• No results found

Het politieke grapje : in hoeverre beïnvloedt politieke satire in soft news programma’s de politieke participatie van Nederlanders?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het politieke grapje : in hoeverre beïnvloedt politieke satire in soft news programma’s de politieke participatie van Nederlanders?"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het politieke grapje

In hoeverre beïnvloedt politieke satire in soft news

programma’s de politieke participatie van Nederlanders?

Lara Jeurissen (10520562) 16-01-2017 Universiteit van Amsterdam Afstudeerproject: Politieke Communicatie Docent: Jasper van de Pol Aantal woorden: 5.660

(2)

Het politieke grapje

Samenvatting

Dit onderzoek beschrijft hoe politiek-satirische programma’s invloed hebben op de politieke participatie van de kijkers en in hoeverre politieke kennis en efficacy een mediërende rol spelen. In het experiment zijn de respondenten blootgesteld aan een stimuli in de vorm van een videofragment die ofwel informatief of ofwel satirisch was, hierna zijn de effecten met een vragenlijst gemeten. Gevonden is dat zowel interne als externe efficacy een positieve relatie hebben met politieke participatie. Naarmate de interne efficacy stijgt, zal ook de intentie tot politieke participatie toenemen en wanneer de externe efficacy stijgt, neemt de politieke participatie ook toe. Ook is er een direct effect gevonden van satire op politieke participatie.

Inleiding

Een democratie is een manier van besturen waarin het volk ‘regeert’, waarin iedereen gelijk is en waar elke stem even zwaar weegt (“Derde Kamer”, 2016). Politieke participatie is hierbij van groot belang. Wanneer de burgers niet deelnemen aan het politieke proces,

bijvoorbeeld door niet te stemmen, kan de democratie van een maatschappij in gevaar zijn. De Nederlandse overheid probeert haar burgers te betrekken bij het politieke proces, via onder anderen stemwijzers en het Huis voor democratie en rechtstaat, een website die bedoeld is om te informeren over hoe de rechtstaat in Nederland werkt. (“Rijksoverheid”, 2016). Maar ook via televisie probeert de overheid de aandacht te trekken. Zo zijn er de reclamespots in de zendtijd voor politieke partijen op de publieke zenders, het nieuws en programma’s gericht op het informeren over de politiek.

Het probleem is echter dat door de groeiende diversiteit in televisieprogramma’s de kijkcijfers voor programma’s gericht op de politiek dalen. Men heeft veel meer keuze in programma’s en gaat vaker opzoek naar entertainment. Gevolglijk is het moeilijk voor

televisiezenders om politiek nieuws te verkopen. Dat is een probleem voor politici, zij moeten nu meer hun best doen om de aandacht van het publiek te krijgen. Dit zorgt ervoor dat steeds meer politici in talk shows hun verhaal doen (Baum, 2005). Ook zijn er programma’s ontstaan die wel politieke onderwerpen behandelen, maar dit op een manier doen die meer gericht is op entertainment, namelijk politieke comedy, ofwel politiek-satirische programma’s. In deze programma’s worden politici besproken, politici hebben daardoor geen invloed op hoe ze worden gepresenteerd.

(3)

In het onderzoek van Baum (2005) is gevonden dat mensen soft nieuws programma’s of politieke comedy shows voornamelijk kijken voor de entertainment en dat deze shows vooral ingaan op de persoonlijke kant van politici en op human interest verhalen. Politieke comedy shows zijn televisieprogramma’s waar de actualiteiten op een humoristische wijze worden gepresenteerd en waar politici op een satirische wijze worden bekritiseerd. (Cao & Brewer, 2008). In tegenstelling tot talk shows, waar een politicus zichzelf kan presenteren en zijn persoonlijke kant kan laten zien, worden politici in politieke comedy programma’s vaak op een humoristische, maar negatieve manier weergeven. Veel mensen kijken graag naar deze satirische entertainmentprogramma’s, het is daarom van belang te weten wat blootstelling aan satirische politieke programma’s tot gevolg heeft. In dit onderzoek zal ik me daarom focussen op satirische politieke programma’s.

Eerder onderzoek (Hollander, 2003; Cao & Brewer, 2008) naar de effecten van politieke comedy programma’s en politieke satirische programma’s wijst uit dat, ook al is het voornaamste doel van deze programma’s entertainen, kijkers ook iets opsteken over de politiek. Daarnaast blijkt dat een individu eerder politiek actief zal zijn wanneer hij of zij een hogere mate van politieke kennis heeft en zich beter instaat acht invloed uit te oefenen op de politiek (Reichter, 2016). Duidelijk is dat politieke satire effect heeft op politieke kennis en op politieke activiteit, maar er is nog weinig onderzoek verricht naar mogelijke mediërende factoren tussen de relatie van politieke satire en de politieke activiteit. Het is daarom

interessant deze mogelijke relaties en effecten nader te onderzoeken, hiervoor is de volgende hoofdvraag opgesteld:

RQ: In hoeverre heeft politieke satire effect op de politieke participatie van het stemmende publiek met politieke kennis en efficacy als mediërende variabelen?

In de komende hoofdstukken zal ik ten eerste de belangrijkste concepten en verbanden toelichten, daarna leg ik mijn onderzoek- en analysemethodes uit, waarna ik de gevonden data zal bespreken en op basis daarvan een conclusie formuleer. Tevens benoem ik de beperkingen van dit onderzoek en zal ik suggesties doen voor vervolg onderzoek.

Conceptueel model

Politieke participatie, efficacy en kennis

Er zijn meerdere onderzoeken gedaan naar de effecten van politieke satire op, onder anderen, politieke participatie, politieke kennis en efficacy. Deze variabelen worden vaak los van elkaar onderzocht (Baum, 2003; Cao & Brewer, 2008; Hollander, 2005; etc.). Er is echter

(4)

nog maar weinig onderzocht of politieke satire, via een toename in kennis en efficacy, een effect heeft op politieke participatie.

Een onderzoek dat wel kijkt naar de mediërende invloed van kennis en efficacy op politieke participatie, maar niet naar politieke satire, is het onderzoek van Reichtert (2016). Hierin wordt beschreven waarom politieke kennis en interne efficacy een positief effect zouden hebben op politieke participatie. Dit komt volgens het onderzoek, doordat een stijging in politieke kennis bijdraagt aan een hogere self-efficacy. In het onderzoek is gevonden dat de interne efficacy een direct effect heeft op de politieke participatie. Ook Jung, Kim & Gil de Zúñiga (2011) vinden een mediërend effect van zowel politieke kennis en efficacy op de relatie tussen blootstelling aan nieuws media en politieke participatie. Beide voorgenoemde onderzoeken kijken echter niet specifiek naar satirische media.

In dit onderzoek breid ik de bestaande literatuur uit door te bekijken in hoeverre politieke satire een effect heeft op de politieke participatie met als mediërende factoren zowel politieke kennis en de interne als de externe efficacy van individuen.

Knowledge gap

Voordat burgers politiek actief kunnen zijn, is het nodig dat zij eerst de politiek begrijpen. Dit is niet voor elk individu even makkelijk. De ‘knowledge gap hypothesis’ is een hypothese die verklaart waarom en hoe sommige individuen meer profiteren van een hogere beschikbaarheid van politieke informatie, die wordt verkregen door massamedia. De

hypothese stelt dat naarmate massamedia-informatie toeneemt, de bevolkingsdelen met een hogere sociaaleconomische status deze informatie sneller kunnen verzamelen, verwerken en begrijpen dan bevolkingsdelen met een lager sociaaleconomische status (Tichenor, Donohue & Olien, 1970). Hierdoor wordt de ongelijkheid van politieke kennis tussen de groepen (hoger en lager sociaaleconomische status) groter.

Televisiemedia worden door onderzoekers juist gezien als een mogelijke manier om dit ‘gat’ te dichten. Hierbij ligt de focus namelijk op de visuele impact van nieuws en worden de emotionele en dramatische componenten van het bericht benadrukt (Graber, 2004). Het verwerken van deze nieuwsvorm vereist minder vaardigheden. Een publiek met een lagere politieke motivatie en minder cognitieve vaardigheden kunnen door televisienieuws alsnog leren, met als gevolg dat de ‘knowledge gap’ verkleint (Anduiza, Gallego & Jorba, 2012).

(5)

In dit onderzoek kijk ik specifiek naar een politiek-satirisch televisieprogramma en vergelijk ik deze met een feitelijk en neutraal nieuwsprogramma. Satirische programma’s focussen zich meer op het entertainen dan op het informeren van het publiek (Baum, 2003). Desalniettemin hebben deze programma’s vaak toch een positief effect op de politieke kennis van het publiek (Cao & Brewer, 2005). In het onderzoek van Hollander (2005) bijvoorbeeld, wordt geconcludeerd dat blootstelling aan politieke comedy programma’s een bescheiden positief effect kan hebben voor jongeren. In een soortgelijk onderzoek wordt gevonden dat individuen die naar The Daily Show keken, een Amerikaanse politieke comedy show, over meer politieke kennis beschikken dan individuen die niet naar het programma kijken (Cao & Brewer, 2005). Daarom verwacht ik het volgende:

H1: Blootstelling aan politieke satire zorgt voor een toename van politieke kennis.

Politieke efficacy

Self-efficacy is de overtuiging van een individu dat hij of zij het vereiste gedrag in een bepaalde situatie kan uitvoeren (Bandura, 1977). Het concept bestaat uit interne en externe efficacy. Externe efficacy wordt in het onderzoek van Baumgartner & Morris (2006)

geoperationaliseerd als de overtuigingen van individuen over de manier waarop de overheid inspeelt op de eisen van haar burgers. In dit onderzoek is externe efficacy zo

geoperationaliseerd dat, in tegenstelling tot de meeste literatuur, wanneer de externe efficacy hoog is, men het idee heeft dat de overheid niet luistert naar de eisen van haar burgers.

Interne efficacy bestaat uit twee delen, namelijk de overtuiging dat bepaald gedrag zal leiden tot bepaalde uitkomsten en de overtuiging dat men succesvol dit gedrag kan uitvoeren (Bandura, 1977). In relatie tot de politiek is de interne efficacy is (1) de overtuiging over de eigen bekwaamheid om politieke informatie te begrijpen en (2) om aan het politieke systeem deel te nemen (Baumgartner, 2013).

Er zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd waarbij de relatie wordt onderzocht tussen politieke kennis, efficacy en participatie (Reichter, 2016; Jung, Kim, Gil de Zúñiga, 2011). Uit het onderzoek van Reichter (2016) blijkt een significant mediërend effect van interne efficacy, op de relatie tussen politieke kennis en de intentie tot politieke participatie. Ook uit het onderzoek van Jung, Kim & Gil de Zúñiga (2011) blijkt dat politieke kennis en interne efficacy belangrijke variabelen zijn die politieke participatie kunnen stimuleren. Hieruit maak ik de volgende verwachtingen op:

(6)

H2: Een toename van politieke kennis zorgt voor een toename van de interne efficacy over politiek.

H3: Een toename in de interne efficacy heeft een positief verband met de politieke participatie.

Blootstelling aan politieke satire zorgt ervoor dat men cynischer wordt over de politiek en de media (Baumgartner & Morris, 2006). In het onderzoek van Boukes & Boomgaarden (2014) komt naar voren dat blootstelling aan politiek satirische programma’s voor meer cynisme zorgt dan blootstelling aan feitelijke en neutrale progamma’s over de politiek. Dit is voornamelijk het geval bij individuen met een lage politieke kennis. Naarmate men leert over de politiek via satire, stijgt de externe efficacy. In het onderzoek van Baumgartner & Morris (2006) wordt gekeken naar een specifieke case, namelijk de Late Night Show. Gevonden is dat politieke satire ervoor zorgt dat burgers het gevoel hebben geen invloed uit te kunnen oefenen op de politiek en dat de politiek niet luistert naar haar burgers. Dit wil zeggen dat burgers niet geloven dat hun politieke participatie uitmaakt voor het politieke proces. De onderzoekers redeneren dat dit een reden kan zijn waardoor individuen geneigd zijn om politiek actief te worden, want uit ontevredenheid ontstaat de wil om een situatie te

veranderen. Duidelijk is dat politieke satire zorgt voor cynisme en hogere externe efficacy. Maar de relatie tussen externe efficacy en participatie moet nog worden onderzocht, aangezien eerder onderzoek geen consistente uitleg biedt. Hieruit volgt de volgende hypothese en deelvraag:

H4: Een toename van politieke kennis zorgt voor een toename van de externe efficacy over politiek.

DV1: In hoeverre is er een verband tussen externe efficacy en politieke participatie?

(7)

Figuur 1. Conceptueel model

Methode

Steekproef

De populatie van dit onderzoek is ‘burgers met stemrecht in Nederland’, met andere woorden Nederlandse burgers vanaf achttien jaar. De respondenten zijn verworven via Facebook, e-mail en Whatsapp. Dat betekent dat gewerkt is met een gelegenheidssteekproef. De dataverzameling vond plaats in november 2016. In totaal deden 358 respondenten mee aan het onderzoek, waarvan 232 respondenten de vragenlijst daadwerkelijk hebben afgerond. 65,1 procent van de respondenten is vrouw en 34,9 procent is man. Het opleidingsniveau van de respondenten ligt redelijk hoog, het gemiddelde is tussen HBO Bachelor en WO Bachelor. Daarnaast zijn er zes respondenten met een onderbouw HAVO/VWO/ VMBO

opleidingsniveau en 29 respondenten met een WO Master/Doctor opleidingsniveau. Zoals verwacht, zijn de meeste respondenten jong. De leeftijd die het meeste voorkwam, is 21. De gemiddelde leeftijd is 28,47. Al met al is de steekproef niet heel representatief voor de Nederlandse bevolking, aangezien de gemiddelde leeftijd laag ligt en het opleidingsniveau redelijk hoog.

Onderzoeksinstrument

Het onderzoeksdesign is een posttest experiment met vier condities. De participanten zijn random toegewezen aan één van deze condities. Er zijn twee losstaande en verschillende stimuli in dit onderzoek, daarom zijn er vier condities.

(8)

De eerste stimulus gaat over de Waterschapsverkiezingen. Respondenten worden aan de satirische conditie of aan de informatieve conditie toebedeeld. In de satirische conditie krijgen de respondenten een fragment te zien van de satirische avondshow ‘Zondag met Lubach’, waarin presentator Lubach spreekt over de Waterschapsverkiezingen die in het vizier liggen. Hij presenteert feitelijke informatie over wat de Waterschappen doen en waarom het van belang is om te stemmen. Hij doet dit met een satirische ondertoon. Ook grapt hij over de belangrijkheid van het stemmen op de Waterschappen. In de informatieve conditie zullen respondenten een fragment te zien krijgen uit het RTL Nieuws. De

presentatoren geven feitelijke informatie over de Waterschapsverkiezingen en over de

werkzaamheden van de Waterschappen. Daarnaast is een klein deel van een rapportage te zien over werkzaamheden van een van de Waterschappen.

Belangrijke verschillen zijn dat in het satirische fragment over de waterschappen nauwelijks cijfers worden genoemd, terwijl in het niet-satirische fragment veel feiten en cijfers worden besproken. Ook zijn de achtergrondvideo’s niet hetzelfde en wordt de informatie door andere personen gepresenteerd. Aan de andere kant is de belangrijkste overeenkomst dat in beide fragmenten dezelfde informatie wordt besproken, er wordt namelijk uitgelegd waarom er gestemd moet worden voor de waterschappen en wat de waterschappen doen.

In de tweede ronde, krijgen de respondenten een satirisch fragment ofwel een promotievideo te zien over de gastbijdrage van premier Rutte aan het tijdschrift ‘Margriet’. Deze stimuli zijn echter niet verder relevant voor dit specifieke onderzoek en zullen daarom niet meer in beschouwing worden genomen.

Operationalisaties

Politieke kennis

Politieke kennis is in dit onderzoek geoperationaliseerd als de herinnering en

herkenning van de politieke informatie waaraan men wordt blootgesteld. (Hollander, 2005). In het onderzoek van Hollander (2005) is herkenning een fenomeen dat al kan voorkomen wanneer een individu toevallig wordt blootgesteld aan bepaalde informatie en dit op een later moment van blootstelling aan hetzelfde nieuws, de informatie herkent. Herinnering gebeurt pas wanneer een individu de intentie heeft te leren over de informatie waaraan hij of zij wordt blootgesteld of een hoge mate van aandacht heeft voor de informatie.

In het huidige onderzoek kan herinnering helaas niet gemeten worden, omdat er maar één meetmoment is. Om te kunnen meten of respondenten zich de informatie uit de video

(9)

fragmenten daadwerkelijk herinneren, zou het nodig zijn om een tweede meetmoment in te lassen op een later tijdstip. Dan zou kunnen worden gevraagd wat ze zich nog kunnen herinneren van de video’s waaraan ze een tijd geleden zijn blootgesteld. Aangezien dit door de beperkte omvang van dit onderzoek niet mogelijk is, wordt politieke kennis getoetst aan de hand van een vraag na de blootstelling aan de stimulus. De respondenten krijgen tien

stellingen te zien, waarbij ze kunnen aanvinken welke stellingen ze herkennen van de zojuist bekeken videofragmenten. Per fragment zijn vier stellingen opgesteld. Daarnaast zijn twee stellingen toegevoegd die in beide fragmenten niet voorkomen. In de database zijn daarna het aantal correcte antwoorden per conditie bij elkaar opgeteld. Hier komen twee schalen uit: politieke kennis van de respondenten die het satirische fragment hebben gezien en politieke kennis van de respondenten die het informatieve fragment hebben gezien. Door in de syntax van SPSS beide schalen hetzelfde te noemen, worden de uitkomsten in een schaal

overschreven. Op deze manier is de variabele politieke kennis gevormd op een manier waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de twee condities en de schaal nul tot en met vier bleef. Het gemiddelde van de schaal is 1,14 (SD=1,10) op een schaal van 0 tot en met 4. Het is van belang te noemen dat er een lage overeenkomst was in de feitelijke informatie tussen het fragment van RLT Nieuws en het fragment van Zondag met Lubach. Dit heeft schadelijke gevolgen voor de validiteit van het onderzoek. Idealiter worden er twee videofragmenten gekozen die precies dezelfde informatie blootgeven, met als enig verschil een satirische of juist neutrale toon. Helaas was het niet mogelijk om zulke fragmenten te vinden of om deze zelf te creëren binnen dit onderzoek. Om de schade van de validiteit te beperken, heb ik geprobeerd de informatie voor de antwoordopties van beide fragmenten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

Politieke participatie

In dit onderzoek neem ik de operationalisatie van Lee & Kwak (2014) over voor het concept politieke participatie. Het concept wordt opgesplitst in drie meetbare variabelen. Genoemd moet worden dat de intentie van politieke participatie wordt gemeten, in plaats van de daadwerkelijke participatie. De respondenten zullen worden bevraagd over hun intentie te participeren in een van deze drie politieke activiteiten: bijwonen van een politieke

bijeenkomst; contact opnemen met een politicus of politieke partij; politieke voorkeur laten zien door poster of sticker van een politieke partij. (Lee & Kwak, 2014). Voordat de schaal is samengesteld, heb ik een betrouwbaarheidstest uitgevoerd, hieruit blijkt dat de schaal redelijk betrouwbaar is α= 0,79. Het gemiddelde van de schaal is 3,46 (SD=1,26) op een schaal van 1

(10)

tot en met 7. Door de vraag: “Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stelling: Zou u uw politieke voorkeur uiten door een poster van een politieke partij op te hangen in uw huis?” te verwijderen, verbeterd de betrouwbaarheid naar α= 0,83. Aangezien de Cronbach’s Alpha voor verwijdering acceptabel is en de verbetering minimaal, kies ik ervoor de vraag te behouden.

Interne efficacy

Baumgartner (2006) operationaliseert interne efficacy als “de overtuiging over de eigen bekwaamheid om politieke informatie te begrijpen en om aan het politieke systeem deel te nemen”. Om dit te kunnen meten, zullen de participanten reageren op vier stellingen op een schaal van 1 (sterk mee oneens) naar 7 (sterk mee eens). De stellingen zijn gebaseerd op het onderzoek van Becker (2014): “Ik denk dat ik over de capaciteiten beschik om aan de politiek deel te nemen”, “Ik denk dat ik de belangrijkste politieke issues van mijn land redelijk goed begrijp”, “Ik denk dat ik beter geïnformeerd ben over de politiek dan anderen” en “Soms lijkt de politiek en de regering zo gecompliceerd dat iemand zoals ik niet echt kan begrijpen wat er gebeurd”. Voordat de schaal wordt gemaakt, is een betrouwbaarheidstest uigevoerd (α= 0,76). De betrouwbaarheid kan verbeterd worden naar α= 0,79 wanneer de vraag “Ik denk dat ik beter geïnformeerd ben over de politiek dan anderen” wordt verwijderd. Echter kies ik ervoor deze vraag niet te verbeteren, aangezien de verbetering erg klein is en de betrouwbaarheid al redelijk goed is met α= 0,76. Het gemiddelde van de schaal is 4,53 (SD= 1,24) op een schaal van 1 tot en met 7.

Externe efficacy

Dit concept kan geoperationaliseerd worden als de overtuiging van een individu dat zijn of haar politieke participatie een verschil kan maken in de politieke besluitvorming (Baumgartner, 2005). Deze worden gemeten aan de hand van drie vragen op een schaal van 1 (sterk mee oneens) tot 7 (sterk mee eens): “Het maakt politici niet uit wat iemand zoals ik vind”, “Het maakt niet uit of ik me inzet voor een politieke partij, uiteindelijk doet de regering wat zij wil”, “Door verkiezingen luistert de overheid naar haar volk”. Daarna wordt een schaal gevormd die externe efficacy meet, deze heeft redelijk hoge betrouwbaarheidsgraad α= 0,75 een gemiddelde van 3,46 (SD= 1,26) op een schaal van 1 tot en met 7. Hoe hoger er wordt gescoord op deze schaal, hoe minder vertrouwen de respondenten hebben dat zij het verschil kunnen maken in de politieke besluitvorming.

(11)

Tabel 1. Descriptieve waarden

Analyseplan

De hypothesen zijn getoetst aan de hand van één eenwegsvariantie-analyse en vier regressieanalyses. De ANOVA-analyse is uitgevoerd om het verschil tussen een dichotome variabele en een interval variabele te meten. De regressies zijn uitgevoerd, omdat alle variabele zijn interval variabelen. Daarnaast kan bij een regressieanalyse niet alleen de richting van het verband worden gemeten, maar het geeft ook een voorspelling van de sterkte van het verband. (Van Groningen & De Boer, 2012).

Resultaten

Om er zeker van te zijn dat de respondenten op een gelijke manier zijn verdeeld over de twee condities (satire en informatief), zijn drie randomisatie toetsen uitgevoerd. Ten eerste is onderzocht of geslacht gelijk over de groepen verdeeld is, F(116,116)= 0,08, p= 0,78. Hetzelfde is gedaan voor opleiding, F(116,116)= 0,30, p= 0,59 en voor leeftijd, F(116, 116)= 1,30, p=0,26. Geen een van de toetsen is significant, dat betekent dat de respondenten gelijk zijn verdeeld over de twee condities.

Na de randomisatie toetsen, is een manipulatiecheck uitgevoerd. In het experiment is dit met de volgende vraag gemeten: “Op welke manier werd de informatie in het fragment wat u heeft gezien gebracht?” Hierop kan worden geantwoord met: “Feitelijk” of “Satirisch”. Om de manipulatie check uit te voeren, is een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. De analyse is significant bevonden, t(232)= -28,30, p<0,001, 95% CI [-0,94; -0,82]. Dit wil zeggen dat de meeste respondenten de manipulatie begrepen. In de satirische conditie zaten 116

Variabele M (SD) α Politieke kennis 6,59 (1,10) Interne efficacy 4,53 (1,24) 0,76 Extere efficacy 3,46 (1,26) 0,75 Politieke participatie 3,46 (1,26) 0,79 Noot. N= 232

(12)

respondenten, deze scoorden gemiddeld 1,03 (SD= 0,16) op een dichotome schaal waarbij 1 de feitelijke is en 2 de satire. Ook in de informatieve conditie zaten 116 respondenten, hier was het gemiddelde 1,91 (SD= 0,29) op een dichotome schaal waarbij 1 de feitelijke is en 2 de satire. 91 procent van de respondenten had de vraag goed en begrepen de manipulatie.

Figuur 2. Model met uitkomsten

Tabel 2. One-way Anova hypothese 1

Model Sum of Squares df Mean Square F p Between Groups 1,90 1 1,90 1,83 0,177 Within Groups 238,40 230 1,04 Total 240,31 231

Voor de eerste hypothese “Blootstelling aan politieke satire zorgt voor een toename van politieke kennis” is een eenwegs-variantieanalyse uitgevoerd, hieruit is geen significante relatie gevonden. De respondenten in de informatieve conditie scoorden gemiddeld 1,05 (SD=0,09) op een schaal van 0 tot en met 4 en in de satirische conditie was het gemiddelde 1,23 (SD=1,08) op een schaal van 0 tot en met 4. Het zien van een informatief videofragment

(13)

of een satirisch videofragment heeft geen invloed op de politieke kennis van de respondenten, F(1, 230)= 1,83, p=0,177. De eerste hypothese wordt verworpen.

Tabel 3. Regressiemodel hypothese 2

De tweede hypothese “Een toename van politieke kennis zorgt voor een toename van de interne efficacy over politiek” is gemeten aan de hand van een regressieanalyse. Het

regressiemodel met interne efficacy als afhankelijke

variabele en politieke kennis als onafhankelijke variabele is niet significant, F(1, 230)= 2,28 p= 0,13, zie tabel 2. Daarom wordt de tweede hypothese verworpen.

Ook voor hypothese drie “Een toename in de interne efficacy heeft een positief verband met de politieke participatie” is een regressieananalyse uitgevoerd met politieke participatie als afhankelijke variabele en interne efficacy als onafhankelijke variabele. Het regressiemodel is significant bevonden, F(1, 230) = 54,41, p < 0,01. Er blijkt een positief verband te bestaan tussen de twee variabelen. Naarmate de interne efficacy hoger wordt, zal ook de politieke participatie stijgen met 0,44, op een schaal van 1 tot en met 7, p< 0,001, 95% CI [0,33; 0,56], zie tabel 3. Met de variabele interne efficacy kan 19,1% van de verschillen in politieke participatie voorspeld worden. De derde hypothese word aangenomen.

Tabel 5. Regressiemodel hypothese 4

Model Variabele B t p 95% CI Constant 4,754 39,82 0,001 - Externe efficacy -0,10 -1,27 0,21 - Model Variabele B t p 95% CI Constant 4,67 38,31 0,001 - Kennis -0,12 -1,51 0,132 -

Tabel 4. Regressiemodel hypothese 3.

Model Variable B t p 95% CI

Constant 1,45 5,15 0,001 [0,90;2,01] Interne

efficacy

(14)

Het regressiemodel voor de vierde hypothese “Een toename van politieke kennis zorgt voor een toename van de externe efficacy over politiek” met externe efficacy als afhankelijke variabele en politieke kennis als onafhankelijke variabele is niet significant, F(1, 230) = 1,61, p= 0,21, zie tabel 4. De vierde hypothese wordt verworpen.

De laatste deelvraag “In hoeverre is er een verband tussen externe efficacy en politieke participatie?” is gemeten aan de hand van een regressieanalyse met politieke participatie als afhankelijke variabele en externe efficacy als onafhankelijke variabele. Hier komt een significant regressiemodel uit, F(1, 230)= 54,41, p= 0,001. Er blijkt een positief verband te zijn tussen de variabelen externe efficacy en politieke participatie. Wanneer de externe efficacy stijgt, neemt de politieke participatie toe met 0,44 op een schaal van 1 tot en met 7. Met de variabele externe efficacy kan 19% van de verschillen in politieke participatie worden voorspeld, zie tabel 5. Hypothese vijf wordt aangenomen.

Tabel 7. Variantie-model met politieke participatie als afhankelijke variabele

Informatief Satire

M SD M SD F df p

3,25 1,23 3,67 1,25 6,36 1; 230 0,012

Aangezien de verwachte relatie tussen de blootstelling aan satire en politieke kennis niet significant zijn bevonden, heb ik ook een ANOVA-toets voor onafhankelijke

waarnemingen uitgevoerd om te kijken of de blootstelling aan politieke satire een direct effect heeft op politieke participatie, dit model is significant, F(1, 230)=6,36, p=0,012, eta2

= 0,027 of 2,7% dit is een middelmatig effect. De respondenten die het feitelijke videofragment hebben gezien, hebben een lagere score voor politieke participatie (M= 3,26, SD= 1,23). Respondenten die het satirische fragment te zien krijgen, scoren hoger (M= 3,67, SD= 1,67).

Tabel 6. Regressiemodel hypothese 5

Model Variable B t p 95% CI

Constant 1,45 0,28 0,001 [1,99;3,26] Participatie 0,44 0,06 0,001 [0,48;0,56]

(15)

De tweede extra ANOVA-toets met interne efficacy als afhankelijke variabele en satire als onafhankelijke variabele, blijkt niet significant, F(1, 230)=0,99, p=0,32. Hetzelfde geldt voor de ANOVA-toest met externe efficacy als afhankelijke variabele en satire als onafhankelijke variabele, F(1,230)= 0,01, p= 0,94.

Als laatste wilde ik checken op een mogelijke relatie tussen politieke kennis en politieke participatie. De regressieanalyse met politieke participatie als afhankelijke variabele en politieke kennis onafhankelijke variabele is niet significant, F(1, 230)= 0,44, p=0,506. Kortom, ik heb ten eerste een directe relatie gevonden tussen efficacy (zowel interne als externe) en politieke participatie en ten tweede heb ik een directe relatie gevonden tussen politieke satire en politieke participatie.

Conclusie & Discussie

In dit onderzoek heb ik de vraag “in hoeverre heeft politieke satire een effect op de politieke participatie van het stemmende publiek met politieke kennis en efficacy als medierende variabelen?” willen beantwoorden. Uit de resultaten blijkt dat blootstelling aan politieke satire geen significant effect had op de politieke kennis van de respondenten. Dit is een opmerkelijke uitkomst, aangezien er uit veel onderzoeken het tegenovergestelde blijkt (Baum, 2003; Cao & Brewer, 2008; Hollander, 2003).

Daarnaast heeft ook politieke kennis geen significant effect op zowel interne als externe efficacy. De niet significante relatie tussen politieke kennis en interne efficacy is in tegenspraak met voorgaande studies. In het onderzoek van Reichtert (2016) is gevonden dat een stijging in politieke kennis zorgt voor een stijging in interne efficacy. Het is mogelijk dat de wijze waarop de variabele ‘politieke kennis’ is gemeten ook hier van invloed is geweest voor het niet vinden van een significant effect, zoals in de vorige paragraaf ook het geval was.

Daarentegen is er wel een significant positief effect gevonden tussen interne efficacy en participatie. Een stijging in interne efficacy zorgde voor een stijging in politieke

participatie. Hierbij moet de kanttekening worden gezet dat politieke participatie is gemeten aan de hand van vragen en niet aan de hand van daadwerkelijk gedrag. Hierdoor is alleen de intentie tot politieke participatie gemeten. Deze uitkomst is in lijn met voorgaand onderzoek. Ook in het onderzoek van Reichter (2016) en in vele anders studies is gevonden dat hogere mate interne efficacy zorgde voor een hogere politieke participatie, dit is gemeten aan de hand van een lange termijn survey.

(16)

Ook een toename op externe efficacy heeft een positief effect op politieke participatie. Dit is in lijn met de voorspellingen van de voorgaande literatuur. In het onderzoek van

Baumgartner & Morris (2006) bijvoorbeeld, is gevonden dat politieke satire ervoor zorgt dat mensen cynischer worden over de politiek. Dit zou mogelijk kunnen leiden tot meer politieke participatie. Het onderzoek van Cao & Brewer keek naar de relatie tussen blootstelling aan de politieke comedy show ‘The Late Night Show’ en politieke participatie. Ook zij geven een stijgende externe efficacy als een mogelijke factor die de relatie tussen politieke comedy en politieke participatie verklaart. Kortom, dit resultaat bevestigt de verwachtingen van de eerdere literatuur.

Als laatste is er een direct effect gevonden tussen politieke satire en politieke

participatie. De respondenten die zijn blootgesteld aan het satirische fragment, scoren hoger op de schaal van politieke participatie, dan de respondenten die zijn blootgesteld aan het feitelijke fragment. Dit is een opmerkelijke uitkomst, aangezien veel literatuur bewijs vinden voor een model met mediërende factoren tussen de relatie van satire en politieke participatie.

Er zijn verschillende redenen te benoemen om te verklaren waarom er geen effect is gevonden van satire op politieke kennis. Ten eerste, kan het worden verklaard door een verschil in onderzoeksmethoden. Zowel in het onderzoek van Cao & Brewers (2008) als het onderzoek van Hollander (2003) is gebruik gemaakt van een survey als analyse-instrument. Het huidige artikel onderzoekt de relatie aan de hand van een experiment, mogelijk is

hierdoor een verschil in uitkomsten geconstateerd. Een andere mogelijke verklaring is dat de variabele kennis werd gemeten aan de hand van tien keuzeopties die de respondenten konden aanklikken in de online vragenlijst. De respondenten moest aanvinken welke informatie ze herkennen van het fragment dat ze zojuist gezien hadden. Er waren maximaal vier goede opties en zes foutieve opties. Er is een kans dat respondenten hebben gegokt.

Maar waarschijnlijker is er een verschil in uitkomsten te constateren doordat er in dit onderzoek geen goede vergelijking heeft kunnen plaatsvinden tussen het satirische

videofragment en het neutrale fragment. Dit komt doordat de fragmenten niet dezelfde informatie bevatten. Ondanks dat er is gestreefd om zoveel mogelijk overeenkomende feiten uit de fragmenten te halen voor de antwoordopties, is dit een grote beperking in het

onderzoek. De lage validiteit van het meetinstrument voor politieke kennis, heeft gevolgen voor de resultaten van dit onderzoek en voor de interpretaties die aan de hand van de resultaten worden gedaan.

(17)

Ook de externe validiteit is niet optimaal, omdat de meeste respondenten hoger opgeleid zijn en jonger zijn dan de Nederlandse populatie. Dit is dus geen representatief steekproef voor de totaliteit van de Nederlandse populatie, waardoor de resultaten niet geheel generaliseerbaar zijn. Daarnaast kunnen de respondenten zijn beïnvloed door

omgevingfactoren. Aangezien het experiment online is afgenomen, waren deze niet te controleren.

Als laatste, is er een kans dat sommige respondenten al eerder zijn blootgesteld aan de gebruikte stimuli. De videofragmenten die zijn gebruikt, zijn namelijk delen van bestaande programma’s. Dit kan effect hebben gehad op de resultaten van het onderzoek. Op de variabele kennis kan dit een effect hebben gehad, doordat als de respondenten zich de informatie nog herinnerden, ze hoger zouden kunnen hebben gescoord dan respondenten die de fragmenten tijdens dit onderzoek voor het eerst zagen. Ook kan het zijn dat, als een

individu de fragmenten al eerder had gezien, hij of zij vooringenomen overtuigingen had over de fragmenten, wat van invloed kan zijn geweest op de resultaten. In de toekomst, zou het beter zijn om eigen stimuli te creëren, zodat de respondenten de beelden niet kunnen

herkennen en er geen vertekeningen kunnen ontstaan in de resultaten. Het is essentieel om de voorgenoemde beperkingen mee te nemen tijdens het interpreteren van de resultaten van dit onderzoek.

Concluderend, er is een direct effect gevonden van de blootstelling aan satire op de politieke participatie. Daarnaast, is er een effect gevonden van de interne en externe efficacy op de politieke participatie. Overheden kunnen inspelen op de bevindingen van dit onderzoek om zo de politieke participatie te stimuleren. Hiervoor is het van belang om de efficacy van de burgers te verhogen, bijvoorbeeld door de politiek toegankelijker maken voor individuen met een lagere politieke efficacy. Een middel dat hiervoor al wordt gebruikt is de

‘Kieswijzer’. Een optie is om een soortgelijk middel te creëren waarbij men aan de hand van een quiz erachter komt hoeveel hij of zij weet over de Nederlandse politiek en haar politici. Wanneer een individu namelijk het idee heeft de politiek te begrijpen, met andere woorden waneer de interne efficacy van een individu stijgt, zal de participatie verhogen. Om de externe efficacy te doen dalen, dus om ervoor te zorgen dat men meer vertrouwen krijgt in de politiek en de politici, kan het goed zijn om transpanter te werken en de burgers in zoveel mogelijk besluiten te betrekken. Dit samen zal resulteren in een beter werkend democratisch systeem.

(18)

Voor vervolgonderzoek is het van belang het stimulusmateriaal zelf te creëren om er zeker van te zijn dat de videofragmenten dezelfde informatie bevatten en dat enkel de toon waarop de informatie wordt gepresenteerd veranderd. Een andere mogelijkheid is om bestaande fragmenten te gebruiken, maar deze met precisie te selecteren zodat de informatie in de videofragmenten gelijk is. Op deze manier kan er wel een mogelijk verschil worden gemeten tussen satire of feitelijke fragmenten en zullen de resultaten meerzeggend zijn.

Ook is het interessant om nader onderzoek te doen naar de directe relatie tussen satire en politieke participatie. Dit zou een toevoeging bieden aan de huidige kennis en literatuur over de effecten van politiek-satirische programma’s, omdat het een relatie is die nog weinig aandacht heeft ontvangen.

Als laatste, zou vervolg onderzoek zich kunnen richten op het bekijken van dezelfde relaties die in dit onderzoek zijn bekeken, maar deze op lange termijn te analyseren. Het is namelijk lastig om veranderingen in kennis of efficacy te meten op basis van maar één blootstelling. Ook zou het interessant zijn om te onderzoeken of politieke satire een effect heeft op de daadwerkelijke politieke participatie en niet alleen de zelfgerapporteerde of intentionele participatie.

In de hedendaagse maatschappij, waarin men alsmaar minder vertrouwen lijkt te hebben in de politiek en de politici, is kennis de sleutel. Wanneer we weten hoe het komt dat men het vertrouwen in de politiek verliest, of het vertrouwen in de eigen bekwaamheid om de politiek te begrijpen, of waarom men niet politiek actief is, kunnen we hier iets aan doen. Dit onderzoek heeft een poging gedaan hiertoe inzicht te bieden door te kijken naar het effect van satire, maar kennis is nooit af, want de wereld is altijd veranderlijk. Het is daarom van belang voor onze democratische maatschappij, om te blijven onderzoeken en kennis te blijven vergaren over de effecten van media op het politieke systeem.

(19)

Referenties

Anduiza, E., Gallego, A., Jorba. L. (2012). Internet use and the political knowledge gap in Spain. Revista Internacional de Sociologia. 70(1). pp. 129-151. doi: 10.3989/ris.2010.01.18

Bandura, A. E. (1977). Self-efficacy: Toward a unifying theory of behavioral change. Psychological Review. 84(2). pp. 191-215. doi: 10,.1037/0033-295X.84.2.191

Baum, M. A. (2005). Talking the vote: Why presidential candidates hit the talk show circuit. American Journal of Political Science. 49(2). Pp. 213-234. ISSN: 0092-5853)

Baum, M. A. (2003). Soft news goes to war: public opinion and American foreign policy to the inattentive public. Princeton N.J., United States of America: Princeton University Press cop

Baumgartner, J. (2013). No laughing matter? Young adults and the “spillover effect” of candidate-centered political humor. Humor. 26(1). pp. 23-43. doi: 10.1515/humor-2013-0003)

Baumgartner, J. & Morris, J. S. (2006) The daily show effect: Candidate evaluations, efficacy, and American youth. American Politics Research. 34(3). Pp. 341-367. Doi:

10.1177/1532673X05280074

Becker, A. B. (2014). Playing with politics: Online political parody, affinity for political humor, anxiety reduction, and implications for political efficacy. Mass Communication and Society. 17(3). pp 424-445. doi: 10.1080/15205436.2014.891134

Cao, X. & Brewer, P. R. (2008). Political comedy shows and public participation in politics. International Journal of Public Opinion Research. 20(1). pp. 90-99. doi:

10.1093/ijpor/edmo30

Derde Kamer. (z.d.) Wat is democratie? Geraadpleegd op 3 september 2016, van https://www.derdekamer.nl/hoe-werkt-de-politiek/wat-democratie

Graber, D. (2004). Mediated politics and citizenship in the twenty-first century. Annual Review of Psychology. 55(27). pp 545-572. doi: 10.1146/annurev.psych.55.090902.141550

(20)

Hollander, B. A. (2005). Late-night learning: Do entertainment programs increase political campaign knowledge for young viewers? Journal of Broadcasting & Electronic Media. 49(4). pp 402-415. ISSN: 0883-8151.

Jung, N., Kim, Y & Gil de Zúñiga, G. (2011). The mediating role of knowledge and efficacy in the effects of communication on political participation. Mass communication and society. 14(4). pp. 407-430. doi: 10.1080/15205436.2010.496135

Kiesraad. (z.d.) Databank Verkiezingsuitslagen, geraadpleegd op 27 september 2016, via:http://www.verkiezingsuitslagen.nl/Na1918/Verkiezingsuitslagen.aspx?VerkiezingsTypeI d=5

Lee, H. & Kwak, N. (2014). The affect effect of political satire: Sarcastic humor, negative emotions, and political participation. Mass Communication and Society. 17(3). pp. 307-328. doi: 10.1080/15205436

Reichert, F. (2016). How internal political efficacy translates political knowledge into political participation. Europe’s journals of psychology. 12(2). pp. 221-241. doi: 10.5964/ejop.v12i2.1095

Rijksoverheid (z.d.) Democratie, geraadpleegd op 28 september 2016, via: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/democratie

Tichenor, P. Donohue, G. & Olien, C. (1970). Mass media flow and differential growth in knowledge. The Public Opinion Quarterly. 34(1). pp. 159-170ISSN: 0033-362X)

Van Groningen, B. & De Boer, C. (2012). Regressieanalyse. In Van Groningen, B. & De Boer, C. (Red.), Beschrijvende Statistiek: het berekenen en interpreteren van tabellen en statistieken. (pp. 136-138) Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

(21)

Bijlage 1. Vragenlijst

Afstudeerproject: Politieke Satire Q31 Beste deelnemer,

Hierbij willen we u uitnodigen om deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Graduate School of Communication, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek waar we uw

medewerking voor vragen is getiteld “Politiek in soft news-programma's”. Eerst worden een aantal algemene vragen gesteld met betrekking tot de politiek. Hierna krijgt u fragmenten te zien, waarna weer een aantal vragen volgen. Het onderzoek duurt ongeveer 10 minuten.

Omdat dit onderzoek wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ASCoR, Universiteit van Amsterdam, heeft u de garantie dat:

1) Uw anonimiteit is gewaarborgd en dat uw antwoorden of gegevens onder geen enkele voorwaarde aan derden worden verstrekt, tenzij u hiervoor van te voren uitdrukkelijke toestemming hebt verleend. 2) U zonder opgaaf van redenen kunt weigeren mee te doen aan het onderzoek of uw deelname voortijdig kunt afbreken. Ook kunt u achteraf (binnen 24 uur na deelname) uw toestemming intrekken voor het gebruik van uw antwoorden of gegevens voor het onderzoek. 3) Deelname aan het onderzoek geen noemenswaardige risico’s of ongemakken met zich meebrengt, geen moedwillige misleiding plaatsvindt, en u niet met expliciet aanstootgevend materiaal zult worden geconfronteerd. 4) U uiterlijk vijf maanden na afloop van het onderzoek de beschikking kunt krijgen over een onderzoeksrapportage waarin de algemene resultaten van het onderzoek worden toegelicht.

Wanneer u akkoord gaat met onderstaande de algemene voorwaarden zal het onderzoek beginnen. Algemene voorwaarden: Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de uitnodigingsmail voor dit onderzoek. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het onderzoek. Als mijn onderzoeksresultaten worden gebruikt in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020‐525

(22)

Voor meer informatie over dit onderzoek en de uitnodiging tot deelname kun je te allen tijde contact opnemen met lisa.kiewiet@student.uva.nl Een vertrouwelijke behandeling van uw klacht of opmerking is daarbij gewaarborgd. We hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en danken u bij voorbaat hartelijk voor uw deelname aan dit onderzoek dat voor ons van grote waarde is.

Met vriendelijke groet,

Christian Manuputty, Eva Klinkhamer, Lara Jeurissen, Lisa Kiewiet en Melanie Hoogeveen.

(23)

Q30 Beantwoord de onderstaande vragen over de Nederlandse politiek. Q1 Vanaf welke leeftijd bent u in Nederland stemgerechtigd?

 16 (1)  18 (2)  20 (3)

 Weet ik niet (4)

Q2 Van welke partij is minister Edith Schippers?  VVD (1)

 PvdA (2)  CDA (3)

 Weet ik niet (4)

Q3 In de huidige Tweede Kamer heeft de onderstaande partij de meeste zetels:  PVV (1)

 PvdA (2)  VVD (3)

 Weet ik niet (4)

Q4 Een volledig uitgezeten kabinetsperiode duurt in Nederland:  2 jaar (1)

 4 jaar (2)  6 jaar (3)  Weet ik niet (4)

Q5 De voorzitter van de ministerraad is:  De koning (1)

 De minister-president (2)

 De voorzitter van de Tweede Kamer (3)  Weet ik niet (4)

Q34 Beantwoord de volgende vragen:

Helemaal niet goed (9)

(10) (11) (12) Heel erg

goed (13) Hoe bekend bent u met

de

waterschapsverkiezingen in Nederland? (2)

    

In hoeverre heeft u het gevoel dat u snapt waar

de

waterschapsverkiezingen in Nederland over gaan?

(3)

(24)

Q13 Beantwoord de volgende vragen over de waterschapsverkiezingen: ______ Ik was in 2015 erg geïnteresseerd in de waterschapverkiezingen. (1)

______ Ik heb ten tijde van de waterschapverkiezingen in 2015 het nieuws hierover goed gevolgd. (2)

______ Ik heb actief naar informatie over de waterschapsverkiezingen gezocht toen deze plaatsvonden. (3)

______ Toen de waterschapsverkiezingen plaatsvonden, wilde ik zoveel mogelijk weten over deze verkiezingen. (4)

Q33 Waar ligt uw politieke voorkeur? ______ (2)

Q27 Bekijk het onderstaande fragment: (Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor play knop. )

Q39 Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

Q28 Bekijk het onderstaande fragment:(Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor play knop)

Q38 Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

Q23 Beantwoord de volgende vragen:

______ Hoeveel moeite stak u in het kijken naar het vorige fragment? (1) ______ Hoe erg concentreerde u zich op de inhoud van het fragment? (2) ______ Hoe gemakkelijk was het fragment voor u te begrijpen? (3) Q26 Hoe zou u het fragment dat u zojuist gezien heeft classificeren?  Als entertainment (1)

 Als nieuws (2)

(25)

Q18 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen. Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Ik denk dat ik over de capaciteiten beschik om aan de politiek deel te nemen (1)        Ik denk dat ik de belangrijke politieke issues van mijn land redelijk goed begrijp (2)        Ik denk dat ik beter geinformeerd ben over de politiek dan anderen (3)        Soms lijkt de politiek zo moeilijk, dat ik niet echt kan begrijpen wat er gebeurt (4)       

(26)

Q17 Geef aan welke informatie over de waterschapsverkiezingen in het fragment wat u zojuist heeft gezien, is besproken. Er zijn meerdere antwoorden goed.

 De waterschappen bestaan uit 444 bestuursleden. (1)  Dijkgraven worden door de koning benoemd. (2)

 Andere leden van het algemeen bestuur van de waterschappen worden benoemd door de KvK, de Tuinbouworganisaties en het Bosschap. (3)

 Een kwart van de zetels van de waterschappen is op voorhand al bezet. (4)  Er kan gestemd worden op sportviskandidaten. (5)

 De Provinciale Staten verkiezingen zijn tegelijktijd met de waterschapsverkiezingen. (6)

 De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waterbeheer. (8)

 De burger heeft directe invloed op het bestuur van de Waterschappen. (9)  De waterschappen doen aan ontwikkelingenssamenwerking. (10)

 18 % van de Nederlanders heeft zich verdiept in de kandidaten van de Waterschapsverkiezingen. (11)

Q35 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen.

Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Het maakt politici niet uit wat iemand zoals ik vind. (1)        Het maakt niet uit of ik me inzet voor een politieke partij, uiteindelijk doet de regering wat zij wil. (2)        Door verkiezingen luistert de overheid naar haar volk. (3)       

(27)

Q19 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen. Nooit (1) Niet (2) Waarschijnlijk niet (3) Niet/wel (4) Misschien wel (5) Wel (6) Zeker weten (7) Zou u een politieke bijeenkomst bijwonen? (1)        Zou u contact opnemen met een politieke partij of politicus? (2)        Zou u uw politieke voorkeur uiten door een poster van een politieke partij op te hangen in uw huis? (3)       

(28)

Q16 Geef aan in hoeverre u het eens of oneens bent met de volgende stellingen. Helemaal oneens (1) Oneens (2) Een beetje oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje eens (5) Eens (6) Helemaal eens (7) Mijn interesse in de Waterschapsverkiezingen

is door dit fragment toegenomen. (1)

      

Ik heb de neiging om mij meer te verdiepen in Waterschapsverkiezingen

wanneer deze weer plaatsvinden. (2)

      

Na het zien van dit fragment wil ik meer

weten over de Waterschapsverkiezingen.

(3)

      

Ik heb de neiging om in de toekomst het nieuws over

de

Waterschapsverkiezingen beter te volgen. (4)

      

Q20 Op welke manier werd de informatie in dat fragment wat u heeft gezien gebracht?  Feitelijk (1)

 Humoristisch (2)

Q30 Bekijk het onderstaande fragment:(Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor play knop)

Q40 Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

Q29 Bekijk het onderstaande fragment:(Het laden kan even duren. Voor mobiel, veeg naar rechts onder voor playknop)

Q41 Timing First Click (1) Last Click (2) Page Submit (3) Click Count (4)

(29)

Q23 Beantwoord de volgende vragen over premier Mark Rutte: Helemaal mee oneens (1) Oneens (2) Een beetje mee oneens (3) Oneens/ eens (4) Een beetje mee eens (5) Eens (6) Helemaal mee eens (7) Deze politicus is oprecht (1)        Deze politicus is inspirerend (2)        Deze politicus is slim (3)        Deze politicus is besluitvaardig (4)        Deze politicus is een sterke leider (5)        Deze politicus is competent (6)        Deze politicus is betrouwbaar (7)        Deze politicus is sympathiek (8)       

Q24 Wat is de toon waarop de politicus werd besproken in het zojuist gekeken fragment?

 Satirisch (1)  Positief (2)

Q36 Beantwoord de volgende vragen: Q25 Wat is uw leeftijd? (Voorbeeld: 24) Q26 Wat is uw geslacht?

 Man (1)  Vrouw (2)

(30)

Q27 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?  Basisonderwijs (1)  Onderbouw HAVO/VWO (2)  VMBO (3)  Assistentenopleiding MBO-1 (4)  Bovenbouw HAVO/VWO (5)  Basisberoepsopleiding MBO-2 (6)  Vakopleiding MBO-3 (7)

 Middenkader- en specialistenopleiding MBO-4 (8)  HBO Bachelor (9)

 WO Bachelor (10)  WO Master/Doctor (11)

Q37 Mocht u interesse hebben in de resultaten van dit onderzoek, vul dan hieronder uw e-mailadres in.

(31)

Bijlage 2. Syntax

DATASET ACTIVATE DataSet1.

*Randomisatie op geslacht en opleiding. DATASET ACTIVATE DataSet1. T-TEST GROUPS=conditieA(0 1) /MISSING=ANALYSIS /VARIABLES=Q26.0 Q27.0 /CRITERIA=CI(.95). *Randomisatie op leeftijd. T-TEST GROUPS=conditieA(0 1) /MISSING=ANALYSIS /VARIABLES=Q25 /CRITERIA=CI(.95). *Manipulatiecheck. T-TEST GROUPS=conditieA(0 1) /MISSING=ANALYSIS /VARIABLES=Q20 /CRITERIA=CI(.95).

*Betrouwbaarheidsanalyse voor schaal politieke participatie. RELIABILITY

/VARIABLES=Q19_1 Q19_2 Q19_3 /SCALE('ALL VARIABLES') ALL /MODEL=ALPHA

/STATISTICS=SCALE /SUMMARY=TOTAL.

*Construeren schaal politieke participatie.

COMPUTE polparticipatie=MEAN(Q19_1,Q19_2,Q19_3). EXECUTE.

(32)

*Beschrijven schaal politieke participatie. DESCRIPTIVES VARIABLES=polparticipatie /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

*Betrouwbaarheidsanalyse voor schaal externe efficacy. RELIABILITY

/VARIABLES=Q35_1 Q35_2 Q35_3 /SCALE('ALL VARIABLES') ALL /MODEL=ALPHA

/STATISTICS=SCALE /SUMMARY=TOTAL.

*Hercoderen items voor schaal externe efficacy.

RECODE Q35_1 Q35_2 (1=7) (2=6) (3=5) (4=4) (5=3) (6=2) (7=1) INTO Q35_1her Q35_2her.

EXECUTE.

*Betrouwbaarheidsanalyse gehercodeerde items voor schaal externe efficacy. RELIABILITY

/VARIABLES=Q35_3 Q35_1her Q35_2her /SCALE('ALL VARIABLES') ALL

/MODEL=ALPHA /STATISTICS=SCALE /SUMMARY=TOTAL.

*Hercoderen items voor schaal interne efficacy.

RECODE Q18_4 (1=7) (2=6) (3=5) (4=4) (5=3) (6=2) (7=1) INTO Q18_4her. EXECUTE.

*Betrouwbaarheidsanalyse items voor schaal interne efficacy. RELIABILITY

/VARIABLES=Q18_1 Q18_2 Q18_3 Q18_4her /SCALE('ALL VARIABLES') ALL

(33)

/MODEL=ALPHA /STATISTICS=SCALE /SUMMARY=TOTAL.

*Construeren schaal interne efficacy.

COMPUTE externe_efficacy=MEAN(Q18_1,Q18_2,Q18_3,Q18_4her). EXECUTE.

*Beschrijven schaal interne efficacy.

DESCRIPTIVES VARIABLES=externe_efficacy /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

*Beschrijven demografische variabelen.

FREQUENCIES VARIABLES=Q25 Q26.0 Q27.0

/STATISTICS=STDDEV MINIMUM MAXIMUM MEAN /ORDER=ANALYSIS.

*Hercodering Q17 naar 0 en 1 in plaats van missing.

RECODE Q17_2 Q17_3 Q17_4 Q17_5 Q17_6 Q17_8 Q17_9 Q17_10 Q17_11 Q17_1 (SYSMIS=1) (1=0) INTO Q17_2her

Q17_3her Q17_4her Q17_5her Q17_6her Q17_8her Q17_9her Q17_10her Q17_11her Q17_1her.

EXECUTE.

*Construeren schaal politieke kennis (conditie informatief).

IF (conditieA=1 ) kennisinfo2=Q17_2her + Q17_3her + Q17_4her + Q17_5her. EXECUTE.

*Construeren schaal politieke kennis (conditie satire), later heb ik de naam van deze variabele in Syntax veranderd:

eerst was het kennissatire. Door de naam kennisinfo2 te noemen werden de twee variabelen bijelkaar genomen tot een schaal.

IF (conditieA=0) kennisinfo2=Q17_1her + Q17_6her + Q17_8her + Q17_9her. EXECUTE.

(34)

RECODE kennisinfo2 (SYSMIS=0). EXECUTE.

RECODE kennissatire (SYSMIS=0). EXECUTE.

*Beschrijven schaal politieke kennis.

DESCRIPTIVES VARIABLES=kennisinfo2 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX.

*Hypothese 1.

ONEWAY kennisinfo2 BY conditieA

/STATISTICS DESCRIPTIVES HOMOGENEITY /PLOT MEANS

/MISSING ANALYSIS.

*Hypothese 2. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT interne_efficacy /METHOD=ENTER kennisinfo2 /PARTIALPLOT ALL

/RESIDUALS HISTOGRAM(ZRESID) NORMPROB(ZRESID).

*Hypothese 3. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS CI(95) R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

(35)

/DEPENDENT polparticipatie

/METHOD=ENTER interne_efficacy /PARTIALPLOT ALL

/RESIDUALS HISTOGRAM(ZRESID) NORMPROB(ZRESID).

*Hypothese 4. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT externe_efficacy /METHOD=ENTER kennisinfo2 /PARTIALPLOT ALL

/RESIDUALS HISTOGRAM(ZRESID) NORMPROB(ZRESID).

*Hypothese 5. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS CI(95) R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT polparticipatie

/METHOD=ENTER externe_efficacy /PARTIALPLOT ALL

/RESIDUALS HISTOGRAM(ZRESID) NORMPROB(ZRESID).

*Direct effect satire op politieke participatie. ONEWAY polparticipatie BY conditieA

/STATISTICS DESCRIPTIVES HOMOGENEITY /PLOT MEANS

/MISSING ANALYSIS.

(36)

ONEWAY externe_efficacy interne_efficacy BY conditieA /STATISTICS DESCRIPTIVES HOMOGENEITY /PLOT MEANS

/MISSING ANALYSIS.

*Direct effect politieke kennis op politieke participatie. REGRESSION

/MISSING LISTWISE

/STATISTICS COEFF OUTS CI(95) R ANOVA /CRITERIA=PIN(.05) POUT(.10)

/NOORIGIN

/DEPENDENT polparticipatie /METHOD=ENTER kennisinfo2 /PARTIALPLOT ALL

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Reesman (red.), Op het snijvlak van recht enpolitiek, Opstellen aangeboden aan prof. Bellekom, 'Partijverboden en de arrogantie van het democratische gelijk', N]CM-Bulletin 1999,

First of all, a pulsed laser easily delivers enough light within the speckle decorrelation time, so a bright speckle pattern of high contrast can be generated, if allowed by the

Het is nu niet goed duidelijk welke eisen aan de tarwe gesteld moeten worden om die in een aantal verschillende kwaliteitsklassen te kunnen indelen voor het gebruik als

With France as case-study Member State, the thesis identified the strategies used by France to influence each stage of the policy-making process.. During the agenda-setting

This study concludes that while new women farmers continue to face important challenges, such as self-exploitation and the difficulties of navigating gendered roles,

Vanuit de theorie is de samenwerking binnen netwerken rond publiekscampagnes te begrijpen als een uitvoeringsnetwerk, omdat publiekscampagnes worden ingezet in de fase van

[r]

This research is academically relevant by adding individual differences, namely gender and age, as moderators on the relation between gamification mechanism and