• No results found

Cyberbullying – who is to blame? who is the victim?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Cyberbullying – who is to blame? who is the victim?"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Cyberbullying

Who is to blame? and who is the victim?

Naam: Jessica Owusu School: Hogeschool van Amsterdam Studie: Maatschappelijk werk en Dienstverlening Studiejaren: 2014-2018 Studentennummer: 500702148 Klas: MV404 Scriptiebegeleider: dhr. N. Bussink Datum: 14-06-2018 Organisatie: Het jongerencentrum Dynamo Ijburg

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Cyberpesten; who is to blame? who is the victim?’ Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen van de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam. Ik heb het onderzoek bij het jongerencentrum Dynamo in Ijburg van februari 2018 tot en met juni 2018 uitgevoerd. Het schrijven van mijn scriptie en de afronding van mijn onderzoek was niet mogelijk geweest zonder mijn doorzettingsvermogen en de steun die ik van mijn familie en vrienden heb ontvangen. Bij deze wil ik mijn scriptiebegeleider Norbert Bussink van mijn opleiding bedanken voor zijn ondersteuning. Hij heeft mijn vragen beantwoord, waardoor ik verder kon met mijn onderzoek. Daarnaast wil ik de jongerenwerkers van Dynamo Ijburg bedanken voor hun ondersteuning en geduld tijdens het onderzoek. Zonder Norbert Bussink, jongerenwerkers, mijn familie en vrienden had ik dit onderzoek nooit kunnen voltooien. Tot slot wil ik mijn schoolgenoten bedanken voor hun geduld, steun en motiverende woorden gedurende de opleiding. Amsterdam, 14 juni 2018 Auteur: Jessica Owusu Copyright © Hogeschool van Amsterdam, juni 2018. Overname van informatie uit deze beschrijving is toegestaan onder voorwaarde van de bronvermelding.

(3)

Inhoudsopgave

1.0 Samenvatting Blz. 6 Deel I 2.0 Inleiding Blz. 8 3.0 Signalering Blz. 10 3.1 Signalen uit de media Blz. 10 3.2 Beschrijving van het jongerencentrum Dynamo Blz. 11 3.3 Beschrijving van het signaal Blz. 12 3.4 Betrokkenheid sociaal domein Blz. 12 3.5 Maatschappelijke relevantie Blz. 13 4.0 Probleemverkenning Blz. 14 4.1 macro Blz. 14 4.2 meso Blz. 16 4.3 micro Blz. 18 5.0 Theoretische verdieping Blz. 20 5.1 Wat wordt verstaan onder cyberpesten? Blz. 20 5.2 Vormen van cyberpesten Blz. 21 5.2.1 Direct cyberpesten Blz. 21 5.2.2 Indirect cyberpesten Blz. 21 5.3 De gevolgen van cyberpesten Blz. 22 5.4 Cyberpesten vs. traditioneel pesten Blz. 22 5.5 Pesten, puberteit, ontwikkeling en op zoek naar identiteit Blz. 23 5.6 Hechtingsrelatie tussen ouder en kind omtrent cyberpesten Blz. 5.7 Onderdeel van cyberpesten ‘shaming’ Blz. 25 5.8 Internationaal en nationaal bevindingen over (cyber)pesten Blz. 26 5.9 Het jongerenwerk Blz. 27 5.9.0 Preventie- en interventie strategieën wat mogelijk zou Blz. 28 kunnen helpen voor (cyber)pesten 5.9.1 Preventie strategieën Blz. 28 5.9.2 Interventie strategieën Blz. 28 6.0 Probleemstelling Blz. 30 6.1 Doelstelling Blz. 32 6.2 Vraagstelling Blz. 32 7.0 Onderzoeksopzet Blz. 34

(4)

Deel II 8.0 Onderzoeksresultaten Blz. 38 8.1 Korte beschrijving van de respondenten Blz. 38 8.2 Deelvraag 1 Blz. 41 8.3 Deelvraag 2 Blz. 47 8.4 Deelvraag 3 Blz. 50 8.5 Conclusies Blz. 56 9.1 Kwaliteit van de onderzoeksbevindingen Blz. 58 Deel III 10.0 Beroepsproduct terugkoppeling naar de beroepspraktijk Blz. 60 10.1 a. Invulling van de terugkoppeling Blz. 60 10.2 b. De terugkoppeling Blz. 60 10.3 c. Verantwoording Blz. 61 10.3.1 Mijn visie Blz. 62 10.3.2 Aanbevelingen Blz. 63 10.3.3 Het belang van het onderzoek Blz. 64 Literatuurlijst Blz. 65 Bijlagen Blz. 70

(5)

1.0 Samenvatting

Het onderzoek dat voor u ligt, is de uitkomst van een kwalitatief onderzoek over hoe jongerenwerkers bij Dynamo jongeren tussen de 12 en 16 jaar, die te maken hebben met het probleem cyberpesten, kunnen ondersteunen. Het is een afstudeeronderzoek voor de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam dat bij het jongerencentrum Dynamo Ijburg is uitgevoerd. Ik signaleerde in mijn omgeving dat cyberpesten bij jongeren een groeiend probleem is. Ik heb toen het besluit genomen om bij het jongerencentrum Dynamo Ijburg te observeren hoe jongeren met elkaar omgaan. Tijdens mijn oriënterende snuffelperiode heb ik waargenomen hoe ingewikkeld het is voor jongerenwerkers om te signaleren wie er betrokken of betroffen is van cyberpesten. Aan de hand van dit signaal heb ik het besluit genomen om mijn onderzoek op de jongeren en hun virtuele wereld te richten. Uit literatuuronderzoek blijkt dat cyberpesten zowel op korte als op langere termijn nog voelbaar kan zijn. Jongeren die slachtoffer of dader van cyberpesten zijn, hebben een verhoogde kans op psychosociale problemen zoals angst, depressie, suïcidale gedachten, verslavingsproblematiek en vroegtijdig schooluitval (O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011; Ybarra & Mitchell, 2004). De onderzoeksvraag die ik heb opgesteld, luidt als volgt: Hoe kunnen jongerenwerkers bij Dynamo Ijburg jongeren tussen de 12 en 16 jaar die met het probleem cyberpesten te maken hebben ondersteunen? Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van de jongeren die met het probleem cyberpesten te maken hebben. Wat zijn de behoeftes van deze jongeren? En wat kunnen de jongerenwerkers van Dynamo voor hen betekenen? Om aan mijn data te komen heb ik dertien interviews afgenomen. De respondenten bestaan uit tien jongeren en drie jongerenwerkers van het jongerencentrum Dynamo. Uit de resultaten blijkt dat voor de meeste jongeren van het jongerencentrum Dynamo die betroffen zijn van cyberpesten, de pijn daarover nog voelbaar is. Het spreken erover was voor een paar respondenten heel gevoelig en emotioneel. Het pesten heeft effect gehad op het cognitieve functioneren en de fysieke, sociale en emotionele ontwikkeling van hen (Hinduja & Patchin, 2008, pp. 136). Een aantal jongeren ontwikkelde al pest afhankelijke klachten. Uit mijn resultaten kwam naar voren dat slachtoffers ook daders van (cyber)pesten kunnen zijn. Verder bestaat er geen duidelijk onderscheid tussen het slachtoffer of de dader, mijn bevindingen uit literatuuronderzoek bevestigen dit (den Hamer, 2017; Englander & Muldowney, 2007). De jongerenwerkers behandelen (cyber)pesten incidenteel. Het komt niet vaak aan bod. Op de vraag wat de jongeren zelf zouden doen als zij jongerenwerkers zouden zijn , werd geantwoord, dat zij onder andere een workshop, lessen of voorlichting zouden geven. Dit toonde aan dat zij er wel behoefte aan hebben.

(6)

Een paar jongerenwerkers hadden behoefte aan nog een voorlichting van Qpido, omdat ze vonden dat er veranderingen waren nadat Qpido een keer bij het jongerencentrum Dynamo waren geweest. Een jongerenwerker deed luchtig over het onderwerp en vond dat traditioneel pesten hetzelfde was als cyberpesten.

(7)

Deel I

2.0 Inleiding

Pestgedrag is net zo oud als de mensheid en zal waarschijnlijk nooit verdwijnen. Met de komst van de smartphone en het internet heeft pesten zich van het schoolplein het internet. Dit fenomeen wordt cyberpesten genoemd. Het pesten gaat via emails, sociale netwerksites en sms, om er een paar te benoemen. Ouders hebben weinig zicht op wat er binnen de virtuele wereld van hun kinderen gebeurt. Het verschil tussen het pesten van voor het digitale tijdperk en nu is dat het pesten door een groot publiek dat zich op het internet bevindt, wordt waargenomen. Cyberpesten gebeurt meestal buiten schooltijd, waardoor het nog lastiger is om het aan te pakken (Jellesma, 2011).

De aanleiding van dit onderzoek is dat ik meerdere malen heb ervaren dat er op instagram naaktfoto’s en filmpjes van jongeren zijn geexposed. Ik heb ook ervaren dat jongeren via instagram door een anonieme instagramgebruiker of iemand die achter een nepaccount schuilt werden uitgescholden. Vaak worden de daders niet gepakt en hoor ik zelden dat ze hiervoor veroordeeld worden. Pesten is nog steeds een veelvoorkomend probleem in onze samenleving dat niet is opgelost. De risico’s van te laat ingrijpen kunnen leiden tot weinig zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld of zelfs zelfmoord bij de jongeren. In de film ‘’disconnected’’ en de welbekende Netflix serie ‘’13 reasons why’’, hebben beide slachtoffers uiteindelijk zelfmoord gepleegd, omdat ze via social media gepest en geexposed werden. De film en Netflix serie lieten ook zien wat het met de ‘’pesters’’ deed toen ze erachter kwamen dat de slachtoffers zelfmoord hadden gepleegd. Ze kregen spijt van het pesten en schaamden zich enorm. Vaak zijn de pestkoppen de populaire kinderen. Dit zijn enkele voorbeelden die wijzen op de belangstelling van de media over het fenomeen cyberpesten. Het onderzoek bestaat uit drie delen. Deel I gaat over de probleemverkenning en mijn onderzoeksplan. Deel II gaat over de resultaten die voortkomen uit de data die ik door middel van interviews heb verzameld. Daarna worden de hoofd- en deelvragen in de conclusie beantwoord en volgen de aanbevelingen voor het jongerencentrum Dynamo Ijburg. In het laatste deel (III) beschrijf ik de verantwoording van de terugkoppeling van de resultaten aan de jongerenwerkers.

(8)

3.0 Signalering

In dit hoofdstuk beschrijf ik de aanleiding van mijn onderzoek en de maatschappelijke relevantie. Aan het einde van dit hoofdstuk heeft de lezer een duidelijk beeld waar het voorliggende onderzoek over gaat. 3.1 Signalen uit de media Pestgedrag onder jongeren is van alle tijden. Cyberpesten is een vrij nieuw fenomeen onder jongeren, waarbij zij elkaar pesten via internet. In de media verschijnen er soms verontrustende berichten over dit fenomeen. Cyberpesten is agressiever en harder dan straatpesten (Veenstra, S., Kerstens, J. & Stol, W., 2009), want het houdt niet op als de jongeren niet meer op school zijn maar het gaat 24 uur per dag door. De jongeren kunnen vaak niet zien wie het doet en kunnen dus ook niet aan de pestkop vragen om ermee te stoppen. Het is vooral ook problematisch, omdat het zich verspreidt en veel mensen het op internet kunnen zien. Bovendien is het moeilijk of bijna onmogelijk om berichten en foto’s van het internet te verwijderen (Cyberpesten, 2014). In januari 2017 heeft de 15-jarige Tharukshan Selyam uit Heerlen zelfmoord gepleegd nadat hij op social media werd gepest. Hij was doelwit van cyberpesten via nep-accounts en werd uitgescholden. Het is moeilijk om een nep-account te traceren, omdat het makkelijk is aan te maken door een ieder die van het internet gebruik maakt . Hoewel hij nagenoeg veel vrienden om zich heen had, wisten zij niks van de pesterijen. Volgens zijn zussen en ouders werd hij door zijn medescholieren gepest. Tharukshan Selyam had al eerder een zelfmoordpoging gedaan. Zijn zussen kwamen erachter dat hij op de social media gepest werd en hadden dat op school en bij de politie gemeld. Daarna had hij een gesprek op school en werd hem gevraagd of hij hulp nodig had. Hij sloeg de hulp toen af. Tharukshan heeft kort daarna zelfmoord gepleegd en liet een afscheidsbrief achter. Daarin stond dat mensen moeten ophouden met pesten (Hart van Nederland, 2017). ‘Ik ga doei. Sorry voor alles. Ik doe het internet uit dus je kan sturen wat je wil. Het heeft geen nut’. Dat waren de laatste woorden in een chat van de 14-jarige Onur uit Enschede aan zijn vriendin. Hij had een paar uur eerder ontdekt dat er naaktfoto’s van hem op instagram stonden. Uit de chat aan zijn vriendin bleek dat hij na het ontdekken van de foto’s wanhopig was. Kort daarna sprong hij van een flat. Een meisje zou voor het verspreiden van de foto’s verantwoordelijk zijn geweest. Volgens een schoolgenoot werden er van datzelfde meisje weken eerder ook naaktfoto’s op de social media verspreid. Het meisje dat de foto’s van Onur had verspreidt, had veel spijt daarvan en had ook aan zelfmoord gedacht (AD, 2017). De bovengenoemde voorbeelden zijn de gevolgen van online shaming. Online shaming is een vorm van cyberpesten en heeft negatieve gevolgen voor zowel de cyberpester als het slachtoffer.

(9)

3.2 Beschrijving van het jongerencentrum Dynamo Het jongerenwerk is een laagdrempelige voorziening voor alle jongeren, die diverse verschijningsvormen kent. Jongerenwerkers begeleiden meisjes en jongens in de leeftijd van 12 tot 23 jaar in hun vrije tijd in aansluiting op de leefwereld en sociale omgeving van de jongeren. De voornaamste doelgroep bestaat uit kanszoekende jongeren met een laag sociaaleconomische status en een laag opleidingsniveau. Het jongerenwerk richt zich op het bevorderen van persoonlijke ontwikkeling, het stimuleren van maatschappelijke participatie, het beïnvloeden van het gedrag en het leren aangaan van sociale bindingen met anderen. Het jongerenwerk biedt jongeren kansen om hun talenten te ontwikkelen en ondersteunt ze bij het realiseren daarvan. Het betekent ook dat jongeren met hun grenzen geconfronteerd worden en daarmee leren om te gaan. Het jongerenwerk wordt ingezet als middel voor preventie in buurten, steden, dorpen en wijken en is midden in de buurt te vinden. Jongerenwerkers maken gebruik van hun vertrouwensrelatie met jongeren om hen tot nieuw gedrag te motiveren, waarbij eerlijk spel en respect centrale waarden zijn. Er worden activiteiten georganiseerd door de jongeren zelf en de jongerenwerkers. Bevorderen van jeugdparticipatie, vorming en opvoeding, educatie en voorlichting, versterken van sociale bindingen in de buurt en ontmoeting en recreatie zijn de verschillende doelen die het jongerenwerk heeft. Jongeren die in omstandigheden met veel risicofactoren opgroeien, hebben een grotere kans op problemen: conflicten thuis, op school, met de politie, in de vrije tijd, sociale uitsluiting, uitval op school, antisociaal gedrag en het plegen van delicten. Meisjes uit deze groep hebben een verhoogde kans op psychosomatische problemen, maatschappelijk isolement of om een herrieschopper op straat en op school te worden. Het doel van de jongerenwerk is om erger te voorkomen en de schade voor de jongeren en hun omgeving zo klein mogelijk te houden (Movisie, 2008).

(10)

3.3 Beschrijving van het signaal Als je om je heen kijkt merk je dat bijna elke jongeren in bezit is van een smartphone. Smartphones brengen veel voordelen met zich mee. Je kan er makkelijk mee communiceren en informatie op zoeken. Het is in deze tijd simpelweg niet weg te denken. Ik was heel benieuwd naar de effecten die smartphone op het leven van een jongere in de leeftijd twaalf tot zestien jaar hebben. Ik ben toen naar het jongerencentrum Dynamo geweest om dit te onderzoeken. Het viel me al gauw op dat alle jongeren bezig waren op social media. Alleen was het moeilijk te zien waarmee ze precies bezig waren. Na een aantal gesprekken met de jongerenwerkers heb ik een oriënterend interview ingepland. Uit de gesprekken kwam naar voren dat de jongeren niet altijd heilig zijn en weleens verdacht op het internet bezig zijn. Als de jongerenwerker dan langsloopt, halen ze het schermpje snel weg. In het interview werd ook genoemd dat het tegenwoordig lastig is voor jongeren om te onderscheiden of iemand je nou plaagt of pest via het internet. Ruzies binnen het jongerencentrum kunnen soms ook te lang doorgaan dat je zelf twee groepen tegen elkaar hebt. Er is een voorlichting geweest van Qpido voor de jongerenwerkers, maar het jongerencentrum behandelt verder situaties zoals cyberpesten, sexting of ruzies incidenteel. Ik wilde achterhalen hoe de virtuele wereld van de jongeren eruitzien. Hebben jongeren die te maken hebben met cyberpesten behoefte aan ondersteuning ? Maken ze dit überhaupt makkelijk bespreekbaar? Het onderzoek was een uitdaging, maar het betekende veel voor mij. Het ligt heel dichtbij, omdat ik vroeger zelf gepest werd. Dat waren anderen tijden. Tegenwoordig wordt alles blootgelegd op het internet en kijken er talloze mensen mee. Hoe gaan jongeren van Dynamo die al een kwetsbare doelgroep vormen om met het fenomeen? Het belang van dit vraagstuk is om ouders, professionals en jongeren voortelichten, zodat ze zich van de consequenties van cyberpesten bewust worden. Dit onderzoek wordt dus een informatief onderzoek, waarbij zo veel mogelijk aspecten van cyberpesten worden beschreven. Aan de hand van de uitkomst van het onderzoek hoop ik tot een aanbeveling met betrekking tot het omgaan met cyberpesten te komen. 3.4 Betrokkenheid sociaal domein De jongeren van het jongerencentrum Dynamo vallen onder het prestatieveld ‘’jeugd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Het gaat om jongeren die een verhoogd risico lopen als het gaat om onder andere criminaliteit of schooluitval. De gemeenten zijn nu verantwoordelijk voor een preventief jeugdbeleid, waaronder het jongerenwerk ook valt (MOVISIE, 2008). Cyberpesten is een vrij nieuw fenomeen waar weinig onderzoek naar is gedaan. Het is van belang dat professionals, ouders en de maatschappij meer aandacht aan dit probleem besteden. Cyberpesten is een actueel probleem, omdat het pesten nu via internet gebeurd en professionals en ouders geen zicht hebben op de virtuele wereld van de jongeren. Dit maakt het extreem lastig om op tijd hulp te bieden aan jongeren die betroffen zijn van het

(11)

3.5 Maatschappelijke relevantie ‘’De maatschappelijk werker signaleert en ondersteunt maatschappelijke activiteiten die de emancipatie van mensen met een geestelijke, lichamelijke en/of maatschappelijke beperking of achterstand bevorderen (NVMW, 2010).’’ Pesten is in alle culturen en landen een bekend fenomeen. Jongeren die gepest worden krijgen, zoals al beschreven, later vaak te maken met depressies, laag zelfvertrouwen en hebben moeite om relaties te onderhouden. Jongeren die andere pesten komen vaker in aanraking met criminaliteit en verslavingen. Al deze factoren kunnen leiden dat iemand op het moment van het pesten of later in zijn leven meer gebruik maakt van de gezondheidszorg (Kolstein, 2006). Dit onderzoek is voor professionals, ouders en voor de samenleving van belang. De resultaten van het onderzoek leiden tot een beter begrip van de belevingswereld van jongeren die betroffen zijn van cyberpesten. Daardoor kan de methodiek die momenteel bij het jongerencentrum voor het oplossen van het probleem cyberpesten wordt toegepast, worden bijgeschaafd. Het onderzoek kan een positieve bijdrage leveren voor mogelijke oplossingen of verbeteringen voor het vrij nieuwe probleem cyberpesten. Ik hoop hiermee te bereiken dat professionals, ouders en de samenleving zich meer gaan verdiepen in het thema cyberpesten.

(12)

4.0 Probleemverkenning

In dit hoofdstuk beschrijf ik cyberpesten op macro, meso en microniveau. Dit is één van de belangrijkste hoofdstukken van het onderzoek. Een goede probleemanalyse leidt tot een goed afgebakende probleem en doelstelling die mij op weg helpen om de juiste onderzoeksvragen te stellen. 4.1 Macro De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) werd op 1 januari 2015 ingevoerd. Het doel van deze wet is om ervoor te zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. De gemeenten is hiervoor verantwoordelijk. Ze biedt ondersteuning aan mensen die niet zelfredzaam zijn en op eigen kracht binnen kunnen functioneren. (Rijksoverheid, z.d.). De gemeenten zijn vanuit de jeugdwet verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Zij moeten de kosten betalen van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringsmaatregelen. Het transformatiedoel is : meer preventie, meer eigen verantwoordelijkheid van de burgers en het benutten van eigen kracht en van het sociale netwerk van gezinnen. De jeugdwet zet vroegtijdig hulp en zorg in om vroegtijdige problemen en of gespecialiseerde vormen van jeugdhulp te voorkomen. Het jongerenwerk valt ook onder deze wet, zij organiseren preventieve activiteiten voor jongeren (Nederlands Jeugdinstituut, 2018). Pestgedrag zorgt voor een aantal problemen in de maatschappij. Het heeft zijn uitwerkingen op menselijk, financieel en sociaal vlak. Door pestgedrag ontstaan er bij slachtoffers vaak psychische en fysieke problemen, die soms zo ernstig zijn, dat ze tot schooluitval, therapeutische behandeling of zelfs een uitkeringssituatie leiden. Afgezien dat het slachtoffer zelf met heel veel verdriet en frustratie te kampen heeft, ontstaan de maatschappij dus direct kosten als gevolg van pestgedrag. Het is dus van cruciaal belang voor de maatschappij en de slachtoffers dat er meer onderzoek naar dit probleem wordt gedaan (Van Gampelaere, 2012, pp. 3). Cyberpesten is het product van jongeren met onderdrukt agressief gedrag met behulp van elektronische middelen. Zij plaatsen gênante berichten over anderen op het internet. Het fenomeen blijft groeien en het baart zorgen (Hinduja & Patchin, 2008, pp. 131). ‘Safer Internet Programms’ en internationale beleidsprogramma’s zijn bedoeld om veilig internetgebruik met name voor jongeren te bevorderen en om illegale en schadelijke informatie op het internet, bijvoorbeeld grooming en cyberpesten tegen te gaan. Er worden projecten gefinancierd uit deze programma’s voor ouders, jongeren en vooral voor het onderwijs. Het doel van Safer Internet Programmes is het vergroten van kennis over het gebruik van online technologieën en de risico’s die eraan zijn verbonden (Kerstens & Stol, 2012, pp. 25-26). Er zijn geen wetsartikelen waarin cyberpesten expliciet strafbaar wordt gesteld. Er kan wel een beroep worden gedaan op bestaande jurisprudentie met betrekking tot belediging (art. 266 Sr), bedreiging (art. 285 Sr), stalking (art. 285bSr) en laster (art. 262 Sr). Het Verdrag van Lanzarote kwam in 2007 tot stand. Het verdrag verplicht landen tot bestraffing van het online benaderen van

(13)

kinderen voor seksuele doeleinden ook wel grooming genoemd. In navolging van het verdrag is grooming sinds 1 januari 2010 in Nederland strafbaar (artikel 248e Sr). Een tweede navolging van het Verdrag van Lanzarote is de aanpassing van de bestraffing van kinderpornografie in artikel 240b Sr waaronder valt: het bekijken van seksuele verrichtingen van een minderjarige voor de webcam, het doorsturen van filmpjes van minderjarige met seksuele inhoud naar anderen, zowel kijker als ontvanger zijn dan strafbaar voor het in bezit hebben van kinderpornografie en het verspreiden daarvan. Het doel van het verdrag is de bescherming van kinderen. Conform de Nederlandse wet kan iedereen boven de twaalf jaar strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld (artikel 77a Sr). Dat betekent dat iedereen boven de twaalf jaar vervolgd kan worden voor grooming, het in bezit hebben van kinderpornografie en het verspreiden daarvan. (Kerstens & Stol, 2012, pp. 27-28). Op 4 juni 2015 heeft de Nederlandse overheid de wet ‘Veiligheid op School’ bedacht. Sindsdien is iedere school verplicht een pestprotocol op te stellen, waarin ook cyberpesten is opgenomen (Zorg & Onderwijs Advies, z.d.). Scholen hebben weliswaar protocollen over cyberpesten, maar voor het jongerenwerk bestaat er nog helemaal niets.

(14)

4.2 Meso Het jongerenwerk is een preventieve voorziening voor jongeren. Jongerenwerkers helpen jongeren in kwetsbare posities om veilig en gezond op te groeien. Jongerenwerkers leven in de leefwereld van jongeren en zijn te vinden op straat, op school, sociale media en zelfs in het park. Zij zijn in staat kwetsbare jongeren te bereiken en een vertrouwensrelatie op te bouwen. Jongerenwerkers begeleiden jongeren bij hun persoonlijke en sociale ontwikkeling. Hiermee leveren zij een bijdrage aan overlastbestrijding en preventie. Het jongerenwerk heeft een duidelijke positie in het jeugd en sociale stelsel (Sociaal Werk Nederland, 2015). Dynamo Jeugd en Jongerenwerk maakt deel uit van Dynamo, een brede Welzijnsorganisatie in Amsterdam. Het uitgangspunt van Dynamo is dat alle bewoners kunnen meedoen in hun buurt en omgeving, op eigen kracht. Dynamo stimuleert en ondersteunt bewoners om actief deel te nemen aan de samenleving. De opdracht van Dynamo jeugd- en jongerenwerk, als partner van de jeugd, is het ondersteunen en stimuleren van jongeren zodat zij zich goed en in een veilige omgeving kunnen ontwikkelen. De organisatie ondersteunt jongeren die extra steun nodig hebben bij het volwassen worden. Daarbij maakt het jongerenwerk gebruik van verschillende methodieken: groepswerk, individuele begeleiding, ambulant werk en informatie en advies. Jongerenwerkers zetten zich hiervoor dagelijks in met een breed netwerk aan partners bijvoorbeeld jeugd- en gezinzorg, scholen, buurthuizen en politie. De taken van de jongerenwerkers zijn onder andere binding aan de samenleving, participatie, (talent)ontwikkeling, vorming, educatie, gedragsbeïnvloeding, identiteitsvorming, weerbaarheid, sociale contacten, zinvolle en motiverende vrije tijdsbesteding, overlastbestrijding, tegengaan van poralisatie en uitsluiting, Deze aandachtsgebieden worden gerealiseerd door middel van diverse programma’s. Om deze programma’s goed uit voeren te kunnen is Dynamo Jeugd- en Jongerenwerk is aangesloten bij het HVA lectoraat Youthspot, die een bijdrage levert aan de professionalisering van het grootstedelijke jongerenwerk. De vaste medewerkers van Dynamo jeugd- en jongerenwerk zijn gediplomeerde en gekwalificeerde professionals met regelmatig bijscholingen en trainingen (Dynamo, z.d.). Dynamo geeft informatie en advies over het thema cyberpesten. Jongeren kunnen bij de jongerenwerker terecht als ze met iets zitten. Ook geven ze advies dat je terecht kan op school bij je docent of vertrouwenspersoon. Je kan ook gebruik maken van de kindertelefoon om raad te vragen (Dynamo, z.d.). De jongerenwerkers van Dynamo hebben weleens een workshop gehad van qpido. De voorlichtingsles leert ouders, professionals over het plezier en de risico’s van social media. Internet en social media is niet weg te denken uit deze tijd. Het is leuk en handig, maar brengt ook nieuwe risico’s met zich mee, die invloed hebben op het opgroeien en opvoeden van jongeren. Het vergroten van weerbaarheid bij de jongeren is van groot belang. Het signaleren van het probleem en de ondersteuning door opvoeders ook. Sexting is het verspreiden of delen van seksuele getinte foto’s, video’s of berichten via een smartphone of een ander elektronische middel.

(15)

Als deze worden doorgestuurd, is de controle over de foto’s of video’s volledig weg. Als deze eenmaal op internet zijn beland, is het heel moeilijk om ze ervan af te krijgen. Soms leidt dit zelfs tot zelfdoding, omdat jongeren geen uitweg meer zien. De voorlichting van Qpido duurt anderhalf uur. Aan de hand van een film, worden deze onderwerpen bespreekbaar gemaakt. Op deze manier wordt kennis bij de jongeren en professionals vergroot. Het lespakket wordt gesubsidieerd door de Gemeente Amsterdam en kan kosteloos worden gegeven op scholen. Jongerenwerkers kunnen een voorlichting aanvragen bij Qpido, ze komen dan langs om deze aan te bieden (Qpido, 2018).

(16)

4.3 Micro Jongerenwerkers hebben naast het gezin en school een belangrijke pedagogische rol in het leven van jongeren. Zij dragen bij aan de individuele ontwikkeling van jongeren. De nabijheid van jongerenwerkers zorgt ervoor dat beginnende problemen worden herkend, en indien mogelijk direct opgelost worden. Ze werken laagdrempelig en hebben aandacht voor de leefwereld en behoeften van jongeren (Pels & de Gruijter, 2014, pp. 4). De verantwoordelijkheid voor het leren over digitaal burgerschap ligt bij diverse partijen in de schoolomgeving, waaronder docenten en jongerenwerkers (Lut, 2017, pp. 6) In Sociale Vraagstukken (2013) wordt geconcludeerd dat de schuld van het pesten vaak wordt neergelegd bij het slachtoffer. Het slachtoffer is meestal een outsider, die niet bij de groep hoort. Volgens de pestkop gedraagt hij/zij zich vreemd. Het ‘’vreemde’’ gedrag kan zowel oorzaak als gevolg van het pesten zijn. Pesten wordt door de mens als stress en als fysieke pijn ervaren. Schelden doet pijn en heeft niet alleen consequenties op het moment zelf. Pesten heeft grote gevolgen voor de toekomst, die voor het slachtoffer na jaren nog voelbaar kunnen zijn. Het zelfvertrouwen van de slachtoffers wordt langdurig beschadigd. (Sociale vraagstukken, 2013). Het pestgedrag bevindt zich binnen een sociale groepscontext. In onderzoek naar pestgedrag wordt er niet alleen gekeken naar de cyberpesters en slachtoffers, maar ook naar de omstanders. Omstanders hebben een belangrijke rol bij pestincidenten. Zij vormen het publiek voor de pestkoppen (Kerstens & Stol, 2012, pp. 73). Omstanders kunnen er met hun reacties namelijk voor zorgen dat pestgedrag in stand wordt gehouden of juist afneemt (Sociale Vraagstukken, 2018). In het artikel van Beau Oldenburg ‘’Die vervelende foto is nog lang terug te vinden’’ (Sociale Vraagstukken 2013) komt naar voren dat cyberpesten, net als offline pesten, negatieve gevolgen voor de slachtoffers heeft. Zoals al beschreven hebben ze vaker last van depressies, psychosomatische stoornissen en hebben een lager zelfbeeld. Bovendien blijft bij cyberpesten de dader meestal anoniem, waardoor het moeilijk is om de dader te ontmaskeren. Jongeren krijgen het idee dat hun hele omgeving van een bepaald negatief bericht of foto af weet, hoewel het niet altijd zo hoeft te zijn. De dader die het slachtoffer niet ziet en dus niet weet wat het effect van zijn bericht op het slachtoffer is, krijgt waardering in de vorm van likes, reacties en shares bevestigd. Door deze waardering kan de pestkop zich juist aangemoedigd en gesterkt voelen en gaat hij gewoon door met het pesten. Verder komt uit het artikel naar voren dat het belangrijk is dat ouders met scholen gaan samenwerken om cyberpesten tegen te gaan. Het is belangrijk dat ouders op een niet-veroordelende manier met hun kinderen over het gebruik van internet praten (Oldenburg, 2017).

(17)

5.0 Theoretische verdieping

In dit hoofdstuk worden zo veel mogelijk aspecten omtrent cyberpesten uiteengezet. Ik richt mij alleen op cyberpesten en shaming dat daar dus ook onder valt. Ik belicht vanuit de theorie de geschiedenis, betekenis en nadelen van het probleem Cyberpesten. 5.1 Wat wordt verstaan onder cyberpesten? De Noorse psycholoog Olweus (1993a, 1999) definieert pesten met drie criteria: Het intentiecriterium:De dader heeft de intentie om schade toe te brengen met het pesten Het frequentiecriterium: Het gedrag komt vaker voor Het machtscriterium: Er is een duidelijk verschil in machtsverhouding tussen dader en slachtoffer (Kerstens & Stol, 2012, pp. 73). Pesten is een uitdrukking van agressie onder jongeren. Het gedrag vindt meestal plaats op het schoolplein, de speelplaats of andere plekken waar jongeren bij elkaar komen. Pesten gebeurt met de intentie van het toebrengen van psychische, fysieke of reputatieschade aan anderen (Kerstens & Stol, 2012, pp. 23). Steeds meer jongeren maken gebruik van mobiele telefoons of computers. De onderwerpen van pesten zijn dezelfde gebleven. Het traditionele pesten bevindt zich nu dus op het internet en wordt ook cyberbullying genoemd. De daders vallen hun slachtoffer lastig om hun uiterlijk, armoede, cijfers, seksuele geaardheid, afkomst, etniciteit en ziekten (Anderson & Sturm, 2007). Cyberpesten is een vorm waarbij pestkoppen gebruik maken van elektronische media zoals internet of smartphone om herhaaldelijk iemand kwetsend materiaal toe te zenden of door kwetsende dingen over iemand te verspreiden. Cyberpesten vindt plaats wanneer een jongere een ander jongere kwelt, bedreigt, lastig valt, vernedert of in verlegenheid brengt. Men spreekt van cyberpesten wanneer aan beide kanten sprake is van jongeren. Als een volwassenen een jongere pest op het internet spreken we eerder over stalken of lastig vallen (Cyberpesten, z.d.). Daders van cyberpesten maken bewust gebruik van digitale media om valse of beschamende informatie over hun vijand naar buiten te brengen (O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011). Het pesten kan op verschillende manieren gebeuren. Het gebeurt meestal door gemene sms’jes, emailberichten of bijvoorbeeld door berichten op facebook te plaatsen om iemand te pesten. De persoon kan ook gênante foto’s en video’s van de ander op het internet plaatsen. De afzender is meestal anoniem en gebruikt valse namen en emailadressen. Iedereen kan de negatieve boodschappen zien omdat, ze op het internet staan, daardoor komt de klap voor het slachtoffer extra hard aan, omdat iedereen de boodschappen kan zien. De cyberpester kan het pesten altijd laten doorgaan, zonder een directe tegenreactie van het slachtoffer te krijgen. Dit is anders dan bij de traditionele vormen van pesten, waarbij het pesten bijvoorbeeld op het schoolplein bleef (Van der ploeg, 2014, pp. 156). ‘’Internet is niet alleen een nieuw medium, maar biedt ook een nieuwe leefwereld die volledig integreert met de offline wereld’’ (Kerstens & Stol, 2012, pp. 12).

(18)

5.2 Vormen van cyberpesten 5.2.1 Direct cyberpesten Onder direct cyberpesten valt bijvoorbeeld het versturen van grote bestanden en computervirussen naar het slachtoffer, zodat zijn computer vastloopt, het hacken van zijn e-mailadres en wachtwoord en het stelen van belangrijke privacy- informatie door het hacken van een elektronische middel van het slachtoffer. Een ander vorm van direct cyberpesten wordt genoemd ‘flaming’. Flaming betekent dat de cyberpester beledigende, agressieve, bedreigende of vernederende berichten via een elektronische middel verstuurt. Het sturen van seksueel suggestieve boodschappen valt ook onder direct cyberpesten. Cyberpesten door middel van beeldmateriaal bevat meestal foto’s, afbeeldingen of videoclips, waarop het slachtoffer soms is afgebeeld. Het slachtoffer kan ook de ontvanger zijn van het beeldmateriaal. De cyberpester verspreidt de beelden door ze te sturen naar anderen. Sociaal online pesten valt ook onder direct cyberpesten waarbij het slachtoffer opzettelijk wordt buiten gesloten uit een online groep (Van Gampelaere, 2012, pp. 29). 5.2.2 Indirect cyberpesten Een eerste vorm van indirect pesten is het trickery and outing. Trickery betekent dat de pestkop het slachtoffer erin luist, zodat het slachtoffer gevoelige informatie deelt met de pestkop over zichzelf. Vervolgens deelt de pestkop deze privé informatie met derden. Outing betekent het delen van privacy informatie van het slachtoffer met anderen via bijvoorbeeld whatsapp gesprekken, sms en email. Een al dan niet bewerkte pornografische foto’s van het slachtoffer plaatsen op de social media valt hier ook onder. Een tweede vorm van indirect pesten is impersonation, dit houdt in dat de pestkop de identiteit overneemt van het slachtoffer om via de account van het slachtoffer beledigende of agressieve berichten te verzenden. Op deze manier lijkt het of het slachtoffer deze zelf heeft verstuurd. Een derde vorm van indirect pesten is denigration ook wel kwaadsprekerij genoemd, waarbij de pestkop kleinerende informatie en roddels van het slachtoffer verspreidt om zijn reputatie of relaties te verpesten. De laatste variant van indirect pesten zijn haatwebsites. Op deze websites worden naaktfoto’s en filmpjes van één of meerdere slachtoffers gezet (Van Gampelaere, 2012, pp. 30). Wantenaar (2006) beschrijf in haar onderzoek een aantal verschillende vormen van pesten, waarvan alle 5 punten ook op het cyberpesten van toepassing zijn • Fysiek pesten: schoppen, slaan, wapengebruik of achtervolgen • Psychologisch pesten: dwang en uitsluiting • Verbaal pesten: schelden, belachelijk maken, uitgelachen worden en vernedering. • Materieel pesten: vernielen of stelen van andermans bezittingen. • Seksueel pesten: gedwongen worden door de pestkop om een seksuele handeling te verrichten of te ondergaan.

(19)

Fysiek pesten komt in de vorm van stalking op het internet voor, weliswaar is er geen lichamelijk contact, maar het slachtoffer kan wel op internet ‘achtervolgd’ worden. Uitsluiting kan betekenen, dat het slachtoffer van bepaalde sociale groepen uitgesloten wordt. Verbaal pesten komt heel vaak voor bij cyberpesten en ook het stelen van iemands identiteit kan als methode om te pesten worden gebruikt. Het seksueel pesten komt als sexting en shaming op het internet eveneens vaak voor. 5.3 De gevolgen van cyberpesten Alle vormen van pesten hebben op zowel korte als op lange termijn negatieve gevolgen voor het leerproces en de psycho-emotionele ontwikkeling van jongeren (European schoolnet, 2015, pp. 9). Jongeren die slachtoffers zijn van traditioneel pesten, zijn vaak de pestkoppen die anderen lastigvallen op het internet (Ybarra & Mitchell, 2004, pp. 322). Pestkoppen kampen meestal met negatieve psychosociale gevolgen. Niet alleen hebben pestkoppen vaker problemen met alcoholgebruik, zijn eerder verslaafd aan roken, zijn vaker betrokken bij gevechten en verlaten vaker vroegtijdig school, ook de slachtoffers die later zelf ook anderen pesten hebben een grotere kans op alcohol en drugsproblemen, eenzaamheid, depressie symptomen en slechte relaties met leeftijdsgenoten (Ybarra & Mitchell, 2004, pp. 321). O’keeffe & Clarke-Pearson(2011) concludeerden dat cyberpesten het meest voorkomende risico onder jongeren is die van het internet gebruik maken. Het cyberpesten kan bij elke jongere voorkomen en de gevolgen zijn meestal diepgaande psychosociale problemen zoals al eerder genoemd angst, depressie, isolatie en zelfs zelfmoord (O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011). Het onderzoek van O’Keeffe & Clarke-Pearson(2011) heeft raakvlakken met dat van Ybarra & Mitchell (2004) uit beide onderzoeken komt naar voren dat cyberpesten tot depressie en eenzaamheid kan leiden. Hinduja & Patchin (2008) stelden ook vast dat pesten een negatief effect kan hebben op het cognitieve functioneren van jongeren. Eveneens kan het een negatief effect hebben op hun sociale, fysieke en emotionele ontwikkeling en hun welzijn (Hinduja & Patchin, 2008, pp.136). In een empirische onderzoek uit 2007 van Hinduja & Patchin werd er een verband gelegd tussen traditioneel pesten, cyberpesten en suïcidale gedachten. Dit onderzoek is gehouden in een van de grootste schooldistricten in de Verenigde Staten onder 1963 scholieren van de middelbare school. Deze scholieren werden tijdens dit onderzoek gevraagd naar hun gebruik van internet en hun ervaringen op het internet. Als uitkomst kwam naar voren dat scholieren die slachtoffer waren van cyberpesten of traditioneel pesten en de daders meer suïcidale gedachten en neigingen hadden dan scholieren die geen enkele vorm van cyberbesten hadden ervaren (Hinduja & Patchin, 2010). 5.4 Cyberpesten vs. traditioneel pesten Cyberpesten is anders dan traditioneel pesten, omdat het anoniem is en snel effect kan hebben omdat opmerkingen of het delen van foto’s en video’s binnen enkele minuten de wereld in worden verzonden en het overal en altijd kan voorkomen (Ozden & Icellioglu, 2014, pp. 4380). Volgens Van der ploeg (2014) is het niet zo dat met cyberpesten ineens nieuwe pestkoppen en slachtoffers tevoorschijn komen. Van der ploeg (2014) concludeert dat cyberpesters meestal dezelfde jongeren zijn die hun klasgenoten pesten.

(20)

Slachtoffers van cyberpesten zijn meestal ook slachtoffers van traditioneel pesten (Van der ploeg, 2014, pp. 159). Echter bewijst de cross-sectionele en studie van Den Hamer (2017) het tegendeel. Zijn studies vonden bewijs voor het Cyclic Process Model. De resultaten in beide studies laten zien dat slachtoffers van traditioneel pesten, meestal de daders zijn van cyberpesten. Dat zou mogelijk liggen aan het feit, dat zij boos zijn op de daders. Cyberpesters worden vaak zelf ook gepest, waardoor de processen steeds opnieuw beginnen. Dit komt vooral tevoorschijn bij jongeren die niet weten hoe ze met hun woede moeten omgaan en de schuld buitenaf leggen (den Hamer, 2017). Bij traditioneel pesten heeft de dader als doel het slachtoffer te domineren, om zijn eigen status te verhogen. Hij doet dit door angst te zaaien bij het slachtoffer. De daders van cyberpesten durven meestal niet offline te pesten. Ze pesten online, omdat ze er makkelijk mee wegkomen. Zoals de eerder genoemde hypothese van den Hamer komt het voor dat slachtoffers van traditioneel pesten online wraak nemen en de daders terugpesten (Englander & Muldowney, 2007). 5.5 Pesten, puberteit, ontwikkeling en op zoek naar identiteit De filosoof John Locke veronderstelde dat de ontwikkeling van kinderen door de opvoeding en alle kennis die voortkomt uit ervaringen wordt bepaald (empirische kennis). Volgens Locke is een kind een onbeschreven blad (tabula rasa) dat van nature niet goed maar ook niet slecht is. Volgens zijn theorie worden kinderen gevormd door ervaringen van beloning en straf en is het de taak van de ouders om het kind onder controle te houden. Het uiteindelijke doel is om van kinderen zelfstandige volwassen te maken die zich verantwoordelijk gedragen (C Verhulst, 2017). De filosoof Jean-Jacques Rousseau veronderstelde dat de mens twee keer wordt geboren: eerste keer uit de moeder en de tweede keer tijdens de overgang van adolescentie naar volwassenheid. Rond de overgang zijn jongeren bezig met het verkennen van eigen grenzen en die van de omgeving. Jongeren zijn bezig met experimenteren op allerlei gebieden zoals de seksualiteit en het vormen van de eigen identiteit (Kerstens & Stol, 2012, pp. 18). De hypothese van Rousseau heeft raakvlakken met de theorie van Erikson (1995). Volgens Erikson (1995) vormt exploratie de kern van de adolescentie transitie. In zijn woorden is exploratie de identiteitscrisis, die niet noodzakelijk ernstig hoeft te zijn. Exploratie is nodig om een eigen identiteit te vormen, om zo de overgang van adolescentie naar volwassenheid te voltooien (Kidwell, Dunham, Bacho, Pastorino & Portes, 1995). De bovengenoemde veronderstellingen van de filosofen, dat de identiteitsontwikkeling plaats vindt tijdens de puberteit, beaamt Wantenaar (2006). De veranderingen die jongeren ondervinden zijn lichamelijk, cognitief, sociaal en op psychisch gebied. De gevolgen van deze veranderingen zijn afhankelijk van omgevings- en persoonsgebonden factoren. Elke jongere ervaart het pesten anders. De gevolgen hiervan op de identiteitsontwikkeling verschilt per jongere. Dat heeft te maken met een aantal factoren. Het kan bijvoorbeeld liggen aan het al ontwikkelde karakter van het slachtoffer, de mate, de ernst, de vorm van pesten en reacties van omstanders (Wantenaar, 2006).

(21)

Slachtoffers die gepest worden hebben meestal een slechte relaties met hun leeftijdsgenoten en ouders. Ze worden meestal op meerdere gebieden afgewezen, waardoor ze steeds kwetsbaarder worden. Ze missen vaak een leeftijdsgenoot die voor ze opkomen en waardering van anderen. Ze zijn vaak een makkelijk doelwit voor de daders. Jongeren met een ander etniciteit worden ook gepest, omdat zij de enige in de klas zijn en afwijken van anderen (Van der ploeg, 2014). Omstanders die toekijken en niet optreden, vergroten de kans dat het pesten gewoon blijft doorgaan (Nederlands Jeugdinstituut, 2018). Volgens Nelis & Van Sark (2012) lopen de fysieke en de sociaal-emotionele ontwikkeling niet gelijktijdig af. Alhoewel de geslachtsrijping al voltooid is, zijn de sociaal-emotionele en fysieke ontwikkeling bij jongeren nog niet voltooid. Deze ontwikkelingen lopen bij elke jongere anders. De ontwikkeling van een jongere die op al deze drie sporen ‘vroeg bij is’ verloopt anders dan van de een die op deze drie sporen ‘laat is’ en die verschilt ook weer met degene die vroeg de puberteit is ingegaan, maar op cognitief niveau een laatbloeier is. De discrepantie in de ontwikkeling van deze drie sporen verklaren het typische risicogedrag die jongeren vertonen rond de puberteit. Jongeren tussen de tien en veertien jaar nemen steeds meer afstand van hun ouders tijdens de sociaal-emotionele ontwikkeling. Leeftijdsgenoten met wie zij emotionele bindingen aangaan, komen steeds meer op de voorgrond. Deze jongeren willen niet opvallen, omdat zij niet geoordeeld willen worden en handelen impulsief. Ze zijn emotioneel gevoelig en zijn het meest gevoelig voor groepsdruk. Ze willen graag bij een groep horen en niet afwijken. Net als bij dieren die soortgenoten herkennen is dat ook zo bij mensen. Als je hiervan afwijkt heb je een grote kans dat je wordt buitengesloten of niet in de groep past. Ze willen rond deze periode zelf bepalen wat zij doen, alleen zijn deze keuzes meestal niet doordacht. Het hier en nu is van belang. De jongeren tussen de veertien en zestien jaar durven meer risico’s te nemen. Ze verleggen hun grenzen en gaan van alles proberen zoals drank, drugs, seks. Ze durven steeds meer af te wijken. Ze proberen nieuwe dingen uit met hun uiterlijk om op te vallen binnen de groep. In deze fase zijn ze druk bezig met het ontwikkelen van een eigen ik. Ze zijn steeds meer bewuster van hun keuzes, maar van rationeel denken is er nog geen sprake. Dat verklaart waarom jongeren in deze leeftijdsfase nog emotioneel heel kwetsbaar zijn (Nelis & Van Sark, 2012).

(22)

5.6 Hechtingrelatie tussen ouder en kind omtrent cyberpesten Uit het onderzoek van Van Rooij en Van den Eijnden (2007) zijn resultaten naar voren gekomen die gebaseerd zijn op 4061 jongeren in de leeftijd van twaalf tot en met zestien jaar. Deze jongeren zitten in de eerste, tweede en derde klas van het voorgezet onderwijs. De ouders van deze jongeren hebben ook deelgenomen aan het onderzoek. Het onderzoek is door middel van een vragenlijst uitgevoerd. Uit het onderzoek komt naar voren dat de hechtingsrelatie tussen ouder en kind een rol spelen bij cyberpesten. Jongeren die voldoende steun en liefde ontvangen van hun ouders, zullen minder snel anderen online pesten dan jongeren bij wie deze elementen ontbreken. De eerstgenoemde groep hebben meestal een hechte band met hun ouders en duidelijke afspraken over hun internetgebruik. Jongeren die strenge ouders hebben en de ouders psychologische controle op ze uitoefenen, zijn meer betrokken bij cyberpesten. Deze uitkomsten bewijzen dat ouders een mogelijke preventieve rol kunnen hebben met betrekking tot cyberpesten. Naast het stellen van regels, zouden ouders zich meer moeten gaan verdiepen in de virtuele wereld van hun kinderen. Op deze manier kunnen ouders op de hoogte zijn van de activiteiten die hun kinderen op het internet verrichten. Omdat kennis over de mogelijkheden van het internet bij de jongeren vaak groter is dan bij de ouders, is ondersteuning van buitenaf nodig (Van Rooij, Van den Eijnden, 2007). Het resultaat van het onderzoek Van Rooij en Van den Eijnden (2007) sluit aan bij het eerdergenoemde hypothese van filosoof John Locke, hij veronderstelde dat een kind wordt gevormd door ervaringen van beloningen en straffen. Volgens John Locke was het de taak van de moeder om het kind onder controle te houden. 5.7 Onderdeel van cyberpesten ‘shaming Eeuwen geleden schreven mensen elkaar nog liefdesbrieven. In het digitale moderne tijdperk doet men nu aan sexting. Dit woord is een samentrekking van sex en texting in één (Spitzer, 2016). Het versturen, ontvangen of het doorgeven van seksuele getinte berichten, foto’s, afbeeldingen via mobiele telefoon, computers of een ander digitale middelen, wordt gedefinieerd als Sexting. Dit verschijnsel komt vaak bij jongeren voor. De jongeren krijgen een afbeelding op hun telefoon en sturen het onderling door. Sommige jongeren die te maken hebben gehad met het versturen of het doorgeven van seksuele getinte afbeeldingen zijn beschuldigd van het bezit of de verspreiding van kinderpornografie. Vaak volgt er dan een schorsing vanuit school. Het strafbare feit is dan het verspreiden van kinderpornografie. Bovendien is het niet altijd duidelijk voor jonge mensen dat het verzenden van pornografische foto’s strafbaar kan zijn. Het verzenden van pornografische foto’s is strafbaar als het slachtoffer minderjarig is. De foto’s worden meestal tegen de wil van de persoon verspreid. Wie dit doet schendt bovendien het recht op privacy van de desbetreffende persoon. De foto’s of berichten die uiteindelijk online circuleren, zijn vrijwel onmogelijk te verwijderen. De privacy van de desbetreffende persoon blijft aangetast (Spitzer, 2016).

(23)

5.8 Internationaal en nationaal bevindingen over (cyber)pesten Pesten is nationaal en internationaal nog steeds een hardnekkig probleem (Van der Ploeg, 2014). Uit zowel internationaal als nationaal onderzoek blijkt dat jongens meer betrokken zijn bij het pesten dan meisjes. Ze worden niet alleen vaker gepest, maar ze pesten ook meer dan meisjes. Bij traditioneel pesten komt bij jongens fysieke agressie vaker voor dan bij meisjes. Er is sprake van fysieke agressie als de pestkop het slachtoffer te lijf aangaat zoals; duwen, schoppen, stompen en gebruik van een wapen. Bij meisjes is er meer sprake van roddelen en uitsluiten. Pesten komt vaak voor in de leeftijd tussen 11 en 15 jaar, in de periode van de overgang basisschool naar voorgezet onderwijs (Van der Ploeg, 2011). Uit het onderzoek van Ybarra and Mitchell (2004) komt naar voren dat zowel online als offline pesten in agressie is geworteld. Pesten wordt meestal omschreven dat de pestkop het slachtoffer zoekt. Toch kan het zo zijn dat de pestkop willekeurig iemand zoekt op het internet om te pesten. Ybarra and Mitchell (2004) stelden vast dat pesten vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes (Ybarra & Mitchell, 2004, pp. 321). Tsitsika et al. (2015) veronderstelde echter dat meisjes meer betrokken zijn bij cyberpesten dan jongens (European schoolnet, 2015, pp. 12). Kerstens & Stol (2012) beschrijven in hun studie dat het moeilijk is om op nationaal en internationaal niveau een eenduidig antwoord te krijgen voor de prevalentie van cyberpesten. Zij concluderen dat de onderzoeksresultaten van Slonje & Smith (2008) & Juvonen & Gross (2008) veel van elkaar verschillen. Dat zou hebben gelegen aan hoe cyberpesten wordt gedefinieerd en geoperationaliseerd. De percentages van de jongeren die slachtoffer zijn geweest van cyberpesten is uit het onderzoek van Slonje & Smith (2008) 5% is en van Juvonen & Gross (2008) 72% (Kerstens & Stol, 2012, pp. 75).

(24)

5.9 Het jongerenwerk Jongerenwerkers hebben te maken met een doelgroep die zicht bevindt in de overgang van puberteit naar adolescentie. Ze hebben naast leraren en ouders een pedagogische rol in het opvoeden van jongeren (Koops, Metz & Sonneveld, 2015, pp 11). Jongerenwerkers werken multi-methodisch. Het is afhankelijk van de behoefte van de jongeren en de situatie welke methodieken worden toegepast. De potentiële bijdrage van het jongerenwerk bestaat uit het versterken van de psychosociale ontwikkeling, ontwikkelen van een toekomstperspectief, maatschappelijke participatie, versterken van het sociale netwerk en helpen jongeren bij het eerder vinden van gepaste hulp (Metz, 2017). Informatie en advies is een methodische werkwijze van het jongerenwerk. Informatie en advies is meestal een individueel contact tussen de jongerenwerker en jongere. Het kan ook worden aangeboden door middel van themabijeenkomsten, websites met de relevante informatie en aanlooppunten waar jongeren terecht kunnen met hun vragen. De behoefte van de jongere bepaalt of het bij een eenmalig contact blijft of het structurele contacten worden. Het uitgangspunt is een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jongeren door de essentiële informatie te verstrekken. De thema’s die vaak voorkomen zijn school, werk, thuis, wonen, seksualiteit, religie, geld, relaties en toekomst (Manders & Metz, 2017, pp. 265). De individuele begeleiding wordt ingezet om jongere te ondersteunen bij hun persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden en het oplossen van eventuele problemen. Door individueel te werken komen de behoeften van specifieke situaties aan het licht. De jongerenwerkers kunnen via deze methodische manier beter aansluiten op de leefwereld van de jongeren (Koops, Metz & Sonneveld, 2015, pp 8). De jongerenwerkers bieden individueel aandacht bij deze methode. Ze bieden een luisterend oor en helpen jongeren bij het realiseren van hun doelen en persoonlijke ontwikkeling (Koops, Metz & Sonneveld, 2015, pp 6). De laatste methodiek van het jongerenwerk is het groepswerk. De kunst van het groepswerk is een omgeving bieden waarin jongeren andere leeftijdsgenoten ontmoeten, samenwerken, van elkaar leren, plezier maken, herkenning en erkenning vinden bij elkaar, zelfinzicht en tot nieuw gedrag komen. De jongerenwerkers proberen zo veel mogelijk de negatieve kanten van de groep zoals groepsdruk, machtsmisbruik en pesten tegen te gaan. Bij het groepswerk biedt het de jongeren de mogelijkheid om zichzelf te ontdekken en te kunnen uiten. De sociale interactie biedt de mogelijkheid om gedragingen en gevoelens te hervormen. Het uiteindelijke doel van het groepswerk is om een positieve bijdrage te leveren aan de persoonlijke en sociale ontwikkeling van de jongeren en de groep als geheel (Rumping, Metz, Nijland, Manders, Todorovic & Schaap, 2017, pp. 4).

(25)

5.9 Preventie- en interventie strategieën wat mogelijk zou kunnen helpen voor (cyber)pesten 5.9.1 Preventie strategieën KiVa is een school-breed programma dat effectief werkt voor het terugdringen van pesten. Het is een Fins programma dat is ontwikkeld aan de Universiteit van Turku. Het programma begon als wetenschappelijk experiment op 78 scholen en behaalde uitstekende resultaten in Finland. Pesten werd tegengegaan en de motivatie, schoolprestaties en welzijn van kinderen namen toe. KiVa is goedgekeurd door Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de wet sociale veiligheid op school. De uitgangspunten van KiVa is het versterken van de sociale veiligheid en een positieve groepsvorming. Dit programma is gericht op het stimuleren van de sociale vaardigheden en sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen. Het is het enige programma waarvan wetenschappelijk is bewezen dat het werkt. Door KiVa worden het school- en leerklimaat sterk verbeterd. Het welbevinden van de leerlingen wordt verhoogt en depressieve gevoelens bij leerlingen verminderd of voorkomen. De leerlingen presteren beter, waardoor de cijfers omhoog gaan. De leerkrachten leren vaardigheden om groepsproblemen aan te pakken. Het is bewezen dat dit programma pesten effectief tegengaat en het probleem pesten oplost (KiVa, 2014). 5.9.2 Interventie strategieën De ‘no-blame’ aanpak is ontwikkeld in het Verenigd Koninkrijk. Deze strategie creëert een steungroep voor het slachtoffer, dader en omstanders. De steungroep overlegt in de groep, toont medeleven en neemt verantwoordelijkheid voor het oplossen van het probleem. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het rapporteren van de voortgang. Wat vooral centraal staat is dat bij niemand de schuld wordt gelegd van het pesten (Smith, Ananiadou & Cowie, 2003, pp 592). De ‘shared-concern’ aanpak is ontwikkeld in Zweden en wordt overal in het land gebruikt. Er is weinig evaluatie over de aanpak, waardoor sommige het niet aanraden. De aanpak bestaat uit individuele gesprekken met het slachtoffer, de dader en omstanders. Aan de hand daarvan worden er kleine discussies onderling gevoerd. Deze aanpak moedigt de daders aan om het lijden van het slachtoffer te erkennen en mee te werken aan een eventuele oplossing (Smith, Ananiadou & Cowie, 2003, pp 592).

(26)

6.0 Probleemstelling

In dit hoofdstuk zal worden uiteengezet aan de hand van een korte beschrijving van het onderwerp, het probleem en de hoofd- en deelvragen en wordt onderbouwd door literatuuronderzoek. Jongeren in de puberteit zijn druk bezig met het vormen van hun identiteit. Ze vinden de mening van hun leeftijdsgenoten is heel erg belangrijk en ze willen graag bij een groep horen. De druk die door de groep uitgeoefend wordt is erg hoog. Niet alleen in de reële wereld wordt er druk uitgeoefend, maar ook in de virtuele wereld van het sociale media en het internet. De meeste jongeren zijn in het bezit van een smartphone en besteden een groot gedeelte van hun tijd op het internet. De smartphone bieden jongeren tal van mogelijkheden zoals snel opzoeken van informatie, downloaden van muziek, sociale contacten. Aan de smartphone zijn er een aantal negatieve consequenties verbonden. Een daarvan is cyberpesten. Onderzoek naar de effecten van cyberpesten staat nog in de kinderschoenen. Uit verschillend onderzoek komt naar voren dat cyberpesten onder jongeren een hardnekkig probleem is (O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011; Ybarra & Mitchell, 2004). Jongeren die gepest worden hebben vaker last van psychosociale problemen zoals depressie, angst, isolatie en suïcidale gedachten (O’Keeffe & Clarke-Pearson, 2011). De cyberpesters kampen vaak met vroegtijdig schooluitval, zijn eerder betrokken bij gevechten en hebben vaker een verslavingsproblematiek. Slachtoffers die vaak later ook gaan pesten, hebben eveneens grotere kans op eenzaamheid, slechte relatie met leeftijdsgenoten en alcohol en drugsproblemen (Ybarra & Mitchell, 2004, pp. 321). Jongeren weten vaak niet hoe ze met cyberpesten moeten omgaan. Vaak geven ze te laat aan dat ze op internet worden gepest. Jongerenwerkers die heel betrokken zijn bij de leefwereld van jongeren hebben daardoor ook met cyberpesten te maken. Graag wil ik onderzoeken hoe jongerenwerkers de jongeren bij het probleem cyberpesten het beste kunnen ondersteunen. Welke factoren spelen een rol bij cyberpesten? Hoe kunnen jongerenwerkers van Dynamo dit vroegtijdig signaleren, zodat zij de jongeren het beste kunnen ondersteunen?

(27)

6.1 Doelstelling

Het doel van dit onderzoek is te achterhalen wat jongerenwerkers van Dynamo Ijburg nodig hebben om bij de jongeren het bewustzijn voor de consequenties van cyberpesten te creëren. Om hieraan een bijdrage te leveren, wordt er onderzocht welke factoren meespelen bij het vroegtijdig signaleren van cyberpesten. Ik hoop, dat er hierdoor meer aandacht aan dit probleem wordt gegeven. Hopelijk durven jongeren van Dynamo in de toekomst eerder aan te geven dat ze op het internet worden gepest, zodat ze de juiste begeleiding en ondersteuning kunnen krijgen van de jongerenwerkers.

6.2 Vraagstelling

Hoofdvraag Hoe kunnen jongerenwerkers bij Dynamo Ijburg jongeren tussen de 12 en 16 jaar die met het probleem cyberpesten te maken hebben ondersteunen? Deelvragen 1. Hoe beleven jongeren tussen de twaalf en zestien jaar bij het jongerencentrum Dynamo cyberpesten? 2. Wat is de huidige werkwijze van Dynamo omtrent het onderwerp cyberpesten? 3. Wat zijn de behoeftes van de jongeren en jongerenwerkers bij Dynamo omtrent cyberpesten?

(28)

Deel II

7.0 Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het onderzoek is uitgevoerd. Het wordt duidelijk waarom er bepaalde keuzes zijn gemaakt om tot het resultaat te komen. 7.1 Onderzoeksmethode Er is gekozen om een kwalitatief onderzoek uit te voeren. De onderzoeksvraag is open, waardoor de respondenten mij op nieuwe ideeën en inzichten konden brengen (Baarda, 2014). Door middel van deze onderzoeksmethode was het mogelijk om van de respondenten meer informatie over hun belevingswereld te krijgen. Aan de hand van deze onderzoeksmethode wordt er een antwoord gegeven op de hoofd- en deelvragen. 7.1.2 Dataverzamelingsmethode In dit onderzoek werd er gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en interviews. Door middel van literatuuronderzoek werd het thema cyberpesten theoretisch onderzocht. Daarna werden semigestructureerde interviews met jongeren en jongerenwerkers over het thema cyberpesten afgenomen. Daarvoor werd een vragenlijst opgesteld om tijdens het interview een leidraad te hebben. Bij een kwalitatief onderzoek staan de belevingen, ervaringen en betekenisverleningen van respondenten centraal, er werd gedeeltelijk afgeweken van de vragenlijst om meer diepgaande informatie te vergaren (Baarda, 2014). De onderzoeksgroep bestond uit tien jongeren tussen de twaalf en zestien jaar en drie jongerenwerkers van het jongerencentrum Dynamo Ijburg. Voor beiden was er een aparte vragenlijst opgesteld met open vragen over het thema cyberpesten. Jongeren in deze leeftijdsfase zijn een moeilijke doelgroep en staan er niet op te wachten om mee te doen aan een interview van een uur. Om een kwalitatief goed resultaat te verkrijgen, ben ik een aantal keer bij het jongerencentrum geweest om contact te krijgen met de jongeren. De vragenlijst voor de jongeren was beknopt, er rekening mee houdend dat jongeren een korte aandachtspanne hebben. Hierdoor bedroeg de duur van de interviews tussen elf en tweeënveertig minuten. Door middel van participerende observatie werd er ingespeeld op de non verbale communicatie van de jongeren. De duur van het interview werd door de mededeelzaamheid van de jongeren bepaald. Door deze techniek kregen de gesprekken meer diepgang, dat kwam zeker ook door het feit dat ik geen vreemde meer voor ze was. Voor de jongerenwerkers begon de vragenlijst vrij algemeen. Bij vragen over de opleiding die zij hebben gevolgd en hun werkzaamheden. Daarna werden ze over het thema cyberpesten en hoe zij daarmee omgaan bevraagd. Op deze manier werd duidelijk hoe zij tegen het probleem cyberpesten aankeken en wat er binnen het jongerencentrum werd gedaan. Daardoor werd duidelijk hoe lastig het voor de jongerenwerkers van Dynamo is om cyberpesten vroegtijdig te signaleren en betrokkenen hulp aan te bieden. De interviews hebben een totale duur van zes uur. Er zijn in totaal dertien interviews

(29)

7.1.3 Data analyse De interviews zijn opgenomen met een Iphone. Elk interview is verbatim uitgewerkt. De belangrijkste fragmenten zijn geanalyseerd door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse. In de tabel staan mijn interpretaties, de thema’s en codes. Tekstfragmenten van respondenten die bij elkaar horen, vallen onder hetzelfde thema. Elk thema heeft een unieke kleurtje, zodat het interview overzichtelijk wordt. Uitspraken van de respondenten uit de tekstfragmenten worden gecodeerd om het nog specifieker te labelen. Daardoor was het eenvoudig om de resultaten uit de interviews op te zoeken. Hieronder is een voorbeeld van de analyse tabel die werd gebruikt.

Nr. Fragment (verbatim) interpretatie code thema

1 Interviewer: Respondent: Thuissituatie Cyberpesten

7.1.4 Respondenten Mijn onderzoekspopulatie bestond uit een gerichte steekproef van tien jongeren, waarvan twee jongens en acht meisjes. Deze jongeren komen regelmatig bij het jongerencentrum Dynamo op Ijburg. Deze jongeren zijn kwetsbaar en groeien op met veel risicofactoren. Ze hebben een grotere kans op vroegtijdig schooluitval, conflicten thuis en laten vaak antisociaal gedrag zien. De school kan soms vrij weinig aan cyberpesten doen, omdat het meestal buiten schooltijd plaats vindt. De jongeren die daarvan betroffen worden krijgen niet op tijd de juiste ondersteuning. Daarom leek het me interessant om respondenten te zoeken die in hun vrije tijd bij het jongerencentrum kwamen. De gevolgen van cyberpesten zijn eveneens vroegtijdig schooluitval, veelvuldige conflicten thuis en antisociaal gedrag en komen overeen met de risicofactoren die deze jongeren sowieso al hebben. Ik was nieuwsgierig naar de leefwereld van deze jongeren en hoe zij met het fenomeen cyberbullying omgaan. Daarna werden er drie jongerenwerkers van Dynamo geïnterviewd en naar hun mening en ervaringen bevraagd, om op die manier een duidelijk beeld van het thema cyberpesten binnen het jongerencentrum te krijgen. De resultaten van het onderzoek konden daardoor beter onderbouwd worden. 7.1.5 Validiteit en betrouwbaarheid Er bestaat altijd een mogelijkheid dat er tijdens een onderzoek sociale wenselijke antwoorden worden gegeven. Om dit te voorkomen werd er voorafgaand aan het interview met de respondenten gesproken. Er werd ze verteld dat ze open kunnen zijn en oprecht interesse bestaat in hun ervaringen en belevingen. Om de privacy van de respondenten te waarborgen werd de informatie geanonimiseerd. De interviews zijn gehouden op een rustige plek waar alleen de respondent en interviewer aanwezig waren. Deze keuze werd gemaakt om een veilige omgeving voor de respondenten te creëren. De respondenten mochten de interview plek zelf kiezen, zodat ze zich op hun gemak konden voelen. Als onderzoeker probeerde ik zo open mogelijk te zijn om de jongeren aan te sporen zo veel mogelijk te vertellen. Ik ben me tijdens het interview steeds bewust geweest van mijn eigen (voor)oordelen.

(30)

7.1.6 Ethische aspecten van het onderzoek - Om de privacy van alle geïnterviewden te waarborgen, heb ik alle namen in het interview weggelaten. Daardoor is het onmogelijk dat de lezer de informatie terug kan linken aan de respondenten. De respondenten waren voorafgaand op de hoogte hiervan en hebben vrijwillig aan het interview deelgenomen. - De aanbevelingen die uit het onderzoek zijn voortgekomen, kunnen een positieve bijdrage leveren voor het werkveld jongerenwerk. - Alle interviews zijn opgenomen en later terug gehoord. De respondenten waren hiervan op de hoogte. Het voordeel ervan was dat er tijdens het interview geen aantekeningen werden gemaakt. Waardoor de focus op het gesprek lag en het niet leek op een ondervraging. - De apparatuur was dichtbij, maar niet zichtbaar, zodat de respondenten niet tijdens het gesprek afgeleid werden.

(31)

8.0 Onderzoeksresultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Uit de afgelegde interviews met jongerenwerkers en jongeren van het jongerencentrum Dynamo Ijburg zijn onderstaande resultaten naar voren gekomen. In dit hoofdstuk worden de resultaten per deelvraag uitgewerkt. De resultaten zijn beschreven aan de hand van de thema’s die in de analysetabellen staan. De verantwoording van de resultaten komen voort uit het theoretische kader en de afgenomen interviews. 8.1 Korte beschrijving van de respondenten Respondent 1 is een meisje van 13 jaar oud. Ze werd gepest, omdat ze een beetje vol was. Haar klasgenoten hebben op een dag tafels naar haar gegooid, waardoor ze zelfs van school is afgegaan. Ze voelde zich niet meer veilig op school. Daarnaast heeft een vriendin van haar die veertien of vijftien jaar oud is aan sexting gedaan. Haar vriendin heeft daarna met degene afgesproken die zij online heeft leren kennen. Respondent 2 is een meisje van 15 jaar oud. Zij is zelf geen slachtoffer van cyberpesten geweest vertelt ze. Wel heeft ze een jongere op social media geholpen, om zijn gedachte van suïcide af te halen. Ze vertelt dat dit via een private message is gebeurd. Ze merkte dat hij anders deed als normaal en besloot te vragen of wat er met hem was. Dit was het moment dat hij met haar meedeelde dat hij werd gepest en dacht aan suïcide. Ze bood een luisterend oor, waardoor hij van gedachten was veranderd. Ze heeft hem leren kennen via social media en hebben elkaar nooit ontmoet. Respondent 3 is een meisje van 14 jaar oud. Ze is opgegroeid in west en woont nu op Ijburg. De respondent heeft twee zussen en een zusje. De respondent doet Havo op het Ijburg College. De respondent is nooit slachtoffer geweest van cyberpesten. Wel heeft ze een vriendin die slachtoffer is geweest van cyberpesten. Ze deed aan sexting, waarbij zij haar naaktfoto’s en filmpjes naar een jongen ging sturen. Hij ging haar achteraf bedreigen. Als zij niet deed wat hij van haar vroeg, zou hij haar naaktfoto’s en filmpjes publiceren. Dit heeft hij uiteindelijk gedaan. Het slachtoffer heeft toen een aangifte gedaan. Toen de dader daarvan op de hoogte was werd hij boos. Ze durfde niet meer naar school en voelde zich niet veilig op straat. Respondent 4 is een meisje van 16 jaar oud. Zij is opgegroeid in Amsterdam zuid-oost en woont nu op Ijburg. Ze heeft een broer en een zusje. De respondent is slachtoffer van cyberpesten en traditioneel pesten geweest. Bij traditioneel pesten werd zij gepest, wegens haar donkere huidskleur. Er werden nare opmerkingen gemaakt zoals ‘’zwarte piet. Je bent echt zwart’’. Bij cyberpesten heeft een zogenaamde vriendin een geheim van haar in een groepsgesprek geplaatst. Er werden toen foto’s van haar met vervelende teksten op het internet geplaatst. Ze vond het vervelend en had geen zin om naar buiten te gaan. Zelf heeft ze ook anderen gepest. Ze geeft aan dat ze de aandacht van haar af wilde zodat zij niet meer gepest zou worden.

(32)

Respondent 5 is een jongen van 13 jaar oud. Hij is geboren in Osdorp, maar woont al tien jaar op Ijburg. Hij is enigs kind. Hij zit in zijn tweede leerjaar en doet VWO op school. In zijn dagelijkse leven doet hij aan voetbal en geeft conditietraining aan jonge kinderen. Respondent geeft aan dat hij nooit heeft gepest of is gepest. Hij heeft wel vaak discussies op het internet gehad die uit de hand zijn gelopen. Verder heeft een vriend weleens een geheim van hem doorverteld. Respondent 6 is een meisje van 13 jaar oud. De respondent haar benen zijn sinds haar geboorte verlamd. Hierdoor heeft zij nooit kunnen lopen en heeft altijd gezeten in een rolstoel. Ze bezoekt haar hele leven de ziekenhuis, omdat ze vaak pijn heeft aan haar lichaam door haar aandoening. Ze hecht veel waarde aan haar vrienden. Ze is slachtoffer en dader is van cyberpesten geweest. De respondent heeft ook aan sexting gedaan, waarvan er een naaktfoto van haar is gelekt. Ze gaat naar een psycholoog voor deze situatie. Respondent 7 is een meisje van 12 jaar oud en woont al tien jaar op Ijburg. Zij heeft een zusje en zit op het Olympus college in Ijburg. Ze is geen slachtoffer of dader geweest van cyberpesten of traditioneel pesten. Respondent 8 is een meisje van 16 jaar oud. Zij is in noord geboren en woont nu al acht jaar op Ijburg. Ze heeft vrienden die zij online heeft leren kennen en weleens met ze heeft afgesproken. Ze heeft weleens ruzie met iemand op het internet gehad. Dat ging via private message. Respondent 9 is een jongen van 12 jaar oud. In het dagelijks leven gaat hij naar school, buiten of zit op zijn telefoon. Hij is geen slachtoffer geweest van cyberpesten. Respondent 10 is een meisje van 14 jaar oud. Ze is slachtoffer van cyberpesten geweest. Ze heeft een vriendin die ook slachtoffer van cyberpesten is geweest. Haar vriendin deed aan sexting en heeft naaktfoto’s naar een jongen verstuurd die zij heel leuk vond. Ze vertrouwde hem en hij beloofde dat hij niemand zou sturen. Ze werd gedwongen om deze foto’s te sturen. Vervolgens heeft hij het op internet gepubliceerd en gezegd dat zij de foto’s vrijwillig naam hem heeft gestuurd. De respondent gaat met haar om, waardoor ze ook wordt gepest. Jongerenwerker 1 is een vrouw van 31 jaar oud. Zij heeft de opleiding Cultureel Maatschappelijk Vorming in 2010 afgerond. De jongerenwerker werkt al drie jaar bij het jongerencentrum Dynamo. Zij is een activiteitenbegeleider voor jongeren van acht tot veertien jaar. Samen met haar collega’s zijn ze verantwoordelijk voor de organisatie Dynamo Ijburg. Jongerenwerker 2 is een jongeman en is 24 jaar oud. Hij heeft de opleiding Sociaal- cultureel werk op het ROC afgerond. De opleiding heeft hij met plezier afgerond. De jongerenwerker werkt twee jaar en vijf maanden bij het jongerencentrum Dynamo, maar is al vijf jaar een jongerenwerker. Zijn taken bij het jongerencentrum is het begeleiden van activiteiten en jongeren begeleiden met praktische zaken als werk, stageplekken, boetes regelen en

(33)

Jongerenwerker 3 is een man van 40 jaar. Hij is nog bezig met het afstuderen van de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming. Hij werkt al tien jaar bij het jongerencentrum Dynamo. Hij vindt de theorie van de opleiding Culturele Maatschappelijk Vorming, niet aansluiten met de praktijk, maar is wel bruikbaar als leidraad. De jongerenwerker organiseert en begeleidt activiteiten voor jongeren. Verder doet hij een stuk administratieve werk en is er regelmatig overleg in het team.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Secondly, Schmid interprets labonache äs either labon-asse 'wohl bist' or labo(n)na x se 'wohl unser', with labo(n) äs a labialized variant of the expected form *laban.. The

In haar adviesbesluit (hierna: advies) aan burgemeester en wethouders geeft de Inspectie van het Onderwijs in de eerste plaats antwoord op de vraag of Vivere Democratisch

Samenvattend adviseert de inspectie dat Hoi Pippeloi Basisschool, voor zover daar onderwijs wordt gegeven als bedoeld in de WPO, te beschouwen als een school zoals bedoeld in

De ouders en leerkrachten in de focusgroep geven aan dat er op school zowel naar leerlingen als naar ouders en leerkrachten toe informatie wordt gegeven over mediakritisch zijn,

toekomstverbeelding buitengewoon persoonlijk is, zo dus ook die van de deelnemende leerlingen. De grotendeelse overeenkomst in de gerapporteerde ervaringen van de leerlingen

Jongeren zijn meer bereid om gezond gedrag te vertonen wanneer hieraan positieve consequenties vastzitten (Pinquart & Silbereisen, 2004). Smartconnection is gericht op

Comment to show the treatment of the percent sign and multi-line values: very very very very long line.

Het is immers niet van- zelfsprekend dat de hedendaagse reconstruc- ties van ervaringen uit een ver verleden een juiste weergave van dat verleden vormen.. Wel kan door