Een IKC dat staat als een huis!
Hoe bouw je een duurzaam integraal kindcentrum?
Spier ten Doesschate
Mark van der Pol
Een IKC dat staat als een huis!
Hoe bouw je een duurzaam integraal kindcentrum?
APS
Colofon
TitelEen IKC dat staat als een huis! Hoe bouw je een duurzaam integraal kindcentrum?
Auteurs
Spier ten Doesschate en Mark van der Pol Tekstbijdragen
Gerard van den Hoven, Margôt Koekkoek, Joanneke Niels, Claartje Uitendaal, Rachel van Vugt
Eindredactie
Geert van Duinhoven Lay-out
Caro Grafico | Grafisch Ontwerp, Culemborg Illustraties
Ward Nicolaas Foto's
IKC De Bolster, Raalte
IKC Laterna Magica, Amsterdam Project
R&D-project APS-PO 'Duurzaam ontwikkelen van een integraal kindcentrum 2011 - 2012'. Het project is uitgevoerd op twee locaties, te weten IKC De Bolster te Raalte en IKC Laterna Magica te Amsterdam.
© APS, Utrecht, oktober 2013
APS is een toonaangevend adviesbureau op het ge-bied van leren, onderwijsvormgeving, schoolontwik-keling, leiderschap, verbetering en verandering. Via advies, training, coaching, projectleiding en interim-management werken wij met bestuurders, leiding-gevenden en leraren aan duurzame vernieuwing. Onze aanpak is geënt op wetenschappelijke inzich-ten, deelname aan innovatieprojecten en ervaring met de praktijk van alledag.
Deze publicatie is ontwikkeld door APS voor onder-steuning van het regulier en speciaal onderwijs in opdracht van het Ministerie van OCW. APS vervult op het gebied van R&D (Research and Development) een scharnierfunctie tussen wetenschap en onder-wijsveld. Het is toegestaan om, in het kader van een educatieve doelstelling, niet bewerkte en niet te bewerken (delen van) teksten uit deze publicatie te gebruiken, zodanig dat de intentie en aard van het werk niet worden aangetast. Het is toegestaan om het werk in het kader van educatieve doelstellingen te verveelvoudigen, op te slaan in een geautoma-tiseerd gegevensbestand of openbaar te maken in enige vorm, zoals elektronisch, mechanisch of door fotokopieën.
Bronvermelding is in alle gevallen vereist en dient als volgt plaats te vinden:
Bron: Doesschate, S. ten & Pol, M. van der (2013). 'Een IKC dat staat als een huis! Hoe bouw je een duurzaam integraal kindcentrum?' Utrecht: APS, in opdracht van het Ministerie van OCW.
inhoud 5
Voorwoord
Het (integraal) kindcentrum is in Nederland een relatief nieuw, maar aantrekkelijk verschijnsel voor directeuren van basisscholen en kinderopvangvoorzieningen. De directeuren zoeken elkaar steeds vaker op om tot intensieve samenwerking te komen. Dat doen ze met twee doelen voor ogen. Ten eerste willen ze voorzien in een dagarrangement voor de kinderen van tweeverdienende ouders. Maar bovenal willen ze in gezamenlijkheid de kinderen ondersteunen bij hun ontwikkeling, bij het vinden van hun plek in de wereld. In een integraal kindcentrum zijn de grenzen tussen onderwijs en opvang, tussen spelen en leren, tussen de taken van de leraar en die van de pedagogisch mede-werker vervaagd. Ouders en kinderen hebben te maken met één pedagogische missie en visie, één organisatie, één regie, één team.
De vraag die de initiatiefnemers stellen is: We willen een kindcentrum worden, we hebben hiervoor goede redenen, maar hoe komen we daar? Hoe werken we aan integrale samenwerking? Help ons daarbij.
APS heeft de afgelopen drie jaar ervaring opgedaan in het bouwen van kindcentra. Ik bedoel geen fysieke kindcentra, geen gebouwen. De opdracht van APS was vooral om op een planmatige, syste-matische en waardengestuurde manier, samen met de directie en het personeel te bouwen aan het kindcentrum. De APS-adviseurs noemen dit ‘het huis’. Daarbij putten de adviseurs uit bestaande kennis uit binnen- en buitenland, ze ontwierpen een model voor het huis – de verdiepingen en de kamers –, ze pasten het model stapsgewijs toe in de praktijk en leerden zo al doende of het model werkt zoals bedoeld. Met het ontwerp van het huis in de hand ondersteunden ze drie jaar lang intensief twee kindcentra bij hun ontwikkeling. Duidelijk werd dat beide kindcentra verschillende uitgangsposities hebben en verschillende processen doorlopen met tenslotte ook verschillende resultaten. Geen kindcentrum is gelijk en lokale ondersteuning is nodig en wenselijk. Maar de ont-werpaanpak, waarin praktijk en theorie elkaar ontmoeten, levert wel degelijk algemene richtlijnen en adviezen op over hoe u met elkaar kunt werken aan het huis.
De ervaringen in het werken met het huis, de kennis en inzichten, delen de APS-adviseurs met u in dit boek. U vindt hierin een schat aan bevindingen waarmee u in uw eigen praktijk uw voordeel kunt doen. Iedereen die op zoek is naar handvatten voor het bouwen van een eigen kindcentrum vanuit een stevige pedagogische basis, beveel ik deze studie dan ook van harte aan.
Jeannette Doornenbal,
voorwoord 7
INHOUD
1 Inleiding
11
2 Wat is een IKC en waarom zouden we eraan beginnen?
15
2.1 Wat is een IKC? 15 2.2 Waarom een IKC? 16
3 Voordat we gaan bouwen
21
3.1 Interne en externe context 21 3.2 Wettelijke kaders en overlap 23
4 Het huis
27
4.1 Het fundament en de dragende muren 27
4.2 De bouwstenen 32
4.3 Het dak van het integraal kindcentrum: de borging 46
5 Leiding
53
6 Dankwoord
59
7 Literatuurlijst
63
Bijlage 67
1 Veranderkundige principes 67 2 Praktische voorbeelden van samenwerkingsovereenkomsten 72
3 Rechtsvormen 75
4 Schematische weergave 77
5 Rekenmodel 78
6 Medezeggenschapsraad en oudercommissie 79 7 Competenties leiding IKC 81 8 Samenvatting van het onderzoek 82
9 Kijkwijzer 88
10 Voorbeeld van het programma 90 11 Situatiebeschrijving pilotlocaties 93
Hoofdstuk 1
Inleiding
1. inleiding 11
1 Inleiding
De laatste jaren is het begrip 'brede school' in Nederland een veelgebruikt begrip geworden. Volgens het in 2011 uitgegeven 'Jaarbericht brede scholen' (Oberon, 2011) bestaan er 1600 brede scholen in het primair onderwijs in Nederland en 400 in het voortgezet onderwijs. Wat er precies verstaan wordt onder ‘brede scholen’ is niet altijd even helder. Vaak gaat het om een vooral ruimte-lijke clustering van meerdere openbare voorzieningen, zoals scholen, kinderopvang, bibliotheek en soms zelfs gezondheidszorg of maatschappelijk werk.
De veranderende samenleving geeft aanleiding tot het aangaan van nog verdergaande vormen van samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs. De meest vergaande vorm van samenwerking tussen scholen, kinderopvang en eventuele andere instellingen is een integraal kindcentrum of IKC. Hier werken onderwijs en minimaal kinderopvang op intensieve wijze samen. Samen vormen deze een goede plek om te leren en te leven: een plek om te groeien zonder grenzen.
De afgelopen jaren heeft APS samen met initiatiefnemers twee integrale kindcentra mogen ont-werpen en invoeren. Het was een zogenaamd ‘Research and Development’-project dat gefinancierd werd door het Ministerie van OCW. De ervaringen uit dit project zijn de basis van deze publicatie. Geïnspireerd door de aanpak van
Wig-gins en Mc Tighe (2007) hebben we bouwstenen ontworpen die nodig zijn om een IKC te ontwerpen. Deze bouw-stenen hebben we uiteindelijk weerge-geven in de vorm van een huis.
In deze publicatie vullen we de ver-schillende onderdelen van dit huis in en voorzien we ze van praktische voor-beelden. In hoofdstuk 2 starten we met de wereld waarin het IKC-huis staat: de maatschappelijke ontwikkelingen die bijdragen aan de vraag naar integrale kindcentra. In hoofdstuk 3 komen aspecten ter sprake waarvan u op de hoogte moet zijn voordat u begint te bouwen aan een IKC: hoe maakt u een goede contextanalyse en aan welke eisen moet u voldoen vanuit de wereld van de opvang en die van het onder-wijs? Vervolgens gaan we in hoofdstuk 4 verder met het bouwproces zelf: van het fundament (de missie en visie), de dragende muren (standaarden en prin-cipes), de bouwstenen tot en met het dak: wat is er nodig om een stevig IKC neer te zetten? Wat moet u allemaal besluiten en vastleggen en hoe doet u dat?
Ten slotte besteden we in hoofdstuk 5 aandacht aan het leiderschap in een IKC. In deze publicatie treft u verschil-lende geel gearceerde tekstblok-ken. Deze verwijzen naar situaties op een van beide pilot-IKC’s en dienen daarom als voorbeeld. De groene
tekstvakken geven de specifieke kenmerken van een IKC, meestal in
ver-gelijking met gewone of brede scholen aan. De groen/blauwe tekstvakken bevatten handige lijstjes en tips.
Naast deze hoofdtekst hebben we een groot aantal bijlagen bijgevoegd. In deze bijlagen staan praktische handvatten, zoals voorbeeldcontracten, modellen, zoals samenwerkingsvormen en ach-tergronden (gebruikte onderzoeksmodel en pilotbeschrijving). Tevens is er een uitgebreide bijlage met veranderingsconcepten, zoals wij die hebben toegepast bij het begeleiden van de pilots. Deze zijn uiteraard ook bruikbaar wanneer u met een eigen IKC aan de slag gaat.
Deze publicatie is bestemd voor iedereen die geïnteresseerd is in het tot stand brengen van een IKC.
In 2011 en 2012 heeft APS, tijdens het R&D-project twee pilotlocaties ondersteund bij het ontwerpen en invoeren van twee integrale kindcentra. Daarvoor zijn twee compleet verschillende locaties uitge-kozen. Een van die locaties ligt in een stedelijk gebied waar een school bij betrokken is die het concept van natuurlijk leren hanteert: Laterna Magica in Amsterdam. De andere locatie ligt in een plattelands-gemeente waar een school met een leerstofjaarklassensysteem bij betrokken is: IKC De Bolster in Raalte. Voor een beschrijving van beide IKC’s verwijzen we naar bijlage 11.
Hoofdstuk 2
Wat is een IKC en waarom zouden
we eraan beginnen?
2. Wat is een iKC en Waarom zouden We er aan beginnen? 15
2 Wat is een IKC en waarom zouden
we eraan beginnen?
In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van wat er in de Nederlandse samenleving in 2013 gaande is: waarom heeft een integraal kindcentrum (IKC) bestaansrecht en welke antwoorden geeft een IKC op hedendaagse vragen? Maar eerst de vraag: wat verstaan wij bij APS onder een IKC?
2.1 Wat is een IKC?
Een IKC is een ver doorontwikkelde brede school waarin basisonderwijs, kinderopvang en peuter-speelzalen inhoudelijk en organisatorisch samenwerken. Zij werken dagelijks in het primaire proces aan de ontwikkeling van kinderen van 0-12 jaar. Op basis van behoeften kan de samenwerking zich uitbreiden met vrijetijdsvoorzieningen, zorginstellingen en cultuurpartners.
Brede school of IKC?
Het essentiële verschil tussen veel brede scholen en een IKC is dat in een IKC niet alleen het gebouw en de praktische zaken worden gedeeld tussen de partners, maar dat er ook sprake is van een ver-gaande samenwerking op inhoudelijk gebied. In feite is het IKC praktisch gezien één organisatie terwijl de brede school vaak meerdere organisaties omvat met elk een eigen visie en missie. Kenmerkend voor de samenwerking tussen de kernpartners is dat de scheidslijnen tussen onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen opgeheven zijn. In dit boek spreken we van een IKC wanneer er sprake is van één or-ganisatie waar uiteenlopende professionals op basis van een gezamenlijke missie en visie werken aan de ontwikkeling van kinderen tussen 0 en 12 jaar.
Het IKC heeft de volgende kenmerken:
1. Eén missie en visie
Het IKC heeft één missie en één visie voor de hele organisatie. Iedereen die in het IKC werkt, draagt bij aan de missie van het IKC. Er is dan ook een gemeenschappelijke visie op de wijze waarop kinde-ren lekinde-ren en zich ontwikkelen. Dit is het fundament van het IKC. Kindekinde-ren lekinde-ren en spelen binnen en buiten schooltijd in het IKC en kunnen hier hun talenten in de volle breedte ontwikkelen.
2. 0-12 jaar
In het kindcentrum komen baby’s, peuters, kleuters en kinderen tot en met 12 jaar. Zij worden van-uit een doorgaande ontwikkelingslijn gevolgd en er zijn individuele ontwikkelingsplannen.
3. Breed aanbod
Het IKC biedt onderwijs en opvang, maar ook sport, muziek, spel en zorg. Er zijn verplichte onderde-len, maar ook vrijwillige onderdelen waaruit ouders en kinderen kunnen kiezen.
4. De hele dag, het hele jaar open
Het kindcentrum is van ‘zeven tot zeven’ geopend. De dagindeling kenmerkt zich door een goede balans van inspanning en ontspanning, van veiligheid en uitdaging. In principe zijn IKC’s het hele jaar door open. Eventueel bieden ze in overleg met ouders flexibele vakanties.
5. Eén organisatie met één team
Leerkrachten, pedagogen, pedagogisch medewerkers, vakleerkrachten en ondersteuners vormen één team. Zo nodig halen zij deskundigen van buiten. De organisatie heeft één leiding, één beleid en is waar mogelijk gehuisvest in een multifunctioneel gebouw.
een ikc dat staat als een huis!
16
6. Eenduidige communicatie met ouders
Ouders hebben met één organisatie te maken. Ze hoeven niet apart afspraken te maken met de school, de kinderopvang of peuterspeelzaal. Er is één aanspreekpunt.
Film
De bovenstaande kenmerken heeft APS samen met de initiatiefgroep Andere Tijden in onderwijs en opvang opgesteld. Deze ken-merken zijn ook de basis voor de gezamenlijk geproduceerde film: 'De toekomst uitvinden. Kindcentra in beeld':
http://youtu.be/29J9xFpALmQ
De nieuwe organisatie is dus niet meer enkel ‘school’ of enkel ‘opvang’. En u kunt dus ook overwe-gen om de functies van leerkracht en pedagogisch medewerker een andere naam te geven. Om de eenheid te bevorderen zijn er dan dus alleen'medewerkers van een IKC'. Er zijn medewerkers die allemaal een verschillende taak vervullen, zoals het verzorgen van onderwijs of het begeleiden van opvang of activiteiten. In de nieuwe taal is het samengaan van de organisaties een gegeven: er is één team met één leiding met één beleid en iedereen werkt de hele dag samen aan de uitwerking van die ene missie! Het hanteren van nieuwe termen helpt het integraal kijken naar de nieuwe organisatie. Zo spreken we niet langer meer van een leerlingvolgsysteem, maar bijvoorbeeld van een (kind)volgsysteem; niet over een schoolleider, maar bijvoorbeeld over een IKC-leider; niet over schooltijden, maar bijvoorbeeld over openingstijden of dagritme.
2.2 Waarom een IKC?
Antwoord op maatschappelijke veranderingen
De omstandigheden waarin kinderen opgroeien veranderen. Tot 2055 zal er een grote behoefte zijn aan arbeidskrachten, dus zullen zowel mannen als vrouwen buitenshuis werkzaam zijn. Daar komt bij dat vrouwen steeds vaker een opleiding hebben genoten en daar dan ook graag in werkzaam zijn. Door het wegvallen van vertrouwde sociale netwerken, is er minder vanzelfsprekende sociale steun en zijn gezinnen meer op zichzelf aangewezen. Bovendien groeien steeds meer kinderen op in een éénouder- of samengesteld gezin en door deze kleinere gezinnen ontstaan er steeds minder relaties met neven en nichten etc. Dit leidt volgens Van Engelen (2011) tot vereenzaming en atomisering van de samenleving. In die situatie kan het integraal kindcentrum betekenis hebben: het kan de plek wor-den waar je samen met anderen opgroeit: het IKC geeft de ontwikkeling van relaties nieuwe kansen. “Niet alleen de wereld waarin kinderen opgroeien verandert, ook worden er tegenwoordig andere eisen gesteld aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderen van nu moeten kennis vergaren, media-wijs worden, zich een gezonde leefstijl eigen maken, emotioneel stabiel zijn, sociaal wellevend, het beste uit zichzelf halen, een democratisch burger worden. Deze veranderingen hebben gevolgen voor de inrichting van opvang en onderwijs en vragen om betere afstemming in de zogenaamde ‘doorgaande lijn’ en bovenal vragen zij om een breed en rijk aanbod.” Uit: 'Opgroeien doe je maar één keer' (J. Doornenbal, 2012).
Het tegengaan van versnippering
Door de toename van het aantal buitenshuis werkende moeders nemen kinderen vaker deel aan de kinderopvang en buitenschoolse opvang. Als gevolg van de scheiding tussen opvang en onderwijs is de dag van kinderen versnipperd en moeten ouders heel wat organiseren om voor goede opvang en vrijetijdsbesteding van hun kinderen te zorgen.
De afgelopen jaren hebben scholen en andere maatschappelijke instellingen zich ingezet voor de inrichting van betere dagarrangementen voor kinderen. Doel was een einde te maken aan deze ver-snippering van de schooldag, waarin onderwijs wordt afgewisseld met voorschoolse,
tussenschool-De toekomst uitvinden
2. Wat is een iKC en Waarom zouden We er aan beginnen? 17
se en naschoolse opvang. Een oplossing daarvoor is de invoering van andere schooltijden, waarbij geen tussenschoolse opvang meer nodig is. Inmiddels hebben honderden scholen dat idee omarmd. Een logisch vervolg hierop is de inrichting van een kindcentrum waarin onderwijs en kinderopvang samen werken aan de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 12 jaar. Deze samenwerking kan veel toegevoegde waarde bieden, en dan gaat het niet alleen om praktische voordelen als het gemak van één adres. Ook de pedagogische ideologie komt veel beter tot uiting als er geen knip bestaat tussen de verschillende vormen van opvang en onderwijs.
Beter benutten van de tijd
In Nederland gaan basisschoolkinderen 940 uren per jaar verplicht naar school. In een gewone schoolweek blijven er dan dagelijks enkele uren over voor andere activiteiten dan school, eten en slapen. Wat te doen met deze tijd? Kunnen we die tijd niet benutten om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan onderwijs en opvang als gevolg van veranderingen in het gezin en de samenleving (Doornenbal, 2012). Denk hierbij aan meer opvoedtaken bij onderwijs en opvang waarbij ook aandacht is voor burgerschapsvorming en leren samenleven.
Verrijking van het onderwijs
Prof. dr. Biesta laat in zijn boek ‘Goed onderwijs en de cultuur van het meten', (2012) zien dat de school een bedrijf is geworden waar leerresultaten moeten worden geproduceerd. Pedagogische waarden hebben plaats gemaakt voor economische waarden: de school moet effectief zijn, effici-ent gemanaged worden en klantgericht optreden. Dit heeft ertoe geleid dat we de school vooral als een kwalificatie-instituut zien. Biesta wijst erop dat ook andere processen plaatsvinden: socialisa-tie en persoonsvorming. Die drie processen of funcsocialisa-ties zijn geen afzonderlijke aspecten van onder-wijs, maar eerder overlappende, met elkaar verbonden processen. Vooral de laatste twee processen zijn volgens Biesta te weinig ontwikkeld in het onderwijs en zouden in het onderwijs van nu en in de toekomst een prominentere rol moeten spelen. Het IKC zou dit brede aanbod kunnen bieden.
Ontwikkeling van een kind
De pedagogische vraag bij uitstek is: Wat willen we aan de jongere generatie aan- en overdragen en waarom willen we dat? Daarbij gaat het niet alleen om de behoefte van de samenleving en de maatschappij, kortom om de wereld, maar juist ook om de behoefte van het unieke kind. Welke kennis en vaardigheden heeft een kind nodig in de 21e eeuw? Diverse
onderzoeken over de 21st century skills zijn het eens over het volgende: leren in het perspectief van de 21e eeuw vraagt
bewuste aandacht voor het ontwikkelen van samenwerkend oplossen, kritisch den-ken, communiceren, sociale en culturele vaardigheden en ICT-geletterdheid (zie figuur 1).
Een integraal kindcentrum kan een ant-woord zijn op deze veranderingen omdat het door zijn geïntegreerde setting beter tegemoetkomt aan de drie functies van
het onderwijs zoals Biesta die onderscheidt. Ook is het werken aan de 21st century skills makkelij-ker vorm te geven in een multidisciplinair team dan in een traditionele onderwijssetting waarin de tijd van het onderwijs vaak grotendeels wordt ingezet op de basisvakken. Tot slot gaat de ontwik-keling van een IKC vaak gepaard met een nieuwe huisvesting en de mogelijkheid om een nieuwe organisatie in te richten. In die context is het relatief makkelijker om zaken anders aan te pakken en beter aan te sluiten bij de kennis en competenties waarvan internationaal wordt verwacht dat zij van wezenlijk belang zijn in de socialisatie, de persoonsvorming en de uiteindelijke arbeidstoelei-ding van kinderen en jongeren.
Onderwijs in de 21e eeuw Communiceren
Kritisch denken Creativiteit Ict- geletterdheid Probleem-oplossend vermogen Samenwerken Sociale en culturele vaardigehden Kernvakken
Taal & rekenen
Le ven - bet rokk en
Werken - ondernemend L ere n - n ie uw sg ie rig
Figuur 1: Model van Voogt, Kennisnet (2010) over het onderwijs in de 21e eeuw
Hoofdstuk 3
3. Voordat we gaan bouwen 21
3 Voordat we gaan bouwen
Voordat het besluit valt om te gaan bouwen aan een IKC, moet er eerst een goed beeld zijn van de interne en externe context van het (op te richten) IKC en de wettelijke kaders voor onderwijs en opvang. De bezinning op deze punten is noodzakelijk omdat ze de bouwvoorschriften bepalen op grond waarvan we het IKC kunnen gaan ‘bouwen’.
3.1 Interne en externe context
Bij de start van het bouwen van een huis krijgt een architect bouwvoorschriften mee van de op-drachtgever: wat voor type huis moet het worden, in wat voor omgeving komt het te staan, wat voor bewoners gaan er wonen, wat zijn hun wensen en behoeften? Om een IKC te kunnen bouwen, moet u dus weten voor wie het gebouwd wordt, wie er gebruik van gaan maken en wat hun achter-grond en behoeften zijn. En natuurlijk moet het nieuwe ‘huis’ voldoen aan de wettelijke verplichtin-gen en aansluiten bij de landelijke en lokale ontwikkelinverplichtin-gen.
In een bestaande context waar u al in een gebouw zit (al dan niet tezamen met uw partners) is dit voor een groot deel een gegeven. De school, de kinderopvang, het peuterspeelzaalwerk etc. hebben al te maken met een groep kinderen en hun ouders die veelal uit de omgeving komen: de wijk, de buurt, het dorp waar de voorziening staat. In een nieuw te bouwen wijk/gebied is dat wat minder helder, maar er is wel informatie. Zoals wat voor type woningen komen er te staan: dure koopwonin-gen of sociale woningbouw? Is het een landelijke of stedelijke omgeving? Zijn er nog meer scholen gepland en zijn er meer kinderopvangorganisaties actief? En als gevolg daarvan: wat voor kinderen verwachten we in ons nieuwe kindcentrum?
Het is belangrijk om ook gedurende het proces deze kennis steeds mee te nemen. Veel van deze informatie is vaak intuïtief en onbewust wel paraat. Door de context expliciet te verkennen en deze te delen met de toekomstige partners, ontstaat er een mooi startpunt voor het ontwerp. Het model IKC-ontwerp is hiervoor een handig hulpmiddel.
Kindcentrum Laterna Magica is gestart in de nieuw gebouwde wijk IJburg in Amsterdam. Er waren nog geen huizen, voorzieningen etc. toen gestart werd met het programma van eisen. Wel was een aantal factoren bekend:
• Vooral bouw van relatief dure koopwoningen in de omgeving van de geplande locatie. • De plek (dicht bij de stad, volop ruimte) is vooral interessant voor jonge gezinnen. • Veel toekomstige bewoners zijn tweeverdieners die behoefte hebben aan goede opvang-
voorzieningen die aansluiten op school.
• Het stadsdeel wil een levensbestendige wijk waar geen ‘drempels’ zijn voor bepaalde groepen inwoners.
• Het schoolbestuur wil een vernieuwend concept om daarmee onderscheidend te zijn, zodat de ouders iets te kiezen hebben.
22 een ikc dat staat als een huis!
Het gaat om zo veel mogelijk objectieve informatie. Om een goed beeld van de interne context te krijgen is het goed om onderstaande punten te bespreken. Bedenk daarbij dat onderstaande lijst lang niet uitputtend is en dat er ook onderwerpen in staan die voor uw context niet van toepassing zijn. Dit laatste geldt met name voor de lijst over de externe context.
Interne context van de organisatie
Kinderen • Achtergrond van de kinderen: cultureel, sociaal-economisch etc. • Scores/ontwikkeling van de kinderen Ouders • Type ouders: sociaal-economische situatie, scholingsniveau, taalniveau, geloofsovertuiging • Mate van betrokkenheid bij kindgesprekken, bij ouderavonden, participatie Team • Opbouw team: leeftijd, dienstjaren, kenmerken • Leiding: achtergrond, aantal dienstjaren voor deze locatie Bestuur/directie • Visie/strategie van de organisatie • Financiën Gebouw • Staat en leeftijd van het huidige gebouw • Ruimten in het gebouw: te veel of te weinig, type ruimten, zoals speelruimte, handvaardigheidruimte, keuken Samenwerkingspartners • Met welke partijen is al een samenwerking en welke afspraken zijn daarover gemaakt? • Welk aanbod leveren de samenwerkingspartners?Externe context van de organisatie
Concurrenten• Welke ‘concurrenten’ zitten er in de omgeving: hoe profileren zij zich, welke doelgroep, visie? • Waar in de omgeving bevinden zij zich?
Voorzieningen
• Welke voorzieningen zijn er in de omgeving? Denk aan bibliotheek, theater, winkels, buurthuis, muziekschool, zwembad, etc.
Bewoners in de omgeving • Wat voor type mensen wonen er in de omgeving: sociaal-economisch, leeftijd, wel/geen kinderen, éénoudergezinnen? • Hoe zijn de demografische ontwikkelingen in de wijk de komende jaren? Overheid • Wat is de visie en het beleid en wat zijn de plannen van de gemeente voor de stad, het dorp, de kern of de wijk? • Wat zijn de (mogelijke) gevolgen daarvan voor de opvang, het onderwijs en een eventueel IKC? • Met welke personen en partijen bestaan er al relaties?
Wanneer u voor uw organisatie deze informatie helder hebt, kunt u samen met uw toekomstige samen-werkingspartners de informatie uitwisselen. Daarbij kunt u kijken naar:
• Wat valt op?
• Waar zitten de overeenkomsten? • Waarin verschillen we?
Belangrijk is om met elkaar te bespreken wat de behoeften zijn van de (toekomstige) ‘klanten’ (de ouders en kinderen):
• Wie zijn onze gemeenschappelijke ‘klanten’ (ouders en kinderen)? Wat zijn hun kenmerken en behoeften?
• Willen we meer kinderen/ouders of een andre type kinderen/ouders betrekken? Zo ja, waarom en welke dan? Hebben die kinderen/ouders daar ook behoefte aan? Wat betekent dit voor de profile-ring?
Vervolgens zult u met elkaar bespreken wat de gezamenlijke wensen zijn:
• Hebben we overeenkomsten in onze visie op leren en ontwikkelen van kinderen? • Hoeveel draagvlak en commitment komt er vanuit de verschillende organisaties? • Hoeveel draagvlak is er bij de teams (voor zover deze al bestaan)?
3. Voordat we gaan bouwen 23
3.2 Wettelijke kaders en overlap
“De kinderopvang en peuterspeelzalen en het basisonderwijs vallen onder verschillende wettelijke kaders. Het basisonderwijs valt onder de Wet op het primair onderwijs (1985); de kinderopvang onder de Wet kinderopvang (2005). Het peuterspeelzaalwerk heeft geen wettelijk kwaliteitskader. Maar de sector onderschrijft wel het pedagogisch kader 0-4-jarigen. In 2010 is de wet OKE (Ont-wikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) aangenomen, die inzet op de harmonisatie van de kinderopvang van 0-4-jarigen en het peuterspeelzaalwerk. De wet stimuleert vrijwillige samenwer-king tussen de voorzieningen voor jonge kinderen.” Uit: 'Opgroeien doe je maar één keer'
(J. Doornenbal, 2012).
Wanneer u aan de slag gaat met een IKC moet u gewoon aan alle wettelijke voorschriften voldoen: u heeft straks tenslotte een organisatie die én onderwijs én opvang verleent.
Onderwijs
In de Wet op het primair onderwijs staat dat het onderwijs een ononderbroken ontwikkeling van kinderen mogelijk moet maken, en wel op een breed terrein. De wet onderscheidt verschillende ontwikkelingsgebieden: cognitief, creatief, sociaal en lichamelijk. In de kernvakken wordt aandacht besteed aan deze gebieden. Die kernvakken zijn rekenen en wiskunde, taal, wereldoriëntatie, cre-atieve vakken, sociaal-emotionele vorming, levensbeschouwing en bewegingsonderwijs. Aandacht voor burgerschapsvorming en sociale integratie is in 2006 aan de wet toegevoegd.
Het schoolbestuur bepaalt de maximale lengte van de schooldag en de urenverdeling tussen onder-bouw en bovenonder-bouw. Het schoolbestuur bepaalt verder het lesrooster en de pauzetijden en is ver-plicht om voor-, tussen- en naschoolse opvang te bieden als ouders dat wensen. De school bepaalt zelf hoe leerlingen het niveau van de kerndoelen halen.
Naast kerndoelen gericht op kwalificatie heeft onderwijs een functie in socialisatie en personifica-tie. De wijze waarop scholen daar invulling aan geven mogen zij zelf bepalen. Dit is vaak verwoord in de missie/visie van de school.
De meest gebruikte toets is de Cito-toets. De toets is gericht op rekenen, taal en studievaardighe-den. De schoolinspectie beoordeelt de kwaliteit op basis van kwaliteitscriteria.
De kinderopvang
De kinderopvang moet wettelijk voorzien in: • Samenwerken met ouders.
• Bieden van veiligheid en verbondenheid.
• Socialisatie en overdragen van waarden en normen.
• Verwerven van sociale en persoonlijke competenties.
Kinderopvangorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor:
• Ontwikkeling en uitwerking van pedagogische basisdoelen. Daarvoor biedt het pedagogisch kader 0-4 jaar en 4-12 jaar een richtinggevend raamwerk.
• Iedere kinderopvanglocatie dient een pedagogisch beleidsplan op te stellen.
Zicht op opbrengsten en toetsing van de kinderopvang:
• De inspectie voor de kinderopvang verricht onderzoek naar de kwaliteit van de kinderopvang op basis van opgestelde kwaliteitscriteria.
De kinderopvang en het basisonderwijs hebben dus een eigen wettelijke opdracht, maar kunnen elkaar wel heel goed versterken. Denk daarbij aan:
• Een doorgaande ontwikkeling van kinderen.
• Opsporen en ‘wegwerken’ van (taal)achterstanden in een zo vroeg mogelijk stadium. • Samenwerking met ouders.
Hoofdstuk 4
Het huis
4. Het Huis 27
4 Het huis
Als u een goed beeld heeft van wat een IKC is, wanneer u een goed zicht heeft op de interne en externe context en u weet dat een IKC een relevant antwoord kan zijn op de huidige maatschap-pelijke context, dan kunt u gaan bouwen. In dit hoofdstuk bouwen we het IKC op vanaf de grond (de missie en de visie), via enkele dragende muren (standaarden en principes), de bouwstenen en ten slotte het dak met de financiën, de huisvesting, het personeel en de borging middels beleid, systemen en documenten.
4.1 Het fundament en de dragende muren
4.1.1 Het fundament: de missie en visie
Wezenlijk in de aanpak van Wiggins en McTighe (2007) is dat een organisatie een goed gedragen en door iedereen gekende missie moet hebben. Deze missie moet zijn uitgewerkt tot een visie en langzaamaan steeds verder worden uitgewerkt in de praktijk van alledag. Vooral in een IKC is het formuleren van een gezamenlijke missie en visie van wezenlijk belang. Er werken immers op zijn minst twee verschillende typen organisaties samen, die vaak aanvankelijk verschillende opvattingen hebben over leren, ontwikkelen en soms ook over de pedagogische aanpak. En toch zouden al die medewerkers zich ieder moment van de dag verantwoordelijk moeten voelen voor hun bijdrage aan de missie van de organisatie.
Missie
Als het goed is heeft elke school en elke kinderopvang een missie. Kenmerk van een IKC is dat er één gedeelde missie is. Dat is dus iets anders dan twee missies onder één dak.
In het project ‘Duurzaam ontwikkelen van kindcentra’, bleek dat er verschillende opvattingen be-staan over wat een missie is en wat een visie is. Daarom zijn we in de literatuur gedoken om helder te krijgen wat we onder missie en wat we onder visie willen verstaan. We maakten daarbij gebruik van enkele wetenschappelijke publicaties: Bart, 1999; Weggeman, 2008; Ofman, 1996 en Keuning, 2007.
Weggeman vindt dat een missie (hij noemt dat collectieve ambitie) uiting moet geven aan wat de medewerkers in de organisatie willen betekenen voor elkaar en voor de samenleving. Deze ambitie moet breed gedragen zijn en inspirerend en enthousiasmerend zijn (‘waarom kan ik trots zijn om hier te werken’).
28 een ikc dat staat als een huis!
Ofman ziet een organisatie als een zogenaamde 'spirituele eenheid met een ziel'. In een dergelijke bezielde organisatie is elk teamlid zich bewust van de:
Historie waar wij vandaan komen (de interne en externe context) Waarden van waaruit wij denken
Missie waarom wij bestaan Visie waarheen wij op weg zijn Energie waardoor wij ‘bewegen’ Structuur waarlangs wj werken Middelen waarmee wij realiseren Cultuur waarin wij leven
De waarden en de daaruit afgeleide missie en visie geven volgens Ofman antwoord op de zin- gevingsvragen binnen een organisatie. De missie is dan datgene waartoe de organisatie zich geroe-pen voelt bij te dragen vanuit waarden. In zijn ogen moet dit geen kwantitatief doel zijn. Een visie is volgens hem een beeld van datgene wat de organisatie aan het creëren is. Deze is altijd toekomst-gericht.
Een visie is: Een visie levert op:
Realiseerbaar focus
Authentiek enthousiasme Verrijkend zingeving Inspirerend commitment Toekomstgericht creatieve spanning
Wat APS betreft is een visie een ideaal dat focus geeft aan een organisatie. Het beschrijft de gedroomde toekomst en is daardoor inspirerend en authentiek. Het is dus een speciale opdracht of taak waar de organisatie voor gaat (wij zijn op de wereld om…) en laat zien waar deze voor staat, waar de organisatie naar streeft en wat het ideaal is binnen een verantwoordelijkheidsgebied. Een missie geeft dus ook aan waartoe de organisatie zich binnen haar werkgebied geroepen voelt bij aan te dragen vanuit de gezamenlijke waarden. De visie is het plan om de missie te realiseren.
Hoe kom je tot een missie en een visie?
In een bijeenkomst met het team werken de medewerkers aan een eerste verkenning van de mis-sie. Het is van belang dat zo veel mogelijk medewerkers van het IKC (dus de ‘school’mensen en de ‘opvang’mensen) daarbij aanwezig zijn. Aan het eind van deze eerste bijeenkomst melden mensen zich aan die op grond van de ervaringen tijdens deze eerste bijeenkomst willen helpen om tot een eerste conceptmissie te komen. Deze werkgroep ontwerpt dan, op grond van alles wat in de teambijeenkomst is besproken, een conceptmissie. Deze conceptmissie wordt tijdens een tweede bijeenkomst in het team besproken en vastgesteld. In bijlage 10 staat een voorbeeld van zo’n dag beschreven. De praktijk leert dat IKC’s ook vaak nieuw te bouwen locaties betreffen, die nog geen team hebben. Dan is het belangrijk om in ieder geval de leiding verantwoordelijk te maken voor de missie en de visie. Deze zijn dan leidend voor de aanname van personeel.
4. Het Huis 29
IKC De Bolster kwam tot de volgende missie:
Binnen ons IKC hoort iedereen er op eigen wijze bij.
Zo helpen wij kinderen hun talenten in brede zin te ontdekken en te ontwikkelen zodat ze ook anderen zullen erkennen en waarderen. Het uiteindelijke doel is dat kinderen bewust kunnen kiezen voor een passende loopbaan; zij hebben een rugzak op die hen helpt de wereld te ontdekken.
- School/het IKC doet ertoe. - Je leert hier altijd.
- De blik wordt verbreed, breder dan Raalte.
- Veel aandacht voor sociaal-emotionele competenties en welbevinden.
Nadat deze missie is vastgesteld, heeft de IKC-leiding ervoor gezorgd dat de missie op allerlei manieren in de aandacht van de teamleden kwam. Zo zaten er papiertjes met de missie en visie tussen de toilet-rol, kwam de missie geprojecteerd op de digiborden als men de projector aanzette etc.
Ook heeft de leiding het team laten nadenken tijdens de studiedag: als dit nu jullie missie is, wat gaan we dan over enige tijd in jullie IKC zien? Bovendien hebben de teamleden uiteindelijk de missie op al-lerlei plaatsen in de school opgehangen.
Verder heeft de IKC-leiding aandacht besteed aan de missie/visie tijdens de functioneringsgesprekken. Een punt van gesprek is dan: Hoe zie ik de missie en visie in jouw praktijk? Wat gebeurt daar dan? Op een gelijksoortige wijze zijn we te werk gegaan met IKC Laterna Magica in Amsterdam.
IKC Laterna Magica kwam uit op de volgende missie:
Wij ontdekken en ontwikkelen elke splinter talent, zodat kinderen de toekomst
kunnen uitvinden.
Vervolgens gingen de teams aan de hand van deze missie ‘experimentjes’ of ‘proeftuintjes’ bedenken die vorm kunnen geven aan deze missie. Daarbij was het goed genoeg als een leerkracht uit groep 8 (soms voor het eerst van zijn leven!) eens ging kijken bij de kinderopvang. Maar er zijn in de praktijk ook experimentjes gedaan met kinderen van groep 7 die gingen voorlezen bij de opvang, middenbouwkin-deren die de konijnen eten gaven en zelfs kinmiddenbouwkin-deren die meehielpen bij het verzorgen van de kinmiddenbouwkin-deren uit de opvang. En ook het Sinterklaasfeest werd gezamenlijk gevierd. Het ging er in deze fase dus om dat alle medewerkers leren handelen vanuit de gezamenlijke missie en dat ze elkaar leren kennen. Deze ervaringen zijn teruggebracht in het team. Op die manier werden langzaamaan de principes van waaruit men wil handelen duidelijk en ontstond al werkend een visie. Bijvoorbeeld: Kinderen leren meer als binnenschools en buitenschools leren op elkaar aansluiten.
30 een ikc dat staat als een huis!
4.1.2 Eerste dragende muur: de standaarden
Onderwijs en opvang moeten beide voldoen aan een aantal standaarden. In hoofdstuk 3.2 zijn de wettelijke kaders aangegeven voor onderwijs en kinderopvang. Binnen deze vereisten moeten zowel kinderopvang als basisonderwijs zich bewegen. Het is echter wel de vraag of een integraal kindcentrum zich wil beperken tot deze standaarden of dat een IKC een aanbod doet dat breder is dan de stan-daarden. Het is aan elk IKC om zelf te bepalen binnen welk ‘venster’ het de doelen wil stellen en hoe het IKC zich daarover wil verantwoorden.
In het Nederlandse onderwijs staan de kerndoelen cen-traal. De kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven waarop basisscholen zich moeten richten bij de ontwik-keling van hun leerlingen. Met andere woorden: het kader waaraan iedere school moet voldoen; in onderstaande illustratie het middelste kader. Echter, over het
algemeen wordt slechts een deel (circa 30%) door het onderwijs zelf getest door middel van het LOVS (leerlingontwikkelvolgsysteem). Ook de Inspectie van het Onderwijs richt zich met name op dit bin-nenste kader. Het buitenste kader is meer dan de lessen en de cijfermatige opbrengsten. Het gaat over welbevinden, veiligheid, vaardigheden als oplossingsstrategieën, kritisch burgerschap, sociale competenties etc. Dit buitenste kader is waarop veel basisscholen óók een belangrijke opdracht voor zichzelf zien.
4.1.3 Tweede dragende muur: principes over leren en ontwikkelen
School en kinderopvang moeten het met elkaar eens worden over een aantal principes over leren en ontwikke-len. Ten eerste moeten teamleden het erover eens zijn wat leren is: is dat alleen schools leren, of kiest de groep voor een bredere definitie van leren? Ettekoven & Hooiveld (2010) zeggen daarover: “Leren en ontwikkeling hebben veel met elkaar te maken en zijn in een aantal opzichten zelfs elkaars synoniem.” Bij beide spelen de hoofdkenmer-ken van bepaalde leeftijdsgroepen een belangrijke rol:
• Jonge kinderen en spel: eerste stappen op weg naar
autonomieverwerving en persoonlijkheidsontwikkeling. Het jonge kind experimenteert en spel speelt daarbij een grote rol.
• Schoolkinderen en verzamelen: kinderen verzamelen in
deze leeftijd dingen en kennis. Interesse en betrokken-heid bij de buitenwereld worden steeds groter. In deze fase begint het formele leren. In deze periode spelen nieuwsgierigheid en taalontwikkeling een grote rol. Ook speelt dan de vormgeving van gewetensontwikkeling, eigen verantwoordelijkheid en morele waarden.
Wat wij zelf noodzakelijk vinden: 21st century skills. Kwalificatie, socialisatie en
persoonsvorming Standaarden, kerndoelen, referentieniveaus, eisen van
de inspectie Cito-scores
4. Het Huis 31
• Pubers en erbij horen: veel belangstelling voor hoe je eruitziet en hoe je overkomt. Pubers
kunnen zeer op zichzelf gericht zijn.
• Jongvolwassenen en eigen keuzes maken: weer een fase van experimenteren en zelf ontdekken. • Volwassenen en zelfverantwoordelijkheid: de volwassene kiest zelf wat hij of zij wil leren.
Leren en ontwikkelen gaan samen
In een gewone of brede school is leren over het algemeen ‘schools’: binnen schooltijd, in lessen of met taken. Tijdens een reguliere opvang is er met name tijd voor ontspanning, sport- en spelactiviteiten. In een IKC is er een duidelijk plan over binnen- en buitenschools leren. Kinderen leren overal, ook tijdens ontspanning. Kortom, er worden leerlijnen vastgesteld en daarna wordt bepaald bij wie en met wie bepaalde onderdelen van die leerlijnen het beste aangeboden kunnen worden.
Ettekoven & Hooiveld (2010): “Leren is het verwerven van kennis en vaardigheden.” De begrippen kennis en vaardigheden zijn volgens hen niet strikt te scheiden. “Kennis verwijst naar weten. Vaar-digheden hebben vooral te maken met doen, met handelen.” De auteurs onderscheiden betekenis-volle kennis en zinbetekenis-volle kennis. Betekenisbetekenis-volle kennis is kennis waar de lerende persoon betekenis aan kan geven, zodra hij het belang van die kennis in kan zien voor zichzelf. De zinvolheid van de kennis wordt bepaald door de samenleving (maatschappij beroepsbeoefenaren, het belang voor het sociaal-maatschappelijk functioneren). De auteurs onderscheiden sociale vaardigheden, lichame-lijke vaardigheden, het hanteren van gereedschap en taalvaardigheden. Maar vaardigheden hebben ook te maken met kennis: “je moet weten wat je moet doen”.
Ettenkoven & Hooiveld onderscheiden twee grote onderwijskundige leertheorieën binnen het on-derwijs:
• Het behaviorisme: mensen passen hun gedrag aan aan de omgeving. De omgeving biedt aan-leiding om iets te doen of te laten (stimulus). Aan de reactie van de omgeving op zijn gedrag merkt het individu of het succesvol is of niet (respons). Succesvol gedrag wordt herhaald, minder succesvol gedrag dooft uit. Dit soort onderwijs geeft veel aandacht aan terugvraagbare kennis en oproepbare vaardigheden. Dit onderwijs kenmerkt zich door in detail omschreven leerinhou-den, stap voor stap leren, de sturende rol van de docent, directe feedback, veel toetsen (ook van deelvaardigheden) etc.
• Het constructivisme: ieder mens construeert uiteindelijk zijn of haar eigen kennis. Deze vormen van leren zijn gericht op het actief verwerven van kennis. Het gaat dan vaak over complexe samenhangende kennis en complexe vaardigheden. De volwassene speelt hier veel meer de rol van begeleider (vragen stellen, stimuleren, laten ontdekken). Leren vindt dan ook veelal plaats in een ‘rijke leeromgeving’. Nieuwe kennis wordt verworven op basis van bestaande kennis en gaat functioneren als die nieuwe kennis verbonden wordt met bestaande kennis. Hier kan samen-werken met anderen van grote betekenis zijn (leren van en met elkaar). Toetsing van kennis en vaardigheden gaat veel meer aan de hand van een ‘meesterstuk’ dan aan de hand van toets uitslagen.
In de meeste scholen komen beide opvattingen voor, maar een van de theorieën voert vrijwel altijd wel de boventoon. Soms is het onderscheid vakgebonden: rekenen wordt behavioristisch aangebo-den en wereldoriëntatie constructivistisch.
Al met al is het zinnig om met de medewerkers van het IKC (onderwijs en opvang) gesprekken te voeren over opvattingen over leren en ontwikkelen. Daarbij hoeft niet iedereen strikt hetzelfde erover te denken. Maar het is wel goed om samen een hoofdopvatting te hanteren. Het zou im-mers niet goed zijn als de onderwijsmensen heel anders over leren en ontwikkeling denken dan de mensen van de kinderopvang.
Onderzoek naar het functioneren en de ontwikkeling van het brein en daarmee de neuropsycholo-gie staat volop in de belangstelling. Deze wetenschap is echter zo in opmars, dat kennis van van-daag morgen soms alweer achterhaald is. Het is daarom goed mogelijk dat bovenstaande theorieën binnen enkele jaren aangevuld worden, wellicht met compleet nieuwe theorieën.
32 een ikc dat staat als een huis!
4.2 De bouwstenen
Na het fundament en de dragende muren is het nu de beurt aan de bouwstenen: een samenhan-gend geheel aan onderwerpen die er gezamenlijk voor zorgen dat het IKC een consistent huis wordt. De bouwstenen hoeven niet in dezelfde volgorde ontwikkeld te worden als dat ze in dit hoofdstuk langskomen. De eerste drie (aanbod, doelen-verantwoorden-bewijzen en leerlijnen) lig-gen echter wel aan de basis (de ‘begane grond’ van het IKC-huis) en dienen in een vroeg stadium aandacht te krijgen.
4.2.1 Het grote aanbod
De eerste vraag die zich aandient is: wat wil je kinderen bijbrengen? Waar ligt de focus gezien de interne context (de kinderen) en gezien je eigen missie? Wat vinden we met z’n allen belangrijk dat deze kinderen kennen en kunnen als ze 12 zijn? Het aanbod van een IKC kan bijvoor-beeld zijn dat het kinderen hun talenten wil laten ontwik-kelen. Of dat het IKC er is om kinderen in de wijk allemaal dezelfde kans te geven op een volwaardige plek in de samenleving. In dat geval wordt het grote aanbod dus lezen, schrijven en rekenen, maar ook burgerschap en sociale vaardigheden.
In het verlengde van de missie en visie kunt u nu aan de hand van het kader op pagina 30, nagaan welk aanbod u wilt realiseren in het IKC. Worden dat vooral kwalificatie-, socialisatie- of personificatiedoelen? Gaat u zich beperken tot de kerndoelen en het wettelijk pedagogisch kader, of vindt u ook andere kennis en vaardigheden van belang? Welk belang gaat u hechten aan sport, aan cultuuraanbod etc.? Hoe breed het aanbod van het IKC wordt, kunt u zelf bepalen. De missie en de pedagogische visie die u eerder heeft geformuleerd, zijn daarbij leidend.
Laterna Magica heeft in zijn IKC-koersplan een aantal speerpunten benoemd die in alle activiteiten terugkomen: ‘Kanjers’ en talentontwikkeling.
Op IKC De Bolster staat al het aanbod in het teken van talentontwikkeling. Daarnaast hebben ze, ge-zien hun missie, visie en externe context, taal tot speerpunt gemaakt. In alle activiteiten wordt er iets met taal gedaan. Dat kan expliciet, maar ook impliciet door bijvoorbeeld tijdens creatieve of sportacti-viteiten veelzijdige en correcte taal te gebruiken.
4.2.2 Doelen, verantwoorden en bewijzen
Als het algemene aanbod, het grote verhaal, helder is, kunt u beginnen aan de tweede bouwsteen, nog steeds onderdeel van de begane grond. Dat is het vaststellen van de doelen en hoe die doelen te verantwoorden en te bewijzen zijn.
Doelen
De minimumdoelen staan al verwoord in hoofdstuk 3.2. Dat zijn namelijk de Nederlandse standaarden voor het on-derwijs (de kerndoelen) en voor de opvang (het pedagogisch kader). Maar u wilt vast meer bereiken met een IKC. Dit is al ter sprake gekomen in het hoofdstuk over missie en visie. Alleen moeten deze uitgangspunten nu geconcretiseerd worden. Wat kunnen en kennen de kinderen als ze na twaalf jaar het IKC verlaten? Op cognitief gebied, maar ook op cultureel, sociaal-emotioneel en lichamelijk gebied, en zo voor alle onderdelen. Stel op elk gebied de doelen en de meetbare resultaten vast.
4. Het Huis 33 Verantwoorden en bewijzen
Ook een IKC, of misschien wel juist een IKC, moet zich kunnen verantwoorden over datgene wat de kinderen hebben geleerd of op welke terreinen de kinderen zich hebben ontwikkeld. Elders (pag. 17, par. 2.2), gaven wij al aan dat Biesta (2012) drie functies onderscheidt binnen onderwijs. Naast kwalificeren zou onderwijs ook moeten werken aan de socialisatie van leerlingen en aan de per-soonsvorming. We stelden daar dat met name een IKC in staat zou kunnen zijn aan alle drie deze terreinen aandacht te geven. Maar het IKC zou zich daar dan ook over moeten verantwoorden. In een ander onderzoeksproject ontwikkelde APS daarvoor de zogenaamde triband van verantwoor-den.
Conceptschool Kwalificatie
weten en doen Socialisatie samenleven Persoonsvorming zijn Golflengte 1
Gestandaardiseerd Cito Een gestandaar-diseerde test voor sociale ontwikke-ling Een persoonlijkheidstest, of een schoolvragenlijst Golflengte 2 Gestandaardiseerd, niet erkend • Concept eigen instrumenten • Criteria van de school zelf
Een sociogram per
groep Bijvoorbeeld pedagogische groepsoverzichten n.a.v. de 1-zorgroute
Golflengte 3
Kwalitatief • Portfolio met echte werkjes • Kindwerkdossier
Portfoliogesprekken Bijvoorbeeld een door de school gemaakt formulier 'Zo werk ik op school en dit wil ik leren'
Triband van verantwoorden
Er zijn drie niveaus waarop een IKC zich kan verantwoorden:
• Duidelijk gestandaardiseerd en vaak door middel van standaardtoetsen (golflengte 1). De leerling wordt vergeleken met een gestandaardiseerde norm. Cito-toetsen zijn daar een voorbeeld van.
• Ten slotte kunnen gegevens uit de kwalitatieve verzameling, kwantitatief gemaakt worden (“het valt ons op dat in deze groep kinderen toch zeker de helft zich op sociaal-emotioneel gebied niet optimaal ontwikkelt”) (golflengte 2).
• Aan de andere kant kun je kwalitatiever verantwoorden. Werken met een portfolio is daar een voorbeeld van. Maar ook kindbesprekingen kunnen kwalitatieve informatie opleveren over indivi-duele kinderen (golflengte 3). Het kind wordt daarbij vaak vergeleken met zichzelf.
Wanneer er op deze manier verantwoord wordt, is het van groot belang dat alle medewerkers mee-werken aan de invulling en de besprekingen van portfolio’s. Elke volwassene in het IKC kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Het portfolio moet zich langzamerhand vullen met bewijsmateriaal en er dient reflectie op gepleegd worden. Daaraan kan iedereen, en niet in de laatste plaats de leer-ling zelf, een bijdrage leveren.
Verantwoorden
Natuurlijk moeten alle scholen en alle kinderdagverblijven of bso's' zich verantwoorden voor hetgeen ze doen. Dus ook een IKC. Maar omdat een IKC een nieuw fenomeen is, zal de samenleving er in de beginjaren het vergrootglas op leggen. Als het goed is, hoeft dat geen probleem op te leveren: een IKC heeft namelijk een gemotiveerd team dat graag aan de buitenwereld en ouders wil laten zien wat het doet en waarom.
34 een ikc dat staat als een huis!
4.2.3 Leerlijnen
De missie en visie voor het IKC zijn opgesteld en het aan-bod is gedefinieerd (4.2.1). De vergezichten waar u met het hele team en alle partners naartoe wilt werken zijn duidelijk en dat is een belangrijke basis. Om dit te vertalen naar de praktijk, zijn de leerlijnen van groot belang. Het is dus nu tijd om op basis van de visie en missie, leerlijnen te formuleren zodat de teamleden later kunnen bepalen: Waar is dit individuele kind op de leerlijn van zelfverant-woordelijk leren? Waar is het merendeel van deze groep kinderen op de leerlijn van zelfstandigheid? De leerlijnen kunnen op deze manier een rol spelen gedurende de hele dag en niet alleen tijdens de ‘leerlessen’.
Voor de meeste kwalificatiedoelen kan het IKC daarbij gebruikmaken van de in de methode genoemde doelen (die vaak al in een leerlijn zijn uitgewerkt). Ook kan men daar gebruikmaken van ‘Tule’ van SLO. SLO (Stichting Leerplanontwikkeling) heeft de kerndoelen van onderwijs uitgewerkt naar tussendoelen: “In een leerlijn zijn er tussendoelen, gemarkeerde momenten op weg naar de kerndoelen. Je zou het ook ‘mijlpalen’ kunnen noemen, of stappen in ontwikkeling van kinderen. Tussendoelen beschrijven preciezer dan kerndoelen hoe je het onderwijsaanbod van de basisschool zo kunt organiseren dat je na acht jaar de kerndoelen hebt bereikt.” (Zie http://tule.slo.nl).
Meer lijnen in een IKC
In een IKC komen meer of andere leerlijnen voor dan in een gewone of brede school. Het gaat hier immers ook over lijnen die beginnen bij 0 jaar en doorlopen tot 12 jaar. Of lijnen die van 2 tot 8 jaar doorlopen. En niet alleen over de ‘leer’vakken, maar ook over veiligheid, artistieke kwaliteiten, sport, onderzoekend leren etc.
Uitzetten van leerlijnen
Organiseer een werkbijeenkomst met alle collega’s om grip te krijgen op de grote lijn. Ieder brengt de handleiding en andere methodematerialen van de eigen groep mee. Denk hierbij ook aan toetsen die worden gebruikt in de school.
Ga uit van de referentieniveaus rekenen en bekijk per domein wat er in uw groep aan de orde moet komen. Inventariseer bij elk domein wat de leerlingen moeten kennen, kunnen en begrijpen als ze bij u binnenkomen en bij de overgang naar de volgende groep. Welke doelen zijn belangrijk in uw leerjaar? Benoem grote stappen die leerlingen moeten nemen, cruciale momenten die ze nodig hebben om verder te gaan in hun rekenontwikkeling. Breng in de stappen enigszins een volgorde aan. Noteer wat u zelf verder belangrijk vindt voor uw leerlingen. Probeer de domeinen en doelen op twee A4'tjes te ordenen. Houd vooral de grote lijn voor ogen.
Door de verschillende domeinen van de opeenvolgende groepen achter elkaar te zetten, creëert het team met elkaar een doorgaande lijn.
4. Het Huis 35
Uit het voorlichtingsmateriaal van Laterna Magica:
Laterna Magica werkt met leerlijnen en ontwikkelingslijnen. Portfolio
Het portfolio is een (digitale) map waarin de leer- en ontwikkelingslijnen staan. Kinderen bewaren hierin de bewijsstukken dat ze iets geleerd hebben. Ook het werk waar ze trots op zijn vindt u hierin terug. Een uniek document dus, want elk kind is anders. Ouders kunnen via het (digitale) portfolio altijd zien hoe hun kind gegroeid is. Drie keer per jaar bespreekt de coach van een kind samen met de ouders de resultaten, de persoonlijke ontwikkeling en het gedrag van een kind.
Ontwikkelingslijnen
De ontwikkelingslijnen geven de persoonlijke ontwikkeling van kinderen weer. Voor jonge kinderen tot ongeveer 3 jaar zijn dat aspecten als samenspel en zelfredzaamheid. Voorbeelden van aspecten voor kinderen vanaf 4 jaar zijn: keuzes kunnen maken, samenwerken, doorzettingsvermogen en leren van het verleden. Kinderen verzamelen werk voor hun portfolio waarmee zij laten zien dat ze een bepaalde vaardigheid hebben bereikt. Of dat ze gegroeid zijn in een persoonlijke kwaliteit. Maar ook de coach kan werk verzamelen en dat teruggeven aan het kind. In een gesprek met de coach krijgt het kind feed-back en wordt de vooruitgang op de lijnen samen vastgesteld.
Leerlijnen
In de leerlijnen staat of kinderen beginner of expert zijn. Hierin is te zien waar een kind goed in is en wat een kind nog allemaal te leren of te ontwikkelen heeft. Het zijn geen traditionele, lineair opge-bouwde leerlijnen, maar in kindertaal beschreven vaardigheden. Voorbeelden van onderwerpen (tot ongeveer 3 jaar): je kunnen uitdrukken, beheersing van de grove motoriek, spelen met fantasie. In latere portfolio’s gelden aspecten als: een foutloze tekst schrijven, een plan maken, informatie verza-melen en verwerken, multimedia.
Persoonlijk ontwikkelplan
Een persoonlijk ontwikkelplan is gemaakt door en voor de ouders, het kind en de coach. In het ontwik-kelplan evalueren we de leer- en ontwikkelroute van een kind. Als dat nodig is stellen we de route bij. Het ontwikkelplan gaat over alle activiteiten die het kind op Laterna Magica onderneemt. Het plan bespreken we met ouders in het portfoliogesprek.
4.2.4 Samenwerken met de omgeving en met ouders
Samenwerken met de omgevingDe omgeving van een IKC biedt tal van mogelijkheden voor samenwerking. Deze samenwerking kunt u inzetten vanuit verschillende perspectieven:
• Burgerschapsvorming
• Rijke leeromgeving voor allerlei opdrachten in de echte wereld
• Aanbod van activiteiten voor de brede ontwikkeling van kinderen: cultuur, sport, natuur, nieuwe media, weten-schap en techniek
Nog complexer
Ook een reguliere of brede school heeft uiteraard te maken met een omgeving. De omgeving van een IKC is echter nog uitgebreider, complexer en meer divers: u bent immers bezig om minimaal vijf dagen per week van zeven tot zeven de brede ontwikkeling van kinderen te stimuleren, kinderen op te voeden en samen te leren leven.
Belangrijk bij de start van de samenwerking is om te weten waarom u binnen het IKC wilt samen-werken met deze omgeving en wat het moet opleveren voor de brede ontwikkeling van kinderen. Het startpunt is de visie op het IKC. En de vraag is wat de omgeving hieraan kan bijdragen. Zo heeft uw visie en keuze van samenwerkingspartners bijvoorbeeld te maken met de omgeving waarin uw IKC is gevestigd. Een IKC op het platteland biedt andere mogelijkheden in samenwerking
36 een ikc dat staat als een huis!
met de omgeving dan een IKC in een achterstandswijk in de grote stad. Vaak liggen kansen voor het oprapen: een zwembad naast het IKC, een bejaardenhuis, restaurant, sportvelden etc. Maar het is de kunst om de samenwerking gericht op te zoeken. Wat is er voor handen in de buurt? Wat zijn uw wensen en verwachtingen en wat wil de externe partij? Er zijn meerdere goede voorbeelden van samenwerking met sportorganisaties, buurthuizen en muziekscholen. Dergelijke instellingen hebben veelal gediplomeerde trainers, begeleiders en leraren en zij willen vaak graag meedoen aan gezamenlijke activiteiten uit het oogpunt van ledenaanwas en delen van kosten. Ga het gesprek aan met organisaties die de ‘win-win’ zien.
Er ontstaat dan een situatie die je schematisch als volgt zou kunnen weergeven:
In het midden staat het IKC dat de missie scherp heeft. Daaromheen staan de partners die het IKC het meest nodig heeft om de missie te volbrengen. Een IKC met bijvoorbeeld een zorgprofiel vervult vooral sociaal-maatschappelijke en zorgfuncties en zoekt dus maatschappelijk werk en de GGD als partner. Een IKC met een kunstprofiel dat de functies van muziek, kunst, dans en theater wil vervul-len, zoekt dus als primaire partners meer het kunstcentrum, de muziekschool en het theater van de betreffende stad. En daar weer omheen staan de partners die in tweede instantie ook belangrijk zijn (bijvoorbeeld sport).
Naast deze bezinning op samenwerkingen met partners die in de regio van het IKC mogelijk zijn, is het nodig dat u zich bezint op de plek die u het IKC wilt geven in de omgeving. Wilt u kinderen ook opdrachten geven om zich ‘nuttig’ te maken in de wijk? Sommige scholen formuleren prestaties waar kinderen aan kunnen werken (bijvoorbeeld: organiseer een kerstontbijt voor het plaatselijke bejaardencentrum, of bevraag eens een bewoner van het 55+-appartement naast de school en schrijf een verslag over zijn of haar ervaringen in deze wijk gedurende zijn of haar leven). Als u dat wilt, moet u ook werken aan de relatie met de omwonenden van de wijk. U kunt er bijvoorbeeld ook contacten aangaan om voorleesoma’s te vinden.
Er zijn ook nog andere contacten in de wijk te bedenken, zoals sponsors etc. Dergelijke zaken moe-ten telkens punt van overweging zijn, het liefst van tevoren al doordacht.
Samenwerken met ouders
Maar naast deze activiteiten met de omgeving is het juist in een IKC belangrijk om een educatief partnerschap aan te gaan met ouders. Onder educatief partnerschap verstaan we een wederzijdse betrokkenheid van ouders en school om zo optimale omstandigheden te realiseren voor de ont-wikkeling en het leren van kinderen, thuis en op school. Daartoe gaan ze met elkaar in gesprek en werken ze zo veel mogelijk samen.
Binnen dat educatief partnerschap onderscheidt De Wit (2008) drie doelen:
• Pedagogisch doel: Het realiseren van enige afstemming in opvoedend denken en handelen, dus in de benadering van kinderen, thuis en op school.
Primaire partners: partners die missie en visie omarmen
Secundaire partners: parters die nodig zijn om missie en visie van de primaire partners te doen slagen Tertiaire partners: partners die handig of gewenst zijn
4. Het Huis 37
• Organisatorisch doel: Het optimaliseren van het reilen en zeilen van de school als organisatie en gemeenschap, inbreng van ouders.
• Democratisch doel: Het informeel en formeel meedenken en meebeslissen van ouders met de school en het afleggen van verantwoording door de school over haar werk aan ouders.
In het ideale geval zal een IKC een heldere visie hebben op educatief partnerschap, en passie tonen voor dat onderwerp. In de visie staat wat het IKC onder educatief partnerschap verstaat en welke verwachtingen daarbij horen. Team en ouders dienen achter die visie te staan. Het IKC ontwikkelt met iedere ouder een partnerschap op maat: wat verwachten ouders, IKC en kind van elkaar? Want educatief partnerschap draait niet alleen om het contact tussen ouders en school, maar staat na-tuurlijk ten dienste van het kind!
Het leidende en verbindende motief van deze samenwerking moet zijn: streven naar optimale resul-taten voor het kind op cognitief en sociaal-emotioneel niveau. Hoewel velen de noodzaak van deze samenwerking erkennen, ontbreekt het vaak aan uitvoering in de praktijk. APS ontwikkelde daarom een handreiking hoe betrokkenen de invulling van deze driehoek vorm kunnen geven. Kinderen presteren nu eenmaal het beste als zij samen met hun ouders en IKC-medewerkers hun belangen kunnen afstemmen, zo bleek uit onderzoek dat APS eerder uitvoerde.
De wederzijdse betrokkenheid in een educatief partnerschap kan meerdere vormen aannemen (zie De Wit, 2008):
Meeleven Meehelpen Meedenken Meebeslissen
Ouders richting hun kind als leerling
Ouders richting groep/klas of school als geheel School richting ouders of thuissituatie
De drie-eenheid leraar-ouders-kind is een gouden driehoek, zo blijkt uit onderzoek dat APS in 2010 en 2011 uitvoerde. In veel gevallen gaat het contact tussen ouders en leerkracht weliswaar over het kind, maar wordt het kind niet direct betrokken. Wanneer het kind daadwerkelijk deel uitmaakt van het gesprek (de gouden driehoek) blijken de effecten groter te zijn.
Educatief partnerschap is niet exclusief voor IKC’s. Ook scholen werken daaraan. In een integraal kindcentrum wordt educatief partnerschap echter niet alleen vanuit de school met ouders ingevuld, maar wordt vanuit een integrale visie met ouders samengewerkt waarbij men gericht is op de brede talentontwikkeling: van 0-12 jaar en het betreft de hele dag.
Groeiruimte van de leerling
Kind
38 een ikc dat staat als een huis!
IKC Laterna Magica hecht veel waarde aan partnerschap met ouders van kinderen van 0-12 jaar. Dit start al bij de aanmelding. Ouders worden uitgebreid geïnformeerd wat zij kunnen en mogen ver-wachten van het IKC. Maar daar staat tegenover dat het ook voor ouders helder is wat het IKC van hen verwacht. Uit het voorlichtingsmateriaal van Laterna Magica:
“Van ouders verwachten we dat ze in ieder geval naar de driemaandelijkse portfoliogesprekken komen samen met hun kind. In deze portfoliogesprekken bepalen ouders samen met coach en kind de doelen voor een nieuwe periode. Het is erg stimulerend voor kinderen als ouders nog meer willen doen, maar dat is op vrijwillige basis. Zo kunt u zelf expertworkshops geven, praktische klussen doen, helpen bij activiteiten, excursies en evenementen, stamgroepouder worden, participeren in de kindcentrumraad, Vrienden van Laterna Magica of denktank van een unit.
Alleen na het bijwonen van een informatiebijeenkomst kunnen ouders zich aanmelden voor het IKC. Hier worden zij bewust gemaakt van wat dit type onderwijs en opvang is, en kunnen zij ook bewust hiervoor kiezen.”
Bij IKC De Bolster ontstaat het partnerschap met ouders aan de poort. De ouders melden hun zoon/ dochter aan bij één directie, die verantwoordelijk is voor het IKC. Hier wordt het eerste contact gelegd. De intensieve samenwerking met de school wordt benadrukt, onder andere door gebruik van elkaars ruimten, gezamenlijke projecten, peutergym, speciale peutergroep, gezamenlijke leerlingenzorg, op dezelfde wijze 15-minutengesprekken. Dit maakt dat, ondanks de nabijheid van nog twee andere basis-scholen, 95% van de kinderen doorstroomt binnen het IKC van kinderdagverblijf De Rode Bank naar basisschool De Bolster.
Bijzondere vorm van samenwerking: een kindcentrumraad (KCR)
Op scholen is er een medezeggenschapsraad, in de kinderopvang is er een oudercommissie. Pas-send bij de integrale aanpak van een IKC is het logisch om ook de medezeggenschap van ouders als een geheel te benaderen, zodat de leiding van het IKC niet in de twee wettelijk verplichte organen mr en de oc over dezelfde onderwerpen overleg hoeft te voeren. Ook biedt het de mogelijkheid om vraagstukken integraal te benaderen, omdat ze voor alle kinderen de hele dag van toepassing zijn. En het draagt bij aan het werken vanuit één pedagogische en didactische visie en ouders daarbij te betrekken. Bij de vorming van een kindcentrumraad is het van belang om aan de wettelijke eisen van de mr en or te voldoen. In de praktijk blijkt dit niet eens zo heel ingewikkeld.
In bijlage 6 treft u een overzicht van verschillen en overeenkomsten tussen de medezeggenschaps-raad en de oudercommissie.
4. Het Huis 39
Praktijk Laterna Magica
De oudercommissie en de medezeggenschapsraad zijn bij Laterna Magica samengevoegd tot een kind-centrumraad. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke kaders heeft de KCR officieel twee kamers voor de afhandeling van zaken conform de Wet kinderopvang en de Wet medezeggenschap op scholen. Daarboven is een werkconceptkamer, de basis van de KCR. In deze kamer spreken de ouders samen met de leiding en een vertegenwoordiging van het personeel over de pedagogische en didactische bedrijfsvoering en over ‘het geweten van het primaire proces’.
Er zijn ouderverkiezingen gehouden, waarbij verschillende leeftijdsgroepen (0-12 jaar) door ouders vertegenwoordigd zijn en in ieder geval twee van de ouders gebruikmaken van het aanbod voor de hele dag voor hun kind. Op deze manier zijn de verschillende belangen van ouders voldoende vertegenwoor-digd.
Kamer: Werkconcept KCR
• Het geweten van het pedagogisch-didactische primaire proces • Alle leden van de KCR zijn hierin vertegenwoordigd
• Vertegenwoordigers besluiten welke zaken (op basis van wetgeving) naar één van de kamers moeten voor formeel besluit
Kamer: Wet kinderopvang
• Alleen ouders zijn hierin vertegenwoordigd Kamer: Wet medezeggenschap op scholen• Alleen personeelsleden onderwijs en een evenredig aantal ouders met een kind tussen 4-13 jaar oud zijn hierin vertegenwoordigd
Jaarplanning (vaste punten)
Winter: Voorjaar: Zomer: • Tarief kinderopvang (advies) Najaar: • Koersplan LM (advies oc) • Jaarplan LM (advies oc) • Gids LM (advies oc)
Jaarplanning (vaste punten)
Januari: • Begroting LM (advies mr en gmr) Mei: • Vakantierooster (advies mr en gmr) Juni: • Formatie volgend schooljaar (instemming personeelsgeleding) September: • Koersplan LM (instemming mr) voor 1 okt/eens per vier jaar
• Jaarplan/jaarplan LM voor 1 oktober • Gids LM (instemming oudergeleding) voor 1 oktober Oktober: • Jaarverslag mr voorgaande jaar • Hoogte vrijwillige activiteitenbijdrage/TSA/ kamp/schoolreis volgend schooljaar (instem-ming oudergeleding)
4.2.5 Zorg en begeleiding
Kinderen lopen in hun ontwikkeling allerlei risico’s. Als die risico’s niet tijdig worden opgemerkt en er niet adequaat op wordt ingespeeld, worden het problemen. Kinderen lopen dan vast in een patroon van onmacht en zichzelf bevesti-gende beelden. We kunnen die risico’s onderscheiden naar de bronnen waar ze uit ontstaan. Een kind kan aangeboren eigenschappen of beperkingen hebben. Maar er kunnen ook in de opvoedsituatie omstandigheden (sociaal-eco-nomisch, omgangsvormen etc.) zijn die dermate proble-matisch zijn dat een kind extra zorg nodig heeft. Ook kan het leren problematisch zijn doordat een bepaalde leerstijl wordt aangeboden terwijl die misschien niet past bij een kind. Ten slotte kunnen allerlei ingrijpende gebeurtenissen de zorgvraag van een kind beïnvloeden.
In een IKC gebruiken we hiervoor de term zorgbehoefte. Er is sprake van een zorgbehoefte wanneer kinderen in de re-guliere aanpak niet meer kunnen meekomen. Het kan dan gaan om leergedrag, omgangsgedrag of een ontwikkelingsachterstand. In Nederland zijn allerlei zorgstructuren die gericht zijn op het kind,