• No results found

Resultaten van een vijfjarige bemestingsproef in een onverwarmd warenhuis (W31)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Resultaten van een vijfjarige bemestingsproef in een onverwarmd warenhuis (W31)"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

%6-C +- Kk ^ 4- 6 /-I O fi ' li

•J ~~ V° V^X A.

X '* o;S

% %

PROEFSTATION VOOR Dj GROENTEN- EH FRUITTEELT ONDER GLAS TE MALM IJK*'. 4 /

%

Resultaten van een vijfjarige bemestingsproef in een onverwarmd waren­ huis (W 31 ) .

Naaldwijk 1964. De Proefnemer: J. de Koning.

(2)

1. Inleiding pag. 2 2. Organische meststoffenproef pag. 5

3. Stikstoftijdenproef pag. 11

4. Stikstofvormenproef pag. 18

5. Kali - magnesiumproef pag. 20

6. Samenvatting en conclusies pag. 25

(3)

2.

1. Inleiding.

In 1958 werd op het Proefstation te Naaldwijk in een onverwarmd warenhuis een permanent bemestingsproefveld aangelegd. De grondsoort is een kalkrijke s]emjgevoelige zandgrond met globaal de volgende samenstelling!

organische stof 6 6 koolzure kalk 1 ,7 grof zand > 1 05 j-* 64

fijn zand 16-105^ 21 10

afslibbaar <16 f-J 7 10

In dit warenhuis met 14 kappen, groot 1200 m , waren 4 proeven aangelegd. In kap 1 en kap 14 lag een proef met organische meststoffen! in kap 2, 3 en 4 een stikstofvormenproef; in kap 5> 6 en 7 een stikstofhoeveelheden- en tijdstip-penproef en in kap 8 t/m kap 13 een kali- magnesiumproef

Voor elk bemestingsvak was de oppervlakte van één warenhuispootje beschik-2

baar, n.l. 7 m (2,3 ni x 3>05 m )• De veldjes in de buitenste kappen van het 2

warenhuis (organische meststoffenproef) zijn groter, namelijk 7>4 ® • Alle vak­ ken waren van elkaar gescheiden door betonplaten welke tot 50 cm diepte in de grond zijn in gegraven.

Gedurende de jaren 1958 t/m 1962 zijn verschillende gewassen geteeld; zie hiervoor de betreffende tabellen. De teelt van meloen en komkommer heeft plaats gevonden op een broeiveur. Ka de meloen is de oude broeiveur door de teeltlaag gewerkt. Alle proeven zijn wat cultuurzorgen betreft op gelijke wijze behandeld. Door het onderlinge verband van de proeven zullen bepaalde gegevens ook in de andere proeven van betekenis zijn.

In 196O heeft bij de tomaat als gevolg van een ernstige kankeraantasting een misoogst plaats gehad. In dat zelfde jaar zijn van de slateelt bij de orga­ nische meststoffen proef en de stikstofvormenproef geen opbrengsten bepaald om­ dat een duidelijk en storend vruchtbaarheidsverloop optrad.

De resultaten van de meeste proeven zijn op wiskundige betrouwbaarheid ge-toest. Voor zover de betrouwbaarheid aanwezig was wordt dat in het verslag ver­ meld. Indien analysecijfers beschikbaar waren worden in de figuren de opbreng­ sten hiermee in verband gebracht. In andere gevallen is de opbrengst uitgezet tegen de mestgift.

(4)

2. Organische meststof'fenproef.

In de beide "buitenste kappen van het warenhuis lag de proef met organische meststoffen. Kievoor waren 24 vakken beschikbaar. De proef bestond uit 6 behan­ delingen. ïïaast een object onbehandeld werden 5 organische meststoffen gebruikt. De 6 behandelingen zijn gecombineerd met 2 hoeveelheden in 2 herhalingen. In tegenstelling tot de andere proeven is bij deze proef bij de teelt van meloen en komkommer geen broeiveur gebruikt.

De organische bemesting werd elk jaar éénmaal toegediend volgens onder­ staande tabel 1.

Tabel 1. Organische bemesting in kg per are.

behandeling

code

hoeveelheid in kg/are behandeling

code enkele gift dubbele gift

stalmest S 1000 2000 s tadsvuilcompos t V 1000 2000 ri00Islibcompos t R 1000 2000 cacaoafvalkalk C 500 1000 turfstrooisel (45 f° vocht) T 100 200 onbehandeld 0 -

-De kunstmestbemesting was voor alle behandelingen gelijk. Met de voedings­ stoffen die de organische meststof bevat is dus geen rekening gehouden.

In hoeverre de organische meststoffen de opbrengst hebben beinvloed wordt getoond in tabel 2. In de tabel zijn de opbrengsten van het onbehandelde object voor beide hoeveelheden op 100 gesteld.

(5)

• -p co ?-.rï C 0) u ft O 0 > T3 0 •rH •H 0 -P cd 1—1 (—1 0 CD 0 fH > <D O O TJ ft Q) O rH 0 £ 0 rQ Cp 3 Cp T3 O -p CO -P C/3 lil 6 CD ,—1 T3 ro •H CO •H Ö 1—1 cd CD bO CD ÊH > O 0 O <D 0) £ rH cd CD > G 0 0) O J 1—1 > Ö M 4 CM (—1 <D rû CÔ 5-4 frH PH CO O O

«

> CO O EH O Pn co O CO K"N KN mo O CTn CTn CD ON CTn CTn CTn V- CTn CTn O (Tn r~ T— K"N C-- CM CTn T— CTv O CTn CTn O O 00 CTn o CTn •<_ T— T-•r- CO o O 00 LTN LTN CM CM ON CTN r- O CTn ON CTn O T- •v— V- T MO F- LTN CM CD O VO CTn On CTn O O CTn O CTn T- v" •~ hTN ON O O CTs CTn MO CTn -P O CTN O O O C-- CO O CTn Ö v- T— T— T— T- cd 1 1—1 ft « o O O O O O O O O •H ft ft -P O O O O O O O ( ' O 0) -P O O u Ö X— T— r— V- r— V— T— T" " ^— XI Ö u u 0 cd rH ft cd M M 0 ft ft 1—1 0) O rH u O ft MO co O O LTN CD O O 0 u ft U u cd £ to CTn ON O O O O O O O > M 0 0 0 to T— T— T— T— T— % — T— Q) fH ft ft U -p 0 O to 0 0 to ft 0 ft tsO SQ ft O 0 C\J CTn CTn 00 CTn MO CO CM CM ft 3 ft ï^O O On CTn O CTn ON co O O 0 ïtf) O O e*D u M T— •<— *— t— t—1 W LTN > hQ Q) r- co O 00 X— r— • NA O CM CD CO O V- T— rû LTN cd cd MD • O O o> O O O O CO O

O 0 CM O O LTN CM t— T— T— T— V" T— V— ^— rö tl li li 11 1! h ON ON K"N MO CTn LTN CTn ao co O O O O O O O O CTn CTn O O O C*— co ON CTn O O O O O O O O ^— T— •s— T' T- T- V- ?— T- x— V- T— CD hT\ r— CTn O O O O CTn O (Tn o CD CT\ co O O V T- r— O O O o O O O O O -P O O O O O O O O O Ö X— T_ T- •<~ T— -r~ T— cd 1 O CD MO CM T— LTN O vo ri ft O 00 CO CTn T- a\ co T— CTn ft ft t— ^— «:— -p O O u -p ö u u 0 Ö CM LTN N~\ CM co MD ft cd M 0 ft ft cd o CTn CTn CTn O CO CTn O CTn 4^ O rH fH O rH T- T— CO •H u ft u u cd c to ft . 0 M 0 0 0 M co CD O CM LTN K\ LTN c— CTn Ö U ft ft u -p to ON CO CTn O \— CTn ON •r— CTn CD rH u 0 0 to 0 r- T— T— U 0 0 ft etc £*0 O 0 ft 0 ft 3 ft N~\ K"N CTn CD 00 ON O O ft > O O tû M to CTn CTn CD CTn O IT— ON T- CTn O 0 tlD M LT\ M > ^0 T— T O ^— X— <D MO r— NA t— O- co -P cd cd • O •-> if\ r<"N CM CO T— co co CTn MO 0 0 CM LTN O O LTN CM CTn O CTN O CTn T_ MO CTn O CTn rH fH T— t— ^— T— O 0 II II li 11 II II II 11 CO M rQ Ö O O O O O O O O cd 0 O O O O O O O O O O O O O O O O O T— X— T— •?— r— T— X~" T— O O O O O O O O O T~ T— T— T"~ T- T T— r— T— u to CD O) 0 0 •H s •rH a -p -P Ö > a -p -p ö > a cd cd 0) •o O cd cd 0 •n> O cd cd ö O •H T? cd cd a O •H m cd Ö cd Ö 0 1—1 S rH cd a cd & 0 rH T3 a rH O rH O 0 CD a O 0) rH O 1—1 O 0 0 Ö O co -p CO •p ft S cd CO ~p co -p ft S cd co CD CTn ON x— T— CM CM •H 00 co ON CTn T— T— CM CM ltn LTN LTN LTN VD MQ MO VO a LTN LTN LTN LTN MO \D Mû MO CTn CTn CTn CTn CTn ON CTn CTn CD CTn (Tn CTn CTn CTn CTn CTn CTn T- t— t— ^— v- •<— t— t*o v- v- v- t— T- T~ T~

(6)

r-Van de gewassen sla en tomaat komen we over beide jaren tot het onderstaan­ de gemiddelde;

Tabel 3. Gemiddelde relatieve opbrengst van sla en tomaat.

bemesting sla tomaat onbehandeld 1 0 0 1 0 0 s talmes t 1 0 1 1 0 0 stadsvuilcompost 96 1 0 0 rioolslibcompost 97 99 cacaoafvalkalk 1 0 0 99 turfstrooisel 9 6 95

Uit deze opbrengsten blijkt dat turfstrooisel en de beide compostsoorten bij sla lagere opbrengsten gaven. Bij tomaat is alleen de opbrengst bij turf­ strooisel duidelijk lager. Mogelijk is de zure reactie van dit materiaal de oor­ zaak van de lagere opbrengst.

Uit tabel 2 blijkt verder dat de opbrengsten bij de andere gewassen vrij sterk uiteenlopen. Bij peen en kokommer zijn de opbrengsten ten opzichte van onbehandeld hoger, bij meloen en andijvie daarentegen belangrijk lager. Uit re­ sultaat is waarschijnlijk het gevolg van een te hoog zoutgehalte, als gevolg van onvoldoende doorspoelen, want bij de voedselrijke materialen is de opbrengst­ daling het sterkst. Ook bij onbehandeld valt een duidelijke stijging van de gloe: rest waar te nemen. Om dit aan de hand van de gloeirestcijfers te illustreren dient fig. 1 waarin van de objecten onbehandeld en stadsvuilcompoct de gem. gloeirestcijfers van beide hoeveelheden zijn uitgezet. De cijfers hebben betrek­ king op monsters na de teelt genomen.

(7)

6. Fig. 1. Verloop van de gloeirestcijfers.

gloeirest in %

Van de gelijk

overige aan die

behandelingen is het verloop voor stadsvuilcoinpost.

(8)

Fig» 2. Overzicht van de organische stofgehalten. % org. stof 9 stadsvuilcompost rioolslibcompost cacaoafvalkalk stalmest turfmolm onbehandeld C

<

r

57 58 59 6o

•62

De organische meststoffen heloten op het organische stofgehalte van de grond een vrij duidelijke invloed gehad. (fig. 2.)

de

De gegevens in fig. 2 hebten betrekking op de dubbele hoeveelheid van organi­ sche meststoffen. Ten opzichte van onbehandeld geven alle meststofien een stij ging van het organische stofgehalte. De stijging van de organische stofgehalten lopen voor de verschillende meststoffen nogal uiteen. Het sterkst is de stijging bij de beide compostsoorten en cacaoafvalkalk. Bij turfstrooisel is de stijging het geringst, doch de hoeveelheid toegediende organische stof is zcals uit tabel 4 blijkt belangrijk minder. Bij de berekening in tabel 4 is voor het volume ge­ wicht van de grond 1,1 kg aangehouden. De tabel laat zien dat er na 5 jaar belang­ rijke verschillen zijn in het percentage organische stof dat nog in de bouwvoor aanwezig is. Bij stalmest en turfstrooisel is het percentage het laagst wat duidt op een grotere aantastbaarheid van het materiaal.

(9)

-p CD rC C cd > ta £ •H ta •o -p CO £ 0) T3 •H a) I—I CD a> > CD O Q) rH 0) • CD P -p 2 rH .a a) Q) '?D w Vi O CH -p O CO -P CD . a) X! 0 o A co O •H CO •H cd ä ta cö u Ciû o U O nS •H 0 ! 1 a> CD > CD o 0) £ CD •H T3 Q) ta <D O en f—I (D rû cd EH u o ta Td o H 1—1 > NI 0 a) -a £ ä v°-o ä i3 v°- OvJ KA O K\ ra ^ cö a> v°-C\J VO LT\ K~\ S rQ •H ä to o <M <M o CTN t> M T— u • O) O O O O O Lf\ 0) • ü O LT\ MD O VD •H a -p •H CT\ VO t>-

T-,

fH o Ti O O i—1 -P > CD CO & T3 0 Ö O cd fctû rû Ä •...o •^o 7 O L>--> fH CD O Si rQ a\ O T— LfA •H Ö •N •v »X •N »S M O O CM CM CM O Ö (D •rH -P • ta rH > •r? cd •H ä o -P Q) • CO ta -p n3 •H 0) 0) <H -P Ä O -P 1—1 CD -P ta ta ta ta ta cd CD -P CO M rM M M ,Jm CD CO o > <D • O O O O O CO CD S ta O O O O O CD O CD fH Lf\ LT\ LT\ ta & ^ O v~ r-<4H *V O -p -p cd CQ Ä o • CO ta CD u ta O s—' CH TJ O d -p CD co •H -p "3 co 0) CD ta S <D O -P •H CD u Ä cd rH cd 0) •O Q) > LT> CD O crj •<H ^sf" LP\ LTN CO O r- r- r- CM ^ Ö Ö c ö ö O O o O O -P -p -p -p -p O O o ITA T-^— T— •5— -p -p CO CO o O M pH P-4 rH rH S a cd 0) ta o O M CO ö O O (—1 •H •H rH p cd O 1—i -P •H *H > O CD CO ^5 (—1 <+H U •"O CD > CO cd -P £ Ö CO (—1 o CO cd 1—1 T3 O cd cp X! cd cd O o u CD -p -p •H cd CO CO U o -p

(10)

Bij stadsvuilcompost is het percentage het hoogst waaruit mag worden gecon­ cludeerd dat het minder goed aantastbaar is. Voor cacao-afvalkalk werd 50 % van de toegediende organische stof teruggevonden. DEN DULK vond in een proef met ca­ cao-afvalkalk in de volle grond na één groeiseizoen ruim 70 c/° van de toegediende hoeveelheid organische stof terug.

Uit het grondonderzoek is voorts gebleken dat de pH en het koolzurekalkgehal-te worden beïnvloed. Ten opzichkoolzurekalkgehal-te van onbehandeld neemt de pH voor stalmest en turfmolm met 0,2 af en het koolzure kalkgehalte daalt voor beide objecten met 0,2 *fo. Cacaoafvalkalk en de beide compostsoorten geven een verhoging, waarvan ca­ cao-afvalkalk de sterkste. De pH stijgt door cacao-afvalkalk 0,6 en het koolzure-kalkgehalte 1,3 °/°> ïuet cacao-afvalkalk (ca 8 'fo z.b.b.)werd omgerekend op koolzure kalk ongeveer 750 kg in de grond gebracht. Sen stijging van 1,3 $ Ca CO, in de grond komt overeen met 430 kg koolzure kalk, zodat ongeveer de helft werd terug­ gevonden. DEN DULK ging in zijn berekeningen uit van kg zuurbindende bestanddelen en vond voor cacaoafvalkalk een werkingsfactor van 75 Door de stadscuilcompost stijgt het koolzure kalkgehalte 0,4 fo. Ook andere analysedjfers werden door de organische meststoffen beïnvloed. De belangrijkste zijn: door stalmest een stij­ ging van keukenzout,- fosfaat- en kaligehalte. Door stadsvuilcompost een flinke verhoging van de gloeirest en door cacao-afvalkalk een stijging van het magnesium-cijfer.

pF - onderzoek.

In i960 zijn monsters genomen ter bepaling van het poriënvolume van de grond. Uit deze monsters zijn cijfers verkregen waaruit blijkt dat de organische bemes­ ting het poriënvolume van de grond verhoogd en wel sterker naarmate de organische-bemesting groter is n.l.

bij geen organische bemesting een poriënvolume van 52

bij 1 ton organische meststof per are een poriënvolume van 53i° en bij 2 ton organische meststof per are een poriënvolume van 57$

Uiteraard heeft het toedienen van organisch, materiaal ook invloed op het volume gewicht van de grond (fig. 3)

(11)

10.

Fig. 3. Verband tussen gehalte aan organische stof en volume gewicht van de grond.

°fo org.stof

8.0

-7.0 _ 6.0 5.0 4.0 3.0 O enkele gift X dubbele gift

8

I I I » 1 • 9 0 1 . 0 0 1 . 1 0 1 . 2 0 1 . 3 0 volume gew.

Hoewel er enige uitschieters bij zijn is toch wel een duidelijk verband zichtbaar in die zin dat een hoger organische stofgehalte een lager volume gewicht geeft.

(12)

3. Stikstoftijdenproef.

Deze proef omvatte de eerste 3 proefjaren 1958 t/m i960 3 stikstofhoeveelhe-den en 3 verschillende tijdstippen van toediening in 4 herhalingen. Gedurende deze 3 jaren is de teeltopvolg'ing sla-tomaat toegepast.

Bij de sla waren de bemestingen resp. 0,5» 1 en 1,5 kg N per are. De N-water uitgangstoestand was in de jaren 1958» 1959 en 196O resp. 8,0, 2,0 en 6,0.

Alle giften waren gecombineerd met 3 toedieningstijdstippen n.l. .1 alles vooraf

.2 helft vooraf, helft overbemesten. •3 alles overbemesten in 2 keer.

De opbrengsten worden in relatieve cijfers weergegeven in tabel 5« -fe op­ brengst van de laagste stikstofgift- vooraf-toegediend is op 100 gesteld.

Tabel 5» Overzicht van de opbrengsten bij sla in relatieve cijfers. "^^^gif t

jaar toediening-^ 1 . 2 . 3. gem.

. 1 100 1 0 1 102 101 1958 .2 99 1 0 1 99 100 100=237 g per krop .3 101 1 0 0 1 0 4 1 0 2 .1 100 94 94 97 1959 .2 9 1 93 91 92 100=150 g per krop • 3 9 0 93 9 2 92 . 1 100 99 95 98 I960 .2 91 9 6 9 1 93 100=139 g Per krop • 3 9 0 90 95 9 2 gem. 97 9 6 9 6

De invloed van de stikstofhoeveelheid is gemiddeld over de verschillende tijdstippen van toediening gering. Het vooraf toedienen van de stikstof heeft de beste resultaten opgeleverd. De interactie tussen toediening en hoeveelheid blijkt wiskundig betrouwbaar te zijn. Dit zou kunnen worden verklaard door aan te nemen dat de overbemesting te laat heeft plaats gevonden, waardoor deze stikstof onvol­ doende heeft gewerkt. Wanneer deze veronderstelling juist is zou de laagste over­ bemesting (0,5 kg W) ten naaste als O-gift kunnen worden beschouwd.

(13)

12.

We krijgen dan een opbrengst kromme volgens onderstaande fig. 4* l>e juistheid van deze redenatie wordt versterkt doordat het verschijnsel zowel in 1959 a-ls in i960 optrad.

Fig. 4. Opbrengst van sla bij verschillen in stikstofhoeveelheid.

gem. kropgewicht 150 145 140 . 135 130 125 1 2 0 _ X 1959 o 1960

(0)

0.5 1 . 0 1.5 kg H per are

Uit fig. 4 kan worden geconcludeerd dat de opbrengst bij 0,5 kg Nper are het hoogst is, meer stikstof doet de opbrengst afnemen.

Voor de tomaat was de bemesting per jaar verschillend. (tabel 6).

(14)

Tabel 6. Stikstofhoeveelheden voor tomaat in kg stikstof per are. gift

jaar 1. 2.

3-1958 1 2 3

1959 0,5 1 1,5

Hierbij waren de tijdstippen van toediening: .1 de helft vooraf, de rest overbemesten in 2 keer. .2 een kwart vooraf, de rest overbemesten in 3 keer. .3 niets vooraf, alles overbemesten in 4 keer.

De opbrengsten van de tomaat worden vermeld in tabel 7»

Tabel 7« Relatieve opbrengsten van de tomaat bij verschillen in stikstofhoeveel-heid en tijdstip van toediening.

gift jaar toediening 1 . 2 . 3. .1 100 100 97 1958 . 2 98 98 97 • 3 94 103 100 . 1 100 102 94 1959 . 2 96 101 97 .3 96 94 9 2 gem. 97 100 96 100=4>4 kg per plant 100=3,6 kg per plant

De stikstofhoeveelheid heeft een geringe invloed gehad op de opbrengst. In beide jaren is de opbrengst bij de tweede gift het hoogs1;. De invloed van het tijdstip van toediening is niet steeds gelijk. Uit de gegevens worden aanwijzing­ en verkregen dat bij een kleine hoeveelheid stikstof het bijmesten geen zin heeft.

Grotere hoeveelheden stikstof zullen misschien in meerdere keren moeten worden toegediend.

(15)

14. De ïf watercijl ers na de teelt liepen uiteen van 2 tot 9*

In 1961 werd het proefveld gewijzigd. Daarna waren de gewassen en stikstof­ giften als vermeld in tabel 8.

Tabel 8. Overzicht van de geteelde gev/assen en de stikstofbemesting in kg per are.

code

kg stikstof per are.

code

1961 : 1962

code peen meloen andijvie komkommer

0. 0 zie 0 0

1 . 0,5 1 1 ,5

2. 1 ,0 fig. 2 3

3. 1 ,5 3 4,5

4- 2,0 7 4 6

Voor de toediening gold onderstaande codes .1 alles vooraf

.2 de helft vooraf, de helft overbemest

Alle combinaties kwamen 4 maal in het proefveld voor. Hoe de gewassen met uitzondering van meloen op de stikstofbemesting reageerden toont tabel.9* Kier is de opbrengst van het onbemeste object op 100 gesteld. 'Tabel 9« Overzicht van de relatieve opbrengsten.

100=*,-ca 1200 kg per are.

100 = 245 gram per krop.

100 = ongeveer 20 vruchten per plant. Toediening sti kstof ho< 3veelheid

0. 1 . 2 . 3. 4. peen .0 100 1 0 0 104 110 106 . 1 - 111 1 2 6 1 1 2 97 andijvie .0 100 108 87 97 83 . 1 - 80 87 6 4 77 komkommer .0 100 105 1 0 5 1 0 7 9 6 . 1 - 106 99 1 0 1 91

(16)

Bij de peen zien we vooral een gunstige reactie van de stikstof wanneer deze in 2 keer is toegediend. De invloed van de stikstof komt dan als optimum kromme naar voren, zie fig. 5- Uit da figuur mogen we concluderen dat de optimale stik­ stofgift 1 à 1,5 kg per are "bedraagt. De stikstofuitgangstoestand was met een N-water van gemiddeld 0,5 bijzonder laag.

In tegenstelling tot de peen heeft het in 2 keer toedienen van de stikstof "bij andijvie een negatief effect. Dit moet worden toegeschreven aan verbranding door de overbemesting. Van de objecten v;aarbij alle stikstof vooraf werd gegeven werden na de teelt respectievelijk de volgende N-watercijlers gevonden 2,0, 6,7» 8,2, 19 en 22. De hoogste opbrengst correspondeert met een N-watercijfer 6,7« Rekening houdend met de onttrekking door het gewas moet voor een goed stikstofni­ veau tijdens de teelt ïJ-water op 7 à 10 worden aangehouden.

Voor de komkommer kon van beide toedieningswij zen min of meer een optimum worden vastgesteld (zie fig. 6). Uit deze figuur is te zien dat de opbrengsten lager liggen wanneer de stikstof in 2 keer wordt toegediend. Per stikstofhoeveel-heid is uit deze figuur te zien dat van 1,5 tot 4»5 kg stikstof de opbrengst het hoogst is.

(17)

16.

Fig 5. Relatieve opbrengst van peen.

1 30 1 2 0 1 1 0 100 alles vooraf -g- vooraf, -g- overbemesten. n i 1 1 1 0 0.5 1 1.5 2 Kg N per are

Fig. 6. Verband tussen stikstofhoeveelheid en opbrengst van komkommer.

(18)

zodat er in feite 7 verschillende stikstofgiften voorkwamen, ve stikstofgiften en de relatieve opbrengst komen tot uitdrukking in fig. 7- Toen de bemesting plaats vond had de grond een N-water van 1.

Fig. 7. Verband tussen stikstofgift en opbrrngst van de meloen.

fig. 7. Verband tussen stikstofgift en opbrengst van meloen.

Uit de figuur blijkt dat t.o.v. onbemest het aantal vruchten door de stik­ stofbemesting vrij duidelijk wordt vergroot. (P = 0,13)» Op de onbemeste veldjes bleken de vruchten echter groter uit te groeien. Daar het gem. vruchtgewicht toch al vrij hoog was (1730 gram) is waarschijnlijk financieel een groter aantal

(19)

4. Stikstolvormenproef.

Bij deze proef waren 6 meststoffen 'betrokken t.w. 3 organische en 3 anor-chanische stikstofmeststoffen. Er werden 2 giften in 3 herhalingen toegepast.

Tabel 10. Overzicht van de gebruikte meststoffen en het gemiddelde gehalte aan stikstof.

code meststof ïf- gehalte.

kas kalkammonsalpeter 20,5 °/o

ks kalksalpeter 15,5 io

z a zv/avelzure ammoniak 20,6 i

b bloedmeel 13 i

G Guano 13 i

0 Ornamin 14 i

De volgende tabel geeft een overzicht van de gewassen en de hoeveelheden, meststof welke werden toegediend.

Tabel 11. Overzicht van de stikstof bemesting per gewas.

bemesting in kg 11 per are

jaar jT1,' G vV 3/ S 1 II 1958 sla tomaat 1 1 2 2 1959 sla tomaat 1 1 2 2 1lS 1 9 6 O sla tomaat !.. "S 1-è 1961 peen meloen 1 a 1 H 3 1962 andijvie komkommer 1 2 2 4

In 196O is de meststof Ornamin vervangen door een blanco object. 'Vanaf dat moment waren dus 3 stikstofniveau 1 s aanwezig.

(20)

-p CO bD a <D rQ O 0) > a) •H CÖ I—I a> M CD T3 C CÖ > -P O •H N U <1) > O CM CD aj O O O O o o v~ m O cr\ ON K~N ctn a\ o T3 r—! Q) •"O "C* a> ea CM O O iT\ O CT\ O C\l O LfN CTN CM O ON O O O cr\ O O vo LTN O co O CD CTn N K\ O KN O O CM VO O ^J-ctn ON LT\ a\ cd co M O O co CTn ON O OD CO o «vt rr\ O N*N CTn er— CTn CO cö M O O O O O O O O O O O O O O O O O N"N O O LTN CT\ CTn O O O LT\ CO O CM o O O O O O O T- N~N VO CTn O CM O O O ro, O CM CO O O O T-CTN O O M N CO M vo O CTN kn O "st O CO lT\ t>- VO CT\ CT\ N~N VÛ O CTN O O *3- r-T\ LTN CT\ C— CTn fO\ O CTN O O O O O O O O O O O O O O O O O O co CTn CO O K~\ O LTN O O r- 0\ CT\ IT\ T-T^N 5T O O ON \0 O v- ctn O f^T T- CTN irT CO ON (TN On CT\ O C"— o LT\ O CO CTN VO CTN CÖ N O o a\ T— ON O CD ^— r— N"\ O m M O- ON CTN CTN (X' CT\ OO N KN CO O O CO CÖ M CO Q) u •r-ï O O O O •p S o -p O O O O •p S O -p O O Ö 0 Q) Pa O O O O O O > •r-D •H ö M O 00 LTN <T\ ON LTN CTN v£) CTN CM VO CTN

(21)

De opbrengst van kalkammonsalpeter is bij "beide niveaus op 100 gesteld. Le invloed van de verschillende meststoffen is gemiddeld niet groot geweest. Je hoog­ ste opbrengsten werden verkregen met bloedmeel. Gemiddeld lag de opbrengst bijna 3^ hoger, doch dit is voornamelijk veroorzaakt door de hogere opbrengsten van de

bladgewassen, sla in 1959 en zeer opvallend bij andijvie in 1962.

In de hiervoor besproken proeven is opgemerkt dat bij de teelt van andijvie hoge zoutgehalten voorkwamen. Desondanks veroorzaakt bloedmeel een hogere opbrengst. Ook bij het totale gemiddelde van de grootste hoeveelheid stikstof komen de hoge­ re opbrengsten bij bloedmeel duidelijk naar voren. Deze feiten rechtvaardigen de mening dat op zoute gronden het gebruik van bloedmeel beter is. In de praktijk zal dan ook met bloedmeel minder gauw het gevaar voor overdoseren aanwezig zijn.

5. Kaii-magnesiumproef.

Dit proefveld omvatte 4 kali - en 3 magne s iumgif ten in onderlinge combina­ ties bij 6 herhalingen. In het eerste proefjaar werden nog 2 waterhoeveelheden met 3 parallellen gegeven, doch dit is.in latere jaren achterwege gelaten.

De eerste 3 jaren is de teeltopvolging sla- tomaat toegepast.

De toegediende hoeveelheid kali en de invloed hiervan op de opbrengst van de ge­ wassen wordt vermeld in tabel

(22)

13-~P Ö cd .—1

$

PH ft U 0 -p -P M ft • Ö c 0 0 • -p CÖ ft cd ft U ft ft s CO o rH O i—1 O 0J O 0 !H ft iH ft ÎH £ U •p £ id M M U 0 M r-M 0 U U 0 -P o PH ?H 0 U 0 U ft ,JZ^ U 3 rQ d) ft 0 ft 0 O 0 ?H ft PH ft PH b,0 2 ft i> r\ «50 hO M U tiO M ££ X > t— 0 O »--P O LA O ïr~~ O V£> r— o CTN 2 *"•3" •N GO A •S rA T~ rH CM r— hA T- r— OJ O II H il li CO O o O O o O O O O O o O O o o O O o cd T— r— v- T" r- V— T~~ IA-o> y— C\J •^1- CM LA CO T- ^— -p CA O o o O O o CA O O CO T ^— \— T— T— T— T— T— •jj Ö CO 0 CO O o A o LA ^t" T- o CA O o O o o O Os O o U4 T~ r- •<;— T— T— ^— T— T— O >vj 0) •s > CX\ T— CM CM rA C— •s— r-<D CF\ O O O O O O o\ o o 'H ^— T— T— T— T— T— T— T— -P cd 1—1 a; O O o O O O O O o o f-t O O o o o o o O o o r— K~N rA rA KA rA CO co vo 0 U cd OJ OJ CM CM CM CM A T) H 1—t 0 0 ft LA O ON •H CM «s— T— T— T~ ^— T- CM CM i— 2 0 fclû M O O O O O o O o O 0 CO •H CÖ -p -P a > •5 cd 03 0 •<-D • 0 Cd cd Ö O •H M tiO cd S cd G cö 0 ;—1 nd a 1—1 o r—1 O ! 1 0 0 £ o CO -p CO -p 00 ft e cd m OD OD ON ON o CM CM cd LA LA LA LA MO VO VO VO cd (A CT\ ON ON CT\ ON o> o\ o\ T_ T- r r~" r— "ç_~

(23)

22,

Bij de sla varen gedurende 3 jaren de verschillen in opbrengst zeer klein (resp. 100-100,7-99,3-101,0) . Ivel een bewijs dat sla niet sterk op kali reageert. Bij tomaat was alleen de opbrengst in 1 959 iets ho^er. ilet K-watercijfer was "bij onbe-mest laag en bearoeg 2. Kwaliteitsverschillen ais gevolg van de kalibeonbe-mesting wer­ den niet gevonden.

Bij peen is de kalibemesting van invloed geweest (fig. 8) waarbij wel moet worden opgemerkt dat de kalicijfers betrekking hebben op grondmonsters die na de teelt genomen zijn.

Fig. 8. Invloed van het kalicijfer op de opbrengst van peen.

relatieve opbrengst. 105 104 103 102.5 : 100 O -p- K-waterci jf er

20

0 5 1 0

Bij de meloen komt de invloed van het achterwege laten van de bemesting op het aantal min of meer duidelijk naar voren in fig. 9» Ten opzichte van geen kali zijn de opbrengsten wiskundig bijna betrouwbaar -hoger.

(24)

relatieve opbrengs t. 11 0 105 100 O -O — !>_ 0 1 0 2 0 40 K- watercijfer

Het getniduelde gewicht per meloen (1730 gram) "bleek bij geen kali niet gun­ stiger te liggen, zodat de totale kg opbrengst lager blijft. Uit de fig. is te zien dat de meloen een vrij hoog kaliniveau verdraagt.

Zoals uit tabel 13 blijkt gaven bij andijvie de onbemeste veldjes de hoogste opbrengsten. Ook bij deze proef is de uitgangsgloeirest te hoog geweest. JUeze was voor de onbemeste veldjes gem. 0,23 -üoor de kalibemesting steeg de gloei-rest zodat geen optimaal kaliniveau kon worden vastgesteld. iJe opbrengsten correl-leerden te duidelijk met de gloeirest zoals blijkt uxt fig. 10.

(25)

fig. 10. Verband tussen opbrengst van andijvie en gloeirest. Kropgewicht in grammen 250 240 23O 2 20 210 200 0 . 1 0 — , I i j

0.20 O.JO O.4O O.5O gloeirest in

Uit de fig. blijkt dat op de desbetreffende grondsoort de gloeirest voor andijvie zeker niet boven 0,20 f0 moet stijgen om een goede opbrengst te krijgen.

Ondanks grote verschillen in kalibemesting die resulteerden in kalicijfers uiteenlopend van 6 tot 39 werden bij de komkommer vrijwel geen opbrengstverschil-len waargenomen. Het aantal stekvruchten dat naast de goede sorteringen werd ge­ noteerd bleek bij onbemeste vakken duidelijk lager te zijn. In eerder genomen proeven is ook gebleken dat kali het aantal stekvruchten vergrootte

KONING» J» DE ü 963).

De invloed van de magnes luinbemes ting is slechts bij enkele gewassen van be­ tekenis geweest. Tabel 14 geeft hiervan een indruk.

(26)

25. Tabel 14. Oversicht van de magne s iumbeme s t ing en de invloed op de opbrengst.

jaar gewas Kg ¥ gO per are relatieve opbrengst

1958 sla 0 1 2 100 98 99 100=240 g/krop

tomaat 0 1 2 100 100 100 100=4,5 kg/pl

1959 sla 0 1 2 100 100 100 100=186 g/krop

tomaat 0 1 2 100 100 100 100=3,9 kg/plant

i960 sla 0 1 2 100 98 99 100=142 g/krop

tomaat 0 2 4 - -

-19él peen 0 1 2 100 104 101 100=1580 kg/are me 10 e n 0 2 4 100 100 103 100=5 vruchten/pl 1962 andijvie 0 2 4 100 96 94 100=226 g/krop

komk. 0 ro ui 5 100 98 98 100=19,9 vruchten per plant.

Bij sla wordt de opbrengst in 2 van de 3 jaren in geringe mate ongunstig door magnesium beinvloed.

Bij de tomaat zijn geen opbrengst verschillen aanwezig.

Bij peen wordt door de magnesium de opbrengst misschien verhoogd.

Van alle gewassen is bij andijvie de reactie het duidelijkst; de opbrengst neemt af. Zoals reeds eerder is opgemerkt moet dit worden toegeschreven aan te hoge gloeirestcijfers door onvoldoende doorspoelen.

Bij de meloen bleef door de magnesiumbemesting het gewas langer groen wat tot gevolg had dat hst gemiddeld vruchtgewicht duidelijk werd beinvloed. Het ge­ middeld vruchtgewicht bedroeg voor 0,2 en 4 kg MgO per are resp. 1690, 1770 en 1730 gram.

De magnesiuracijfers waren na de teelt resp. 91, 141 en 197» Hieruit blijkt dus dat een hoge nagnesiumtoestand van de grond gewenst is voor dit gewas.

6. Samenvatting'en conclusies.

In een onverwarmd warenhuis aijn op het Proefstation met verschillende gewas­ sen gedurende 5 jaar bemestingsprooven genonen.

Organische meststof'fen.

Bij eon hoge voedingstoestand als gevolg van weinig doorspoelen of veel kunstmest veroorzaakte vooral de toediening van voedselrijke organische meststof­ een lagere opbrengst. Bij een lage voedingstoestand was het effect van organische meststoffen gunstig.

(27)

26 •ben uitzondering vormde turfmolm, dat een verzurende werking, op de grond uitoefen­ de .

Van de organische meststof1 en bleek stalmest het meest aantastbaar te zijn; stadsvuiicompost het minst.

De organische meststoffen veroorzaakten vrij duidelijke veranderingen in de zoutgehalten en de voedingstoestand.

Proef met stikstofhoeveelheden en tijdstip van toediening.

Vergeleken zijn toenemende stikstofgiften bij verschillende tijdstippen van toediening.

Bij sla werd in 2 teelten uitgaande van een itf-water van 2 tot 6 bij 0,5 kg stikstof de hoogste opbrengst bereikt.

Uiteenlopende N- watercijfers na de teelt van 2 tot 9 hadden bij de tomaat geen duidelijke invloed op de opbrengst tot gevolg.

Het bij peen toedienen van de stikstof in twee keer leverde gunstige resul­ taten op. Op deze wijze toegepast werd uitgaande van een N- water 0,5 bij 1 kg stikstof de hoogste opbrengst verkregen.

Bij te weinig doorspoelen moet voor andijvie de stikstofbemesting achterwege blijven.

Bij de komkommer kon geen duidelijk opbrengst optimum worden vastgesteld. Eet niet toedienen van stikstof bij een ÎI- water van 1,0 was bij meloen on­ gunstig .

Stiks tof vormenproef.

Bij hoge gloeirestcijfers waren de opbrengsten met bloedmeel het beste. On­ der normale omstandigheden maakte het niet uit in welke vorm de stikstof werd toe­ gediend .

Kali- magnesiumproef.

Sen vergelijking werd gemaakt tussen combinaties van 4 kali- en 3 magnesium-giften.

Koch door kali, noch door magnesium werd de opbrengst van sla duidelijk beïn­ vloed .

Boven een K- watercijfer 2 voor tomaat verhoogde kali de opbrengst in geringe mate. Een Mg- az van 70 bleek voor dit gewas op deze grond voldoende.

(28)

Lagere analysedjfers gaven vooral bij kali een lagere opbrengst.

Het weglaten van kali was bij meloen ongunstig. i)e hoogste opbrengst werd verkregen bij een K- water van 20-40. Het meloenen gewas bleef bij een hoog mag­ nes iumcij f'er (Mg - az 140 - 190) langer groen, waardoor het gem. vruchtgewicht toe nam.

Bij onvoldoende doorspoelen moet kali- en magnesiumbemesting voor andijvie achterwege blijven.

Uitgaande van een K- water 5 had de kalibemesting geen invloed op de op­ brengst van komkommers. Hoge kalicijfers gaven meer stekvrucLten. Een Lig - az van 87 bleek voldoende hoog te zijn.

(29)

28

Literatuur.

DULK# P.R. DEN: Verslag van een proef met cacao-afvalkalk. Meded. Dir. Tuint. 26 ( 1 9 6 3 ) 4-0*48

K-ONING, J. I'E? Resultaten van een meerjarige bernestingsproef met platglaskom-kommers en enkele andere gewassen. Naaldwijk, Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder glas, Rapp. 1963, 6pp.(gestenc.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Niet relevant bleken vragen over: aantal zeugen op het bedrijf, percentage afgevoerde zeugen, verstrekken nestelmateriaal, gebruik werpmatten, werk in de kraamstal wordt

Diamondiaal - Building a Circular Community LUP-60309 Atelier Landscape Architecture and Planning 2016-07-01 Wageningen University and Research Ali Canning, Anne Johan Buis, Hossain

Advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde met betrekking tot het aanleren van verpleegkundige verstrekkingen door verpleegkundigen aan naasten van patiënten en

If access to a regulated profession in the home Member State is contingent upon completion of a professional traineeship, the competent authority of the home Member State shall,

De huidige vergoeding voor huisartsen van € 29.870 via het RIZIV (zonder rekening te houden met de financiering via art 1,§ter van de nomenclatuur 3 ) , dekt enkel de helft van

In de kasproeven van 2017 hebben we aangetoond dat het bijvoeren van Orius met kwaliteits-artemia in chrysant leidt tot populatiegroei van Orius en een zeer effectieve bestrijding

[r]

In het kader van de evolutie van het beroepsdomein van de Belgische vroedvrouw, heeft de Federale Raad voor de Vroedvrouw tijdens de plenaire vergadering van 23 januari