w w w .g eo -in fo .n l • V ak bla d v an G eo -In fo rma tie N ed er lan d 20 16 • j aa rg an g 1 3 • N um m er 4
Overstromingsbeheer in een app
Het beste kindermuseum ter wereld: GeoFort
Hop, de toekomst in met de BGT
Trimble R8s and R9s GNSS Receivers.
With the flexibility to order the options and features you
need now, the Trimble
®R8s and R9s GNSS receivers can be
configured a-la-carte to your specifications. Satisfy your
must-haves and budget today, while protecting your technology
investment for the future.
trimble.com/SurveyGNSS
Flexible for what you need today.
Scalable for what you want later.
© 2 01 6. Trimble Na vig ation Limit ed. All right s r es er ved. PN GE O-098A (06/1 6)
Klare taal
Update je profiel op de
website door rechtsbovenin
in te loggen. Word nog beter
vindbaar op de website en
zorg dat je voor jou relevante
informatie ontvangt.
Zo las ik onlangs in het NRC de column van Japke-d. Bouma over
jeukwoorden. Woorden als co-creatie, een stip aan de horizon, oplijnen en
waarde creëren. Woorden die ons allemaal wel eens ontglippen, omdat ze
goed klinken in het gesprek dat we voeren. Ik moest vreselijk lachen om de
column, maar dat ging vooral om de manier waarop Japke er de draak mee
stak. Gelukkig dat het daardoor grappig werd, want anders was het eigenlijk
heel droevig. Waarom krijgen we jeuk van dergelijke woorden? Bij mij zit de
irritatie erin als ze inhoudsloos worden gebruikt. Het zijn ‘feel-good’-woorden.
‘Verbinden’ klinkt gewoonweg mooi, vooral als we niet weten hoe we dat
aanpakken. En ‘samen waarde creëren’, alsof we de rest van de dag zinloze
zaken doen. En soms kom ik tegen dat iemand zoveel van deze ronkende,
sussende woorden gebruikt, dat ik niet meer begrijp wat de boodschap is.
Of dat ik betwijfel of die er ook is.
In de geosector liggen de jeukwoorden ook op de loer. Hoe vaak ik niet
heb gehoord dat de geosector zich moet verbinden met andere sectoren.
Of dat er veranderopgaven zijn –zoals de Omgevingswet- die we samen
moeten oppakken. Ook in deze Geo-Info heb ik ze gezien, niets menselijks is
onze auteurs vreemd. Maar laten we erop gaan letten, dat we de boodschap
niet verpakken in afleidende taal. Klare taal, die moeten we spreken. Duidelijk,
begrijpelijk en met inhoud. Volgens mij hebben we deze mooie woorden
niet nodig, omdat met geo zoveel mooie dingen gedaan worden, dat die
voor zichzelf spreken. Dat willen we ook in deze editie van Geo-Info weer
doen. Dus in plaats van het jeukwoord ‘alles is locatie’ te bezigen, te vertellen
hoe sensortechnologie in combinatie met ‘the internet of things’ kan leiden
tot efficiënte inrichting en gebruik van openbare ruimte. ‘De kracht van geo’
laten zien in de manier waarop combinatie van open geodata bedrijven kan
helpen optimale vestigingslocaties te vinden. Of hoe door ‘samenwerken’
data van verschillende partijen over werkzaamheden aan openbare werken,
omleidingen en manifestaties (kermis, markt) voor gebruikers beschikbaar
wordt gemaakt. Niet alleen om te informeren, maar om juist door informatie
te delen activiteiten af te stemmen en daarmee de hinder voor burgers te
verminderen. En dat een overstromingsapp geen ‘gadget’ meer is, maar een
middel om efficiënt hulp te organiseren ingeval van een dreigende ramp.
Ook de artikelen over het belang van basisinformatie voor de uitvoering van
de Omgevingswet en Kartografie voor kaartbeheerders, gericht op het vinden
en interpreteren van de juiste informatie voor de klant, vind ik getuigen van
klare taal. Maar genoeg hierover. ‘Klare taal’ of ‘jeukwoorden’, het gaat om het
verhaal, de inhoud. En als die reactie oproept, dan is die in ieder geval verstaan!
Sytske Postma
Vul je
profiel in!
Trimble R8s and R9s GNSS Receivers.
With the flexibility to order the options and features you
need now, the Trimble
®R8s and R9s GNSS receivers can be
configured a-la-carte to your specifications. Satisfy your
must-haves and budget today, while protecting your technology
investment for the future.
trimble.com/SurveyGNSS
Flexible for what you need today.
Scalable for what you want later.
© 2 01 6. Trimble Na vig ation Limit ed. All right s r es er ved. PN GE O-098A (06/1 6)
Agenda GIN
Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Hoofdredacteur Roelof Keppel Redacteuren
Adri den Boer, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch, Felix van Veldhoven Bladmanagement
MOS bv, Nijkerk Inzenden kopij
Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie
MOS bv Jan van de Vis Telefoon: (033) 247 3415
E-mail: acquisitie@mos-net.nl of gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag
Vormgeving en druk
VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470
E-mail: administratie@geo-info.nl Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2016 Persoonlijk lidmaatschap: € 65,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 120,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 260,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw).
Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl.
Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar.
© 2016. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur.
ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430
Geo-gebruikersfestival Datum: 6 september Locatie: Provinciehuis Zwolle
Organisatie: ministerie van IenM, PDOK, Kadaster en Geonovum
Meer info: www.geonovum.nl/onderwerpen.3d-doorbraak/agenda/geo-gebruikersfestival GIN Regio Zuid
Datum: 13 september
Onderwerp: Geografie van Alles, het zesde zintuig Locatie: Eindhoven
Tijd: 15.30-20.00 uur
Meer info: www.geo-info.nl/regios CLGE
Datum: 22 t/m 24 september Locatie: Riga, Letland
GIN Regio Noord Datum: 26 september Locatie: Groningen Tijd: 17.00-20.00 uur
Meer info: www.geo-info.nl/regios Flagis seminarie
Datum: 6 oktober
Onderwerp: Geospatial Intelligence Locatie: Sportoase Leuven, België Meer info: www.flagis.be GeoBuzz
Datum: 22 en 23 november
Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch Meer info: www.geobuzz.nl
w ww .g eo -in fo .n l • V ak bla d v an G eo -In fo rma tie N ed er lan d 20 16 • j aar gan g 1 3 • N umm er 4
Overstromingsbeheer in een app Het beste kindermuseum ter wereld: GeoFort Hop, de toekomst in met de BGT
Verdwenen spoorlijnen in Nederland
Foto cover: Verdwenen spoorlijn in Nederland
...en verder
4
De Aanbestedingswet 2012 wijzigt
6
Monitoring in buitengebieden
nu energiezuinig en goedkoop
12
MobilityLabel
15
In memoriam –
Prof.Dr.-Ing. Karl-Friedrich Thöne
16
Vakidiotie en tatoeages
17
Column Jong Leefomgeving -
Roel van Wijk
18
Verslag – Leefbaarheid Venrayse
wijken in kaart
21
Column – Arnold Bregt
22
Vernoemde landmeter
in archiefwereld
28
Reacties artikel ‘Hogere
Nederlandstalige opleidingen
Geodesie’
30
Het belang van basis-
informatie bij de uitvoering
van de Omgevingswet
32
Verslag – Afscheid van
de BGT-transitieperiode:
goed voor de klant!
34
Kartografie voor kaartbeheerders
40
Verslag – ‘Monument voor een
landmeter’ onthuld in Zwolle
43
Open Kaart – Infrastructuurvisie
Noord-West-Nederland
44
Verslag – Regio west: ‘Smart Cities
en Geo-Informatie’
47
Column VODK – Ine de Visser
51
Verslag – Cartodag 2016
54
Verslag – Omgevingswet leeft
op DataLand-congres
56
Verslag - ISPRS-congres 2016
In dit nummer ...
39
Hop, de toekomst in
met de BGT
48
Het beste kindermuseum
ter wereld: GeoFort!
26
Overstromingsbeheer
in een app
10
Boek – Atlas van de
verdwenen spoorlijnen
in Nederland
24
GIPOD, informatie
zonder omwegen
Hop,
de toekomst in
met de BGT
Nieuwe procedures voor aanbestedingen met een innovatief karakter
In de gewijzigde AW2012 [1] (er is dus geen nieuwe aanbestedingswet) zijn twee nieuwe procedures opgenomen met als doel om innovatiever te kunnen aanbesteden. Daar bedoelen we mee dat er meer ruimte is voor dialoog tussen de markt en de aanbestedende dienst, vanzelfsprekend binnen de beginselen van het aanbestedingsrecht (non-discriminatie, gelijkheid, transparantie, objectiviteit en proportionaliteit).
Mededingingsprocedure met onderhandeling (MMO)
Als eerste is er de “mededingingsprocedure met onderhandeling”. Deze procedure komt in de plaats van de “onderhandelingsprocedure met aankondiging”. De MMO kan worden toegepast voor opdrachten met een ontwerp- of innovatief karakter waar gebruik van de oude procedure in een veel beperkter aantal gevallen mogelijk was. De nieuwe procedure start met een publicatie op TenderNed, er wordt al dan niet na selectie ingeschreven, en over de inschrijvingen wordt onderhandeld. Er mag daarbij niet worden onder-handeld over de gunningscriteria (bijvoorbeeld na de onderhandeling “aanpasbaarheid” als gunnings-criterium introduceren) en de minimumeisen.
Innovatiepartnerschap (IP)
Het IP is bedoeld voor innovatieve trajecten waarbij de innovatie en de aankoop (conform de vooraf bekendgemaakte minimumeisen en maximum-kosten) van de resulterende oplossing in een keer worden aanbesteed. De procedure kan volgens de wet worden toegepast “..voor een overheidsopdracht
die is gericht op de ontwikkeling en aanschaf van een innovatief product of werk of een innovatieve dienst welke niet reeds op de markt beschikbaar is.”
De procedure zorgt ervoor (althans, daar gaat de wetgever van uit) dat met deze procedure wordt voorkomen dat een onderhands gegund innovatietraject (met een opdrachtwaarde onder de drempel) tot gevolg heeft dat de resulterende oplossing (met een opdracht boven de drempel-waarde) zonder marktwerking bij de partij terecht komt die het innovatietraject heeft uitgevoerd. Voor de aanbestedende dienst voorkomt deze procedure dat er wellicht twee keer aanbesteed moet worden, maar ook dat marktpartijen niet inschrijven op een oplossing die het resultaat
is van het door een andere partij uitgevoerd innovatietraject.
De procedure van het IP start met een publicatie op TenderNed. In de aanbestedingsstukken moet in ieder geval informatie over de minimumeisen, de gunningscriteria en intellectuele eigendom worden opgenomen. Deze informatie moet zodanig zijn dat ondernemers in staat zijn te bepa-len wat de aard en strekking van de gevraagde oplossing zijn en te beslissen over deelneming aan de procedure. Vervolgens worden al dan niet na selectie door een aantal ondernemers eerste inschrijvingen uitgebracht. De aanbestedende dienst onderhandelt vervolgens over deze en volgende inschrijvingen (maar niet over de gunningscriteria en de minimumeisen) om zo de inschrijvingen te verbeteren. Er kunnen dan inschrijvers afvallen (mits dat in de aanbestedings-stukken is vermeld) tot het aantal overblijft dat de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken heeft geformuleerd. Deze inschrijvers brengen een definitieve inschrijving uit waarover niet meer wordt onderhandeld. Met de inschrijver(s) die de winnende inschrijving heeft dan wel hebben uitgebracht sluit de aanbestedende dienst dan het IP.
Nu is het in het dagelijks spraakgebruik niet altijd duidelijk wat met ‘innovatie’ wordt bedoeld. De wet brengt hier ook geen duidelijkheid in, het wachten is dan ook op de eerste jurisprudentie uit de lidstaten of interpretatie door het Hof van Jus-titie van de Unie. Dat geldt ook voor de uitvoering van de MMO-procedure: in de wet is wel een stap-penplan opgenomen, maar de exacte uitvoering ervan kan op vele manieren worden gedaan. Het voorgaande geldt onverkort voor producten van overheidsdiensten op het gebied van geo-informatie. Veel overheidsdiensten vinden zichzelf innovatief op het gebied van geo-informatie, maar het is maar helemaal de vraag of zij dit wel zijn in de zin van de wet. Het is dan ook zaak dat aanbe-stedende diensten goed beslagen ten ijs komen wanneer zij besluiten aan te besteden volgens een procedure met een innovatief karakter. In een aantal gevallen zal professioneel advies nodig zijn!
EMVI als enige gunningscriterium Tot nu kende de AW2012 twee gunningscriteria: “Laagste prijs” en “Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI)”. Bij gebruik van EMVI konden
Sinds april 2013 is in Nederland
de Aanbestedingswet 2012
(AW2012) van kracht. In 2014
zijn de Europese richtlijnen met
betrekking tot aanbesteden
aangepast, reden waarom de
Aanbestedingswet 2012 in 2016
alweer gewijzigd moest worden.
De Nederlandse overheid heeft
van deze gelegenheid gebruik
gemaakt om ook het “flankerend
beleid” (het Aanbestedingsbesluit,
de Gids Proportionaliteit en het
Aanbestedings Reglement Werken)
te wijzigen. Als alles is gegaan zoals
gepland zijn de nieuwe wet en het
flankerend beleid per 1 juli 2016 in
werking getreden. Wat is er dan
veranderd voor u, werkzaam bij een
aanbestedende dienst, leverancier
of dienstverlener op het gebied van
geo-informatie? De volgens ons
voor u belangrijkste veranderingen
hebben we op een rij gezet.
Door Jos Anneveld en Ronald Vroom
De Aanbestedingswet 2012 wijzigt
dan naast prijs andere elementen een rol spelen als subgunningscriterium. Gebruik van EMVI was het uitgangspunt, gunnen op “Laagste prijs” moest gemotiveerd kunnen worden. In de gewijzigde AW2012 wordt de term “EMVI” gebruikt als overkoe-pelende term voor alle gunningscriteria. Hiermee geeft de wetgever aan dat vanuit de aanbeste-dende dienst altijd gestreefd moet worden naar de economisch beste oplossing. De gewijzigde AW2012 kent drie mogelijke gunningscriteria: • De beste prijs-kwaliteitsverhouding; • Laagste prijs op basis van kosteneffectiviteit; • Laagste prijs.
Ad 1. Dit is het gunningscriterium “EMVI” van vóór de gewijzigde AW2012 waarbij het opvallend is dat het kenmerk “prijs” niet meer als te hanteren element (naast functionaliteit etc.) in de wet [2] wordt genoemd.
Ad 2. De bepaling van de “laagste prijs op basis van kosteneffectiviteit” kan plaats vinden aan de hand van de levenscycluskosten. Deze hebben betrekking op [3] de aanschafprijs maar ook op de kosten voor verwerving, gebruikskosten, onderhouds kosten, en kosten volgend uit het einde van de levenscyclus. Ook kosten van externe milieu-effecten kunnen hierin worden meege-nomen, maar dan moeten de effecten wel op geld waardeerbaar zijn. Kennelijk is er ruimte voor creativiteit en kan de bepaling ook op andere wij-zen plaats vinden gegeven het gebruik van “zoals” in art. 2.114 lid 2 sub: “b. laagste kosten berekend op
basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscyclus-kosten, bedoeld in artikel 2.115a.”
Ad 3. Gebruik van het criterium laagste prijs is in toegestaan mits deugdelijk gemotiveerd. Denk hierbij aan de verwerving van homogene massaproducten in een volwassen markt met voornamelijk prijsconcurrentie.
Natuurlijk moet de aanbestedende dienst bij gebruik van gunningscriteria 1 en 2 in de aanbeste-dingsdocumenten nog steeds aangeven wat de relatieve gewichten van de gekozen kenmerken of hun volgorde van belangrijkheid is.
Het voorgaande is een reden temeer om de zakelijke rechtvaardiging voor Geo-ICT projecten, waarover Jos Anneveld een artikel publiceerde in Geo-Info 2016-1, in orde te hebben.
Percelen
Een belangrijk doel van de wetgever is het vergro-ten van de toegang voor het MKB tot (Europese) aanbestedingen. Waar de aanbestedende dienst tot nu toe de keuze heeft om een opdracht of raamovereenkomst in percelen te verdelen, is in de gewijzigde AW2012 de hoofdregel dat er een verdeling in percelen wordt gehanteerd tenzij deugdelijk gemotiveerd kan worden waarom niet. Bij de indeling in percelen moet de aanbe-stedende dienst ook in de gewijzigde AW2012 de verdeling zo maken dat de toegang voor het MKB niet wordt gehinderd. Daartoe zal zij de verde-ling moeten baseren op de kenmerken van de opdracht, en de mate waarin percelen voor wat betreft aard en omvang interessant kunnen zijn voor het MKB. Als er een verdeling in percelen wordt gehanteerd kan een inschrijver er voor kiezen (als de aanbestedende dienst dat toestaat) een combinatie-inschrijving in te dienen. In dat geval wordt met één inschrijving ingeschreven op twee of meer percelen. Daarbij kan de inschrijver de voorwaarde stellen dat hij de opdracht alleen zal uitvoeren als hij alle percelen waarvoor hij de combinatie-inschrijving heeft ingediend gegund krijgt. Daarnaast heeft de aanbestedende dienst de mogelijkheid om het aantal percelen dat aan een inschrijver wordt gegund te beperken, maar dan moet wel vooraf helder zijn hoe er wordt vastge-steld welke percelen niet worden gegund.
Verlicht regime 2B-diensten vervalt Met de invoering van de gewijzigde AW2012 vervalt [4] ook het verlichte aanbestedingsregime (melden van de gegunde opdracht) voor de 2B-diensten waar geen sprake is van een grensoverschrijdend belang. Dit betekent dat diensten voor de terbe-schikkingstelling van geo-personeel (detachering), en tijdelijk geo-personeel (interim personeel, uitzendkrachten) Europees moeten worden aanbesteed indien de opdrachtwaarde ervan boven de drempelwaarde [5] uitkomt. Aanbeste-dende diensten en leveranciers, let dus goed op: als de waarde van het met een leverancier gesloten detacheringscontract boven de betreffende drem-pelwaarde uitkomt, moet dit Europees worden aanbesteed!
Elektronisch aanbesteden verplicht Alle aanbestedingen volgens nationale en Europese procedures moesten al op TenderNed gepubliceerd worden. Het wordt (als het wets-voorstel wordt aangenomen) vanaf 1 juli 2017 ook verplicht om de communicatie tussen inschrijvers en aanbestedende diensten (in ieder geval de vra-gen, de Nota(‘s) van Inlichtinvra-gen, verduidelijkende documenten en de inschrijving) elektronisch te laten verlopen. Dat hoeft niet via TenderNed, maar dat kan wel. Vaak worden door aanbestedende diensten een elektronisch inkoop- en aanbeste-dingsplatform als Negometrix, Commerce-hub of
CTM solution gebruikt. Er wordt dan vanuit één van deze platforms gepubliceerd op TenderNed waarbij in de publicatie wordt verwezen naar een website die toegang biedt tot de aanbesteding. Voor iedere aanbestedende dienst die nog niet de beschikking heeft over een elektronisch inkoop- en aanbestedingsplatform is het nu toch echt het moment om actie te ondernemen. Ook indien u slechts sporadisch Europees aanbesteedt, want de platforms ondersteunen ook meervoudig onder-handse aanbestedingen, dynamische aankoop-systemen (marktplaatsen), erkenningsregelingen, groslijsten, en niet te vergeten functionaliteiten voor contractmanagement!
Leveranciers moeten er voor zorgen dat ze om kunnen gaan met de platforms die hen door de aanbestedende diensten worden aangeboden. Dat is niet moeilijk maar kost even wat inspanning. Gelukkig beseffen de aanbieders van de platforms dat goede ondersteuning van leveranciers belang-rijk is en is de ondersteuning, ook naar leveranciers, van een goed niveau.
Tot slot
De komende wijzigingen in de Aanbestedingswet zullen in de dagelijkse praktijk wel even wennen zijn, zowel voor de aanbestedende diensten als voor de leveranciers. Er zal nog veel over geschre-ven, geklaagd en geprocedeerd worden, en zo blijft het aanbestedingsrecht in ontwikkeling.
Referenties
[1] Strikt genomen het wetsvoorstel “Implementatie aanbe-stedingsrichtlijnen voor opdrachten boven de Europese drempelwaarden en concessierichtlijn (EK 34.329)” [2] Art. 2.115 lid 2 gewijzigde AW2012
[3] Art. 2.115a AW2012
[4] Strikt genomen is het verlichte regime al sinds 18 april 2016 vervallen, aangezien de Europese Richtlijnen voor dit onderdeel rechtstreekse werking hadden omdat Neder-land de Richtlijnen niet op tijd had geïmplementeerd. [5] De opdrachtwaarde exclusief BTW en inclusief opties.
Deze bedraagt voor de centrale overheid € 135.000, voor andere aanbestedende diensten € 209.000, en voor zoge-naamde speciale sectorbedrijven (sectoren water- en ener-gievoorziening, vervoer en postdiensten) € 418.00
mr.ir.Jos C. Anneveld is DGA van Cernan BV en als onafhan-kelijk adviseur verbonden aan AeroVision BV. Jos is te bereiken via jos.anneveld@aerovision.nl. Ronald Vroom is als senior pro-curement specialist verbonden aan Precure-IT, onderdeel van Emirator. Hij is gespecialiseerd in IT-sourcing en aanbestedings-recht. Ronald is te bereiken via r.vroom@precure-it.com.
De Aanbestedingswet 2012 wijzigt
Het is al lang niet meer zo dat alleen mensen met elkaar verbonden zijn via het internet. Volgens Gartner waren er eind 2015 bijna vijf miljard apparaten aangesloten op het internet. In 2020 zijn dat er meer dan 20 miljard. Een nieuw tijdperk is aangebroken, dat van het
internet der dingen.
Het internet der dingen (ook wel Internet
of Things of IoT) biedt ongekende
moge-lijkheden, zeker in combinatie met slimme algoritmen. Met sensoren kun je van alles meten, bijvoorbeeld de temperatuur, snelheid of afstand tot obstakels. Actuatoren maken het mogelijk om invloed uit te oefenen op de omgeving, bijvoorbeeld door een ventilator aan te zetten, de snelheid aan te passen of de richting te veranderen. Apparaten met senso-ren en actuatosenso-ren zijn verbonden met internet en communiceren met elkaar. Ze zijn ‘semi-intelligent’ en nemen zelfstandig beslissingen. Denk aan tuinberegening die automatisch aan gaat wanneer de grond te droog is, maar ook aan zelfsturende auto’s.
Infrastructuur
Om de mogelijkheden van het internet der dingen beter te kunnen benutten, is een goede infrastructuur nodig voor het verzenden van berichten. Omdat het aantal apparaten naar verwachting snel toeneemt, is het belangrijk dat deze infrastructuur schaalbaar is. LoRa is een technologie die hier bij uitstek geschikt voor is. LoRa-technologie is geënt op de LoRaWAN open standaard. LoRaWAN staat voor Long
Range Wide Area Network. Er zijn verschillende
partijen die een LoRa-netwerk aanbieden. Afhankelijk van de eisen die je stelt aan de infra-structuur, kies je voor het LoRa-netwerk van een commerciële partij als KPN of bijvoorbeeld
voor het open source The Things Network. Je kunt er zelfs voor kiezen om je eigen, private LoRa-netwerk in de lucht te brengen.
LoRa-technologie
Een LoRa-netwerk bestaat uit nodes, gateways en de backend (zie figuur 1).
Nodes communiceren met gateways via radiosignalen. Ze zijn niet verbonden met het internet. Nodes zijn gekoppeld aan sensoren en actuatoren. Ze geven sensormetingen door aan de gateways en sturen op basis van ontvangen berichten actuatoren aan. Gateways kunnen via radiosignalen berichten van nodes ontvangen, maar ook berichten naar nodes versturen. Gateways communiceren via het internet met de backend servers. Gateways doen dienst als router. Ze sturen berichten van de nodes door naar de backend, en vice versa. Berichten op de backend servers kunnen via het internet opgevraagd en verwerkt worden in je eigen applicatie. Hiervoor zijn koppelvlak-ken beschikbaar. Vanuit je applicatie kun je via deze koppelvlakken ook berichten versturen naar je nodes en zo acties in gang zetten. Het versturen van berichten via LoRa is veilig. Je kunt de node zo configureren, dat er gebruik wordt gemaakt van een netwerk- en applicatiesleutel. Op de data zit dan 128 bit AES-encryptie en de integriteit van berichten staat vast. Niemand kan onderweg in de data kijken of het bericht aanpassen. Ook in de backend blijft de data versleuteld. De encryptie gaat er pas af, nadat je het bericht ontvangen hebt. Dat moet je zelf doen in de ontvangende applicatie.
Vuilnisbakken die aangeven dat
ze vol zijn, plantjes die aan de
bel trekken als ze water nodig
hebben en stoeptegels die
vertellen of het glad is. Het zijn
maar een paar toepassingen van
sensortechnologie en het Internet
der Dingen. Maar het wordt
natuurlijk pas écht interessant als
het mogelijk is om real-time locatie
te monitoren, bijvoorbeeld om
een postpakket te volgen of een
vermist huisdier terug te vinden.
Welke mogelijkheden bieden LoRa
en het open source The Things
Network voor experimenteren met
en bouwen aan het Internet der
Dingen?
Door Willy Bakker
Monitoring in buitengebieden
nu energiezuinig en goedkoop
LoRa en The Things Network als infrastructuur voor het Internet der Dingen
Voordelen van LoRa
Met een LoRa-netwerk kun je kleine hoe-veelheden informatie uitwisselen over lange afstanden bij een erg laag stroomverbruik. LoRa heeft maar een kleine bandbreedte. De door-voersnelheid van 50 kbps is weliswaar weinig, maar genoeg om een temperatuurmeting door te geven. LoRa is bi-directioneel; je kunt zowel berichten van een node ontvangen als berichten naar een node versturen. Het bereik van een LoRa-gateway is 5-15 kilometer. Een LoRa-node kan tot wel 10 jaar op één 9V batterij. LoRa biedt dus een energiezuinige oplossing. De hardware is bovendien relatief goedkoop en één gateway kan wel 10.000 nodes bedienen. Dit alles maakt LoRa heel geschikt voor het ondersteunen van het internet der dingen. Met LoRa is het zelfs mogelijk om apparaten aan te sluiten die zich in een gebied bevinden zonder internet- of elektriciteitsaansluiting! Vanwege de kleine bandbreedte is LoRa níet geschikt voor spraak- of videotoepassingen. Daarvoor kun je beter andere technologieën gebruiken, bijvoorbeeld Wi-Fi of 4G.
KPN is overtuigd van het belang van LoRa en biedt dit najaar landelijke dekking met haar LoRa-netwerk. Waarschijnlijk volgen er nog andere telecom-providers. Naast de
LoRa-net-werken van commerciële telecom providers, is er ook een open alternatief: The Things Network.
The Things Network
The Things Network (TTN) is een gedecen-traliseerd, open en gecrowdsourced LoRa-netwerk. Er is geen telecom provider die controleert wie toegang heeft tot het netwerk. ‘Wij willen – net als bij internet – een open en vrij toegankelijk internet der dingen’, aldus medeoprichter Wienke Giezeman. Iedereen kan meedoen, een gateway aansluiten en daarmee helpen om de dekkingsgraad te ver-groten. Een gateway kost 250 euro. Ook zonder eigen gateway kun je (gratis!) gebruik maken van TTN, als je maar binnen het bereik van een gateway zit.
TTN is ontstaan in Amsterdam. Na een succes-vol KickStarter-project zijn er nu TTN-commu-nities over de hele wereld. Van de Verenigde Staten tot Zuid-Afrika en van Argentinië tot de Filipijnen. Maar ook binnen Nederland is het netwerk al flink uitgebreid. Niet alleen perso-nen en bedrijven investeerden via KickStarter
Monitoring in buitengebieden
nu energiezuinig en goedkoop
LoRa en The Things Network als infrastructuur voor het Internet der Dingen
Figuur 1 - LoRa-architectuur.
LoRa Wi-Fi Bluetooth 4G
Bereik 5 km 100 m 20 m 10 km
Doorvoersnelheid 50 kbps 300 mbps 3 mbps 150 mbps
Batterijverbruik 10 jaar 24 uur 7 dagen 36 uur
Bron: Joshua Peper, SMC050, januari 2016.
LoRa Wi-Fi Bluetooth 4G
Bereik ++ - -- ++
Doorvoersnelheid -- ++ - ++
Batterijverbruik ++ -- +
-Prijs ++ ++ ++
--Bron: Joshua Peper, SMC050, januari 2016.
in TTN, maar ook de overheid. Groningen en Drenthe bestelden genoeg gateways, zodat er eind dit jaar een provinciedekkend TTN-netwerk beschikbaar is.
Aan de slag!
Wat heb je nodig om met TTN aan de slag te gaan? Allereerst een ontwikkelbord, bijvoor-beeld een Arduino of Raspberry Pi. Vervolgens een LoRa-module en antenne. Let op dat je een module koopt die geschikt is voor de LoRa-frequenties in Nederland (863-870 MHz)! Je hebt natuurlijk ook sensoren nodig. Het soort is afhankelijk van wat je wilt meten. Het is ook handig om een laptop of MacBook te hebben, voor het programmeren van je ontwikkelbord en het testen op locatie. Via de TTN-website kun je veel informatie en voorbeeldcode vinden. In het forum en de Slack-groep kun je vragen stellen. Ook zijn er regelmatig bijeen-komsten waar je hulp kunt krijgen, bijvoorbeeld in Amsterdam, Friesland en Enschede.
Tracking & tracing
Een GPS-module verbruikt veel energie en is daardoor niet geschikt voor mobiele nodes. Positiebepaling met LoRa maakt gebruik van het tijdstip waarop een bericht aankomt bij verschillende gateways. Het verschil tussen die aankomsttijden is afhankelijk van de afstand van de node tot de gateways en zo kan de loca-tie van de node berekend worden. Voorwaarde is dat het bericht door tenminste drie gateways wordt opgepikt en dat de internetklok van deze gateways exact gelijk loopt. Dat wordt lastig voor TTN, omdat alle gateways een andere eigenaar en beheerder hebben. KPN heeft ech-ter aangekondigd dat met ingang van 2017 haar LoRa-netwerk geschikt is voor positiebepaling op basis van Time Difference of Arrival met een nauwkeurigheid 25 à 30 meter.
Toch is het ook met TTN mogelijk om de posi-tie van een node te bepalen. De SODAQ ONE (ook wel bekend onder de naam LoRaONE) is een nieuw Arduino ontwikkelbord dat onlangs via KickStarter gelanceerd is. Het is zo groot als een luciferdoosje.
De SODAQ ONE heeft niet alleen een geïn-tegreerde LoRa-module, maar ook een GPS.
Deze GPS staat standaard uit. Als hij wordt aangezet, krijgt hij al binnen een paar secon-den een GPS-fix. De positie wordt op een paar meter nauwkeurig bepaald, mits er goed zicht op de hemel is. Volgens de leverancier kun je met de SODAQ ONE iedere 5 minuten de locatie bepalen voor minder dan 1% van het energieverbruik van constant monitoren met een reguliere GPS. Dit wordt ‘near-realtime tracking’ genoemd. De SODAQ ONE is niet meer te bestellen via KickStarter, maar bin-nenkort wel via de SODAQ webshop.
Toepassingen
SODAQ en de TTN-community werken samen met parkwachters in Tanzania om neushoorns te redden van stropers. Met slechts 10 TTN-gateways is het hele natuurpark gedekt en de SODAQ ONE is klein en energiezuinig genoeg om als node dienst te doen. Dankzij de Afrikaanse zon en kleine zonnepaneeltjes zitten de nodes nooit zonder spanning. De berichten die de nodes versturen kunnen niet afgeluisterd worden door stropers. Op deze manier hebben de parkwachters 24/7 op een veilige manier inzicht in waar de neushoorns zich bevinden. Maar ook dichter bij huis zijn er interessante toe-passingen, bijvoorbeeld bij de provincie Gronin-gen. Bij windkracht zes of hoger is het niet veilig
Verwachte dekking van The Things Network in het najaar van 2016.
om grote containerschepen door een brug te laten. De kans dat het schip zijwaarts afdrijft, tegen het remmingwerk botst en de brug beschadigt, is groot. De provincie plaatst binnenkort twee windmeters in het buitengebied tussen Zuidbroek en Sappemeer, zodat brugbedienaren via een app tijdig geïnformeerd worden over de windkracht en –richting. Zo kunnen ze indien nodig schepen stil laten leggen. De sensormetingen worden via The Things Network doorgestuurd naar de bedieningspost in Delfzijl. De broncode voor de app is te downloaden via de GitHub-repository van de provincie Groningen.
Een ander voorbeeld is van Otterstation Neder-land. De stichting ontwikkelde een prototype
voor een tracker voor wilde dieren. De eerste testresultaten zijn positief. Otterstation Neder-land ontwikkelt het prototype nu verder op basis van de SODAQ ONE. De tracker kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het volgen van otters. Het aantal otters in Nederland neemt toe, maar er is groeiende inteelt. Om vers bloed in te brengen worden er otters uit Oost-Europa uitgezet. Door uitgezette dieren van een zender te voorzien, kan de stichting volgen wat het lot is van de otters. Waar vestigen ze zich? Hoe gaat het met ze? Kun-nen ze overleven? Met behulp van het internet der dingen en LoRa wordt waardevolle informatie ver-zameld die kan helpen om het voortbestaan van de otterpopulatie in Nederland veilig te stellen.
Links www.thethingsnetwork.org www.sodaq.com www.kickstarter.com www.github.com/ProvincieGroningen www.vriendenvandeotter.nl
Willy Bakker is Informatiearchitect bij de provincie Groningen. Zij is bereikbaar via w.m.bakker. tadema@provinciegroningen.nl en op Twitter actief als @friesewoudloper.
Irek Roslon, projectleider bij de provincie Groningen, met een windmetersensor.
Prototype van de GPS-tracker van het Otterstation Nederland.
Australië schuift op
‘Australië wordt 1,8 meter opgeschoven. Niet dat het hele continent verplaatst hoeft te wor-den: alleen de gebruikte coördinaten worden aan-gepast. Voor plaatsbepalingen op het continent gebruikt het land de Geocentric Datum of Austra-lia, een serie ijkpunten in het landschap. Probleem is echter dat het continent op de snelst bewe-gende tektonische plaat ter wereld ligt. Daardoor schuift Australië elk jaar zo’n 7 centimeter op ten opzichte van de wereldwijde GPS-coördinaten die met satellieten worden vastgesteld. Dat kan tot allerlei problemen leiden, bijvoorbeeld bij de intro-ductie van zelfrijdende auto’s. Doordat die uitgaan van de wereldwijde coördinaten, zouden auto’s naast de weg terechtkomen: het verschil is inmid-dels namelijk al opgelopen tot 1,5 meter. Australië gaat daarom vanaf volgend jaar nieuwe ijkpunten gebruiken op het continent. Er is voor gekozen de Australische ijkpunten 1,8 meter op te schuiven, zodat er tot de komende jaren geen aanpassingen meer nodig zijn.
In Nederland werkt het Kadaster met rijksdrie-hoekscoördinaten. Die werden vroeger ook vast-gesteld aan de hand van ijkpunten op de grond, met de Onze Lieve Vrouwetoren in Amersfoort als 0-punt. Tegenwoordig worden GPS-metingen gebruikt.’
www.nos.nl, juli 2016.
Het Australische onderzoeksbureau AEROmetrex rekende uit hoeveel dat land in 2020 is verplaatst ten opzichte van 2015 en illustreert dat zo.
Uitgeverij W BOOKS | 208 pagina’s |
gebonden | ISBN 978 94 625 8138 8 |
verkoopprijs € 29,95
Het andreaskruis heeft zijn beste tijd gehad: verbogen, verroest en gebutst als het is. Er lijkt weinig voor nodig of het valt spontaan om. Op de achtergrond een spoorlijn, zo te zien is het lang geleden dat hier een trein over reed. Maar de rails liggen er nog. De vraag is hoe lang, want wie de ‘Atlas van de verdwenen spoorlijnen in Nederland’ doorleest, weet dat we in Nederland van opruimen houden. De omslagfoto uit 2014 is dan ook niet meer te maken, de Olielijn bij Schoonebeek is inmiddels opgebroken en daarmee verdwenen uit het landschap. Maar wat heet ‘verdwenen’? Vrijwel altijd zijn er aanwijzingen te vinden die de vroe-gere aanwezigheid van een spoorlijn verraden. Dat kan variëren van een subtiele verhoging in een weiland waar ooit de spoordijk lag tot een vergeten hectometerpaal in de bosjes of tot een voormalig stationsgebouw aan een provinciale weg. De ‘spoorwegarcheologen’ Victor Lansink en Michiel ten Broek hebben door het hele land systematisch speurwerk verricht en dat heeft geleid tot een boeiende beschrijving van voor-malige spoorverbindingen. De Olielijn is als kort goederenbaanvak een vreemde eend in de bijt, vaker worden trajecten van tientallen kilometers lengte besproken en getoond en soms zelfs een
heel netwerk van opgeheven spoorverbindin-gen zoals dat in en rond de Haarlemmermeer.
Railict
Veel voormalige spoorlijnen zijn sinds de jaren tachtig omgebouwd tot fietspad. Waar eens de treinen reden, kan nu worden gepeddeld in vaak fraai gelegen landelijk gebied. Zo’n pad geeft tot in lengte van jaren aan waar het spoor heeft gelegen, maar voor de auteurs is de charme er met de aanleg van een asfalt-strook wel vanaf. Liever zien zij de spoorlijn langzaam overwoekeren. ‘Handen af van het ballastbed, zodat er altijd wat te ontdekken blijft’, is hun credo. Wat dát betreft doen ze het in het buitenland beter. Met name in Duitsland rukt de begroeiing in soortgelijke situaties op en is onder het struikgewas nog menig ‘railict’ zoals Lansink en Ten Broek dat noemen, te ontdekken. Vanwege die charme worden in de atlas enkele spoorlijnen tot over de grens gevolgd. Voormalige lijnen die in Nederland nog niet zijn ‘aangepakt’ vinden we vooral in de grensprovincies waar de ruimtelijke druk gering is: de NOLS in Drenthe, de NBDS in Noord-Brabant en de MT in Zeeuws-Vlaande-ren. Het boek staat vol met afkortingen van spoorwegmaatschappijen en in die veelheid van lijnen en belangen ligt ook de kern van de opheffing besloten. Parallelle verbindingen en concurrentie zorgden er al vroeg voor dat sommigen maatschappijen hun hoofd met moeite boven water konden houden. Toen rond de Eerste Wereldoorlog de eerste
grote fusies plaatsvonden en er door de crisis en onder druk van de overheid werd samen-gewerkt, concentreerde het vervoer zich op de hoofdlijnen. De opkomst van de autobus in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vormde voor de eerste lokaallijnen de nekslag. In de Tweede Wereldoorlog kwam daar het Kloevekornprogramm nog eens bij: de vordering door de Deutsche Reichsbahn van ruim 10.000 ton aan spoorstaven met bijbehorend ijzerwerk en dwarsliggers voor de oorlogscampagne in Rusland. Die spoorstaven kwamen overigens ook van spoorlijnen die kort daarvoor al waren opgeheven, voor een deel kon men dus ‘leveren uit voorraad’.
Wasgoed
In de atlas worden tussen Sexbierum en Vlodrop en tussen Weiwerd en Axel 29 voor-malige spoorlijnen of netwerken beschreven, waarbij voor elk hoofdstuk hetzelfde patroon wordt gevolgd: een overzichtskaartje met statistische gegevens als opening en staking van het vervoer, gevolgd door de ontstaans-geschiedenis, een beschrijving van het onge-breidelde optimisme bij de opening, gevolgd door de (spoedige) teloorgang en de sluiting van de lijn. De vreugde bij de komst van het spoor is terug te zien op enkele foto’s. Het hele dorp is uitgelopen en verkeert in jubelstem-ming als de eerste trein het versierde station binnenrijdt, zelfs nog in 1929 bij het Groningse
Woldjerspoor terwijl de hoogtijperiode van het
railvervoer dan al op zijn retour is.
Boek
Atlas van de verdwenen spoorlijn en in Nederland
Waar het reizigersvervoer op menig lijn rond de Tweede Wereldoorlog werd gestaakt, hield het goederenvervoer het op veel nevenlijnen uit tot 1972, toen de NS een volgende rationaliserings-golf doorvoerde. Plaatsen als Gieten, Epe, Aals-meer, Geertruidenberg, Zeist, Neede en Uden verdwenen toen definitief van de spoorweg-kaart. Dan gaan we naar het heden en wordt verhaald wat er nog te zien is. Lansink en Ten Broek hebben alle beschreven lijnen bewandeld en uitgebreid gefotografeerd. Veel recent foto-materiaal is uit 2015 en 2016, men had met de aanstaande verschijning van de atlas kennelijk nog wat in te halen. Het contrast tussen nu en vroeger wordt fraai verbeeld. Veel foto’s uit de oude doos dateren uit de jaren vijftig toen het spoor er vaak verlaten bij lag. Winderige emplacementen waarlangs het wasgoed hangt te drogen met veel sporen, een overpad, trek-draden voor de bediening van de armseinen en vooruit… toch nog een buurtgoederentrein getrokken door een stoomlocomotief met twee wagens. Wie de zwartwitbeelden uit de jaren vijftig en zestig ziet, verbaast zich er over dat het toch nog zo lang kon doorgaan.
Hofpleinlijn
Enkele beschreven spoorlijnen vallen uit de toon en voldoen niet aan het profiel ‘bij de
aanleg al overbodig’. Zo wordt de ‘vislijn’ Sant-poort Noord - IJmuiden behandeld, één van de eerste elektrische spoorlijnen van ons land. In de jaren zeventig waren de bovenleidings-portalen aan vervanging toe, maar omdat IJmuiden inmiddels naar het westen was opgeschoven en de nieuwbouwwijken veel beter met bussen kon worden bediend, reed hier in 1983 de laatste trein. Lovers Rail heeft het als private vervoerder eind jaren negentig nog geprobeerd, maar dat betekende slechts uitstel van de opbraak. Een andere uitzonde-ring is de Hofpleinlijn, waarvan de exploitatie met Randstadrail sinds 2006 in handen is van de HTM en de RET. De rails zijn alleen ver-dwenen tussen Scheveningen en Den Haag Loolaan en tussen Rotterdam Hofplein en Kleiweg, waardoor het markante viaduct in de Maasstad sinds 2010 niet meer wordt bereden.
Vormgeving
De atlas is met een maat van 31 bij 25 centi-meter flink uit de kluiten gewassen. De vrijwel zonder uitzondering loeischerpe kleurenfoto’s komen hierin goed tot hun recht. Enkele foto’s zijn over de volle breedte van de pagina of zelfs over twee pagina’s afgedrukt, wat bijdraagt aan de sfeer. Alle illustraties zijn voorzien van opnamedatum en naam van de fotograaf.
Veel foto’s uit de oude doos zijn van de hand van Roef Ankersmit en Kees van de Meene, waar de auteurs veel recente foto’s voor hun rekening hebben genomen. En altijd weer met oog voor detail: de omgeving van het spoor wordt nadrukkelijk meegenomen. De uitgever heeft gepoogd om enkele bouwtekeningen van stationsgebouwen en dienstwoningen als achtergrond te gebruiken op de tekstpagina’s. Dat is niet voor herhaling vatbaar: het maakt de tekst minder leesbaar, terwijl de tekening op deze manier onvoldoende tot zijn recht komt. Ook voor de kartograaf valt er wat te halen. De binnenzijde van de omslag laat in twee delen de spoorwegkaart (aangevuld met inter-lokale tramlijnen) van Nederland zien in 1931. De oorspronkelijke schaal van 1:400.000 kon in de atlas niet aangehouden worden, waardoor de stations- en haltenamen niet altijd even goed leesbaar zijn. Ook is door de gebruikte vlakindeling waarmee verwezen wordt naar de 29 hoofdstukken niet direct duidelijk welke lijn nu wordt beschreven. Zeker in gebieden met een dicht spoornet vallen ook niet-opgeheven lijnen binnen het vlak. Bij de beschrijving van de spoorlijnen zien we de kaart vaak nog eens terug, waarbij het besproken gebied dan is uit-vergroot. Er zijn nog meer netkaarten afgebeeld op kleinere schaal die de teloorgang van het spoor illustreren: uit 1944, 1949 en 1972. Lijnte-keningen completeren het geheel, met een grote rol voor tekenaar Dick van der Spek van de spoorliefhebbersvereniging NVBS. Opval-lend is dat topografische kaarten in de uitgave volledig ontbreken, waar deze toch prima als illustratie van de opkomst en de ondergang van het spoor hadden kunnen dienen. De auteurs hebben er wel gebruik van gemaakt, want het onvolprezen www.topotijdreis.nl wordt als geraadpleegde bron vermeld.
Lansink en Ten Broek beschikken over een vlotte pen en hoewel de geschiedenis zich in veel hoofdstukken herhaalt, verveelt het boek geen moment. De neutrale lezer zal echter niet altijd in de euforische stemming komen, die zich van de auteurs meester maakte na weer een vondst. Zinsneden als ‘een tweetal ruïneuze bruggetjes vormen een aardig kers op de taart’, ‘hier heeft de opruimwoede nog niet toegeslagen’ en ‘laat u overweldigen door de natuur rond de roestige spoorstaven’ volgen elkaar in hoog tempo op. De uitgave is eind mei op de markt gebracht en de derde druk (!) ligt al in de winkel. Als dat geen aanbeveling is…
Ronald Bokhove. Ronald is te bereiken via ronaldbokhove@cs.com
Atlas van de verdwenen spoorlijn en in Nederland
Fragment van de overzichtskaart uit 1931 met genummerde verwijzingen naar de in de atlas beschre-ven spoorlijnen.
Organisaties zijn tegenwoordig steeds frequenter bezig met huisvestingsvraagstukken. Bijvoor-beeld door steeds korter lopende huurcontrac-ten, door fusies, centralisaties of bijvoorbeeld de invoering van Het Nieuwe Werken. Bij huis-vestingsvraagstukken van bedrijven speelt geo-informatie natuurlijk op allerlei manieren al
een rol, denk bijvoorbeeld aan ruimtelijkeplan-nen.nl, BAG-gegevens en sociaal-demografische ontwikkelingen. ‘Mobiliteit’ is daarbij lang een ondergeschoven kindje gebleven. Bedrijfspan-den worBedrijfspan-den nog te vaak verkocht als ‘goed bereikbaar’ als het simpelweg dicht bij een
snelweg ligt, of er een bushalte op 200 meter afstand is. Terwijl de feitelijke bereikbaarheid sterk afhankelijk is van wie er reist: niet alleen de bestemming maar ook het vertrekpunt bepaalt zo de bereikbaarheid. Voor de één is het OV een goede optie omdat hij dicht bij een station woont, voor de ander is alleen de auto handig.
Het vertrekpunt als vertrekpunt MobilityLabel neemt de verplaatsingen als vertrekpunt, te beginnen met het woon-werk-verkeer: waar wonen alle medewerkers van de organisatie, naar welk kantoor reizen ze nu, hoe doen ze dat en hoeveel dagen per week? Daar volgt een duidelijke nulfoto uit in termen van snelste routes, totale jaarlijkse reistijd, reiskosten en –steeds belangrijker– de bijbehorende CO₂-uitstoot. Bij de traditionele aanpak worden meestal slechts twee of drie potentiële locaties doorgerekend en vergeleken. Soms zelfs alleen met reistijdentabellen per woonplaats of middels hemelsbrede afstanden. MobilityLabel kiest daarentegen voor een aanpak om in deze fase juist nog geen keuze te maken. Van elke vierkante kilometer wordt doorgerekend wat de mobiliteitsimpact van die plek zou zijn als het bedrijf daar gevestigd zou zijn. De resultaten daarvan worden vervolgens weergegeven in een mobiliteitsheatmap die de aantrekkelijkheid van zo’n gebied als vestigingsplaats weergeeft,
Geo-informatie wordt tegenwoordig
op allerlei manieren ingezet bij
huisvestingsvraagstukken. Maar wat
gebeurt er als je ook
woon-werkverkeer geografisch inzet bij
locatie-optimalisaties? De Start-up
‘MobilityLabel’ bijt zich er in vast,
optimaliseert vestigingsplaatsen
en minimaliseert onnodige
verplaatsingen: kostenbesparing en
verduurzaming door slim gebruik
van geo-informatie, big data en
open data.
Door Thijs Brentjens en
Christiaan Rasch
MobilityLabel
Heatmaps voor vestigingsplaatsonderzoek door open geodata
Voorbeeld heatmap co₂-optimalisatie bij fusie.
Wat is het milieulabel
van je kantoor waard,
als dat kantoor
simpel-weg op de verkeerde
plek staat?
vanuit het oogpunt van mobiliteit. Als een soort hoogtekaart zie je direct hoeveel er te besparen valt bij een verhuizing. In deze fase wordt nog niet gerekend met een short-list van kantoorlo-caties en wordt nog niet gekeken of er op die specifieke plek op dit moment daadwerkelijk panden beschikbaar zijn. Mede-oprichter en geo-ICT-er Thijs Brentjens legt uit: “Deze aanpak
helpt juist met het vinden van minder voor de hand liggende –maar zeer efficiënte– locaties.” Overigens worden gebieden uitgesloten waar volgens BAG-gegevens in het geheel geen kantoorpanden zijn van een minimale grootte. De toegenomen rekenkracht en slimme rou-teplanners maken het mogelijk om in relatief korte tijd de soms miljoenen berekeningen uit te voeren die nodig zijn voor zo’n heatmap.
Uitgebreide analyses met open geodata De berekeningen en analyses van MobilityLa-bel zouden niet mogelijk zijn zonder goede en gedetailleerde geodata. Gelukkig zijn er veel bronnen als open data beschikbaar. MobilityLabel gebruikt niet alleen de BAG en OpenStreetMap-data bij analyses, maar ook vrij beschikbare gegevens van Rijkswaterstaat en OV-data voor routeberekeningen. Voor realistische reistijden worden de historische snelheidsgegevens uit de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW) van Rijkswater-staat ingezet. Zo kan MobilityLabel rekening houden met vertragingen in de spits, wat natuurlijk essentieel is als je woon-werkverkeer gaat doorrekenen. Vanwege deze specifieke wensen aan de routeplanning en de grote hoeveelheden berekeningen, zet MobilityLa-bel eigen servers in met PostgreSQL om de grote hoeveelheden data te verwerken en PGRouting en OpenTripPlanner voor een deel van de berekeningen.
Heatmaps in soorten en maten MobilityLabel vertaalt hiermee het mede-werkersbestand in vestigingsplaatsheatmaps. Afhankelijk van de vraag van de opdrachtgever
is dat een reistijdoptimalisatie (hoe groener een gebiedje gekleurd is, des te korter is de totale reistijd), of een CO₂-optimalisatie, of een combi-natie van beide. In deze aanpak wordt desge-wenst de toekomstige modaliteitskeuze van medewerkers gemodelleerd. Immers, je weet meestal wél wat de modaliteit is als een mede-werker naar het huidige kantoor reist, maar niet welke keuze die medewerker gaat maken als zijn kantoor verplaatst naar een andere locatie. Daarom rekent de tool per medewerker de autoroutes, de OV-routes én de fietsroutes door en bepaalt het model – mede gebaseerd op het mobiliteitsbeleid van de werkgever – wat de meest aannemelijke reismethode bij die nieuwe locatie wordt. En dat voor elke medewerker, en voor elke relevante vierkante kilometer in Nederland. Juist de CO₂-minimalisatie wordt daarmee extra interessant: niet alleen vind je daarmee de locaties die vanwege de ligging al leiden tot een lagere CO₂-uitstoot, maar door de verschillen in autoafhankelijkheid van locaties, vind je ook plaatsen waarbij voor meer mensen het OV (of fiets) een acceptabel alternatief is. Hiermee ontstaat een soort multiplier waarmee de CO₂-uitstoot nog verder verlaagd wordt.
Duurzaamheid
Hoewel veel opdrachtgevers de heatmap-optimalisaties inzetten om kosten en reistijden te besparen, is duurzaamheid een toene-mende focus bij vestigingsplaatsonderzoeken. Zeker als je bedenkt dat vaak meer dan 60% van de CO₂-uitstoot van dienstverlenende bedrijven mobiliteitsgerelateerd is, wordt het duidelijk waar de grootste duurzaamheids-verbeteringen zijn te realiseren. Voor veel organisaties heeft de kantoorlocatie een veel grotere impact op de CO₂-uitstoot dan het kantoorpand zelf. “Wij leveren onze klanten nu daadwerkelijk een mobiliteitslabel A, B of C mee bij onze opdracht. Dit is begonnen als knipoog naar de bekende energielabels van de EU, maar de boodschap is serieus”, stelt mede-oprichter Christiaan Rasch:
“Wij schrok-ken er van dat veel bedrijven vaak monodis-ciplinair bezig met het reduceren van kosten en emissies: vastgoedmanagers leggen vaak eenzijdig de focus op het verduurzamen van panden of op energieneutraal bouwen. Mobiliteitsmanagers gaan –net zo eenzijdig– voor het verduurzamen van het wagenpark, of het stimuleren van OV. Op zich niets verkeerds aan, als je maar óók naar de samenhang ervan kijkt. Juist de combinatie tussen bricks en wheels is het meest effectief”. Brentjens vult aan: “Als je niet oppast leidt dit echter tot zoveel variabelen en zo veel output dat een opdrachtgever het grote plaatje kwijtraakt. Juist daarom zijn goede geo-visualisaties zeer
belangrijk. Ze helpen te komen tot data die discussievrij is, afwegingen die fact based zijn en conclusies die visueel overtuigend zijn.”
Voornaamste lessen
Het verbaast de ondernemers hoeveel geld er valt te besparen door enkele kilometers verderop een geschikt pand te zoeken, zelfs als daar de vierkantemeterprijs iets hoger ligt. Daarnaast helpt een goede woon-werk-vestigingsplaatsanalyse
Voorbeeld heatmap reistijdoptimalisatie bij herhuisvesting.
Werken aan
duurzaam-heid middels big data
en open geo data
Heatmaps die de
auto-afhankelijkheid van
bedrijfslocaties kleurt:
Hoe een locatie
versla-vend kan maken
bij het beperken van de reistijd en het aantal filevertragingen van de medewerkers. “Vooral bij onze opdrachtgevers die werken aan fusieplannen is het behoud van talent een belangrijke drijfveer”, vervolgt Brentjens. “Als de reistijd tot een nieuwe locatie van een fusiehoofdkantoor voor specifieke groepen medewerkers te veel toeneemt, kan het lastig worden deze medewerkers aan boord te hou-den. Ook hier kunnen we rekening mee houhou-den.” Ondanks de grote diversiteit aan opdracht-gevers van MobilityLabel, zijn er duidelijke overeenkomsten in de conclusies te vinden: • Zo blijkt het steeds weer dat ‘goede
bereik-baarheid’ heel organisatiespecifiek is: wat
voor het ene bedrijf een goed bereikbare locatie is, is voor het andere juist een slecht bereikbare. Vertrouw daarom nooit zonder meer een makelaar die zegt dat een pand of kavel zeer goed bereikbaar is.
• Er zijn vaak grote lokale verschillen aan te wijzen, bijvoorbeeld tussen de ene kant van een plaats en de andere.
• Tegelijkertijd ontstaan er door de opbouw van het wegennet en de OV-infrastructuur vaak interessante patronen met méérdere -niet aaneengesloten- optimale oplossin-gen: vaak kan de opdrachtgever tussen heel verschillende gunstige alternatieven kiezen.
• Er valt budgettair veel te besparen door een beoogde verhuizing goed te laten doorreke-nen vanuit het oogpunt van woon-werkver-keer. Besparingen in reistijd, -kosten en CO₂ liggen vaak in de orde van grootte van meer dan 20%. En deze kunnen nog veel groter zijn als de verhuizing gepaard gaat met een modernisering van het mobiliteitsbeleid. “Juist met die laatste stap willen we werkgevers meer gaan helpen”, legt Rasch uit. “Daarom zijn we onze huidige tooling aan het doorontwikkelen tot een interactieve site waar je zelf direct de effecten van ander mobiliteitsbeleid gevisualiseerd ziet in termen van routes, kosten, tijd en uitstoot: fact based beslissingen op basis van big data met een sterke geo-component, dat is onze rode draad.”
Thijs Brentjens is behalve de oprichter van MobilityLabel.nl ook de oprichter van Brentjens Geo-ICT. Thijs is bereikbaar via thijs@mobilitylabel.nl Christiaan Rasch is de oprichter van MobilityLabel.nl en bereikbaar via
christiaan@mobilitylabel.nl Voorbeeld heatmap co2-optimalisatie inclusief label.
Uit de historische geodetische collectie België
‘Selectie topografische instrumenten in het depot.
Links een tacheometer volgens Moinot (d.i. een toestel voor optische afstandsmeting); rechts
een theodoliet uit 1951 van het merk Carl Zeiss (Jena).’
www.ugentpatrimonium.org
‘Ontdek in het Oud Schoolgebouw het harde dagelijkse leven van de Heistse vissers en hun familie. Grasduin in het bezoekerscentrum in de geschiedenis van 2000 jaar Zwinstreek. (…) Landmetersgerief (19de eeuw).’
www.sincfala.be
Landmeter van Piet Esser
verhuisd
Het beeld van ‘De landmeter’ van Piet Esser aan toen nog de Ravellaan in Utrecht is beschreven in Geo-Info 2005-12 op de pagina’s 582/583 (!). Het beeld is meeverhuisd naar het Stadskantoor bij Utrecht CS en staat op de 8e verdieping bij nu de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling.
Met velen uit de communities van Intergeo, TU Dresden en de Duitse DVW – Gesellschaft für Geodäsie, Geoinformation und Landmanage-ment - werd in juli, ook binnen GIN, het plots overlijden van Karl-Friedrich Thöne betreurd. De website www.dvw.de vermeldde op 15 juli het verscheiden zo: ‚Tief bestürzt und betrof-fen haben wir erfahren, dass der Präsident des
DVW e.V., Prof. Dr.-Ing. Karl-Friedrich Thöne kurz vor seinem 60. Geburtstag überraschend verstorben ist. Wir verlieren einen großen Geodäten, einen feinen Menschen und einen guten Freund. Unser aufrichtiges Mitgefühl gilt seiner Frau und seiner Familie.‘
We sluiten ons daar graag bij aan.
Bestuur en redactie GIN
Prof. Dr.-Ing. Karl-Friedrich Thöne
(1956-2016)
In Memoriam
Kadaster: Putten zwaartepunt van Nederland
Het Veluwse dorp Putten lijkt dan toch hetcentrum van het land te zijn. Daar ligt volgens het Kadaster, dat vastgoed en geografische informatie registreert, Nederlands ‘zwaarte-punt’. Bij hoogwater, tenminste.
Een medewerker van het Kadaster noemde zaterdag in deze krant nog een locatie in de gemeente Soest, nabij de grens met de gemeente Zeist, als middelpunt van Nederland, uitgaande van een denkbeeldige rechthoek om het land. Hij baseerde zich op een oude berekening van de voormalige Topografische Dienst van het ministerie van Defensie, waarvoor hij eer-der werkzaam was en dat nu organisatorisch onderdeel van het Kadaster is. Voortaan houdt het Kadaster echter voor de eenduidigheid een
andere plaatsbepaling aan, liet de afdeling com-municatie gisteren weten.
Lennard Huisman, geodetisch (landmeetkundig) ingenieur bij het Kadaster, definieert als middel-punt „het middel-punt waarop het land zal balanceren als het erop leunt”, ook wel het zwaartepunt genoemd. „Die keuze ligt vanuit de landmeet-kunde en het coördinatenstelsel dat wordt gehan-teerd het meest voor de hand.”
Voor het vaststellen van het zwaartepunt was Nederland zonder water het uitgangspunt. Bevaarbare waterwegen telden dus niet mee voor de berekening. Huisman bepaalde het bewuste punt met en zonder de droogvallende landsdelen –vooral de wadden– dus bij hoog- en laagwater. Bij hoogwater ligt het zwaartepunt van Nederland in Putten. Waar precies wil Huisman niet zeggen, vanwege de privacy van bewoners en grondeige-naren. „Het is in elk geval aan de Voorthuizerstraat. Het punt verschuift zo’n 4 kilometer naar het noor-den tot net over de grens met Ermelo wanneer de droogvallende landsdelen worden meegenomen. Daar is dus het zwaartepunt bij eb.”
Het punt bij hoogwater in Putten ligt 2 à 3 kilome-ter van de zwerfkei met ijzeren ring die sinds 1984 Nederlands zwaartepunt zou markeren. Geograaf Frank Storbeck berekende die plek op verzoek van theatermaker Harrie Hageman. Ook voor Storbeck telde alleen het droge land; zee en binnenwateren liet hij eveneens buiten beschouwing. Hagemans zin op de steen luidt: „Til Nederland op aan deze ring en niemand zal het merken.” (…)
Uit: Jan Kas, Putten lijkt dan toch het centrum van Nederland. Discussie over middelpunt van Nederland lijkt eindelijk beslecht, in: Reformatorisch Dagblad, 21 juli 2016. (De gemeentelijke folder hiernaast is van 2014 en kent nog geen update, red. Geo-Info.)
GeoFort in het nieuws
In het dagblad De Gelderlander van vrijdag 20 mei 2016 stond de verdeling van de Pro-vinciale Cultuursubsidies van Gelderland (pot van € 12.500.000). Ondanks de Kraijen-hoffkamer viel GeoFort buiten de boot.
Donderdagavond 9 juni tijdens het jaarlijkse Ecsite (Europese netwerk van science centra en musea) Congres in Graz, Oostenrijk is GeoFort de winnaar geworden van de Children in Museums Award 2016, een prestigieuze internationale prijs! Uit het juryrapport: GeoFort weet de ”potentieel droge onderwerpen” waar het zich op richt heel direct, sociaal en leuk over te brengen. ”Kinderen leren er al doende, terwijl ze lol hebben. Het is een inspirerende plek en waardige winnaar van de Children in Museums Award.”
(De Gelderlander, www.geofort.nl en
‘Vorige week is onze Trimble s6 2 seconden, met serie-nummer sn93810399, gestolen uit de keet te Zeeland. Wij hebben deze nieuw aangeschaft in januari 2015. Wij weten dat hij al te koop is aangeboden!’ Dat zette
Boon Landmeten en Hydrografie eind 2015 op FaceBook. ‘Uit de keet!!! Dat ding is nog
belang-rijker dan je vrouw !!!!!!!!!!!’, zo reageerde iemand.
Het instrument werd in februari 2016 in een sloot teruggevonden, maar hier blijft de vraag of vooral die reactie tekenend was voor beroepsdeformatie.
Cloud-voorbeelden
In de ‘cloud’ zijn inhoudelijke voorbeelden van vakidiotie beter te vinden dan op Nederlandse en Belgische vakbeurzen. Zouden er geen lege meters Runderhal in Den Bosch of The Egg in Brussel te vullen zijn met stands die in die behoefte voorzien? Hoewel er bepaald meer is, beperkt deze bijdrage zich tot tatoeages, tekeningen of teksten die met kleurstoffen in iemands huid geprikt zijn.Pakweg op pinterest
vind je zó tal van sextanten,nautische navigatie-instrumenten waarmee de verticale hoek tussen een hemellichaam en de horizon wordt gemeten, als tatoeage op aardse lichamen, ook bij vrouwen, Bij mannen mankeren ook landmeetkundige instrumenten niet. ‘I like the transit so much I had it
inked on for good.’ Dat staat onder de foto Gurley
Transit Tattoo op www.landsurveyorsunited.com. En er zijn op internet meer tatoeages van ook die instrumenten te vinden! (www.tattoonow.com en www.hallowedpointtattoo.com) De eerste vrou-welijke tatoeagedrager van een landmeetkundig instrument, die ik op GeoBuzz zie, komt ook in dit blad!
Adri den Boer is redacteur van Geo-Info en bereikbaar via adri.den.boer@geo-info.nl.
Een vakidioot (meervoud:
vakidioten) is volgens Nederlandse
woordenboeken iemand die
alles van zijn vak weet, maar
verder niets. De Engelse versie is
sympathieker: narrow-minded
specialist. Ons alternatieve woord
beroepsdeformatie voor vakidiotie
is ook aardiger trouwens.
Door Adri den Boer
Met de komst van de Omgevingswet wordt het beleid uit de verschil-lende sectoren binnen het omgevingsdomein in samenhang gevormd. De verschillende plannen voor onder andere ruimtelijke ordening, milieu en natuur moeten beter op elkaar afgestemd gaan worden. De integrale afweging die plaats moet vinden met de Omgevingswet is gebaat bij het in samenhang brengen van veel informatie vaak geo-informatie. Een ambitieuze opgave die veel verder gaat dan verzamelen, verwerken en ontsluiten van data. Jong Leefomgeving ziet hierin een grote opgave voor de geo-sector en vraagt zich af: kan de geo-sector deze uitdaging aan?
Veel geo-informatie gaat over de fysieke leefomgeving. Deze geo-informatie geeft een ruimtelijk beeld van wat in het verleden speelde, legt vast wat daadwerkelijk aanwezig is en bakent de omgeving af die we voor ogen hebben in de toe-komst. De grote variatie aan vakdisciplines binnen dit domein - denk bijvoorbeeld aan bodem, lucht, water en ruimtelijke ordening - zorgt voor een gedifferentieerde vraag en aanbod van informatie; ieder op zijn manier. Steeds meer werkvelden ontdekken de kracht van geo-informatie. Dit betekent ook dat de vraag naar specifiekere informatie alleen maar toeneemt. Daarnaast groeit de hoeveelheid data enorm, beide ontwikke-lingen gaan een groter beroep doen op de geo-sector.
De geografische component van de informatie zal een belangrijk onderdeel vormen bij het leggen van onderlinge verbanden. De druk om hier op de juiste manier mee om te gaan en invulling aan te geven, komt te liggen bij de verwerker en beheerder van de betreffende geo-informatie. Dit is op zich logisch, want wie kent de inhoudelijke en technische eisen van de informatie beter dan de verwerker of beheerder zelf? Dient de geo-specialist niet veel meer inhoudelijk betrokken te zijn om de kwaliteit van de informatie te garanderen? En wat betekent dit in de praktijk voor degene die in de geo-sector actief zijn? Welke uitdagingen gaan de beleidmakers tezamen met de geo-specialisten tegenkomen de komende jaren?
In het kader van de Omgevingswet wordt het nodige vastgelegd over hoe de verschillende thematische ‘informa-tiehuizen’ of het ’Digitale Stelsel Omgevingswet’ ingericht moet gaan worden. Specialisten in het omgevingsdomein vertrouwen erop dat de geo-sector hier op professionele wijze invulling aan gaat geven. Echter, de vraag uit de praktijk loopt vaak voor op wat is vastgelegd in beleid en regelgeving. De taak van de geo-sector is ons inziens daarom breder dan alleen het vullen van de verschillende registraties en informa-tiehuizen. De Omgevingswet wordt een speelveld waarin we te maken gaan krijgen met zowel beperkingen als nieuwe uitdagingen. Om tot goed afgewogen beleid te komen, is ter onderbouwing een hoop informatie nodig. Het is mede de taak van de geo-sector om open te staan voor de verschillende sectoren in het domein van de fysieke leefomgeving en te voorzien in hun specifieke vraag en informatiebehoefte. Door
de informatie te combineren en daaruit nieuwe informatie te genereren kan geo-informatie een belangrijke meerwaarde zijn voor een betere afweging in de beleidvorming. Het is hiervoor echter nodig om verder te denken dan wat is vastgelegd in standaarden of regelgeving.
Het samenbrengen van al die grote hoeveelheden data en het zorgen dat op de correcte manier ontsloten wordt, is al een uitdaging op zich. Uiteindelijk draait het allemaal om de raadpleegbaarheid van de informatie voor hele diverse doel-groepen. Naast dat professionals bij verschillende overheden en het bedrijfsleven met de informatie aan de slag gaan, zal de informatie ook laagdrempelig raadpleegbaar moeten zijn voor onder andere burgers en stichtingen. Het risico is dat de eindgebruiker een overkill aan informatie voorgeschoteld krijgt, die wellicht voor hem niet relevant is. Het wordt een grote uitdaging om doelgericht juist die informatie te vergaren en te serveren die voor de variëteit aan eindgebruikers van belang is.
Een ander belangrijk aspect in aanloop naar de Omgevingswet is om nu al voor te sorteren op vragen die komen gaan. Afwachten tot een vraag gaat komen of afwach-ten tot één en ander is vastgelegd in standaarden, betekent in de praktijk vaak dat je achter de feiten aanloopt. Zaak is om nu al met de verschillende sectoren af te stemmen wat de rol van geo-informatie binnen de verschillende organisaties gaat zijn en waar kansen liggen de informatievoorziening naar een hoger niveau te tillen. Ook binnen de geo-sector ligt de opdracht om aan de slag te gaan met de Omgevingswet en dient aansluiting te worden gezocht bij de implementatie-trajecten die lopen binnen de verschillende organisaties.
Binnen Netwerk Jong Leefomgeving springen we reeds in op de implementatie van de Omgevingswet door het organi-seren van verschillende sessies en bijeenkomsten. Samen met enthousiaste Jonge Professionals uit de verschillende sectoren behartigen we de digitaliseringsaspecten van de Omgevings-wet. Samen aan de slag met geo-informatie! Het is tijd om te verbinden!
Roel van Wijk
Bestuurslid Netwerk Jong Leefomgeving
roel.vanwijk@digireg.nl of bestuur@jongleefomgeving.nl
Column
Implementatie Omgevingswet
daagt de geo-sector uit
Roel
van W
Verslag
In de afgelopen maanden zijn zo’n veertig leerlingen van havo 2 en vwo 2 van het Raayland College te
Venray in dertien groepjes aan de slag gegaan om de Venrayse wijken in kaart te brengen en een oplossing
te bedenken voor het grootste knelpunt dat ze tegenkwamen in de wijk. Ze deden dat in het kader van het
vak Onderzoeken & Ontwerpen (O&O) én de Geoweek. Daarbij maakten ze gebruik van de schat aan digitale
informatie over de wijken en hun bewoners waarover de gemeente Venray beschikt. De gemeente wil graag
dat haar geo-informatie door iedereen wordt gebruikt. De Geoweek biedt de mogelijkheid om een mooie
combinatie te maken van gegevens in een 3O-samenwerking van overheid, ondernemer en onderwijs.
De leerlingen maakten met behulp van hun eigen mobiel en GIS-software onder meer een leefbaarheidskaart. Ook gingen ze in groepjes de wijk in om te praten met bewoners en in elke wijk brachten ze zo het grootste knelpunt in beeld. Na een korte pitch aan de wethou-der ging elk groepje aan de gang met hun knelpunt en werden oplossingen bedacht voor het probleem.
Geoweek en de casus over de leef-omgeving
De twee Technasium-klassen van het Raayland College hebben dit jaar voor het eerst meegedaan aan de Geoweek. Dit in het kader van het vak Onderzoeken & Ontwerpen dat zich kenmerkt door leerlingen zelfstandig en in teamverband samen met bedrijven en instellingen aan echte vraagstukken te laten werken. Deze kenmerken sluiten goed aan bij de doelstellingen van de Geoweek. Het is
daarmee een goede match geweest, want leerlingen komen hiermee direct in contact met de overheid (gemeente Venray) en het bedrijfsleven (Digireg BV).
Het onderwerp waarmee de leerlingen aan de slag zijn gegaan is ‘de eigen leefomgeving’. Vanwege het feit dat de meeste Nederlanders tegenwoordig in steden of stedelijke gebie-den wonen is dit bij het vak aardrijkskunde een belangrijk eindexamenonderwerp. De stedelijke levensstijl hoort bij onze huidige manier van leven en een stedelijk gebied heeft tal van functies. Je kunt er wonen, werken en recreëren. Het is ook een gebied met tal van winkelvoorzieningen en een omgeving waar veel vermaak is in buurthuis, sportzaal of schouwburg. Een stad vormt een gebied waar de gebouwde omgeving sterk ontwikkeld is. Je vindt er een grote variatie aan oude en nieuwe wijken en mensen en bedrijven zitten