• No results found

De invloed van verschillende bewerkingsmethoden op het drogingsproces van hooigras (serie 75) : over 1957

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van verschillende bewerkingsmethoden op het drogingsproces van hooigras (serie 75) : over 1957"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PROEFSTATION VOOR DE AKKER- EN WEIDEBOUW VlfAGENINGEN Gestencilde Verslagen •van Interprovinciale Proeven No. 59 (1958)

DE INVLOED VAN VERSCHILLENDE BEWERKINGSMETHODEN OP HET DROGINGSPROCES VAN HOOIGRAS

Samenvattend verslag over 1957 van de interpro-vinciale hooiwinningsproeven (serie 75)

door

(2)

I N H O U D

biz.

Inleiding 1' 11 Opzet van de proeven 2:

2 Aantal proeven 2 3 Bijzonderheden van de proefpercelen 3

4 Bemesting van de proefoogst 3 5 Overzicht maaidata en de duur der winningsperiode 4

6 Weersomstandigheden van 1 juni '57 "tot 16 juli '57 5

7 Bewerking van de objecten 6 8 Verloop van het droge-stofgehalte van het gewas gedurende

de winningsperiode 6 9 Volledig onderzoek van de monsters bij het maaien en bij

het inschuren 10 10 Zintuiglijke beoordeling van het hooi 13

11 Opbrengst in kg hooi per ha 13 12 Bewaring van de proefoogst 13 13 Temperatuurmetingen tijdens de bewaring 14

14 Gebruikte hooibouwwerktuigen bij de proefneming 14

Samenvatting 15 Bijlagen 1 t/m 14

(3)

INLEIDING

De toenemende mechanisatie in de landbouw heeft ook voor de weidebedrijven nieuwe mogelijkheden opgeleverd. Deze hebben tot gevolg, dat soms andere werkmethoden ontstaan, waardoor het te verrichten werk veelal sneller, beter of gemakkelijker kan geschieden. De behandeling van hooi is hier een voorbeeld van. In hoeverre daarbij van een verbetering sprake was, was niet be-kend. Ten einde nu beter ingelicht te worden over de betekenis van diverse machinale bewerkingen van het gewas, werd in 1957 e&n aan-tal interprovinciale proeven genomen.

Voor een juiste vergelijking van de resultaten, werden voor alle proeven gelijkluidende richtlijnen opgesteld. Ter nadere oriëntatie werden enkele proeven bezocht tijdens de winnings-periode van het gewas. Na afloop van de proeven, waarbij soms ook het voeren van het hooi in de winterperiode was betrokken, werden de individuele verslagen naar het P.A.W. te Wageningen verzonden.

De meeste verslagen werden in februari 1958 ontvangen. De ingezonden verslagen varieerden van matig tot zeer goed. Het inzenden van een goed gefundeerd en volledig verslag kwam helaas sporadisch voor.

In dit verslag zijn de resultaten van elk onderdeel van de proef nader beschreven. Bovendien zijn van elke proef de belang-rijkste gegevens in de bijlagen 1 tot en met 14 samengevat.

(4)

Opzet van de proeven

De bedoeling van de proeven was om de invloed van de ver-schillende 'bewerkingsmethoden op het drogingsproces na te gaan. De volgende methoden werden hierbij toegepast:

Object A: Na het maaien direct schudden en het hooi 's nachts gespreid laten liggen. De volgende morgen na het opdrogen van de dauw weer schudden, enz.

Het schudden van het gewas moest zowel 's morgens als 's middags geschieden, indien de weersomstandig-heden dit tenminste toelieten.

Object B: Na het maaien direct schudden en tegen 4 ^ 5 uur in de middag het hooi in wierzen (van 3 zwaden) brengen. De volgende morgen de wierzen machinaal spreiden, enz. Object Cs Het gemaaide gewas 5 & 6 dagen (afhankelijk van het

weer) in zwaden laten liggen. Vervolgens op een mooie dag keren, schudden en opperen enz., als bij de prak-tijk gebruikelijk is.

De objecten werden in enkelvoud aangelegd op één perceel. Van het proefperceel werden diverse aantekeningen gemaakt, zoals grondsoort, grondwaterstand tijdens de proefneming, aard van het grasland (kunstweide of blijvend grasland), gebruikswijze en be-mesting. Het maaien van de proefakkers diende bij voorkeur

's middags plaats te vinden.

De dag na het maaien werd met de bemonstering begonnen. Het eerste bemonsteringstijdstip was 7»00 uur en het tweede 16.30 uur. Gedurende de volgende dagen werd steeds elk object

om 16.30 uur bemonsterd. Enkele consulentschappen, die zelf over een droogapparaat beschikten, hebben meerdere bemonsteringen uitge-voerd. De bemonstering werd voortgezet totdat het hooi werd inge-schuurd. De eerste monsters na het maaien en de laatste monsters vóór het inschuren werden volledig onderzocht (ds, re, re, as en zand); in de andere monsters werd alleen het ds-gehalte be-paald. Bij afzonderlijke bewaring van de partijen moest in de

winter opnieuw een monster voor volledig onderzoek worden genomen. Tijdens de bewerkingen werden elke dag notities gemaakt

betreffende neerslag, drogend karakter, windrichting en -sterkte, bewolking en temperatuur. Eveneens werden aantekeningen gemaakt van de bewerkingen, zoals maaien, keren,spreiden, schudden enz., met vermelding van het tijdstip waarop dit werd uitgevoerd.

Daar de opbrengst per ha bij de diverse proeven zeer ver-schillend kon zijn, werd gevraagd een schatting van de opbrengst te geven.

Bij het inschuren moest het hooi van elk object worden be-oordeeld op reuk, kleur en uiterlijk wat betreft stugheid, ter-wijl tijdens de bewaring de temperatuur gecontroleerd diende te worden. In het algemeen stuitte de afzonderlijke bewaring op te grote bezwaren, zodat dit onderdeel meestal kwam te vervallen. Het object A was facultatief gesteld, zodat enkele consu-lentschappen dit niet hebben opgenomen.

2. Aantal proeven

(5)

- 3

Nr.

1

2

3

4

5

6

7 8

9

10

11

12

13

H

R e g . n r .

ZWF ZWF OF

¥0

OGe

ü

NM

NNH ZNH ZNH ZNH WB PAW PAW 717 718 1043 1481 1307

951

1924

1925

515

517

518

2475

51

52

Naam proefveldhoiider

Tj. v.d.Wal Gebr. Wester

Proefboerderij "Bosma Zathe I B.Kanis

J.G.M.Keurentjes

Proefboerderij "Zegveld" A.Doppenberg

Proefboerderij "Noord Holland K.Wagenaar

Gebr. Schavenmaker G.E.Kars

C.H.Koekoek

Proefboerderij "De Ossekampen Proefboerderij "De Ossekampen

Woonplaats Objecten Oldeboorn Tjerkgaast Selmien Zwollerkerspel Zevenaar Zegveld Julianadorp Wogmeer Groot Schermer Assendelft Duivendrecht Almkerk Wageningen Wageningen A A A A A A A A A A B B B B B B B B B B B B B B C C C C C C C C C C C C C C

In totaal werden dus 14 proeven genomen, waarvan 11 volledig en 3 zonder object A.

3. Bijzonderheden van de proefpercelen

Doordat de proeven in verschillende gebieden van ons land werden genomen, kwamen er uiteraard ook zeer grote verschillen in grondsoort voor. Deze grondsoorten waren: zeeklei, komklei, zware zavel, zandgrond en veengrond.

Alle proeven werden genomen op blijvend grasland. In de ge-bruikswijze der percelen was weinig variatie; overwegend werd éénmaal gemaaid en verder beweid. Meestal waren de proefpercelen gedurende korte tijd voorgeweid en daarna bestemd voor de proef-oogst.

4» Bemesting van de proefoogst

In tabel 1 wordt een overzicht van de bemesting van de proef-percelen gegeven.

Tabel 1

Bemesting van de proefoogst

Nr. 1 2 3 4 5 6

7

8 9 10 11 12 13 14 R e g . n r . ZWF 717 ZWF 718 OF 1043 WO 1481 OGe 1307 u 951 NNH 1924 NNH 1925 ZNH 515 ZNH 517 ZNH 518 VfB 2475 PAW 51 PAW 52 P205/ h a ; datum 4 - 4 1 3 - 3 -•? 2 0 - 3 ? -1 5 - 5 4 - 3 5-3 kg 58 K20 / h a datum _ ( g e g e v e n s TU

45

-50 30 63 -40 22 150 1 4 - 3 270 26-3 -•? 2 0 - 3 ? -4-3 5-3 1 4 - 3 kg rerden 140 -120 54 80 -40 I6O 300 N/ha datum 1 7 - 5 ' ) kg 45 n i e t v e r m e l d ) 2 9 - 4 1 3 - 4 ? 14-5 V 2 5 - 3 2 8 - 4 2 - 5 1 5 - 5 29-3 10-5 3-6 53 40 70 45 60 80 50 40 40 50 45 75 B i j z o n d e r h e d e n h e r f s t 1956 s t a l m e s t j a n . - f e b r . 2 0 . 0 0 0 k g compost e i n d m a a r t 1 0 . 0 0 0 1 g i e r m a a r t 1 0 . 0 0 0 1 g i e r

' ) De N-bemesting, gegeven vóór het voorweiden, i s h i e r n i e t b i j

inbegrepen.

(6)

4

-De cijfers uit tabel 1 laten zien, dat de N-bemesting voor de proefoogst varieerde van 40 tot 80 kg per ha (gemiddeld 53 kg N)

Bij de K20-en P2O5-bemesting van PAW 51 en PAW 52 dient te worden opgemerkt, dat deze proeven werden genomen op percelen met zeer lage fosfaat- en kalitoestand.

5. Overzicht maaidata en de duur der winningsperiode

Uiteraard werden niet alle percelen op dezelfde datum ge-maaid, terwijl ook de hieropvolgende bewerkingen niet voor elke proef gelijk waren. Daarnaast had het weer een grote invloed op het drogingsproces, zodat de duur der winningsperiode zeer ver-schillend was. Een overzicht van de maaidata en de duur der

winningsperioden per object, wordt in tabel 2 gegeven. Tabel 2

Overzicht maaidata en de duur der winningsperiode

R e g . n r . ZWF 717 ZWF 718 OP 1043 WO 1481 OGe 1307 u 951 OTH 1924 H H 1925 ZM 515 ZNH 517 ZNH 518 WB 2475 PAW 51 PAW 52 Maaidatum 21-6 15-6 17-6 6-6 1 8 - 6 17-6 25-6 3-6 20-6 17-6 28-6 1-7 24-6 8-7 T i j d s t i p ? ? 7.OO u u r ? v . m . 1 8 . 0 0 u u r 7 n . m . 9 ' s a v . I5.OO u u r 9 . 0 0 u u r n . m . n . m . Duur d e r w i n n i n g s p e r i o d e i n d a g e n O b j e c t A _ -5 8 6 -10 10 4 4 7 3 5 ( z i e b i j -l a g e ) O b j e c t B 6 3 5 8 6 4 10 10

4

4

7

3

5

O b j e c t C 10

4

10 8

7

5

10 11 8 4 7 4 5

Uit tabel 2 blijkt, dat alle proefpercelen in juni werden gemaaid, uitgezonderd WB 2475 en PAW 52 (begin juli).

In de meeste gevallen is het maaitijdstip ingevuld. Daaruit blijkt, dat er meestal 's middags is gemaaid.

Als maatstaf voor de duur der winningsperiode werd het aan-tal dagen tussen het maaien en het inschuren van het produkt ge-nomen. In een enkel geval werd echter niet de dag van inschuren genomen, maar de dag waarop het hooi aan grote hopen werd ge-bracht .

Bij de proeven, waarbij zowel object A als object B waren betrokken, was geen. verschil waar te nemen tussen deze objecten in de duur der winningsperiode. Er werd daarom aangenomen, dat ook in de drie gevallen dat object A niet werd genomen, er even-eens geen verschil was tussen de objecten A en B.

De duur der winnings period e was gemiddeld 5f- dag voor de objecten A en B en ruim 7 dagen voor object C. Hieruit volgt, dat een intensieve bewerking van het hooigras de duur der winningsperiode met gemiddeld ruim één dag heeft verkort. De verschillen in tijdwinst waren bij de afzonderlijke proeven zeer ongelijk en varieerden van 0 tot 5 dagen.

(7)

5

-6. Weersomstandigheden van 1 .juni '57 tot 16 .juli '57

Uit tabel 2 blijkt, dat alle proeven in juni en begin juli werden genomen. Daar de weersomstandigheden de grootste invloed hebben op het drogingsproces, is het noodzakelijk de

weersom-standigheden in die periode nader te omschrijven. Daarbij is gebruik gemaakt van de maandelijkse overzichten van het K.N.M.I. te De Bilt.

Voor de maand juni luidde het algemeen overzicht als volgt: Juni was een zonnige, en op de meeste plaateen ook droge maand,

de temperatuur was gemiddeld iets boven normaal.

Het begin van juni was zonnig, waarbij de temperatuur echter alleen in de zuidelijke provincies plaatselijk 25°C bereikte. Op

3 juni was ons land in een gebied van lage druk gelegen, waarin enkele onweersbuien tot ontwikkeling kwamen met hier en daar grote hoeveelheden neerslag. Ten gevolge van een depressie trok in de avond van 4 juni een koudefront met lichte regen over ons land. De temperatuur kwam onder het normale niveau. Juist vó*ó*r Pinksteren (9 en 10 juni) werd het minder koud, doch onder in-vloed van een depressie ontstonden buien, die soms met hagel en onweer gepaard gingen, vooral op de tweede Pinksterdag. Op het einde van de middag van 10 juni drong koudere lucht het land binnen, hetgeen met nogal wat regen gepaard ging, vooral in Zuid-Limburg. Daarna begon een tijdvak van droog weer; de lucht-druk bereikte op 13 juni te De Bilt een waarde als sedert het

begin der waarnemingen niet eerder in juni gemeten. De tempera-tuur kwam iedere dag hoger; het hoogtepunt op 18 juni werd door onweersbuien gevolgd, die een bijzonder plaatselijk karakter droegen. Op 19 juni drong koudere lucht ons land binnen, waarna het gedurende 5 dagen vrij koud was. Een depressie bracht in de middag en avond van 24 juni wat regen, soms vergezeld van hagel en onweer. Ook op 25 juni vielen nog enkele buien, daarna brak opnieuw een tijdvak met droog weer en stijgende temperaturen aan, onder invloed van een nieuw gebied van hoge luchtdruk. Van 28 juni af werden temperaturen gemeten van 30°C, op 30 juni was het bijzonder warm. Onweer kwam vrijwel niet voor, ofschoon op 29 juni enkele buitjes vielen. De windsnelheid was in de tweede decade boven normaal, in de eerste en derde decade onder normaal. De hoeveelheid neerslag, gemiddeld over het gehele land, bedroeg 35 mm tegen 54 mm normaal.

Het aantal uren zonneschijn was gemiddeld over de 5 hoofdstations 281 tegen 218 normaal.

Voor de eerste helft van juli luidde het algemeen overzicht als volgt: Juli was een natte maand met een tekort aan zon,

vooral in het binnenland. De temperatuur was gemiddeld iets boven normaal.

Het warme weer, waarmede juni was geëindigd, duurde in de eerste week van juli voort. Na een inzinking op 2 juli werd het op 3 juli opnieuw zeer warm. Deze hitte werd in de middag van 3 juli gevolgd door zeer zwaar onweer, plaatselijk gepaard met hagel en rukwinden. Het hoogtepunt van de hitte kwam op 6 juli. Ook toen kwam in de avonduren in het grootste deel van het land weer zeer zwaar onweer voor. Daarna werd het koeler. Van 10 juli af kwamen echter meer algemeen bui«n tot ontwikkeling tijdens welke soms grote hoeveelheden regen vielen. Gedurende de

daar-opvolgende 4 dagen was het aan de koude kant en er vielen nog telkens buien.

(8)

6

-De windsnelheid was in de eerste en tweede decade normaal. Het aantal uren zonneschijn was gemiddeld over de 5 hoofdstations 196 tegen 210 normaal; in de drie decaden resp. 90, 58 en 48 uren. De hoeveelheid neerslag, gemiddeld over het gehele land, bedroeg 105 mm tegen 72 mm normaal. Hiervan viel het grootste gedeelte in de tweede helft van juli.

De weersomstandigheden tijdens de proefnemingen waren in juni dus overwegend gunstig en in de eerste helft van juli soms gunstig, maar soms ook slecht.

7. Bewerking van de objecten

Zoals reeds eerder werd vermeld, waren de bewerkingen van de objecten niet bij alle proeven gelijk. Bij een aantal proeven waren behoorlijke aantekeningen van de bewerkingen gemaakt.

Ten einde een behoorlijke vergelijking tussen de objecten mogelijk te maken, werden bij de nu volgende omschrijving alleen de gegevens gebruikt van de proefnemingen, waarbij alle 3 objecten waren opgenomen. Van de belangrijkste bewerkingen tussen het maaien en het inschuren, zoals keren, schudden, wierzen, spreiden en

opperen, wordt in tabel 3 een overzicht gegeven. Tabel 3

Overzicht van het aantal bewerkingen van de objecten (7 proeven) R e g . n r . OF 1043 OGe 1307 OTH 1924 MH 1925 z r a 518 WB 2475 PAW 51 G e m . a a n t a l 1 p e r o b j e c t O b j e c t A ! ö ! CD ! Tj ti 1 Tf <n 3 U <D AJ -rC ü w 9 7 9 11 - 1 7 - ! 3 - i 4 ö CU N U CD •H |5 -1 Dewerkingen ^afgerond) I . . . j Ö CD T j •H CD U ft ra -1 -Ö l CD I r H U ! cd CD ! cd ft ! - P ft ! O O j -P 1111 1 ! 9 1 Ml - 12 1 -10 3 1! 6 I ! 9 S i ! ! ! Ö i CD ! fH i <D j>i -; O b j e c t B ti 0 T J •3 pi Ä ü CQ 9 6 9 11 5 2 4 Ö CD tsi U CD •H fa 5 3 9 7 3 2 3 Ö CD T j •H CD h ft KI 4 2 -6 2 2 2 f! CD fH ft ft O 1 1 1 -1 -1 j i - l cd cd • p 0 • p 19 12 19 24 11 6 10 14 I Ob j e e ö CD h ^ Ai 1 1. 3 2 -1 ö CD TJ TJ

a

^ o CQ 2 2 -3 2 2 t C ö 0) N M CD •H & 2 -1 1 -1; i ö CD Tl •rl CD fH ft CO 1 -11 -_____ ö CD fH CD ft ft O

h

1 -11 -1 H cd cd - p 0 - p 8 4 4 3 6 2 5 5 1) geruiterd

In het gemiddeld aantal bewerkingen per object, kan een duidelijk verschil worden geconstateerd. Het grootste aantal bewerkingen onderging object B (l4x), daarna object A (9x) en ten slotte object C (5x).

In vergelijking met de objecten A en C kostte de bewerking van object B de meeste tijd als gevolg van het 's avonds op wier-zen brengen en het spreiden 's morgens. Daar de bewerking van dit object hoofdzakelijk machinaal kan geschieden, behoeft het meerdere werk arbeidtechnisch echter geen groot bezwaar te zijn.

8. Verloop van het droge-stofgehalte van het gewas gedurende de winningsperiode

(9)

7

-geschiedde bij de meeste proeven regelmatig. Bij enkele proeven werden zelfs vrij intensief monsters genomen.

De monsters op de maaidag of op de ochtend van de eerste dag na het maaien, worden beschouwd als het uitgangspunt van de objecten. Doordat bij enkele proeven de objecten A en B reeds bewerkt werden op de maaidag en de eerste monsters na de bewerking werden genomen, was in die gevallen het uitgangspunt van de drie objecten niet gelijk. Tijdens de dagen, volgend op

de maaidag, werden de monsters zoveel mogelijk 's middags(16.30 uur) genomen.

In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van het gem. droge-stofgehalte per object, op de maaidag en gedurende de eerste 4 dagen na de maaidag.

Tabel 4

Verloop van het gemiddelde droge-stofgehalte per object Object A B C J Aantal | Maaidag objecten j ! 11 j 29.7 14 ! 29.4 14 | 27.4

Aantal dagen na het maaien 1 I 2 44.9 | 53.4

46.0 ! 55.0

39.6 | 45-7

3

64.4 64.3 57.6

4

63.5 65-7 61.2 Deze cijfers laten zien, dat het gewas van de objecten A en B

sneller droogde dan het gewas van object C. Tussen de objecten A en B was een gering verschil ten gunste van object B. Gezien de gegevens van de tabellen 3 en 4> zal er dus waarschijnlijk een positief verband bestaan tussen het aantal bewerkingen per object en de snelheid van het drogingsproces. Bovengenoemde ge-middelde resultaten van alle proeven werden verkregen bij zeer verschillende weersomstandigheden.

Hoe het verloop van het droge-stofgehalte is bij zeer gunstige weersomstandigheden, wordt in tabel 5 weergegeven. Het gemiddelde verloop is afkomstig van 5 proeven, t.w.ï

ZWF 718, OF 1043, ZKH 517, ZEE 518 en ÏÏB .2475, Tabel 5

Verloop van het droge-stofgehalte bij zeer gunstige weersomstandigheden Object A B C i Aantal ' Maaidag objecten 4 28.0 5 J 31.1 5 26.8

Aantal dagen na het maaien

1

51 .8 57-5 47-3

2

62.6 68.1 55.5

3

73.8 73.3 67.O

4

74.2 73.9 72.O Ook uit deze cijfers blijkt, dat een intensieve bewerking van

het gewas een gunstig effect heeft op het drogingsproces. Evenals in tabel 4 blijkt ook in tabel 5, dat de verschillen op de 3e en 4e dag minder groot zijn. Dit wordt echter

(10)

veroor-zaakt doordat enkele zeer gunstige A en B objecten reeds op de 3e of 4e dag ingeschuurd konden worden zodat de diverse objecten op de laatste dagen onderling niet geheel vergelijkbaar zijn.

Het is interessant om het verloop van het droge-stofgehalte ook bij matige weersomstandigheden na te gaan. Daar het weer bij de proeven overwegend gunstig was, stonden slechts 2 proeven ter beschikking, waarbij de weersomstandigheden gedurende de eerste 7 dagen matig waren. Deze proeven waren Nffi 1925 en PAW 52. Het

gemiddelde verloop van het droge-stofgehalte van deze beide proeven wordt in tabel 6 vermeld.

Tabel 6

Verloop van h e t d r o g e - s t o f g e h a l t e b i j matige

weers-omstandigheden

Objecten

A

B

C

Aantal objecten

2

2

2

Maaidag 31.3 31.9 30.2

Aantal dagen na het maaien 1 | 2 36.7 35-7 37.7 33.2 36.6 33.3

3

47.3 48.9 43-9

4

42.4 47.0 41.4 5 6 •> 52.2 56.2 47-4

-7

55-5 58.4 52.6 1

) zondag

De weersomstandigheden bij deze proefnemingen waren zodanig,

dat de voorgeschreven bewerkingen niet steeds konden worden

uit-gevoerd. Niettemin gaven deze bewerkingen toch nog een beter

re-sultaat dan het laten liggen van het gewas, zonder bewerking.

Het in wierzen brengen van het gewas gaf hierbij een beter

resul-taat dan het gespreid laten liggen.

Ter verduidelijking van het verloop van het droge-stofgehalte

van het gewas, worden de cijfers uit de tabellen 4, 5 en 6 in de

figuren 1, 2 en 5 weergegeven.

ds

70

65

60

55

50

45

40

35 /

/ / . '

:30 / /

maaidag

Fig. 1 (zie tabel 4)

-• Object A

••-* Object B

- Object C

/,-1e

Aantal dagen na h e t maaien

2e Je 4e

(11)

ds

75

70

65

/ /

9

-Fig. 2 (zie tabel 5)

,/"

60

/ /

55 / /

y'

•- • Object A

/,/

y '

"*' Object B

50

f j y .

Object C

45 / / /

/ / /

40

35

/ . - J.«

maaidag 1e 2e 3e 4e

11:

i i :

H;

11 '

Fig. 3 (zie tabel 6)

ds

55

50

45

40

55

•y*'" .

30 [... -•

maaidag

..* —

1e

/ - " ~~ * s _ . — ' ** *— _ — -*

//,'-'>^y-'

// >'

"-

-Z'

, , Object A

'//'

.- •— -, Object B

—'/s'

• - - Objeet C

2e 3e 4e 5e 6e 7e

In hoeverre het gewas weer vochtiger kan worden door

enkele buien (de hoeveelheid neerslag is hierbij nie'l bekend),

nadat het aanvankelijk vrijwel droog was, laten enkele cijfers

in tabel 7 zien. Het hooi was aan het einde van de week

(zater-dag) mooi droog en bleef des zondags liggen; object A gespreid,

object B in wierzen, terwijl object C nog vrijwel onbehandeld was.

Omtrent de teruggang van het droge-stofgehalte worden In tabel 7

enkele cijfers vermeld, die op 2 proeven betrekking hébben t.w.

WO 1481 en NNH 1924.

(12)

10

-Tab.1 7

Teruggang van het droge-stofgehalte bij slecht weer

Objecten A B C Aantal objecten 2 2 2 zaterdag 72.2 71.4 63.4 zondag — maandag 52.7 52.3 51.4 Opmerkingen Gespreid In wierzen Vrijwel onbehandeld 1

4. Droge-stofgehalte

De gegevens uit deze tabel tonen aan, dat het droge-stofgehalte

voor alle drie objecten ongeveer tot eenzelfde niveau wordt

teruggebracht. De tijdwinst, die aanvankelijk aanwezig was,

ging dus hiermede verloren.

Doordat het gewas van object C veel minder intensief en

later werd bewerkt, duurde de winningsperiode langer dan bij de

objecten A en B het geval was. De eerste bewerking, die op het

gewas van object C werd uitgevoerd, was voornamelijk het keren.

Dat door deze bewerking het drogingsproces gunstig werd beïnvloed,

laten enkele gegevens in tabel 8 zien.

Tabel 8

Invloed van de bewerking op het drogingsproces

van object C

1. Aantal objecten (gegevens ZNH 515 niet voldoende

bekend) s 13

2. Gem. aantal "onbehandelde dagen" na de maaidag : 3

3. Aard der bewerking schudden : 4x

keren : c}

x

einde maaidag : 27.4 ^

dag vóór de bewerking : 52.5 $

einde bewerkingsdag

:

64.2

fo

5. Vochtverlies per "onbehandelde dag" : 8.4

"/>

6. Tochtverlies op de bewerkingsdag s 11.7 $

In de 3 dagen dat dit gewas onbehandeld bleef, werd het

droge-stofgehalte verhoogd van 27.4

fo

tot 52.5

f»*

Een vochtverlies

dus van 8,4 $ per onbehandelde dag. Op de bewerkingsdag verdween

er echter gemiddeld 11.7

vocht, dus 3.3

fo

meer.

Uit het voorgaande blijkt dus duidelijk dat een intensieve

en spoedige bewerking gunstiger resultaten oplevert dan het

enkele dagen onbewerkt laten liggen van het gewas.

9« Volledig onderzoek van de monsters bij het maaien en bij het

inschuren

De eerste monsters na het maaien en de laatste monsters

vlak voor het inschuren werden volledig onderzocht op droge stof,

zand, ruw eiwit, ruwe celstof en as. Het vre-gehalte en de

zet-meelwaarde werden berekend. In tabel 9 worden de gemiddelde gehalten

per object weergegeven. De proeven, waarin slechts de objecten

B en C waren opgenomen, werden voor de berekening van het

gemid-delde gehalte uitgeschakeld.

(13)

11

-Tahel 9

Overzicht van h e t v o l l e d i g onderzoek van de monsters

Object

A

B

C

Tijdstip

van

bemonsteren

bij het maaien

" " ins

enu-re n

bij het maaien

" "

inschu-ren

bij het maaien

" "

inschu-ren

Aantal

objec-ten

11

10 0

11

10 ')

11

10 ')

Gehalte in

het

materi-aal

io ds

(zand-vrij)

28.7

75.4

28.4

74.2

26.6

72.6

i

zand

0.5

0.8

0.4

1.0

0.5

1 .2

Gehalte in

i

van de

droge stof

re

10.9

10.5

10.9

10.4

11 .2

10.4

re

29.0

29.7

28.9

29.5

29.I

29.5

as

7.8

7.4

7.9

7.1

7.8

7.2

vre

6.7

5.4

6.7

5.2

6.9

5-2

ZW

52

45

55

44

53

44

i

' ) PAW 52 n i e t meegerekend

De s a m e n s t e l l i n g van h e t g r a s , vlak na h e t maaien, was b i j

de 5 objecten v r i j w e l g e l i j k . Het i e t s l a g e r e d r o g e - s t o f g e h a l t e

van object C moet h o o f d z a k e l i j k aan de bewerking van de objecten

A en B worden t o e g e s c h r e v e n , die reeds voor de bemonstering b i j

enkele proeven werd t o e g e p a s t . Yolgens de C.V.B.-tabel komt de

k w a l i t e i t van h e t gemaaide g r a s gemiddeld ongeveer overeen met

minder goed w e i d e g r a s .

Wordt de gemiddelde s a m e n s t e l l i n g van het gras met de

gemid-delde s a m e n s t e l l i n g van h e t h o o i g r a s v e r g e l e k e n , dan b l i j k e n er

op sommige punten a a n z i e n l i j k e v e r s c h i l l e n voor t

e

komen. In de

e e r s t e p l a a t s i s het d r o g e - s t o f g e h a l t e toegenomen t o t + 73 %.

Hierdoor werd ook h e t zandgehalte i n h e t o o r s p r o n k e l i j k m a t e r i

-a -a l verhoogd. Het z-andgeh-alte v-an de monsters, -afkomstig v-an de

o b j e c t e n B en C was h i e r b i j i e t s hoger dan h e t zandgehalte van

de monsters van object A. W a a r s c h i j n l i j k z a l het machinaal keren

en wierzen van h e t gewas een ongunstige invloed u i t o e f e n e n op

h e t zandgehalte en het schudden en s p r e i d e n een g u n s t i g e .

Het r u w - e i w i t g e h a l t e i s gemiddeld met ongeveer 0.5 i° verlaagd

van + 1 1 . 0 t o t + 10.5 i .

Het r u w e c e l s t o f g e h a l t e werd daarentegen gemiddeld i e t s v e r

-hoogd van + 29.O i t o t + 29.5 i .

Het a s - g e h a l t e van de monsters werd v e r l a a g d van + 7.8 i t c t

+ 7.2 i.

Uit de berekende voederwaarde blijkt dat het vre-gehalte

ge-daald is van + 6.8

i

tot + 5.3 /o en de ZW van + 53 tot + 44.

Uit de gehalten in de droge stof blijkt, dat er vrijwel

geen

verschil was tussen de objecten. Het verschil in de duur

der winningsperiode tussen de objecten is hiervoor

waarschijn-lijk te klein geweest.

(14)

12

Volgens de C.V.B.-tabel is het hooi ongeveer van gemiddelde kwaliteit.

Bij 2 proeven, namelijk OF 1045 en ZNH 515, was er een tamelijk groot verschil in de duur der winningsperiode tussen de objecten A en B enerzijds en object C anderzijds. In hoeverre deze langere winningsduur invloed had op de chemische samenstel-ling van het gewas, laten enkele cijfers in tabel 10 zien.

Tabel 10

Invloed van de winningsduur op de chemische samenstelling van het hooigras (gemiddelde van 2 proeven)

Object

A

B

C

Tijdstip van bemonsteren

bij het maaien " " ins chu-ren Duur der win-nings- • perio-de 42 dag Gehalte in het materi-aal

io

d s I

io

(zand- izand vrij) I 27.6 75.5 bij het maaien j 4-2 ^aS i 26.2

" " inschu-j J ren { j 75.6

! i

bij het maaien |9 dagen! 24.9 " " inschu-! ! ren j j71«5 Gehalte in ^ van de droge stof re 0.2 J 11.5 O.7 j 11.4 0.5 | 10.6 I 0.8 j11.0 O.4 |11.6 0.7 | 10.3 re 50.4 51.4 50.0 50.6 29.O 50.5 as 8.1 9.1 8.4 8.7 8.5 8.8 vre 7.1 6.0 6.5 5.7 7-5 5.5 ZW 49 58 50 40 52 41 •

In de eerste plaats blijkt, dat het uitgangsmateriaal van de 5 objecten niet van gelijke samenstelling is. Dit bemoeilijkt een juiste beoordeling. Bij een oppervlakkige beschouwing schijnt het, dat bij object C meer ruw eiwit verloren is gegaan dan bij de andere objecten. Uit de resultaten van de afzonderlijke proe-ven blijkt echter dat deze teruggang vrij onbetrouwbaar is.

Zowel bij een korte als bij een lange winningsperiode van het hooigras, wordt voor de berekening van de voederwaarde een-zelfde formule gebruikt. Deze berekeningswijze is o.i. niet ge-heel juist te achten, omdat aan hooi met een korte winningsperi-ode een hogere waarde toegekend mag worden dan hooi dat geduren-de langere tijd op het veld heeft gelegen. Nageduren-der ongeduren-derzoek hier-over is zeker gewenst.

Ten slotte wordt in tabel 11 een indruk gegeven van het gemiddelde verloop van 4 proeven(NNH 1924, ZNH 515, ZNH 517 en ZNH 518), waarbij monsters werden genomen zowel bij het maaien als bij het inschuren en bij het vervoederen.

(15)

13

-Tabel 11

Overzicht van het volledig onderzoek van de monsters hij het maaien, het inschuren en het vervoederen (gem.van 4 proeven)

Object

A

i B

I C

i

Tijdstip van bemonsteren

bij het maaien " " ins churen " "

vervoede-ren

bij het maaien

11 " inschuren

" " vervoe-deren bij het maaien

" " inschuren 1 " " vervoe-! deren Aantal objec-ten

4

4

4

4

4

4

f

4

:

4

4

Gehalte in j het materi- j aal fo ds (zand-vrij) 31.3 73.1 83.4 29.1 72.9 83-9 26.7 72.9 82.2 * zand 0.3 0.7 0.7 0.3 0.7 0.6 0.3 1.0 ! 0.9 i Gehalte re 10.1 10.1 10.4 10.1 10.0 10.1 10.3 10.0 10.3 in fo van de droge stof re 28.6 29.9 32.2 28.8 29.6 31.0 28.7 29.I 31.7 as 7.5 8.2 8.2 7.8 7.6 8.1 8.1 7.8 8.1 vre 5.9 4.9 5.2 5.8 4.8 5.0 6.1 4.8 5.1 i j ! ZW 53 42 57 53 45 39 53 45 38

Het verschil tussen maaien en inschuren is reeds besproken aan de hand van de cijfers uit tabel 9«

De verschillen tussen het inschuren en het vervoederen waren in het kort aldus: het droge-stofgehalte nam met + 10$ toe 5 het

zandgehalte nam iets af; het ruw-eiwitgehalte bleef vrijwel ge-lijk; het ruvje-celstofgehalte werd met ruim 2$ verhoogd, terwijl het as-gehalte iets werd verhoogd. De vocderwaarde van het produkt bleef wat betreft het vre-gehalte vrijwel gelijk, terwijl de zetmeelwaarde met + 6 eenheden werd verlaagd.

"Uit deze cijfers k*n dus niet worden -vastgesteld, dat er ver-schil was tussen de bewerkingsmethoden.

10. Zintuiglijke beoordeling van het hooi

In de verslagstaten werd in het algemeen weinig aandacht aan de zintuiglijke beoordeling van het hooi besteed. In die gevallen waarbij wel aantekeningen werden gemaakt, bleek het schudden een gunstige invloed op de gelijkmatige droging van het gewas te hebben, Verder was de tendens aanwezig dat het gewas van object B een iets groenere kleur had behouden in

vergelij-king met de objecten A en C. 11. Opbrengst in kg hooi per ha

De opbrengst in kg hooi per ha werd in de meeste gevallen geschat; slechts bij 2 proeven werd het produkt gewogen. Uiter-aard was de variatie in de opbrengst hierbij nogal groot (+ 3000 tot + 6OOO kg). In het algemeen hadden deze proeven betrekking op een flinke snede hooigras (+ 4000 k g ) .

12. Bewaring van de proefoogst

Bij de meeste proeven werden de partijen niet afzonderlijk opgetast, doordat dit veelal te bezwaarlijk was, In de gevallen dat het hooi wel afzonderlijk werd bewaard, werd tijdens het voeren wederom een monster genomen. In hoofdstuk 9 (tabel 11)

(16)

14

werden de resultaten van deze bemonstering nader toegelicht Verdere aantekeningen betreffende een eventueel verschil in broei, stof, schimmel, reuk of kleur tussen de objecten

kwamen slechts weinig voor, zodat hierop niet verder wordt ingegaan,

13. Temperatuurmetingen tijdens de bewaring

Doordat de partijen meestal niet afzonderlijk werden opge-tast, ontbrak ook vaak de mogelijkheid om afzonderlijke tempera-tuurmetingen te verrichten. In slechts 3 gevallen werd de tem-peratuur gemeten. Hierbij ontbrak echter de aantekening op welke partij de temperatuurmeting betrekking had, zodat deze cijfers verder niet gebruikt werden,

14» Gebruikte hooibouwwerktuigen bij de proefneming

Op de verslagstaten zijn weinig gegevens vermeld omtrent de gebruikte hooibouwwerktuigen en het geleverde werk van deze werktuigen. Toch is het van belang hier aandacht aan te beste-den. Bij enkele proeven is bijvoorbeeld gebleken, dat het sprei-den uit de wiers van object B door een onjuiste constructie van het spreidmechanisme nogal eens te wensen overliet. De verdeling uit de wiers was dan onvoldoende; het gewas bleef teveel op hopen liggen.

Dat een gelijkmatige spreiding van het gewas uit de wiers wel mogelijk is, werd o.a. bij de proefneming II 951 op de proef-boerderij te Zegveld bewezen, waar de kwaliteit van het gelever-de werk van het spreidmechanisme zeer goed was.

Ten einde nader ingelicht te worden omtrent de aard en de kwaliteit van de bewerking is het gewenst bij een volgende proefneming dit punt uitvoeriger te omschrijven.

(17)

15 -SALZEl-TATTIITG

In I957 werd een aantal interprovinciale hooiwinnings-proeven genomen met het doel de invloed van verschillende bevrer-kingsmethoden op het drogingsproces van het goireye op het veld na te gaan.

Aan deze proefneming werd door 8 consulentscnappen deel-genomen, die in totaal 12 proeven namen, terwijl het P.A.W. in Wageningen nog 2 proeven verzorgde.

Bij elke proef werden 3 verschillende bewerkingsmethoden toegepast, namelijk?

Object As Ma het maaien direct schudden en het hooi 's nachts gespreid laten liggen. De volgende morgen na het op-drogen van de dauw weer schudden enz.

Object B: Na het maaien direct schudden en tegen 4 ^ 5 uur 's middags het hooi in wierzen brengen. De volgende morgen de wierzen machinaal spreiden enz.

Object Cs Het gemaaide gewas 5 & 6 dagen (afhankelijk van het weer) in zwaden laten liggen, dan op een mooie dag keren, schudden en opperen enz., als bij de praktijk gebruikelijk is.

De objecten werden in enkelvoud op é"é*n perceel aangelegd (blijvend grasland). De proefoogst werd gemiddeld met 53 kg N per ha bemest.

De proeven werden genomen in de periode van begin juni tot medio juli. In deze periode waren de weersomstandigheden voor de hooiwinning overwegend gunstig.

Het aantal benodigde dagen voor de winning van het hooi van object A bedroeg gemiddeld 5T» 0°k voor object B was dit

5-4, terwijl het aantal dagen voor object C gemiddeld 7 be-droeg. Er is derhalve van ruim 1 dag tijdwinst sprake ten gunste van de objecten A en B.

Van 7 proeven werd het gemiddelde aantal uitgevoerde bewerkingen tussen het maaien en het inschuren per object nage-gaan. Hieruit bleek, dat object A 9X> object B 14x en object

C 5x werd bewerkt. Indien de bewerkingen machinaal kunnen wor-den uitgevoerd, behoeft het grotere aantal bewerkingen van de objecten A en B arbeidstechnisch geen groot bezwaar te zijn.

Bij alle proeven werden vrij regelmatig monsters genomen voor de bepaling van het droge-stofgehalte. Uit het verloop van het droge-stofgehalte per object is gebleken, dat een

intensieve bewerking van het gewas een gunstige invloed op het drogingsproces heeft gehad. Bij een intensieve bewerking van

het gewas werd eenzelfde droge-stofgehalte ongeveer êên dag

eerder bereikt dan bij de praktijkmethode het geval is. Uit het volledig onderzoek van de monsters is niet ge-bleken, dat er verschil was in de chemische samenstelling van het gewas tussen de verschillende bewerkingsmethoden.

In hoeverre er verschil was tussen de objecten in uiter-lijke hoedanigheid van het hooi, zintuiglijk beoordeeld, kon evenmin worden vastgesteld.

Uit de resultaten van deze proefneming kan als praktisch advies dienen, dat onder vergelijkbare weersomstandigheden een intensieve en spoedige bewerking van het gewas kan worden aanbevolen.

Het is niettemin zeer gewenst een soortgelijke proef in S 619 1958 te herhalen, ten einde de juiste invloed van de bewerking

170 ex. en de weersomstandigheden op het drogingsproces van het gewas

B/Ke/E nader te bestuderen.

(18)

4

Verklaring der afkortingen in de bijlagen

Bewerkingen; ma. = maaien spr.= spreiden

ap.= opperen

gr.op.= grote oppers (roken) rui.= ruiteren

sch.= schudden wie.= wierzen insch.= inschuren

Regen? 0 = geen regen x = regen sp.= sputters

(19)

Bijlage 1

n

1. Reg.nr. en letter s

2. Proefveldhouder : 5. Bijzonderheden vr oef tier ceel

ZWF 717

Tj.v.d.Wal, Zwette o/d Oldeboorn Veengrond; blijvend grasland, dat 1 à 2x wordt gemaaid en verder beweid In 1957 voorgeweid tot 16 mei

4. Bemesting proefperceel (p.ha): Op 4 april 40 kg N (fas) en 58 kg

P2OC (fas en super). Na het voorwei-den op 17 mei 45 kg N (kas). In de

herfst van 1956 werd stalmest gegeven. 5. Bewerking, weersomstandigheden en bemonstering

! Datum 21-6 22-6 25-6 2 4 - 6 25-6 2 6 - 6 2 7 - 6 28-6 2 9 - 6 5 0 - 6 1-7 B e w e r k i n g B u u r 7 7 +I7.OO 7 7 +I7.OO 7 7 +I7.OO 7 7 7 7 7 bew. — — - — - • C u u r m a a i e n I ? 1x s c h . j w i e r z e n j (zondag)j s p r . ! 2x s c h . w i e r z e n w i e r z e n o m r o l l e n s p r . 2x s c h . w i e r z e n s p r . 2x s c h . w i e r z e n t i e m e n i n s c h . 7 7 i ? i jbew. m a a i e n ' g e e n g e e n geen geen g e e n 2x s c h . w i e r z e n t i e m e n geen geen i n s c h . W e e r s o m s t a n d i g h e d e n Regen ' s mo 0 0 0 0 i e t s •

i e t s

• 0 i

1 °

i 0 i 0 ! 0 ' s mi 0 X 0 0 0 0 0 0 0 0 X D r o g . w e r k i n g ' s mo | ' s mi z . g o e d i z . g o e d goed S n i h i l goed i goed goed 1 goed i f | m a t i g (vrjj goed m a t i g 1 goed goed goed ; i goed ; goed ; z . g o e d ; z . g o e d z . g o e d j z . g o e d v r . g o e d 1 m a t i g B e m o n s t e r i n g u u r 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 6 . 5 0 1 5 . 5 0 d s - g e h a l t e n B 5 0 . 6 4 1 . 5

-57.5

65.O 7 1 . 0 6 9 . 2 C 2 9 . 8 5 8 . 0 -5 2 . -5 5 4 . 5 6 1 . 0 6 0 . 5 — 7 4 . 0 -7 5 . 2 O b j e c t B C • 6 . V o l l e d i g o n d e r z o e k v a n m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren ds 5O.6 6 9 . 2 8 2 . 6 2 9 . 8 7 5 . 2 8 2 . 1 zand j r e 0 . 1 0.1 1.0 0 . 2 0 . 7 1.0 1 5 . 2 1 0 . 7 1 2 . 7 1 5 . 2 1 1 . 8 1 2 . 9 de m o n s t e r s r e 2 7 . 6 5O.9 5 4 . 2 2 8 . 8 5O.8 54.1 a s 7 . 4 5.6 7 . 1 7 . 7 6.6 7 . 2 v r e 8 . 8 5 . 8 8 . 0 8 . 8

7-9

8.1 ZW 56 45 56 55 42 56

N.B. Het hooi werd van 1 tot 5 jiili geventileerd met koude lucht.

7« Zintuiglijke beoordeling van het hooi;

Bij het inschuren werden geen waarnemingen verricht. Na de bewaring

bleek, dat het hooi licht had gebroeid. Het hooi had een geurige reuk en bevatte weinig stof of schimmel.

8. Bewaring van de proefoogsts

Het hooi werd afzonderlijk bewaard en op 10-1-'58 nogmaals bemonsterd. 9« Korte samenvattings Onder "normale" weersomstandigheden gaf object B

gedurende de eerste dagen iets beter resultaat dan object C. Met de bewerking van object C werd te laat begonnen. Het betrekkelijk grote verschil in inschuurdatum van de beide objecten kon geen maatstaf zyn van de beoordeling van de resultaten.

(20)

it

B i j l a g e 2

1. Reg.nr en l e t t e r

2. Proefveldhouder 3. Bijzonderheden proefperceel 4. Bemesting proefperceel

5. Bewerking, weersomstandigheden en bemonstering ZWF 718

Gebr. Wester, Tjerkgaast

Zandgrond, blijvend grasland. In 1957 werd het perceel niet voorgeweid Werd niet op de verslagstaat vermeld

Datum 15-6 16-6 17-6 18-6 19-6 Bewerking

B

uur

1 bew. maaien (zondag) geen 's mo ' s mi 1 s mo 1 s mo ' s mi 1 s mi keren wierzen spr. sch, wierzen ins ch.

C

uur

1 bew. maaien geen

geen

\ 1 â mo 's mo 1 s mi keren 2x sch. ins ch.

We

Regei ' s mo

0

0

0

0

0

ersomstandighed«»

a

1 s mi

0

0

0

0

0

Drog.werking ' s mo z.goed z.goed z.goed z.goed z.goed 1 s mi z.goed z.goed z.goed z.goed z.goed Bemonstering

uur

18.00 17.00 13.OO 16.00 17.00 13.00 16.00 ds-gehalten

B

31.8 -7O.O 74.0 80.1

C

32.4 -60.0

75.0

77.0

78.3 Object

B

C

6. Volledig maaien ins churen na bewaren maaien ins churen na bewaren onder

ds

51.8 80.1 84.5 52.4 78.5 81.9 zoek van de zand 0.2 1.0 0.9 0.5 1.5 1.1

re

16.7 15.8 15.2 15.7 15.3 15.5 monsters

re

26.4 28.0 29.7 27.5 28.0 27.I

as

9.5 7.5 8.2 9.7 6.9 8.5

vre

12.2 10.3 9.1 11.2 9-9 9.4

ZW

56 47 43 54 47 47 7« Zintuiglijke beoordeling van het hooi:

Het hooi van object B was gelijkmatiger gedroogd dan het hooi van object C.

8. Bewaring van de proefoogsts

Het hooi werd afzonderlijk opgetast en bij het voeren nogmaals bemonsterd.

9. Korte samenvatting;

Bij zeer gunstige weersomstandigheden gaf object B een iets beter resultaat dan object C. Volgens proefnemers was het hooi volgens de schudmethode gelijkmatiger gedroogd.

(21)

19

1

1 • Reg »n r' e n letter

2. Proefveldhouder

Bijlage 5

: OF 1043

: Proefboerderij "Bosma Zathe I" te Selmien 3. Bijzonderheden proefperceel: Leemhoudende zandgrond; blijvend grasland;

ingezaaid in 1953; wordt meestal éénmaal gemaaid en verder beweid. In 1957 voorgeweid met jongvee (23-29 april).

4. Bemesting proefperceel (per h a ) : Op 26 maart 55 kg N (kas); na het voorweiden op 29 april weer 53 kg N (kas). Op 13 maart 45 kg ?2^5

(super) en op 26 maart 140 kg K2O (kali 4 0 $ ) .

5. Bewerking, weersomstandigheden en bemonstering

Bewerking Weersomstandigheden (Bemonstering

Datum u u r bew. u u r I bew. Regen u u r bew. s mi D r o g . w e r k i n g ' s moi ' s mi u u r d s - g e h a l t e n B 17-6 18-6 19-6 2 0 - 6 2 1 - 6 22-6 23-6 24-6 25-6 26-6 2 7 - 6 7.OO 1 0 . 0 0 10.00 15.00 10.00 1 6 . 4 5 1 0 . 3 0 1 6 . 3 0 9 . 3 0 1 3 . 3 0 1 6 . 3 0 1 7 . 3 0 10.00 ma. s c h . s c h . 7 . 0 0 10.00 I9.OO 9<30 s c h . 1 0 . 0 0 15.00 1 9 . 3 0 s c h . 9 . 3 0 sch.jlO.OO 16.45 18*00 s c h , 1 0 . 1 5 s c h . 1 0 . 3 0 1 6 . 3 0 ÎI8.30 s c h . i 9 . 1 5 s c h . j 9 . 3 0 w i e . j l 3 . 3 0 gr.opJl6.30 H7.30 inschJIO.OO ma. 7.OO s c h . w i e . s p r . s c h . s c h . w i e . s p r . s c h . s c h . w i e . s p r . s c h . j s c h . j w i e . |

spr. H 3.3O

s c h . |16.30 s c h . 118.00 w i e . I g r . o p . l i n s eh.! ma. geen goed z . g o e d 1 0 . 0 0 I 6 . 3 O goed j z . g o e d f18.30 geen ; 0 k e r e n i 0 s c h . j 0 w i e . ! o p . j geen \ 0 geen ! 0 geen j 0 0 ! goed ;matig 9.OO IO.3O 1 4 . 0 0 1 6 . 3 0 9 . 0 0 I I I . 3 0 I • I14.OO J16.3O 0 ! m a t i g z.goed) 9«00 |11.30 'I4.OO I7.OO 9 . 0 0 11 .30 I4.OO I7.OO 0 ! m a t i g goed 1 9 . 0 2 9 . 3 3 1 . 5 3 4 . 8 4 5 . 3 4 5 . 5 4 6 . 5 5 6 . 8 6 4 . 5 6O.4 6 2 . 8 6 3 . 5 6 8 . 5 6 6 . 7 65.O 6 8 . 5 7 2 . 5 7 6 . 7 1 9 . 8 M 8 . 7 36.O Î27.1 3 6 . 0 4 2 . 3 46.O 5 5 . 5 57.O 6 1 . 8 6 6 . 3 6 5 . 4 64.O 6 7 - 3 7 1 . 8 7 2 . 5 6 8 . 5 74.O 7 7 . 5 7 7 . 9 g e e n i geen 1 0 . 0 0 j op.spr!, 1 4 . 0 0 ) s c h . ; 15•00 j w i e . ' I6.OO i i n s c h . i x 0 0 x m a t i g n i h i l 0 'z.goed! z.goed 0 jmatig m a t i g 0 Jmatig jmatig 0 ' m a t i g jmatig 0 i m a t i g Jgoed 9 . 0 0 I I I . 3 0 9.OO 1 6 . 3 0 9.OO 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 9 . 0 0 1 5 . 0 0 ( z o n d a g ) 2 8 . 8 , 3 1 . 5 3 5 . 3 3 6 . 2 ' 4 1 . 5 Î43.5 149-8 150.0 5 3 . 3 5 4 . 0 5 4 . 3 5 4 . 0 5 3 . 5 5 6 . 5 60.O 5 9 . 3 61.O 6 2 . 5 6 5 . 0 6 6 . 4 6 8 . 6 6 6 . 7 6 5 . 5 70.O 6 . V o l l e d i g o n d e r z o e k van de m o n s t e r s Object

A

B

C

maaien inschuren maaien inschuren maaien inschuren ds 19-0 76,7 19.8 77.9 18.7 7O.O zand 0.2 0.3 0.1 0.6 0.2 0.8 re 12.8 12.9 11 „6 12.0 13.9 11.1 re 32.O 32.O 3O.7

31.0

3O.5

31.4 .

as 9.5 8.8 8.3 8.7 8.8 8.2 ; : vre 8.6 7-2 7.3 6.5 9.5 5.8 ZW 45 38 50 40 50 40

(22)

10

vervolg bijlage 3 7« Zintuiglijke beoordeling van het hooi;

Van alle partijen was de reuk goed. Het hooi van object B had de mooiste kleur, hetgeen ook na de bewaring het geval was. Van alle objecten was het hooi nogal grof.

8. Bewaring van de proefoogst:

Het hooi werd op zolder apart opgetast, doch niet weer bemonsterd. 9. Korte samenvatting;

Bij gunstige weersomstandigheden werd de hooitijd door intensief schudden aanmerkelijk verkort (volgens proefnemers 2 dagen). Bij deze werkwijze verdwijnt er de eerste dagen ongeveer 2 x zoveel vocht, dan wanneer het gras op zwaden blijft liggen. Het 's avonds

opwierzen (object B) bleek iets beter te zijn dan het gespreid laten liggen (object A ) .

(23)

B i j l a g e 4

1

1 . R e g . n r . en l e t t e r s

2. Proefveldhouder

WO 1481

B.Kanis, N.Wetering 19, Mastenbroek-Zwollerkerspel 3. Bijzonderheden proefperceel; Klei (+ 30 cm) op veen; blijvend grasland;

wordt gebruikt voor maaien en weiden. 4. Bemesting proefperceel (per ha); Op 13 april 40 kg ïï (kas); verder

geen

bemesting.

Datum 5-6 6-6 7-6 8-6 9-6 M 0-6 M1-6 (12-6 1 3 - 5 1 4 - 6 5 . B e w e r k i n g , weersoms B e w e r k i n g A u u r •? 1 s mo 1 s mo 1 s no 1 s mo ' s mo ' s mi 1 s mi bew. ma. 1 x s c h . 1 x s c h . geen g e e n 1 1 x s c h . 1 x s c h . B u u r <? ' s mo ' s mo ' s mi ' s mo ' s mo 1 6 . 3 0 ' s mo ' s mo ' s mi 1 x s c h . j ' s mo w i e . j ' s mo i n s ch. j ' s mi bew. ma. 1 x s c h ) w i s . * s p r . s c h . w i e . geen geen ? s p r . s c h . w i e . s p r . s c h . w i e . s p r . s c h . w i e . i ' s mi insch. i t a n d i g h e d e n 1 C u u r •7 « i ! j ; ; bew, | ma. geen geen g e e n i Igeen Igeen I 9 jgeen i I ? i k e r e n ' s mo ; k e r e n ' s mi j w i e . ' s mi I i n s c h | en bernonste r i n g W e e r s o m s t a n d i g h e d e n B e m o n s t e r i n g Rege] s mo x spr. 0 0 ") 0 X 0 X ! 0 0 0 > a ' s mi X 0 0 X X X 0 0 0 0 I D r o g . w e r k i n g ' s mo n i h i l m a t i g goed goed n i h i l m a t i g n i h i l goed z.gœd ' s mi n i h i l z . g o e d goed z . g o e d n i h i l n i h i l n i h i l goed z . g o e d i i i goed j z . g o e d 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 I 6 . 3 O -1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 I16.3O 1 6 . 3 0 d s - g e h a l t e n A 3 4 . 8 5 7 . I 7 1 . 1 ' B 3 7 . 2 56.O 6 9 . 8 ( z o n d a g ) 4 6 . 4 29.1 6 7 . 1 7 6 . 2

74-5

4 7 . 4 3 4 . 9 6 8 . 0 77-6 7 9 . 1 C _ 29.1 4 6 . 5 5 5 . 9 -4 2 . 2 3 3 . 0 5 4 . 4 7 1 . 6 7 6 . 7 O b j e c t A B C 6 . V o l l e d i g onde m a a i e n i n s c h u r e n maaien i n s c h u r e n maaien i n s c h u r e n ds 3 4 . 8 7 4 . 5 3 7 . 2 79.1 29.1

76.7

r z o e k * zand 0 . 7 1.6 1.0 2 . 5 0 . 5 I . ? van de r e 1 3 . 4 1 3 . 8 1 3 . 6 1 3 . 4 13.O 1 2 . 8 m o n s t e r s r e 2 5 . 6 2 6 . 7 2 4 . 6 2 6 . 3 2 5 . 9 2 5 . 6 a s 7.1 4 . 6 6.1 5 . 4 5 . 7 5-7 v r e 9 . 2 8 . 4 9 . 4 8 . 2 8 . 8 7 . 7 ZW 60 51 63 50 62 53

7. Zintuiglijke beoordeling van het hooi

K l e u r Reuk S t u g h e i d O b j e c t e n A B C 6 I 8 6 I 8 7 I 8 7 7 5

8. Bewaring van de proefoogst; Hierover werd op de

verslag-staat geen melding gemaakt.

9« Korte Samenvatting;

Er kon niet helemaal volgens de opzet van de proef worden gewerkt, door-dat het maaiapparaat defect geraakte. Tijdens de eerste 3 dagen, bij gunstig weer, droogde het gewas van de objecten A en B beter dan van object C. Bij daaropvolgend regenachtig weer, werd object B minder vochtig dan de objecten A en C. Uiteindelijk was er weinig verschil

tussen de objecten, hoewel de tendens bestond, dat object B de beste resultaten gaf, mede in verband met de zintuigelijle beoordeling van het gewas.

(24)

9

1

Bijlage 5 1. Reg.nr. en letter : OGr. 1307

2. Proefveldhouder s J.G.M.Keurentjes, Didamseweg 93 s Zevenaar 3. Bijzonderheden proefperceel; Kleigrond; blijvend grasland, dat

inten-sief wordt beweid en gemaaid 4« Bemesting proefperceel (per ha); 70 kg N; 50 kg P?05' 1 2^ k& ^2° e n

+ 20.000 kg compost (aangewend in jan.-febr.)

Datum 1 8 - 6 19-6 2 0 - 6 2 1 - 6 22-6 25-6 24-6 26-6 5 . B e w e r k i n g , w e e r s o m s t a n d i g h e d e n A u u r v . m . 1 6 . 0 0 1 6 . 0 0 1 0 . 0 0 1 4 . 5 0 9 . 5 0 bew. ma. s c h . s c h . s c h . s c h . s p r . 1 4 , 3 0 , s c h . 10.50 I4.OO I5.OO s c h . w i e . gr« op. v . m . \ i n s c h . Bewerking B u u r v . m . . . . 1 6 . 0 0 1 0 . 0 0 1 4 . 5 0 1 6 . 0 0 1 0 . 3 0 1 1 . 0 0 1 5 . 0 0 1 7 . 0 0 9 . 5 0 1 1 . 0 0 bew. ma. . s c h . s c h . s c h . w i e . s c h . s c h . s c h . w i e . u u r v . m . 1 2 . 5 0 1 2 . 0 0 s p r . 15.OO s c h . 1 4 . 5 0 w i e . 1 5 . 0 0 v . m . g r . o p , 1 4 . 0 0 geen insch. C bew. ma. g e e n k e r e n s c h . s c h . r u i . geen g e e n i n s c h . e n bernonst e r i n g W e e r s o m s t a n d i g h . Regen ' s mo 1smL I Drogende ! w e r k i n g i's mo | ' s mi ( g e e n a a n t e k e n i n g ) X 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 X n i h i l m a t i g goed z . g . m a t i g goed z.goed z . g . m a t i g m a t i g goed j m a t i g f -B e m o n s t e r i n g - Uur 7.OO 15.00 I7.OO 9.5O I6.OO 9 . I O I6.OO 1 0 . 0 0 d s - g e h a l t e n H 2 3 . 5 5 0 . 0 5 0 . 0 5 6 . 0

49-7

52.O 6 8 . 5 65.O _ 2 2 . 5 2 7 - 0 5 0 . 0 55.O

45-6

5 1 . 0 6 8 . 0 6 6 . 0 ( z o n d a g ) 7 2 . 6 7 2 . 1 C _ 2 6 . 7 5 0 . 0 5 0 . 0 55.O 4 1 . 8 50.O 5 9 - 9 59.O 7 0 . 2 6 . V o l l e d i g O b j e c t A B C m a a i e n i n s c h u r e n maaien i n s c h u r e n m a a i e n i n s c h u r e n o n d e r z o e k ds 2 5 . 5 7 2 . 6 2 2 . 5 7 2 . I zand 0 . 4 1.5 0 . 8 1.1 2 6 . 7 ! 0 . 4 7 0 . 2 | 2 . 0 van de r e 11 . 5 1 0 . 4 H . I 1 0 . 9 1 1 . 4 1 1 . 0 m o n s t e r s r e 5 1 . 3 3 1 . 4 28.1 2 9 . 4 3 1 . 7 5 2 . 8 a s

7.6

6.5

8 . 5 7 . 2 8 . 0 7 . 2 v r e 7 . 2 5.1 9 . 6 5 . 5 7.1 5.6 ZW 48 41

55

44

46

58

7. Zintuigelijke beoordeling van het hooi;

Hiervan werd op de verslagstaat geen melding gemaakt. 8. Bewaring van de proefoogst s

Hiervan werd op de verslagstaat geen melding gemaakt. 9. Korte samenvatting;

De bewerkingen van de objecten werden niet volgens het schema uitgevoerd. Het is daardoor niet mogelijk om juiste conclusies te trekken. De tendens is aanwezig dat intensief schudden gunstiger resultaten geeft dan de tot nu toe gevolgde praktijkmethode.

(25)

%

3

Bijlage 6 1 . Reg.nr. en letter 2. Proefveldhouder 3• Bijzonderheden proefperceel U 951

Proef boerderij Zegveld, Rondweg 50, Zegveld Veengrond; blijvend grasland, dat af-wisselend gemaaid en beweid wordt. In 1957 werd het perceel voorgeweid 4. Bemesting proefperceel (per ha):Op 12 maart 50 kg N (kas); na het

voorweiden op 14 mei 45 kg N (kas). Op 20 maart 30 kg P205 (si.) en 54 kg K20

(kali 40$) 5. Bewerking, weersomstandigheden en bemonstering

Datum 1 7 - 6 1 8 - 6 19-6 20-6 2 1 - 6 2 2 - 6 Bewerking B u u r 1 8 . 0 0 9 ' s av 1 s mo 9 ' s av 1 s mo ? ' s av ' s mo ' s mo ' s mi 1 s mi bew. ma. 2 x s c h . w i e . s p r . 2 x s c h . w i e . s p r . 2 x s c h . w i e . s p r . s c h . C u u r 18. w i e . ! i i n s c h . 1 i ' s •12 00 mo mo .00 bew. ma. geen geen g e e n geen 2 x s c h . w i e . i n s c h . We ersoms Regen 1 s mo 0 X 0 0 0 ' s mi 0 0 0 0 X t a n d i g h e d e n D r o g . w e r k i n g ' s mo ' s mi goed g e r i n g vr.g>ed vr.goed vr.goed goed goed goed goed ; s l e c h t i 1 Uur 8 . 0 0 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 1 4 . 0 0 1 1 . 0 0 B e n o n s t e r i n g d s - g e h a l t e n B 1 9 . 7 4 1 . 9 4 7 . 1 6 6 . 3 7 4 . 2 : ! C 2 0 . 5 3 3 . 5 3 5 . 7 4 4 . 5 5 5 . 2 6 0 . 3

6. Volledig onderzoek der monsters

O b j e c t B C maaien i n s c h u r e n m a a i e n i n s c h u r e n d s 1 9 . 7 7 4 . 2 2 0 . 5 6 0 . 3 zand 0 . 2 0 . 9 0 . 2 0 . 7 r e 1 5 . 7 1 3 . 8 1 5 . 8 1 5 . 2 r e 2 9 . 9 3 0 . 1 2 9 . 5 2 9 . 6 a s 8 . 1

7.4

8.0 6.9 v r e

11.1

7.9

11 .2 9.O ZW

53

43

53

44

7» Zintuiglijke beoordeling van het hooi;

Hiervan werden geen afzonderlijke notities gemaakt. 8. Bewaring van de proefoogst;

Het hooi werd in een hooiberg, tussen andere partijen, opgetast. De gehele tas werd met koude lucht nageventileerd. Afzonderlijke monsters tijdens het voeren werden niet genomen.

9» Korte samenvatting;

Zowel bij gunstige als bij minder gunstige weersomstandigheden gaf object B beter resultaat dan object C.

(26)

2

V

Bijlage 7 1. Reg.nr. en letter ;NNH 1924

2. Proefveldhouder ; A.Doppenberg, Langevliet 72, Julianadorp 3» Bijzonderheden proefperceel : Zandgrond ; blijvend grasland; wordt

éénmaal gehooid (ie snede) en daarna beweid. In 1957 in maart even voorgeweid. 4. Bemesting proefperceel (per ha); 60 kg N (kas); 63 kg P2^5 (sl') e n

80 kg K20 (kali 40$). Datum 25-6 2 6 - 6 2 7 - 6 28-6 2 9 - 6 3 0 - 6 1-7 2 - 7 3 - 7 4 - 7 5-7 5 . B e w e r k i n g , weersomst a n d i g h e d e n Bewerking A u u r ? ? ? 9 ? ? 9 9 ? 9 ? 9 9 bevf. ma. s c h . s c h . s c h . s c h . g e e n s c h . s c h . s c h . s c h . s c h . w i e . op.. i n s eh. B u u r 9 ? ? 9 9 ? 9 ? 9 ? 9 ? 9 ? 9 9 9 ? 9 9 9 bew. ma s c h . w i e . s c h . w i e . s c h . w i e . s c h . w i e . g e e n s c h . w i e . s c h . w i e . s c h . w i e . s c h . wie . s c h . w i e . op-.. insch. C u u r ? 9 ? 9 9 ? bew. ma. g e e n geen g e e n k e r e n g e e n k e r e n geen geen k e r e n op', i n s c h . en b e m o n s t e r i n g Weersoms t a n d i g h e d e n Regen ' s mo 0 0 s p . . . 0 0 0 0 0 0 0 0 | D r o g e n d e | w e r k i n g s mi ' s mo 0 goed 0 0 0 s p . 0 X goed n i h i l z«goed z,goed m a t i g n i h i l 0 jgoed x Igoed s p . I g o e d 0 jz.goed ' s m i goed goed goed z.goed z.gced m a t i g n i h i l goed n i h i l m a t i g z.goed B e m o n s t e r i n g Uur v . m . n . m . n . m . n . m . n . m . n . m . n . m . n . m . n . m . n . m . d s - g e h a l t e n A _ 3 6 . 3 4 8 . 2 5 6 . 9 6 5 . 2 7 3 . 4 B -3 0 . 6 4 8 . 0 5 5 . 4 6 5 . 6 7 3 . 1 - (zondag 5 9 . 1 7 3 . 5 3 9 . 3 6 7 . 8 7 7 . 4 5 7 - 3 7 2 . 4 3 4 . I 6 6 . 8 7 7 . 4 C -3 1 . 5 4 3 . 7 4 9 . 8 6 2 . 7 7 1 . 0 ') -6 0 . -6 7 4 . 4 3 3 . 2 6 9 . 4 7 2 . 2 I

6. Volledig onderzoek van de monsters

O b j e c t A B C maaien i n s c h u r e n m a a i e n i n s c h u r e n maaien i n s c h u r e n ds 3 6 . 3 7 7 . 4 3 0 . 6 7 7 - 4 3 1 . 5 7 2 . 2 zand 0 . 2 0 . 7 0 . 3 0 . 6 0 , 3 1.6 r e 9.1 9 . 4 9 - 7 9 . 2 9 . 0 1 0 . 2 r e 2 8 . 2 3O.4 2 6 . 3 3 2 . 8 2 8 . 0 2 9 . 1 a s 6 . 2 5 . 7 5 . 7 4 . 9 5 . 7 5 . 2 v r e 4 . 9 4 . 3 5 . 5 4 . 1 4 . 8 5 . 0 ZW 56 45 60 40 57 47

7« Zintuiglijke beoordeling van het hoois Hiervan werd op de verslagstaat geen 8. Bewaring van de proefoogst;

Hiervan werd op de verslagstaat geen 9. Korte samenvatting;

Bij deze proef was er slechts v/einig verschil tussen de ver-schillende bewerkingsmethoden. Tot de 4e dag gaven de objecten A en B iets gunstiger resultaat dan object C.

•melding gemaakt, melding gemaakt.

(27)

Bijlage 8

1 Y

1. Reg.nr. en letter 2. Proefveldhouder

3. Bij zonderheden proefperceel

NNH 1925

Proefboerderij "Noord-Holland",Wogmeer Zware zavel; blijvend grasland; wordt éénmaal gemaaid en verder beweid. In 1957 werd het perceel eerst beweid. 4. Bemesting proefperceel (per ha)t Op 25 maart 80 kg N

5. Bewerking, weersomstandigheden en bemonstering:

Datum

B e w e r k i n g [Weersomstandigheden

B i Regen

u u r ; bew. u u r ! bew. ! u u r ; bew. j ' s m q ' s m i ' s m o

(Drogende werking __[ Uur s m i B e m o n s t e r i n g d s - g e h a l t e n B 3-6 4-6 5-6 6-6 7-6 8-6 9-6 1 0 - 6 1 1 - 6 1 2 - 6 1 3 - 6 1 4 - 6 n . m . ! ma. ? j s o h . ? j s c h . n . m . ) ma. j n . m . I 6 . 3 O j s c h . I ? ! s c h . ! 9 9 ! s c h . s c h . s c h . ? ; s 3 h . i I ? j s c h . i 1 ? j s c h .

I

? i s c h . ? i s c h . 9 9 9 | s o h . jwie. l i n s c h 9 9 1 6 . 3 0 9 ? 1 6 . 3 0 9 9 1 6 . 3 0 9 7 1 6 . 3 0 9 •? 1 6 . 3 0 16.3*0 9 9 9 ? j s c h . j s c h . I w i e . i s p r . s c h . w i e . s p r . s c h . w i e . s p r . s c h . | w i e . I s p r . i s c h . s c h . w i e . s p r . s c h . w i e . ! sPr« s c h . w i e . i n s o h .

ma.

geen geen geen geen 0

0

0

0

0

g e e n ! 0 | n i h i l x ! m a t i g x | n i h i l xI m a t i g x j goed i i 0 | m a t i g m a t i g n i h i l n i h i l n i h i l 7 , 0 0 2 8 . 3 2 9 . 7 ; 2 6 . 3 1 6 . 3 0 28.1 2 5 . 8 I 2 5 . 0 1 6 . 3 0 2 6 . 6 ' 2 5 . 2 I 2 4 . 8 1 6 , 3 0 ! 4 0 . 1 1 4 0 . 6 ; 3 6 . 9 geen j O I O Igoed n i h i l l I 6 . 3 014 5 . 6 i 4 8 . 7:4 0 . 9

! i I !

} i f . z ^ o e d | l 6 . 3 0 | 5 6 . 2 | 6 l . 8 l 4 7 . 4 \ ( z o n d a g ) -f 9 geen k e r e n g e e n j g e e n | k e r e n ; w i e . ' i n s c h . 0 0 x | matig) x imatig i 0 jgoed goed | j n i h i l i 1 6 . 3 0

i

m a t i g | 1 6 . 3 0 z.goed I I 6 . 3 0 4 7 . 7 5 6 . 1 6 3 . 8 5 1 . 9 1 4 6 . 8 !

60.4J55.9

64.1 6 0 . 0 Oigoed | z.goed 116.30 ; 6 9 . 6 1 6 9 . 9 1 6 4 . 5 0 iz.goed; z.goed Object

A

B

c

i 6. Volledig maaien ins churen maaien inschuren maaien inschuren onderzoek van de

ds

28.3 69.6 29.7 69.9 26.3 zand 0.4 0.6 0.5 1.7 0.4 1.9 monste re re 7.3 7.7 7.0 7.4 8.4 8.2 24.5 25.8 24.3 26.3 24.1 26.2

rs

as

6.7 6.7 6.6 5.1

6.6

4.8

vre

3-4 3.1 3.2 2.8 4.4 ?.5

ZW

64 51 64 51 ! 66 52! 7» Zintuiglijke beoordeling v/h hooi; Hiervan werd op de verslagstaat geen melding gemaakt.

8. Bewaring van de proefoogst s Het hooi werd door middel van een tasdroog-installatie nagedroogd.

9» Korte samenvatting; Door de minder gunstige weersomstandigheden werden de gestelde werkzaamheden niet altijd uitgevoerd. Niettemin werd het vochtgehalte door middel van schudden gunstiger beïnvloed, ook bij het gespreid laten liggen van het gewas, dan bij de praktijkmethode het geval was.

(28)

I

Bijlage 9 1. Reg.nr. en letter 2. Proefveldhouder 3. Bijzonderheden proefperceel : ZNH 515

: K.Wagenaar, Groot Schermer : Oude zeeklei; blijvend grasland;

wordt éénmaal gemaaid en verder beweid. In 1957 voorgeweid van 17-29 april. 4. Bemesting proefperceel (per ha); Op 15 maart 45 kg N (kas) en op 28 apr.

50 kg N(kas); eind maart 10.000 1 gier.

Datum 2 0 - 6 21-6 2 2 - 6 2 3 - 6 24-6 2 5 - 6 26-6 27-6 28-6 _ _ _ _ _ _ _ _ 5 . B e w e r k i n g , w e e r s o m s t a n d i g h e d e n e n b e m o n s t e r i n g Bewerking A u u r ? 1 ? ? bew. ma. s c h . 2 x s c h . 2 x s c h . g e e n 2 x s c h . i n s c h . 1 B u u r •? ? ? f ? 9 1 ? ? bew. ma. s c h . w i e . s p r . 2 x s c h . w i e . s p r . 2 x s c h . w i e . g e e n s p r . 2 x s c h . i n s c h . C u u r 1 ? bew. ma geen geen g e e n geen g e e n geen geen O P . i n s c h Weersoms t a n d i g h e d e n Regen 's mo 0 0 0 0 0 X 0 X 0 's mi 0 0 s p . 0 0 0 0 0 0 Drogende w e r k i n g 'smo m a t i g m a t i g n i h i l m a t i g m a t i g n i h i l m a t i g n i h i l goed 's mi goed z.goed n i h i l goed m a t i g goed goed m a t i g z.goed B e m o n s t e r i n g T T I T - J _i uur — 7.OO 17.OO 1 6 . 3 0 d s - g e h a l t e n A -3 6 . -3 5 4 . 6 6O.4 B -C | -j 3 2 . 6 ! 3 1 . 1 5 1 . 8 6 0 . 9 ( z o n d a g ) -1 6 . 3 0 1 1 . 0 0 7O.3 6 9 . 3 4 3 . 6 4 4 . 8 -5 8 . 4 1 I

J73.0

! 6. Volledig onderzoek van de monsters

O b j e c t A B C m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren maaien i n s c h u r e n na bewaren m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren d s 3 6 . 3 7O.3 8 0 . 6 3 2 . 6 6 9 . 3 8 0 . 9 3 1 . 1 7 3 . 0 7 8 . 0 zand 0 . 3 1.2 1.0 0 . 5 1.0 1.0 0 . 6 0 . 7 0 . 6 r e 9 . 8 1 0 . 0 1 0 . 2 9-6 1 0 . 1 9 . 8 9 . 3 9 . 6 9 . 5 ! r e 2 8 . 8 3 0 . 8 3 5 . 6 2 9 . 3 3 0 . 3 3 1 . 3 2 7 . 5 2 9 . 2 2 9 . 4 a s 6 . 7 9 . 5 8 . 6 8 . 5 8 . 7 8 . 8 7-8 9 . 5 9.1 v r e 5 . 6 4 . 9 5.1 5 . 4 5 . 0 4 . 7 5.1 4 . 6 4 . 5 ZW 53 39 31 51 41 37 55 43 40 7« Zintuiglijke beoorde-ling van het hooi: Hierover werd de aante-kening gemaakt dat het

1 s avonds opwierzen van

object B niet verschilde met object A.

8. Bewaring van de proefoogst; Hierover werden bij het voeren van de partijen de volgende notities

O b j e c t A B C b r o e i k l e u r

1

7 r e u k 7 7 7 s t o f en schimmel 9 9 9

gemaakt. Men had de indruk, dat de kwali-teit weinig had geleden. Het hooi van de objecten A en B had iets meer gebroeid dan het hooi van object C.

9» Korte samenvatting; Door intensief schudden van het hooi kon de

winningsperiode aanmerkelijk worden bekort. Tussen de objecten A en B was geen verschil. Nadat het hooi van deze objecten was ingeschuurd, werden de weersomstandigheden iets minder gunstig, waardoor het dro-gingsproces voor object C werd belemmerd.

(29)

IT)

B i j l a g e 10 1 . R e g . n r . en l e t t e r 2. Proefveldhouder 3« Bijzonderheden proefperceel : ZNH 517

s Gebr. Schavenmaker, Assendelft i Kleigrond; blijvend grasland, dat in

1946 werd ingezaaid. Het perceel wordt éénmaal gemaaid en verder beweid. In 1957 werd voorgeweid van 19 april- 2 mei. 4. Bemesting proefperceel (per ha): Op 15 maart 35 kg N (kas) en op 2 mei

40 kg N (kas). Datum 1 7 - 6 18-6 19-6 20-6 2 1 - 6

5 .

Bewerking, weersomstand A u u r ' s av ? ? 1 9 ? bew. ma. s c h . s c h . s c h . s c h . i n s c h . B e w e r k i n g B u u r ' s av 9 ? •? bew. ma. s c h . s c h . s c h . ? s c h . ? i n s c h . 1 i g h e d e n en Weer C u u r 's a v ? •? ? bew. ma. geen g e e n k e r e r s c h . b e m o n s t e r i n g s o m s t a n d i g h e d e n Regen ' s mo 0 0 0 i 0 0 i n s c h \ ' s mi 0 0 Drogende w e r k i n g 's mo z . g o e d z . g o e d 0 goed 0 m a t i g 0 igoed ' s m i z^oed z.goed goed B e m o n s t e r i n g Uur 7.OO 1 6 . 3 0 1 6 . 3 0 goed »16.30 z.goei

! I

1 5 . 0 0 1 8 . 0 0 d s - g e h a l t e n A _ 2 2 . 4 4 4 . 4 6 4 . 2 7 6 . 6 6 8 . 4 B _ 2 2 . 8 4 9 . 4 7 0 . I 7 4 - 9 7O.I C _ 21 . 7 4 4 . 1 5 8 . 9 6 9 . 7 -7 2 . 3 O b j e c t A B C 6 . V o l l e d i g m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren m a a i e n i n s c h u r e n n a bewaren maaien i n s c h u r e n n a bewaren o n d e r z o e k ds 2 2 . 4 6 8 . 4 8 3 . 2 2 2 . 8 7 0 . 1 8 3 . 4 2 1 . 7 7 2 . 3 8 3 . 4 zand 0 . 3 0 . 5 0 . 3 0 . 4 0 . 4 O.4 0 . 4 1.0 0 . 4 van de r e 1 1 . 3 1 0 . 8 1 0 . 5 1 0 . 6 I O . 5 9 . 3 1 1 . 8 1 0 . 3 1 0 . 0 m o n s t e r s r e 2 8 . 8 2 9 . 4 3 0 . 0 2 8 . 7 2 7 . 7 3O.9 2 8 . 4 2 9 . 9 3 1 . 5 a s 9 . 8 1 0 . 2 1 0 . 1 9 . 2 9 . 5 9 . 5 9 . 8 9-3 9 . 9 v r e 7.1 5.6 5 . 3 6 . 4 5 . 3 4 . 3 7 . 5 5.1 4 . 9 ZW 51 41 38 53 45 37 53 41 36

7. Zintuiglijke beoordeling van het hooi:

Hiervan werd op de verslagstaat geen aantekening gemaakt. 8. Bewaring van de proefoogst: Bij het voeren van de partijen in februari '58, werd van elk der objecten een monster genomen. Waarnemingen omtrent broei enz. werden niet genoteerd.

9. Korte samenvatting; Het weer was bij deze proefneming uitstekend. Het was daarom mogelijk om het hooi »nel in >te schuren. Er was uit-eindelijk weinig verschil tussen de objecten A, B en C, hoewel

de tendens aanwezig was, dat eerstgenoemde objecten iets sneller en meer gelijkmatiger droogden dan het hooi van object C.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Objectives of this study were to assess the implementation of interventions in CCM dimensions, and to investigate the quality of primary care as perceived by healthcare

Als er meerdere voersoorten gebruikt worden, dan dient het voer met het laagste gehalte als basis voor het antwoord?. ☐

Op basis van mogelijke aanwezigheid van gevaren in diervoedergrondstoffen en diervoeders, mogelijke overdracht van deze gevaren naar dierlijke producten én toxiciteit van de gevaren

De reeks publicaties “SOBANE – STRATEGIE Beheer van beroepsgebonden risico’s” heeft als doel deze strategie kenbaar te maken en aan te tonen hoe de strategie kan worden toegepast

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in