopt de geschiedenis van de mens verschillende stadia. Hogere stadia vertegenwoordigen ontwikkeling, groei. Teruggaan naar vroeger lijkt volkomen irrationeel: dit was een barbaarse tijd die men achter zich moest laten. De mens is nu beschaafd: nieuwe idealen worden discipline, onderwijs, decorum en goede politieke orde. De moderniteit wordt gekenmerkt door gevoelens van vrijheid, controle, onkwetsbaarheid en dus waardigheid.

Taylor laat nog eens zien hoe de objectieve, onthechte mens succes heeft geboekt in haar onderzoek naar mens en wereld en het vervolgens aannemelijk leek dat deze houding bij alle vormen van on-derzoek de juiste is. De objectieve mens: dit is “een van de krachtigste tendensen binnen onze cul-tuur, waarvan de zich voortzettende strijd binnen de menswetenschappen en geesteswetenschap-pen getuigt”.8

Het exclusieve humanisme is een serieus alternatief voor het christelijk geloof geworden. Maar het duurt niet lang of de nadelen van een onpersoonlijke, instrumentele wereld worden duidelijk. Voor-uitgang bleek een utopie te zijn. De verschrikkingen van de 20e eeuw lieten de onmacht van de mens zien. De mens loopt tegen zijn grenzen aan.

De mens wordt in het nauw gedreven. Geloof is geen optie meer: het is autoritair en in strijd met ‘de rede’. God eren en menselijke ontplooiing lijken lijnrecht tegenover elkaar te staan.

5

Charles Taylor, Een seculiere tijd 6 Ad de Bruijne, Affect en effect 7

Aspecten hiervan ziet Taylor terug in de Reformatie. De overeenkomst die hij ziet tussen de Reformatie en het humanisme is de nadruk op discipline en de drang om de samenleving te ordenen. Charles Taylor, Een seculiere tijd,

(10)

8 Maar ongeloof gaf een gebrek aan betekenis en een gevoel van leegte: is dit alles? Onze tijd wordt bedreigd door een verlies van betekenis, is de nieuwe klacht. Want niet alleen kwade machten en geesten kunnen niet doordringen tot de mens – deze zijn immers weggeredeneerd – nu blijkt dat helemaal niets van betekenis daar toe in staat is.

Fundamentele onzekerheid. Verlies van vertrouwde wereld. En alle ontwikkelingen gaan zo snel dat integratie ervan achterblijft.9 Mensen hebben de tijd niet meer zich dingen eigen te maken, inzich-ten te lainzich-ten beklijven. Het perspectief op mogelijke oplossingen is onzeker. Het vooruitgangsgeloof lijkt te zijn verdwenen. We doorlopen geen stadia meer. Nieuwe wetenschappelijke inzichten wor-den met enige scepsis ontvangen en roepen steeds vaker ethische vragen op. De mens is op zichzelf teruggeworpen. Ze wil er op kunnen vertrouwen dat de wereld in orde is, maar er is niet zoveel wat haar dat vertrouwen kan schenken. Waar nu heen?

Hiermee zijn wij beland aan het begin van de 21e eeuw. Taylor noemt deze tijd de tijd van de Nova. De stuwende krachten van geloof en ongeloof zijn sterk en de mens wil er uit breken. Dit is het zoge-naamde nova-effect: er vindt een explosie plaats van levensovertuigingen en spiritualiteiten. De term ‘religie’ vagebondeert en is niet in institutionele noch dogmatische termen gedefinieerd.10

In verband hiermee spreekt Taylor over secularisatie in de zogenaamde ‘derde betekenis’.11 God is niet verdwenen. Hij is één van de mogelijke opties geworden: we bevinden ons in “de overgang van een samenleving waarin het onmogelijk was om niet in God te geloven, naar een samenleving waarin geloof zelfs voor de meest overtuigde gelovige één menselijke mogelijkheid is naast anderen”. Ster-ker nog: ongeloof lijkt voor steeds meer mensen op het eerste gezicht ook nog eens de meest aan-nemelijke optie. En nu?

Authenticiteit. Op zoek naar ‘meer’, naar het hogere, vaak in de mens zelf. Zelfontplooiing. Individua-lisme. Deze laatste hebben een bijna sacrale status gekregen, zegt Gerben Heitink. De mens is gelovi-ge en god.12 Er kan zelfs gesproken worden van een ‘cultus van het individu’.13 Schnabel, die het mili-eu van de zogenaamde nimili-euwe spiritualiteit (o.a. New Age) onderzocht, schreef in zijn studie: ‘Opval-lend in het paraculturele aanbod is dat het vooral gaat om het individuele belang, het persoonlijke welzijn, de eigen gezondheid, het particuliere geluk, de directe bevrediging. Van maatschappelijk bewustzijn, sociale bewogenheid of politiek activisme is maar weinig sprake'.14

Er wordt wel gesproken over het ’massaverschijnsel der vereenzaming’ en over het ‘zelf zonder plaats’.15 Allemaal uitdrukkingen die aangeven dat de mens eenzaamheid en onbehagen voelt. De mens is bezig met een persoonlijke zoektocht, maar heeft tegelijkertijd meer dan ooit behoefte aan ‘samen’. In het onderdeel ‘Verbondenheid’ zal hier verder op worden ingegaan.

Mensen zijn op zoek naar meer.16 Joep de Hart heeft in zijn boek een opsomming van culturele ken-merken van Woodhead en Heelas overgenomen, dat de brede culturele omslag op het gebied van spiritualiteit weergeeft. Dit overzicht laat ook duidelijk zien hoe de mens zelf maatstaf is geworden voor zijn beleving:

Transcendentie Immanentie

Externe gezagsinstantie Interne gezagsinstantie

9 Roel Kuiper, Moreel kapitaal, 37 10

Anselm Grün citeert Sudbrack (2000)

11 Volgens Taylor zijn de eerste en tweede betekenis van secularisatie: 1. Zogenaamde geseculariseerde publieke ruimtes, vroeger waren algemene instellingen en praktijken verbonden met een zekere aanhankelijkheid aan God. De moderne westerse staat kent deze binding niet meer. 2. Het verval van geloof en beoefening, mensen nemen hier afstand van. Secularisatie bestaat uit een zich afwenden van God, uit niet meer naar de kerk gaan.

12 Gerben Heitink citeert Durkheim (1898) 13

Joep de Hart citeert Durkheim (1898): “de cultus van het individu is verbonden met een moraal die vaak niet minder rigide kan zijn dan die van de traditionele godsdienst.”

14

Joep de Hart citeert Schnabel (1982) 15

Termen van Hannah Arendt en Peter Sloterdijk, aangehaald door Roel Kuiper 16 Henk de Roest, Een huis voor de ziel

(11)

9 Ethische principes Ethische ervaring

Tekst als toetssteen Ervaring als toetssteen Negatieve beoordeling van de Positieve beoordeling

menselijke natuur

Leven in termen van wat de gevestigde Uitleven van je eigen spiritualiteit orde verkondigt (oplegt)

Gedifferentieerde religie Ongedifferentieerde religie

Verlossing via het volgen van traditie Verlichting via zelfgekozen rituelen Kijken naar de toekomst in termen van Ervaren van het ‘leven’ in het hier en nu

het verleden

De Hart beëindigt het bespreken van deze verschillen met de uitspraak: ‘Het gaat om een ontwikke-ling die overigens ook binnen de godsdienstige tradities, binnen de kerken, waarneembaar is’.17

Spiritualiteit

“35 jaar na Dorothee Sölle is de kerk niet veranderd, maar wel de cultuur waar zij in staat. De cultuur zindert van de religiositeit, religie en mystiek zijn ‘in’ en kerk is ‘uit’, de ontplooiing van de eigen ziel staat in allerlei boeken en tijdschriften centraal, spiritualiteit is al jaren in de mode en de boeken van Henri Nouwen en Anselm Grün zijn internationale bestsellers.”18

Midden in alle culturele ontwikkeling staat de mens. In dit onderzoek richt ik me op de mens die hoort bij de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt). Hoe wordt de tijd waarin wij leven beleefd door iemand die aan God wil vasthouden? Wat doe je wanneer je ontdekt dat bovenstaande ontwikkelin-gen ook effect op jou hebben?

De kerk lijkt niet erg veranderd, of toont verlegenheid met de nieuwe situatie. Henk de Roest be-schrijft heel treffend wat er aan de hand is. Hij be-schrijft over Dorothee Sölle, die in de jaren ’70 al op zoek was naar het delen van geleefde, ervaren waarheid. Delen van ervaringen van troost, genade, vergeving, hoop.

In de literatuur wordt veel gezegd over de vragen en onzekerheden waarmee een gelovige aan het begin van de 21e eeuw wordt geconfronteerd. We bevinden ons op een breukvlak van culturen. Dat is pijnlijk, zegt Gerben Heitink. De kerk staat voor nieuwe vragen omdat de gelovigen voor nieuwe vragen staan. Meer dan ooit is duidelijke richting nodig. De mens is voortdurend bezig met reflectie en geloven is steeds meer een proces van bewustwording, vragen, zoeken en twijfelen.19 De op ze-kerheden gebaseerde dogmatiek lijkt steeds meer te verdwijnen. ‘De kerken lijden aan een sterke erosie van de vertrouwde denk- en gedragspatronen.’20 Er zijn mensen die hier opgelucht over zijn, maar er zijn ook mensen die beseffen dat ze iets kostbaars zijn kwijtgeraakt. Meer dan ooit is de Bij-bel nodig als basis. Meer dan ooit is oriëntatie op de christelijke traditie noodzakelijk.21

De mens is niet perse gericht op God. Soms is hij ook gericht op zichzelf. Daarin is een mens kwets-baar. Om staande te blijven is een diepliggende, persoonlijke inspiratie nodig. Daarom is ook oefe-ning nodig.

Ook de gelovige zoekt God. Ook hij wil God ervaren. Dat heeft hij nodig. Het lijkt meer dan ooit noodzakelijk om als christen zelfbewust in het leven te staan.

Biedt de kerk de mogelijkheid om God te vinden? Kan een gelovige zich hierin oefenen? De vragen die ik nu stel, stel ik met het oog op de GKv.

17

Joep de Hart, Zwevende gelovigen,74 e.v.

18

Henk de Roest, Een huis voor de ziel, 68

19

Gerben Heitink, Golfslag van de tijd

20

Kitty Bouwman & Kick Bras (red.), Werken met spiritualiteit, 27

21

(12)

10 Binnen de GKv zijn er mensen die de kriebels krijgen van het woord spiritualiteit, mensen die weten waar het over gaat, maar er niets mee hebben en mensen die er blij van worden en er naar op zoek zijn.

In de afgelopen jaren zijn hier veel boeken over geschreven. Vaak gaan ze in op de oorsprong van het woord ‘spiritualiteit’. Omwille van de volledigheid doe ik dat ook. Er is al veel over geschreven, maar het is ook heel mooi. Want het laat zien hoe de oorspronkelijke betekenis die van het christelijk ge-loof is. Het laat zien hoe het woord hoort bij de christelijke traditie.

Kick Bras beschrijft de oorsprong van het woord en laat met behulp van een tekst uit 2 Korintiërs 2 en 3 zien hoe Paulus een bronwoord gebruikt om een geestelijke gerichtheid, een mentaliteit te be-schrijven.22

Het woord heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld. Het is afgeleid van het Latijnse bijvoeglijk naam-woord spiritualis, wat een vertaling is van het Griekse (‘paulinische’) naam-woord pneumatikos. Kijkend naar hoe Paulus de woorden pneumatikos en pneuma gebruikt, wordt duidelijk dat dit een woord is dat op het gehele leven slaat. In 2 Korintiërs 2, 13-3, 3 stelt Paulus de pneumatikos tegenover sarx. Dit zijn twee mentaliteiten, waarbij pneumatikos bepaald door herschepping door de Geest (Anselm Grün noemt dit simpelweg: leven uit de bron van de Geest) en sarx wordt bepaald door zelfhandha-ving, een mentaliteit die leidt tot de dood, ‘de onverloste realiteit van het menselijk bestaan’. Spiritualiteit staat voor een leven gericht op God, vernieuwd door de kracht van de Heilige Geest. Spiritualiteit gaat over een relatie die de mens beïnvloedt. Het gaat over een ontmoeting, een be-trekking, maar daar blijft het niet bij. Het gaat niet alleen om mooie woorden of een goed gevoel, maar beïnvloedt ook het leven, de keuzes die je maakt, de gedachten die je hebt. Het gaat over hoe het christelijk leven wordt opgevat en vormgegeven.23

En dat is niet gemakkelijk: spiritualiteit vraagt om discipline. Het is een vorm van training, geen doel op zichzelf, maar bedoeld om verder te komen, te groeien in het leven als volgeling van Christus. Spiritualiteit gaat niet over welzijn, of over lekker in je vel zitten. Soms is het moeilijk, vraagt het om een wilsbesluit. God zoeken betekent strijd en confrontatie.

Er bestaat een misverstand over spiritualiteit. Het zou los staan van theologie en slechts gericht zijn op gevoel en ervaring. Maar niets is minder waar. Net zoals theologie niet slechts theorie is, maar spreken van God en Hem persoonlijk kennen, zo is spiritualiteit meer dan een oppervlakkige ervaring. Het is een leven uit de Geest die wordt gegeven aan een ieder die ‘ja’ zegt tegen God de Vader en de Zoon zoals deze zich in de Bijbel openbaren.

De kerkgeschiedenis laat ook zien dat theologie en spiritualiteit met elkaar verbonden zijn. Zij ver-helderen en steunen elkaar. Anselm Grün laat zien hoe christelijke spiritualiteit betrekking heeft op de hele Heilige Schrift. De mens mag er naar streven de woorden tot zich te laten doordringen en zich hierdoor te laten veranderen. Het laatste laat opnieuw zien hoe spiritualiteit niet vrijblijvend is, maar ook een appel doet op de mens.

Calvijn liet al zien dat God kennen (uit de Bijbel, theologie) veranderd worden (leven door de Geest, spiritualiteit) betekent. McGrath zegt het als volgt: ‘…als deze twee niet verenigd worden heeft de theologie geen bezieling, geen leven en geen geestelijke waarde; en het contemplatieve leven heeft geen substantie, geen betekenis en geen vaste oriëntatie.’24

De objectieve inhoud van het geloof kan niet zonder een het zich subjectief toevertrouwen. Vooraf-gaand aan de 18e eeuw zagen theologen geen onderscheid tussen theologie en spiritualiteit. De spanning die is ontstaan zit hem niet in de theologie zelf, maar in de westerse opvattingen van

22

Kitty Bouwman & Kick Bras (red.), Werken met spiritualiteit, 15

23

Allister McGrath, Christelijke spiritualiteit,

24

(13)

11 logie.25 Bovenstaande beschrijving van de culturele ontwikkeling laat iets zien van hoe deze opvattin-gen zich hebben ontwikkeld.

In het Oude Testament wordt over de vreze des Heren gesproken. Dit wordt ook wel godsvrucht ge-noemd. Het drukt iets van ernstige eerbied uit. Ad de Bruijne geeft aan dat dit niet zozeer een gevoel is, maar een doorgaande houding tegenover God en Zijn Woord. Een houding met een affectieve kern.26 Dat is de liefde: de restloze, volkomen overgave zonder angst.27

Ook Velema geeft in zijn beschrijving van gereformeerde spiritualiteit aan dat vreze des Heren de voornaamste duiding is van spiritualiteit in de Bijbel. Vervolgens noemt hij de ervaringen die hierbij horen: afstand en verbondenheid; nabijheid en vertrouwelijkheid; eerbied en ontzag; aanhankelijk-heid en afhankelijkaanhankelijk-heid.

We hebben met een ontzagwekkende God te maken, die heel dichtbij wil komen. Daarover gaat spi-ritualiteit.

Bovenstaande is mooi, maar erg algemeen. Spiritualiteit onderzoeken is een lastige opgave. Het gaat om ‘iets’, een beleving, een proces waar lastig woorden aan te geven is. En wanneer het dan toch lukt om woorden te vinden, ervaren mensen dat nog niet alles gezegd is. Waaijman zegt over spiritu-aliteit dat je weet wat het is wanneer je er aan participeert. Uiteindelijk blijft het iets wat niet met woorden alleen kan worden uitgedrukt.28

Daarbij is het vinden van die woorden lang niet gemakkelijk. De woorden, de begrippen, de taal om met de dingen van spiritualiteit bezig te zijn ontbreken vaak.

Hoe kom je aan handvatten om dit onderwerp bespreekbaar te maken? Hoe maak je iets dat vaag en abstract lijkt tot iets concreets waar je concrete vragen over kunt stellen? Hoe omschrijf je een erva-ring?

Bij het bepalen van het onderzoeksveld heb ik mij o.a. laten leiden door het boek van Kees Waaij-man. Hij gaat in zijn ‘Handboek Spiritualiteit’ uitgebreid in op de vraag hoe spiritualiteit onderzocht kan worden. Zijn heldere analyse van het gebied van de spiritualiteit hielp bij het scherpstellen en inkaderen.

Waaijman zegt het volgende:

Het werkelijkheidsgebied dat door de spiritualiteitswetenschap bestudeerd wordt is het godmenselijk betrekkingsgebeuren, dat beschouwd wordt als een gelaagd omvormingsproces.

Waaijman beschrijft hoe al eeuwenlang bepaalde grondwoorden werden gebruikt wanneer over spiritualiteit werd gesproken. Het ging dan over godsvrucht, heiligheid, barmhartigheid en volmaakt-heid. Er werd niet alleen over God gesproken, maar ook over de toestand van de mens, en hoe deze in relatie met God groeit in godsvrucht en heiligheid. Waaijman spreekt over een godmenselijk be-trekkingsgebeuren. De polen van God en mens staan niet zomaar ten opzichte van elkaar, maar zij reageren op elkaar, werken op elkaar in (Bouwman). God reageert op de mens die naar Hem vraagt, maar zal zich niet opdringen wanneer Hij niet gezocht wordt. De mens reageert op God: dat begint vanaf het moment dat hij beseft hoe groot Gods genade is (Kolossenzen 1:6). Hij reageert op de lief-de van God. De mens wordt hierdoor veranlief-derd. Wat onlief-derzocht wordt, is lief-de praktijk hiervan: het godmenselijk omvormingsproces. Waaijman spreekt over een mystagogisch onderzoek: in de mysta-gogie wordt op de ervaring van God gereflecteerd.

Ik mis één ding in de definitie van Waaijman, en dat is de betrekking van de Heilige Geest in het ge-beuren. De mens wordt geraakt, geeft antwoord aan Gods liefde, maar nergens wordt gezegd wat de plek van de Heilige Geest is in het ‘omvormingsproces’. Terwijl Hij degene is die maakt dat de mens

25 Allister McGrath, Werken met christelijke spiritualiteit 26

Ad de Bruijne, Affect en effect 27

Kees Waaijman, Handboek spiritualiteit 28 Anselm Grün, Bronnen van spiritualiteit

(14)

12 wordt geraakt en antwoord wil geven. We bevinden ons in de invloedssfeer van de Heilige Geest. Zonder die Geest zouden we over deze dingen niet eens nadenken. De intentie van spiritualiteit is transformatie van de mens, je blijft niet onveranderd. Dit is wat de Heilige Geest doet. Hij transfor-meert, hij zorgt dat je ja zegt tegen God en een relatie met Hem krijgt die je verandert.29 Hij maakt dat je een wilsbesluit neemt en je leven in dienst van God wilt stellen.30 Een besluit die je leven kan veranderen.

Voor sommige mensen gaat dit gepaard met een duidelijk aanwijsbaar moment: een moment van bewustwording, van verandering van denken. Het kan een openbaring zijn: “als het opengaan van een spirituele werkelijkheid of betekenis die er door heen schijnt”.31 Waaijman noemt de bekering van Paulus een ‘radicale herinterpretatie van zijn verstaan van Gods handelen en zijn bedoeling met de wereld’. Dit kan ook door een gelovige zo worden ervaren: ineens klinken bekende woorden an-ders, plotseling krijgen theologische waarheden meer kleur en diepte. Het kader waarbinnen mensen voorheen dachten, voelden en leefden is veranderd.32

Spiritualiteit heeft een duidelijke basis in de Bijbel, en op basis van de Bijbel in de christelijke traditie. Gelukkig, want de mens heeft het nodig, en wel om twee redenen: om weerstand te bieden tegen invloeden van de wereld en om elkaar niet uit het oog te verliezen.

God voortdurend opzoeken vereist oefening: christenen zeggen God nodig te hebben, maar mensen die dat anders beleven lijken hun overtuiging ook prima te vinden en zij klinken bijzonder redelijk. Hoe houd je stand? Spiritualiteit heeft invloed op alle onderdelen van het leven, juist in het leven van alledag. Het is een fundamentele levensoriëntatie33, een basishouding, een levensstijl. Je hebt een basis nodig om vastberaden en standvastig te zijn. Iets waarop je je kunt richten.

Gods hand zien in gebeurtenissen vereist oefening. Je moet het je eigen maken. In een cultuur waar-in het niet vanzelfsprekend is om God achter het dagelijks leven te zien moet je je daarvoor openstel-len. Het zicht op God verlies je zomaar. Wil een mens een ervaring die indruk heeft gemaakt benoe-men als een religieuze ervaring, dan moet hij kunnen verwoorden wat hij beleefd heeft en beschik-ken over een referentiekader die gebaseerd is op de Bijbel. De beleving van emoties heeft altijd een cognitieve bedding nodig.34 Ervaring is een verbinding van verstand en gevoel.

De mens is zwak en het kwaad is sterk. Gelukkig heeft de mens het vermogen tot onderscheiden van geesten ontvangen. Ook dat doe je niet zelf. Ook daarin oefen je je.

Putten uit ervaringen en deze met elkaar delen deed men in de Bijbel ook al. Men vertelde over Gods grote daden. Dat leverde herkenning op: samen maakte je deel uit van een groot verhaal.

Dit brengt mij op het tweede: beleefde spiritualiteit, de ervaring dat een ontzagwekkende God heel dicht bij jou wil komen, maakt dat je het wilt delen. Wanneer die ervaring wordt herkend, kom je nader tot elkaar. Van welk grote verhaal maakt de kerk deel uit? Ook hier wordt weer duidelijk dat deze oefening in spiritualiteit niet zonder de Bijbel als Gids en zonder oriëntatie op de christelijke traditie kan.

Verbondenheid

“Het eerste dat sneuvelt in het scheppingsverhaal is het idee van menselijke autonomie”.35 Ik heb getwijfeld of ik het woord verbondenheid moest gebruiken, of dat bijvoorbeeld ‘betrokken-heid bij’ of ‘zich onderdeel voelen van’ beter uitdrukte wat ik wil onderzoeken. Ik heb toch gekozen

29

Kitty Bouwman & Kick Bras, Werken met spiritualiteit

30 Alister McGrath vertelt over de vergelijking die Alan de Lille ooit maakte met het openen van de luiken: de zon doet zijn werk, maar het effect is niet merkbaar wanneer de mens de luiken niet opent. Allister McGrath, Christelijke spiritualiteit

31

Gerben Heitink, Golfslag van de tijd, 211 32 Charles Taylor, Een seculiere tijd 33

Jan Hendriks citeert Leyendecker (1989) 34

Gerben Heitink

(15)

13 voor het woord verbondenheid, omdat dit woord en de lading die het heeft naar mijn mening dieper gaat dan betrokkenheid. Verbondenheid klinkt intiemer, persoonlijker, als op zielsniveau. Synonie-men van verbondenheid zijn (volgens diverse woordenboeken) o.a. saamhorigheid, eensgezindheid. In het Engels kom je de woorden ‘harmony’ of ‘unity’ tegen. Allemaal mooie woorden, die iets uit-drukken van een gevoel dat dieper gaat dan het delen van een interesse, of je goed voelen bij de ander(en). Bij het lezen van de literatuur ontdekte ik dat sociologen, theologen en andere weten-schappers ook dát voor ogen hadden wanneer zij het woord verbinding gebruiken.

De mens is naar het beeld van God geschapen. Hij heeft niet zijn eigen beeld, maar vertegenwoordigt God. Dat is wat Roel Kuiper bedoelt met bovenstaande uitspraak.

Een mooi voorbeeld van hoe kennis over God effect heeft op de kijk op de wereld, het dagelijks leven van de mens. Je bent naar Gods beeld geschapen: verbeeld je maar niets. Het doet denken aan Mi-cha 6 vers 8: ‘Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.’

Het vorige hoofdstuk eindigde met de behoefte van de mens om zijn verhaal, zijn ervaringen te de-len. Roel Kuiper beschrijft hoe gevoelens van eenzaamheid en onbehagen ontstaan ‘wanneer men geen leven kan leiden van geborgenheid en gedeeld geluk’.36 Kuiper haalt Buber aan wanneer hij ontmoeting een sleutelwoord noemt. Echte ontmoeting zorgt ervoor dat mensen aan elkaar worden verbonden. Deze verbinding wordt intensiever als de relatie niet een zaak is van een ‘ik’ en een ‘jij’, maar als de twee lijnen zich snijden in het ‘Eeuwige Jij’.

Charles Taylor laat zien hoe een sterke groepsidentiteit nog steeds aantrekkingskracht uitoefent op de mens. Hij stelt dat spiritualiteit maakt dat mensen zich bij krachtige religieuze gemeenschappen willen aansluiten.

Hij spreekt over het feestelijke: momenten dat mensen zich verbonden voelen met elkaar omdat ze een bovennatuurlijke ervaring delen, een moment van collectieve opgetogenheid.37 Het verbindt en kan een nieuwe richting geven. Het sterkt de mens.

De uitdrukking bovennatuurlijke ervaring is erg algemeen omdat Taylor over de samenleving in het algemeen spreekt. Als het om het christelijk geloof gaat kun je zeggen: de momenten dat mensen samen iets van God ervaren verbindt hen met elkaar. Kijkend naar grote samenkomsten als Opwek-king en de zogenaamde Vrij Zijn Weekenden begrijp ik wat hij bedoelt. Praise-avonden, concerten van bijvoorbeeld Hillsong, Sela, Michael W. Smith oefenen een grote aantrekkingskracht uit. En – wellicht van iets andere orde, maar toch – waar komt alle belangstelling voor de uitvoering van ‘The Passion’ vandaan?

Maar wat is de basis van die ervaring? Waar begint verbonden zijn met elkaar? Kuiper laat zien hoe de huidige samenleving georganiseerd is volgens het sociaal contractdenken. Het gaat om uitwissel-baarheid van belangen. Wat kan jij voor mij betekenen? En wat kan ik dan terug doen? De ander is een medeburger die mijn belang versterkt of bedreigt.

Doel is sociale gelijkheid die voor samenhang, stabiliteit en betrokkenheid moet zorgen. Het contract moet voorkomen dat chaos ontstaat. Autoriteiten moeten optreden wanneer men contracten niet nakomt. Het staat dus voor een fictieve overeenkomst tussen individuele burgers. Er is afgesproken welke rechten en plichten zij hebben om hun wederzijdse belangen veilig te stellen. Wanneer je niet kunt terugvallen op een gemeenschappelijke levensovertuiging, moeten regels worden geformu-leerd. De overheid moet het nakomen van deze regels afdwingen. Maar contract veronderstelt breuk. Het kent zijn uitgeslotenen, want niet iedereen is in staat om het contract na te komen. Er zijn mensen die aan de onderkant van de samenleving zitten en moeten leven van barmhartigheid. Hoe ga je met uitzonderingen om wanneer er geen morele basis is waar men zich op kan baseren?

36

Roel Kuiper, Moreel kapitaal, 40 37 Charles Taylor citeert Durkheim (1898)

(16)

14 Roel Kuiper stelt hier het verbondsdenken tegenover. Hij spreekt over de filosofie van verbondenheid. Moraal en rechtvaardigheid komen niet uit de mens zelf, maar worden aan haar geschonken. ‘Wan-neer de samenleving wordt gezien als verbond staat het welzijn van allen voorop en draagt iedere burger een verantwoordelijkheid voor dat welzijn. Het verbond kenmerkt zich door een ‘vanzelfspre-kende band tussen mensen die elkaar in de wisselende omstandigheden van het leven trouw blijven’.

38

Het begint niet bij zichzelf, maar anticipeert op de behoefte van de ander.

Waarom? Roel Kuiper zegt: omdat je verwonderd bent over het geschenk van je eigen leven. Je weet je als mens gezien. Je weet dat je beaamd bent door God.39 Je weet dat ook jij moet leven van barm-hartigheid. Dat besef deel je. Je omhelst de ander, dat wil zeggen: je sluit de ander liefdevol in.40 Jos Douma spreekt in een lezing in 2010 ook over omhelzing, als metafoor voor spiritualiteit.41 “Spiritua-liteit is dat we hier op aarde omhelsd worden door de hemel, dat mensen omhelsd worden door God, de Drie-ene… Christelijke spiritualiteit zet in bij de drie-enige God… Vader, Zoon en Geest vieren samen van eeuwigheid tot eeuwigheid het feest van de gemeenschap, van een verbondenheid die tintelt van liefde, kracht, genade, vrijheid en licht.”

Het gaat er niet om dat ik geef opdat jij geeft, maar dat ik geef omdat mij gegeven is.42 “De gift is de bron van de plicht”.

GKv

Bovenstaande laat zien dat de kerk voor een behoorlijke opdracht staat.  Oude collectieven hebben geen macht meer;

 Gemeenschappen worden ‘lichter’: lidmaatschappen en langdurige bindingen zijn minder van-zelfsprekend;

 Kijk op religie: staat voor dogmatisme, fundamentalisme, autoritaire relaties, schijnheiligheid en polarisatie;43

 Vanzelfsprekendheid van geloven is voorbij;

 Nieuwe vragen moeten nieuwe antwoorden krijgen;

 Kijk op theologie (d.i. de westerse invulling er van): afstandelijkheid, rationaliteit,44 massieve waarheden;

 Kijk op de ‘oude’ religieuze gemeenschappen: gericht op instandhouding cultuur, wantrouwen naar de buitenwereld, eisen van loyaliteit, rituelen, geboden, verboden, weinig vernieuwing.45 De groep mensen waar dit onderzoek zich op richt, is geboren in de jaren ’50 en ’60. Zij die hun leven lang al lid zijn van de GKv zijn, als je de literatuur mag geloven, opgegroeid in een kerk met een heel eigen karakter. Wat wordt zoal over de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) gezegd?46

 Principieel zijn  Roepingsbesef  Onafhankelijkheid  Strijdbaarheid  Legitimisme (wetticisme)  Anti-psychologie  Uniformiteit 38

Roel Kuiper, Moreel kapitaal, 171 39

Jan Hendriks, Verlangen en vertrouwen 40 Roel Kuiper, Moreel kapitaal, 127

41 Jos Douma, De hemelse omhelzing, naar Robbert E. Webber 42

Roel Kuiper citeert Pessers

43 Joep de Hart, Zwevende gelovigen, 26 44

Allister McGrath, Christelijke spiritualiteit 45

Jan Hendriks, Verlangen en vertrouwen

(17)

15  Nadruk op de rechte leer. Deze rechte leer wordt verkondigd door hoogleraren. Eigen zoektocht

is overbodig: de kerk vertelt het wel

 God willen kennen uit eigen menselijke kracht is goddeloos  Religie is een afkeurenswaardige begeerte47

 Hang naar zuiverheid en wetticisme: “leven vanuit Gods genade kon in de schaduw komen te staan van het volmaaktheidsideaal”48

 Geen plaats voor persoonlijke beleving of twijfel (twijfel stond gelijk aan geloofsverlies49)  Rationeel, verstandelijk

 Zwaartepunt van denken en geloven lag in de openbaring van God, niet in de beleving van de mens. Antithese tussen dogmatiek en het subjectieve50

 Daarmee ook tegen de vraag om aandacht voor het innerlijke leven, gesteld door het Piëtisme51  Nadruk op gehoorzaamheid. Gevoelens op aanzienlijk lager plan dan gehoorzaam geloven52  Antithese: wel in de wereld, niet van de wereld

 GKv als enige ware kerk; een unieke opvatting, die geen andere kerkgemeenschap kent  Verbondsautomatisme

 Extreme accentuering van de ernst

 Leer der uitverkiezing: statisch verlossingsbegrip

 Autoritair theïstisch denken. Hogere onzichtbare macht en nietigheid van de zondige mens  Theoretische automatismen als het gaat om emoties53

 Hoge eisen, schuld, angst. Kwaad lijkt niet te mogen bestaan (maar is wel realiteit) Hangt samen met hang naar zuiverheid en perfectionisme

 Verdwijning van het mysterie: alles wordt beredeneerd

Bovenstaande punten lijken niet positief. Toch is het te gemakkelijk om deze waarden en ideeën allemaal af te schrijven. De oorspronkelijke intenties van de kerkhervormers waren zonder meer positief. Een beschrijving geven van ontwikkelingen die de GKv hebben beïnvloed voert te ver, maar met name Aleid Schilder heeft een overzicht gegeven van ontwikkelingen in het gedachtegoed van de kerk, beginnend bij Augustinus.54 Er is sprake van grote eerbied voor Gods Woord, en bestudering van de Bijbel is gericht op alle terreinen van het leven. Mees te Velde noemt de elan, de spirit van de GKv die er voor heeft gezorgd dat ze vanaf de jaren ’50 een grote stempel heeft gedrukt op de sa-menleving. De antithesegedachte kwam voort uit de overtuiging van de realiteit dat er een grote strijd der geesten in deze wereld gaande is. Waakzaamheid was dus geboden. De GKv bood ook vei-ligheid en geborgenheid. Binnen de kerkmuren was het veilig.

Studies over de effecten van deze opvattingen heb ik niet kunnen vinden. Aleid Schilder heeft in haar boek ‘Hulpeloos maar schuldig’ gewezen op het effect dat de opvattingen kunnen hebben op de per-soonsontwikkeling. In het kader van dit onderzoek is het echter interessanter om na te gaan wat voor effect deze opvattingen hebben op de praktijk van spiritualiteit en de mate van verbondenheid die men met elkaar ervaart. En: hebben daar verschuivingen plaatsgevonden?

Als we het rapport van de Deputaten Dienst en Recht mogen geloven, is er zeker sprake van ver-schuivingen. Er wordt zelfs gesproken van een ‘paradigmaverandering’. Enkele veranderingen die zij signaleert zijn:

47 Aleid Schilder citeert Barth, Hulpeloos maar schuldig, 36 e.v. 48 Mees te Velde (red.), Vrijgemaakte vreemdelingen, 196 49

Aleid Schilder, Hulpeloos maar schuldig, 38 e.v.

50 Alister McGrath noemt specifiek de GKv wanneer hij spreekt over de argwaan t.o.v. subjectivisme. “Bij de Gereformeerde Kerken vrijge-maakt is men niet minder gekant tegen religieus subjectivisme…” Vergelijking met de Puriteinen die aandacht hadden voor de worsteling die een christen kan doormaken, en voor pastorale vragen en geestelijke ervaringen

51 Uitspraak Berkhof: de Geest werd te zeer van het Woord los gemaakt, aan de subjectiviteit van de vrome mens teveel ruimte gegeven 52

Mees te Velde (red.), Vrijgemaakte vreemdelingen, 194 53

Als christen ben je verlost: dankbaarheid als plicht, spijt als opdracht, etc. Emoties lijken te worden opgelegd. 54 Aleid Schilder, Hulpeloos maar schuldig, 43 e.v.

(18)

16  Nadruk op gevoel (nieuw) t.o.v verstand

 Grote verscheidenheid aan visies en normen t.o.v. een totaalpakket die op één lijn staat met de belijdenis

 Ten aanzien van de tucht probeert men mensen steeds dichter bij de norm te brengen, in plaats van dat gerekend wordt met de vraag of gedragingen/opvattingen strijdig zijn met de norm  Kerkmensen willen eigen keuzes maken, individu gaat voor gemeenschap t.o.v. kerkmensen die

voegzaam zijn tegenover kerkelijke opvattingen en regels, gemeenschap gaat boven individu.55 Meer kunnen we (nog) niet zeggen. Bezinning lijkt noodzakelijk. In dit onderzoek zullen mensen aan het woord gelaten worden die de verschuiving van binnenuit meemaken.

Generatie X

Deze groep mensen is geboren tussen 1955 en 1970. Als bovenstaande omschrijving van de GKv klopt, dan kent zij deze van binnenuit, ze is er mee opgegroeid.

Anno 2014 is de wereld echter veranderd, en behalve het feit dat dit wellicht directe invloed heeft op de individuen in deze groep zelf, is er meer over te zeggen.

Herman Andriessen beschrijft in zijn boek Spiritualiteit en levensloop hoe de verschillende stadia waarin een mens zich tijdens zijn leven bevindt, worden gekenmerkt door specifieke vragen en mo-gelijkheden.

Dit onderzoek richt zich op een groep, anno 2014 ongeveer tussen de 44 en 59 jaar. Op mensen van deze leeftijd lijken over het algemeen de fasen Vestigen en zorgen en Grensgebied II van toepassing. Zij bevinden zich in een levensfase die wordt gekenmerkt door zorg voor anderen: voor kinderen, wellicht voor hulpbehoevende ouders. Andriessen noemt dit zorg, als verantwoordelijkheid voor het leven. Mogelijk dat deze zorg voor anderen de mening en gevoelens met betrekking tot de ontwikke-lingen in de GKv bepaalt: niet: wat heb ík nodig, maar: wat hebben anderen (met name eigen kinde-ren) nodig.

Ook is het mogelijk dat er in deze groep mensen zijn die zich later in een later stadium bevinden: het zogenaamde Grensgebied. Omdat een aantal kinderen het huis uit is, op eigen benen zijn gaan staan, in het algemeen een aantal zaken een duidelijker plek hebben gekregen, kunnen de mensen in deze levensfase de blik weer richten op zichzelf. Jung noemt dit de tweede individuatie. Wanneer mensen in staat zijn hier voldoende aandacht aan te geven, gaan ze niet langer mee in de bekende stroom, maar zoeken ze anders. Er worden weer vragen gesteld naar persoonlijke zin, naar bestemming, er wordt teruggekeken op het leven, met als doel een nieuwe plaatsbepaling, een nieuw zelfverstaan. Er treedt een ‘innerlijke distantie’ op: zorg voor de anderen is nog steeds belangrijk, maar zorg voor zichzelf treedt steeds meer op de voorgrond.

Hier komt de veranderde wereld weer om de hoek kijken.

Bontekoning zegt over deze generatie dat ze de nieuwe generatie leiders vormt: zij heeft de leeftijd bereikt het stokje van de protestgeneratie over te nemen. Zo ook in de kerk. Opvallend: Bontekoning doet de suggestie de naam Generatie X te vervangen door verbindende generatie. Niet alleen doet de naam Generatie X de mensen geen eer aan, want ze heeft specifieke kwaliteiten en is helemaal niet de verloren generatie waar men voorheen bang voor was, maar haar kracht ligt juist in het verbin-dende. Samen optrekken, weloverwogen en nuchter, realistisch, zijn kenmerken die volgens Bonte-koning bij deze generatie horen.

55

(19)

17 0 2 4 6 8 10 12 14 Wel Niet

Figuur 1 Reacties op stelling ‘Mijn beeld van God is veranderd in de afgelopen jaren’

Hoofdstuk 4 Hoe omschrijft generatie X haar spiritualiteit?

‘Eerst was het een onbekend woord, toen een dogma en toen: ja, verhip, zo zit het. Zoiets.’

4.1 God-menselijk betrekkingsgebeuren

4.1.1 Kijk op God

Stelling: ‘Mijn beeld van God is veranderd in de afgelopen jaren’

Allen zien God als iemand die dichtbij is, al is dat bij de één sterker dan bij de ander. Bij bijna de helft van de ondervraagden heeft een verandering plaatsgevonden in het beeld dat zij van God heeft.

De veranderingen die hebben plaatsgevonden zijn erg basaal geweest en hebben grote invloed ge-had op de persoon. Over deze verandering wordt het volgende gezegd:

´Vroeger was Hij een streng Iemand die oordeelde en nu zie ik het meer als een milde God die altijd het goede voor mensen zoekt.´

‘God was voor mij een grote meneer daar boven en dat was het dan zo’n beetje. Een strenge meneer.’ ‘In de tijd dat ik klein was en jong… meer de God die straffend, die altijd alles zag. Ik was als kind best wel eens bang in de zin van: God ziet altijd alles.’

‘Ik had veel meer besef dat ik een persoonlijke God had. Op een of andere manier kwam dat veel dich-terbij toen.’

Uit de gesprekken komen Gods grootheid en Zijn zorgende hand naar voren. ‘Voor mij is het inderdaad toch de grote God in wiens handen wij zijn.’ ‘De heiligheid van God is ontzagwekkend.’

‘God is zo groot.’

‘Soms weet je je ongelofelijk klein ten opzichte van Gods macht.’ ‘God zorgt voor je.’

‘Het is meer vertrouwen, vlakbij.’ ‘Jezus is heel goed, vriendelijk, mild.’

‘Hoe erg het ook was, ik kon troost bij God vinden. Ook in de Bijbel, maar ook dat God heel dichtbij voelde.’

(20)

18 0 1 2 3 4 5 6 7 8

Ja, maar niet ten koste van jezelf

Ja, God wordt daardoor groter

Ja, maar vind dit een lastig punt

Ja, maar Jezus is voor ons gestorven (besef van genade) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Twijfel, te amicaal Nee, God is daar te groot voor

Ja Geen antwoord

Stelling: ‘Jezus is mijn Vriend’

Figuur 2 Reacties op stelling ‘Jezus is mijn Vriend’

De vraag of iemand Jezus ziet als zijn of haar Vriend, wordt door bijna niemand zonder meer met ‘ja’ beantwoord. Hier wordt schroom ervaren

God is almachtig, ontzagwekkend, Iemand die je niet na kunt rekenen, niet kunt bevatten. Iemand voor wie je eerbied hebt. Je moet niet te klein denken van God, Hij en de mens staan niet op gelijke voet. Dit wordt door iedereen met volle overtuiging uitgesproken.

Tegelijk wil men dicht bij God leven, ervaart men God in concrete dingen die gebeuren, wordt God in het dagelijks leven gezocht en daarin ook strijd geleverd. Even met Hem door willen praten, Hem even willen zien. Een groot aantal mensen spreekt verlangen uit: naar groei, meer diepgang, naar het ervaren van Gods grootheid, naar meer relatie met Hem en meer kennis van Hem, naar meer beleving en echtheid. Ook wordt God in mensen om hen heen of in de natuur ervaren. Hij is groot, maar ook heel dichtbij: Hij is iemand die je kent, met wie je een vertrouwensband hebt, die je door-ziet, die je rust geeft. Onderweg ‘even met God praten’ kent bijna iedereen.

4.1.2 Kijk op de mens

Stelling: ‘De mens is nietig en zondig’

Figuur 3 Reacties op de stelling ‘De mens is nietig en zondig’

‘De mens is zondig, niet volmaakt. Dat is een feit. Dat merk ik ook. Maar daar kun je niet in blijven hangen en gelukkig is het Goede Vrijdag en Pasen geweest. Je mag weer met een schone lei begin-nen.’

(21)

19 0 2 4 6 8 10 12 14 16 Ja Nee

‘Dat weet ik wel, maar daarentegen weet ik ook dat God zoveel van zijn kinderen houdt dat Hij dat gedaan heeft.’

‘Natuurlijk, ieder mens is nietig en klein voor God, maar God heeft ons zo lief dat Hij dat voor ons gedaan heeft.’

‘Ik heb toch altijd een bepaald schuldgevoel. Dat zit er toch wel in… Dat is ook een beetje die struggle van: ben ik laks? Ja, ik ben ook gewoon laks. Laten we eerlijk zijn. Dus dat is nog wel een strijd.’ ‘Vroeger was het meer het idee van: ja, dat is zo en daar moet je mee leven. Maar dat is het niet meer zo, de zonde is helemaal weg… je bent wel klein, maar dat betekent niet dat je onaanzienlijk bent.’ ‘Ik voel me zondig, ik ben zondig. Maar ik weet ook wel meer te leven van die genade, zeg maar.’ ‘Met de komst van Jezus en Zijn sterven hoe je het niet meer zelf te verdienen. Je moet er wel naar leven en dat geeft nog wel eens… aan de ene kant kun je het niet zelf verdienen, maar aan de andere kant… dat soort dilemma’s bepalen je gemoedstoestand wel eens.’

‘Ik weet dat God mij kent, dat ik het niet zo bedoel. Dat geeft mij wel veel rust.’

‘Als het allemaal niet zo erg was, hoef je niet zo blij te zijn. Want och ja, het was een kleinigheidje. Nee, ’t is ongelofelijk wat er gebeurd is, dat dat nodig was.’

‘Dat is natuurlijk nog steeds zo. Maar het is niet doorslaggevend. Soms kan ik me ongelofelijk klein weten tegenover Gods macht.’

‘Wat al een wonder, dat er zo’n grote God is, dat Hij naar mij wil luisteren op dit moment.’

‘De genade van God wordt nog weer groter als je je dat goed realiseert, jezelf ten opzichte van God.’ ´De mens moet zijn plek weten.´

Hoe kijken mensen naar zichzelf in relatie tot God? Waar staan zij volgens henzelf? Bovenstaande figuur geeft aan hoe de meningen over deze stelling verdeeld zijn. Iedereen met wie hierover ge-sproken is, gelooft dat de mens klein en zondig is. Daarin klinkt men over het algemeen erg nuchter: zondigheid is een feit, maar het heeft niet het laatste woord.

Zoveel mensen, zoveel ervaringen: de één geeft toe dat hij wel wat meer besef zou mogen hebben van eigen kleinheid, een ander geeft aan grote moeite te hebben met het ervaren van God als liefde-volle Vader. Weer iemand anders is in zijn jeugd opgegroeid met de overtuiging dat je Gods liefde verdienen moet en vindt het nu een strijd om uit genade te leven.

Voor een aantal mensen blijkt hier recent veel in veranderd te zijn. Letterlijk zegt iemand: ‘Ik denk nu meer aan het lijden en sterven dan aan mijn zondigheid’. Een ander geeft aan dat hij vanuit zijn jeugd snel last heeft van schuldgevoelens. Dat maakt ook dat een aantal mensen wel eens moe wordt van de zogenaamde ‘hel-en-verdoemenispreken’, of de preken waarin de zondigheid van de mens cen-traal staat. Het lijkt er op dat het iets was waar men onder gebukt ging en wat men graag los wil la-ten. ‘De mens is klein, maar niet onaanzienlijk’, zegt iemand. De mens is klein, dat maakt dat je onder de indruk bent van Gods grootheid.

4.2 Het omvormingsproces

Stelling: ‘In de afgelopen jaren heeft geloven een andere betekenis voor mij gekregen’

Figuur 4 Reacties op stelling ‘In de afgelopen jaren heeft geloven een andere betekenis voor mij gekregen’

(22)

20 Een aantal mensen geeft aan hier voorheen niet zo mee bezig te zijn geweest, er was sprake van gewoonte, het was meer oppervlakkig. De mensen die dit aangaven, geven ook aan dat er een om-slag heeft plaatsgevonden. Het is meer een gevoel geworden dan iets wat alleen met het verstand beredeneerd werd. Een groot deel van de mensen heeft nieuwe ontdekkingen gedaan in zijn of haar geloofsleven. Deze veranderingen zijn voor sommige mensen levensveranderend geweest. De bele-ving en ervaring, het gevoel is nu ook onderdeel geworden van de relatie met God. Mensen hebben genade ontdekt en spreken hun blijdschap uit: zo kan het dus ook! Geloven was iets wat er bij hoor-de, wat interessante discussies opleverde. Het was voor een aantal mensen een levensstijl, iets waarover je sprak, maar niet iets wat je raakte. Genade was voor sommige mensen een abstract be-grip. Sinds het is gaan leven is God persoonlijker geworden en wordt een relatie als directer ervaren. God is niet langer de ‘grote Meneer’ op afstand. Voor een enkeling is geloven een last geweest, voor een aantal mensen een bron van vragen. Nu spreken ze over verlichting, over vrijheid. ‘Het leven is gemakkelijker geworden’. De last willen ze graag achter zich laten.

‘Het is nu heel anders. Je bent nu meer toegespitst op: hoe heeft God dat bedoeld, dan dat je daar 20 jaar geleden mee bezig was.’

‘Mijn geloofsbeleving is niet zo heel sterk veranderd. Maar wel: waar draait het nou eigenlijk om? Wat is nou de kern van het geloof?’

‘Hoe je tegen dingen aankijkt verandert.’ ‘Je staat anders in het leven.’

Verandering:

‘Dat het meer van vertrouwen is, vlakbij is.’

‘Meer persoonlijk is het geloof geworden. Voorheen was het dat je vooral in het straatje mee moest wandelen en dan was het goed.’

‘Ik weet dat mijn geloof de laatste jaren veel dieper is geworden, eerder was het oppervlakkiger: je gaat naar de kerk, naar vereniging. De norm: zo hoort het.’

‘Aan een kant is het dieper geworden. Een steeds beter snappen… en aan de andere kant dat je het niet meer weet. Want ik ben wel van heel veel wat ik vroeger als zwart-wit ervaarde en als rustig en stevig ben ik wel helemaal af.’

´Vroeger was Hij een streng Iemand die oordeelde en nu zie ik het meer als een milde God die altijd het goede voor mensen zoekt.´

´Vroeger dacht ik altijd dat ik iets goeds moest doen om ergens te komen. Nu heb ik veel meer vrede met het feit dat ik ben zoals ik ben, met al mijn onhebbelijkheden, angsten, onzekerheid…´

´Geloven is een cadeau, je hoeft het alleen maar aan te pakken… ik ben groot geworden in vrijge-maakt plus. Je moest van alles en dit mocht niet en dat mocht niet.´

´Meer een gevoel geworden dan dat je alles met je verstand beredeneert… Alleen het feit dat het gevoel bij mij oproept is al nieuw.´

‘Het geloven is persoonlijker geworden, minder rationeel, en dat je het ook zelf kunt toepassen in je leven.’

Iedereen ervaart verandering, transformatie, al is niet iedereen hier bewust mee bezig. Niet iedereen ervaart dit even duidelijk in eigen leven. Groei in vertrouwen wordt genoemd. Ook ziet iemand hoe je groeit door het zien van Gods leiding in je leven.

Een aantal mensen constateert bij zichzelf dat ze milder zijn geworden. Niet alleen naar anderen, maar ook naar zichzelf. Zij noemen dit specifiek. Men weet het allemaal niet meer zo goed en er is meer begrip voor de ander. Er wordt minder geoordeeld en veroordeeld. Iemand geeft aan ontdekt te hebben dat juist het hebben van een oordeel voor verwijdering zorgt. Het belang van gesprek wordt door vrijwel iedereen onderkend: wat is het verhaal dat achter de buitenkant zit?

(23)

21 0 1 2 3 4 5 6 7 8

Ik weet het, maar sta er niet bij stil

Het is lastig, ongrijpbaar

Dat ervaar ik zo Ik zie het achteraf

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20

Ja Nee Geen uitspraak

Bij een aantal mensen is dit een duidelijk omslagpunt geweest. Het is niet zo zwart-wit (goed of fout) als een aantal mensen dacht. Men vindt niet meer zoveel. De weg die men voorheen als vanzelfspre-kend ervoer is niet langer de enige, andere keuzes maken mag ook.

Stelling: ‘Ik merk dat de Heilige Geest mijn denken vernieuwt’

Figuur 5 Reacties op de stelling ‘Ik merk dat de Heilige Geest mijn denken vernieuwt’

Welke plaats krijgt de Heilige Geest in het geloofsleven? Onderstaande uitspraken geven aan dat het spreken hierover lastig is. Men blijft vaak in algemeenheden hangen als het gaat om het werk van de Geest in eigen leven. Hele bijzondere, op zichzelf staande ervaringen worden gemakkelijker als het werk van de Heilige Geest gezien. Soms ziet iemand achteraf dat de Heilige Geest aan het werk is geweest in het leven van hem of haar, wat dan gepaard gaat met verbazing, maar de meeste mensen vinden het lastig om hier iets concreets over te zeggen.

‘…het werk [van Jezus] is overgenomen door de Heilige Geest. Dus in die zin wel, maar ik er sta er nooit bij stil van: dit is het werk van de Heilige Geest’.

‘De Heilige Geest vind ik wel lastig moet ik zeggen… Ik kan soms in de lift staan met iemand en je kunt dan opeens een gedachte krijgen van God of zo. Dat zie ik wel als Heilige Geest ja.’

‘Niet elke dag mee bezig. Ik sta er zeker voor open.’

‘Denk ik wel over na, maar dat vind ik veel minder concreet. Natuurlijk, je weet dat God door zijn geest werkt, dat Hij je vernieuwt door Zijn Geest, en daar ben ik blij om.’

‘Je zou het Heilige Geest kunnen noemen. Maar om dat zo te zeggen… dat is ook een stukje vrijmoe-digheid die je nodig bent, misschien…’

‘Dat kan ik zeker beamen. Maar dat ik vaak zelf verbaasd ben over het feit dat ik geloof.’

Figuur 6 Reacties op stelling ´In het dagelijks leven ervaar ik een relatie met God´

(24)

22 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 Ja Nee

‘Het is veel persoonlijker, veel directer. Dus het gesprek met God is ook veel persoonlijker.’ ‘Ik heb een bepaalde structuur nodig. Ik denk ook wel om de relatie met God te onderhouden.’ ‘Ik weet dat God mij kent.’

Maar dat God een dagelijkse realiteit is en dat je dat ook kunt vertalen in bidden, op de fiets, achter het stuur. Dus in die zin is Hij nadrukkelijker in mijn leven.’

Niet iedereen zal direct zeggen dat er sprake is van een relatie tussen God en hem of haar. Sommi-gen twijfelen sterk, anderen zegSommi-gen dat ze het zo niet zouden willen noemen. Maar doorvraSommi-gend worden toch dingen gezegd over de betrekking tussen God en henzelf: er is sprake van een vertrou-wensband, het is persoonlijk, God is iemand die jou goed kent, God is heel dichtbij. Iemand die twij-felde bij het woord ‘relatie’ noemde het woord even later uit zichzelf: ‘als je niets van Hem weet en mijn best er niet voor doe, wat heb je dan op een gegeven moment voor een relatie?’ Een ander zegt aarzelend: ‘Ja, toch wel wat’, op de vraag of er sprake is van een relatie met God, maar vertelt even later hoe dichtbij zij God ervaart. Hoe God door moeilijke tijden heen heeft geholpen. Hoeveel liefde zij van God krijgt die ze op haar beurt weer mag uitdelen. De eerste twijfel en de manier waarop zij later over ervaringen spreken lijken soms wat tegenstrijdig.

Veranderingen in opvattingen

Figuur 7 Constatering verandering in geloofsopvattingen

De relatie met God is persoonlijk, voor sommigen persoonlijker geworden, en vormt de basis van waaruit keuzes gemaakt worden. Keuzes worden niet (alleen) gemaakt op basis van wat zo hoort of omdat het zo is afgesproken, maar ook op basis van persoonlijke overtuiging. Centraal hierbij lijkt de vraag waar iemand staat ten opzichte van God. Men baseert zich minder op meningen van anderen of gewoonten vanuit de gemeenschap. Uitdrukkingen als: ‘Het gaat mij er om dat…’ of ‘Wie ben jij om te oordelen?’ en ‘Wie ben ik en hoe sta ik er zelf in?’ zijn uitspraken die hierbij passen. Niet de regels, maar het hart, het leven in totaal lijken belangrijk te zijn. Voor sommige mensen is het heel normaal om zo te denken, voor anderen is dit een nieuwe manier van kijken. De meeste mensen spreken er op deze manier over:

‘We mogen het allemaal op onze eigen manier doen. Vroeger mocht ik niet naar een buurtfeest, nu zie ik het als een mogelijkheid om mijn geloof uit te dragen.’

‘Je hoeft niet langer binnen de gelopen paadjes te blijven, daar gaat het niet om.’

‘We kunnen niet langer stellig zijn over wat God wil: wie geeft jou het recht om te zeggen wat goed of fout is?’

‘Soms is het gedrag van de ander gewoon anders, meer is het niet.’

‘…echte rust in plaats van verplichtingen van uit de gemeenschap.’ (over de bewuste keuze om niet naar de tweede eredienst op zondag te gaan)

(25)

23 0 2 4 6 8 10 12 14 Ja Nee

‘Wat de dominee zegt dat is waar, dat is niet meer zo.’

‘Mijn geloofsbeleving is ook niet zo heel sterk veranderd, maar wel: waar draait het nou eigenlijk om? Wat is nou de kern van het geloof? ‘

Stelling: ‘Uitdrukkingen als genade, vergeving en hoop hebben een andere kleur voor mij gekregen’

Figuur 8 Reacties op stelling ‘Uitdrukkingen als genade, vergeving en hoop hebben een andere kleur voor mij gekregen’

Niet iedereen ervaart een verandering in de kijk op genade of vergeving, maar de meeste mensen herkennen dit wel. Veel van hen geven aan dat er door levenservaring de verstandhouding met God verdiept wordt. Er sprake van verrijking door de jaren heen. Dat wat je vroeger over God hebt ge-leerd krijgt gaandeweg je leven kleur. Maar het blijven lastige begrippen.

‘Eerst was het een onbekend woord, toen een dogma en toen: ja, verhip, zo zit het. Zoiets.’

‘Dat maakt de genade van God ook nog weer groter hè, als je je dat realiseert, jezelf ten opzichte van God.’

‘Zulke begrippen zijn gewoon gemakkelijk te hanteren, maar inhoudelijk vaak heel lastig te vatten… Met dat je veel leest en dingen overdenkt, kom je er anders in te staan.’

‘Het is een geschenk, ik weet ook dat het niet anders kan, maar ik weet me er niet goed raad mee.’ (over vergeving)

‘Ik heb gemerkt dat het aan slijtage onderhevig is.’

‘Nu is het echt een cadeau. Ik weet niet eens wat vroeger voor mij genade was… Maar het is allemaal met de kennis van nu dat je terugkijkt.’

‘Ik dacht er eerder nooit zo over na. Ik denk ook: omdat je ouder wordt en anders gaat denken.’ ‘Het zijn typisch ‘onze woorden’, van de kerk, van de reformatie. Ik begrijp nu beter waarom zulke woorden worden gebruikt. Een woord waar zo’n wereld aan betekenis in zit. Dus ik vind het mooie grote woorden geworden. Ik heb daar wel iets mee gekregen, zo langzamerhand.’

Er is verbazing: over eigen geloof, over het feit dat God niet losgelaten heeft. Hierin wordt ook Gods leiding ervaren. God doet meer dan je beseft, dingen gaan soms anders dan je wilt, maar het is goed. Het was geen gemakkelijk leven, maar God is bezig geweest. ‘Het is een weg geweest waarvan ik achteraf denk: zo gek was het niet.’

Er is ervaring van bevrijding, maar ook erkenning van eigen onvermogen: voor veel mensen is het begrip genade echt gaan leven. Er worden gevechten geleverd. Er wordt schaamte gevoeld. Strijd, confrontatie

Moeilijke vragen gaan mensen niet uit de weg. Men is kritisch op zichzelf en ziet waar het niet goed gaat. Mensen vallen zichzelf tegen, erkennen hun eigen onvermogen en vinden dat pijnlijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de signalen van verschillende organisaties uit de praktijk en vanuit de Tweede Kamer kwam naar voren dat bureaucratie voor de uitvoering belemmerend werkt en voor werkgevers een

Wel komen er geleidelijk meer aankloppen.” Daarnaast vinden ook veel en almaar meer allochtonen de weg naar de Wel- zijnsschakel in Hoboken. Vooral voor autochtonen blijkt de

Mensen begrijpen niet dat men wél sondevoeding kan weigeren via een voorafgaande negatieve wilsverklaring, en mag overlijden door “vasten”, maar in dezelfde omstandigheden

corporatie omdat mensen vaak zelf niet genoeg middelen hebben om op een andere manier in een woning te wonen, en daar hangen wel heel veel problemen rondom heen.. Ze hebben moeite

Colofon Gemeente Uithoorn, Laan van Meerwijk 16, 1423 AJ Uithoorn, Postbus 8, 1420 AA Uithoorn Opdrachtgever: Gemeenteraad Uithoorn Concept & redactie: Merktuig,

Wanneer we Jezus volgen, kunnen we er niet naast kijken: hij heeft volop aandacht voor de mensen aan de rand.. We kennen de verschillende genezingsverhalen en de wijze waarop hij

Wanneer je zegt dat je meer bent dan je label, maak je een uit- zondering voor autisme, want zo gaan we normaal niet met labels om: "Ik ben geen klant, ik ben een persoon in

Daarvoor moe ­ ten uit Vlaanderen afkomstige partijen geen extra inspanningen doen, gewoon voor één keer zeggen en doen wat hun grote Vlaams- Belgische voorman uit de