• No results found

1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 3

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1. Handleidingen alle 7 lessen van groep 3"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Om mediabeelden op hun betrouwbaarheid te kunnen beoordelen is het belangrijk om onderscheid te kunnen maken tussen feit en fictie. Deze les gaat over het bepalen van de echtheid van fragmenten.



Benodigdheden:

Beeldmateriaal 3.1

 In het Beeldmateriaal laten we 2 filmpjes zien: test u even van tevoren of alles (met uw internetverbinding,

of het starten van de filmpjes in de presentatie) werkt.

A.

Inleiding: voorbeeld

10 minuten.

 Vertel de klas dat deze les gaat over echt en niet echt. Op de televisie zijn bijvoorbeeld vaak dingen te zien die niet echt zijn. Een tekenfilm is bijvoorbeeld niet echt, maar beelden uit het Jeugdjournaal weer wel. Een tekenfilmfiguur bestaat niet echt, ook al beleeft hij of zij wel allemaal ‘echte’ avonturen.

B.

Beeldenspel: wat is echt, wat is niet echt?

20 minuten.

 Laat het Beeldmateriaal 3.1 zien. De klas krijgt na elk fragment goed de tijd om te kijken en te bepalen of het echt of onecht is. Er mag in duo’s / tweetallen overlegd worden. Laat u de afbeeldingen weer één voor één zien: neemt u weer alle tijd. Bij elke sheet ziet de klas 2 afbeeldingen. Ze gaan vertellen en ontdekken wat echt en niet echt is… en waarom.

 Stel vervolgens de volgende vragen:

o Was dit echt of onecht?

o Waar zie je dat aan?

o Wie heeft er juist iets anders ontdekt?

 Overleg vervolgens of de klas het er mee eens is. Controleer het antwoord en ga door met het volgende fragment.

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 3 Les 1

Wat is echt en wat is niet echt?

(2)

1 Kinderen leren hun eigen identiteit te verkennen aan de hand van eigenschappen en kenmerken van dieren zoals ze die vaak zien in de media. Het is belangrijk dat kinderen zich bewust worden van hun eigen identiteit. In de lessen voor de hogere groepen wordt namelijk een link gelegd met hun online identiteit, waar zij zuinig mee om leren gaan. Met deze les biedt u de leerlingen al de kans om de basis van deze bewustwording te leggen.



Benodigdheden:

Actieboekje 3.2, Beeldmateriaal 3.2, tekenmateriaal.

A.

Inleiding: groepsgesprek

10 minuten.

 ‘Vandaag gaan we kijken naar wat dieren die jullie allemaal kennen en vast wel eens gezien hebben.’  Stel de klas de volgende vragen:

o Wie heeft er een huisdier? Wat vind je zo leuk aan jouw huisdier? Wat kan jouw huisdier goed?

o Kennen jullie nog andere dieren? Wat vinden jullie van die dieren? Waar zijn zij goed in?

De kinderen hebben nu een moment gehad om te bedenken welke dieren er zijn en welke zij al kennen. Het volgende deel van de les gaan ze zichzelf vergelijken met de dieren die worden aangereikt in het Beeldmateriaal 3.2.

B.

Dierenspel

20 minuten.

 Laat het beeldmateriaal in het Beeldmateriaal 3.2 zien. Dit zijn afbeeldingen van dieren met allemaal leuke karaktereigenschappen.

 Achtereenvolgens komen in het Beeldmateriaal 3.2 de volgende dieren voorbij. Daarbij geeft de afbeelding steeds, aan de hand van de hieronder aangegeven eigenschappen van de verschillende dieren, aanleiding om met de kinderen over hun eigen eigenschappen te spreken.

o Beer Zo sterk als een beer

o Muis Zo stil als een muis of klein als een muis

o Uil Zo wijs als een uil

o Pauw Zo trots als een pauw

o Kat Zo lenig als een kat of zo lief als een poes

o Hond Zo trouw als een hond

o Haas Zo snel als een haas

o Giraffe Zo lang als een giraffe

Handleiding Groep 3 Les 2

Wie ben jij?

(3)

2  Stel daarom bij elke afbeelding de volgende vragen aan de kinderen:

o Welk dier is dit? Wat weet je over dit dier?

o Wat kan dit dier goed?

 Deel nu het Actieboekje 3.2 uit.

 Leg uit: ‘Nu weet je dat elk dier eigenlijk wel ergens goed in is. Laten we dat ook eens bij onszelf bekijken. Waar ben jij goed in? Kruis eens aan in het Actieboekje 3.2 op welk dier jij het meeste lijkt.’

 Laat de kinderen nu in het Actieboekje 3.2 aankruisen op welk dier zij het meeste lijken. Stel hen daarbij de volgende vragen:

o Op welk dier lijk jij het meeste? Kun jij iets wat dit dier ook goed kan?

o Waarom?

 Bespreek de resultaten dan nog even kort klassikaal. Stel daarbij de vraag:

o Waar ben je nog meer goed in?

Laat de kinderen even uitgebreid vertellen over hun eigen talenten. Zorg dat ieder kind aan de beurt komt, ook de meer stillere en verlegen kinderen.

(4)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1

In deze les worden de basisemoties blijdschap en verdriet herhaald en worden er twee nieuwe basisemoties geïntroduceerd: boos en bang. De leerlingen leren deze gevoelens in zichzelf herkennen.

 Benodigdheden:

Beeldmateriaal 3.3, Actieboekje 3.3, Stickervellen, Handleiding ‘Bodyscan’

Ouderbrief 3.4 en Thuisopdracht 3.4 voor de volgende les 3.4.

A.

Inleiding: groepsgesprek

5 minuten.

 Geef aan dat deze les over gevoel gaat. Soms voel je je blij, soms voel je je verdrietig, boos of bang. Ook als je naar dingen op televisie of een film kijkt, of als je achter de computer zit of naar je tablet of telefoon kijkt.

 Stel ter inleiding de volgende vragen:

o Wanneer voel jij je wel eens blij, verdrietig, boos of bang? o Waar voel je dat dan in je lichaam?

B.

Denk-pauze: Bodyscan

5 minuten.

 ‘We gaan nu even niet nadenken, maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal even onze ogen dicht. We gaan één minuut stil zijn en even lekker rustig zitten.’ Doe nu met de kinderen de Bodyscan. Zie voor de tekst de Handleiding Bodyscan onder ‘Benodigdheden’.

 De Bodyscan is een begeleide Denk-pauze, waarin de leerkracht de leerlingen in één minuut stilte zegt, waar zij hun aandacht op moeten vestigen.

 Stel na afloop de volgende vragen:

o Wat voelde jij? Voel je je bijvoorbeeld blij of verdrietig, of iets anders?

o Waar in je lichaam voelde jij dat gevoel? (kinderen kunnen dit vaak goed zelf aanwijzen)

C.

Invulopdracht

20 minuten.

 Deel Actieboekje 3.3 en de stickervellen uit. Op het actieboekje staan vier lege gezichtjes. Laat het

kinderen eerst even voor doen. ‘Hoe ziet jouw gezicht eruit als je je zo voelt?’ Daarna gaan de leerlingen elk gezichtje zelf intekenen passende bij de aangeven emotie.

Handleiding Groep 3 Les 3

Blij, verdrietig, boos of bang?

(5)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2  Laat de kinderen nu pas kijken naar het beeldmateriaal van les 3.3. Dit zijn

beelden die een beroep doen op alle vier emoties. Ga niet al het materiaal in

één keer af, maar neem na elke afbeelding of video de tijd om de leerlingen een minuut hun ogen te laten sluiten om goed te kunnen voelen welke emotie het bij hen oproept. Alles is goed, het kan per kind heel erg verschillen.

 Vraag na elk voorbeeld een aantal kinderen het gevoel toe te lichten, door te vragen: o Wat voelde je bij de afbeelding of bij de video?

o Plak op de rechterzijde van het actieboekje de sticker die past bij het gevoel dat je krijgt van de

afbeelding/het filmpje. Cirkeltje 1 is voor afbeelding 1, cirkel 2 voor afbeelding 2, etc.

o Waar in je lichaam voelde je dit?

 Laat de kinderen na elke afbeelding rustig vertellen welke sticker zij hebben geplakt. En waarom. Luister goed naar de uitleg van de kinderen, zij hebben soms hele eigen verklaringen voor hun gevoel!

 De laatste afbeelding laat de characters zien, die komen uit de recente film ‘Binnenstebuiten’ van Disney-Pixar. De film laat het ‘hoofdkwartier’ zien van een meisje, waar verschillende emoties een belangrijke rol spelen. De characters stellen dan ook de volgende basisemoties voor (van links naar rechts op de afbeelding): o Afkeer (groen) o Plezier (geel) o Boosheid (rood) o Verdriet (blauw) o Angst (paars)

 Vraag aan de kinderen of zij de film misschien gezien hebben en wat zij er van vonden. Kennen zij ook de emotie ‘afkeer’? Laat de kinderen dit even op hun eigen manier uitleggen. Zo niet, leg dit in eigen woorden uit aan de kinderen. Dit is een goede voorbereiding op de volgende les en ook op de lessen van groep 4.

D.

Voorbereiding les 3.4

5 minuten.

 Voor de volgende les gaat elke leerling een dagboekje bijhouden van de tijd dat een bepaalde activiteit thuis duurt. Hierin staan dagelijkse activiteiten met bijbehorende tekeningen. Hierachter kan het aantal minuten ingevuld worden dat de activiteit in beslag neemt. Het is de bedoeling dat de ouders/verzorgers de leerlingen thuis helpen met het invullen.

 Zie de bijbehorende Ouderbrief 3.4: geef deze brief mee aan de leerlingen of direct aan de ouders. Bij de komende les krijgt u de ingevulde dagboekjes van de ouders of het kind zelf terug.

 Deel Thuisopdracht 3.4 uit en geef deze mee naar huis. In de Thuisopdracht 3.4 kan het dagboekje door de kinderen worden ingevuld met behulp van de ouders.

(6)

1 In deze les leren de kinderen een besef te krijgen van tijdsduur. Dit leren zij door thuis eerst een eigen dagboekje bij te houden met dagelijkse activiteiten en de tijd in te vullen die deze in beslag nemen. In deze les gaan we daarop door met activiteiten die binnen de school plaatsvinden.

 Benodigdheden:

Actieboekje 3.4, Thuisopdracht 3.4.

 Thuisopdracht voorafgaand aan les 3.4:

Tijdens de vorige les is de kinderen gevraagd een dagboekje bij te houden. Hierin staan dagelijkse thuisactiviteiten met bijbehorende tekeningen. Hierachter kon het aantal minuten ingevuld worden dat de activiteit in beslag neemt. Het is de bedoeling dat de ouders/verzorgers de leerlingen thuis hebben geholpen met het invullen van de tijd.

A.

Inleiding: groepsgesprek

5 minuten.

 Evalueer klassikaal de thuisopdracht.

o Wat duurde het kortst thuis?

o Wat duurde het langst thuis?

o Hoe heb je de tijd bijgehouden?

o Vond je het makkelijk of moeilijk?

o Waarom?

B.

Schat de tijd in!

15 minuten.

 Deel Actieboekje 3.4 uit.

 Op het actieboekje staat een aantal schoolactiviteiten, zoals naar school lopen, pauze, leren e.d. Vul samen met de klas het boekje in. Bij elke activiteit in het actieboekje wordt het volgende gevraagd:

o Hoe lang denk je dat het duurt?

o Is dat lang of kort?

o Geef een aantal kinderen de beurt en vergelijk eens.

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 3 Les 4

Maak een dagboek en schat de tijd in!

(7)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 1

Tijdens deze les worden de leerlingen zich (beter) bewust welke content (beelden en boodschappen) voor hen geschikt zijn, welke niet, en waarom. De leerlingen gaan oefenen met het formuleren van een eigen motivatie (waarom?) en strategie (hoe?) op het gebied van hun eigen mediagedrag. Dat is een voorbereiding op het blok ‘Willen’ en ‘Doen’, waardoor de intrinsieke motivatie van kinderen wordt aangesproken en waardoor kinderen zelf bedenken hoe ze iets kunnen bereiken. Dit is onderdeel van de onderbouwing van het Nationaal Media Paspoort programma. Wilt u daar meer over lezen, ga naar de pagina ‘Kennismaking’ op de website

www.nationaalmediapaspoort.nl.

Benodigdheden:

Beeldmateriaal 3.5, Actieboekje 3.5.

A.

Inleiding:

10 minuten.

 We gaan het nog eens hebben over alles wat je kunt zien op de televisie, op de computer en de tablet. Misschien zit je ook al wel eens op de smartphone. Vraag de klas in een kringgesprek eens over de dingen die ze daar zien:

o Wat is op de televisie voor kinderen bedoeld? o Zie je wel eens iets dat niet voor jou bedoeld is? o Wat zie je dan?

o Wat doe je als je iets op de televisie ziet dat niet voor jou bedoeld is?

 Herhaal deze vragen ook voor de tablet, computer en mogelijk smartphone, afhankelijk van het aantal kinderen dat hier gebruik van maakt. Schrik niet bij hun antwoorden, maar vraag nieuwsgierig en zonder oordeel door. Hoe minder u laat zien wat u vindt hoe meer de kinderen (willen) vertellen. Soms weten de ouders namelijk niet dat hun kind iets vervelends heeft gezien en heeft het kind het niet aangedurfd erover te vertellen. Overweeg om eventueel dit met ouders te delen zonder het vertrouwen van uw leerling te schaden.

B.

Denk-pauze:

5 minuten.

 Leg uit: we gaan nu even niet nadenken, maar voelen, want voelen is net zo belangrijk als nadenken. Om goed te kunnen voelen, doen we allemaal gedurende één minuut even onze ogen dicht. Laat de kinderen zich even naar binnen richten en met hun aandacht even naar hun gevoel gaan van dat moment.

 Vraag vervolgens, na de minuut Denk-pauze: o Wat voel je?

o Waar voel je dat?

Handleiding Groep 3 Les 5

Is dit geschikt voor jou?

(8)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 2

C.

Informatiespel:

15 minuten.

 Deel nu Actieboekje 3.5 uit. Vorm groepjes zodat de leerlingen gezamenlijk de actieboekjes in kunnen vullen. Laat de kinderen eerst met elkaar praten over wat er op de afbeeldingen staat. Dit kan zo’n 10 minuten duren.

 Laat nu het bijbehorende Beeldmateriaal 3.5 aan de kinderen zien.

 Laat de afbeeldingen één voor één zien. Benoem wat er op elke afbeelding staat.

 Na elke afbeelding sluiten de kinderen heel even hun ogen om goed te voelen wat de afbeelding bij hen doet. Welk gevoel krijgen zij bij deze afbeeldingen? Worden ze blij, verdrietig, boos of bang?

 Vraag de klas daarna:

o Wat gebeurt er op deze plaatjes? o Wat denk jij: is dit voor jou bedoeld? o Hoe zie je dat?

o Is er iemand die iets anders vindt? Waarom?

o Hoe zouden je dit kunnen oplossen? Wat kun je doen als je bijvoorbeeld bang wordt van iets dat je

ziet, op tv of via internet?

 Kinderen tussen de 5 en 8 jaar kunnen nog niet voldoende onderscheid maken tussen fictie en realiteit, dus het is voor groep 3 al zeer interessant kennis te maken met de Kijkwijzer. Kijkwijzer waarschuwt ouders en opvoeders tot welke leeftijd een televisieprogramma of film schadelijk kan zijn voor kinderen.  Op de slide staan de symbolen die informatie geven over de ongeschikte inhoud. Ga de symbolen eens

langs met de kinderen en vraag:

o Waar denk je dat dit plaatje (symbool) voor staat? o Waarom denk je dat?

 Achtereenvolgens op de slide staan de symbolen voor: seksualiteit, grof taalgebruik, geweld, discriminatie, alcohol- en drugsgebruik en angstaanjagende beelden.

 Optioneel:

Vraag de klas maar eens of ze nog een symbool of plaatje missen. Op de achterkant van Actieboekje 3.5 is ruimte om een eigen Kijkwijzersymbool te ontwerpen. Laat de kinderen daar hun eigen Kijkwijzersymbool tekenen.

(9)

© N at io na le Ac ad em ie v o o r M edi a & M aat sc ha pp ij 3

D.

Oefening in motivatie en strategie – Waarom en Hoe?

10 minuten.

 De leerlingen gaan vandaag alvast oefenen hoe het is om een motivatie en strategie uit te spreken. Het doel is om de kinderen te helpen straks goede keuzen te maken wanneer zij worden geconfronteerd met content die niet voor hen geschikt is. Vraag de klas naar hun eigen motivatie en strategie:

Stel eerst de motivatievraag: (Waarom?)

o Waarom is het voor jou belangrijk om alleen naar geschikte informatie te kijken?

o Voorbeelden kunnen zijn: zodat ik geen enge dingen zie, zodat ik me niet ga vervelen, zodat ik de grapjes snap, etc.

 Bespreek dit klassikaal en help kinderen met het beantwoorden van de vraag.

Stel daarna de strategievraag: (Hoe?)

o Wat kun je doen als je opeens informatie ziet die niet voor jou geschikt is?

o Bijvoorbeeld: ik zet de televisie op een andere zender, ik klik op het kruisje van YouTube of ik kijk weg, etc.

 Bespreek dit klassikaal en help kinderen met het beantwoorden van de vraag.

(10)

1 Deze les gaat over de openbaarheid van persoonlijke gegevens. Leerlingen leren nadenken over wat anderen in de klas over hen (mogen) weten. Belangrijk omdat u op deze manier met de leerlingen aan de gang gaat met het thema: (online) privacy, niet te onderschatten in deze media-samenleving!



Benodigdheden:

Actieboekje 3.6, tekenmateriaal

A.

Inleiding:

10 minuten.

 Leg uit aan de klas dat we eens gaan kijken wat iemand anders allemaal over je weet. Sommige dingen weet je alleen zelf, zoals je eigen wachtwoord of je geheimen. Andere dingen weet iedereen, zoals je haarkleur of je naam. Vraag als inleiding op het Actieboekje 3.6 de volgende vragen, dit zijn best ingewikkelde vragen waar uw klas even de tijd voor nodig zal hebben. Geeft u eventueel voorbeelden die u zelf betreffen: de leerlingen kennen uw naam, maar niet uw pincode of wachtwoord.

o Wat weet iedereen over jou?

o Wat weet je alleen zelf?

B.

Wat weet de ander over jou?

15 minuten.

 Deel Actieboekje 3.6 uit. Hierop is een aantal icoontjes te zien: zoals naam, adres, haarkleur, schoenmaat, huisdier. Laat de kinderen in tweetallen werken.

 De kinderen vragen en kruisen aan wat de ander over hen weet. Na het aankruisen checken de kinderen zelf wat de ander inderdaad al van hen zelf weet. Iedereen komt aan de beurt.

 Bespreek klassikaal de uitkomsten en verschillen.  Sluit de les af.

Handleiding Groep 3 Les 6

Wat weten anderen in de klas over jou?

(11)

1 In deze les leren de kinderen een hulpvraag te koppelen aan een hulpdienst. Ze krijgen al doende een inzicht in waar ze terecht kunnen wanneer er iets aan de hand is. Het thema maakt onderdeel uit van het Nationaal Media Paspoort omdat we graag zien dat kinderen, waar nodig, hulp zoeken bij de juiste mensen of diensten. Uiteindelijk krijgen de kinderen tips voor hulp websites en organisaties bij online problemen en vragen, zoals digitaal pesten en schending van privacy.



Benodigdheden:

Actieboekje 3.7, potloden

A.

Inleiding:

10 minuten.

 Vertel klassikaal dat iedereen soms hulp nodig heeft. Bijvoorbeeld wanneer een kind op school iets niet goed begrijpt of wanneer er een ongelukje is gebeurd en juf of meester een pleister moet plakken. Vraag klassikaal:

o Waar heb je wel eens hulp bij nodig?

o Wie helpt jou dan?

B.

Combinatiespel:

15 minuten.

 Deel Actieboekje 3.7 uit. Links in het actieboekje staan verschillende personen die hulp nodig hebben. Op de rechterzijde zijn de hulpdiensten te zien. Vraag de leerlingen de juiste lijntjes te trekken. Laat hen dit zelfstandig uitvoeren.

 Geef wat kinderen de beurt om hun actieboekje te presenteren.

o Wie helpt wie?

o Waarom?

 Sluit de les af.

Handleiding Groep 3 Les 7

Wie helpt wie?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Marital status differences (Δ) in the probability (%) of institutional long-term care (LTC) according to proximity to death (or end of the study period for survivors) and by gender

Ingevolge het wetsvoorstel blijven niet-aangewe- zen belangenbehartigers procespartij en vervullen zij mogelijk een nuttige – aanvullende – toezicht- houdende taak, maar

Maar nadat ik hoorde wat de voordelen en nadelen van alle mogelijkheden waren, heeft dat me echt geholpen om de behandeling te kiezen die het beste past in mijn leven.” Fatima,

Voor meer informatie: www.3goedevragen.nl © P at iënt enf eder at ie Nederland.. Bij

Stel drie goede vragen aan uw dokter en

Dat heeft me echt geholpen om de behandeling te kiezen die het beste past in mijn leven, want ik werk in ploegendiensten.” Elif, 40 jaar.. “De dokter zei dat ons kind een

De huisarts vertelde alle voordelen en nadelen van gezond leven en van medicijnen.. En nu begin ik eerst met afvallen!” Marieke,

Voor meer informatie: www.3goedevragen.nl © P at iënt enf eder at ie Nederland.. Bij