Richtlijnen voor anti-infectieuze behandeling in ziekenhuizen BVIKM 2017
OSTEOMYELITIS, SPONDYLODISCITIS:
ACUTE, POSTOPERATIEVE, PER CONTINUITATEM INFECTIE BIJ PATIENTEN
ZONDER VASCULAIRE INSUFFICIENTIE
• Klinische aspecten en commentaren
o Infecties na het plaatsen van een vertebraal implantaat of na een vertebrale osteosynthese, infecties na een traumatische punctie van de voetzool of van een nagel (verhoogd risico op infecties door Pseudomo-nas aeruginosa), posttraumatische infecties worden afzonderlijk behandeld.
o Adequate chirurgische debridering noodzakelijk (meerdere staalafnames voor cultuur tijdens de ingreep). o Sternale osteomyelitis: verwijderen van de hechtingen en het necrotisch weefsel. Gebruik van musculaire
of musculo-cutane flappen, omentoplastie valt te overwegen. • Betrokken pathogenen
o Staphylococcus aureus.
o Coagulase-negatieve stafylokokken. o Enterobacteriaceae.
o Pseudomonas aeruginosa.
• Empirische anti-infectieuze behandeling o Regimes. Vancomycine + cefepime. Vancomycine + ceftazidime. o Standaard posologieën. Cefepime: 2 g iv q8h. Ceftazidime: 2 g iv q8h.
Vancomycine: oplaaddosis van 25 tot 30 mg/kg iv, onmiddellijk gevolgd hetzij door een continu infuus getitreerd om serumconcentraties te bereiken van 20 tot 30 µg/ml hetzij door een intermittent infuus q12h getitreerd om dalserumconcentraties te bereiken van 15 tot 20 µg/ml.
o Totale duur van de adequate (empirische + gedocumenteerde) anti-infectieuze behandeling: zie vooraf-gaandelijke opmerkingen betreffende osteomyelitis, spondylodiscitis.