• No results found

"Bij mij zou het niet waar zijn!": de rol van ouders in het herstelproces

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ""Bij mij zou het niet waar zijn!": de rol van ouders in het herstelproces"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“BIJ MIJ ZOU HET NIET WAAR ZIJN!”: DE

ROL VAN OUDERS IN HET HERSTELPROCES

Masterproef neergelegd tot het behalen van

de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01601482) (Thiryn Leni)

Academiejaar 2019-2020

Promotor : Commissaris :

Prof. Dr. Colman Charlotte De Seranno Sophia Word Count: 13.988

(2)

II

ABSTRACT

Background: It is recognized that parents play an important role in the recovery process of

their son/daughter, but it remains unclear what their perspectives are related to their role, despite promising international results. Little is known about the extent and quality of support available through parents.

Aim: Writing recommendations to recovery services.

Method: To gain insight into the perspective of parents with a child who has (had) an alcohol

and/or drug dependency, 11 interviews were conducted, focusing on the role of parents and their added value in the recovery process of their child. The interviews were audio-taped, transcribed and analyzed on the basis of the CHIME-framework.

Results: The elements of the CHIME-framework occur in the role of parents. They want the

same result, abstinence and an improved quality of life, but the way to achieve this depends on their coping skills. On the other hand third parties condemn the parents approach, “It would not be true with me”. Professional assistance is required to help the parents in their own recovery process and to cope with an addictive child to help them through their recovery process.

Conclusion: “You have to do it yourself, but you cannot do it alone”. The professional

assistance needs to shift their view and approach of recovery to a recovery process that involves parents. The wish of parents is sharing information and less non-committal treatments.

(3)

III

VOORWOORD

Het behalen van het diploma Criminologische Wetenschappen is het kader van de totstandkoming van deze masterproef. Ik wil graag mijn promotor bedanken voor de input van enkele belangrijke theoretische begrippen en het helpen afbakenen van het onderwerp. Mijn bijzondere dank gaat uit naar mijn ouders die mij onvoorwaardelijk hebben gesteund in het tot stand brengen van dit onderzoek door constante positieve motivatie en praktische hulp om het empirisch onderzoek mogelijk te maken. Zij zijn mijn steunpilaren geweest om de moed niet te verliezen. Verder wil ik alle hulpverleningsinstanties bedanken die mijn informatie hebben doorgegeven aan mogelijke respondenten, het familiemagazine Libelle voor de oproep in hun weekblad, alle ouders die hebben meegewerkt aan dit onderzoek en ook zij die mij hebben gemaild om hun verhaal te vertellen. Zonder jullie informatie was dit onderzoek niet gelukt.

(4)

IV

INHOUDSTAFEL

ABSTRACT ... II VOORWOORD ... III INHOUDSTAFEL ... IV 1. INLEIDING ... 1 1.1. Doelstelling ... 3 1.2. Probleemstelling ... 3

1.2.1. PADG van zoon/dochter ... 4

1.2.2. Herstel mogelijk ... 4

1.2.3. De rol van individueel, sociaal en gemeenschapsherstelkapitaal ... 5

1.2.3.1. Herstelkapitaal & CHIME ... 6

1.2.3.2. Intern/extern herstelkapitaal ... 6

1.2.4. De rol van ouders ... 6

1.3. Onderzoeksvragen ... 7 2. THEORETISCH RAAMWERK ... 8 2.1. Sociale controletheorieën ... 8 2.2. CHIME-referentiekader ... 8 3. CONCEPTUALISERING ... 10 3.1. Ouders ... 10 3.2. Herstel ... 10 4. METHODE ... 12 4.1. Literatuurstudie ... 12 4.2. Kwalitatieve onderzoeksmethode ... 12 4.2.1. Dataverzameling/-analyse ... 12 4.3. Beperkingen onderzoek ... 13 5. RESULTATEN ... 14 Profiel kind/ouder ... 14 5.1. CHIME-referentiekader ... 14 5.1.1. Verbondenheid ... 14

5.1.2. Hoop & optimisme ... 15

5.1.3. Identiteit ... 16

5.1.4. Zin-/betekenisgeving ... 17

5.1.5. Empowerment ... 18

5.2. Machteloosheid ... 18

(5)

V

5.4. Ervaring met hulpverleningsinstanties ... 20

5.4.1. Pluspunten ... 20

5.4.2. Minpunten ... 21

5.5. Ouders als steunpilaren ... 22

5.6. Oudergroepen ... 24

5.7. Ouder-kind relatie ... 25

6. DISCUSSIE ... 27

6.1. Terugkoppeling CHIME & herstel ... 27

6.2. Ouders in het herstelproces ... 28

6.2.1. Rol van ouders ... 28

6.2.2. Relatie met de professionele hulpverlening ... 30

6.2.3. CHIME ... 31

6.2.3.1. Copingvaardigheden ... 31

6.2.5. Sociaal herstelkapitaal van ouders ... 32

7. ALGEMEEN BESLUIT ... 33

7.1. CHIME-referentiekader vs. herstel ... 33

7.2. Rol van ouders in het herstelproces ... 33

7.2.1. De perceptie over hun rol ... 33

7.2.2. CHIME-referentiekader vs. de rol van ouders ... 34

8. AANBEVELINGEN ... 35

8.1. Toekomstig onderzoek ... 36

PERSBERICHT ... 37

BIBLIOGRAFIE ... 38 BIJLAGEN ... I 1.1. DATA MANAGEMENT PLAN ... I 1.2. Informatiebrief ... X 1.3. Template informed consent ... XI 1.4. Topiclijst interview ... XII

(6)

1

1. INLEIDING

Internationaal onderzoek legt voornamelijk de focus op het herstelproces van de persoon met een afhankelijkheidsprobleem. Onderzoek geeft positieve resultaten voor de bijdrage die ouders hierin leveren (Copello & Orford, 2002; Copello, Templeton, & Powell, 2009b; Edwards, Best, Irving, & Andersson, 2018; Reupert, Maybery, Cox, & Scott, 2015). Enerzijds ondersteunen zij hun kind in het herstelproces, anderzijds moet er ook aandacht zijn voor hun eigen herstelproces (Andersson et al., 2018: Soyez, Van Belle, Vermote, Vandevelde, & Broekaert, 2007).

Er is nood aan een grote(re) rol voor ouders in de behandeling van middelenafhankelijkheid. Familietherapieën bewijzen dat het betrekken van ouders positieve resultaten oplevert in het herstelproces van hun kind (Hsieh, Hoffman, & Hollister, 1998; Liddle et al., 2001; Risberg & Funk, 2000; Rowe & Liddle, 2003). De internationale literatuur bevestigt dat de uitkomsten van herstel kunnen verbeteren door constante ondersteuning van informele netwerken, wat de focus moet krijgen in een nieuwe sterktegerichte herstelbenadering (Drugscope & Adfam, 2009). De meeste internationale studies over de rol van ouders komen uit het Verenigd Koninkrijk (VK), Verenigde Staten (VS) en Australië (Velleman, & Templeton, 2003), waar de implementatie van ouders binnen de professionele hulpverlening veel verder staat dan in België.

Ondanks onderzoeken die het belang van ouders in het herstelproces aantonen (Copello & Orford, 2002; Copello et al., 2009b; Duffy & Baldwin, 2013; Edwards et al., 2018; Reupert et al., 2015; Velleman, Templeton, & Copello, 2005), blijft de omzetting in de hulpverlening onvoldoende aanwezig in Vlaanderen. De studie van England-Kennedy & Horton (2011) toont aan dat ouders een wens hebben betrokken te worden bij de behandeling. In de UK Drug Strategy van HM Government (2008) is een stijgende erkenning voor de ondersteuningsrol van ouders in het herstelproces. Niet alleen bevindingen rond hun aandeel, maar ook hun eigen behoeften en rechten worden erkend (Drugscope & Adfam, 2009).

Herstellen van een middelenafhankelijkheid wordt besproken in beleid, praktijk en onderzoek, maar het concept ‘herstel’ blijft vaag, veelzijdig en onduidelijk, omdat het moeilijk is de voorwaarden voor de uitkomsten te verduidelijken en de dimensies af te bakenen. Deze problematiek maakt het moeilijk om in praktijk de efficiëntie van behandelingen te evalueren (Laudet, 2007; Laudet, 2008).

(7)

2 De definitie van herstel die gehanteerd wordt in dit onderzoek is:

“Een diep persoonlijk, uniek proces van verandering van attitudes, waarden, gevoelens, doelen, competenties en rollen. Het gaat om het leiden van een bevredigend, hoopvol en zinvol leven ondanks de beperkingen die de ziekte met

zich meebrengt.” (Anthony, 1993, p 527)

Een middelenafhankelijkheid is niet alleen een complex mentaal gezondheidsprobleem, waarbij de persoon moeilijkheden ervaart op verschillende levensdomeinen: werk, relaties en huisvesting (De Leon, 2000), maar heeft ook een grote impact op zijn sociaal netwerk (Copello & Templeton, 2012; Velleman & Templeton, 2003; Velleman & Bradbury, 2008; Ventura & Bagley, 2017). De persoon met de middelenafhankelijkheid moet samen met dit netwerk door het herstelproces (Andersson et al., 2018; Best et al., 2015). Mensen in herstel bevinden zich in een cyclus tussen onthouding en herval, waardoor voortdurende zorg belangrijk is (Vanderplasschen et al., 2013).

The Road to Recovery van The Scottish Government (2008) geeft de keerzijde van intensieve inzet/betrokkenheid van ouders, waardoor blijvende steun voor gezinnen van cruciaal belang is. Hun draaglast blijft te weinig beschreven in de literatuur (Drugscope & Adfam, 2009). Afhankelijk van de manier waarop herstel plaatsvindt, met of zonder professionele hulpverlening, verschilt het aandeel van ouders en ook de draaglast die zij ervaren. De combinatie van een professionele behandeling en steun van ouders geeft evenwicht in het herstelproces. Het is van belang om het zorgsysteem af te stellen op het individu én zijn ouders (Haskell, Graham, Bernards, Flynn, & Wells, 2016).

Om herstel te kunnen bestendigen wordt het proces ondersteund door het CHIME-referentiekader. Dit is een internationale synthese die ondersteuning biedt aan pro-recovery interventies. Het raamwerk legt aan de hand van vijf elementen de belangrijkste kenmerken en uitkomsten van een hersteltraject uit volgens het acroniem CHIME (Aga & Vanderplasschen, 2016). Connectedness (1), de tweede meest voorkomende categorie in studies over herstel. Het omvat het ondersteunen van anderen, peer support en groepsondersteuning, deel uitmaken van de samenleving en relaties. Hope and optimism about the future (2), wat op de derde plaats staat, omvat het geloof in de mogelijkheid om te herstellen, de motivatie om te veranderen, op hoop geïnspireerde relaties, positief denken en waarderen van succes, het hebben van dromen en aspiraties. Identity (3) omvat wederopbouwen en herdefiniëren van een positieve identiteit en overwinnen van stigma’s. Meaning in life (4) staat voor de ervaring van een mentale ziekte, betekenisvol leven en sociale rollen/doelen, heropbouw en kwaliteit van leven en spiritualiteit.

(8)

3 De vijfde en laatste categorie, die het meeste voorkomt in studies over herstel is empowerment (5). Het omvat persoonlijke verantwoordelijkheid, controle over het eigen leven en focus op sterktes. De vijf elementen van het CHIME-referentiekader zijn meetbaar en kunnen gebruikt worden als kader voor empirisch onderzoek (Leamy, Bird, Le Boutillier, Williams, & Slade, 2011; Vanderplasschen & Vander Laenen, 2017).

Deze masterproef onderzoekt hoe het CHIME-referentiekader zich verhoudt tot herstel van middelen en wat de rol van ouders is in het herstelproces van zoon/dochter, meer specifiek hoe ouders deze rol percipiëren en welke elementen uit het CHIME-referentiekader in deze rol terugkomen. De focus ligt op ouders van wie zoon/dochter problematisch alcohol- en/of illegale drugs gebruikt (heeft). De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt betrokken in het onderzoek, omdat het zowel psychische problemen als alcohol- en drugafhankelijkheid behandelt, net als het CHIME-referentiekader, omdat dit bevestigd is in onderzoek met betrekking tot de GGZ (De Cuyper, Van Ingelgogm, & Van Audenhove, 2018; Rowaert & Vandevelde, 2016).

Doorheen het onderzoek worden verschillende onderdelen toegelicht: doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen. Volgende paragrafen zijn theoretisch raamwerk, conceptualisering en methode, de resultaten van het onderzoek, gevolgd door discussie en aanbevelingen, om te eindigen met antwoorden op de onderzoeksvragen in het algemeen besluit.

1.1. Doelstelling

De hiaten over de perceptie omtrent de grootte van hun rol, de concrete handelingen en behoeften van ouders worden via dit onderzoek besproken. Het is een theoriesturend onderzoek omdat vanuit het CHIME-referentiekader vertrokken wordt. Op basis van de resultaten worden aanbevelingen gericht aan de professionele hulpverlening over de rol van ouders in het herstelproces van zoon/dochter met problematisch alcohol- en/of illegaal druggebruik (PADG).

1.2. Probleemstelling

Net zoals ouders van delictplegers met een psychiatrische problematiek, worden ouders van een persoon met PADG beschouwd als primaire verzorgers, maar krijgen zij weinig tot geen formele ‘opleiding’, waardoor ze zich slecht voorbereid voelen om deze verantwoordelijkheid op te nemen. Deze situatie zorgt voor veranderingen in dagelijkse activiteiten, minder sociale contacten en impact op welvaart en welzijn. Er is een toenemend bewustzijn van psychiatrische problemen bij ouders, als gevolg van het PADG van hun kind (Pearson & Tsang, 2004). Zij

(9)

4 ondergaan ook een eigen herstelproces (Andersson et al., 2018).Ondanks ze zich onvoorbereid voelen, blijven ze een praktische en emotionele steun (Rowaert & Vandevelde, 2016). In het onderzoek wordt verwezen naar studies met betrekking tot psychiatrische problematieken, omdat de rol die ouders opnemen in het herstelproces van een afhankelijkheidsprobleem, niet verschilt met de rol bij psychiatrische problematieken (De Cuyper et al., 2018). De literatuur geeft aan dat familiale steun in het herstelproces van fundamenteel belang is (Copello & Orford, 2002; Hoeck & Van Hal, 2012; Laudet, Morgen, White, 2006; Pernice‐Duca, 2010; Reupert et al., 2015; Van Reybrouck, Vandeburie, & Soyez, 2011).

Het onderzoek gaat niet over hoe PADG tot stand is gekomen en het eventueel aandeel van de ouders hierin. Wel of ouders het gevoel hebben een bijdrage te leveren aan het herstelproces van hun kind. Het CHIME-referntiekader van Leamy et al. (2011) omtrent herstel, wordt in dit onderzoek bekeken ten opzicht van een alcohol- en drugafhankelijkheid, met focus op de rol van ouders. In onderzoek van Best, Musgrove & Hall (2018) worden positieve resultaten gevonden voor herstelinterventies die de essentiële elementen van het CHIME-referentiekader bevatten. In het herstelproces van een psychiatrische aandoening komen de vijf elementen aan bod, maar deze kunnen in waarde verschillen. De meeste waarde wordt toegekend aan ‘connectedness’ (van Agt, 2017) en ‘empowerment’ (Leamy et al., 2011; Storme & Vanderplasschen, 2013).

1.2.1. PADG van zoon/dochter

Het begrip ‘PADG’ duidt enerzijds op de frequentie van gebruik en anderzijds op het lijden/beperkingen op sociaal en professioneel vlak en op de fysieke en psychische gezondheid (Emmelkamp & Vedel, 2007). Er is geen universele definitie voor ‘problematisch gebruik’ (Dewals, 2014), wat resulteert in verscheidene bergripsomschrijvingen. Met behulp van het psychiatrische handboek Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders is het mogelijk een ‘stoornis in het gebruik van middelen’ te diagnosticeren (Jellinek, 2018).

1.2.2. Herstel mogelijk

Er zijn verschillende karakteristieken die de filosofie van herstel weergeven. De belangrijkste zijn; herstel is een actief proces, multidimensionaal proces, een gradueel proces, is mogelijk in een ondersteunende en genezende omgeving, herstel kan zonder professionele hulpverlening en is een trial en error proces (Leamy et al., 2011).

De herstelbeweging heeft nood aan een paradigmaverschuiving, van een individuele focus op de behandeling van ziektemodellen naar een sterktegerichte benadering met focus op het

(10)

5 algemeen welzijn. De betrokkenheid van ouders helpt bij het creëren van een pro-sociale identiteit, wat leidt tot een betekenisvolle rol in de samenleving (Hall, Best, Ogden-Webb, Dixon, & Heslop, 2018).

1.2.3. De rol van individueel, sociaal en gemeenschapsherstelkapitaal

Herstelkapitaal is onderverdeeld in persoonlijk, sociaal en gemeenschapsherstelkapitaal. In het begin van het herstelproces is er doorgaans een gebrek aan herstelkapitaal en de sociale netwerken moeten gebruikt worden om dit op te vangen (Best et al., 2018).

Persoonlijk herstel wordt voornamelijk belemmerd door stigma en bevorderd door sociale steun en herstelgerichte interventies met ervaringsdeskundigen (Phrenos kenniscentrum, 2019). Sociaal herstelkapitaal zijn de connecties rond individuen, het sociale netwerk, het opbouwen van wederkerigheid en vertrouwen (Best et al., 2014). Het is een noodzakelijk om de gebruikersgroep te verlaten en het sociale netwerk uit te breiden wat zorgt voor steun en aanvaarding (Mowbray & Scott, 2015; Van Paemel & Vanderplasschen, 2017). Bevestigd door onderzoek blijkt hoe meer sociaal herstelkapitaal aanwezig is, hoe meer kans op een stabiel herstel (Colman, 2018), daarom is het belangrijk dat een deel van het herstelproces plaatsvindt binnen dichte informele kringen maar dit is afhankelijk van de sterkte van de band en de aard van de relatie met de ouders. Het belang van sociaal/familiaal herstelkapitaal is reeds beschreven in de literatuur (Laudet et al., 2006; Skogens & Von Greiff, 2014), maar kan door toevoeging van eigen empirische data meer kracht worden bijgezet. Ondersteunende ouderrelaties bieden voordelen voor en voorspellen positieve uitkomsten rond het herstel van alcohol- en illegaal druggebruik. Sociaal herstelkapitaal omvat de welwillendheid van ouders en zijn opportuniteiten om te mee werken aan een constructief herstelproces. De toegang hiertoe is moeilijk voor degenen die gemarginaliseerd of uitgesloten zijn uit de maatschappij (Hall et al., 2018), waaronder alcohol- en/of druggebruikers (Best et al., 2014).

Het herstelkapitaal bij personen met een afhankelijkheidsprobleem en het resttlement capital bij gedetineerden vertonen gelijkenissen. Net zoals zij vrijkomen uit de gevangenis, worden de patiënten na behandeling bij de professionele hulpverlening ontslagen. Doorgaans zijn het de ouders die een brug vormen naar de maatschappij, wat voor een beschermend effect zorgt (Best et al., 2018; Hall et al., 2018) en verwijst naar gemeenschapsherstelkapitaal (Colman & Best, 2019). Bronnen in de gemeenschap zoals werk en huisvesting ondersteunen deze positieve verandering (Best et al., 2018; Van Paemel & Vanderplasschen, 2017).

(11)

6 Naast de ouders wordt de therapeutische gemeenschap (TG) als bron beschouwd voor de ontwikkeling van herstelkapitaal en re-integratie in de gemeenschap. Hierdoor kunnen individuen hun positief persoonlijk herstelkapitaal opbouwen zoals zelfeffectiviteit, hoop en veerkracht (Vanderplasschen et al., 2013).

1.2.3.1. Herstelkapitaal & CHIME

Verandering naar een sociale identiteit en voldoende (sociaal) herstelkapitaal zijn belangrijke voorspellers voor verandering naar een kwaliteitsvol leven (Laudet et al., 2006; Velleman et al., 2005). Om dit te realiseren is steun van sociale netwerken nodig, maar binnen de hulpverlening blijft de focus bij het individu (Best et al., 2016; Price-Robertson, Obradovic, & Morgan, 2017). Ondanks het CHIME-referentiekader een grote relevantie heeft binnen onderzoek en praktijk, blijft de focus op symptomatologie en hospitalisatiecijfers (Leamy et al., 2011).

Een verschuiving naar herstelgerichte modellen met het betrekken van ouders is nodig in plaats van schadebeperking en het vergroten van het aantal cliënten in individuele behandelingen (Duffy & Baldwin, 2013). Als tegengewicht op de risicogebaseerde benadering is de sterktegerichte benadering van herstel degene die meer kracht krijgt binnen het brede veld van de GGZ (Wittouck et al., 2019).

1.2.3.2. Intern/extern herstelkapitaal

De aard van de ouder-kind relatie en de omstandigheden waarin herstel plaatsvindt zijn niet overal gelijk (Drugscope & Adfam, 2009). Uit onderzoek is vastgesteld dat er ook verschillende wegen zijn naar herstel, afhankelijk van de interne en externe factoren van de persoon (Best, Andersson, Irving, & Edwards, 2017b). Het veranderen van interne factoren verwijst naar de vaardigheden en valt onder het persoonlijk herstelkapitaal, meer bepaald het menselijk kapitaal (Van Kerkhove & Vanderplasschen, 2015). Externe factoren, zoals de aan- of afwezigheid van ondersteunende ouders vallen onder het sociaal herstelkapitaal (Duffy & Baldwin, 2013). De ontwikkeling naar een herstelidentiteit zorgt zowel voor interne als externe veranderingen (Hall et al., 2018).

1.2.4. De rol van ouders

In internationale literatuur is de erkenning gegroeid voor ouders in het herstelproces (Copello & Templeton, 2012), toch is er een leemte naar de manier waarop zij deze rol invullen (Reupert et al., 2015). Ouders kunnen het herstelproces faciliteren door ‘juiste’ communicatie en handelingen te stellen. Mogelijke problemen zijn het gebrek aan informatie en kennis door

(12)

7 uitsluiting bij de behandeling en ontoereikendheid van de professionele hulpverlening door vertrouwelijkheid van informatie en privacywetgeving (England-Kennedy & Horton, 2011). De impact van PADG op ouders is diepgaand en omvat angst, verdriet, het gevoel van stigma, machteloosheid, isolatie, mentale gezondheidsproblemen en/of sociale exclusie. Het contact met hun kind moet verbeteren, eerder dan het alcohol- en/of druggebruik onmiddellijk te willen doen stoppen. Garanties op succes zijn er niet, maar het niet stoppen met middelengebruik betekent niet dat ouders geen invloed hebben (Van Reybrouck & Van Hende, 2007). Ondersteunende ouderrelaties zorgen dat herstel wordt aangehouden en de kans op terugval vermindert (Duffy & Baldwin, 2013). Ouders ervaren mogelijks negatieve effecten in hun kwaliteit van leven bij het bieden van steun aan de persoon in herstel (Andersson et al., 2018; Copello et al., 2009b; Orford, Copello, & Velleman 2010a; Orford, Velleman, Coppelo, Templeton, & Ilbanga, 2010b; Velleman et al., 1993). Het lijden onder de situatie is een fenomeen dat zich over heel de wereld voordoet (Orford et al., 2010b).

1.3. Onderzoeksvragen

1. Hoe verhoudt het CHIME-referentiekader zich tot herstel van middelen? 2. Wat is de rol van de ouders in het herstelproces van hun zoon/dochter?

2.1 Hoe percipiëren ouders hun rol in het herstelproces?

(13)

8

2. THEORETISCH RAAMWERK

Sociale controletheorieën verklaren de criminologische relevantie van dit onderzoek en de remmende werking van asociaal gedrag door pro-sociale bindingen (Pauwels, 2017). In deze masterproef is geen expliciete vermelding van crimineel gedrag, maar afhankelijk zijn van alcohol strookt niet met de maatschappelijke norm en is strafbaar als het gaat om illegale drugs.

2.1. Sociale controletheorieën

De rol van ouders in herstel van zoon/dochter kan teruggebracht worden naar enkele historisch criminologische theorieën, die verklaren waarom personen geen criminaliteit plegen, hier waarom personen met PADG in herstel treden. Het kind socialiseren is een taak van beide ouders (Nye & Bahr, 1976) met als doel de waarden van de samenleving te internaliseren, maar leidt niet per definitie tot normconform gedrag (Adler & Laufer, 1993; Williams & Macshane, 1994). Het gaat om normen en waarden die eigen gemaakt moeten worden. De sociale controletheorie van Drukheim verklaart dat gedrag gecontroleerd wordt door sociale relaties. De containment theorie van Reckless stelt dat deze controle meestal door de familie wordt uitgevoerd (Williams & Macshane, 1994).

In de sociale controletheorie van Hirschi wordt de term ‘attachment’ onder de aandacht gebracht, met als belangrijkste factor ouders (Cullen, 2011; Williams & Macshane, 1994). Ook controletheoreticus Nye stelt familie als eerste bron van controle (Adler & Laufer, 1993). Volgens hem zorgen zij dat hun kind conformeert aan de regels (Williams & Macshane, 1994). De verbondenheid slaat op de emotionele band, respect, affectie en supervisie (Adler & Laufer, 1993). Zwakke sociale banden met ouders kunnen verbeterd worden in het herstelproces wanneer zij betrokken worden. Een sterke sociale band zorgt voor meer ondersteuning, wat het herstelproces bevordert (Williams & Macshane, 1994). Alcohol en illegaal druggebruik kan door afhankelijkheid mogelijks tot crimineel gedrag leiden. De verklaring voor het niet stellen van dit gedrag ligt in de sociale banden met onder andere de ouders. De banden gaan verder dan enkel deze van het gezin, maar worden niet verder besproken.

2.2. CHIME-referentiekader

De vijf elementen van het CHIME-referentiekader zijn de best pratices die herstel ondersteunen (Aga, Rowaert, Wuyts, & Vanderplasschen, 2017). Het is een sterktegericht model, dat mensen helpt om herstel te bereiken en te behouden (Slade et al., 2014). In de GGZ herstellen mensen van psychiatrische problemen, waarvan het herstelproces gelijkenissen vertoont met PADG,

(14)

9 meer specifiek door ondersteuning van ouders, met de wens om terug te keren naar de ‘normaliteit’ (Rowaert & Vandevelde, 2016).

De conclusies van Leamy et al. (2011) over het referentiekader heeft een internationaal draagvlak, waarbij de focus voor herstel ligt op het transformatieproces en de persoonlijke ervaring. Het raamwerk is meermaals gevalideerd in vervolgonderzoek (van Agt, 2017). De bevindingen zijn in richtlijnen gegoten voor de GGZ in onder andere Australië, VS, Nieuw-Zeeland, Schotland, VK en Duitsland (Slade et al., 2012). In België zouden de concepten van het CHIME-referentiekader ook geïntegreerd moeten worden in herstelinterventies van personen met PADG.

Het referentiekader is niet statisch, het kader kan aangepast worden met extra elementen. Het herstelgericht werken moet bijkomend ook gebruikt worden bij het begeleiden van ouders (van Weeghel, Van Zelst, Boertien, & Hasson-Ohayon, 2019). Dit onderzoek kijkt bijvoorbeeld naar copingstrategieën van ouders en hun veerkracht in het omgaan met PADG (Rowaert & Vandevelde, 2016). De focus van de masterproef ligt op een sterktegerichte benadering in plaats van een probleem-georiënteerde kijk. De sterktegerichte benadering binnen het herstelproces kan via verschillende interventies (SODA, 2005; Ridley et al., 2014) waar hoop, optimisme, goede communicatie, copingvaardigheden en samenwerking noodzakelijke voorwaarden zijn. Multi Family Therapy (MFT) is hiervan een voorbeeld (Rowaert & Vandevelde, 2016).

(15)

10

3. CONCEPTUALISERING

3.1. Ouders

De meeste onderzoeken bevatten de term ‘familie’, maar de focus ligt hier op ouders, waar het begrip ‘familie’ hoe dan ook ouders omvat. Twee voorbeelden bevestigen dit, enerzijds een Australisch onderzoek naar de definiëring van ‘familie’ in herstelmodellen waaruit blijkt dat ¼ geen definiëring geeft en ongeveer ¾ ‘ouders’ expliciet mee betrekt onder ‘familie’ (Reupert et al., 2015). Anderzijds het beleidsdocument ‘We count too’ waarin aan het begin van het document een definitie gegeven wordt van het begrip family waaronder de ouders (Adfam, 2009).

3.2. Herstel

Het concept ‘herstel‘ voor psychische aandoeningen werd ongeveer 30 jaar geleden geïntroduceerd en maakte daarna verder zijn opgang binnen de GGZ. Het is een proces dat breed gedefinieerd moet worden, omdat herstelondersteuning niet alleen gericht moet zijn op de cliënt, maar ook op de ouders (Phrenos kenniscentrum, 2019). Herstel is geoperationaliseerd via het CHIME-referentiekader, de vijf elementen bevatten de essentie waarvoor ‘herstel’ staat. De transformatie van de verslavingszorg naar herstelondersteunende zorgsystemen, netwerken van formele en informele diensten, biedt hoop, richt zich tot de familie van personen in herstel en bouwt verder op de sterktes van de persoon en zijn netwerk. Deze transitie is een langdurig proces, gestoeld op samenwerking tussen cliënten en hun familie, hulpverleners en de voorzieningen. Er zijn twee belangrijke focus-verschuivingen, de interventie van ‘de kliniek’ naar ‘de gemeenschap’ en van een ‘expert-cliënt-verhouding’ naar ‘samenwerking’ (Best et al., 2017a). Professionele hulpverlening is meer gericht op klinische herstel, maar dit onderzoek sluit meer aan bij persoonlijk herstel (Andresen, Caputi, & Oades, 2010). Het gaat over processen eerder dan over uitkomsten, het opnieuw controle krijgen over het leven en zelfstandig beslissingen nemen (Phrenos kenniscentrum, 2019; Slade et al., 2014).

De generaliseerbaarheid van het concept ‘herstel’ blijft een zorg, er zijn culturen die individuele waarden hebben en anderen zijn meer collectivistisch. De culturele opvatting beïnvloedt in welke mate belang wordt gehecht aan bindingen met het gezin als één van de belangrijkste dimensies van herstel. Niet alleen de band met de ouders verschilt, maar ook de invulling van begrippen zoals gezondheid en doelstellingen omtrent het herstelproces (Mentalis, 2015). De gezondheidssystemen en de dienstverlening verschillen, niet elke land heeft uitgebreide mogelijkheden om ondersteuning te bieden in de GGZ. In de landen waar het wel mogelijk is

(16)

11 worden positieve resultaten behaald bij het betrekken familie, weg van de traditionele klinische uitkomsten (Slade et al., 2014).

(17)

12

4. METHODE

4.1. Literatuurstudie

Met betrekking tot de eerste onderzoeksvraag over de verhouding tussen het CHIME-referentiekader en herstel van middelen is een literatuurstudie uitgevoerd. Trefwoorden zoals ‘CHIME-framework’, ‘recovery’, ‘recovery capital’, ‘parents’ zijn gebruikt in de zoektocht naar relevante informatie.

4.2. Kwalitatieve onderzoeksmethode

Voor de tweede onderzoeksvraag is een empirisch onderzoek uitgevoerd, een kwalitatieve studie van 11 semigestructureerde interviews via een topiclijst (1.4). Hierna was het saturatiepunt bereikt, geen nieuwe bijkomende informatie werd verworven. De interviews zijn afgenomen binnen de periode van 22 oktober 2019 tot en met 1 maart 2020, vóór de coronacrisis, waardoor alle interviews in persoon zijn kunnen doorgaan. Deze hebben tussen de 50 min en 1u30 geduurd en zijn opgenomen met een dictafoon. Drie van de 11 interviews waren met beide ouders.

Tijdens de interviews wordt met open vragen gepeild naar hoe ouders zich voelen bij het middelengebruik van hun kind en hoe zij hun rol percipiëren De onderzoeker geeft dankzij deze methode de mogelijkheid om hun ‘waarheid’ te vertellen en problemen aan te halen waar de onderzoeker nog geen weet van heeft. Ouders kunnen waardevolle informatie geven door hun kennis die niet in de literatuur te vinden is (Weisheit, 2015). Zij hebben vrijuit kunnen spreken en direct in interactie kunnen treden met de onderzoeker. Open vragen laten toe specifiek in te gaan op hun gedachtegang en gedragingen en het gebruik van quotes (Brace, 2004).

4.2.1. Dataverzameling/-analyse

Het principe van availability sampling is toegepast voor het werven van respondenten via flyers, waarna ze zelf contact opnamen (Weisheit, 2015). Respondenten zijn gezocht via verschillende hulpverleningsinstanties en via een oproep in het familiemagazine Libelle. Voor de werving van de respondenten zijn hulpverleningsinstanties geïnformeerd via een mail met de inhoud van het onderzoek en later telefonisch gecontacteerd met de vraag een informatieve flyer, met het profiel van de onderzoekspopulatie, te bezorgen aan ouders. De hulpverleners die werken met ouders waren de gatekeepers (Seidman, 2006). Enkel officiële instanties zijn benaderd, zonder sociale media te gebruiken.

(18)

13 De interviews vonden plaats bij de respondenten thuis en startte telkens met het overhandigen van de informatiebrief (1.2) en het overlopen van de informed consent (1.3). Het doel van het onderzoek werd toegelicht, de bewaring van de data en de analyse ervan. Bijkomend werden de respondenten geïnformeerd over het audiomateriaal. Er werd nogmaals benadrukt dat de gesprekken anoniem en vrijwillig zijn en op elk moment stopgezet konden worden (Seidman, 2006).

De interviews werden opgenomen en via het verbatim-principe uitgetypt, de letterlijke verwoording van de respondent wordt gebruikt om interpretatiefouten te voorkomen (DiCicco-Bloom & Crabtree, 2006; Mortelmans, 2007), hierdoor gaat geen waardevolle informatie verloren. Het CHIME-referentiekader werd gebruikt om het vragenprotocol op te stellen en werd na de interviews ook gebruikt om de gegevens te verwerken, deze analyse gebeurde via Word (Seidman, 2006).

Na elk interview werd een methodologisch verslag gemaakt (Mortelmans, 2007) met een eigen samenvatting/reflectie, de belangrijkste aandachtspunten, een eigen indruk over de situatie/plaats/contact en bijkomende informatie van na de audio-opname. Het is een belangrijk onderdeel van het onderzoek om eventuele veranderingen door te voeren en non-verbale informatie mee te nemen in de verwerking.

4.3. Beperkingen onderzoek

Het onderzoek heeft ook enkele beperkingen. Ten eerste raden sommige studies aan interviews te laten doorgaan op neutraal terrein. Toch is gekozen om af te spreken bij hen thuis, wanneer ze alleen waren. Het interview vond plaats in een voor hen vertrouwde omgeving, zodat ze zich ongedwongen voelden. Ten tweede is het onderzoek gelimiteerd qua aantal, in totaal zijn 14 ouders bevraagd in 11 interviews. Resultaten kunnen niet veralgemeend worden, omdat het geen representatieve steekproef is van de populatie. Deze beperking is eigen aan kwalitatief onderzoek (Mortelmans, 2007).

(19)

14

5. RESULTATEN

Doorheen de interviews zijn ouders bevraagd over het herstelproces van hun kind op/na een moment van herstel of bij herval. Er zijn slechts enkelen die nooit eerder in herstel zijn geweest en nog altijd middelen gebruiken, maar op een meer gecontroleerde manier.

Profiel kind/ouder

Het overgrote deel van zoon/dochter is rond 14 jaar begonnen met het nemen van alcohol en/of illegale drugs, met uitzondering van twee twintigjarigen en in alle gevallen heeft dit implicaties gehad op hun schoolloopbaan. Ketamine, cannabis, cocaïne, speed/XTC, GHB/liquide XTC, paddenstoelen en alcohol zijn de middelen die besproken werden. Cannabis zorgt voor een verlaagde drempel in het nemen van andere soorten drugs en is vaak het middel waardoor volledige onthouding niet lukt. Een alcohol- en drugafhankelijkheid is een aantal keer samen voorgekomen. Sommige ouders hadden vermoedens van gebruik, maar waren te angstig en/of onwetend om het te benoemen, anderen hebben geen signalen ontvangen bij het begin van het gebruik. Slechts éénmalig kwam een dochter aan bod, alle andere personen waren zonen. De leeftijdsmarge tussen de ‘kinderen’ is zeer groot vanaf 18 jaar tot en met 53 jaar, met een gemiddelde van 34 jaar.

ADD, ODD, ADHD, hechtingsstoornis, autisme, faalangst, depressie en gokverslaving zijn in combinatie met PADG voorgekomen. In België is weinig tot geen specifieke begeleiding met betrekking tot comorbiditeit in de verslavingszorg. De onderlinge problematiek maakt de middelenafhankelijkheid complexer en daarom is het extra belangrijk dat deze personen structuur hebben in het leven.

Acht van de 11 interviews waren enkel met de moeder, waarvan één niet de biologische en in drie dubbelinterviews was éénmalig een stiefvader. Opmerkelijk is dat een vader alleen nooit bevraagd is. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 62 jaar. De interviews vonden plaats in Vlaanderen verdeeld over Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Limburg. Ongeveer de helft zijn alleenstaande ouders, waarvan de partner door scheiding geen impact meer heeft op het leven van zoon/dochter.

5.1. CHIME-referentiekader

5.1.1. Verbondenheid

Ouders voelen betrokkenheid, bezorgdheid en steun van vrienden, collega’s en andere lotgenoten, in tegenstelling tot sommige hulpverleningsinstanties waar ze zich vaak onbegrepen

(20)

15 en niet welkom voelen. Door met derden te praten merken ze dat ze niet alleen zijn met deze problematiek. Voor sommige respondenten zijn vrienden, waarmee ze dagelijks in contact staan en altijd bij terecht kunnen, waardevoller dan de professionele hulpverlening.

Familieleden die geen begrip tonen of negatieve reacties geven weten niet hoe ze met de problematiek moeten omgaan. Dat heeft tot gevolg dat ouders er niet over praten. Anderen vertellen het wel aan familie en kunnen rekenen op begrip. Het overgrote deel van de respondenten kon bij hun ouders terecht, maar wanneer middelenafhankelijkheid binnen de familie voorkomt, ligt dit gevoelig. In sommige gevallen werd het gebruik door familie zelfs geminimaliseerd.

Veel ouder-kind relaties verbeteren doorheen de herstelperiode en is het sterkst wanneer er volledig herstel is. Ouders geven aan dat hun kind, onder elke omstandigheid, welkom is. In één interview was er een extra dimensie in ouder-kind relatie, omdat de dochter van de respondent een kindje kreeg tijdens de actieve verslaving. Door afwezigheid van de vader viel de zorg voor het kleinkind noodgedwongen bij de respondent. Dit geeft een grotere complexiteit, omdat er gewaakt moeten worden over het mentaal welzijn van het kleinkind. De respondent heeft druk gevoeld, omdat ze wist wat haar te wachten zou staan qua opvoeding en opvang, anderzijds heeft ze hieruit kracht en moed gehaald.

Wanneer er een partner is, kunnen ze met elkaar praten, steun geven en wordt hun veerkracht groter. Het herstelproces als ouderpaar doormaken heeft voordelen met betrekking tot het bieden van steun. Respondenten die gescheiden/alleenstaand zijn moeten die de ondersteunende rol alleen opnemen, wat doorgaans als ‘zwaarder’ wordt ervaren.

5.1.2. Hoop & optimisme

Ouders proberen de dag te nemen zoals het komt en voor hen geeft elke dag nieuwe hoop. Ze proberen niet euforisch te worden bij elke vooruitgang om tegenslagen te kunnen verwerken. Ouders zijn zich bewust van mogelijk herval, wanneer hun kind een periode geen middelen meer heeft gebruikt. Andere ouders trekken zich op aan elk klein lichtpuntje zoals een glimlach, telefonisch contact, koken voor hem/haar, etc.

Het geloof in een goed herstelproces is slechts bij één respondent niet meer aanwezig, haar zoon is hervallen en ze ziet geen mogelijkheid dat het ooit nog goed komt. Ouders zijn niet naïef en willen geen valse hoop koesteren, maar hoop is nodig om zoon/dochter onvoorwaardelijk te blijven steunen en vol te houden.

(21)

16 Alle respondenten wensen dat hun kind stopt met middelengebruik, abstinentie, maar sommigen vinden dit geen realistisch doel. Abstinentie is voor hen te éénzijdig, omdat ook op andere domeinen veranderingen nodig zijn om volledig te kunnen herstellen, zoals het opnieuw functioneren in de maatschappij, kansen geven om doelen te realiseren, zich mentaal ontwikkelen, niet meer liegen, assertiever worden, zelf sociale contacten leggen, etc. De duur van het herstelproces is verbonden met het aantal kansen het kind krijgt. Er wordt dus niet snel gesproken van ‘hersteld zijn’, wel van ‘de weg naar herstel’.

Hoop en kracht wordt geput uit de steun die ouders krijgen van verschillende bronnen tijdens het herstelproces. De meest hoop-inspirerende relaties voor ouders zijn ouders die hetzelfde hebben meegemaakt, omdat ze door hen niet gestigmatiseerd worden. Turning points in het leven van zoon/dochter zoals een nieuwe liefdespartner, vast werk of wanneer hun kind al eerder opgenomen is in de professionele hulpverlening en bereid is terug te keren, zijn ook hoopgevend voor hen. Ouders zijn optimistisch wanneer hun kind een succesvolle behandeling heeft ondergaan én dit volhoudt.

5.1.3. Identiteit

Mentaal staan personen met een PADG vaak enkele jaren achter op hun leeftijdsgenoten, hun groeiproces is gestopt door het middelengebruik. Ouders helpen hun kind tijdens het herstelproces om een eigen identiteit te vormen, maar tijdens de herstelperiode is het nodig dat ouders en kind elkaar ademruimte geven. Zoon/dochter gaat vaak alleen wonen, omdat ze meer zelfstandig willen zijn, maar soms ook om nare herinneringen te vergeten, maar dit zorgt niet altijd voor meer rust bij de ouders.

Het taboe rond PADG is nog aanwezig, ondanks alle ouders hier zeer open over kunnen praten. Vaak zijn er negatieve vooroordelen en eerder uitzonderlijk een stilzwijgen. Ouders vinden het spijtig dat er een negatieve gevoelswaarde rondhangt, omdat ze hierdoor moeilijker een verandering in identiteit kunnen realiseren.

Het sterkste vooroordeel dat in elk interview terugkwam was: “Bij mij zou het niet waar zijn”. Derden vormen hun mening, zonder kennis van de situatie, waardoor dit niet strookt met de realiteit. Deze uitspraak duidt erop dat buitenstaanders de betrokken ouders veroordelen in de manier hoe zij het probleem aanpakken. Anderen mijden contact met/nemen afstand van de respondenten. Stigma’s rond middelenafhankelijkheid worden zeer wisselend ervaren door ouders. De meeste ouders laten begaan, omdat buitenstaanders of familieleden niet weten wat het werkelijk inhoudt. Een klein aantal kan kwaad reageren op grof taalgebruik van derden,

(22)

17 maar doorgaans wordt op negatieve opmerkingen niet gereageerd. Opmerkelijk is dat negatieve opmerkingen soms ook van professionele hulpverleners komen, die ouders ‘beschuldigen’ van het probleem.

De meeste stigma’s gaan over de onbekwaamheid om te stoppen met middelengebruik, maar ook het ontbreken van een werkattitude en hierdoor terugvallen op een werkloosheids- of ziekte-/invaliditeitsuitkering. Eén ouder begrijpt de kritiek op haar zoon aangezien zij ook gefrustreerd is, omdat hij in heel zijn leven nog nooit heeft gewerkt door het PADG.

“[…] maar de vraag is natuurlijk, allee ge kunt zelf, ge kunt zelf niks eh, als de persoon zelf ni wil, dan staat ge met uw rug tegen de muur, tegen de muur ja, niks

doet ge dan, machteloos zijt ge eh en de verhaaltjes van de familie “het moest de mijne is zijn, ik zou dit, ik zou dat” en dan denk ik ja als het den uwe was dan zou ’t

ge ook just niks […]” (IV 6)

5.1.4. Zin-/betekenisgeving

Ouders realiseren dat het herstelproces een lange strijd is waarmee ze moeten leren omgaan. Het einde is vaak niet in zicht en dat maakt het moeilijk voor hen. PADG moet gezien worden als een gezinsziekte, omdat elke ouder onder het gebruik lijdt, maar ook de broers en zussen. Er is één respondent die specifiek aanhaalt dat het geloof haar heeft geholpen doorheen het herstelproces van haar kind. Ze heeft geleerd hoe ze moet omgaan met PADG, haar kinderen zijn de beste leerschool en ze is hierdoor op een alternatieve manier gaan leven. De meeste geven aan dat geloof hen niet heeft geholpen, maar het doel blijft dat hun zoon/dochter gelukkig is.

In de zelfhulpgroep Al-Anon wordt de term ‘God’ gebruikt bij het 12-stappenplan, maar dit kan naar eigen voorkeur worden ingevuld. Een respondent geeft aan dat haar ‘hogere macht’ de andere ouders zijn die hetzelfde hebben meegemaakt.

Er zijn respondenten die vinden dat ze geestelijke en lichamelijk sterk zijn, dit zijn degene die de problematiek kunnen loslaten en hun eigen sociaal leven kunnen leiden. Wanneer het mentaal en fysiek goed gaat met de ouders geven zij aan hun rol in het herstelproces beter op te nemen. Andere ouders voelen zich niet sterk en kunnen geen afstand nemen, wat effect heeft op hun mentale en fysieke gezondheid. Voor hen is het eerder overleven dan leven.

De meeste ouders geven aan zowel de rol van hulpverlener als ouder op te nemen op een controlerende en/of ondersteunde manier. Appreciatie vanuit het kind naar de ouders toe vindt pas plaats op het einde van de herstelperiode, soms komt er inzicht vanuit het kind wat ouders voor hen gedaan hebben en nog steeds doen.

(23)

18

5.1.5. Empowerment

Er is een verdeeldheid tussen ouders over de controle op hun eigen leven. Er zijn ouders die de middelenproblematiek en hun eigen sociale leven kunnen scheiden van elkaar en afstand nemen, maar bij het overgrote deel van de respondenten zijn de twee zaken met elkaar verbonden. Het geluk van sommige ouders hangt af van het middelengebruik van hun kind.

“Nu ze ondersteunen me wel hoor […] als ze aan mij vragen hoe gaat het met jou, dan ligt dat er heel aan hoe het met X (zoon) gaat want ik geef het antwoord, ja met X gaat het zus of het gaat zo, als ze dan vragen hoe het met mij gaat.” (IV 9)

De reden van het PADG is afhankelijk van de persoon. Het komt voor dat personen de schuld leggen bij hun ouders. Vaak gaat het over keuzes die ouders hebben gemaakt wanneer hun kind klein was, verhuizen voor het werk, scheiden, andere liefdespartner, andere waarden en normen bij ex-partner, etc. Andere mogelijke oorzaken die niet gelinkt zijn aan de ouders zijn ‘verkeerde’ vrienden/liefdespartner, legerdienst, te veel vrije tijd en traumatische gebeurtenissen uit de jeugd van de persoon zelf. Veel ouders vragen zich af wat er gebeurd zou zijn moesten ze andere keuzes hebben gemaakt. Ze voelen zich vaak schuldig over het PADG, maar proberen deze gevoelens te nuanceren.

Het is van belang om als ouder zoon/dochter positief te stimuleren en vertrouwen te geven. Hervallen maakt deel uit van het herstelproces, het is belangrijk dat ouders deze situatie goed opvangen en hem/haar terug stimuleren om naar de hulpverlening te gaan. Ouders moeten focussen op de sterktes, zodat een nieuwe periode van herstel kan ingezet worden.

5.2. Machteloosheid

“Je zit als ouder met een onmacht, machteloosheid en da is zo moeilijk omdat alles in u schreeuwt van ik wil graag iets doen, ik wil hem graag helpen en ge kunt

ni eh.” (IV 7)

Enerzijds wordt een verschil gemaakt tussen de wens van zoon/dochter om geen middelen meer te gebruiken en de wil om dit daadwerkelijk te doen. De wens om te stoppen is geen garantie op herstel. Anderzijds kunnen ouders niets doen als zoon/dochter het probleem zelf niet ziet. Twee respondenten halen aan dat hun kind nog altijd ontkent afhankelijk te zijn, dat dit eerder een fase is in hun leven. Toch is er angst voor de toekomst, wanneer de persoon nog niet afhankelijk lijkt en het te vroeg is om te handelen, maar éénmaal afhankelijk zijn ouders er te laat bij.

(24)

19 Het is eerder uitzonderlijk dat zoon/dochter zelfstandig hulp ingeschakeld, maar wanneer ze zichzelf tegenkomen en geen kant meer uit kunnen, moeten ze wel. Ouders zijn meestal direct of indirect betrokken bij het besluit om zich professioneel te laten behandelen wanneer het dieptepunt voor hun kind bereikt is. Zoon/dochter komt zelf tot het besef dat alcohol- en/of drugs slechte effecten heeft, maar ouders helpen de stap naar de professionele hulpverlening concreet te maken. Anderzijds zijn turnig points zijn één van de belangrijkste momenten wanneer iemand kan overgaan tot zijn/haar herstel. Het aangaan van een nieuwe, ondersteunende liefdesrelatie, cold turkey in de gevangenis of om medische redenen zijn enkele voorbeelden. Dit is een kracht die ouders niet kunnen uitoefenen op hun kind.

Dit onderdeel behoort binnen het CHIME-referentiekader tot ‘hoop en optimisme’. Afhankelijk hoe het kind zijn/haar middelenafhankelijkheid percipieert, bepaalt het verloop van het herstelproces en hoop voor de toekomst. Ouders proberen hun kind hierin zoveel als mogelijk te ondersteunen.

5.3. Ondersteuning

Emotionele, materiële en praktische steun wordt geboden, maar op vlak van financiële steun is er een groot verschil tussen ouders.

Enerzijds ouders die duidelijke grenzen stellen en geen financiële steun bieden aan hun kind, omdat ze weten dat het geld niet naar levensnoodzakelijke middelen gaat. Sommige respondenten bieden steun aan hun kind in de vorm van schuldbemiddeling, het maken van een planning en het beheer van geld in verband met het terugbetalen van schulden, zonder geld te geven. Anderzijds ouders die financieel te hulp schieten. Zij bieden financiële steun om te voorzien in levensonderhoud, maar de controle daarop is moeilijk. Andere ouders gaan verder en steunen hun kind op financieel vlak onafhankelijk van de besteding. De respondenten hebben in de hulpverlening ‘geleerd’ dat ze dit beter niet doen en sommige ouders maken van hun hart een steen.

Het is dus mogelijk dat zowel de persoon als ouders financiële problemen hebben door het middelengebruik. Bij één respondent is meermaals een deurwaarder geweest, de schulden werden verhaald op de ouders, omdat hij nog in het ouderlijke huis woonde. Ouders die financiële steun bieden onderkennen dat ze te ver zijn gegaan in het bieden van hulp, maar ze zien geen betere oplossing.

(25)

20 “Ik heb daar heel lang, jaren, heel boos om geweest en ik heb daar heel veel jaren

verdriet over gehad dat ge denkt, allee faal ik nu zo hard als moeder? Faal ik nu omdat ik die ni buiten smijt? Faal ik tegenover mijn ander, omdat ik veel geld aan uitgeef aan deurwaarders voor hem, dat ik ni hebt om aan de ander te geven.” (IV

2)

Elke ouder steunt zijn/haar kind emotioneel door hen bijvoorbeeld te gaan bezoeken, constante aanmoediging en bevestiging te geven om hen structuur te bieden. Ouders willen hun kind kansen geven om te kunnen herstellen in de brede zin van het woord. Om dit te kunnen bewerkstelligen moeten zij steun bieden op verschillende vlakken om hen de mogelijkheid te geven kansen te grijpen. De vraag die ouders zich stellen is waar de grens ligt. Het is voor ouders belangrijk dat er een balans is tussen de verschillende soorten steun die worden geboden, wanneer ouders meerdere kinderen hebben is het nog moeilijker die balans te vinden.

Dit onderdeel sluit aan bij empowerment, omdat ouders onvoorwaardelijke steun bieden aan hun kind en hun verantwoordelijkheid opnemen. Langs de andere kant proberen ze ook grenzen te stellen.

5.4. Ervaring met hulpverleningsinstanties

Ouders ervaren de hulpverlening zeer verschillend, het is sterk afhankelijk van de instantie en vooral van de individuele hulpverleners. Ouders vinden de hulp die zij bieden niet voldoende, de professionele hulpverlening is voor hen een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen herstellen. De professionele begeleiding is nodig in combinatie met informele ondersteuning. Voor alle ouders is het een zoektocht geweest naar de ‘juiste’ hulpverlening. Er worden verschillende instanties doorlopen en vaak vroegtijdig afgebroken, omdat ze niet verplicht zijn te blijven. Ouders krijgen doorgaans geen rol in de professionele behandeling van hun kind. Opvallend is dat ouders zeer uiteenlopende ervaringen hebben met de hulpverlening rond drugafhankelijkheid. Consistente positieve beoordelingen geven ouders aan Slachtofferhulp wanneer hun kind in contact komt met justitie en aan de zelfhulpgroepen ter bestrijding van alcohol.

5.4.1. Pluspunten

De ouders hebben in het algemeen een positieve ervaring met hulpverleningsinstanties die veel aandacht besteden aan het herstellen van familiebanden en belang hechten aan het betrekken van ouders in het herstelproces. Sommigen moedigen ouders aan te bellen als ze iets opmerken en dan wordt hun bezorgdheid samen met zoon/dochter besproken. Hulpverleningsinstanties stimuleren ouders om hun kind te blijven steunen.

(26)

21 “[…] de X (hulpverleningsinstantie) is een ongelooflijk goed programma […] één

van de weinige die helpen […] omdat het zo streng en zo lang is, ja en daar kan ik op geen enkele manier enige vorm van kritiek geven, want zowel naar begeleiding

van ons als ouders, als, hoe moet ik zeggen, de patiënt zelf, da is ongelooflijk!” (IV 8)

Meerdere ouders halen aan dat het voor hen een verlichting was wanneer hun kind wordt opgenomen in de hulpverlening. Dit zijn de momenten waar ouders zelf kunnen herstellen en de problematiek deels kunnen loslaten.

5.4.2. Minpunten

Wanneer het kind in het weekend naar huis komt is het aanpassen en afwachten, omdat er doorheen de week geen informatie komt over de stand van zaken. Ouders weten niet aan wat ze zich moeten verwachten, wat voor stress zorgt. Ouders vinden dat overleg met hen meer zou moet gebeuren tijdens de behandeling. Tussen de opnames voelen de ouders zich hulpverlener, zeker wanneer zoon/dochter nog thuis woont. Een respondent vertelt dat ze zichzelf aanzet om in de rol van hulpverlener te kruipen, omdat ze anders te zorgend en angstig wordt en ze in die rol meer objectief kan zijn.

Wanneer ouders eindelijk hulp hebben gevonden is het afhankelijk van de instantie hoe groot hun rol is. Dit kan tegenvallen, omdat niet elke instantie dezelfde werkwijze hanteert en het niet bij elke de persoon past. Een noodzakelijke factor binnen een goede hulpverlening is structuur, in de vorm van systematiek en regelmaat. Structuur biedt een houvast die tijdens actief gebruik niet aanwezig is, maar ook te weinig door de hulpverlening wordt aangeboden. Ouders stellen soms de professionaliteit en correctheid in vraag en zijn het niet altijd eens met adviezen en besluiten van de hulpverlening

Niet iedereen vindt de professionele hulpverlening een meerwaarde. Bijvoorbeeld wanneer vervangmedicatie wordt gegeven, waardoor de afhankelijkheid in stand wordt gehouden. Sommigen raden ook aan de hulp los te laten, zodat zoon/dochter vastloopt, maar dat werkt volgens ouders niet voor iedereen. De onderlinge communicatie tussen hulpverleningsinstanties is er niet, waardoor ouders soms tegengestelde adviezen krijgen.

Hulpverleningsinstanties zijn vaak te vrijblijvend. Dit slaat enerzijds op hun regeling die geen focus legt op toenadering tussen ouders en kind. Anderzijds slaat op de degenen die willen herstellen van hun middelenproblematiek, maar geen consequenties ondervinden als zij hun afspraken niet nakomen. Ouders prefereren instanties die in deze situaties personen aanspreken op hun gedrag.

(27)

22 Wanneer de hulpverlening zich beroept op de vertrouwensband met de cliënt komen ouders niets te weten. Hier worden alle respondenten mee geconfronteerd, waardoor ze moeilijkheden ervaren om deel uit te maken van het herstelproces. Een respondent geeft aan dat in de provincie Oost-Vlaanderen de ouder-kind begeleiding is opgesplitst en er sterk gefocust wordt op de vertrouwensband met de cliënt, zodat ouders hier volledig buiten vallen. Ouders willen hun kind heel graag in de hulpverlening krijgen, maar wanneer hun meerderjarige zoon/dochter niet wil, stop het verhaal. Een respondent heeft ten einde raad ooit zijn kind uitgedaagd met als doel hem te laten colloqueren. Ouders begrijpen niet waarom hen niet de mogelijkheid geboden wordt om bij de gesprekken betrokken te zijn, omdat zij meer omkadering kunnen geven aan de problematiek.

“Da is een traject van drie, zes, negen maanden eh, maar ik zeg mijne vertrouwensband met mijn zoon is voor de rest van mijn leven, dus ’t is zeer belangrijk dat ik weet wat er met mijne zoon wel of niet gebeurt, wat er aan de hand is, alstublieft stopt daarmee van ja wij mogen u dat niet vertellen want wij

hebben een vertrouwensband met de jongere oh, komaan!!” (IV 5)

Er zijn zonen/dochters die tot inzicht komen en zich willen laten opnemen, maar op dat moment niet terecht kunnen in de professionele hulpverlening, door de wachttijden. Personen mogen ook geen middelen meer gebruiken als voorwaarde om opgenomen te worden, zodat de hulpverlening effect zou hebben. Het probleem zit juist in het stoppen met middelen, waardoor deze taak bij de ouders terecht komt. De tijd in de hulpverlening is ook te beperkt om volledig te herstellen.

Ervaringen met hulpverleningsinstanties zijn terug te brengen tot empowerment en verbondenheid binnen het CHIME-referentiekader. Ouders willen betrokken zijn en al het mogelijke in staat stellen om het herstelproces te starten en vol te houden.

5.5. Ouders als steunpilaren

Alle ouders hadden over het algemeen dezelfde gevoelens; ontredderd, boos, intens verdrietig, machteloos, angst, ontgoocheling, zich lichamelijk ziek voelen, het niet kunnen begrijpen of totaal in paniek zijn. Sommige respondenten zijn er psychisch ziek geworden, waardoor ze zware medicatie kregen, doorgaans antidepressiva en slaappillen. Andere ouders konden het van zich afzetten of hebben het leren aanvaarden en behielden hun eigen leven. Voor zichzelf zorgen is een voorwaarde om anderen te kunnen blijven ondersteunen.

De handelingen die ouders stellen zijn op verschillende manieren verworven. Het overgrote deel uit eigen ervaring met de problematiek, maar ook door toedoen van de professionele

(28)

23 hulpverlening of oudergroepen. De manier van reageren is afhankelijk van de persoonlijkheid en ingesteldheid van de ouders. Verschillen zijn te wijten aan de situaties waarin ouders zich bevinden, maar ook de keuzes die ouders maken om hun kind te helpen én afhankelijk bij welke instantie ze terechtkomen.

De handelingen van ouders zijn open en eerlijk communiceren over de problematiek, uitspreken van gevoelens naar elkaar om opgekropte frustraties en ruzies te vermijden, afstand te creëren maar wel aanwezig blijven en de alledaagse zaken behouden, zoals samen eten, weinig aandacht besteden aan het smeken/dreigen/verplichten om te stoppen, om hun kind niet weg te duwen en tegelijk voor zichzelf te zorgen. Het is belangrijk geen kwaadheid te tonen en het kind positief te benaderen, elkaar knuffelen, complimenten geven, motiveren, maar ook de zaken blijven benoemen.

Ouders leggen regels op, veel voorkomend is het niet gebruiken van drugs binnen het ouderlijk huis. Het is belangrijk om als ouder hier 100% achter te staan, maar hard optreden en hen met de waarheid confronteren kan een trigger zijn om middelen te gebruiken. Toch zijn er ouders die hun kind begeleid uit het huis hebben gezet om duidelijk te maken dat drugs niet getolereerd worden. Besluiten om de eigen zoon/dochter niet meer te laten thuis wonen is moeilijk omdat er dan geen controle meer is. Ouders willen hun kind ook beschermen tegen ‘slechte’ vrienden, maar zij die hun kind te sterk beklemmen, worden aangeraden dit niet te doen, omdat dit averechts werkt op hun gedrag.

“Wel de grootste handeling op het moment is niks doen en afstand nemen omdat ik voel en hij heeft mij dat ook zo duidelijk gemaakt, alles wat ik nu zeg, komt heel beklemmend over. […] hij wil gerust gelaten worden en zelf eruit geraken en ja dat is nu mijn opdracht om dat te respecteren, terwijl eigenlijk alles in mij vraagt ‘hoe

kan ik hem helpen?’ ‘Hoe kan ik hem plezier doen?’” (IV 7)

Enkele respondenten hebben meer drastische maatregelen genomen door naar de politie of vrederechter te stappen. Dit was de pijnlijkste beslissing voor deze ouders, maar ze hadden geen andere keuze. Dit wordt gezien als het ultieme redmiddel om de situatie alsnog te keren. Het is gelukkig minder voorkomend, maar wel zeer ingrijpend.

“Dat was mijn moeilijkste beslissing die ik ooit genomen heb […] ge gaat da toch ni doen nu uwen eigen zoon aangeven, maar ik had zoiets van ik moet, ik voel da zo vanbinnen, ik dacht van ik moet da doen, da, da is mijn plicht als moeder kan ik

ni anders want ik wil hem daaruit sleuren, want ik was 100% zeker […].” (IV 5)

Wat duidelijk naar voor komt is dat ouders meer helpen dan zoon/dochter realiseert. ‘Achter de schermen’ houden ouders voornamelijk contact met scholen, avondonderwijs, eventuele

(29)

24 gerechtelijke instanties, etc. Dit zijn instanties die wel bereid zijn om de stand van zaken over zoon/dochter mee te delen.

Er is een opmerkelijk verschil tussen de manier waarop vaders omgaan met de situatie ten opzichte van moeders. Doorgaans zijn de vaders kordater en de moeders meer begripvol. In de meeste gevallen dreigt de vader het kind buiten te zetten, wanneer er geen verandering komt in het middelengebruik. Eén respondent heeft de problematische situatie verzwegen voor haar man, omdat ze weet dat hij zijn zoon niet meer als zoon zou beschouwen. De vrouw neemt alle zorgen op haar om zowel haar zoon als haar man te beschermen en ruzie te vermijden. Andere ouders zijn het niet eens met betrekking tot het laten inwonen in het ouderlijk huis, waarbij de moeders hun kind doorgaans niet uit huis kunnen zetten en vaders aangeven dat het niet meer gaat. Ouders geven aan dat hun kinderen ook weten dat de moeder meestal meer ontvankelijk is voor de problematiek.

“[…] mijn man zou het bijvoorbeeld héél anders hebben gedaan als ik, die zou veel kordater zijn opgetreden en ik ben altijd heel begripvol geweest, wat misschien ook niet goed was en zelfs niet misschien, ik denk dat het beter was geweest als ik

het ook harder had aangepakt.” (IV 9)

Ook in dit onderdeel over de ouders zijn er elementen van het CHIME-referentiekader terug te vinden, verbondenheid en empowerment.

5.6. Oudergroepen

Oudergroepen zijn een populaire vorm van therapie waar veel respondenten gebruik van maken. In zelfhulpgroepen, zonder professionele begeleiding, wordt meer aandacht besteed aan de bekommernissen, gevoelens en ervaringen van ouders, terwijl professionele begeleiding focust op één onderwerp per sessie. Een kritiek op zelfhulpgroepen van een respondent is dat de gesprekken nergens toe leiden zonder professionele hulpverleners die thema’s aanreiken. Niet elke respondent heeft hier nood aan en verkiest individuele begeleiding. Vooral moeders leren in de oudergroepen om aan zelfbehoud te doen. Sommige respondenten maken per week een moment vrij om iets leuks te doen, maar ze kunnen zich er niet altijd aan houden. Ouders leren voornamelijk de controle terug te krijgen over het eigen leven.

Alle ouders van een zoon/dochter met een alcoholafhankelijkheid zijn bekend of maken deel uit van de zelfhulpgroep Al-Anon. Tijdens hun samenkomsten wordt er een sterke nadruk gelegd op het geven van kracht en hoop om telleurstelling en frustratie te verwerken en verandering van gedrag van ouders kan bijdragen tot herstel.

(30)

25 “Ik probeer ook heel erg te waken op mijn zelfzorg, dat ik niet alleen maar mama

ben, maar dat ik ook nog X (respondent) ben die moet zorgen dat ze genoeg slaapt en voldoende eet en wa ontspanning heeft, zodat ‘k mijn batterijen kan

opladen.” […] “Daar begint het mee, ik voel da als ik moe ben dan kan ik veel minder verdragen ook, da zijn mijn krachtbronnen en ook ja hoop eh, geloof, hoop en liefde zeg ik altijd, dus ja ik geloof, ik hoop en ik heb enorm veel liefde voor mijn

zoon.” (IV 5)

Door gesprekken in oudergroepen zien ouders dezelfde gedragingen bij andere kinderen terugkomen. Het gedrag is identiek en toch ziet elke situatie er anders uit. Oudergroepen zijn voor veel ouders een opluchting om elkaars verhaal te horen en tips uit te wisselen. Ze leren uit getuigenissen van anderen en krijgen ook een ‘sponsor’ toegewezen waar ze dag en nacht terecht kunnen en voor velen zijn de mensen binnen de oudergroep vrienden geworden. Het is niet gemakkelijk om in een oudergroep terecht te komen door de wachttijden en wanneer oudergroepen te groot zijn kan niet altijd de juiste hulpverlening geboden worden. Een oplossing voor enkele respondenten was om uit een oudergroep met professionele begeleiding een zelfhulpgroep te starten met ouders die al het langst hulpverlening hebben gekregen. Hun kennis komt uit eigen ervaring of van wat ze geleerd hebben in de oudergroep. Toch slagen de zelfhulpgroepen erin om de problematiek van de wachttijden voor ouders in de professionele hulpverlening op te vangen.

Drie elementen uit het CHIME-referentiekader: hoop, verbondenheid en betekenisgeving komen voor bij oudergroepen. Voor ouders is dit een bron waar zij zich aan kunnen optrekken en ze geen stigma’s ervaren.

5.7. Ouder-kind relatie

Doorgaans is de ouder-kind relatie tijdens het actief gebruik goed, maar ‘goed’ is relatief. Het leven en de gemoedstoestand van ouders wordt dermate bepaald door de toestand van hun kind, wat de relatie onder druk kan zetten. Wanneer de persoon in herstel is, herstelt ook de band tussen hen. Anderzijds zijn er enkelen die aangeven dat de band los staat van het middelenmisbruik. Het is opmerkelijk dat de band na de herstelperiode doorgaans héél sterk is. Ouders moeten constant alert zijn, wat impact heeft op hun eigen leven, omdat dit nabijheid vraagt. Op vakantie gaan wordt door veel ouders uitgesteld of al jaren niet meer gedaan, omdat het niet mogelijk is hun kind een tijd alleen te laten. Sommige ouders proberen angstvallig hun kind dicht bij zich te houden om hen te kunnen controleren. Toch wordt ook genuanceerd dat ze niet altijd de controle kunnen blijven houden door de meerderjarigheid.

(31)

26 Het is niet uitzonderlijk dat kinderen tijdens de middelenafhankelijkheid alle contact verbreken. Dit wordt door de ouders als hartverscheurend ervaren, maar ze respecteren de wens. Ze proberen een eigen leven te leiden, maar hun gedachten gaan constant naar hun kind. Anderen hebben het hier moeilijker mee en kunnen niet meer het leven leiden zoals voorheen. Ouders proberen in die tijd toch nog contact te zoeken. Redenen van hercontactname zijn gerelateerd aan hulpverleningsinstanties, ongevallen of de gevangenis. In sommige situaties is het zo uit de hand gelopen dat de ouders beslissen om hun zoon/dochter uit de omgeving te trekken en weer in huis te nemen. Ouders halen aan dat een verbetering van de relatie samenhangt met een beter herstelproces.

Er is verdeeldheid omtrent het terugwinnen van vertrouwen. Bij sommige ouders is dit doorheen de jaren zo vaak misbruikt dat het niet meer terugkomt, bij anderen kan dit wel terug opgebouwd worden. Het is eerder regel dan uitzondering dat personen met een afhankelijkheidsprobleem liegen/manipuleren om zowel de hulpverlening als de ouders om de tuin te leiden en zaken beloven die ze niet nakomen. Ouders gaan als reactie meer controleren waardoor hun kind zich geviseerd voelt en de relatie onder druk komt.

“[…] ik heb altijd mijn handen boven zijn hoofd gehouden, alhoewel da ‘k heel dikwijls gedacht heb, ik kan ni meer en da ‘k het ook dikwijls gezegd heb van, X

(zoon) het ga ni meer, gij haalt uzelf en met mij den dieperik in.” (IV 2)

De band tussen ouders en kind vindt aansluiting bij de onderdelen verbondenheid, empowerment en identiteit van het CHIME-referentiekader.

(32)

27

6. DISCUSSIE

De titel van dit onderzoek is tot stand gekomen na het afnemen van interviews. Het verwijst naar derden die de situatie nooit zover zouden laten komen en veel kordater zouden optreden. Dit geeft aan dat kennis over de problematiek noodzakelijk is om te begrijpen wat de rol van ouders in het herstelproces inhoudt.

6.1. Terugkoppeling CHIME & herstel

Het twaalfstappenplan van Al-Anon ligt in lijn met het CHIME-referentiekader en wordt toegepast door ouders in het dagelijkse leven. Ouders leren aanvaarden dat ze machteloos staan in de strijd tegen middelenafhankelijkheid en hoe ze hun eigen leven kunnen leiden (Al-Anon, z.d.). Dit plan sluit aan bij de elementen hoop, verbondenheid, betekenisgeving en empowerment van het CHIME-referentiekader die ouders meenemen in hun rol. Ouders zoeken steun bij andere ouders in zelfhulpgroepen (Rowaert & Vandevelde, 2016), waar ze competenties, kennis en vaardigheden doorgeven aan elkaar (Gluckstern, 1973). Soyez et al. (2007) deed onderzoek naar professionele begeleide oudergroepen waar tevredenheid is over inhoud en uitwisseling van ervaringen (Van Reybrouck & Van Hende, 2007), wat in lijn ligt met de empirische bevindingen.

Er zijn verschillende definities van herstel zoals abstinentie, gecontroleerd gebruik of harm reduction (Van Reybrouck & Van Hende, 2007). In het verleden werd herstel gelijkgesteld aan abstinentie (Thurgood, Crosby, Raistrick, & Tober, 2014) en dit blijft grotendeels de voorwaarde voor ouders (Andersson et al., 2018; Dekkers, De Reysscher, & Vanderplasschen, 2020), ook in behandeling is er over het algemeen een primaire focus op abstinentie met te weinig aandacht voor andere levensdomeinen. Middelenafhankelijkheid is een chronische hervalstoornis (Kougiala, Fasulo, Needs, & Van Laar, 2017), herstel is mogelijk, maar niet altijd realistisch en vertrekt vanuit sterktes en hoop. Het vergt een intensieve, constante en meervoudige behandeling en sterk sociaal herstelkapitaal (Best, Dekkers, Meulewaeter & Vanderplasschen, 2017a; Best et al., 2017b). De herstelgeoriënteerde benadering moet evolueren van individuele noden en abstinentie naar verandering in verschillende levensdomeinen en welzijn (Laudet, 2007; Vanderplasschen et al., 2013). Voor ouders is het moeilijk in te schatten hoever hun zoon/dochter staat in het herstelproces en focussen zich meer op de gedragscomponent en abstinentie (Dekkers et al., 2020; Kougiala et al., 2017).

Ouders zorgen voor een bron aan herstelkapitaal en zijn als ondersteunend sociaal netwerk een protectieve factor voor herstel (Dekkers et al., 2020). De sleutelfactoren voor een succesvol

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer men probeert om bij kleine fluctuaties in te grijpen, (door bijvoorbeeld bij een iets te lage waarde te proberen de waarde van het proces te verhogen) dan zal het middel

We hechten er waarde aan om de evaluatie af te ronden voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2022, daarom willen we u vragen het gesprek uiterlijk in december 2022 te voeren.

We hechten er waarde aan om de evaluatie af te ronden voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2022, daarom willen we u vragen het gesprek uiterlijk in december 2022 te voeren.

Door de eerste geboorte van de mens is hij “IN ADAM” (1 Korinthiërs 15:22) en maakt hij deel uit van de oude schepping die verloren ging door de zondeval?. Door de tweede geboorte

Niet alleen dus bij Rosaceaeën, hoewel het wel bar gesteld is met het aantal gevoeligheden voor narigheid van deze familie, inclusief het geslacht Malus.. De bovenstaande tabel

Toch zaten de studenten bars in Leuven en Gent die winter barstensvol.. We herinneren ons dat jaar in onze collectieve verbeelding louter nog als het jaar van Leuven Vlaams en

* Helder water: daarom werd specifiek geadviseerd om alle bomen en struiken rond het ven te verwijderen, het plagsel te verwijderen en in de slootjes en grotere sloten eerst

Maar tegelijkertijd dreunden haar woorden in mijn hoofd: 'omdat er in deze maatschappij toch geen plek is voor mij'.. En toen wist ik