• No results found

Bijzettingen uit de urnenveldentijd te Neerpelt Grote Heide en Achelse Dijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijzettingen uit de urnenveldentijd te Neerpelt Grote Heide en Achelse Dijk"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ARCHAEOLOGIA

BELGICA

178

H. ROOSENS, G. BEEX

&

L. VAN IMPE

BIJZETTINGEN UIT DE

URNENVELDENTIJD TE NEERPELT

GROTE HEIDE EN ACHELSE DIJK

met de medewerking van

P.

JANSSENS

ional des Fouilles t voor Opgravingen

BRUSSEL 1975

z

(2)

'

'

' 1 1,

!

1 1 I [I )

BIJZETTINGEN UIT DE URNE VELDENTIJD TE EERPEL T GROTE HEIDE E ACHELSE DIJK

(3)

ARCHAEOLOGIA BELGICA Dir. Dr. H. Roosens

Studies en verslagen uitgegeven door de Nationale Dienst voor Opgravingen

Jubelpark 1 1040 Brussel

Etudes et rapports édités par le Service national des Fouilles

Pare du Cinquantenaire 1 1040 Bruxelles

© Nationale Dienst voor Opgravingen D/1975/0405/10

(4)

ARCHAEOLOGIA

BELGICA

Bibliotheek van OE

1142

178

111111111111111II IIIII IIII IIII

H. ROOSENS, G. BEEX & L. VAN IMPE

BIJZETTINGEN UIT DE

URNENVELDENTIJD TE NEERPELT

GROTE HEIDE EN ACHELSE DIJK

met de medewerking

van

P.

JANSSENS BRUSSEL 1975 INS'l1TUUT

;~~

j

1

~

-1

Bibliotheek

l/t'6

(5)

k

1

INLEIDING

De hier behandelde graven waren gelegen ten noorden van de dorps-kern, in een gebied dat bekend staat als de Grote Heide; het noordelijk deel ervan draagt de naam Achelse Heide. Dit gebied is nu grotendeels beplant met dennenbossen, waartussen zich onlangs een rijke villawijk heeft genesteld. In oudere publicaties wordt herhaaldelijk gewag gemaakt van prehistorische urnen met crematieresten die in dit uitgestrekt heide-veld aan het licht kwamen (1). De juiste ligging van deze overblijfselen is soms moeilijk te achterhalen.

Het staat wel vast dat op verscheidene plaatsen grafheuvels zichtbaar waren. Sommige ervan werden in de vorige eeuw volgens de toen geldende normen onderzocht en de vondsten zoveel mogelijk geborgen. Andere vielen ten prooi aan bekende plunderaars die deze relikten meedogenloos vernielden om de urnen aan de meestbiedenden te verkopen. Slechts hier en daar konden een graf heuvel of enkele bijzettingen systematisch worden onderzocht. Alhoewel het niet meer mogelijk is de vereiste inlichtingen over dit uitgestrekte dodenareaal in te winnen, staan wij hier toch voor een indrukwekkende sacrale zone die door de mensen uit het eerste millennium v.C. generatie na generatie was aangelegd, zoals dit ook op andere plaatsen in de Kempen het geval was.

De oudst bekende vondsten zijn vermeld in 1847, toen P. N. Pancken een dertigtal vóór-Romeinse grafheuvels onderzocht « in de grote heide van de gemeente Neerpelt » en er urnen met gecalcineerde beenderen en diverse voorwerpen aantrof (2).

Luidens een museumcatalogus werden in 1848 drie grote urnen van zwarte aarde, gevuld met gecalcineerde beenderen en houtskool, gevonden « dans un tumulus de la bruyère communale de Neerpelt» (3). Steeds omstreeks dezelfde tijd moeten een heel aantal graven vernield geworden zijn bij een zandafgraving verricht voor de aanleg van de spoorlijn Hasselt-Eindhoven, die de Grote Heide doorkruiste (4) (fig. 1, 1).

(J) De bibliografische gegevens werden verzameld en gepubliceerd door M. BAUWENS-LESENNE, Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg; Brussel, 1968, 251-256.

(2) Nieuwsblad der provincie Limburg, 4 en 18 december 1847.

(3) A.G.B. ScHAYES, Catalogue et description du Musée royal d'armures, d'antiquités et

d'ethnologie; Bruxelles, 1854, 102, n° 294-296.

(4) H. ScHUERMANS, Cimetière germanique de Neerpelt, Bulletin des Commissions royales d'Art et d'Archéologie 32, 1893, 27.

(6)

6 0 400m \ 7

éi

Neerpelt

Uv

3 Grote

'

'

\

'

INLEIDING

'

'

r-1>1

Heide

u

Fig. 1. - Verspreidingskaart. - Carte de répartition.

Achel

\ 1_ i i 1 I \ 1 1 38

Deze vondst was waarschijnlijk de aanleiding tot de opgravingen van Schuermans in 1871. In zijn publicatie « Cimetière germanique de Neerpelt» spreekt hij van een groot aantal lage heuveltjes met incineratie-graven en geeft een vrij nauwkeurige beschrijving van de vindplaats (5). Aanvullende opzoekingen door een van ons in het archief van het kadaster te Hasselt ondernomen, lieten toe het opgravingsterrein te omschrijven onder de huidige nrs. 186 q 11 en 186 r 11, sectie A, t.t.z., het gebied dat

(5) IBID., 24-32.

(7)

INLEIDING 7

ten zuidoosten onmiddellijk aansluit bij de zandafgraving langs de spoor-lijn (fig. 1, 2). De grafvondsten van Schuermans - een zestigtal potten en enkele bronzen voorwerpen - zijn bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel. Over de juiste ligging van het oord is verwarring ontstaan ingevolge een mededeling van Stroobant die ten onrechte de Wittenberg, onder de gemeente Achel, als toponiem naar voren schoof (6). Deze plaats heeft met de opgravingen van Schuermans niets gemeen en de identificatie dient verworpen.

Geruime tijd zouden geen vondstmeldingen over de Grote Heide meer voorkomen tot wanneer in 1959 een beperkt onderzoek werd ingesteld. Ten westen van de spoorlijn was een gerooid dennenbos omgeploegd; scherven en crematieresten lagen aan de oppervlakte (fig. 1, 3). Zonder veel resultaat onderzochten wij aldaar een grote grafheuvel, brachten de verspreide beenderresten in plan en groeven enkele proefsleuven die meestal niet toelieten de grafstructuur te herkennen.

In de bossen palend aan dit geploegd perceel lagen hier en daar nog grafheuveltjes. Zo kon A. Claassen in 1969 een heuvel onderzoeken die door woningbouw was bedreigd (fig. 1, 4); hij vond er o.m. een secundaire urnbijzetting (7). In 1959 werden aan de rand van de weg crematieresten aangetroffen (fig. 1, 5), terwijl omstreeks dezelfde tijd

J.

Conincx ons een urn ter hand stelde, die hij in een heuvel had aangetroffen (fig. 1, 6). Maar ook nog verderop in noordelijke en oostelijke richting (fig. 1, 7 en 8) werden urnen uitgehaald of grafstructuren bij het rooien van dennen-bossen vernield (8).

In 1962 en 64 had dan de systematische opgraving plaats bij de Achelse Dijk (fig. 1, 9). Naderhand echter werden in de percelen naar de spoorweg toe nog graven geplunderd.

Hoe weinig verheffend dit overzicht ook weze, wij kunnen er toch uit afleiden dat zich langs de linkeroever van de Prinsenloop over een afstand van anderhalve km een grote necropool uitstrekte, waar verscheidene groepen van grafheuvels en vlakgraven waren aangelegd.

(6) L. STROOBANT, Les nécropoles à incinération de Neerpelt (Limbourg beige), Bulletin de la Société d'Anthropologie de Bruxelles 36, 1921 (1923), 221, kaart.

(7) A. CLAASSEN en R. DEXTERS, Grafheuvel te Neerpelt-Achelse Heide, Hades 10, 1971, 21-25. (8) Wij danken in het bijzonder Eerwaarde Heer A. Claassen en de Heer L. Aerts die ons

(8)

DE NOODGRAVING OP DE GROTE HEIDE

De ontbossing en het diepploegen van het perceel 186 b 5 leidden tot de vernieling van een groep bijzettingen (fig. 1, 3). Toen wij in 1959 een onderzoek instelden, waren hier en daar verspreide crematies en scherven te bespeuren (fig. 2). Plaatselijk tekenden zich ook cirkelvormige vlekken helder zand af, waar ongetwijfeld grafheuveltjes hadden bestaan. Er was nog één grote heuvel bewaard, die wij volgens de kwadrantenmethode onderzochten (fig. 2, A). Hij had een diameter van nagenoeg 18 m. Aan de rand liep een vage cirkelvormige verkleuring, misschien de aflijning van een ringsloot. Het oud oppervlak was vrij goed waar te nemen; de ophoging bestond uit vuil, geel zand; de top had een hoogte van ongeveer 1 m. Het centrum was volledig vergraven. In de vrijgelegde kwadranten stelden wij een paar houtskoolvlekken vast. Bovenop de heuvel troffen wij een weinig verspreide crematies aan. Mogelijk hebben grafrovers in deze heuvel een urn uitgehaald en de beenderen uitgestrooid.

Elders op het terrein trokken wij verscheidene proefsleuven. Wegens de grote droogte die toen tijdens de zomerperiode heerste, was het niet mogelijk duidelijke grafstructuren te herkennen. Hier en daar waren er wel donkere, cirkelvormige stroken die op kringgreppels konden wijzen. Eenmaal vonden wij een urn in situ (fig. 2, Ben fig. 3, 1) : zwartbruin gevlekt met grijze kern; klei gemengd met schervengruis; gladwandig. Ze behoort tot het type van de urnen met schuin uitstaande rand, die veelvuldig op het grafveld van Neerpelt-De Roosen voorkwamen (9). Ze bevatte de crematieresten van een meisje of jonge vrouw. In de urn bevond zich een bijpotje dat verloren ging; gelukkig was een tekening bewaard.

Op een andere plaats (fig. 2, C) lagen de scherven van een verbrijzelde urn : bruin met grijze kern; klei gemagerd met schervengruis en kiezeltjes; gladwandig, poreus materiaal. Crematieresten niet te bepalen.

Onder de overige scherven, op het terrein verzameld, vermelden wij : - randfragmenten van drie potjes; zwart, gepolijst; bruine kern; fijne klei, goed gebakken; horizontale groefjes onder de rand (fig. 3, 2 en 3); ze behoren niet tot de gewone urnenvelden waar;

- verschillende fragmenten van urnen in bruin aardewerk met nagel-indrukken op de rand of op de hals (fig. 3, 4-8); het zijn vormen die gewoonlijk voorkomen in ijzertijdnederzettingen;

(9)

DE NOODGRA VING OP DE GROTE HEIDE 9 0 50m

!

C

.

B

.

.

.

.

0

.

.

.

. . .

.

.

186bs

.

Fig. 2. - Perceel 186 b 5 op de Grote Heide met aanduiding van de verstoorde bijzettingen. - La parcelle 186 b 5 de la Grande Bruyère avec localisation des dépöts funéraires bouleversés.

(10)

10 DE NOODGRAYlNG OP DE GROTE HEIDE 14 0 111 0 1 C 1 1 f 1 1 Il IIOObl

~ 11,6 ~ 11,2

ltEJll~C!!Ji-

1

2 3 ~20,6

/IS

5 12 ~ 16,8 ~ 12,2

19 r~

6 ~20,2 8 ~•2.4

r

15

Fig. 3. - Vondsten op de Grote Heide. S.: 1/3 ceramiek; 2/3 nrs. 13 en 14. - Trou-vailles de la Grande Bruyère. Ech. : 1/3 céramique; 2/3 les n°5

(11)

DE NOODGRA VING OP DE GROTE HEIDE 11

- oortje van een bruine pot in fijne klei; gladwandig (fig. 3, 9);

- een paar fragmenten van komvormig vaatwerk; bruin; gladwandig (fig. 3, 10 en 11).

De weinige crematieresten lieten meestal geen bepaling toe. Dr. Janssens herkende, mits zeker voorbehoud, de resten van een volwassen man en van een vrouw onder de 40 jaar.

Van de nabijgelegen percelen zijn twee urnen bewaard. Deze, door J. Conincx in een heuvel uitgegraven (fig. 1, 6), is van het Harpstedt-type : helbruin tot zwart langs buiten en grijsbruin langs binnen; boven-en onderkant zijn glad, het middboven-en is ruw. Ze bevatte eboven-en bronzboven-en ring en een silex-pijlpunt (fig. 3, 12-14). De crematieresten konden niet onder-zocht worden.

De andere urn is een secundaire bijzetting, door A. Claassen in een heuvel aangetroffen (fig. 1, 4) (zie voetnoot 7) : zwart met helbruine vlekken vooral op het onderste deel; homogeen zwart langs binnen; grijze kern; fijne klei met schervengruis gemagerd, goed gebakken; gepo-lijst over heel het oppervlak; op de schouder loopt een ondiep, onregelmatig gleufje (fig. 3, 15). Crematieresten van een man boven de 50 jaar. Deze urn vertoont een ongewone vorm, misschien te vergelijken met Schuermans, o.c., Pl. II, 29.

Uit deze magere gegevens blijkt dat op het perceel 186 b 5 een dertigtal bijzettingen werden vernield; behoudens een paar uitzonderingen waren de urnen geroofd.

De bewaarde elementen wijzen op de jongere fase van de urnenvelden-cultuur en dateren dit gedeelte van de grote necropool in de vroege IJzer-tijd. Te oordelen naar de ceramiekscherven dient ook rekening gehouden met een daaropvolgende bewoningsperiode.

(12)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

Fig. 4. - Kadasterplan van het grafveldje bij de Achelse Dijk. - Extrait du plan cadastral de la petite nécropole au Achelse Dijk.

(13)

.,

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 13

De kleine concentratie van urnen en losse crematies bij de Achelse Dijk ligt aan de oostelijke rand van de grote necropool (fig. 1, 9). Het

toponiem Dijk duidt op vijvers of vennen die langs de Prinsenloop zijn

ontstaan. De vindplaats, kadaster sectie A, nr. 186 q 5 (fig. 4), is gelegen

op de westelijke flank van dit beekdal, waar de Koevoordenloop - een

kunstmatige afwateringsgracht - er in uitmondt.

Het reliëf is thans vrij oneffen. Het oud niveau is plaatselijk met een pakket stuifzand bedekt dat hier en daar een dikte heeft van meer dan een meter, terwijl elders het zand tot diep beneden het oude maaiveld is weggewaaid. Uit hoogtemetingen in de omgeving bleek dat het terrein

ten tijde van de aanleg van het urnenveld vrij vlak moet geweest zijn.

Slechts in de zuidoost-hoek heeft vroeger een hoger kopje gelegen. Het is alleen op deze hoogte dat de bijzettingen werden aangetroffen.

In een kleine zandafgraving aan de rand van het perceel (Pl. I) ontdekte

A. Claassen in 1961 drie urnen (nrs. 1, 2 en 4). Kort daarop vond P. Janssens nog een urn, een bijzetting van losse crematies en een ver-sierde potscherf (nrs. 3 en 5). Het systematisch onderzoek gebeurde in 1962 en 64. Wij trokken zoeksleuven over heel de oostelijke rand van het perceel. De begrafeniszone bleek slechts een oppervlakte te beslaan van 30 bij 25 m. Hierin kwamen vier kringgreppels voor met een centrale bijzetting. Ze tekenden zich zeer duidelijk af (fig. 5). De overige 17 bijzet-tingen lagen excentrisch binnen een der kringgreppels of geheel buiten greppelverband. Naast 13 (of waarschijnlijk 15) bijzettingen in een urn kwamen 7 losse crematies voor; in 5 graven was een bij potje geplaatst. Het grafveldje was dus bijzonder rijk aan materiaal.

De kringgreppels

I. Vermoedelijk een gesloten kringgreppel met een grootste diameter van 13,5 m. Tussen 1962 en 64 werd dit areaal door plunderaars grotendeels vergraven, waarbij ze naar verluid twee urnen vonden. Naast het vergraven centraal gedeelte was nog een paalkuil, c, zicht-baar. Tegen de noordelijke greppelomlijning lag een kuiltje, r, met veel houtskool en enige silexsplinters, waarschijnlijk een mesolithisch

vuurhaardje. In de greppel vonden wij een slijpsteen of polijststeen.

Il. Gesloten kringgreppel met een grootste diameter van 5, 3 m. Losse crematie in het centrum; excentrisch stonden twee urnbijzettingen, nrs. 6 en 12 .

III. Gesloten kringgreppel met een diameter van 6, 7 m. Enige bijzetting in een urn; excentrisch paalkuil b.

(14)

14 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DUK

IV. Gesloten kringgreppel met grootste diameter van 5 m. Als emge bijzetting een crematie met bijpotje.

Drie greppels oversneden elkaar; IV 1s ouder dan I en I 1s ouder dan II.

Fig. 5. - Achelse Dijk. De kringgreppels I en IV gezien vanuit het noorden. - Les

fossés circulaires I et IV vus du nord.

De bijzettingen

1. Geoorde kartelrandbeker (fig. 6) (h. : 13, 6 cm). Bruin gevlekt met grijze kern; verschraald met kiezel en schervengruis; ruwwandig. Versierd met horizontale rijen nagelindrukken. Bandvormig oortje, oE __ b_eide randen eveneens versierd met nagelindrukken.

(15)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DlJK 15

2

Fig. 6. - Grafvondsten. S. : 1/4 ceramiek Ech. 1/4 : céramique ; 3/4 n° 1 b. l )_______,,

) - /

3 -. , __ .,. " ~c:§~3/ J .---·J ~

~>

~~:-~ -,,-.:._···:~

~

·

:?t~

:

3/4 nr. 1 b. - Mobiliers funéraires.

(16)

16 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

Crematieresten van een kind, waartussen een bronzen ring ( diam. 2, 4 cm). Midden de crematies werd ook een roestspoor opgemerkt, vermoedelijk van een gebogen, ijzeren staafje van een drietal mm dik; het metaal was volledig verpulverd.

2. Trechterhalsurn (fig. 6) (h. : 23, 5 cm). Zwartgrijs; met schervengruis gemagerd; gladwandig. Aan de basis van de hals twee zigzag-lijnen, elk tussen twee horizontale groeven. De zigzag-lijn is gevormd door één rij uitgestoken driehoekjes die met de top naar boven staan; dus niet in elkaar grijpende driehoekjes. Op de schouder drie brede, ondiepe, horizontale kanneluren. Op de knik drie evenwijdige, horizontale groeflijnen.

Crematieresten van een vrouw, niet ouder dan 25 jaar.

3. Onderste gedeelte van een dubbelconische urn (fig. 6) (bew. h.

16 cm). Zwartgrijs met grijze kern; verschraald met schervengruis en kiezel; gladwandig.

Crematieresten van een vrouw, ten hoogste 25 jaar oud.

4. Kartelrandurn (fig. 6) (h. : 21, 4 cm). Helbruin met grijze kern; verschraald met schervengruis; ruwwandig. Op de rand, langs binnen, een rij nagelindrukken. Ook twee rijen nagelindrukken op de buiten-kant.

Crematieresten van een vrouw van ongeveer 45 jaar.

Op de crematieresten een tulpenvormig, helbruin bijpotje; zwart langs binnen; zacht gebakken. Tegen de binnenwand een blauwachtige kleurstof. Langs buiten een horizontale rij nagelindrukken om het middel. Afmetingen in situ: h. : ca. 6 cm; diam. opening: ca. 7, 5 cm. 5. Crematie van een zeer jong kind.

6. Urn met licht uitwijkende rand, naderhand uiteengevallen (fig. 6) (volgens veldtekening h. : 23 cm, diam. opening : 21 cm). Bruin gevlekt met grijze kern; verschraald met grove kiezel; gladwandig, schouder gepolijst.

Crematieresten van een kind, niet ouder dan 1 jaar.

Op de crematieresten stond een bolvormig bijpotje (fig. 6) (h. : 9, 4 cm). Donkergrijs; hard gebakken; gladwandig. Op de hoge, trechtervormige hals vier groepen van drie vertikale groeven. Aan de basis van de hals twee horizontale groeflijnen. Op de schouder, tussen twee groeflijntjes, een strook van tegenover elkaar uitgestoken driehoekjes in kerfsneetechniek, die een zigzagband uitsparen. Op de buik vijf groepen van drie hangende booggroeven.

(17)

1

HET GRAFYELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 17

Tussen de crematieresten zaten nog scherven van een ander bijpotje met naar binnen afgeschuinde rand en iets naar buiten uitwijkende hals, evenals scherven van een pot van hetzelfde broze materiaal als de urne.

7. Crematie van een zuigeling.

8. Eiervormige urn met uitwijkende hals (fig. 6) (h. : 21, 7 cm). Bruin gevlekt met grijze kern; verschraald met een weinig fijne kiezel; gladwandig, schouder gepolijst.

Crematieresten van een jong kind.

9. Crematie van een jong kind; afgedekt met een platte aardewerkscherf. 10. Dubbelconische urn met twee oren (fig. 7) (bew. h.: 17 cm).

Donker-bruin met grijze kern; verschraald met schervengruis en grove kiezel; gladwandig.

Crematieresten van een kind, niet ouder dan 1 jaar.

11. Komvormige urn met rechtopstaande hals (fig. 7) (h. ca. 17 cm). Bruin; verschraald met schervengruis en grove kiezel; gladwandig. Crematieresten van een kind, niet ouder dan 6 jaar.

12. Eiervormige urn met uitwijkende rand (fig. 7) (bew. h. : 17, 7 cm). Bruin gevlekt met grijze kern; verschraald met schervengruis en grove kiezel; gladwandig.

Crematieresten van een kind, niet ouder dan 1 jaar.

13. Dubbelconische urn (fig. 7) (bew. h. : 22, 8 cm); oorspronkelijk met rechtopstaande hals. Zwartgrijs, bruin gevlekt met grijze kern; verschraald met schervengruis en grove kiezel; gladwandig.

Crematieresten vermoedelijk van een volwassen vrouw. Tussen deze crematies lagen ook enkele verbrande fragmenten van de beide voorpoten van een hert.

14. Dubbelconische urn (fig. 7) (bew. h. : 18 cm). Bruin gevlekt met grijze kern; gladwandig, op hals en schouder gepolijst.

Crematieresten van een vrouw van ongeveer 25 jaar.

Tussen de crematies enkele verbrande scherven, o.a. van een zwarte urn versierd met vingertopindrukken.

15. Crematie van een jonge vrouw.

Daartussen stond een bolvormig bijpotje met uitwijkende rand en afgeschuinde lip (fig. 7) (h. : 6,5 cm). Donkergrijs tot zwart; glad-wandig.

(18)

18 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 14 ----,---- -' ' ' ' 13

Fig. 7. - Grafvondsten. S. : 1/4. - Mobiliers funéraires. Ech. : 1/4.

16. Dubbelconische urn met rechtopstaande hals (fig. 8) (h. : 28 cm).

Zwart met bruine vlekken; verschraald met schervengruis en grove

kiezel; glad, bovenkant gepolijst.

Crematieresten van een vrouw van middelbare leeftijd.

Omgekeerd op de urn stond een ovale schaal ( diam. : 18, 6 x 21,

6 cm). Bruin; ruwwandig langs buiten, glad langs binnen. Op de

rand oorspronkelijk vier uitspringende knobbels met overdwarse gleuf.

Vanaf de bodem zijn ondiepe vingertopindrukken aangebracht, die

(19)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DLJK

t

1

/

A 19

®

b C

Fig. 8. - Grafvondsten. S. : 1/4 ceramiek ; 3/4 nrs. 17 b, 20 b en c ; 1/2 nr. A.

-Mobiliers funéraires. Ech. : 1/4 céramique ; 3/4 n°5

17 b, 20 b et c ; 1/2 n° A.

17. Crematie van een kind.

Bovenop stond omgekeerd een komvormig bijpotje met afgebroken oor (fig. 8) (h. : 9 cm). Bruin gevlekt; gladwandig.

(20)

'

-20 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

Tussen de crematieresten een doorboorde kraal in blauw glas, door het vuur vervormd.

18. Crematie van een volwassen vrouw.

19. Tonvormige urn met twee oren (fig. 8) (h. : 21, 2 cm). Zwartgrijs, bruin gevlekt; verschraald met schervengruis en kiezel; gladwandig. Crematieresten van een volwassen vrouw.

20. Crematie van een vrouw, niet ouder dan 25 jaar.

Op de crematieresten een cylindervormig bij potje (fig. 8) (h. : 6 cm); iets verdikte rand en standring. Donkergrijs; hard gebakken. Inge-grifte en uitgestoken versiering.

Bovenop de beenderresten lag een intacte bronzen naald met dubbel-conische kop (1 : 10, 5 cm). De naald heeft waarschijnlijk gediend om het omhulsel vast te spelden dat het beenderpakket bij elkaar moest l:ouden.

Andere vondsten

Ten noorden, maar vooral ten zuiden van de kringgreppels lagen onder het oud oppervlak enige honderden mesolithische silexwerktuigen en splinters, hier en . daar in dichte concentratie.

Over het terrein verspreid kwamen een aantal paalgaten voor. Een ervan, nr. c, bevatte een urnscherf. Enkele paalkuilen vormden ongeveer twee evenwijdige rijen.

Als losse vondsten zijn nog te vermelden :

- een scherf met nagelindrukken op de schouder en op de buikknik, gevonden enige meters ten zuiden van bijzetting 3;

- een scherf met napvormige uithollingen, gevonden op de zuidoostrand van kringgreppel I ;

- een polijststeen gevonden in kringgreppel I (fig. 8, A).

Enige vergelijkingen (10)

Het ruwwandig materiaal is beperkt tot de exemplaren 1, 4 en 16 b. De ruwwandige oorbeker 1 is voor de noordwestelijke urnenvelden-groep een traditionele Ha B-vorm. In de Kempen zijn deze bekers goed

(10) Gegevens voor een omstandige studie van het matertiaal kan men vinden bij M. DESITTERE,

(21)

1

1

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 21

vertegenwoordigd. Bijzonder gelijkend is een exemplaar gevonden te Neerpelt, in de omgeving van de Achelse Dijk (11). Met de beker van Vlodrop heeft de onze kerflijntjes of nagelindrukken op de zijkanten van het oor gemeen (12).

De brede kartelrandurn 4 komt qua versiering goed met de oorbeker overeen. Naar de vorm evenwel behoort ze tot de reeks van de grofwandige kook- en voorraadpotten, type Desittere V, 1.

De schaal 16 b behoort wegens de uitstulpingen op de rand tot de lappenschalen. Wij kennen slechts één bruikbaar vergelijkingsstuk uit het gebied van de noordwestelijke urnenveldengroep, nl. te Hilvarenbeek (13). Naar de vorm kan men onze schaal onderbrengen in de groepen 1 of 2 van Claus (14).

De gladwandige ceramiek is veel talrijker dan de ruwwandige; dit 1s een algemeen verschijnsel voor de urnenvelden uit de late Bronstijd.

Vooreerst zijn er drie stuks met versiering.

De trechterhalsurn 2 heeft kerfsneeversiering. Deze is uitgevoerd in een eenvoudige techniek, daar de zigzagband bekomen werd door één rij uitgestoken driehoekjes. Dit laat evenwel geen chronologisch onder-scheid toe binnen de Ha B-datering (15). Ter vergelijking kan verwezen

worden naar een urn van Vessem, o.m. wegens de enkelvoudige rij uitge-stoken driehoekjes (16).

Het bolvormig bijpotje 6 b is wegens de vertikale groeflijnen op de hals, de diep uitgestoken zigzagband en de hangbogen een model in zijn soort. Het verenigt al de decoratieve elementen die in Ha B in de Kem-pische zone voorkomen (17). De versiering vertoont veel gelijkenis met deze op urnen van Vlodrop (18) en op een urnfragment afgebeeld door Schuermans (19).

Het lage, cylindervormig bijpotje 20 valt zowel op door de vorm als door de versiering. Men rekent zulke modellen soms tot de dekseldoosjes. Goed gelijkend is een exemplaar van Maasbree (20). Opvallend is de ( 11) H. SCHUERMANS, o.c., Pl. I, 13.

(12) M. DESITTERE, o.c., II, fig. 67, 6.

(13) P.J.R. MoDDERMAN, Een urnenveld in het Laag Spul gemeente Hilvarenbeek Noord-Brabant.

Berichten R.O.B. 8, 1957-58, 29, afb. 3. - J. N. LANTING et J. D. VAN DER WAALS, Oudheidkundig onderzoek bij Swalmen I, Oudheidkundige Mededelingen LV, 1974, 96.

(14) M. CLAUS, Die Lappenschalen der jüngeren Bronzezeit in Niedersachsen, Nachrichten aus

Niedersachsens Urgeschichte 21, 1952, 15-21, 36-37, 45-46, 49-51.

(15) M. DES!TTERE, o.c., I, 47-48.

(]6) lBrn. II, fig. 65, 3.

(]7) IBrn. r, 47

(18) G. BEEX, De urnenveldencultuur in de Kempen; Tongeren, 1960, foto's II en III.

(19) H. ScHUERMANS, o.c., Pl. I, 1.

(22)

22 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DUK

verwantschap met een vaasje van Vix - late Hallstatt - waar de versiering met barbotine is aangebracht (21 ). De bijpotjes 6 b en 20 lijken van een-zelfde vervaardigingstechniek.

De nrs. 3, 13, 14 en 16 zijn hoge, biconische urnen; vermoedelijk ook 6 a. Aan te stippen valt dat sommige - nrs. 3, 13 en 14 - een opvallende gelijkenis van baksel vertonen. Slechts bij een paar exemplaren is de steile, cylindrische hals bewaard. Het zijn bekende vormen voor Ha B in de Kempische zone.

De komvormige urn 11 met cylinderhals is de brede en lage tegen-hanger van de hoge, biconische urn, met afgeronde buikknik. Het is het type Desittere VI a 4 dat naar het einde van Ha B toegaat. Verwant is een exemplaar uit heuvel 19 van Lommel-Kattenbos, dat Ha B/C gedateerd wordt (22).

Twee andere urnen, 8 en 12, hebben een eiervormig profiel; ze zijn ook van gelijkend baksel. De vloeiende lijn waarmee de hals van nr. 8 in de schouder overgaat, kenmerkt een reeks urnen die Schuermans in de onmiddellijke nabijheid heeft aangetroffen (23).

De bijzettingen 10 en 19 bevatten elk een amfoorachtige urn. Nr. 10 heeft een kegelvormige schouder, waarbij de handvatten op de buik zijn aangezet; type Desittere X a 3. Bij nr. 19 staan ze onder de rand. Gelijk-aardige exemplaren vond Schuermans eveneens tijdens zijn opgravingen van 1871 (24).

Het bijpotje 15 met bolvormig lichaam en uitbuigend halsje past goed bij Desittere's typenreeks IV 1 a, terwijl het tulpenvormig bekertje uit de urne 3 tot het type IV 1 f mag gerekend worden.

Het geoord kommetje is van een veel voorkomend type, ook buiten de Kempische zone. Vermelden wij het exemplaar van Aalter-Oostergem, graf 15 dat ook omgekeerd op de crematieresten stond (25). Men mag aannemen dat zulke kommetjes ook in Ha C nog volop in gebruik waren. De bronzen naald met biconische kop die op het beenderpakket van graf 20 lag, is een vorm die geregeld in graven met Ha B-materiaal wordt aangetroffen (26). Weerom zijn een paar voorbeelden aan te halen bij Schuermans-N eerpelt (27).

(21) R. }OFFROY, L'oppidum de Vix et la civilisation hallstattienne finale dans !'est de la France; Paris, 1960, 113 et Pl. 44, 4.

(22) M. DESITTERE, o.c., I, 41 en 139; II, fig. 77, 3.

(23) H. SCHUERMANS, o.c., Pl. II.

(24) IBID., Pl. II. 21; Pl. 111, 40 en 41.

(25) M. DESITTERE, o.c., I, 138; II, fig. 82, 4.

(26) IBID., I, 32.

(23)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 23

Slotbeschouwingen

Het grafveldje bij de Achelse Dijk bestond uit een aantal verspreide vlakgraven en uit vier gesloten kringgreppels. Algemeen wordt aange-nomen dat zulke greppels een grafheuvel omzoomden. Alleen binnen de greppel I waren van het heuvellichaam nog sporen te zien (Pl. II, pro-fielen C - D en E - F), echter geen aftekening van een gepodsoleerd oud oppervlak. Misschien was dit eerst afgeplagd, maar het is ook mogelijk dat zich onder de geelzandige ophoging geen secundaire podsolering heeft gevormd. Eenzelfde fenomeen konden wij vaststellen onder graf-heuvel 111 te Hamont. Deze was gedeeltelijk uit geel zand en gedeeltelijk uit plaggen opgebouwd. Onder de plaggen was een sterke podsolering ontstaan, terwijl onder het gele zand nauwelijks een oud oppervlak was waar te nemen (28). Na verstuiving en erosie van het opgeworpen zandpak-ket, gepaard gaande met de dichtslibbing van de ringsloot - wat op relatief korte tijd schijnt gebeurd te zijn - heeft de heidevegetatie zich hersteld. In de profielen is te merken dat zich in deze nieuwgevormde humuslaag, binnen de grenzen van de greppel I, een welving aftekent, die niet anders kan verklaard worden dan als het restant van bedoelde heuvel. Bij de andere kringgreppels was dit niet meer te merken.

De verscheidene bijzettingen lagen zoals gewoonlijk centraal, excen-trisch of buiten greppelverband. Telkens ging het om min of meer cylinder-vormige kuiltjes waarvan de rand enigszins verwijd was (fig. 9 en 10). Op de vlakke bodem waren de gecremeerde resten al dan niet in een urn geplaatst. In graf 16 was de urn afgedekt door een schotel die als deksel fungeerde. In de graven 5, 7, 9, 15, 17, 18 en 20 werd het beenderpakket zonder waarneembare bescherming aangetroffen; mogelijk waren de resten in een doek gewikkeld. In graf 9 was het beenderpakket symbolisch afgedekt door een grote, platte scherf. In de urnloze graven 15, 17 en 20 was een bijpotje neergezet. Bijpotjes bevonden zich ook in de urnen 4 en 6, scherven van een tweede bijpotje en van een grotere pot in de bijzetting 6 en scherven van een pot in de grafurne 14. Graf 17 bevatte nog een glazen kraal en 20 een bronzen naald. In de urne 1 lag een bronzen ring en wat als de verpulverde resten van een ijzeren staafje werd aangezien. Getuigen van de aanwezigheid van bijgaven op of in de zeer nabije

omge-ving van de brandstapel zijn : de gedeeltelijk gesmolten kraal in graf 17,

(28) H. RoosENs en G. BEEX, Bronstijdgrafheuvels op de Haarterheide te Hamont (Archaeologia Belgica 81); Brussel, 1965. - G. ScHEYS, Podzolvorming belicht door archeologische

(24)

24 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

6

9

12

0

--

-

-7

10 11

ll

l

13

lm 1

8

11

14

Fig. 9. - Doorsneden van de grafkuilen. De vorm van urn 6 is niet juist

weerge-geven. - Coupes à travers les fosses funéraires. La forme de l'urne 6 n'est pas

(25)

HET GRAFYELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 25

de verbrande scherven in de graven 6 en 14, evenals de bijpotjes met verschroeide wand in de graven 15 en 17. Verbrande dierlijke resten werden herkend in graf 13.

Drie concentraties van bijzettingen trekken de aandacht. Vooreerst de urnen 1 en 2 : ze lagen tegen elkaar en waren ongetwijfeld samen begraven. De ene urne bevatte de resten van een kind, de andere van een jonge vrouw. De bijzettingen 6, 7 en 12 waren omsloten door de

g1 eppel II. Centraal lag de losse crematie 7 : een zuigeling. Nr. 6 behoorde

aan een kind, niet ouder dan 1 jaar; wegens de urn, het mooi versierde bijpotje en de fragmenten van nog twee andere potten is deze bijzetting de belangrijkste van heel het grafveldje. De urn nr. 12 bevatte nogmaals de resten van een kind, jonger dan 1 jaar. De derde concentratie bestond eveneens uit drie bijzettingen. Centraal lag de losse crematie 9 : een jong

15 17

18

19

20

0 lm

•---==---==:11••

====

=---'

(26)

26 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

kind. Daarrond stonden twee urnen met de resten van jonge kinderen. In al deze gevallen mag men wel aan familieverwantschap denken, wat Schuermans reeds vroeger liet opmerken. Ter vergelijking verwijzen wij naar het nabijgelegen grafveld van Achel-Pastoorsbos, waar vier bijzet-tingen - een vrouw en drie kinderen - samen binnen greppelverband werden aangetroffen (29).

Het anthropologisch onderzoek heeft uitgewezen dat alle bijzettingen aan vrouwen en kinderen toebehoorden. Meerdere kinderen waren over-leden in de loop van hun eerste levensjaar. De helft van de vrouwen bereikten een leeftijd boven de 25 jaar. De specifieke betekenis van deze begraafplaats is dus duidelijk. Op de onlangs opgegraven en gepubliceerde necropool van Zittaart, in de Antwerpse Kempen, stelde men eenzelfde verschijnsel vast (30).

De chronologie levert niet veel moeilijkheden op. G. Beex vestigde reeds de aandacht op het chronologisch onderscheid tussen gesloten en onderbroken kringgreppels. De volledig gesloten greppels behoren tot de oudere fase van de urnenveldencultuur. Aan deze onderscheiden grep-pelstructuur kan men evenwel niet automatisch het typologisch onder-scheid van de ceramiekvormen in Ha B en C koppelen; een geleidelijke overgang is aan te nemen.

De ceramiek van de Achelse Dijk vertoont in globo Ha B-kenmerken; ook de kerfsneeversiering behoort daartoe. Enkele elementen zoals de komvormige urn 11 en het cylindervormig bijpotje 20 gaan naar het einde van de periode. Parallellen voor sommige van onze urnen, bv. 2, 4, 10 en 11, vindt men op de N oordbrabantse grafvelden van Bennekom, Best, Goirle en Riethoven, waar de greppelstructuur op de oudere fase van de urnenvelden wijst. Een C-14-datering van houtskool uit de urne 13 gaf 760

+

150 B.C. (31).

(29) G. REEX en H. RoosENS, Een urnenveld te Achel-Pastoorsbos (Archaeologia Belgica 96); Brussel, 1967. Bijzettingen 38 a-b en 52 a-b.

(30) H. RoosENS en F. MEEX, Vlakgraven uit de late Bronstijd te Zittaart, gem. Meerhout

(Archaeologia Belgica 173); Brussel, 1975,

(31) A.N. ScHREURS; Radiocarbon Dates I, Radiocarbon 10, 1968, 32, IRPA-7 . . ' . ...,

(27)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DlJK 27

0

0

0

(28)

28 HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK

(29)

HET GRAFVELDJE BIJ DE ACHELSE DIJK 29

Fig. 13. - S. : 1/3. - Ech. : 1/3.

(30)

RESUME

SEPULTURES DE LA CIVILISATION DES CHAMPS-D'URNES A NEERPELT

Nous publions ici une série de sépultures situées dans la vaste zone

de bruyère au nord de la commune de Neerpelt (fig. 1). D'anciennes

publications font état de tombelles et d'urnes cinéraires découvertes dans des circonstances et à des endroits parfois difficiles à préciser. Ainsi, en 1847, une trentaine de tombelles pré-romaines furent signalées. Trois

urnes découvertes « dans un tumulus de la bruyère communale de

Neerpelt» furent répertoriées en 1848 aux inventaires des Musées royaux

d' Art et d'Histoire. Vers la même époque toute une série de sépultures furent bouleversées par les travaux d'aménagement de la ligne de chemin

de fer de Hasselt à Eindhoven (fig. 1, 1). En 1871, H. Schuermans explorait

systématiquement un grand nombre de petites tombelles sur un terrain

avoisinant (fig. 1, 2), ce qui permit d'enrichir les collections des Musées

d'une soixantaine d'urnes et de quelques objets en bronze.

En 1959, nous eûmes l'occasion de faire quelques constatations sur

la parcelle cadastrale n ° 186 b 5, à l' ouest de la ligne du chemin de fer

(fig. 1, 3). Suite à une coupe dans les bois de sapins, les labourages avaient

bouleversé une trentaine de dépöts funéraires <lont les cendres trainaient encore à la surface (fig. 2). Un grand tertre (fig. 2, A) avait échappé à la destruction, mais le centre avait été visité par des pillards. A quelques mètres de là (fig. 2, B), nous eûmes la chance de découvrir une urne contenant un petit vase accessoire et les ossements calcinés d'une jeune

femme (fig. 3, 1). Parmi les tessons ramassés un peu partout sur le terrain,

on identifia des types de céramique d'habitat de date plus récente que les urnes funéraires (fig. 3, 2-11).

D'autres trouvailles sont à mentionner dans les environs immédiats

(fig. 1, 4-6). Ainsi, M. Conincx avait déterré dans une tombelle une urne

remplie d'ossements, parmi lesquels se trouvaient une pointe de silex

et un anneau en bronze (fig. 3, 12-14). L'abbé Claassen, de son cöté,

avait fouillé un tertre pour y trouver un dépöt secondaire : l'urne contenait

les ossements d'un homme d'au mains 50 ans (fig. 3, 15). Il nous fut

rapporté que notablement plus au nord (fig. 1, 7 et 8) d'autres dépöts

funéraires avaient été saccagés soit par le labourage, soit par des amateurs peu consc1enc1eux.

(31)

,.

1

RESUME 31

En 1962 et 64 nous pûmes fouiller avec succès la parcelle cadastrale n° 186 q 5 (fig. 4), au lieu-dit Achelse Dijk (fig. 1, 9). Cette parcelle constitue une faible éminence sur la rive gauche de la rivière Prinsenloop. L'ancienne surface y est recouverte d'une épaisse couche de sable de dune, gräce à quoi le niveau archéologique était intact. Quatre fossés circulaires entourant un dépöt central se dessinaient parfaitement dans le sol (fig. 5 et Pl. I, n os I à IV). Les au tres dépöts, 17 au total, <lont les 5 premiers avaient été mis au jour dans le flanc de la dune, étaient logés soit à l'intérieur des fossés circulaires, soit à 1' écart des tertres. Les cendres étaient géné-ralement contenues dans une urne; dans 5 cas seulement elles avaient été confiées à la terre sans protection visible; 5 dépöts étaient pourvus d'un petit vase accessoire.

Les mobiliers funéraires sont représentés aux fig. 6 à 8 et 11 à 14; pour les coupes des fosses funéraires, voir fig. 9 et 10.

Nous voudrions attirer l'attention sur quelques particularités des rites funéraires. Les urnes 1 et 2, <lont la première contenait les cendres d'un enfant et l'autre celles d'une jeune femme, étaient déposées cöte à cöte. Les tombes 6, 7 et 12, appartenant à des enfants de moins de un an, étaient englobées à l'intérieur du fossé II. Les dépöts 8, 9 et 10, également de jeunes enfants, étaient logés l'un près de l'autre (voir Pl. 1). L'examen anthropologique a permis d'attribuer toutes les sépultures à des femmes et à des enfants; 5 des 10 femmes avaient moins de 25 ans.

Par les fossés circulaires fermés et la céramique de type Ha B, eet ensemble est daté de la phase ancienne des champs-d'urnes.

Malgré les déprédations causées par le labourage et les pilleurs, les recherches de 1959 et de 1962 à 64 ont permis d'identifier une vaste zone sépulcrale qui s'étend sur une distance de 1,5 km le long de la rive gauche du Prinsenloop. Des constatations analogues ont pu être faites

à d'autres endroits en Campine. Ces vastes nécropoles se composent de plusieurs concentrations de dépöts funéraires soit sous tombelle, soit en terrain plat. Certains coins étaient réservés aux femmes et aux enfants. Ces nécropoles furent en usage pendant des siècles et leur chronologie couvre parfois toute la période de la civilisation des champs-d'urnes.

(32)

DE CREMATIERESTEN VAN NEERPEL T-ACHELSE DIJK Dr. med. P. JANSSENS

1. Kleine hoeveelheid minuscule beenderresten waaronder twee stukjes van het schedeldak. Het been is bijzonder dun. Resten van een kind. 2. Het grootste fragment meet 44 mm. Behalve de beide rotsbeenderen ook veel schedelfragmenten. De sutuur vertoont nergens sporen van vergroeiing. De schedelfragmenten zijn dun, ook de gedeelten van de diaphysen der lange beenderen die een slanke bouw doen veronderstellen. Praktisch geen fragmenten van wervellichamen. Resten van een vrouw. De open schedelnaden eneïZijds en het ont-breken van resten der groeischijven wijzen op een leeftijd van ten hoogste 25 jaar.

3. 450 gram sterk gecremeerde beenderen. Het grootste fragment is 64 mm lang. Vrij veel kleine stukken van diaphysen, een deel van een femurkop, een deel van de trochlea humeri en van een femurcondyle. Ook vrij veel wervelbogen, terwijl de wervellichamen ontbreken met uitzondering van twee halswervellichamen. Deze zijn klein en licht van bouw, zonder sporen van osteophyten. Nergens sporen van groeischijfresten. Van het schedeldak verscheidene fragmenten met delen der naden, waaronder deze van de parietalia en het occipitale. De spieraanhechting is vrij gering. Nergens een begin van vergroeiing. Resten van een vrouw die ten hoogste 25 jaar oud werd.

4. Totale hoeveelheid beenderen 340 gram. Het grootste fragment, een stuk van het darmbeen, is 61 mm lang. Slechts weinig platte schedel-fragmenten; deze zijn dun. De schedelnaad bleek vergroeid. Een deel van de coronale naad vertoont geen synostose. Grote hoeveelheid redelijk goed bewaarde wervellichamen en fragmenten van lichamen en bogen. Een deel hiervan draagt een zeer sterk ontwikkelde osteo-phyt, die de naam van « papegaaibek » volledig waard is. De wervel-lichamen zijn klein en fijn van bouw. Ook van het bekken zijn vrij veel fragmenten aanwezig, zoals het reeds vermelde darmbeenstuk, een zitbeenknobbel en delen van de gewrichtspannen. Te vermelden is nog een volledig middelhandsbeen van de rechterhand, waarvan de bouw zeer licht is; van het gebit, een vrij sterk afgesleten linker onderste molaar. Resten van een vrouw van ongeveer 45 jaar.

(33)

DE CREMATIERESTEN VAN NEERPELT-ACHELSE DIJK 33 5. Geringe hoeveelheid zeer fijne beenderresten van een zeer jong kind. 6. Totaal gewicht 120 gram. Het grootste fragment meet 60 mm.

Voor-namelijk stukken van dunne diaphysen en dito schedelbeenderen, ook een enkel tandworteltje. Een diaphyse van een voorarmbeen wijst op een kind in zijn eerste levensjaar.

7. Acht minieme, platte schedelstukjes, waarschijnlijk afkomstig van een pasgeborene of zuigeling.

8. Totaal gewicht van 50 gram. Het grootste stuk meet 44 mm. Frag-menten van platte, bijna papierdunne schedelbeenderen, een klein rotsbeentje, stukjes van diaphysen en een deel van een linker os zygomaticum. Resten van een jong kind, echter geen zuigeling meer. 9. 15 gram beenderen, waarvan het grootste stuk 55 mm meet.

Voor-namelijk stukken van dunne diaphysen en enkele zeer dunne, platte schedelfragmenten, waaronder één met een volledig open sutuur. Kind van hoogstens enkele jaren oud.

10. Beide kleine rotsbeenderen en een gedeelte van een os temporale met de fossa mandibularis en het processus zygomaticus, zowel van de rechter- als van de linkerzijde. Verder deeltjes van zeer dunne dia-physen. Resten van een kind in het eerste levensjaar.

11. Het grootste stuk meet 39 mm. Het totale gewicht bedraagt 140 gram. Beide rotsbeenderen, talrijke delen van dunne diaphysen en van platte schedelbeenderen. Ook verschillende fragmenten van vinger-kootjes met groeischijf aan het proximale uiteinde, tandwortels en één volledig tandje van een melkgebit. Kind, waarschijnlijk hoogstens 6 jaar oud.

12. 25 gram beenderen; grootste fragment 56 mm. Voornamelijk zeer dunne schedelfragmenten met beide rotsbeenderen. Het grootste fragment is een deel der diaphyse van een rechtse humerus. Resten van een kind van ten hoogste één jaar oud.

13. Totale hoeveelheid beenderen 1230 gram; grootste fragment 83 cm lang. Corpora van verschillende lendenwervels zonder spoor van arthrose. Een goed bewaarde trochlea humeri meet 25 mm. Van de schedel een rotsbeen en een tand. De platte schedelfragmenten laten geen nadere leeftijdsbepaling toe. Misschien een volwassen vrouw, waarvan de maximale leeftijd niet kan geschat worden. Tussen de beenderresten lagen de gecremeerde beide derde phalanges van de mediale tenen van de voorpoten van een hert.

(34)

.1

:

'

1

34 DE CREMATIERESTEN VAN NEERPELT-ACHELSE DIJK

14. 600 gram beenderresten; grootste fragment 49 mm. Van de schedel, naast de beide rotsbeenderen, delen van dunne parietalia. Twee stukken hiervan vormen een gedeelte van de volledig open sutura sagittalis. Het rechter processus mastoides heeft een fijne, spitse vorm. Van het gebit drie tandwortels. De dens epistrophei is vergroeid. Aan de diaphysen van de lange beenderen geen resten van een groeischijf. Vrouw van ongeveer 25 jaar oud.

15. 270 gram beenderresten; het grootste stuk meet 58 mm. In hoofdzaak

enkele grote fragmenten van dunne, platte schedelbeenderen en diaphysen. Groeischijven niet aanwezig; de suturen staan open. Naar alle waarschijnlijkheid een volwassen, maar nog jonge vrouw waarvan de maximale leeftijd niet te bepalen is.

16. 1190 gram beenderfragmenten; grootste stuk 114 mm. Van de schedel de beide rotsbeenderen, een volledig en bijzonder fijn gebouwd

mastoid-uitsteeksel en een gedeelte van de onderkaak tussen

linker-hoektand en de tweede premolaar, een processus muscularis en arti-cularis van hetzelfde been, delen van beide oogkassen en enkele platte schedelfragmenten. Delen van de bekkenbeenderen en van de ribben. Een wervellichaam van een lendenwervel met uitgesproken

osteo-phyten. Delen van de gewrichtspannen van schouder en heup; een

distale epiphyse van een ulna, een rechter os naviculare pedis en een eerste metatarsaal zonder basis. Resten van een vrouw op rijpere leeftijd, maar nog niet seniel.

17. Nauwelijks 60 gram. Zeer kleine, dunne delen van schedel en dia-physen, waarschijnlijk van een kind.

18. 120 gram beenderresten; grootste fragment 61 mm. Voornamelijk fragmenten van platte schedelbeenderen en dunne diaphysen. De naden vertonen een beginnende vergroeiing. Sporen van groeischijven ontbreken. Een tandwortel. Rest van een volwassen vrouw, waarvan de maximale leeftijd niet is vast te stellen.

19. 720 gram beenderen; grootste fragment, een stuk plat schedelbeen, 68 mm. In hoofdzaak sterk gecremeerde, kleine fragmentjes, dikwijls door de hitte gespleten. Van de schedel vele platte schedelfragmenten, delen van de bovenkaak met de alveolen van de tandboog, beide rotsbeenderen en een afgesleten molaar. De diaphysen zijn dun en

de epifyse stukken vertonen nergens sporen van een groeischijf. Een

kleine patella en een bijna volledig os naviculare zijn duidelijk herken-baar. Ongetwijfeld de resten van een volwassen vrouw waarvan de maximale leeftijd niet te bepalen is.

(35)

\

DE CREMATIERESTEN VAN NEERPELT-ACHELSE DIJK 35

20. 520 gram zeer kleine vermorzelde beenderresten; grootste fragment 46 mm. Van de schedel veel dunne stukjes; de sutuur bleek nergens vergroeid. Fragment van de onderkaak met enkele alveolen en één

rotsbeen. Bij de lange beenderen geen sporen van een open groeischijf.

(36)

INHOUDSTAFEL

Inleiding

De noodgraving op de Grote Heide Het grafveldje bij de Achelse Dijk

Résumé . . . .

De crematieresten van Neerpelt-Achelse Dijk

5

8

12 30

32

,,

(37)

'

'

'

'

'

'

'

'

'

' '

.i

eh

.j

.1 ::; n em 0 •q

,,

'

silex

(Q)

crematie in urn

~

crematie met bijpotje

Cl)

losse crematie

paalspoor

Algemeen opgravingsplan. - Plan général.

'

' '

'

'

'

'

'

'

.g

et

'

'

k•'

' ' '

ee

ed

'

,', (j)

20

'

F t

(Q)

19 Pl. 1.

NEERPELT

«Achelse Dijk»

1962 64

() 5 lûm

(38)

A C E Greppel Turn.il Greppel Turn.I

®

,

1

1 .

~

11 Greppel Turn.N Greppel Turn.il D

~~~~~

~

~:

~

~

,g_g&s9~~~

~~

~~~z~

~~~~~

~

~~~~

~I ~ . ., 1

i

i

1 1 1 1 Greppel Grepµel

Turn.& Turn.I

Greppel Turn.!

Profielen doorheen de graven en kringgreppels. - Profils à tl'avers fosses et fossés circulaires.

0 Pl. II. Legende 2m Greppel Turn.! Oppervlak 1962-6-4 Stuifzand Heidepodsol A 1 C F

(39)

@

lmprimerie Maison d'Edltlon, s.c., 6001 Marcinelle

Serv. N Nat. Die

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op uitnodiging van een Indonesiër heb ik ook nog een keer een wedstrijd op het veld meegedaan, maar dat is in de hitte niet erg aan te raden (tenminste voor de bule’s, zo worden

Anthogyr kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit of zou kunnen voortvloeien uit normale slijtage, gebruik of reiniging of onjuist onderhoud, het niet

The appli- ance switches on at speed level 1, If the cooker hood is on depress the push-button for ½ a second to switch off the cooker hood. If the cooker hood is at speed level 1

printen 4 (duplex) Handmatig dubbelzijdig printen (aanbevolen voor afwijkende papier formaten die niet worden ondersteund door automatisch dubbelzijdig printen). Folder printen

printen 4 (duplex) Handmatig dubbelzijdig printen (aanbevolen voor afwijkende papier formaten die niet worden ondersteund door automatisch dubbelzijdig printen). Folder printen

De vogel op de linker foto heeft een te minimale vleugeltop tekening, de topjes moeten donkerder van tint.. De vogel op de rechter foto heeft een mooie

Met de optionele super hoge capaciteit tonercartridge voor 12.000 1 pagina’s kunnen de printkosten verder omlaag worden gebracht. Ontworpen voor een veeleisende bedrijfsomgeving,

Zijn bovenbenen waren dun en knokig, maar ik zat stil om zo lang mogelijk te mogen blijven, hem het gewicht van mijn lichaam niet te laten voelen en het moment uit te stellen