• No results found

De provincie West-Vlaanderen: een toekomstperspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De provincie West-Vlaanderen: een toekomstperspectief"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE TOEKOMST VAN DE PROVINCIES:

CASE WEST-VLAANDEREN

Aantal woorden: 25.319

De Leersnyder Stijn, 01812250

Promotor: Prof. Dr. Herman Matthijs

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:

Master in de bestuurskunde en het publiek management

(2)
(3)

I

Vertrouwelijkheidsclausule

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

(4)

II

Woord vooraf

Deze masterproef zou niet tot stand zijn gekomen zonder de ondersteuning van een aantal mensen. Ten eerste wil ik mijn promotor prof. Herman Mathijs bedanken voor de nuttige tips, de tussentijdse intervisies en de vrijheid die hij me gegeven heeft omtrent de masterproef. Daarnaast wil ik ook mijn gezin bedanken voor alle steun en hulp waar nodig.

(5)

III

Preambule coronamaatregelen

Ondanks de opgelegde maatregelen ten gevolge van covid-19 slaagde ik erin mijn onderzoek te voeren. De maatregelen hadden daarentegen wel degelijk een impact op het onderzoek. De impact was niet dermate groot dat het onderzoek niet gevoerd kon worden zoals gepland. Wel werd het onderzoek in zekere mate minder grondig gevoerd.

1. Sluiting provinciaal archief

Ten behoeve van het onderzoek had ik graag het provinciaal archief geraadpleegd. Op basis van daar te vinden documenten zou een evolutie gemaakt worden van de provincie West-Vlaanderen op verschillende vlakken. Door de sluiting van het archief was dit niet mogelijk. Ik loste dit op door te mailen naar personen binnen de provinciale diensten met de vraag om informatie online door te sturen. Hierdoor ontving ik de nodige informatie om mijn onderzoek te voeren. Soms moest ik hier wel enkele dagen/weken op wachten , wat de vooruitgang van het onderzoek in beperkte mate vertraagde. Daarnaast is ook niet uit te sluiten dat ik in het archief op informatie gestoten zou zijn waarover ik nu niet beschik.

2. Interviews

Door de crisis kon ik niet alle interviews afnemen die nodig waren om het onderzoek te voeren. De werking van de voormalige provinciale instelling Be Part (zie 4.3.2.) werd volledig stilgelegd ten gevolge van het virus. Hierdoor was een interview met hen niet mogelijk. Bevindingen uit dit interview zouden leiden tot iets meer generalisatie bij het onderdeel continuïteit van de evaluatie van het project ‘afslanking provincies’ (zie 4.3.2. en 4.5.4.). Daarnaast had ik graag iemand geïnterviewd van het Vlaams Departement Welzijn. De werkdruk binnen het departement steeg echter door het virus waardoor dit niet meer mogelijk was. Hierdoor werden enkel de overhevelingen van de voormalige provinciale diensten Cultuur en Sport besproken. Een analyse van de overheveling van de Dienst Welzijn zou een meer volledig beeld geven van de impact van het project ‘afslanking provincies’ op het provinciaal bestuursniveau. De interviews die wel konden doorgaan vonden plaats via Microsoft Teams in plaats van face-to-face. Voor mij persoonlijk was het voeren van een interview via Microsoft Teams moeilijker dan het voeren van een face-to-face interview. Dit voelde minder ‘spontaan’. Ik vond het voornamelijk moeilijk om dieper in te gaan op bepaalde uitspraken. Dergelijke problemen ervoer ik niet bij eerder gevoerde face-to-face interviews. Ondanks deze beperkingen bleek de informatie uit de interviews bruikbaar.

'Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beiden goedgekeurd’.

(6)

IV

Inhoudstafel

Vertrouwelijkheidsclausule ... I Woord vooraf ... II Preambule coronamaatregelen ... III Inhoudstafel ... IV Gebruikte afkortingen ... VII Tabellen ... VIII

1. Inleiding ... 1

1.1. Situering van het onderwerp ... 1

1.2. Probleemstelling ... 2

1.3. Doelstelling van de thesis ... 3

1.4. Onderzoeksvraag ... 4

1.4.1. Hoofdvraag ... 4

1.4.2. Deelvragen... 4

1.5. Problemen tijdens het onderzoek ... 4

2. Methodologie ... 5

2.1. Onderzoeksmethode ... 5

2.2. Verloop van het onderzoek ... 5

2.3. Dataverzamelingsmethode ... 6

2.3.1. Bureau-onderzoek ... 6

2.3.2. Semigestructureerde interviews ... 6

2.3.2.1. Selectie van de respondenten ... 7

2.3.2.1. Mails ... 7

3. Literatuurstudie ... 9

3.1. Een korte geschiedenis ... 9

3.2. De recente hervormingen ... 10

3.2.1. De zesde staatshervorming ... 10

3.2.2. Het Witboek en het project Interne Staatshervorming ... 10

3.2.3. Project ‘afslanking provincies’ ... 11

3.2.4. Een politiek compromis ... 12

3.3. De bestuurlijke inbedding van de provincies ... 13

3.4. Doelstellingen ... 14

3.4.1. Efficiëntie en transparantie ... 14

3.4.1.1. Bestuurlijke verrommeling en beleidsconcurrentie ... 15

3.4.2. Lokale besturen ... 16

(7)

V

3.5. Theoretische toekomstperspectieven ... 17

3.5.1. Behouden ... 17

3.5.2. Afschaffen ... 17

3.5.3. Inrichten nieuw bovenlokaal bestuur... 17

3.6. De huidige politieke situatie ... 17

3.6.1. De politieke standpunten ... 17

3.6.2. Regeerakkoord 2019-2024 ... 19

4. Case: De provincie West-Vlaanderen ... 20

4.1. West-Vlaanderen ... 20

4.2. De impact van het project ‘afslanking provincies’ op West-Vlaanderen ... 20

4.2.1. De bevoegdheden ... 20 4.2.1.1. Sport ... 22 4.2.1.2. Cultuur ... 23 4.2.1.3. Welzijn ... 25 4.2.2. De politieke organisatie ... 26 4.2.2.1. De provincieraad ... 26 4.2.2.2. De deputatie ... 27 4.2.2.3. De provinciegouverneur ... 28 4.2.3. Financieel ... 29 4.2.3.1. De ontvangsten ... 29

4.2.3.1.1. De impact van het project ‘afslanking provincies’ op de provinciale ontvangsten 31 4.2.3.2. De uitgaven ... 33 4.2.4. Personeel ... 37 4.3. Enkele overhevelingen ... 38 4.3.1. Diensten ... 38 4.3.1.1. Cultuur ... 38 4.3.1.2. Sport ... 39 4.3.2. Instellingen ... 41 4.3.2.1. Provinciale domeinen ... 41 4.3.2.2. Cultuur ... 41 4.3.2.3. Sport ... 43 4.4. De overgebleven bevoegdheden ... 44

4.4.1. Het ‘Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk’ ... 45

4.4.1.1. Wijzigingen en uitbreidingen aan het netwerk ... 45

4.4.1.2. Financiering van het netwerk ... 46

(8)

VI

4.4.1.4. Praktijkvoorbeeld ter illustratie ... 47

4.4.1.5. Besluit ... 47

4.4.2. Onderwijs ... 48

4.4.3. De gebiedsgerichte werking ... 50

4.4.4. Onbevaarbare waterlopen ... 52

4.5. Conclusie van het project ‘afslanking provincies’ ... 53

4.5.1. Een volledige bevoegdheidsoverdracht? ... 54

4.5.2. Efficiëntie en transparantie ... 55

4.5.3. De gemeenten ... 56

4.5.4. Continuïteit ... 57

4.5.5. Andere bemerkingen ... 58

4.5.5.1. De grondgebonden en persoonsgebonden bevoegdheden ... 58

4.5.5.2. Een gebrek aan overleg? ... 58

4.5.5.3. Systematische afslanking van de provincies ... 59

5. Conclusie ... 60 Bronnen ... IX

(9)

VII

Gebruikte afkortingen

- BFF: Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk - CO7: CultuurOverleg zeven

- DBFMO-overeenkomst: Design Build Finance Maintain Operate overeenkomst - GSport: Sport voor mensen met een beperking

- HRM: Human Research Management - ILV: InterLokale Vereniging

- PCVO: Provinciaal Centrum voor Volwassenenonderwijs - PMI: Provinciaal Maritiem Instituut

- PTI: Provinciaal Technisch Instituut

- SWOT: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats - VVP: Vereniging voor Vlaamse Provincies

(10)

VIII

Tabellen

- Tabel 1: Beleidsthema’s 2017 en 2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019). - Tabel 2: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein sport, gegevens afkomstig uit de Bijlage bij de

memorie van toelichting: De persoonsgebonden taken van de provincie (Vlaams parlement, 2016).

- Tabel 3: Uitgaven beleidsdomein sport 2017 en 2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019).

- Tabel 4: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein cultuur, gegevens afkomstig uit de Bijlage bij de memorie van toelichting: De persoonsgebonden taken van de provincie (Vlaams parlement, 2016).

- Tabel 5: Uitgaven beleidsdomein cultuur 2017 en 2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019).

- Tabel 6: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein welzijn, gegevens afkomstig uit de Bijlage bij de memorie van toelichting: De persoonsgebonden taken van de provincie (Vlaams parlement, 2016).

- Tabel 7: Uitgaven beleidsdomein welzijn 2017 en 2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019).

- Tabel 8: Gedaalde geschatte financieringsbehoefte per beleidsdomein, gegevens afkomstig uit het evaluatierapport project ‘afslanking provincies’ van het Rekenhof. (Rekenhof, 2018)

- Tabel 9: Evolutie van de provinciale belastingen, gegevens verkregen via persoonlijke communicatie (A., Vercruysse, persoonlijke communicatie, 24 maart 2020).

- Tabel 10: Verloop van de provinciale ontvangsten 2011-2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2011 tot 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2012-2019).

- Tabel 11: Verloop van de provinciale uitgaven 2011-2018, gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2011 tot 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2012-2019).

- Tabel 12: Personeelsverloop provincie West-Vlaanderen 2010-2019, gegevens verkregen via persoonlijke communicatie (K., Eeckhout, persoonlijke communicatie, 6 april 2020).

(11)

1

1. Inleiding

1.1. Situering van het onderwerp

De vraag naar de optimale organisatie van het Vlaams bestuurlijk landschap is al vele jaren een punt van discussie, zowel in de politieke als in de academische wereld. De bijdrage van Tony Valcke (2019), ‘Provincies in Vlaanderen: toekomst van het intermediair bestuursniveau’ in het boek ‘Verrekijkers voor lokale besturen’ toont aan dat dit voornamelijk een discussie is over de organisatie van de gemeenten en provincies. De klemtoon in deze discussie ligt op het creëren van een efficiëntere en transparantere overheid. Vlaanderen is wat dit betreft geen alleenstaand geval. In tal van Europese landen maken de lokale besturen het onderwerp uit van hervormingen (Valcke, 2019).

In Vlaanderen ligt de focus van de hervormingen op de provincies. De regering Peeters II kondigde in het regeerakkoord 2009-2014 dan ook een interne staatshervorming aan. Deze had als doelstelling het Vlaams bestuurlijk landschap te hervormen en zo de efficiëntie en transparantie van het beleid te vergroten. Ter realisatie van deze doelstelling lag de focus op gemeentelijke fusies en een duidelijke taakafbakening voor de provincies (Vlaamse regering, 2009). Ondanks de geleverde inspanningen waren de resultaten van de interne staatshervorming niet voldoende bevredigend. De regering Bourgeois kondigde in het regeerakkoord 2014-2019 nieuwe hervormingen aan. In tegenstelling tot de voorgaande hervormingen zal de focus van de nieuwe hervormingen volledig op de provincies liggen. De nieuwe hervormingen krijgen vorm in het project ‘afslanking provincies’ (Vlaamse regering, 2014). Dit project heeft als doel om, net als bij het project ‘interne staatshervorming’, de bestuurlijke efficiëntie en transparantie te vergroten. Daarnaast wordt er ook gepoogd de gemeenten te versterken. Tenslotte wordt ernaar gestreefd om de impact van de hervormingen op de dienstverlening te beperken (Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies, 2016).

Dat voornamelijk de provincies onder druk komen te staan is geen toeval. In het kerntakendebat van 2002 en 2003 werd de rol van de gemeenten als eerstelijnsbestuur vastgelegd. De rol van Vlaanderen werd vastgelegd als regelgevend, controlerend en kaderstellend. De provincies bevinden zich tussen deze twee bestuursniveaus en dienen taken op zich te nemen met een bovenlokaal karakter. Wat dit bovenlokaal karakter juist inhoudt bleef onduidelijk (Valcke, 2018). Uit het Witboek interne staatshervorming blijkt dat de druk op het provinciaal bestuursniveau vanaf dan verder toenam, voornamelijk door de oprichting van tal van intermediaire tussenniveaus, zoals intercommunales, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden etc. Dit leidt tot bestuurlijke verrommeling (Vlaamse regering, 2011). Daarnaast zorgt de grondwettelijk vastgelegde open taakstelling van de lokale besturen dat zowel de gemeenten als de provincies alle taken op zich kunnen nemen, rekening houdend met het kader die de Vlaamse overheid hiervoor stelde, die van

(12)

2 gemeentelijk -of provinciaal belang zijn. Deze grondwettelijke bepaling zorgt ervoor dat verschillende overheden dezelfde taken op zich nemen en zo in elkaars ‘vaarwater’ komen (Hondegem, Van Dooren, De Rynck, Verschuere & Op de Beeck, 2017). Deze ‘beleidsconcurrentie’ komt de efficiëntie en transparantie van het Vlaams bestuurlijk landschap niet ten goede.

Ondanks de eerder aangehaalde hervormingen blijft de discussie verder woeden. Bart De Wever schreef in de startnota van de Vlaamse regering dat, mits sterke gemeenten, de provincies vanaf 2024 overbodig zouden zijn (De Standaard, 2019). Sinds de zesde staatshervorming kon het Vlaamse gewest de provincies immers afschaffen (Vereniging Vlaamse Provincies, 2011). Ondanks deze aankondiging in de startnota werd het afschaffen van de provincies niet doorgevoerd in het regeerakkoord 2019-2024. Het regeerakkoord getuigt van bestuurlijke rust. Gezien de standpunten van het merendeel van de Vlaamse politieke partijen is dit een vreemde uitkomst. Naar aanleiding van de verkiezingen pleitten deze, met uitzondering van CD&V, voor de afschaffing van dit intermediair bestuursniveau. Ook na de verkiezingen bleven deze standpunten ongewijzigd (Jambon, 2019).

Naast de eerder praktijkgerichte discussie wordt in de literatuur ook veel geschreven over de toekomst van de provincies. Onderstaande modellen zijn alom aanwezig in de literatuur en in de standpunten van de politieke partijen. Dit blijkt uit de ‘overzichtsnota grondwetswijziging’ van de Vereniging voor Vlaamse Provincies (2019), uit de publicatie van Tony Valcke (2019) en uit de meningen van de verschillende politieke partijen. De mogelijke toekomstperspectieven zijn:

1. De provincies blijven bestaan. 2. De provincies worden afgeschaft.

3. De provincies worden afgeschaft en een nieuw bovengemeentelijk bestuur wordt opgericht. (Valcke, 2019)

1.2. Probleemstelling

Momenteel is er dus sprake van bestuurlijke rust. De afwezigheid van een verdere politieke beslissing over de toekomst van de provincies zou erop kunnen wijzen dat de hervormingen hun vruchten afwerpen. Gezien de standpunten van de politieke partijen lijkt dit echter weinig waarschijnlijk. Het is dus eveneens weinig waarschijnlijk dat de bestuurlijke rust lange tijd zal aanhouden. Uit de standpunten van de politieke partijen blijkt immers dat er nog geen sprake is van een efficiënte en transparante Vlaamse bestuurlijke organisatie. Enerzijds is de keuze voor bestuurlijke rust begrijpelijk. De provincies maken al lange tijd het onderwerp uit van hervormingen op vlak van het Vlaams bestuurlijk landschap. Dit zorgde ervoor dat de provincies al meer dan 10 jaar onderhevig zijn aan een hervormingsproces. Het continue onderhevig zijn aan hervormingen en discussies leidt vanzelfsprekend tot onzekerheid over de toekomst. Het is niet werkbaar om legislatuur na

(13)

3 legislatuur de provincies enkele bevoegdheden afhandig te maken en zo hun ‘macht’ te beperken. Anderzijds is het ook niet opportuun om ‘niets’ te doen. Volgens de politieke partijen zijn hervormingen in het Vlaams bestuurlijk landschap noodzakelijk. Om een efficiënt en transparant bestuurlijk landschap te realiseren moeten er uiteindelijk knopen doorgehakt worden. Het nemen van een beslissing omvat dan ook deels de doelstelling van de thesis. De doelstelling wordt grondiger besproken in het volgend deel.

1.3. Doelstelling van de thesis

De hoofddoelstelling van deze thesis is om een duidelijk toekomstperspectief op te stellen voor de provincies. Moet het provinciaal bestuursniveau afgeschaft, behouden, afgeslankt of juist uitgebreid worden? En dient er, in het geval van afschaffing, al dan niet een ander tussenniveau opgericht te worden? Dit perspectief moet natuurlijk degelijk beargumenteerd worden. In dit onderzoek wordt het toekomstperspectief onderbouwd via een analyse van de effecten van het project ‘afslanking provincies’. Aan de hand van informatie uit het verleden wordt een uitspraak gedaan over de toekomst. Om deze doelstelling te realiseren, wordt één provincie geselecteerd, namelijk de provincie West-Vlaanderen. In dit opzicht lijkt de titel van de thesis wat misleidend. Er wordt immers een globaal toekomstperspectief geformuleerd, en geen toekomstperspectief louter voor West-Vlaanderen, op basis van bevindingen uit de case West-Vlaanderen. Deze bevindingen vormen de voornaamste input voor het toekomstperspectief. Door een concrete case te analyseren wordt de impact van het project ‘afslanking provincies’ geconcretiseerd. Volgens de evaluatie van het Rekenhof (2018) verliep de overdracht gelijklopend voor alle provincies, mits enkele specifieke aandachtspunten per provincie. De bevindingen uit de analyse van West-Vlaanderen zijn dus min of meer generaliseerbaar naar alle Vlaamse provincies. Om het toekomstperspectief meer diepgang te geven wordt eveneens gekeken naar de toekomstperspectieven zoals deze in de literatuur voorkomen, naar de meningen van de Vlaamse politieke partijen en naar de bestuurlijke inbedding van de provincies.

Deze masterproef is voornamelijk relevant op beleidsmatig vlak. Ondanks de keuze tot bestuurlijke rust blijven de provincies onder druk staan. Ten behoeve van de efficiëntie en transparantie van het Vlaams bestuurlijk landschap, en voor de provincies zelf, zou het interessant zijn mocht er zo snel mogelijk een onderbouwde beslissing genomen worden over hun voortbestaan. Met deze masterproef wordt dan ook een toekomstvisie aangeboden gebaseerd op voornamelijk praktijkgerichte bevindingen. Daarnaast levert de thesis eveneens inzichten over de effecten van eerder geïmplementeerd beleid.

(14)

4

1.4. Onderzoeksvraag

1.4.1. Hoofdvraag

‘Hoe ziet, gezien het recente project ‘afslanking provincies’, de toekomst van de provincies er uit?’

Om een antwoord te kunnen bieden op deze vraag moeten enkele deelvragen gesteld worden. De toekomst van de provincies kan immers op tal van manieren onderzocht worden. De deelvragen geven ook een inzicht in de onderzoeksstrategie (zie deel 2).

1.4.2. Deelvragen

1. ‘Wat houdt het project ‘afslanking provincies’ in en welke doelstellingen worden hier vooropgesteld?’ Deze deelvraag is nodig ter afbakening van de hoofdvraag. Het tweede deel van de vraag, namelijk het deel over de doelstellingen, biedt een basis voor het beantwoorden van deelvraag drie.

2. ‘Wat zijn de effecten van het project ‘afslanking provincies’ op de case West-Vlaanderen?’

Deze deelvraag is enerzijds nodig om een antwoord te kunnen formuleren op deelvraag drie. Anderzijds zal het onderzoeken van deze vraag noodzakelijke inzichten verschaffen om de hoofdvraag te helpen beantwoorden. Om de effecten van het project te analyseren worden onderstaande zaken onderzocht:

- De impact van het project op de bevoegdheden, op de politieke organisatie, op de financiën en op het personeel van de provincie West-Vlaanderen.

- De impact van de hervormingen op enkele concreet overgehevelde diensten en instellingen. - De impact van de hervormingen op enkele grondgebonden bevoegdheden.

3. ‘In welke mate worden de vooropgestelde doelstellingen van het project ‘afslanking provincies’ behaald?’

Deze deelvraag is nodig om een antwoord te kunnen formuleren op de hoofdvraag.

1.5. Problemen tijdens het onderzoek

Dit onderzoek is grotendeels afhankelijk van interviews. Tijdens het afnemen van deze interviews werd duidelijk dat dit thema soms nogal gevoelig kan liggen. Voor sommige belanghebbenden, zeker deze die een ‘hechte’ band hebben met de provincie, is het moeilijk om volledig objectief vragen te beantwoorden rond het voortbestaan van dit bestuursniveau. Daarom is het belangrijk dat er rekening gehouden wordt met de mogelijkheid tot subjectiviteit in de bevindingen uit de interviews. Daarnaast moeten er ook interviews afgenomen worden met personen die een minder hechte band hebben met de provincies. Het spreekt voor zich dat de bevindingen uit deze interviews eveneens kritisch bekeken worden. De problemen met betrekking tot het coronavirus werden eerder besproken in de preambule.

(15)

5

2. Methodologie

2.1. Onderzoeksmethode

Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Deze onderzoeksmethode is aangewezen aangezien het de bedoeling is om een diepgaand inzicht te verwerven in de effecten van het project ‘afslanking provincies’ op de provincie West-Vlaanderen. Op basis van deze inzichten, en andere kwalitatieve data, wordt dan een toekomstperspectief omschreven. Aan de hand van de kwalitatieve data worden naast objectieve gegevens eveneens in beperkte mate ideeën, motieven, meningen etc. verzameld. Kwantitatief onderzoek zou hier geen meerwaarde hebben (Voets et al., 2020). De manier waarop wordt besproken in deel 2.2.

2.2. Verloop van het onderzoek

In dit deel wordt nauwgezet uit de doeken gedaan hoe de doelstelling van de thesis gerealiseerd wordt. Het is dan ook aangeraden dit deel grondig te lezen.

Het eigenlijke onderzoek start met een literatuurstudie. De focus van deze studie ligt op deel 3.2.3. (het project ‘afslanking provincies) en deel 3.4. (Doelstellingen). Deze delen zullen in deel 4. (Case: De provincie West-Vlaanderen) getoetst worden aan de provincie West-Vlaanderen. De literatuurstudie wordt aangevuld met volgende delen: 3.1. (Een korte geschiedenis), 3.2. (De recente hervormingen), 3.3. (De bestuurlijke inbedding van de provincies), 3.5. (Theoretisch toekomstperspectieven) en 3.6. (De huidige politieke situatie). Deze delen worden gebruikt om het toekomstperspectief verder te onderbouwen.

De kern van het onderzoek bestaat uit het toetsten van het project ‘afslanking provincies’ aan de case West-Vlaanderen. Via de case West-Vlaanderen wordt nagegaan of de doelstellingen gesteld in het project 'afslanking provincies', zie deel 3.4., gerealiseerd werden. Volgende onderdelen dragen hieraan bij.

- In deel 4.2. wordt de impact van het project ‘afslanking provincies’ geanalyseerd op basis van de provincie West-Vlaanderen. Welke bevoegdheden en instellingen werden er juist overgeheveld? En wat was de impact op de provinciale financiën, op het personeel en op de provincieraad? De hervormingen zoals besproken in de literatuurstudie zijn redelijk abstract. Door de hervorming te analyseren via een concrete case ontstaat een beter inzicht hierin.

- In deel 4.3. worden, op basis van interviews en de bevindingen uit het voorgaande deel, enkele concrete overgehevelde West-Vlaamse diensten en instellingen besproken.

- In deel 4.4. worden verschillende grondgebonden taken van de provincie besproken. Deze zullen immers het onderwerp uitmaken van eventuele volgende hervormingen.

Zoals eerder aangehaald worden de doelstellingen uit deel 3.4. getoetst aan de case West-Vlaanderen. Dit gebeurt in deel 4.5. Informatie uit de delen 4.2., 4.3. en 4.4. vormen de basis voor het toetsen van de doelstellingen.

(16)

6 Tenslotte moet nog een toekomstperspectief geformuleerd worden. Dit wordt onder meer gedaan via de bevindingen uit deel 4.5. Deze worden aangevuld met bevindingen uit de verschillende delen van de literatuurstudie. Het toekomstperspectief fungeert eveneens als conclusie.

2.3. Dataverzamelingsmethode

Tijdens het onderzoek wordt gebruik gemaakt van twee dataverzamelingsmethoden, namelijk het bureau-onderzoek en het semigestructureerd interview. Beide methoden worden verder in dit deel toegelicht.

2.3.1. Bureau-onderzoek

Tijdens een bureau-onderzoek worden bestaande documenten geanalyseerd en gebruikt voor nieuw bestuurskundig onderzoek. Deze bestaande documenten omvatten zowel primaire als secundaire bronnen. Primaire bronnen zijn bronnen die voor een andere reden dan onderzoek gepubliceerd worden. Voorbeelden hiervan zijn wetgeving, jaarrekeningen, jaarverslagen, artikels etc. Secundaire bronnen zijn bronnen die voor een specifiek onderzoek gepubliceerd worden en in nieuw onderzoek hergebruikt kunnen worden (Van Thiel, 2015).

In het onderzoek zelf wordt voornamelijk gebruik gemaakt van primaire bronnen. Zo wordt voor de literatuurstudie de relevante wetgeving over de taakstelling van de provincies en de hervormingen grondig geanalyseerd. De standpunten van de politieke partijen worden eveneens bekeken op basis van de verkiezingsprogramma’s. Er wordt slechts in beperkte mate gebruik gemaakt van secundaire bronnen. Het analyseren van deze bronnen is noodzakelijk om een overzicht te geven van de theoretische toekomstperspectieven. Voor het onderzoeken van de case West-Vlaanderen worden voornamelijk primaire bronnen gebruikt, zeker in het deel over de impact van het project ‘afslanking provincies’ op de provincie West-Vlaanderen. Hiervoor worden vooral jaarrekeningen geanalyseerd. De data in dit deel wordt aangevuld met informatie uit semigestructureerde diepte interviews.

2.3.2. Semigestructureerde interviews

De belangrijkste manier om de effecten van de hervorming op de provincie West-Vlaanderen te onderzoeken is via semigestructureerde interviews. Door het interviewen van actoren en stakeholders die dicht betrokken zijn bij de hervormingen worden data verzameld die via documenten niet toegankelijk zijn. Het semigestructureerde interview heeft als voordeel dat er op een flexibele manier data verzameld worden. Er kan immers afgeweken worden van de op voorhand opgestelde vragen, er kan dieper worden ingegaan op bepaalde aspecten, nieuwe informatie kan aan het licht komen etc. Het nadeel van deze manier van dataverzameling is de onmogelijkheid tot standaardisatie. Elk interview verloopt immers anders, ondanks een vooropgestelde structuur. Daarnaast moet er steeds rekening gehouden worden met subjectiviteit (Van Thiel, 2015). Dit laatste valkuil werd besproken in deel 1.6.

(17)

7 2.3.2.1. Selectie van de respondenten

Om de nodige data te verzamelen worden elite-interviews afgenomen. Bij elite-interviews worden hooggeplaatste en goed geïnformeerde personen binnen een organisatie geïnterviewd. Dankzij deze positie beschikken deze personen over voldoende informatie over het te bevragen thema. Tevens beschikken deze vaak over informatie die via andere dataverzamelingsmethodes niet gevonden kan worden (Van Thiel, 2015). Om de effecten van de hervorming grondig te analysen, en dan later tot een goed onderbouwd toekomstperspectief te komen, zijn dit soort data onmisbaar. Bij dergelijke interviews is er natuurlijk altijd een kans dat de personen niet bereidt zijn om een interview af te leggen. Door hun hooggeplaatste positie binnen de organisatie kan hun tijd beperkt zijn. In de preambule wordt de invloed van het coronavirus op de interviews besproken.

Zoals eerder besproken kan de discussie over het provinciaal bestuursniveau gevoelig liggen bij verschillende actoren. Dit bleek uit enkele gevoerde interviews. Om deze reden wordt ervoor gezorgd dat er niet louter provinciale actoren geïnterviewd worden, maar ook Vlaamse en lokale actoren. Tijdens deze interviews moet eveneens rekening gehouden worden met eventuele subjectiviteit. In onderstaande lijst worden alle respondenten opgesomd.

- Leander Price, projectmanager beleidsprojecten bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. - Jean de Bethune, gedeputeerde provincie West-Vlaanderen.

- Jan Denolf, diensthoofd subsidiëren en erkennen van het Departement Cultuur, Jeugd en Media. - Jo Haentjens, afdelingshoofd sportpromotie bij Sport Vlaanderen.

- Jurgen Vanlerberghe, gedeputeerde provincie West-Vlaanderen. - Patrick De Klerck, provincieraadslid Open Vld.

- Els Deroo, deskundige depotbeheer erfgoeddepot Potyze - Bart Schotte, Team Informatie- en archiefbeheer Stad Kortrijk. - Colette Castermans, hoofd communicatie Mu.Zee.

2.3.2.1. Mails

In het geval van hiaten in de data worden mails gestuurd. Concreet gaat dit om informatie die niet te vinden is via een documentanalyse. Vaak moest er slechts één concrete vraag gesteld worden. Hiervoor een interview inplannen zou te tijdsintensief zijn. De mailcorrespondenten worden in onderstaande lijst opgesomd.

- Veroniek Denys, , Adjunct-adviseur Strategie en Ontwikkeling van de provincie West-Vlaanderen. Gemaild met de vraag om informatie rond de overgehevelde bevoegdheden.

- Christoff Dejaegher, voorzitter van de provincieraad van West-Vlaanderen. Gemaild met een vraag over de toegenomen werkdruk in de provincieraad.

- Luc Coupillie, provincieraadslid CD&V. Gemaild ter bevestiging van uitspraken van Jurgen Vanlerberghe en Christoff Dejaegher.

- Bart Naeyaert, eerste gedeputeerde West-Vlaanderen. Gemaild over de al dan niet toegenomen werkdruk voor gedeputeerden door het project ‘afslanking provincies’.

(18)

8 - Dirk Decoster, stafmedewerker Dienst Financiën West-Vlaanderen. Gemaild met een vraag over het

provinciefonds.

- Annelies Vercruysse, medewerkster provinciegriffier West-Vlaanderen. Gemaild met de vraag naar gegevens over de belastinginkomsten.

- Karel Eeckhout, HR-directeur West-Vlaanderen. Gemaild met de vraag naar het personeelsverloop. - Frank Bulcaen, coördinator beleid en projecten bij Sport Vlaanderen. Gemaild met een concrete

vraag over Lago Brugge.

- Lieven Van Eenoo, regionaal beleidsmedewerker mobiliteit bij het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Mail gestuurd rond de werking van ‘Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk’ en de rol van de provincie in het beleid hierrond.

- Evert De Pauw, diensthoofd Dienst Mobiliteit en Openbare Werken bij de provincie West-Vlaanderen. Mail gestuurd rond de werking van het ‘Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk’ en de rol van de provincie in het beleid hierrond.

(19)

9

3. Literatuurstudie

Het eerste deel van de literatuurstudie omvat een korte geschiedenis van de provincies. Op deze manier wordt duidelijk gemaakt dat het provinciaal vraagstuk geen nieuw thema is. Daarna worden de recente hervormingen geduid. De literatuurstudie bestaat vervolgens nog uit volgende delen: de bestuurlijke inbedding van de provincies, de doelstellingen van het project ‘afslanking provincies’, een theoretisch toekomstperspectief en een omschrijving van de huidige politieke situatie.

3.1. Een korte geschiedenis

Het provinciaal bestuursniveau dateert uit de 18de eeuw. De provincies bestaan dus al langer dan België. Onder het beleid van Napoleon werden de veroverde gebieden van de Zuidelijke Nederlanden (het huidige België) onderverdeeld in negen departementen. Deze indeling werd na de Belgische onafhankelijkheid behouden. De provincies werden verankerd in de grondwet, waardoor deze, naast een territoriale opdeling, een autonoom bestuursniveau werden. De werking van de provincies werd ingeperkt via de Provinciewet uit 1836 uit vrees dat deze zich zouden kunnen verzetten tegen de nieuwe Belgische staat (Bourgeois, Tommelein, Homans & Vandeurzen, 2016). Na de oprichting van België mochten de provincies bijvoorbeeld niet langer samen vergaderen. Sindsdien werden dergelijke maatregelen versoepeld. Wat betreft de bestuurskundige positionering in het Belgisch bestuurlijk landschap is er sindsdien weinig fundamenteels veranderd. De bestuurlijke inbedding wordt in deel 3.3. besproken. De provincies zijn al lange tijd het onderwerp van politiek en bestuurskundig debat. De staatshervormingen zorgden enerzijds voor het ontstaan van een nieuw regionaal bestuur, namelijk de Vlaamse gemeenschap en het Vlaamse gewest. Anderzijds leidde de fusiegolf van de jaren zeventig tot grotere gemeenten. De rol van de provincies tussen de lokale besturen en de regionale overheid werd eveneens in vraag gesteld (Hondegem, Van Dooren, De Rynck, Verschuere & Op de Beeck, 2017). Deze discussie werd verder gezet in het kerntakendebat van 2001-2003. Dit debat had als doel de taakstelling van de (verschillende) overheid(s)(niveaus) vast te leggen. Het subsidiariteitsbeginsel speelde een belangrijke rol in het kerntakendebat. De kloof tussen de burger en het bestuur diende te verkleinen. Dit moest gerealiseerd worden door de beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger te brengen. De gemeenten bevonden zich dus in een erg voordelige positie. Het debat resulteerde in een bestuursakkoord waarin de rol van de gemeente als eerstelijnsbestuur verankerd werd. De rol van de Vlaamse overheid werd omschreven als regelgevend, controlerend en kaderstellend. De positie van de provincies bleef diffuus. Het intermediair bestuursniveau dient taken op zich te nemen die van bovenlokaal belang zijn, maar toch nog te lokaal zijn om door Vlaanderen opgenomen te worden. Ondanks dat dit bestuursakkoord nooit gejuridiseerd werd, telt dit akkoord wel als kader voor de positionering van de bestuursniveaus. Uit de praktijk blijkt echter dat de opdeling uit bovenstaande positionering niet altijd adequaat opgevolgd wordt. Zo richt(t)en de gemeenten onderling tal van bovenlokale samenwerkingsverbanden op die zich vaak begeven op het domein van de provinciale taakstelling volgens

(20)

10 het kerntakendebat. Uiteindelijk werd de positie van de provincie vastgelegd in het Gemeentedecreet van 2005 (Valcke, 2018).

3.2. De recente hervormingen

3.2.1. De zesde staatshervorming

De recente hervormingen van het provinciaal bestuursniveau dienen steeds gezien te worden in het licht van de zesde staatshervorming. Het ‘institutioneel akkoord zesde staatshervorming van 11 oktober 2011’ pleitte voor een grondwetsherziening, onder andere over het provinciaal bestuursniveau. Dit manifesteerde zich in de zesde staatshervorming. Sindsdien kregen de gewesten meer bevoegdheden wat betreft de provincies. Zo beschikken de gewesten vanaf 1 juni 2014 over de volle bevoegdheid over de provincies. Dit wil zeggen dat de gewesten vanaf dan de provincies kunnen afschaffen, het aantal veranderen, bovenlokale besturen kunnen instellen etc. (Vereniging Vlaamse Provincies, 2011). Uit de praktijk blijkt dat de gewesten nog geen gebruik gemaakt hebben van deze bevoegdheden. Wel maakten de gewesten gebruik van de bevoegdheid om de taakstelling van de provincies te wijzigen. De term provincie krijgt eveneens een tweedelige betekenis. Deze term heeft zowel betrekking op een bestuursniveau als op een territoriale indeling (Vereniging Vlaamse Provincies, 2019).

3.2.2. Het Witboek en het project Interne Staatshervorming

De meest recente provinciale hervorming trad in voegen op 1 januari 2018. Aan dit project ‘afslanking provincies’ ging een volledig proces vooraf. Dit begon al in 2009. In het regeerakkoord 2009-2014 kondigde de toenmalige Vlaamse regering een interne staatshervorming aan. Het Vlaams bestuurlijk landschap zou inefficiënt georganiseerd zijn. Het groot aantal bestuursniveaus zou deze inefficiëntie in de hand werken. De Vlaamse overheid streefde naar een vereenvoudigd bestuurlijk landschap (Vlaamse regering, 2009). In de bijhorende beleidsnota binnenlands bestuur staat te lezen dat er reeds een Groenboek ‘interne staatshervorming’ ontwikkeld werd. Het Groenboek moest de interne staatshervorming concretiseren (Bourgeois, 2010). In 2011 werd het Groenboek vervangen door het Witboek ‘interne staatshervorming’. Hier hield de Vlaamse regering rekening met tal van adviezen. In het Witboek staat te lezen wat de knelpunten zijn in het bestuurlijk landschap. Een belangrijk knelpunt is de open taakstelling van de provincies. Hierdoor kunnen de provincies vrij initiatieven ontplooien van provinciaal belang, rekening houdend met de gemeentelijke autonomie en andere beperkingen (zie deel 3.3.). De provincies beschikken dus, net als de gemeenten, over een grote mate van beleidsvrijheid. Dit leidt dan weer tot bestuurlijke verrommeling en beleidsconcurrentie, en dus tot inefficiëntie. Dit wordt nog versterkt door de oprichting van tal van tussenstructuren, grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden etc. Het Witboek ‘interne staatshervorming’, ter uitwerking van het in het Vlaams regeerakkoord (regering Peeters II, legislatuur 2009-2014) aangekondigde project ‘interne staatshervorming’, pleitte dan ook voor een concrete afbakening van

(21)

11 de provinciale taakstelling en was een belangrijke aanzet voor de recente hervormingen. Het zwaartepunt van het Vlaams bestuurlijk landschap moest bij de Vlaamse overheid en de gemeenten komen te liggen. Het afslanken van de provincies zou moeten leiden tot een versterking van de lokale besturen (Vlaamse regering, 2011). Om deze reden riep de Vlaamse regering in het regeerakkoord 2009-2014 op tot vrijwillige gemeentelijke fusies (Vlaamse regering, 2009). Volgens de daarbij horende ‘beleidsbrief Binnenlands Bestuur’ zouden gemeentelijke fusies de bestuurskracht van de lokale besturen vergroten en zou zo ook de slagkracht van de overheid toenemen (Geert Bourgeois, 2010). Geen enkele gemeente ging in op deze oproep. Slechts na grote inspanningen fusioneerden enkele lokale besturen op 1 januari 2019. Volgens Jan Denolf, diensthoofd subsidiëren en erkennen van het Departement Cultuur, Jeugd en Media, had een geslaagde fusiegolf kunnen leiden tot de afschaffing van de provincies, of toch op zijn minst tot een meer verregaande afslanking. Sterke lokale besturen zouden het provinciaal bestuursniveau overbodig maken (J., Denolf, persoonlijke communicatie, 17 april 2020). Het Witboek werd op 8 april 2011 goedgekeurd door de Vlaamse regering (Vlaamse regering, 2011) en vanaf 1 januari 2014 geïmplementeerd via sectordecreten en bestuursovereenkomsten (Vereniging Vlaamse Provincies, 2019). Volgens het eindrapport ‘interne staatshervorming’ van de Vereniging voor Vlaamse Provincies (VVP, 2019) streefde men, op vlak van de provincies, naar een duidelijke afbakening van de bevoegdheden van de provincies. Dit om overlappingen met andere bestuursniveaus te beperken en de efficiëntie te vergroten. Concreet werden de provinciale bevoegdheden duidelijk omschreven. Zo moest er vanaf dan een decretale grondslag zijn indien de provincies persoonsgebonden bevoegdheden wilden uitoefenen (Rekenhof, 2018). Dit werd vastgelegd in het ‘Decreet van 31 mei 2013 houdende toekenning van bepaalde bevoegdheden aan de provincies in de aangelegenheden, vermeld in artikel vijf van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen’. Verschillende taken werden overgeheveld naar andere bestuursniveaus. Dit leidde logischerwijs tot financiële vereveningen via het provinciefonds (Vereniging Vlaamse Provincies, 2019). De regering Bourgeois (legislatuur 2014-2019) vond bovenstaande hervorming echter niet voldoende. Het behoud van decretaal vastgelegde persoonsgebonden bevoegdheden zorgde voor onduidelijkheid voor de betrokken besturen, de burger, organisaties etc. Het project ‘afslanking provincies’ moest duidelijkheid brengen (Rekenhof, 2018).

3.2.3. Project ‘afslanking provincies’

De bevoegdheden werden recentelijk nog ingeperkt door het project ‘afslanking provincies’ in de bestuursperiode 2014-2019. Verschillende decreetwijzigingen en nieuwe decreten zorgden hiervoor. De belangrijkste is het ‘Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies’, goedgekeurd door het Vlaams Parlement op 12 september 2017. Het decreet werd operationeel op 1 januari 2018. Dit decreet heeft als doel de taakstelling van de provincies op scherp te stellen om zo beleidsconcurrentie tussen verschillende bestuursniveaus, en de daarmee samenhangende bestuurlijke

(22)

12 verrommeling, te beperken. Concreet betekent dit dat de provincies de persoonsgebonden bevoegdheden ‘verliezen’. Dit geldt dus ook voor de in deel 3.2.2. besproken decretaal vastgelegde persoonsgebonden bevoegdheden. Wat de persoonsgebonden bevoegdheden juist inhouden wordt bepaald door de wijziging van artikel twee van het Provinciedecreet van 2005. Concreet zullen de provincies niet langer bevoegdheden op zich nemen die beschreven staan in artikel vier (culturele aangelegenheden) en artikel vijf (persoonsgebonden aangelegenheden) van de ‘Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen’. De provincies zijn dus niet langer bevoegd voor het ontplooien van de bovenlokale taakbehartiging, ondersteunende taken en de gebiedsgerichte samenwerking op vlak van de persoonsgebonden bevoegdheden. Indien de provincies deze taken uitvoerden, werden ze overgeheveld naar Vlaanderen of de gemeenten. Ook de bevoegdheden die ze toegewezen kregen via de decreten bij het project ‘interne staatshervorming’ werden geschrapt. De overdracht van bevoegdheden leidde opnieuw tot financiële vereveningen. Artikel drie en vier van het decreet regelden op hun beurt de overheveling van personeel, roerende en onroerende goederen aan Vlaanderen en de gemeenten. In het decreet staat eveneens te lezen dat de provincies geen gebiedsgerichte acties kunnen ondernemen in steden met meer dan 200.000 inwoners. De grootste stad in West-Vlaanderen telt ongeveer 120.000 inwoners. Daar de paper zich focust op West-Vlaanderen wordt deze hervorming niet besproken (Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies, 2016). In de memorie van toelichting bij dit decreet staat dat de Vlaamse regering samen met de lokale besturen naging welke instellingen en diensten overgeheveld konden worden naar de lokale besturen. Indien dit mogelijk was werden de bijhorende middelen (financiën, personeel, patrimonium etc.) eveneens overgeheveld naar de lokale besturen. In het regeerakkoord 2014-2019 werd immers de ambitie vastgelegd om de lokale besturen te versterken (Vlaamse regering, 2014). Indien de overheveling van de diensten en instellingen naar de lokale besturen niet mogelijk was, werden deze overgeheveld naar Vlaanderen (wederom inclusief de overheveling van middelen) (Bourgeois, Tommelein, Homans & Vandeurzen, 2016).

In navolging van het regeerakkoord 2014-2019 dient nog meegegeven te worden dat vanaf 1 januari 2019 de provincies verplicht uit intergemeentelijke samenwerkingsverbanden dienden te stappen (Agentschap Binnenlands Bestuur, z.d.). Deze bepaling wordt niet geregeld in het decreet rond het afslankingsproject, maar past wel binnen het gedachtengoed rond het afslanken van de provincies en is dus interessant om te vermelden.

3.2.4. Een politiek compromis

Bovenstaande hervormingen kwamen tot stand door een politiek compromis. Dit blijkt uit een interview met Leander Price, projectmanager beleidsprojecten bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Wat betreft de provincies ontstond er een duidelijke breuklijn tussen N-VA en CD&V. Beide partijen zetelen al sinds 2009 in de Vlaamse regering. N-VA pleitte in 2009 al voor de afschaffing van de provincies. CD&V pleit traditioneel

(23)

13 juist voor het belang en voortbestaan van de provincies. Voor CD&V was ,en is, een afschaffing dus niet bespreekbaar. Voor N-VA waren de hervormingen te beperkt, voor CD&V te verregaand. Deze dynamiek was ook zichtbaar wat betreft de financiële hervormingen die hierboven al kort vermeld werden. Zo pleitte de N-VA voor een volledige afschaffing van de fiscale bevoegdheden van de provincies en stelde een dotatiesysteem voor. Dit zou natuurlijk leiden tot de teloorgang van de provinciale fiscale autonomie en zou de provincies volledig afhankelijk maken van de Vlaamse overheid. CD&V was hier geen voorstander van. Het stopzetten van het provinciefonds en de financiële vereveningen bij het project ‘afslanking provincies’ zijn opnieuw het gevolg van een politieke compromis (L., Price, persoonlijke communicatie, 30 maart 2020).

3.3. De bestuurlijke inbedding van de provincies

België is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Zeer beknopt uitgelegd betekent dit dat er enerzijds taken van bovenaf uitgevoerd worden. Sinds de eerste staatshervormingen kan dit voor Vlaanderen dus gaan om de Vlaamse regering. Anderzijds is er naast deze ‘eenheid’ ook sprake van decentralisatie. Dit betekent dat de gemeenten en de provincies ook taken op zich kunnen nemen (Hondegem, Van Dooren, De Rynck, Verschuere & Op de Beeck, 2017). De provincies kunnen, analoog met artikel 41 uit de grondwet, alle beslissingen nemen die van provinciaal belang zijn (Gecoördineerde grondwet, 1994). In het Provinciedecreet van 2005 wordt dit provinciaal belang als volgt omschreven:

- De bovenlokale taakbehartiging, aangelegenheden die het gemeentelijk belang overstijgen, doch binnen de grenzen van het grondgebied van de provincies.

- Ondersteunende taken voor andere overheden.

- Het nemen van initiatieven met als doel een gebiedsgerichte samenwerking tussen lokale besturen, maar ook privé-organisaties en andere overheden, te bewerkstelligen met als doel maatschappelijke problemen aan te pakken.

(Provinciedecreet, 2005).

De provinciale autonomie wordt wel beperkt. Wanneer een hogere overheid via een decreet of wet een taak naar zich toetrekt, behoort deze taak niet langer tot het provinciaal belang en kunnen de provincies deze taak niet langer uitvoeren. Analoog met punt twee van artikel twee uit het Provinciedecreet kan een hogere overheid de provincies wel taken toevertrouwen. De provincies kunnen hier echter geen vrije keuzes maken maar moeten deze taken uitvoeren binnen het kader gesteld door de hogere overheid. Daarnaast moeten de provincies de gemeentelijke autonomie respecteren. Tenslotte dient de provinciale autonomie steeds met een korreltje zout genomen te worden. De provincies zijn, net als de gemeenten, steeds onderhevig aan toezicht van de hogere overheden. Zo ziet de provinciegouverneur toe op de provinciaal administratieve beslissingen (Hondegem, Van Dooren, De Rynck, Verschuere & Op de Beeck, 2017). De hervormingen die besproken worden in deel 3.2. beperken duidelijk de provinciale autonomie. Het project ‘interne

(24)

14 staatshervorming’ zorgde ervoor dat er vanaf 1 januari 2014 steeds een decretale grondslag moest zijn indien de provincies persoonsgebonden taken op zich wilden nemen. Sinds 1 januari 2018, door het project ‘afslanking provincies’, kunnen de provincies helemaal geen bevoegdheden en taken meer op zich nemen zoals deze zijn omschreven in artikel vier en vijf van de ‘Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen’. De grondgebonden bevoegdheden blijven wel van provinciaal belang. Zodoende kunnen de provincies, mits de hierboven besproken beperkingen, alle beslissingen nemen die van provinciaal belang zijn. Gezien de bovenlokale taakstelling van de provincies zijn deze de aangewezen overheid om bevoegdheden uit te voeren over bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en economie. (Bourgeois, Tommelein, Homans & Vandeurzen, 2016).

Net als de gemeenten beschikken de provincies over (beperkte) fiscale autonomie. Ze kunnen immers zelf belastingen heffen. Op deze manier zijn de provincies niet volledig afhankelijk van een hogere overheid en kunnen deze met eigen inkomsten eigen beleid voeren (Valcke, 2018). De fiscale autonomie wordt verder besproken in deel 4.2.3.

3.4. Doelstellingen

De doelstellingen van het project ‘afslanking provincies’ worden afgeleid uit het ‘ontwerp van Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies’ (2016), aangevuld met informatie uit het Witboek interne staatshervorming (2011) en de evaluatie van het Rekenhof (2018). Achtereenvolgens worden de doelstellingen over efficiëntie en transparantie van het Vlaams bestuurlijk landschap, de lokale besturen en de continuïteit van de dienstverlening besproken.

3.4.1. Efficiëntie en transparantie

Al in het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 staat te lezen dat het Vlaams bestuurlijk landschap gekenmerkt wordt door verschillende bestuursniveaus die vaak bevoegd zijn voor dezelfde beleidsmateries. De bevoegdheden zijn ‘versnipperd’ over de verschillende bestuursniveaus (Vlaamse regering, 2009). De organisatie van het Vlaams bestuurlijk landschap leidt tot inefficiënt beleid. Een te groot aantal bestuursniveaus, aangevuld met tal van bovenlokale samenwerkingsverbanden, werken inefficiëntie en een onduidelijke en overlappende bevoegdheidsverdeling in de hand. Een hiermee samenvallend probleem is de open taakstelling van de gemeenten en de provincies. Door de open taakstelling kunnen alle bestuursniveaus, binnen de vooropgestelde kaders, eigen initiatieven ontwikkelen. In realiteit gebeurt dit ook. Elk bestuursniveau wil zich immers profileren bij de bevolking. Hierdoor komen de verschillende besturen in elkaars ‘vaarwater’, wat wederom leidt tot inefficiëntie (Bourgeois, Tommelein, Homans & Vandeurzen, 2016).

(25)

15 Het streven naar meer efficiëntie wordt verder gelegitimeerd met het oog op de verschillende crisissen in het begin van de 21ste eeuw. Het afslanken van de provincies past in het idee van een smallere overheid (Valcke, 2019).

Met het ontnemen van de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies wordt getracht een efficiënt Vlaams bestuurlijk landschap te verwezenlijken. Voor een efficiënt overheidsbestuur is het noodzakelijk om bij het realiseren van beleid zo weinig mogelijk bestuursniveaus te betrekken. Minder betrokken besturen leidt tot een efficiëntere aanwending van middelen en tot meer transparantie. Een duidelijke afbakening van de taakstelling en de bevoegdheden van de verschillende bestuursniveaus is dus noodzakelijk. Door het overhevelen van de persoonsgebonden bevoegdheden kunnen de provincies niet langer taken ontplooien wat betreft de bovenlokale taakbehartiging, de ondersteunende taken en de gebiedsgerichte samenwerking, op vlak van deze bevoegdheden. Dergelijke verscherping van de provinciale bevoegdheidsverdeling zou moeten leiden tot bestuurlijke vereenvoudiging en meer efficiëntie, en tot een vermindering van de daarmee samenhangende bestuurlijke verrommeling en beleidsconcurrentie (Bourgeois, Tommelein, Homans, & Vandeurzen, 2016).

3.4.1.1. Bestuurlijke verrommeling en beleidsconcurrentie

Bovenstaande inefficiëntie is historisch gegroeid. De eerste staatshervormingen leidden enerzijds tot sterke regionale overheden. Rond dezelfde tijd vond een fusiegolf plaats. Dit leidde tot een beperkte schaalvergroting voor de gemeenten. Het Vlaams bestuurlijk landschap lijkt relatief duidelijk. Er zijn drie democratisch verkozen bestuursniveaus, namelijk de regionale (Vlaamse) overheid, de gemeenten en de provincies. In de praktijk echter ontstond een bijna ondoorgrondelijk kluwen aan intermediaire structuren. Deze werden (en worden nog steeds) opgericht door Vlaanderen (zorgregio’s, regionale landschappen etc.), de gemeenten (intercommunales, feitelijke samenwerkingsverbanden etc.), de provincies (de gebiedsgerichte werking) en de federale overheid (politiezones en hulpverleningszones). Deze wirwar van intermediaire structuren wordt ook bestuurlijke verrommeling genoemd. Deze verrommeling kent tal van nadelen zoals een gebrek aan democratische legitimiteit en transparantie, inefficiëntie en problemen met de bevoegdheidsverdeling (Vlaamse regering, 2011). Door de beperkte reikwijdte van deze paper ligt de focus op de bevoegdheidsverdeling en efficiëntie.

Een begrip die hier nauw mee samenhangt is beleidsconcurrentie. In het Witboek interne staatshervorming werd de vraag gesteld of het opportuun is dat alle bestuursniveaus voor alle beleidsdomeinen taken op zich nemen. Naast inefficiëntie zou dit kunnen leiden tot concurrentieel gedrag tussen de bestuursniveaus (Vlaamse regering, 2011). Dit wordt aangevuld in de memorie van toelichting bij het ‘Decreet betreffende de vernieuwde taakstelling en financiële vereveningen van de provincies’. Hier staat dat de open taakstelling het mogelijk maakt dat alle bestuursniveaus initiatieven kunnen ontplooien binnen een bepaald

(26)

16 beleidsdomein. Aangezien elk bestuur zich wil profileren als daadkrachtig zal elk bestuur er dus als de kippen bij zijn om een beleid te ontwikkelen wanneer zich nieuwe problemen voordoen. Dit kan ertoe leiden dat de verschillende bestuursniveaus in elkaars ‘vaarwater’ terechtkomen, wat de efficiëntie van het beleid niet ten goede komt (Bourgeois, Tommelein, Homans, & Vandeurzen, 2016). Een duidelijke afbakening van de provinciale bevoegdheden zou dus moeten leiden tot minder beleidsconcurrentie.

3.4.2. Lokale besturen

In het Witboek interne staatshervorming wordt gewag gemaakt om de gemeenten te versterken. Een afgeslankt en ‘verzwakt’ provinciaal niveau zou de gemeenten kunnen versterken (Vlaamse regering, 2011). In het project ‘afslanking provincies’ wordt er slechts in beperkte mate gesproken over de lokale besturen. Wel staat in de memorie van toelichting bij het ‘ontwerp van Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies’ dat de in de ‘Bijzondere wet tot hervorming der instellingen’ besproken artikelen vier en vijf best uitgevoerd kunnen worden door de gemeenten. Door hun lokale inbedding zijn deze immers het best geplaatst om een degelijk beleid op poten te zetten over deze bevoegdheden. Het Vlaams regeerakkoord 2014-2019 maakt eveneens gewag van het versterken van de lokale besturen (Vlaamse regering, 2014). Ook volgens meneer Price was het wel nog steeds de bedoeling om de gemeenten te versterken door een bevoegdheidsoverdracht (L., Price, persoonlijke communicatie, 30 april 2020).

3.4.3. Continuïteit

Uit de memorie van toelichting bij het ‘ontwerp van Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies’ mag de overheveling van de persoonsgebonden bevoegdheden niet leiden tot de directe stopzetting van geïmplementeerd beleid van de provincies. Het is dus niet de bedoeling dat lopende of geplande projecten zomaar afgeschaft worden. Deze moeten overgeheveld worden of naar het Vlaams gewest, of naar de lokale besturen. Op deze manier wordt de continuering van het persoonsgebonden beleid verzekerd (Bourgeois, Tommelein, Homans & Vandeurzen, 2016). Bovenstaande doelstelling sluit echter niet uit dat het persoonsgebonden beleid van de provincies na overheveling, en na verloop van tijd, eventueel wel aangepast kan worden. Om dit te bewerkstellingen zijn financiële vereveningen (zie deel 4.2.1.3.), een personeelsoverdracht (zie deel 4.2.1.4.), overdracht van patrimonium etc. noodzakelijk (Rekenhof, 2018).

(27)

17

3.5. Theoretische toekomstperspectieven

Ondanks de eerder besproken bestuurlijke rust werd er vanuit de academische wereld al sterk nagedacht over de toekomst van het Vlaams bestuurlijk landschap en de positionering van de provincies hierin. In de overzichtsnota grondwetswijziging (2019) van de Vereniging Vlaamse Provincies staan drie brede toekomstperspectieven te lezen. De provincies kunnen of blijven bestaan, of afgeschaft worden, of afgeschaft worden waarna een nieuw bovenlokaal niveau ingesteld wordt (Vereniging Vlaamse Provincies, 2019). Bovenstaande toekomstperspectieven worden kort toegelicht. Het toekomstperspectief die geformuleerd wordt in deel vijf is gebaseerd op één van onderstaande perspectieven.

3.5.1. Behouden

Indien er beslist wordt om de provincies te laten blijven bestaan zijn er twee scenario’s mogelijk. Enerzijds kan er beslist worden tot behoud zonder verdere hervormingen. Anderzijds is het mogelijk het provinciaal bestuursniveau te behouden, maar wel verdere hervormingen door te voeren. De taakstelling kan verder geconcretiseerd worden, de gouverneur kan democratisch verkozen worden etc. (Valcke, 2019).

3.5.2. Afschaffen

De provincies kunnen ook afgeschaft worden. In de lijn van de vorige hervormingen worden nu ook de overgebleven bevoegdheden overgeheveld naar Vlaanderen en de lokale besturen (Valcke, 2019).

3.5.3. Inrichten nieuw bovenlokaal bestuur

Indien de provincies afgeschaft worden, is het waarschijnlijk dat een nieuw intermediair bestuursniveau opgericht wordt om de bovenlokale werking van de provincies op te vangen. Welke vorm deze zouden krijgen is onzeker. Dit kan gaan om regiobesturen, stads- en streekgewesten etc. (Valcke, 2019).

3.6. De huidige politieke situatie

Het spreekt voor zich dat de partijpolitiek een grote invloed zal hebben op de beslissingen over de toekomst van het Vlaams bestuurlijk landschap. Eerder werd al besproken dat de recente hervormingen het resultaat zijn van een duidelijke breuklijn tussen NVA en CD&V. In dit deel worden eerst de hedendaagse standpunten van de Vlaamse politieke partijen bekeken. Het regeerakkoord 2019-2024 wordt ook bekeken.

3.6.1. De politieke standpunten

Naar aanleiding van de verkiezingen van mei 2019 kwam het provinciaal vraagstuk terug op de politieke agenda te staan. Zo goed als alle partijen formuleerden een uitgesproken mening over dit thema. Hieronder volgt een kort overzicht van de standpunten van de verschillende politieke partijen. Om de meest recente standpunten te weten te komen werden mails verstuurd. Indien antwoorden uitblijven wordt gekeken naar de standpunten op de website.

(28)

18 De N-VA spreekt zich duidelijk uit tegen de provincies. De partij pleit voor drie bestuurslagen, het lokaal-, Vlaams- en Europees niveau. Volgens de N-VA worden nog teveel bevoegdheden door verschillende bestuursniveaus opgenomen. N-VA stelt dat het afschaffen van de provincies moet samenvallen met een bevoegdheidsoverdracht naar de gemeenten (F., Niesten, persoonlijke communicatie, 21 januari 2020). Open Vld spreekt zich eveneens uit tegen de provincies. Deze partij streeft naar een structurele regiowerking. Deze zou enerzijds de bestuurlijke verrommeling indijken door het groot aantal samenwerkingsverbanden op te schalen naar dergelijke regiowerking . Anderzijds maakt deze regiowerking de provincies overbodig (Open Vld, z.d.).

De CD&V daarentegen streeft, als enige partij, voor het behoud van de provincies. De afstand tussen de burger en het Vlaams niveau is immers te groot. De provincies kunnen de band tussen burger en bestuur versterken. Daarnaast zijn sommige zaken nu éénmaal van bovenlokaal belang. De provincies blijven een goed tussenniveau om dergelijke taken op zich te nemen. CD&V pleit niet enkel voor het behoud, maar eveneens voor het heruitvinden van de provincies. Deze zouden de regisseur van het provinciaal beleid moeten worden (M., Behaeghe, persoonlijke communicatie, 23 februari 2020).

Groen staat voor de afschaffing van de provincies. Via nieuwe stads-en streekgewesten hoopt Groen de bestuurlijke efficiëntie te vergroten. Net als Open Vld hoopt Groen op deze manier het ondoorgrondelijk kluwen aan samenwerkingsverbanden in te perken (S., Colaes, persoonlijke communicatie, 15 januari 2020). In het verkiezingsprogramma 2019 van de Sp.a staat te lezen dat de partij zich niet rechtstreeks uitspreekt tegen de provincies. Enerzijds wordt erkend dat Vlaanderen gekenmerkt wordt door een gecompliceerd bestuurlijk landschap. Anderzijds wordt aangehaald dat de provincies jarenlange expertise hebben, zeker wat betreft de gebiedsgerichte werking (sp.a, 2019). Een meer recent standpunt is niet te vinden. Jurgen Vanlerberghe, gedeputeerde, bevestigde dat het standpunt niet gewijzigd is na de verkiezingen (J., Vanlerberghe, persoonlijke communicatie, 27 maart 2020).

Het Vlaams Belang is ervan overtuigd dat de huidige bevoegdheden van de provincies zonder al te veel problemen overgeheveld kunnen worden naar andere bestuursniveaus (of Vlaams of lokaal). De partij pleit voor het subsidiariteitsbeginsel, elke bevoegdheid zou op een zo laag mogelijk niveau uitgevoerd dienen te worden. De lokale besturen staan immers het dichts bij de burger, en beschikken zodoende over de meeste politiek legitimiteit. Vanzelfsprekend dient hier een bijhorende financiering tegenover te staan (Infodienst Vlaams Belang, persoonlijke communicatie, 19 januari 2020).

(29)

19

3.6.2. Regeerakkoord 2019-2024

De regering Jambon I wordt gevormd door de N-VA, Open Vld en de CD&V. Enkel de CD&V pleit voor het behoud van de provincies. In het regeerakkoord staat slechts weinig te lezen over dit thema. Er wordt onder andere gesproken over Vlaamse steun voor het ontwikkelen van een strategie rond economisch beleid op het provinciaal niveau en wordt de rol van de gouverneur geherformuleerd (Jambond, 2019). De provincies blijven dus bestaan, er is sprake van bestuurlijke rust (toch op dit vlak). Op basis van de standpunten is dit verwonderlijk. Door de beperkte omvang van deze paper werd de complexe politieke dynamiek waarin dit akkoord tot stand is gekomen niet geanalyseerd. Volgens meneer Price waren verdere hervormingen niet aan de orde bij het bespreken van het regeerakkoord. De provincies zijn immers al jarenlang onderhevig aan een hervormingsproces. Na verloop van tijd is dit niet meer werkbaar. Afschaffing was eveneens niet bespreekbaar door de aanwezigheid van de CD&V in de regering (L., Price, persoonlijke communicatie, 30 maart 2020).

(30)

20

4. Case: De provincie West-Vlaanderen

4.1. West-Vlaanderen

In dit onderzoek wordt ervoor gekozen om West-Vlaanderen te analyseren. De keuze om deze provincie te analyseren was vooral praktisch. Ik woon in Sint-Andries Brugge, op vijf minuten fietsen van het provinciehuis. De organisatie van interviews en het fysiek inkijken van documenten in het provinciaal archief zou organisatorisch gezien dus geen probleem vormen (zie preambule).

4.2. De impact van het project ‘afslanking provincies’ op West-Vlaanderen

4.2.1. De bevoegdheden

In deel 3.3. werd de taakstelling van de provincies al besproken. Deze beschikken over een open taakstelling, geconcretiseerd in artikel twee van het Provinciedecreet van 2005 (aangepast met het ‘Decreet houdende de vernieuwde taakstelling en financiering van de provincie’). De recente hervormingen hadden echter een grote impact op de provinciale bevoegdheden. Dit werd besproken in deel 3.2.3. Kort samengevat behoren de bevoegdheden besproken in artikel vier en vijf van de ‘Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen’ niet meer tot de provinciale bevoegdheden. Dit geldt zowel voor de open taakstelling als voor de decretaal vastgelegde bevoegdheden. De provincie behoudt wel nog de open taakstelling voor de grondgebonden bevoegdheden (Decreet betreffende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies, 2016). Enkele grondgebonden bevoegdheden worden besproken in deel 4.4. In dit deel ligt de focus op de persoonsgebonden bevoegdheden.

Aan de hand van de jaarrekeningen 2017 en 2018 van West-Vlaanderen wordt concreet weergegeven welke bevoegdheden de provincies nu juist verliezen. De jaarrekening geeft een overzicht weer van de financiële situatie van de organisatie per jaar. Elke jaarrekening van de provincie omvat een doelstellingenrealisatie. Deze is opgedeeld naar bevoegdheid. Elke bevoegdheid omvat een beleidsthema, met de daarbij horende exploitatie uitgaven en exploitatieontvangsten en de investeringsuitgaven en investeringsontvangsten. De uitgaven en ontvangsten worden in deel 4.2.3. besproken. Onderstaande lijsten omvatten de beleidsthema’s uit de jaarrekeningen 2017 en 2018.

Tabel 1: Beleidsthema’s 2017 en 2018.

2017 2018

Bestuurlijke organisatie Bestuurlijke organisatie

Ondersteunende diensten Ondersteunende diensten

Gebiedsgerichte werking Gebiedsgerichte werking

(31)

21

Toerisme en recreatie Toerisme en recreatie

Ruimtelijke ordening Ruimtelijke ordening

Mobiliteit en weginfrastructuur Mobiliteit en weginfrastructuur

Algemene financiering Algemene financiering

Budget en administratieve beroepen (=budget en stedenbouwkundige aangelegenheden) Budget en stedenbouwkundige aangelegenheden Personeel Personeel Veiligheid Onderwijs Onderwijs

Landbouw en visserij Landbouw en visserij

Integraal waterbeleid Integraal waterbeleid

Economie en streekontwikkeling Economie en streekontwikkelingen Externe relaties en Noord-Zuid-beleid Externe relaties en Noord-Zuidbeleid

Sport Specifieke voorzieningen

Cultuur Erediensten

Erfgoed

Welzijn Wonen

Beleidsondersteunende data

Gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019).

Opmerking: Veiligheid (2018) omvat bovenlokale veiligheidsopleidingen en voorzieningen, dit wordt in 2017 opgenomen onder personeel

Bovenstaande tabel geeft een globaal overzicht van de beleidsdomeinen van de provincies weer. De belangrijkste verschillen tussen beide jaarrekeningen is het ontbreken van de rubrieken sport, cultuur en welzijn. Deze behoren tot de persoonsgebonden bevoegdheden, die overgeheveld zijn. Het domein jeugd valt onder de rubrieken sport, cultuur en welzijn. Het domein gelijke kansen is te vinden onder de rubriek welzijn. Zowel jeugd als gelijke kansen vallen eveneens onder de persoonsgebonden bevoegdheden. In wat volgt worden respectievelijk de bevoegdheden sport, cultuur en welzijn besproken. Aan de hierboven besproken domeinen waren enkele instellingen gekoppeld. De overgedragen West-Vlaamse domeinen en instellingen worden aan de hand van de ‘bijlage bij de memorie van toelichting: De persoonsgebonden taken van de provincie’ (Vlaams parlement, 2016) besproken, aangevuld door persoonlijke communicatie met mevrouw Denys Veroniek, Adjunct-adviseur Strategie en Ontwikkeling van de provincie West-Vlaanderen. Soms blijven ‘delen’ van het beleidsdomein toch behouden. Dit wordt eveneens besproken. Een meer grondige analyse van de overhevelingen volgt in deel 4.3.

(32)

22 4.2.1.1. Sport

Tot en met 2017 stond de provincie in voor het promoten en faciliteren van sportinfrastructuur, de uitvoer van het Vlaams regeerakkoord sport, het organiseren van bovenlokale sportevenementen etc. (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018). In wat volgt wordt een duidelijk overzicht gegeven van welke concrete bevoegdheden overgeheveld werden en naar welke overheid.

Tabel 2: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein sport

Bevoegdheid Overnemende overheid(sdienst)

Bovenlokale sportinfrastructuur Afdeling sportinfrastructuur Vlaanderen Bovenlokale sportevenementen Permanent overlegorgaan sportpromotie

(Vlaamse overheid, sportfederaties en gemeenten)

Sportpaden/routes * Sport Vlaanderen, in samenwerking met

gemeenten G-sport (gehandicaptensport) Sport Vlaanderen

Regiowerking sport Sport Vlaanderen

Uitlenen sportmateriaal (in provinciale uitleendienst)

Provinciale uitleendienst van sport Vlaanderen

Gegevens afkomstig uit de Bijlage bij de memorie van toelichting: De persoonsgebonden taken van de provincie (Vlaams parlement, 2016).

*Sportpaden/routes: provincie blijft verantwoordelijk voor aanleg en het onderhoud van ruiterpaden, dit in het kader van de provinciale bevoegdheid toerisme.

Bovenstaande bevoegdheden werden oorspronkelijk door de provinciale Dienst Sport georganiseerd. Dit gebeurde vaak in samenspraak met de lokale besturen en Vlaanderen (Rekenhof, 2018). Sinds het project ‘afslanking provincies’ worden deze voornamelijk overgeheveld naar Sport Vlaanderen.

Op het vlak van sport werden geen instellingen overgeheveld naar een andere overheid. Het provinciaal olympisch zwembad te Brugge (Lago Brugge) en Transfosite Zwevegem bleven onder provinciale bevoegdheid, net als de provinciale domeinen (Vlaams parlement, 2016). De uitgaven met betrekking tot het provinciaal zwembad en de Transfosite Zwevegem worden onder de rubriek specifieke voorzieningen geplaatst. De uitgaven voor de provinciale domeinen vallen onder de rubriek toerisme en recreatie (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2018 en 2019). Dat de provincies een groot deel van de bevoegdheden in het beleidsdomein sport kwijt raakten, wordt duidelijk in onderstaande tabel.

(33)

23

Tabel 3: Uitgaven beleidsdomein sport 2017 en 2018

Uitgaven 2017 Uitgaven 2018

9.929.364 3.449.643.

Gegevens afkomstig uit de jaarrekeningen 2017 (Provinciebestuur Vlaanderen, 2018) en 2018 (Provinciebestuur West-Vlaanderen, 2019).

4.2.1.2. Cultuur

Zoals eerder meegedeeld behoren de domeinen jeugd en gelijke kansen ook tot de persoonsgebonden bevoegdheden. De overgehevelde bevoegdheid jeugd wordt eveneens in dit deel besproken. Voor de operationalisering van het project ‘afslanking provincies’ stonden de provincies in voor volgende zaken.

Tabel 4: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein cultuur

Bevoegdheid Overnemende overheid(sdienst)

Streekgericht bibliotheekbeleid Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Bovenlokaal cultuurbeleid Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Ondersteunen van:

1. Sociaal cultureel werk van bovenlokaal belang

2. Professionele kunsten van bovenlokaal belang

3. Circusorganisaties van bovenlokaal belang

4. Gebiedsgerichte projecten,

impulsprojecten en projecten voor bijzondere doelgroepen

Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Kwaliteit bevorderende maatregelen amateurkunsten

Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Regionaal cultureel erfgoedbeleid Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Inclusief beleid voeren voor jongeren en kinderen

Vlaanderen, Departement Cultuur, Jeugd en Media

Afbeelding

Tabel 1: Beleidsthema’s 2017 en 2018.
Tabel 2: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein sport
Tabel 4: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein cultuur
Tabel 6: Bevoegdheidsoverdracht beleidsdomein welzijn
+3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maar bij elkaar hebben de vier deelstaten beduidend minder ambtenaren dan rijk, provincie en waterschappen (die zijn opgeheven) van vroeger bij elkaar door efficiency-operaties en

hebben gezien, zijn minder overtuigd van een integere werkhouding en moreel bewustzijn bij hun collega’s en leiderschapscapaciteiten van hun direct leidinggevende dan degenen

Wanneer gekeken wordt naar de verschillen tussen provincies dan werken bij de provincie Utrecht, net als in 2012, meer medewerkers in deeltijd dan in voltijd. Het

3.10.2 schade en kosten die verband houden met het terugroepen, vervangen, verbeteren of herstellen van de – door of onder verantwoordelijkheid van verzekerde – (op)geleverde

Voor de vertaling van het wat naar het hoe maken provincies gebruik van de afgesproken systematiek van de gebiedsplannen (op basis van de Wsn). De ambitie is dat de

Welke maatregelen zijn door de provincies Gelderland en Overijssel in het kader van COVID-19 genomen en wat is de stand van zaken van uitvoering van de maatregelen met een

pilootprojecten gericht op de integratie van natuurlijke private tuinen en de openbare ruimte, bijv. door de beplanting van privaat en openbaar terrein beter op elkaar

verstande dat met betrekking tot dit recht het in het eerste lid van artikel 22 onder b bepaalde van overeenkomstige toepassing is en dat de uitkering wordt toegekend