• No results found

Slachtoffer & Strafmaat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Slachtoffer & Strafmaat"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Slachtoffer

&

Strafmaat

Stefanie van der Waa

Studentnr.: 10055630

Begeleider: M. Bosch

(2)

Inhoudsopgave

Pagina

Inleiding 3

1. Spreekrecht & adviesrecht 5

1.1 Het huidige spreekrecht 5

1.2 Rapporten WODC 7

1.3 Het wetsvoorstel 9

1.4 Deelconclusie 10

2. Rechtspositie 12

2.1 De rechtspositie van de verdachte in het Europees recht 12 2.1.1 Artikel 6 EVRM: het recht op een eerlijk proces 12 2.2 De rechtspositie van het slachtoffer in het Europees recht 15

2.2.1 Het EVRM 15

2.2.2 Overige Europese regelgeving 16

2.2.3 Het Hof van Justitie 17

2.2.4 Het EHRM 20

2.3 Deelconclusie 21

3. Voordelen en nadelen 23

3.1 De voor- en nadelen 23

3.2 Het tweefasenproces 31

3.2.1 Opsplitsing van het strafproces 31

3.2.2 De voor- en nadelen 33

3.3 Deelconclusie 35

4. Strafeis en slachtoffer 37

4.1 Strafeis slachtoffer 37

4.2 Beperking straftoemetingsvrijheid van de rechter 40

4.3 Deelconclusie 41

5. Eindconclusie 43

Literatuurlijst 45

(3)

Inleiding

Op 1 januari 2011 is de Wet versterking positie slachtoffers in werking getreden. Hiermee is de positie van het slachtoffer in het strafproces verbeterd. Door de komst van deze wet zijn de artikelen 51a tot en met 51h aan het Wetboek van Strafvordering toegevoegd.1 Op 22 februari 2013 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, de heer Teeven, in het document

Visie op slachtoffers de vraag gesteld of daarmee voldoende recht aan de slachtoffers wordt

gedaan. Kennelijk was dit niet het geval nu Staatssecretaris Teeven, nog een aantal beleidsdoelen aandraagt, waaronder een uitbreiding van het spreekrecht van slachtoffers, zodat ook zij zich uit mogen spreken over de soort straf die zij geschikt vinden voor de verdachte en over de hoogte van de straf.2 Op 3 oktober 2013 is er een wetsvoorstel geïntroduceerd ter uitbreiding van het spreekrecht door middel van invoering van het adviesrecht.3

Het slachtoffer heeft binnen een relatief korte periode steeds meer rechten verworven. Enkele voorbeelden hiervan zijn bijstand en vertegenwoordiging van een advocaat, kennisneming van de processtukken, het spreekrecht en het recht op schadevergoeding, maar hoe zit het met de rechten van de verdachte? De probleemstelling van deze scriptie is of het onderdeel van het wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven, dat het slachtoffer de mogelijkheid biedt zich uit te laten over de op te leggen straf, niet in strijd is met het recht van de verdachte op een eerlijk proces, zoals dit is neergelegd in art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.4 1 Hierna Sv. 2 Kamerstukken II 2012/13, 33552, nr. 2, p.1-2. 3

Deze scriptie ziet alleen op het onderdeel van het adviesrecht waarbij het slachtoffer een advies over de strafmaat kan geven.

4

Hierna EVRM

3

(4)

Hoofdstuk één zet uiteen hoe het spreekrecht er nu uitziet, het wetsvoorstel en de onderzoeken die tot het wetsvoorstel hebben geleid. In het tweede hoofdstuk zal er worden ingegaan op de rechtspositie van de verdachte en het slachtoffer vanuit Europees rechtelijk perspectief.5 Het derde hoofdstuk zal aandacht besteden aan de voor- en nadelen van het wetsvoorstel en het vraagstuk of de opsplitsing van het Nederlands strafproces een tegemoetkoming aan artikel 6 EVRM zal zijn. Het vierde hoofdstuk zal het advies van het slachtoffer over de op te leggen straf bespreken, om ten slotte over te gaan op de eindconclusie.

5

De rechtspositie van het slachtoffer komt ook aan bod om na te gaan of er wellicht een Europees rechtelijke grondslag is voor de uitbreiding van de rechten van het slachtoffer zoals deze in het wetsvoorstel naar voren komen.

4

(5)

1.

Spreekrecht & adviesrecht

Aangezien het wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven een uitbreiding van het spreekrecht inhoudt in de vorm van een adviesrecht, zal er in dit eerste hoofdstuk aandacht besteed worden aan het spreekrecht zoals dat nu nog geldt en de uitkomsten van het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum, in samenwerking met de universiteiten van Tilburg en Groningen, die de grondslag vormen voor het wetsvoorstel. 6 Hierna volgt een deelconclusie.

1.1 Het huidige spreekrecht

Het spreekrecht voor slachtoffers staat beschreven in artikel 51e Wetboek van Strafvordering. Dit recht kan alleen door het slachtoffer zelf uitgeoefend worden, het spreekrecht kan dus niet namens het slachtoffer uitgeoefend worden.7 Het slachtoffer kan zich laten

vertegenwoordigen door een advocaat op grond van art. 51c Sv. Om van het spreekrecht gebruik te mogen maken moet er wel sprake zijn van een delict dat bedreigd wordt met gevangenisstraf van 8 jaar of meer of een misdrijf dat wordt genoemd in een aantal

geselecteerde artikelen in artikel 51e vierde lid.8 In de procedure wordt het slachtoffer in de gelegenheid gesteld om te kunnen spreken over de gevolgen die hij heeft ondervonden nadat de getuigen zijn gehoord, maar voordat de officier van justitie zijn requisitoir houdt.9 Mocht het slachtoffer gedurende zijn spreekrecht tijdens de zitting uitspraken doen die betrekking hebben op bewijs dan zal de voorzitter van de rechtbank in moeten grijpen en het slachtoffer duidelijk maken dat hij zich alleen over de gevolgen die het gepleegde delict voor hem hebben betekend, uit mag laten.10 Gedurende de zitting mag het slachtoffer geen vragen

6

Hierna WODC. Kamerstukken II 2013/14, onbekend , nr. 3 (MvT), p. 6. Het Kamerstuknummer is onbekend. Het document is te raadplegen via F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 6 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

Rapporten WODC:

- K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010.

- B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in relatie

tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013. 7

Hierop geldt wel een uitzondering. De rechtbank van Amsterdam heeft in uitspraak Rb Amsterdam, 15 december 2011, LJN BH8882 & BU8322 bepaalt dat, wanneer er sprake is van minderjarige slachtoffers, de ouders het spreekrecht uit mogen oefenen.

8

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 14.

9

C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 33, zie ook kamerstukken II 2001/02, 27632, nr. 3, p. 15 (MvT).

10

HR 24 december 2002, NJ 2003, 156, r.o. 3.3.

5

(6)

stellen aan de verdachte maar de verdachte of zijn advocaat ook niet aan het slachtoffer.11 Het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger mogen echter wel vragen stellen over de schade aan een eventueel opgeroepen deskundige of een getuige ter zitting, zie hiervoor artikel 334 lid 2 Sv. Op grond van de jurisprudentie kan er "in het recht geen verbod worden gevonden ten laste

van de verdachte rekening te houden met enige bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken bezwarende omstandigheid”.12 Langemeijer interpreteert dit op de volgende wijze: “de rechter kan rekening houden met iedere bezwarende of ontlastende omstandigheid die uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken”.13

Het slachtoffer kan ook, indien hij bijvoorbeeld niet met de verdachte geconfronteerd wil worden, een schriftelijke slachtofferverklaring opstellen en indienen.14

In artikel 302 Sv wordt bepaald dat de voorzitter het slachtoffer in de gelegenheid moet stellen gebruik te maken van het recht om te spreken en dat de voorzitters en de rechters nadere vragen kunnen stellen aan het slachtoffer betreffende zijn verklaring. Artikel 303 bepaalt vervolgens dat de rechtbank het slachtoffer hoort wanneer deze op grond van art. 260 lid 2 Sv is opgeroepen en verschenen.

Het huidige spreekrecht staat het slachtoffer toe om zich alleen uit te laten over de gevolgen die zijn ondervonden door het gepleegde strafbare feit. Het slachtoffer mag niets zeggen over het bewijs of de op te leggen straf aan de verdachte. Op die manier kan de rechter uit de eerste hand vernemen welke gevolgen er voor het slachtoffer uit het strafbare feit zijn

voortgevloeid.15 Volgens Hol kan de confrontatie van het slachtoffer met de verdachte enerzijds zorgen voor een betere verwerking en anderzijds zou de verdachte minder snel geneigd kunnen zijn te recidiveren, wanneer hij direct geconfronteerd zou worden met de ervaringen van het slachtoffer door het handelen van verdachte.16 Dit wordt ook wel de preventieve werking van het spreekrecht genoemd.17

11

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 91.

12

HR 19 februari 1985, NJ 1985, 582, r.o. 7.5.1.

13

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 96/97.

14

C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 33.

15

C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 31.

16

C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 31 & Kamerstukken II 2000/01, 27 632, nr. 3 (MvT) par. 4 & HR 17 april 2007, NJ 2007, 247 r.o. 3.7 (concl. A-G A.J.M. Machielse).

17

C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 17 & aanwijzing slachtofferzorg onder punt 3: Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring.

6

(7)

Wanneer een slachtoffer meerdere malen met een verdachte wordt geconfronteerd kan dit leiden tot secundaire victimisatie.18 Onder secondaire victimisatie kan worden verstaan

"verergering van het leed of de schade van het slachtoffer door het strafproces zelf".19

Secundaire victimisatie zou kunnen worden tegengegaan doordat het slachtoffer in de

gelegenheid zou worden gesteld om goed voorbereid van zijn spreekrecht gebruik te maken.20

1.2 Rapporten WODC

In 2010 is een onderzoek gedaan door de Universiteit van Tilburg in samenwerking met het WODC. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport: Het spreekrecht in

Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?21 Uit dit onderzoek is

naar voren gekomen dat de slachtoffers over het algemeen ontevreden zijn dat zij alleen over de gevolgen die het strafbare feit voor hen heeft betekend kunnen spreken en niet over de toedracht.22 Een motief om van het spreekrecht gebruik te maken is doorgaans om zowel de verdachte, de rechter en de officier van justitie te laten beseffen wat het strafbare feit voor het slachtoffer heeft betekend en om invloed uit te kunnen oefenen op de strafmaat.23 De

slachtoffers geven aan nog meer voldoening te hebben gehad als zij een mening konden geven over de op te leggen straf.24 Eveneens is uit het onderzoek naar voren gekomen dat veel slachtoffers de straf te licht vonden die de rechter uiteindelijk heeft opgelegd. Niet

verwonderlijk is dan ook de conclusie die de onderzoekers hebben getrokken dat slachtoffers tevreden waren in zaken waarin een hoge straf was opgelegd en slachtoffers minder tevreden waren in zaken waarin, naar de mening van het slachtoffer, een lage straf was opgelegd.25 Ook geven een aantal slachtoffers aan juist geen gebruik te maken van het spreekrecht, omdat

18

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 11.

19

M. Weijers & M. de Boer, Een keer is genoeg: verkennend onderzoek naar secundaire victimisatie van

slachtoffers als getuigen in het strafproces, Utrecht: WODC 2010, p. 11. 20

Aanwijzing slachtofferzorg onder punt 3: Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring.

21

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010.

22

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 60.

23

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 64. Dit is erg opvallend aangezien dit in de huidige vorm van het spreekrecht niet mogelijk is.

24

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 60, 65 en 85.

25

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 60, 61 en 85.

7

(8)

zij geen invloed uit kunnen oefenen op de straf.26 De slachtoffers die aan het onderzoek hebben meegewerkt, hebben aangegeven dat zij meer te spreken zouden zijn over het spreekrecht wanneer zij zich uit hadden kunnen laten over "de strafmaat, de feiten van het

misdrijf en gevoelens/verwensingen richting de verdachte".27 Over het algemeen genomen zijn de slachtoffers, die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht, tevreden dat zij dit hebben gedaan.28 Een opvallend punt uit het onderzoek is dat bijna alle slachtoffers die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht zich buiten de grenzen van het spreekrecht hebben begeven (zij hebben meer ter zitting verklaard dan alleen de gevolgen die het delict voor hen met zich mee heeft gedragen, men kan hierbij denken aan de gewenste straf en de kwalificatie van de strafbare feiten).29 Slechts in één zaak heeft de rechter ingegrepen en het slachtoffer verder het zwijgen opgelegd.30 De slachtoffers waren er niet van op de hoogte dat zij zich buiten de grenzen van het spreekrecht begaven, wanneer zij over meer dan alleen de gevolgen spraken.31 Een belangrijke conclusie die uit het onderzoek naar voren is gekomen is dat de slachtoffers die gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht hier niet ontevreden over zijn, ook wanneer zij zich niet over de strafmaat hebben kunnen uitlaten.32 Een andere belangrijke conclusie is dat slachtoffers, die de grenzen van het spreekrecht te buiten gaan, toch niet als getuige worden opgeroepen.33

Onlangs heeft de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met het WODC een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor invoering van het tweefasenproces.34 Dit onderzoek is een vervolg op dat van de Universiteit Tilburg. De uitkomst van het onderzoek van de Universiteit Tilburg, dat het slachtoffer zich graag uit had kunnen spreken over de strafmaat, wordt hier nader bekeken aan de hand van de volgende vragen. Moet het

26

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 66.

27

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 67.

28

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 77.

29

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 83 en 86.

30

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 82.

31

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 86.

32

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 88 en 89.

33

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 90.

34

B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in

relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013.

8

(9)

strafproces in tweeën gesplitst worden om dit te kunnen bereiken, zodat eerst de schuld van de verdachte wordt vastgesteld en daarna pas het slachtoffer aan bod komt als de dader

daadwerkelijk schuldig bevonden is? Is het ook een mogelijkheid om het spreekrecht op een andere manier uit te breiden, namelijk door de invoering van een apart adviesrecht waarin het slachtoffer zich over een passende straf voor de verdachte mag uiten? De conclusie van het onderzoek van de Universiteit Groningen heeft geresulteerd in het laatste.35 Een uitbreiding van het spreekrecht brengt echter niet alleen voordelen, maar kan ook enkele nadelen voor het slachtoffer met zich meebrengen.36 De onderzoekers geven eveneens aan dat zij niet inzien waarom de uitbreiding van het spreekrecht, door middel van het invoeren van het adviesrecht, beperkt zou moeten blijven tot de delicten zoals die nu specifiek genoemd worden in artikel 51e Sv, aangezien het recht om gebruik te mogen maken van de artikel 12 Sv procedure ook niet tot deze groep beperkt is. Wanneer men kiest voor het adviesrecht zal ook een toename van "zittingscapaciteit" aanzienlijk beperkt worden in vergelijking met een grote toename aan zittingscapaciteit wanneer men het tweefasenproces in zou gaan voeren (immers minimaal 2 zittingen in plaats van één). 37

1.3 Het wetsvoorstel

Op 5 oktober 2013 is staatssecretaris Teeven met het wetsvoorstel gekomen, waarin naast de bestaande vorm van het spreekrecht het adviesrecht voor het slachtoffer geïntroduceerd wordt.38 Dit adviesrecht houdt in dat het slachtoffer zijn mening kan geven over alle vier de vragen die in artikel 350 Wetboek van Strafvordering te vinden zijn. Het slachtoffer of zijn raadsman kan zijn gedachten kenbaar maken over het bewijs, de vraag of de verdachte schuldig is, welk strafbare feit de gedraging van de verdachte dan oplevert, welke straf de verdachte opgelegd zou moeten krijgen en hoe hoog deze straf dan zou moeten zijn.39 Het slachtoffer wordt echter niet verplicht om gebruik te maken van het spreekrecht of het

35

B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in

relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013, p. 298. 36

B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in

relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013, p. 298.

De voor en nadelen zullen in het derde hoofdstuk van deze scriptie besproken worden.

37

B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in

relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013, p. 298. 38

alleen het slachtoffer die volgens de wet in aanmerking komt voor het spreekrecht, mag het adviesrecht uitoefenen. Kamerstukken II 2013/14, onbekend , nr. 3 (MvT). Het Kamerstuknummer is onbekend. Het document is te raadplegen via F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

39

C. Kelk, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2013, p. 60.

9

(10)

adviesrecht, hij kan dit doen maar het hoeft niet. Ook is het mogelijk dat de verdachte alleen gebruik wil maken van het spreekrecht, om zijn ervaringen met het delict aan de rechter kenbaar te maken, en geen gebruik wil maken van het adviesrecht. Het slachtoffer moet goed door het OM en Slachtofferhulp Nederland voorbereid worden op de strafzaak, zodat hij op de hoogte is van de eventuele consequenties van zijn uitlatingen tijdens de zitting. Wanneer het slachtoffer gedurende de zitting gebruikmaakt van het spreekrecht, maar zich toch uit gaat laten over een bewijskwestie of over een passende strafmaat, kan hij beëdigd worden als getuige en ook door de verdediging ondervraagd worden. Het is de taak van de rechter om het onderscheid tussen het spreekrecht en het adviesrecht goed in het oog te houden en aan te geven wanneer de rechten in elkaar over beginnen te lopen.

Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het adviesrecht voor het slachtoffer als een

uitbreiding van het huidige spreekrecht gezien moet worden. Het slachtoffer zou eerst uiteen kunnen zetten wat hij heeft ervaren door het delict om vervolgens een advies te geven betreffende de op te leggen straf.40

Wat opvallend is, is dat er in de Memorie van Toelichting wordt toegegeven dat de rechtspositie van de verdachte benadeeld wordt door het wetsvoorstel, maar dat daar tegenover staat dat de verdediging het slachtoffer mag ondervragen, aangezien deze als getuige in het proces kan worden opgeroepen wanneer het slachtoffer van het adviesrecht gebruik wil maken.41

1.4 Deelconclusie

Er kan worden geconcludeerd dat de rol van het slachtoffer aanzienlijk wordt vergroot, wanneer het wetsvoorstel in wordt gevoerd. Het recht van het slachtoffer, in de vorm van het spreekrecht was, volgens Staatssecretaris Teeven, niet voldoende. De slachtoffers willen graag iets over de straf kunnen zeggen. Nu wordt niet alleen deze wens vervuld, maar ook biedt het wetsvoorstel het slachtoffer de mogelijkheid een advies te geven over alle vragen die in artikel 350 Sv vervat zijn.

40

Kamerstukken II 2013/14, onbekend , nr. 3 (MvT), p. 11. Het Kamerstuknummer is onbekend. Het document is te raadplegen via F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 11 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

41

Kamerstukken II 2013/14, onbekend , nr. 3 (MvT), p. 11. Het Kamerstuknummer is onbekend. Het document is te raadplegen via F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 11 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

10

(11)

Het is de vraag of het verschil tussen een procesdeelnemer en een procespartij nu niet te klein wordt. Wanneer dit wetsvoorstel ingevoerd zou worden, wordt de rol van het slachtoffer in het strafproces aanzienlijk groter, terwijl de verdachte meer te dulden krijgt. Ook de rechter zal meer informatie tijdens de zitting vergaren en het is de vraag in hoeverre de uitlatingen van het slachtoffer, of zijn advocaat, het oordeel van de rechter op die wijze zodanig zullen beïnvloeden dat dit nadeliger uitpakt voor de verdachte.

(12)

2.

Rechtspositie

Dit hoofdstuk zal ingaan op de rechtspositie van de verdachte en het slachtoffer bezien vanuit Europees rechtelijk perspectief. Op grond van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet kunnen burgers een beroep doen op de rechten van het EVRM aangezien deze directe werking

hebben. De bepalingen van het EVRM maken door middel van deze artikelen in de Grondwet ook deel uit van het Nederlandse strafprocesrecht. Het EVRM gaat voor de Nederlandse wetgeving.42

Eerst zal aandacht besteed worden aan de rechtspositie van de verdachte, waar met name in zal worden gegaan op het recht op een eerlijk proces. Vervolgens zal de rechtspositie van het slachtoffer aan bod komen, hierbij wordt gekeken naar het EVRM, het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, de Richtlijn betreffende minimumnormen voor slachtoffers en enkele uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ten slotte zal er een deelconclusie volgen.

2.1 De rechtspositie van de verdachte in het Europees recht

2.1.1 Artikel 6 EVRM: het recht op een eerlijk proces

Artikel 6 lid 1 EVRM

Artikel 6 van het EVRM geeft aan dat de verdachte recht heeft op een berechting die eerlijk en openbaar is.43

Het eerste lid van dit artikel kan dan ook als een kernrecht worden beschouwd. De verdachte heeft het recht aanwezig te zijn bij de berechting (van dit recht kan ook afstand worden gedaan, een zogenaamde waiver), bewijsmateriaal te onderzoeken en om zelf eventueel tegenbewijs aan te voeren.44

42

D.H. de Jong & G. Knigge, Teksten Strafvordering. Ten behoeve van het strafrechtsonderwijs aan de

Rijksuniversiteit Groningen, Deventer: Kluwer 2005, p. 36 & 37. Zie ook: D. van Gastel, De positie van het slachtoffer in het strafproces (scriptie Tilburg UvT) 2009, p. 24.

43

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 79.

44

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 111.

12

(13)

Bij onderzoek van bewijsmateriaal heeft de verdachte een goede positie. Hij moet zich kunnen verweren tegen het bewijsmateriaal dat tegen hem aangedragen is en hij moet ook verweer kunnen voeren en informatie aan kunnen leveren die voor hem voordelig kan zijn.45

In het tweede en derde lid wordt het recht op een eerlijke berechting nader geconcretiseerd.

Artikel 6 lid 2 EVRM

In het tweede lid wordt bepaald dat iedereen voor onschuldig moet worden gehouden, tot zijn schuld is komen vast te staan.46 Dit wordt ook wel de onschuldpresumptie genoemd. De verdachte hoeft zelf niet te bewijzen dat hij onschuldig is. 47 Er moet wel sprake zijn van een redelijk vermoeden maar de betrokken ambtenaren moeten van de hypothese van onschuld uitgaan.48 De verdachte heeft er recht op behandeld te worden alsof hij onschuldig is. Wanneer er sprake is van redelijke twijfel mag er wel een veroordeling plaatsvinden.49 Wanneer het echter onduidelijk is of de verdachte enige schuld betaamt, moet dit niet in zijn nadeel maar in zijn voordeel uitgelegd worden.50 Eerst moet de schuld van de verdachte vaststaan, dan pas mag er een veroordeling volgen.51

Wanneer de schuld van de verdachte niet “according to law” bewezen kan worden dient de rechter er in zijn vonnis ook niet van overtuigd te zijn, dat de verdachte enige schuld heeft.52 Dit is voornamelijk gebleken uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. In het Minelli-arrest zegt het EHRM het volgende: In the Court’s opinion, Article 6

§ 2 (art. 6-2) governs criminal proceedings in their entirety, irrespective of the outcome of the prosecution.53

45

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 111.

46

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 105.

47

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 105.

48

P.A.M. Mevis, Capita strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 322.

49

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 105.

50

C.P.M. Cleiren & M.J.M. Verpalen, Tekst en commentaar strafvordering , Deventer: Kluwer 2011, p. 78 (Inleidende opmerkingen bij Titel II, de verdachte) & P.A.M. Mevis, Capita strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 323.

51

P.A.M. Mevis, Capita strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 323.

52

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 105.

53

EHRM 25 March 1983, serie A nr. 62, r.o. 30 (Minelli tegen Switzerland).

13

(14)

Er mag door de strafvorderlijke autoriteiten geen blijk van worden gegeven dat de verdachte door hen bij voorbaat al als schuldig zou worden aangemerkt.54

Een ander belangrijk arrest van het EHRM op het gebied van de onschuldpresumptie is de zaak Daktaras tegen Litouwen. In deze zaak oordeelde het EHRM als volgt:

The Court recalls that the presumption of innocence enshrined in Article 6 § 2 of the

Convention is one of the elements of a fair criminal trial required by Article 6 § 1. It will be violated if a statement of a public official concerning a person charged with a criminal offence reflects an opinion that he is guilty before he has been proved so according to law. It suffices, even in the absence of any formal finding, that there is some reasoning to suggest that the official regards the accused as guilty.

In this regard the Court emphasises the importance of the choice of words by public officials in their statements before a person has been tried and found guilty of an offence.55

Uit dit arrest komt naar voren dat de rechterlijke macht en andere publieke overheden, zoals de politie en de wetgever aan de onschuldpresumptie zijn gebonden. Het slachtoffer valt hier dus niet onder.56 De regel dat de vervolgende instantie de verdachte voor onschuldig moet houden geldt niet voor het slachtoffer dus het slachtoffer mag, indien hij gebruik maakt van zijn adviesrecht, wel de verdachte als schuldig aanmerken.57

In de zaak Funke tegen Frankrijk. is onder andere gebleken dat er in de onschuldpresumptie meer dan alleen een zwijgrecht gelezen dient te worden. 58 Het EHRM bepaalde: “The special

features of customs law (…) cannot justify such an infringement of the right of anyone "charged with a criminal offence", within the autonomous meaning of this expression in Article 6, to remain silent and not to contribute to incriminating himself”. 59

54

C.P.M. Cleiren & M.J.M. Verpalen, Tekst en commentaar strafvordering , Deventer: Kluwer 2011, p. 78 (Inleidende opmerkingen bij Titel II, de verdachte).

55

EHRM 10 oktober 2000, app.nr. 42095/98, r.o. 40 (Daktaras tegen Litouwen).

56

F. Goossens,Politiebevoegdheden en mensenrechten, Deventer: Kluwer 2006, p. 247.

57

B.F. Keulen e.a.,Naar een tweefasenproces? Over voor- en nadelen van een strafproces in twee fasen, in

relatie tot de posities van slachtoffer en verdachte., Groningen; WODC 2013, p. 295. 58

EHRM 25 februari 1993, NJ 1993, 485 & A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 107.

59

EHRM 25 februari 1993, NJ 1993, 485, r.o. 44.

14

(15)

Artikel 6 lid 3 EVRM

Vervolgens staan in het derde lid een aantal elementen die ook gelden als voorwaarden voor een eerlijk proces.60 Zo dient de verdachte geïnformeerd te worden van het feit waarvan hij beschuldigd wordt, de verdachte dient zich adequaat te kunnen voorbereiden en heeft hiertoe recht te beschikken over tijd en faciliteiten.61 Verder moet de verdachte zich kunnen

verdedigen op informatie die tegen hem zou kunnen werken: “Regard being had to what was

at stake for the applicant in the proceedings and to the nature of the advisory opinion of the advocate-general, the fact that it was impossible for the applicant to reply to it before the Supreme Court took its decision infringed his right to adversarial proceedings. That right means in principle the opportunity for the parties to a criminal or civil trial to have knowledge of and comment on all evidence adduced or observations filed, even by an independent member of the national legal service, with a view to influencing the court's decision”. 62

Wanneer het slachtoffer gebruikt maakt van het adviesrecht kan deze ook alternatieve scenario’s naar voren brengen over het gebeurde. De verdachte moet zich adequaat kunnen verdedigen.63 De jurisprudentie die hierboven wordt weergegeven heeft voornamelijk betrekking op standpuntbepalingen van de Advocaat Generaal. Het is de vraag of de

standpunten die het slachtoffer naar voren zou kunnen brengen in het proces (in de toekomst, indien het wetsvoorstel aangenomen wordt) ook onder dergelijke standpunten zou kunnen vallen. Juist de standpunten van het slachtoffer moeten door de verdediging weerlegd (danwel bevestigd) kunnen worden.

2.2 De rechtspositie van het slachtoffer in het Europees recht

2.2.1 Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

De rechtspositie van het slachtoffer is tot op heden nog niet vastgelegd in een specifieke bepaling in het EVRM. Dit is niet vreemd aangezien het EVRM voornamelijk is toegespitst op de relatie tussen overheid en burger. Zo wordt er geprobeerd om machtsmisbruik en

60

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 110.

61

A.R. Harteveld e.a., Het EVRM en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 125.

62

EHRM, 27 maart 1998, reports 1998-II, r.o. 44(K.D.B. tegen Nederland) & A.R. Harteveld e.a., Het EVRM

en het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2004, p. 127. 63

Nu dit punt wel van toepassing is op het adviesrecht maar niet op het onderwerp van deze scriptie zal hier verder niet op ingegaan worden.

15

(16)

willekeur te beperken.64 De vraag is of het wenselijk zou zijn om de rechten van verdachten en slachtoffers in eenzelfde regeling te verankeren. Kwakman is van mening dat het niet wenselijk zou zijn om zelfs maar te overwegen om slachtofferrechten als mensenrechten aan te merken.65 Tot op heden zijn enkele bepalingen omtrent de positie van het slachtoffer in het strafproces, wat Europees recht betreft, alleen vastgelegd in het Kaderbesluit en de Richtlijn.66 De artikelen die van belang zijn voor de deze scriptie zullen in dit hoofdstuk besproken worden.

2.2.2 Overige Europese regelgeving

Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure

In 2001 is er vanuit de Europese Unie het Kaderbesluit gekomen waarin nadere bepalingen zijn gesteld met betrekking tot de status van het slachtoffer in de strafprocedure.67 Dit

Kaderbesluit is in het Nederlands recht geïmplementeerd bij een wetswijziging ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.68

Artikel 3 van het Kaderbesluit heeft betrekking op het onderwerp van deze scriptie. In dit artikel wordt bepaald dat de lidstaat ervoor moet zorgen dat er een mogelijkheid voor het slachtoffer moet zijn om bewijs in het proces in te brengen en er een mogelijkheid moet zijn om door de autoriteiten gehoord te worden. Of hieronder ook verstaan kan worden dat het slachtoffer een advies uit zou kunnen brengen betreffende de op te leggen straf, blijft in het midden. Jurisprudentie met betrekking tot het kaderbesluit zal in de volgende paragraaf besproken worden.

Richtlijn minimumnormen slachtoffers

Inmiddels is er een Europese Richtlijn gekomen betreffende minimumnormen voor

slachtoffers van misdrijven.69 Deze Richtlijn vervangt het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure. In deze Richtlijn wordt onder andere bepaald dat

slachtoffers, indien zij dit willen, betrokken kunnen worden bij de procedure en hulp kunnen

64

N.J.M. Kwakman,’Europa en slachtoffers van delicten’, Strafblad 2012, p. 2.

65

N.J.M. Kwakman,’Europa en slachtoffers van delicten’, Strafblad 2012, p. 2.

66

Kaderbesluit 2001/220/JBZ inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure Richtlijn COM/2011/0275 def. - 2011/0129 (COD) inzake minimumnormen slachtoffers.

67

Kaderbesluit 2001/220/JBZ inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure.

68

Kamerstukken I 2007/08, 30143, nr. A.

69

COM/2011/0275 def. - 2011/0129 (COD)

16

(17)

krijgen om het proces bij te kunnen wonen. In het eerste lid van artikel 1 van de Richtlijn wordt de doelstelling vermeld: “Deze Richtlijn heeft tot doel ervoor te zorgen dat

slachtoffers van strafbare feiten passende informatie, ondersteuning en bescherming krijgen en aan de strafprocedure kunnen deelnemen.” Voornamelijk het laatste stukje van

deze doelstelling zou van belang kunnen zijn binnen het onderhavige vraagstuk: de mogelijkheid om deel te nemen aan de strafprocedure. Dit onderdeel van de doelstelling

wordt gepreciseerd in de artikelen 10 en 11 van de Richtlijn.

In artikel 10 van de Richtlijn wordt bepaald dat de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat in het nationale recht procedurevoorschriften moeten worden opgenomen zodat "het slachtoffer

in de loop van de procedure kan worden gehoord en bewijselementen kan aanvoeren".

Hiernaast moeten de lidstaten, ingevolge art. 11 lid 1 van de Richtlijn, in hun nationaal recht het slachtoffer een mogelijkheid bieden, door middel van het vaststellen van procedureregels, dat hij recht krijgt op toetsing van een beslissing door de overheid in zaken waarin zij afzien van vervolging. In Nederland is deze regeling neergelegd in artikel 12 Sv.

2.2.3 Het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft met betrekking tot Kaderbesluit 2001/220/JBZ nog wel belangwekkende jurisprudentie gewezen. In de zaak Katz tegen Hongarije bepaalde het HvJ EG: “the Framework Decision, while requiring Member States,

first, to ensure that victims enjoy a high level of protection and have a real and appropriate role in their criminal legal system and, second, to recognize victims’ rights and legitimate interests and ensure that they can be heard and supply evidence, leaves to the national authorities a large measure of discretion with regard to the specific means by which they implement those objectives. However, in order not to deprive the first paragraph of Article 3 of the Framework Decision of much of its practical effect or to infringe the obligations stated in Article 2(1) of the Framework Decision, those provisions imply, in any event, that the victim is to be able to give testimony in the course of the criminal proceedings which can be taken into account as evidence”.70

70

HvJ EG, 9 oktober 2008, zaaknr.: 404/07 (NJ 2009, 65), r.o. 46 & 47.

17

(18)

Met oog op het Kaderbesluit 2001/220/JBZ is nog een belangrijk arrest gewezen door het Hof van Justitie van de Europese Unie omtrent de bemoeienis van het slachtoffer met betrekking tot de op te leggen straf aan de verdachte. Het betrof in dit arrest de behandeling van twee samengevoegde zaken. In beide zaken waren de verdachten door de nationale rechter veroordeeld voor huiselijk geweld. Beide verdachten hadden een straatverbod opgelegd gekregen, welke zij ook beide overschreden hebben door weer samen te gaan wonen met de slachtoffers/partners. De verdachten voerden aan dat de partners zelf akkoord waren gegaan om weer samen te gaan wonen. Beide zaken waren aanhangig bij dezelfde nationale

rechtbank. De rechtbank heeft meerdere prejudiciële vragen gesteld. De prejudiciële vragen omvatten onder andere, kort samengevat, de vraag of het slachtoffer zijn mening moet kunnen geven en de gevolgen die hij heeft ondervonden door het strafbare feit kenbaar te maken. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in 2011 het volgende overwogen: “while Member

States are obliged to recognise the rights and legitimate interests of victims under Article 2 of the Framework Decision, it is however the first paragraph of Article 3 thereof, read in the light of recital 8, which lays down that Member States must safeguard the possibility for victims to be heard during the criminal proceedings”.71

“As is clear from recitals 3 and 4 of its preamble, the aim of the Framework Decision is only that, within criminal proceedings as defined in Article 1(c) thereof, minimum standards should be drawn up for the protection of victims of crimes and victims should be afforded a high level of protection, particularly in respect of their access to justice”.72

“Recital 9 of the preamble to the Framework Decision states moreover that its provisions do not impose an obligation on Member States to ensure that victims will be treated in a manner equivalent to that of a party to proceedings”.73

“The obligations laid down in Article 2(1) of the Framework Decision are intended to ensure that a victim can effectively and adequately take part in the criminal proceedings, which does not imply that a mandatory injunction to stay away such as that at issue in the main

proceedings cannot be imposed contrary to the wishes of the victim”.74

“Article 3 of the Framework Decision, while imposing on Member States the obligation to safeguard the possibility for victims to be heard during proceedings and to supply evidence,

71

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 48

72

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 52

73

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 53

74

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 56

18

(19)

leaves to the national authorities a large measure of discretion with regard to the specific means by which they implement that objective”.75

“That procedural right to be heard under the first paragraph of Article 3 of the Framework Decision does not confer on victims any rights in respect of the choice of form of penalties to be imposed on the offenders in accordance with the rules of national criminal law nor in respect of the level of those penalties”.76

“It follows that Article 3 of the Framework Decision does not preclude the national legislature from enacting laws imposing mandatory penalties of a minimum duration, particularly where interests other than the specific interests of the victim must be taken into consideration”.77

Zoals hierboven te lezen is heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaald dat de belangen van de slachtoffers erkend moeten worden en dat de lidstaten slachtoffers de

mogelijkheid moeten bieden gehoord te worden.78 Hiernaast geeft het Hof van Justitie van de Europese Unie aan dat de bepalingen, zoals die zijn vervat in het Kaderbesluit, ”de lidstaten

niet verplichten de slachtoffers een behandeling te garanderen die gelijkwaardig is aan die van de procespartijen”.79 Het tweede artikel van het Kaderbesluit bepaald dat een slachtoffer moet kunnen participeren in het strafproces door bijvoorbeeld gehoord te worden en bewijs aan te kunnen leveren.80 “Dit procedurele recht om te worden gehoord in die zin van artikel

3, eerste alinea, van het Kaderbesluit verleent de slachtoffers geen enkel recht met betrekking tot de keuze van het soort straffen dat de daders krachtens het nationale strafrecht krijgen noch met betrekking tot de hoogte van die straffen.”81

Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie is niet gebleken dat het slachtoffer zich ook daadwerkelijk uit moet kunnen laten over de hoogte en het soort straf dat aan de verdachte opgelegd zou kunnen worden.

75

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 57.

76

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 60.

77

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 62 & 70.

78

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 48 (Nederlandse vertaling, te raadplegen via Europa.eu).

79

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 53 (Nederlandse vertaling, te raadplegen via Europa.eu).

80

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 57 (Nederlandse vertaling, te raadplegen via Europa.eu).

81

HvJ EU 15 september 2011, joined cases C483/09 and C1/10, r.o. 60 (Nederlandse vertaling, te raadplegen via Europa.eu).

19

(20)

2.2.4 Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens

Het EHRM heeft enkele uitspraken gedaan met betrekking tot de (rechts)positie van slachtoffers in het strafproces.

In de zaak Doorson tegen Nederland heeft het EHRM benadrukt ”that Article 6 does not

explicitly require the interests of witnesses in general, and those of victims called upon to testify in particular, to be taken into consideration. However, their life, liberty or security of person may be at stake, as may interests coming generally within the ambit of Article 8 of the Convention. Such interests of witnesses and victims are in principle protected by other, substantive provisions of the Convention, which imply that Contracting States should organize their criminal proceedings in such a way that those interests are not unjustifiably imperiled. Against this background, principles of fair trial also require that in appropriate cases the interests of the defense are balanced against those of witnesses or victims called upon to testify”.82

Volgens het EHRM dient er rekening gehouden te worden met de belangen van de

verdediging en de belangen van het slachtoffer indien deze ter zitting als getuige opgeroepen zal worden.83

Artikel 6 EVRM is ook van toepassing in strafzaken waarin een slachtoffer (civiele partij) is betrokken. Zo bepaalde het EHRM: “In fact, Article 6 is applicable to proceedings involving

civil-party complaints even during the preliminary investigation stage taken on its own (…), and even, where appropriate, if there are pending or potential proceedings in the civil

courts”.84 Men kan hierbij denken aan de eerlijke en openbare behandeling en de behandeling

binnen een redelijke termijn.85

Een slachtoffer kan niet het recht aan het EVRM ontlenen om zelf een strafvervolging tegen een verdachte in te kunnen stellen. De rechten die het EVRM bevat kunnen ingeroepen worden tegen de overheid, maar dit recht mag niet zover strekken dat het een verplichting in zou kunnen houden dat de overheid de verdachte zou moeten kunnen vervolgen op verzoek van een slachtoffer, aldus het EHRM in de zaak Calvelli & Ciglio tegen Italië:86 “Even if the

Convention does not as such guarantee a right to have criminal proceedings instituted

82

EHRM 26 maart 1996, appl. nr. 20524/92, NJ 1996, 741, r.o. 70.

83

D. van Gastel,’De positie van het slachtoffer in het strafproces’, Tilburg: UvT, p. 26.

84

EHRM 12 februari 2004, NJ 2005, 12, r.o. 66.

85

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 89.

86

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2004, p. 15.

20

(21)

against third parties, the Court has said on a number of occasions that the effective judicial system required by Article 2 may, and under certain circumstances must, include recourse to the criminal law.” “However, if the infringement of the right to life or to personal integrity is not caused intentionally, the positive obligation imposed by Article 2 to set up an effective judicial system does not necessarily require the provision of a criminal-law remedy in every case”.87 Volgens Langemeijer kan uit deze uitspraak wel worden afgeleid dat het voor het slachtoffer mogelijk is dat, wanneer hij zich in het strafproces als een benadeelde wil voegen, hij ook een beroep kan doen op artikel 6 lid 1 EVRM.88

In de zaak Poitrimol tegen Frankrijk heeft het EHRM nog bepaald dat er in de strafrechtelijke procedure ook in het algemeen rekening gehouden moet worden met de belangen van de slachtoffers: “As to the Court of Cassation, the Government said that access to it was subject

to rules designed to achieve a fair balance between the rights of society and of civil parties to criminal proceedings and the rights of the defence. In the light of the Ashingdane v. the United Kingdom (…), the formal rules of which the applicant complained were compatible with Article 6”. 89

2.3 Deelconclusie

Het EVRM is voornamelijk gericht op de relatie tussen overheid en burger. In artikel 6 EVRM zijn dan ook enige waarborgen gesteld om ervoor te kunnen zorgen dat de verdachte het recht heeft op een eerlijk proces, die waarborgen garanderen dat recht.

Er kan geconcludeerd worden dat de belangen en de rechtspositie van het slachtoffer in het traject-, voorafgaand aan en tijdens de zitting, geen verdragsrechtelijke basis heeft zoals de rechten die de verdachte kan ontlenen aan artikel 6 EVRM. Wel zijn er een aantal bepalingen omtrent de positie van het slachtoffer in het strafproces te vinden in het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure en de Richtlijn minimumnormen

slachtoffers, die het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure heeft vervangen.90

87

EHRM 17 januari 2002, appl. nr. 32976/96, r.o. 51.

88

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2004, p. 15.

89

EHRM 27 oktober 1995, appl. nr 14032/88, r.o. 36.

90

Zie pagina 17

21

(22)

Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie is echter niet gebleken dat het slachtoffer ook daadwerkelijk een rol moet kunnen spelen bij het bepalen van de strafmaat die aan de verdachte opgelegd zal worden.

Het EHRM bepaald dat de belangen van het slachtoffer zo zwaarwegend kunnen zijn dat een inbreuk op de bepalingen van het EVRM gerechtvaardigd zou kunnen zijn aangezien dit geen absolute rechten zijn. Alleen publieke overheden, zoals politie en wetgever, en de rechterlijke macht zijn gebonden aan de onschuldpresumptie. Het slachtoffer valt hier dus niet onder, aldus de jurisprudentie van het EHRM.

Zowel in het EVRM, het Kaderbesluit inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (welke is vervangen door de Richtlijn), als de Richtlijn betreffende minimumnormen voor slachtoffers en de jurisprudentie, zijn geen grondslagen te vinden waarop gebaseerd kan worden dat het slachtoffer iets over de op te leggen straf voor de verdachte moet kunnen zeggen. De rechten van de verdediging moeten gerespecteerd worden. Er moet rekening gehouden worden met de slachtoffers, maar nergens kan uit geconcludeerd worden dat ze iets over de strafmaat moeten kunnen zeggen.

(23)

3.

Voordelen en nadelen

In dit hoofdstuk zullen de voor- en nadelen voor de verdachte en het slachtoffer besproken worden. In veel gevallen zal een voordeel voor de één een nadeel voor de ander opleveren. Ook zal er aandacht besteed worden aan de voor- en nadelen voor de rechtspraak en de vraag of er nu een verschuiving van procespartijen aan het ontstaan is alvorens tot een deelconclusie te komen. In de eerste paragraaf zal er iets dieper op het wetsvoorstel in worden gegaan.

3.1 De voor- en nadelen

Het wetsvoorstel beoogt een uitbreiding van het spreekrecht, zodat het slachtoffer niet alleen een weergave ter zitting kan geven van de gevolgen die hij heeft ondervonden door het gepleegde strafbare feit, maar dat hij zich hiernaast uit kan laten over alle vragen van artikel 350 Sv, inclusief een geschikte straf voor de verdachte.91 Staatssecretaris Teeven geeft zelf in de Memorie van Toelichting aan dat hij zich "gereserveerd uit heeft gelaten" over dit

wetsvoorstel met name over het advies dat het slachtoffer mag geven over de bewijsbaarheid en de strafmaat.92 Maar uit het onderzoek van het WODC in samenwerking met de

Universiteit Tilburg is gebleken dat slachtoffers die zich buiten het huidige spreekrecht begeven, niet door de rechter worden gecorrigeerd, ook niet wanneer de verdediging hierom vraagt. Uit het onderzoek is ook gebleken dat meer slachtoffers gebruik zouden maken van het spreekrecht wanneer zij zich over een passende straf voor de verdachte uit zouden kunnen laten.93

Wanneer het spreekrecht van het slachtoffer daadwerkelijk verder uitgebreid wordt met het adviesrecht en hij zich onder andere een oordeel mag vormen over een passende straf voor de verdachte en deze ter zitting naar voren kan brengen, wordt de rechtspositie van het

slachtoffer nog verder verbeterd. Hij verwerft een belangrijk, nieuw recht en zal hierdoor meer invloed op de strafzaak uit kunnen oefenen, waardoor hij zich meer betrokken en

gehoord voelt gedurende het strafproces. Door de verdere betrokkenheid bij de straftoemeting kan het slachtoffer zich ook beter met de afdoening van de zaak verenigen. Het OM, de

91

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 5 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

92

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 6 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

93

K. Lens e.a., Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers?, Tilburg: WODC 2010, p. 60, 65 en 85.

23

(24)

verdediging en de rechter(s) zullen rekening moeten houden met de punten die het slachtoffer naar voren brengt indien hij gebruikmaakt van het nieuwe spreekrecht, bestaande in de uitbreiding met het adviesrecht.94

Er moet voor gewaakt worden dat het strafproces volledig in het teken komt te staan van het slachtoffer. Wanneer deze regeling doorgevoerd wordt kan het slachtoffer steeds meer gezien gaan worden als “nieuwe” procespartij. Het strafproces is nu gericht op de verdachte, het OM en de onafhankelijke rechter. De rechter beslist uiteindelijk of het gepleegde strafbare feit dat ten laste is gelegd ook daadwerkelijk bewezen kan worden op grond van wat de

procespartijen aangevoerd hebben.95 De rechter gaat zelf actief op zoek naar de waarheid, bijvoorbeeld door zelf een getuige te ondervragen96 De rechter moet ervoor zorgen dat het om een eerlijk proces gaat in de zin van artikel 6 EVRM.97

Staatssecretaris Teeven geeft aan dat hij het niet wenselijk acht om het slachtoffer als een volwaardige procespartij te gaan zien in de toekomst.98 Aangezien het slachtoffer in

afzienbare tijd steeds meer rechten verwerft en zich uit mag gaan laten over de straf, lijkt het er toch sterk op dat deze wel als procespartij gezien kan gaan worden nu het slachtoffer niet meer alleen over de gevolgen die hij heeft ondervonden naar aanleiding van het gepleegde strafbare feit mag spreken, maar zich over alle vragen, die artikel 350 Sv behelst, een advies mag geven. Zo mag het slachtoffer ook om aanvullend onderzoek verzoeken, bewijs

aandragen etc. Een advies duidt erop dat de rechter hier niet aan gebonden is, maar hij moet het door het slachtoffer aangevoerde wel in zijn motivering meenemen. Spronken geeft zelfs aan dat deze motiveringsplicht een “onwerkbare motiveringsplicht is”.99 De stap van het nu (nog) geldende spreekrecht naar het adviesrecht is aanzienlijk. Mijns inziens is de stap van het adviseren naar het daadwerkelijk worden van een procespartij (waarbij er dus geen sprake meer zal zijn van een adviserende rol) een kleine stap.

Kwakman spreekt van een verschuiving van de procespartijen van het Openbaar Ministerie en verdachte, naar slachtoffer en verdachte.100 Ik sluit mij bij deze mening aan. Dit lijkt mij niet

94

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 20 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

95

P.A.M. Mevis, Capita Strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2009, p. 482. & C. van den Wyngaert,

Strafrecht, strafprocesrecht & internationaal strafrecht, Antwerpen-Apeldoorn: Maklu 2006, p. 514. 96

Zie bijvoorbeeld artikel 292 en artikel 315 Sv.

97

J.M.Reijntjes en A.A.L. Minkenhof, Nederlandse Strafvordering, Deventer: Kluwer 2009, p. 11.

98

Kamerstukken II 2013/13, 33552, nr. 2 p. 20. 99

T. Spronken,’Het slachtoffer als mede-eiser’, NJB 2013 p. 2188. Een nadere motivering waarom de motiveringsplicht onwerkbaar zou zijn ontbreekt helaas in het artikel.

100

N. Kwakman,’Aandacht voor slachtoffer in strafzaken wordt te groot’, Rijksuniversiteit Groningen 2013

24

(25)

de bedoeling van het wetsvoorstel en het standpunt van Teeven is dan ook, dat hij het niet wenselijk acht dat het slachtoffer een volwaardige procespartij wordt.

De verdachte zal in zeer weinig gevallen een voordeel halen uit het gegeven dat het slachtoffer zich met de strafmaat kan bemoeien. Dit zal alleen het geval zijn wanneer het slachtoffer een lage straf passend vindt, of geen straf, of bijvoorbeeld een schadevergoeding wenselijk acht. Hier komt natuurlijk dan nog wel bij kijken dat de rechter niet aan het advies gebonden is en hieraan voorbij kan gaan. De rechter zal dan wel moeten motiveren, op grond van het tweede lid van artikel 359 Sv van het wetsvoorstel, waarom hij een andere straf passend vindt.

Wanneer het slachtoffer weet dat hij ook een, zijns inziens, passende straf naar voren mag brengen tijdens het proces, kan dit hooggespannen verwachtingen wekken bij het slachtoffer. Vaak zal er niet aan deze verwachting voldaan kunnen worden.101 Het is niet ondenkbaar dat de strafmaat die het slachtoffer naar voren zal brengen vaak disproportioneel zal zijn en de rechter hier niet veel mee zal kunnen.102 Dit kan bij het slachtoffer leiden tot gevoelens van onbegrip, teleurstelling en wantrouwen in het strafproces.

Een ander nadeel wat het slachtoffer betreft, kan gezien worden in het feit dat hij denkt meer invloed te hebben op de straftoemeting en strafzaak in zijn geheel, dan dat er waargemaakt kan worden. Hij kan zichzelf echt als een procespartij gaan zien terwijl dit (nu in ieder geval nog) niet aan de orde is.

Het standpunt van het slachtoffer over de straf en eventueel de hoogte, zal ook een nadeel voor het slachtoffer kunnen opleveren in die zin dat de rechter niet gebonden zal zijn aan de input van het slachtoffer en een lagere straf op kan leggen, dit moet de rechter dan wel motiveren (artikel 359 lid 2 Sv van het wetsvoorstel). Dit kan voor het slachtoffer uiteraard teleurstellend zijn. Dit wordt door Teeven ook erkend, maar volgens hem moet het recht van het slachtoffer, om de keus te krijgen zich uit te spreken, prevaleren.103

(<www.rug.nl> onder opinies). Geraadpleegd op 13 november 2013.

101

Raad voor de rechtspraak,’Vragen bij adviesrecht voor slachtoffers’, Rechtspraak.nl/actualiteiten (<www.rechtspraak.nl>), geraadpleegd op 11 oktober 2013.

102

S. Smeets,’Slachtofferstrafrecht’, Joop.nl/opinies 2013 (<www.Joop.nl>), geraadpleegd op 12 november 2013.

103

M. Captein,’Slachtoffer mag zich uitspreken over strafmaat belager’, BNR 2013 (<www.bnr.nl>). Dit betreft een audio-opname van 22 februari 2013.

25

(26)

Een ander belangrijk nadeel voor het slachtoffer betreft het feit dat het slachtoffer niet in beroep zal kunnen gaan in de gevallen waarin de rechter het advies van het slachtoffer niet in acht neemt.104

Aan het onderzoek ter terechtzitting ligt een "gesloten stelsel van informanten voor de rechter

ter grondslag" zodat er geen bewijs gebruikt kan worden dat niet op de terechtzitting naar

voren is gekomen en de verdediging de mogelijkheid heeft zich over het bewijs uit te laten. Hierdoor wordt voldaan aan artikel 6 lid 3 sub d van het EVRM.105 Echter wanneer het

slachtoffer zich in het huidige spreekrecht uitlaat over de gevolgen die het gepleegde strafbare feit voor hem betekenen, kan de verdediging hier geen reactie op geven. Indien het

wetsvoorstel wordt doorgevoerd, en het slachtoffer zich over de vragen van artikel 350 Sv uit mag laten, dient de verdediging het slachtoffer ook op te kunnen roepen als getuige, zodat de verdediging een reactie kan geven op het aangevoerde van het slachtoffer. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet er een aanpassing van de wettelijke regeling plaatsvinden.106

In het wetsvoorstel staat beschreven dat het slachtoffer als getuige kan worden opgeroepen wanneer hij gebruikmaakt van het adviesrecht. Indien het slachtoffer zich uit wil laten over het bewijs, de schuldvraag, de kwalificatie van het strafbare feit of de op te leggen straf dan kan de consequentie zijn dat hij door de verdediging of de officier van justitie wordt

opgeroepen om te getuigen zodat het recht van de verdediging op hoor en wederhoor niet wordt geschonden.107 Dit recht is essentieel voor de verdediging helemaal nu het slachtoffer ook belastend bewijs kan aandragen. Wanneer het wetsvoorstel wet wordt kan dit wel als een voordeel voor de verdachte worden gezien maar als nadeel voor het slachtoffer.

Teeven stelt ook dat het slachtoffer het adviesrecht als negatief kan ervaren gezien het recht op hoor en wederhoor van de verdediging. Het slachtoffer zal alternatieve scenario's

aanvoeren betreffende het gepleegde delict waar de verdediging op zal moeten reageren. Deze reactie zal zich veelal tegen de zienswijze van het slachtoffer verzetten.108 De verdediging zal

104

A. de Savornin Lohman,’Opnieuw: Géén adviesrecht voor slachtoffers!’, Mr. (mr-online.nl), geraadpleegd op 21 november 2013.

105

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 15 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

106

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 15 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

107

Kamerstukken II 2013/14, onbekend , nr. 3 (MvT), p. 15 & 17. Het Kamerstuknummer is onbekend. Het document is te raadplegen via F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 15 & 17 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

Zie ook artikel 302 lid 4 Sv van het wetsvoorstel.

108

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 20 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

26

(27)

de verklaring van het slachtoffer in sommige gevallen moeten ontkrachten wat het slachtoffer vervolgens weer als onprettig kan ervaren.109 Dit zou kunnen betekenen dat de verdediging als het ware in een slecht daglicht zou komen te staan bij niet alleen het slachtoffer maar ook bij de rechters.

In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat het slachtoffer een procesdeelnemer is en geen procespartij. Er wordt vervolgens wel gesteld dat het voor het slachtoffer een

voordeel is dat deze "in ruimere mate (...) kan deelnemen aan het strafproces".110 De staatssecretaris spreekt dan ook over "het slachtoffer als adviseur over de te nemen

beslissingen bedoeld in artikel 350 Sv".111 En op pag. 20 wordt er betreffende het slachtoffer gesteld "zijn rol als procesdeelnemer krijgt meer gewicht en groeit naar die van

procespartij".112 De rechtspositie van de verdachte wijzigt wanneer het wetsvoorstel wet wordt. In plaats van alleen de officier van justitie, die zich over alle vragen van artikel 350 Sv uit laat krijgt er ook het slachtoffer bij, indien deze gebruikmaakt van het uitgebreide

spreekrecht. Dit kan een nadeel voor de verdachte opleveren maar wordt gecompenseerd door het feit dat de verdachte het slachtoffer als getuige op kan laten roepen ter zitting. Dit is mijn inziens ook nodig om het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM te kunnen waarborgen.

In de Memorie van Toelichting wordt er gesproken van het feit dat er verschillende personen zijn die zich zorgen maken of de rechter de onschuldpresumptie nog wel kan hanteren na het aanhoren van het slachtoffer.113 Teeven is van mening dat de rechter zorg moet kunnen dragen voor een "onpartijdige leiding van het onderzoek".114

Het slachtoffer kan, wanneer hij gebruikmaakt van het adviesrecht, op grond van artikel 302 lid 5 Sv van het wetsvoorstel, ook de rechter verzoeken dat er aanvullend onderzoek wordt

109

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 20 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

110

Auteur onbekend,’ Teeven breidt spreekrecht slachtoffers verder uit’, Rijksoverheid 2013, p. 2, (www.rijksoverheid.nl)

111

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 17 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

112

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 20 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

113

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 24 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

114

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 24 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

27

(28)

verricht, zoals het horen van getuigen en deskundigen.115 Dit verzoek zal door de rechter strenger beoordeeld worden dan wanneer de verdediging dit verzoek doet aangezien “de

rechtbank er vanuit mag gaan dat het aan de officier van justitie en de verdediging is om te reageren op het gepresenteerde bewijsmateriaal en de volledigheid daarvan. Aan de

rechtbank komt het definitieve oordeel toe of zij meent dat de zaak voldoende is onderzocht en het onderzoek volledig is geweest.” 116

Staatssecretaris Teeven geeft aan dat een goede informatieverstrekking aan het slachtoffer over de beide vormen van het spreekrecht essentieel is.117

De informatieverstrekking aan het slachtoffer kan een lastenverzwaring opleveren voor het Openbaar Ministerie. In het huidige spreekrecht is het Openbaar Ministerie namelijk degene die het slachtoffer informeert. Wanneer het aantal slachtoffers dat gebruik wil maken van het spreekrecht (of dat nu in de huidige vorm is of de uitgebreidere versie die in het wetsvoorstel geïntroduceerd wordt) toe zal nemen zal de werklast bij het Openbaar Ministerie ook

toenemen wat uiteindelijk zal resulteren in meer kosten voor personeel.

Niet alleen het OM maar ook de rechtspraak zal gevolgen ondervinden wanneer het wetsvoorstel wet wordt. De Raad voor de rechtspraak geeft aan dat er ook financiële compensatie moet komen indien het wetsvoorstel zou leiden tot een zwaardere werklast waardoor de doorlooptijd van de zittingen langer zouden worden.118

De rechtspleging zou onnodig worden belast wanneer er sprake is van een verdachte die een aantal strafbare feiten heeft gepleegd waarbij hij meerdere slachtoffers heeft gemaakt. Wanneer al deze slachtoffers zich individueel uit kunnen laten over de hoogte van de straf wordt de duur van de zitting waarschijnlijk onnodig lang. Wellicht zou het een optie kunnen zijn om de slachtoffers gezamenlijk tot een passende strafmaat te laten komen, maar ook dit kan op problemen stuiten wanneer zij het onderling niet eens zullen zijn.

115

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 21 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

116

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 22 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

117

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 19 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

118

Raad voor de rechtspraak,’Vragen bij adviesrecht voor slachtoffers’, Rechtspraak.nl/actualiteiten (<www.rechtspraak.nl>), geraadpleegd op 11 oktober 2013.

28

(29)

Ook de mogelijkheden om zaken ad informandum te voegen zal door het aanwezig zijn van slachtoffers bemoeilijkt en beperkt worden. Hoewel de Hoge Raad voor wijziging van het Wetboek van Strafvordering had bepaald dat slachtoffers zich niet konden voegen in het strafproces bij ad informandum gevoegde feiten: “Aangezien een onderzoek naar de

gegrondheid van de strafvervolging ingevolge het bepaalde bij de art. 348 en 350 Sv dient te geschieden op de grondslag der tenlastelegging, is met deze regeling onverenigbaar dat een vordering van de beledigde partij zou worden toegewezen ter zake van een feit dat niet in de tenlastelegging is opgenomen.”, kan dat sinds de wetswijziging wel.119 Nu de slachtoffers die schade hebben geleden zich kunnen voegen voor de ad informandum gevoegde feiten kan het niet anders dat ook bij deze feiten het slachtoffer dan iets over de straf moet kunnen zeggen. Hoe hoger het aantal ad informandum gevoegde zaken, waarin slachtoffers voorkomen, hoe meer adviezen er kunnen zijn, die sterk van elkaar af kunnen wijken, over de op te leggen strafmaat. Het is in dat geval denkbaar dat er minder snel voor gekozen zal worden om zaken ad informandum te voegen. De ad informandum gevoegde feiten kunnen door de rechter ook alleen betrokken worden bij de straftoemeting.

In de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel is ook het tweefasenproces aan de orde gekomen. Het tweefasenproces komt, kort gezegd, neer op een "wijziging van de structuur

van het onderzoek op de terechtzitting in de zin dat er een scheiding moet komen tussen de vaststelling dat de verdachte het tenlasteglegde feit heeft begaan en de vraag welke straf hem daarvoor moet worden opgelegd".120

Volgens Langemijer zou het niet in strijd zijn met de onschuldpresumptie wanneer "het

slachtoffer in zijn betoog veronderstelt dat het feit bewezen en strafbaar zal worden

verklaard".121 Aangezien het dan enkel een "partijstandpunt" betreft.122 Het adviesrecht gaat echter nog verder dan alleen een betoog over de bewezenverklaring van het feit. De

onderzoekers van het WODC en Universiteit Groningen maken zich zorgen dat het

adviesrecht strijd zou kunnen opleveren met het leerstuk van de positieve verplichtingen voor de lidstaten, wanneer slachtoffers “geen beperkingen” worden opgelegd omdat zij zich al uit

119

HR 20 juni 1989, NJ 1990, 93 r.o. 4.2. & C. Hol, Het slachtoffer, Den Haag: SDU 2012, p. 17 & 43. Hiermee wordt gedoeld op de wetswijziging die in is gevoerd bij de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (artikel 361 lid 2 Sv).

120

F. Teeven,’ Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces’, p. 6 (<Rijksoverheid.nl> onder documenten en publicaties).

121

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 81.

122

F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 81.

29

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een tweede verklaring voor de relatie tussen eerder en later slachtofferschap die in de litera- tuur gesuggereerd wordt, ste1t dat personen die slachtoff'er zijn geworden

Soms is de ιοί van het slachtofFer minder hjdelyk cn is de schade mede cen gevolg van zyn eigen gediag Het is met betrckkmg tot deze situatic dat de Raad van State zieh ooi*

Sinds misdaad dientengevolge niet meer zou kunnen worden gezien als een aanval van het ene individu op het andere, maar als een aanval op de samenleving in zijn geheel, kon de

Uit een vergelijking tussen de cliënten van het fonds met een groep van niet-cliënten concludeerde Van Dijk, daarbij gesteund door resulta- ten van buitenlands onderzoek, dat

Bij de bemiddelingen werd gestreefd naar een daadwerkelijke ontmoeting tussen dader en slachtoffer, maar er kon ook sprake zijn van indirecte vormen van bemiddeling

De vrijwilligers van SHN hebben de taak om slachtoffers tijdens het eerste gesprek met SHN standaard te attenderen op de mogelijkheid een gesprek met de dader aan te gaan..

De bredere werking die door de politierechter en het hof in deze zaken wordt toegekend aan het slachtoffer met een bepaalde functie is ook geheel in lijn met

Hoewel het slachtoffer nu metterdaad een positie met rechten lijkt te krijgen, kunnen toch diverse kritische opmerkingen worden gemaakt. Allereerst moet gezegd dat het slachtoffer