• No results found

Verzoek tot aanhouding door het slachtofer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verzoek tot aanhouding door het slachtofer"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

A.M. Leijten- S1089367

13 juni 2018

SLACHTOFFERHULP NEDERLAND: MEVR. MR. L. MIEDEMA & DHR. S. LEITO) | HOGESCHOOL LEIDEN: MEVR. DRS. M. RIETMEIJER & MEVR. MR. M. VENDERBOSCH.

RE1718

Verzoek tot aanhouding

door het slachtoffer

EEN ONDERZOEK NAAR DE WERKWIJZE EN INHOUD BIJ EEN

VERZOEK TOT AANHOUDING VAN DE RECHTSZITTING DOOR

HET SLACHTOFFER.

(2)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie over het verzoek tot aanhouding van een rechtszitting door of namens het slachtoffer. Deze scriptie is geschreven in opdracht van Slachtofferhulp Nederland en maakt

onderdeel uit van mijn afstudeertraject voor mijn opleiding hbo-rechten aan Hogeschool Leiden. Het onderzoek was nooit tot stand gekomen zonder de hulp van Loes Miedema en Silvienne Leito. Ik wil hen bedanken voor het aandragen van het onderwerp en het meedenken tijdens het gehele

onderzoek. Verder wil ik mijn afstudeerbegeleider mevrouw Rietmeijer bedanken voor haar feedback en adviezen. Ook wil ik de officier van justitie en de rechters van het arrondissementsparket Den Haag bedanken voor hun medewerking. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun geduld en geruststellende adviezen tijdens het schrijven van mijn scriptie.

(3)

Samenvatting

Dit onderzoek is geschreven voor de juridische dienst van Slachtofferhulp Nederland (hierna Slachtofferhulp), aangezien er onduidelijkheid bestaat over de werkwijze bij een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer. Een verzoek tot aanhouding houdt in dat een verzoek ingediend wordt om de inhoudelijke behandeling van de zaak uit te stellen.

Slachtofferhulp heeft behoefte aan een duidelijke werkwijze omdat slachtoffers een steeds grotere rol krijgen in het strafproces. Slachtoffers hebben o.a. het recht om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen en om spreekrecht uit te oefenen. Ook worden zittingen steeds vaker op korte termijn ingepland. Wat kan een slachtoffer of Slachtofferhulp doen wanneer een slachtoffer verhinderd is of niet op tijd zijn verzoek tot schadevergoeding kan onderbouwen?

Het onderzoek zal worden uitgevoerd door middel van wetsanalyse, literatuuronderzoek, dossieronderzoek en interviews met rechters en een officier van justitie. Door middel van deze methoden zullen vier deelvragen worden beantwoord, waardoor uiteindelijk de centrale vraag “Welk advies kan aan Slachtofferhulp Nederland worden gegeven over de werkwijze en inhoudelijke

invulling met betrekking tot de indiening van een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer door middel van wetsanalyse, literatuuronderzoek, dossieronderzoek, jurisprudentieonderzoek en interviews?”.

Er is geen wettelijke bepaling die het recht tot een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer regelt. Dat recht is alleen weggelegd voor de verdachte in art. 372 Sv en art. 278 Sv voor de

politierechter en meervoudige kamer. Wel is er een Landelijk aanhoudingenprotocol dat bepaalt dat slachtoffers in bepaalde gevallen een verzoek tot aanhouding kunnen indienen. Het slachtoffer kan een verzoek tot aanhouding indienen wanneer hij zijn verzoek tot schadevergoeding wenst toe te lichten ter zitting of wanneer hij zijn spreekrecht wenst uit te oefenen, maar verhinderd is ter zitting. Naast het landelijk aanhoudingen protocol kan art. 6 EVRM worden toegevoegd als onderbouwing voor het aanhoudingsverzoek. Het slachtoffer heeft namelijk ook recht op een eerlijk proces, in de hoedanigheid van benadeelde partij. In de praktijk blijkt dat rechters ook in andere situaties een verzoek tot aanhouding van een slachtoffer honoreren. Bijvoorbeeld wanneer meer tijd nodig is om het verzoek tot schadevergoeding te onderbouwen.

De toetsing van het verzoek tot aanhouding vindt plaats aan de hand van redelijkheid en

dringendheid. Rechters toetsen of het verzoek tot aanhouding aannemelijk is en niet op een eerder moment ingediend had kunnen worden. Ook zijn zij volgens vaste jurisprudentie gehouden aan een belangenafweging. Een belangenafweging tussen de belangen van de verdachte, het slachtoffer en het belang van een spoedige berechting. Tevens bleek dat rechters graag op de hoogte worden gebracht wanneer Slachtofferhulp een verzoek tot aanhouding indient.

Het onderzoek heeft geleid tot de volgende conclusies: Uit jurisprudentie en interviews blijkt dat de rechters veel waarde hechten aan de motivering van een verzoek tot aanhouding. Immers rechters moeten een belangenafweging maken tussen de belangen van verdachte, het slachtoffer en het belang van een spoedige berechting. In een verzoek tot aanhouding moet naar voren komen wat reeds is ondernomen om aanhouding te voorkomen en waarom aanhouding zo van belang is. Uit het onderzoek zijn verschillende aanbevelingen voor Slachtofferhulp naar voren gekomen. Medewerkers van Slachtofferhulp moeten de mogelijkheid van een verzoek tot aanhouding toetsen om de juridische haalbaarheid in kaart te brengen. Zij moeten toetsen of er een belang aanwezig is

(4)

om de zitting aan te houden en of het aannemelijk is dat er geen andere oplossing kan worden gevonden. Bijvoorbeeld of het aannemelijk is dat er te weinig tijd is om een verzoek tot

schadevergoeding volledig onderbouwd te krijgen. Wanneer een verzoek tot aanhouding in de rede ligt, is het van belang om het verzoek tot aanhouding zo goed mogelijk te motiveren en te

onderbouwen. In de motivering moet het belang van het slachtoffer naar voren komen en wat het slachtoffer reeds heeft gedaan om aanhouding te voorkomen. De onderbouwende stukken die bijgevoegd kunnen worden kunnen onder andere stukken zijn die de reden van verhindering aantonen.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord...2 Samenvatting...3 Afkortingenlijst...7 Hoofdstuk 1: Inleiding...8 §1.1 Aanleiding en probleemanalyse...8 §1.2 Doelstelling en vraagstellingen...10

§ 1.3 Onderzoeksmethode en verantwoording per deelvraag...11

Hoofdstuk 2 Het verzoek tot aanhouding in wet en literatuur...13

§ 2.1 De positie van het slachtoffer...13

§ 2.2 Wet- en regelgeving en het verzoek tot aanhouding...14

§ 2.2.1 Het verzoek tot aanhouding voor verdachte...14

§ 2.2.2 Het slachtoffer...15

§2.2.3 Aanleiding voor het doen van een verzoek tot aanhouding...16

§ 2.2.4 Beoordelingscriteria...17

§ 2.3 Procedure bij een verzoek tot aanhouding...21

Hoofdstuk 3: Het verzoek tot aanhouding door Slachtofferhulp...24

§ 3.1 Vorm van het verzoek en reactie op het verzoek...24

§ 3.2 Tijdsbestek...25

§ 3.3 Grond, motivering en onderbouwing...25

§ 3.4. Conclusie...26

Hoofdstuk 4: Toetsing van de rechter...28

§ 4.1 Aanwezigheidsrecht...29

§ 4.2 Verdedigingsbelang...30

§ 4.3 Toetsingscriteria met betrekking tot het aanwezigheidsrecht en het verdedigingsrecht...32

Hoofdstuk 5: Conclusie...35 Hoofdstuk 6: Aanbevelingen...37 § 6.1 Procedurele aanbevelingen...37 § 6.2 Inhoudelijke aanbevelingen...38 Literatuurlijst...39 Bijlage 1: Dossieranalyse...41 Bijlage 2: Jurisprudentieanalyse...43

Analyse Hoge Raad...43

Analyse gerechtshoven & rechtbanken...48

(6)

Bijlage 4: Transcript rechter 1...55 Bijlage 5: Transcript Rechter 2...62 Bijlage 6: Werkwijzer Slachtofferhulp...64

(7)

Afkortingenlijst

BW Burgerlijk Wetboek

EHRM Europees Hof voor de rechten van de mens

EVRM Europees Verdrag voor de bescherming van de

rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

LAP Landelijk aanhoudingenprotocol

LOVS Landelijk overleg vakinhoud strafrecht

SSR Supersnelrecht

Sv Wetboek van Strafvordering

(8)

Hoofdstuk 1: Inleiding

§1.1 Aanleiding en probleemanalyse

Mensen die slachtoffer zijn geworden van een misdrijf, hebben rechten binnen het strafproces. Slachtofferhulp staat slachtoffers zowel juridisch als emotioneel bij tijdens dit strafproces. Zo staat de juridische dienst van Slachtofferhulp slachtoffers onder andere bij tijdens het verzoeken om een schadevergoeding, bij opstellen van een schriftelijke slachtofferverklaring en bij het uitoefenen van het spreekrecht.

Slachtoffers krijgen steeds meer rechten binnen het strafproces en de zittingen zijn soms binnen korte termijn nadat het misdrijf heeft plaatsgevonden. Eén van de rechten is dat slachtoffers op grond van art. 51a Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) het recht hebben om zich te voegen als benadeelde partij in het strafproces, zodat zij schade die zij hebben opgelopen ten gevolge van het strafbare feit vergoed kunnen krijgen1. Dit vloeit voort uit het civiel recht. Immers, een benadeelde partij is civielrechtelijk gezien een benadeelde die om een schadevergoeding vraagt ten gevolge van een onrechtmatige daad ex art. 6:162 lid 1 Burgerlijk wetboek (hierna BW). De wetgever heeft, ondanks dat een slachtoffer dit recht is toegekend in de strafrechtprocedure, bewust gekozen om een

benadeelde partij geen procespartij te maken in het strafproces2. Door de snelle zittingsdata heeft het slachtoffer soms meer tijd nodig om een verzoek tot schadevergoeding te onderbouwen omdat het letsel door het korte tijdsbestek tussen het delict en de zittingsdatum nog niet inzichtelijk is, of kunnen onderbouwende stukken door derden niet worden aangeleverd. Ook kan het voorkomen dat een slachtoffer het spreekrecht wil uitoefenen, maar verhinderd is ter zitting. De juridische dienst van Slachtofferhulp heeft geen procedure om in bovenstaande situaties een aanhoudingsverzoek in te dienen.

In beginsel kan alleen een verdachte ex art. 372 Sv bij de politierechter om aanhouding verzoeken, wanneer zijn verdedigingsbelang wordt geschaad. Op dezelfde grond is dit ex. art. 278 Sv ook mogelijk bij een meervoudige kamer. Wanneer louter naar de wet gekeken wordt, is het voor een benadeelde partij niet mogelijk om een verzoek tot aanhouding in te dienen. Toch is in het Landelijk aanhoudingenprotocol (hierna LAP) bepaald dat een benadeelde partij/slachtoffer onder bepaalde omstandigheden ook om aanhouding mag verzoeken bij de strafrechter3.

Wanneer de vordering niet goed onderbouwd kan worden voordat de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsvindt, kan Slachtofferhulp een verzoek tot aanhouding indienen om de zitting op een later tijdstip plaats te laten vinden. Hierdoor ontstaat meer tijd om het verzoek tot schadevergoeding te onderbouwen of ontstaat de mogelijkheid om het spreekrecht uit te oefenen. Er bestaat echter onduidelijkheid over de bevoegdheid van een slachtoffer om een verzoek tot aanhouding in te dienen en ook de wijze van onderbouwing en motivering en procedure van het verzoek is onduidelijk voor Slachtofferhulp, omdat wetgeving louter toeziet op de verdachte. Hierdoor is binnen Slachtofferhulp geen eenduidige procedure en/of werkwijze aanwezig over een verzoek tot aanhouding. Juridisch medewerkers van Slachtofferhulp beoordelen wel of een verzoek tot aanhouding redelijk is, maar dit gebeurt niet aan de hand van bestaande procedures of wet- en regelgeving.

Slachtofferhulp ziet het gebrek aan kennis van procedure omtrent een verzoek tot aanhouding als een probleem, aangezien zij zich wil opstellen als een organisatie die slachtoffers op kundige wijze

1 D. van Gastel, Positie van het slachtoffer in het strafproces, september 2009, p. 10. 2 Kamerstukken II, 2004/05, 30 143, nr. 3, p. 7

(9)

bijstaat voor en tijdens het strafproces. Op het moment dat een slachtoffer/benadeelde partij verhinderd is ter terechtzitting of de onderbouwing niet op tijd op orde heeft, is het van belang voor Slachtofferhulp om te weten welke motivering aangevoerd kan worden bij een verzoek tot

aanhouding en op welke wijze dit dient te gebeuren op basis van wet- en regelgeving, literatuur en jurisprudentie.

Aangezien Slachtofferhulp slachtoffers alleen bijstaat binnen het strafproces, zal in dit onderzoek de mogelijkheid tot aanhouding binnen het strafrecht worden onderzocht. De mogelijkheden binnen het civielrecht zullen buiten beschouwing worden gelaten. Tevens zal art. 394 Sv, het artikel dat een verzoek tot aanhouding mogelijk maakt bij de kantonrechter buiten beschouwing worden gelaten aangezien Slachtofferhulp slachtoffers zelden bijstaat in kantonzaken.

Slachtofferhulp wil graag weten welke mogelijkheden de literatuur, jurisprudentie, dossiers en interviews geven voor het indienen van een verzoek tot aanhouding voor het slachtoffer in het strafrecht, zowel procedureel en inhoudelijk. Het doel van dit onderzoek is om Slachtofferhulp duidelijkheid te verschaffen omtrent deze mogelijkheden.

(10)

§1.2 Doelstelling en vraagstellingen

Het doel van dit onderzoek is om Slachtofferhulp Nederland een werkwijze te geven over de inhoud en de procedure bij een verzoek tot aanhouding van een rechtszitting namens een slachtoffer.

Centrale vraag

Welk advies kan aan Slachtofferhulp Nederland worden gegeven over de werkwijze en inhoudelijke invulling met betrekking tot de indiening van een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer, op basis van wetsanalyse, literatuuronderzoek, dossieronderzoek, jurisprudentieonderzoek en interviews?

Deelvragen

1. Wat zegt wet-, regelgeving en literatuur over een verzoek tot aanhouding?

2. Wat is de procedure die gevolgd moet worden bij een verzoek tot aanhouding, op basisliteratuuronderzoek?

3. Op welke wijze dient Slachtofferhulp een verzoek tot aanhouding in en wordt deze gemotiveerd, op basis van dossieronderzoek?

4. Waar wordt door een rechter op getoetst bij een verzoek tot aanhouding, op basis van jurisprudentieonderzoek en interviews?

(11)

§ 1.3 Onderzoeksmethode en verantwoording per deelvraag

Deelvraag 1: wet- en regelgeving bij een verzoek tot aanhouding.

Deze deelvraag is bedoeld een goed beeld te krijgen van een verzoek tot aanhouding in het algemeen. Hiervoor is gekeken naar het verzoek tot aanhouding zoals vastgelegd in de wet. Er is gekeken naar het wetboek van strafvordering, zodat een duidelijk beeld kan ontstaan van het verzoek tot aanhouding en het doel van verzoek tot aanhouding. Hierbij wordt voornamelijk aansluiting gezocht bij art. 372 Sv, het artikel voor de politierechter zitting, omdat de zitting van de politierechter vaak binnen korte tijd plaatsvindt. Er is met name gekeken naar het LAP, aangezien daar ook

informatie te vinden is over het verzoek tot aanhouding door een slachtoffer. Tevens is gekeken naar literatuur, omdat literatuur meer achtergrondinformatie kan bieden over de wettelijke bepalingen. Anders dan genoemd in het plan van aanpak, is in het onderzoeksrapport ook een paragraaf

opgenomen die de positie van het slachtoffer verduidelijkt. Hiervoor is gekozen, aangezien tijdens het schrijven bleek dat de veranderende positie van het slachtoffer van belang is voor het lezen van de rest van het onderzoek.

Deelvraag 2: Procedure bij een verzoek tot aanhouding.

Door middel van het beantwoorden van bovengenoemde deelvraag kan inzicht ontstaan in de procedure die Slachtofferhulp in acht zou moeten nemen bij het indienen van een verzoek tot

aanhouding. Er is gebruik gemaakt van literatuur bij het beantwoorden van deze vraag. Anders dan in het plan van aanpak benoemd werd, is geen gebruik gemaakt van de protocollen van het Openbaar Ministerie, aangezien ik geen autorisatie kreeg om de protocollen in te zien. Ook bleek dat bij het beantwoorden van deze vraag al jurisprudentie gebruikt kon worden.

Deelvraag 3: verzoek tot aanhouding door Slachtofferhulp

Deze deelvraag bevatte eerst een onderzoek naar de gronden bij een verzoek tot aanhouding. Echter bleek tijdens het onderzoek dat de procesmatige kant interessant was om te belichten. De huidige deelvraag is bedoeld om inzicht te creëren in de wijze van indienen en het proces van een verzoek tot aanhouding zoals deze in het verleden door Slachtofferhulp zijn gedaan. Hierbij is gebruik gemaakt van tien dossiers van Slachtofferhulp. Vanwege de vertrouwelijkheid van deze dossiers, zijn de dossiers ter beschikking gesteld aan de beoordelaars middels een apart mapje.Gekeken is naar de omstandigheden van de zaak, welke gronden aangevoerd zijn en welke onderbouwing daarbij aangeleverd is. Ook is, voor zover mogelijk, de terugkoppeling van het Openbaar Ministerie en/of de rechter op het dossier meegenomen, zodat inzicht kan ontstaan wat de resultaten van de

aanhoudingsverzoeken zijn en wat de beweegredenen zijn van de rechter voor het wel of niet toewijzen van het aanhoudingsverzoek. Deze terugkoppeling bleek echter vaak te ontbreken waardoor hier geen gevolgtrekkingen aan verbonden kon worden.

Deelvraag 4: Toetsing van de rechter.

Deze deelvraag is in het onderzoeksrapport opgenomen, zodat het voor Slachtofferhulp duidelijk wordt waar een rechter rekening mee houdt bij het beoordelen van een verzoek tot aanhouding, zodat de motivering en onderbouwing in de toekomst hierop kunnen worden aangepast. In eerste instantie was de gekozen onderzoeksmethode dossieronderzoek. Echter bleek in de laatste fase voorafgaand aan het verrichten van het onderzoek dat hiervoor de autorisatie voor het inzien van de dossiers van het Openbaar Ministerie ontbrak. Om dit te ondervangen is gekozen voor twee andere onderzoeksmethodes, namelijk jurisprudentieonderzoek en interviews. Aangezien geen

(12)

mogelijkheden beperkt. Er is daarom gekozen om uitspraken te analyseren waarbij verdachten een aanhoudingsverzoek hebben ingediend.

De uitspraken zijn geselecteerd op www.rechtspraak.nl en hierbij is als zoekterm

‘aanhoudingsverzoek’ en ‘verzoek tot aanhouding’ gebruikt. De verzoeken zijn allemaal afgewezen, aangezien bij een toegewezen verzoek de zitting op een later tijdstip plaatsvindt en geen proces-verbaal van de zitting wordt opgemaakt. Tevens wordt hierdoor duidelijk wanneer een rechter afwijzend tegenover een verzoek staat en wat zijn overwegingen hiervoor zijn. Er zijn verschillende filters gebruikt om de resultaten te minimaliseren. Zo is bij jaartallen gekozen voor de meest recente jaartallen 2017 en 2018. Toen dat onvoldoende resultaten opleverde zijn de jaartallen 2014 t/m 2016 geselecteerd en vervolgens ook 2009 tot 2014. Om de uitspraken van de rechtbanken en

gerechtshoven te verkrijgen is deze filter geselecteerd en voor de arresten van de Hoge Raad is de filter ‘Hoge Raad’ geselecteerd. Vervolgens is gezocht naar de arresten, waarbij in de samenvatting al het verzoek tot aanhouding genoemd werd. Bij het daadwerkelijk selecteren is gekeken of er een overweging in de uitspraak en/of het arrest opgenomen was. De topics zijn aan de hand van de naar voren gekomen aspecten uit de theoretische vragen opgesteld. Deze worden toegelicht in het desbetreffende hoofdstuk.

De interviews zijn gehouden om de resultaten uit de jurisprudentieanalyse die gaan over het verzoek tot aanhouding door een verdachte, beter te kunnen koppelen aan het verzoek tot aanhouding door een slachtoffer. Voor de interviews waren in eerste instantie vijf rechters en twee officieren van justitie gepland om te interviewen. Dit bleek in de praktijk niet goed mogelijk, aangezien zowel de rechters als de officier en van justitie een drukke agenda hadden en daardoor de interviews niet tijdig konden worden gepland. Uiteindelijk zijn twee rechters en één officier van justitie

geïnterviewd. De interviews zijn bedoeld om de toetsing van de rechter op een verzoek tot aanhouding door het slachtoffer meer te belichten.

(13)

Hoofdstuk 2 Het verzoek tot aanhouding in wet en

literatuur

In dit deel van het onderzoek zal het theoretisch-juridisch kader omtrent een verzoek tot aanhouding worden toegelicht.

§ 2.1 De positie van het slachtoffer

In de loop der jaren heeft het slachtoffer een steeds sterkere positie gekregen in het strafproces. Het slachtoffer heeft in de Wet versterking positie slachtoffer steeds verdergaande rechten gekregen, aangezien de roep vanuit de samenleving om het slachtoffer binnen het strafproces erkenning te geven steeds groter werd.4

Een slachtoffer is ex art. 51 a Sv ‘iemand die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit

vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden’. Het slachtoffer heeft onder andere het recht gekregen om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen ex. art. 51f Sv. Tevens heeft het

slachtoffer bij bepaalde delicten, waar een gevangenisstraf van acht jaar of meer op staat,

spreekrecht toegekend gekregen ex. art. 51e Sv. Door deze rechten heeft een slachtoffer een steeds groter aandeel in het strafproces. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om een slachtoffer geen procespartij te maken, maar een procesdeelnemer.5 Door deze keuze van de wetgever heeft het slachtoffer niet de rechten zoals een verdachte die kent.

Echter, wanneer een slachtoffer een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend en daardoor benadeelde partij is, krijgt het slachtoffer wel de functie van een procespartij voor zover het over het verzoek tot schadevergoeding gaat in zijn hoedanigheid als eisende partij conform civielrecht.6

4 Kamerstukken II,2014/15, 34082, nr. 3 5 Kamerstukken II, 2004/05, 30 143, nr. 3, p. 7.

(14)

§ 2.2 Wet- en regelgeving en het verzoek tot aanhouding

In dit hoofdstuk zal in kaart worden gebracht wat de wet- en regelgeving zegt over het verzoek tot aanhouding. In eerste instantie zal in een inleidend deel geschetst worden wat een verzoek tot aanhouding inhoudt. De aanleiding tot het doen van een verzoek tot aanhouding zal in kaart worden gebracht alsmede de formele vereisten die samenhangen met een verzoek tot aanhouding. Hier zal aansluiting worden gezocht bij de wet- en regelgeving zoals deze geldt voor verdachte, waarna gekeken wordt wat de relevantie van deze informatie is voor de positie van het slachtoffer bij het doen van een verzoek tot aanhouding.

§ 2.2.1 Het verzoek tot aanhouding voor verdachte

Het verzoek tot aanhouding of, zoals in de wet, ‘het verzoek tot uitstel’, is een manier voor in beginsel verdachten om de zitting uit te stellen. De behandeling zal dan op een later tijdstip plaatsvinden. Aangezien in jurisprudentie en literatuur ‘verzoek tot aanhouding’ de gangbare term is, zal daarbij worden aangesloten. In het verdere onderzoek zal dus gesproken worden over ‘het verzoek tot aanhouding’.

Het verzoek tot aanhouding kent wettelijke bepalingen binnen het strafrecht. Zo staat in art. 372 Sv de mogelijkheid tot aanhouding genoemd wanneer een zaak dient bij een politierechter.

Achterliggende reden voor de mogelijkheid tot het doen van een verzoek tot aanhouding bij de politierechter is dat het daadwerkelijke onderzoek ter terechtzitting daar vaak op zeer korte termijn plaatsvindt. Hierdoor wordt de verdachte vaak pas kort van te voren of soms tijdens het onderzoek ter terechtzitting informatie medegedeeld.7 Wanneer een zaak bij de meervoudige kamer dient, staat de mogelijkheid voor een verzoek tot aanhouding genoemd in art. 278 lid 3 Sv. Beide wetteksten geven een andere grond voor aanhouding van de zaak, aangezien het een andere procedure betreft. Er zal met name gekeken worden naar art. 372 Sv, omdat het snelle karakter van belang kan zijn voor een verzoek tot aanhouding door/namens het slachtoffer. In verband met het indienen van een verzoek tot schadevergoeding door een slachtoffer

Wanneer art. 372 Sv ontleed wordt, blijkt dat de verdachte een verzoek tot aanhouding kan indienen, indien aanhouding in het belang van zijn verdediging is. Het gaat hier dus om het verdedigingsbelang van verdachte. Wanneer de rechter het verzoek van de verdachte redelijk vindt, zal de rechter het onderzoek ter terechtzitting voor bepaalde tijd schorsen (zie paragraaf 2.3) . Dit houdt in dat het onderzoek op dat moment niet wordt voortgezet en er een nieuwe datum wordt voorgesteld waarop het onderzoek ter terechtzitting inhoudelijk wordt behandeld. Hier wordt dus de nadruk gelegd op het snelle karakter van een politierechter zitting, waar vaak minder tijd is voor voorbereiding. De zinsnede ‘in het belang van zijn verdediging’ genoemd in art. 372 Sv behelst onder andere dat verdachte -en des te meer zijn raadsman- voldoende voorbereidingstijd krijgt.8

Bij art. 278 Sv is het van belang te melden dat dit betreffende artikel betrekking heeft op een niet verschenen verdachte die de verdediging in persoon wil voeren en voorafgaand aan de zitting een verzoek tot uitstel heeft gedaan. De rechtbank willigt het verzoek om aanhouding in of wijst het af. Met andere woorden; bij een verzoek tot aanhouding bij een meervoudige kamer moet een verdachte als grond aanvoeren dat hij aanwezig wenst te zijn bij het onderzoek ter terechtzitting en zelf zijn verdediging wenst te voeren, maar niet aanwezig kan zijn.

7 T. Cleiren, J. Crijns e.a., T&C Strafvordering, art. 278 aant. 1, Deventer: Kluwer 2011 8 T. Cleiren, J. Crijns e.a., T&C Strafvordering, art. 372 aant. 6, Deventer: Kluwer 2011

(15)

Wanneer naar de betreffende wetteksten gekeken wordt, kan daaruit worden afgeleid dat bij een zitting bij de politierechter het belang van verdediging gronden biedt tot aanhouding en bij een meervoudige kamer de aanwezigheid van de verdachte een grond is tot aanhouding.

Zoals genoemd is bij een verzoek tot aanhouding bij de meervoudige kamer en de politierechter het aanwezigheidsrecht een belangrijke grond. Toch is voor het voeren van de eigen verdediging

aanwezigheid een vereiste. Het aanwezigheidsrecht en het verdedigingsbelang liggen hier heel dicht bij elkaar, aangezien de verdediging niet zonder aanwezigheid kan worden gevoerd. Het

aanwezigheidsrecht van de verdachte is een fundamenteel recht9 en vloeit voort uit het in art. 6 EVRM bepaalde dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces. Door de mogelijkheid te bieden om een verzoek tot aanhouding in te dienen, wordt door de wetgever de mogelijkheid geboden om dit recht uit te oefenen.10 Een recht op een eerlijk proces omvat onder andere het recht op verdediging Volgens art. 6 lid 3 EVRM mag de verdachte zichzelf verdedigen of mag hij passende bijstand verwachten. Wanneer de verdachte besloten heeft om zelf de verdediging te voeren, zal hij zijn verdedigingsrecht mogen uitoefenen om het recht op een eerlijk proces te kunnen effectueren. Dit zal hij dan doen door aanwezig te zijn op de zitting. Echter; het aanwezigheidsrecht is niet absoluut en moet worden afgewogen tegen het algemene belang.11 Zo zal de aanwezigheid van de verdachte worden afgewogen tegen het belang van een voortvarende rechtspraak. Bij de belangenafweging dient de rechter zich te realiseren dat wanneer het verdedigingsrecht op een andere manier gerealiseerd kan worden, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van de raadsman, het

aanwezigheidsbelang van de verdachte minder zwaar gewogen dient te worden12.

§ 2.2.2 Het slachtoffer

Met de versterkte positie van het slachtoffer in het strafrecht, hebben slachtoffers steeds meer rechten gekregen. Een slachtoffer heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot schadevergoeding ex. art. 51f Sv en het spreekrecht kan uitoefenen ex. art. 51e Sv. Ook wordt het slachtoffer de mogelijkheid geboden om aanwezig te zijn bij de strafzitting in de

hoedanigheid van benadeelde partij ex. art. 51h Sv. Dit kan tot situaties leiden waarbij het slachtoffer graag aanwezig wil zijn op het onderzoek ter terechtzitting, maar verhinderd is. Zoals eerder

benoemd, kent een slachtoffer geen wettelijke bevoegdheid tot het indienen van een verzoek tot aanhouding. Het Openbaar Ministerie dient bij het plannen van de zitting wel rekening te houden met de verhinderdata van slachtoffers, zij zijn immers degene die het contact met slachtoffers behouden tot aan de zitting13. Het LAP biedt de mogelijkheid om een verzoek tot aanhouding in te dienen wanneer sprake is van verhindering van een slachtoffer.

Aangezien het LAP de mogelijkheid bieden tot het indienen van een verzoek tot aanhouding, is het van belang te kijken wat de rechtskracht is van het LAP.

Rechters kunnen bij het beoordelen van een verzoek tot aanhouding gebruik maken van hun discretionaire bevoegdheid.14 Rechters krijgen dus veel vrijheid bij het beoordelen van een verzoek tot aanhouding.15 Een van de handvatten van rechters om een verzoek tot aanhouding te beoordelen is het LAP. Er is aangegeven dat het LAP geen recht vormt in de zin van art. 79 RO16(een arrest kan op basis van alleen het LAP niet worden vernietigd), omdat het Landelijk overleg vakinhoud strafrecht

9 HR 31 mei 2011, ECLI:NL:HR:BQ2004

10 T. Cleiren, J. Crijns e.a.,, T&C Strafvordering, art. 278 aant. 3,Deventer: Kluwer 2011 11 HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:193.

12 HR 12 juni 1990, NJ 1990, 834, m.nt. ThWvV.

13 Candido, Hoendervoogt, Van Dam e.a., Slachtoffer en de rechtspraak, LOVS, 2011 14LOVS, Landelijk aanhoudigenprotocol, november 2011

15 HR 8 februari 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BO4453 16 HR 19 april 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BP2428

(16)

(hierna LOVS) hierin zijn alle strafrechtafdelingen van Nederland verenigd, geen instantie is die rechters kan binden aan een protocol. Toch valt in literatuur te lezen dat het LAP wel toe te passen is als recht ex. art. 79 RO en een arrest dus op basis van het LAP vernietigd kan worden.17

Daartegenover heeft de Hoge Raad al meerdere malen aangegeven dat de beslissingen die genomen zijn overeenkomstig het LAP niet juist waren omdat geen juiste belangenafweging was gemaakt. Er was bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de belangen van de verdachte op het belang van een spoedige berechting, terwijl dit wel volgt uit vaste jurisprudentie. Wanneer een aanhoudingsverzoek alleen op basis van het LAP wordt afgewezen, kan het gevolg daarvan zijn dat bepaalde

belangenafwegingen niet zijn gemaakt, terwijl Rechters altijd een belangenafweging moeten maken die volgt uit wet en jurisprudentie18 (zie hoofdstuk 1.3). Het LAP geeft niet het alleenrecht om een aanhoudingsverzoek toe te wijzen of af te wijzen.19 Er zal ook een belangenafweging moeten worden gemaakt.

Concluderend is het LAP een belangrijk aanknopingspunt voor het toetsingskader van het verzoek tot aanhouding, maar het is niet leidend voor het toetsingskader.

Naast het LAP zou ook gesteld kunnen worden dat een slachtoffer een beroep kan doen op art. 6 EVRM. Een slachtoffer is procespartij voor zover hij/zij de hoedanigheid van een benadeelde partij heeft conform burgerlijk recht20. Hierdoor heeft ook het slachtoffer recht op een eerlijk proces hetgeen onder andere inhoudt dat een slachtoffer de rechten die hij heeft moet kunnen uitoefenen. Een slachtoffer moet dan ook voldoende tijd krijgen om deze rechten te kunnen uitoefenen en om de uitoefening van deze rechten goed voor te kunnen bereiden. De rechten die zowel de verdachte als het slachtoffer hebben mogen geen afbreuk doen aan het minimum van art. 6 EVRM. Er moet worden gezocht naar een nieuw evenwicht in de belangen van partijen binnen het strafrecht en de rechten van verdachte hoeven niet altijd voorrang te hebben binnen het strafrecht.21 Dit kan met betrekking tot het verzoek tot aanhouding door een slachtoffer van belang zijn, aangezien de belangen van een slachtoffer ook zwaar kunnen wegen binnen het strafrecht.

§2.2.3 Aanleiding voor het doen van een verzoek tot aanhouding

Een verzoek tot aanhouding zal vaak worden gedaan wanneer behoefte is aan meer tijd tot de start van het onderzoek ter terechtzitting of wanneer het niet mogelijk is voor betrokkenen om bij het onderzoek ter terechtzitting aanwezig te zijn. Hiervoor vallen talloze redenen te bedenken. Zoals eerder aangegeven, is bij een politierechterzitting de kans groot dat een verdachte vlak voor of zelfs ter zitting pas relevante stukken kan inzien. Ook het steeds snellere karakter van het rechtssysteem zorgt voor situaties waarin weinig tijd is voor het voorbereiden van een zaak. Denk hierbij aan de zogenoemde ‘supersnelrechtzittingen’ waar in sommige gevallen een verdachte al binnen één dag na de beslissing om te dagvaarden op zitting staat.

Voor verdachte geldt dat, wanneer louter naar art. 372 Sv gekeken wordt, de verdachte een verzoek tot aanhouding kan doen op basis van het aanwezigheidsrecht. Er is een aantal situaties dat de Hoge Raad als legitieme reden voor verhindering beschouwt om het verzoek tot aanhouding te honoreren. Zo wordt ziekte door de Hoge Raad als legitieme reden gezien voor het honoreren van een verzoek tot aanhouding.22 Hierbij is het wel van belang dat aangetoond wordt wat de aard van de ziekte is, of er eerder om aanhouding is verzocht, of voor de geplande terechtzitting getuigen en/of deskundigen

17 G.J.M. Corstens, Het Nederlandse strafproces, Deventer: Kluwer 2011, p. 769-770 18 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.1

19 HR 12 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6570

20 Rechtbank Rotterdam, 1 oktober 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BJ9070

21 J.J.M. van Dijk, Slachtoffers als zondebokken, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2008. 22 HR 11 december 2007, ECLI:NL:HR::2007:BB7671

(17)

opgeroepen zijn, de lengte tussen het aanhoudingsverzoek en het tijdstip waarop het tenlastegelegde feit is begaan( zie paragraaf 2.2.4).23 Het is dus niet zo dat ziekte te allen tijde een legitieme reden is voor verhindering.

Daarnaast ziet de Hoge Raad de afwezigheid van een raadsman ter zitting en een vakantie in het buitenland ook als gegronde redenen voor verhindering. 24 Echter blijkt ook uit jurisprudentie dat dit niet altijd het geval is. Dit heeft te maken met de feiten en omstandigheden van de desbetreffende zaak. Zo wordt gekeken naar de proceshouding van de verdachte, bijvoorbeeld of de verdachte een pro actieve houding heeft ten aanzien van het strafproces, en naar de mogelijkheid voor de raadsman om vervanging te regelen.25

In het LAP is bepaald dat een benadeelde partij/slachtoffer onder bepaalde omstandigheden om aanhouding mag verzoeken bij de strafrechter.26 Dit is bijvoorbeeld wanneer een slachtoffer verhinderd is en:

1. Kenbaar heeft gemaakt op het wensenformulier gebruik te willen maken van het spreekrecht; 2. De benadeelde partij heeft aangegeven op het wensenformulier zich ter terechtzitting te

willen voegen in het strafproces;

3. De benadeelde partij een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend voor het onderzoek ter terechtzitting, en kenbaar heeft gemaakt de vordering nader te willen toelichten.

Wanneer een van bovenstaande gevallen aan de orde is, volgt uit het LAP het advies om het verzoek tot aanhouding te honoreren en de zitting te schorsen.

§ 2.2.4 Beoordelingscriteria

Bij een beslissing op een verzoek tot aanhouding door een verdachte zal een rechter het verzoek toetsen. Wanneer naar art. 372 Sv en art. 278 Sv wordt gekeken vallen daar echter geen

beoordelingscriteria uit af te leiden. Art. 372 Sv bepaalt dat een rechter een verzoek tot aanhouding kan toewijzen indien het verzoek hem gegrond voorkomt. In art. 278 Sv is het aan de rechter om een verzoek tot aanhouding te honoreren als de verdachte een beroep doet op zijn aanwezigheidsrecht. De rechter heeft een grote discretionaire bevoegdheid voor wat betreft de beslissing op een verzoek tot aanhouding, aangezien de term gebruikt wordt in de wettekst: ‘wanneer het verzoek hem

gegrond voorkomt’ (art. 372 Sv) en: “de rechter willigt het verzoek in of wijst het af”(art. 278 lid 3 Sv). Dit biedt vrij weinig houvast en ook in jurisprudentie wordt geen helder kader geschetst wat deze term behelst. Het LAP biedt meer duidelijkheid over situaties waarin geadviseerd wordt om het verzoek te honoreren.

Verhindering verdachte

Het LAP categoriseert de beoordelingscriteria op degene die het verzoek indient. Volgens het LAP moet de rechter beoordelen of de door verdachte aangevoerde reden van verhindering voldoende dringend en aannemelijk is en of het belang van de verdachte bij aanhouding voorrang moet hebben boven het belang van behoorlijke strafvordering.27 Een behoorlijke strafvordering behelst ook het belang van berechting binnen een redelijke termijn.28 Wanneer de rechter het belang van de

verdachte boven dat van een behoorlijke strafvordering acht, kan een verzoek gehonoreerd worden.

23 HR 8 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:887

24 HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3026.

25 Rb Den Haag, 24 februari 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:1753 26 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.3 27 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p. 1. 28 HR, 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3205

(18)

Het LAP geeft handvatten aan rechters met betrekking tot de toetsing van aannemelijkheid en dringendheid. Om de aannemelijkheid te kunnen toetsen is het van belang dat de verdachte bewijsstukken aanlevert waaruit blijkt dat hij niet aanwezig kan zijn. Hier kan bij ziekte worden gedacht aan een verklaring van de dokter. Bij een reeds geplande vakantie kan een vliegticket en de boekingsgegevens worden bijgevoegd zodat gecontroleerd kan worden of de vakantie niet geboekt is na het bekend worden van de zittingsdatum.

De dringendheid en de aannemelijkheid kunnen ook worden getoetst met de vraag of de

verhindering eerder had kunnen worden aangevoerd zodat de zitting verplaatst had kunnen worden in plaats van aangehouden. Is dit het geval dan de rechter constateren dat aan dringendheid niet is voldaan, omdat de situatie niet dringend genoeg is om per direct aanhouding te verzoeken, maar het verzoek tot aanhouding pas in een later stadium is gedaan.29 Hierbij dient vermeld te worden dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte niet absoluut is.30 Bij de belangenafweging dient de rechter zich te realiseren dat wanneer het verdedigingsrecht op een andere manier gerealiseerd kan worden, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van de raadsman, het aanwezigheidsbelang van de verdachte minder zwaar weegt.31

In het LAP wordt ook aangegeven dat de rechter rekening dient te houden met de minderjarigheid van de verdachte bij de beslissing op het aanhoudingsverzoek, in verband met de verplichte verschijning van de ouders/ voogd van de minderjarige verdachte ex. art. 496a Sv.32 Bij een

aanhoudingsverzoek door de ouders/voogd van de verdachte zal beoordeeld worden of de reden van de ouder/ voogd van de verdachte om niet aanwezig te kunnen zijn bij de zitting dringend en

aannemelijk is. Ook hier kan een doktersverklaring bijvoorbeeld worden bijgevoegd. De rechter zal toetsen of het belang van de ouders bij aanhouding van de zaak voorrang moet hebben boven het belang van een behoorlijke strafvordering, waaronder het belang van spoedige berechting.33

Verhindering raadsman verdachte

Ook bij verhindering van de raadsman volgt uit het LAP dat getoetst dient te worden op de dringendheid en zal wederom een afweging dienen te worden gemaakt tussen het belang van de raadsman en zijn cliënt enerzijds en het belang van een behoorlijke strafvordering anderzijds. Anders dan bij de verdachte is het bij verhindering van een raadsman niet nodig om bewijsstukken aan te leveren om die verhindering aannemelijk te maken. De aannemelijkheid zit hier in de mededeling van de raadsman.

De dringendheid dient wel getoetst te worden. Wanneer een raadsman van te voren weet dat hij niet aanwezig kan zij ter zitting, dan dient hij vervanging te regelen. Ook wanneer het een

eenmanskantoor betreft. Een reden om een aanhoudingsverzoek toe te wijzen van een verhinderde raadsman, wanneer geen vervanging is geregeld, kan zijn dat:

29 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p. 2. 30 HR, 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:193.

31 HR, 12 juni 1990, NJ 1990, 834, m.nt. ThWvV.

32 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.2. 33 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.3.

(19)

 het een ingewikkelde zaak is, of;

 de verhinderde raadsman een deskundigheid bezit die nodig is voor de desbetreffende zaak, of;  de verhinderde raadsman de vaste raadsman is van verdachte, of;

 de verhinderde raadsman zijn cliënt in een andere strafzaak bijstaat.34 Verhindering slachtoffer

Volgens het LAP kan ook een slachtoffer, nabestaande of benadeelde partij een verzoek tot aanhouding heeft ingediend. Geadviseerd wordt om een gemotiveerd aanhoudingsverzoek te honoreren behoudens andere zwaarwegende belangen35. Hieruit valt af te leiden dat een aanhoudingsverzoek net als bij dat van een verdachte gemotiveerd moet zijn en dat de rechter rekening dient te houden met andere zwaarwegende belangen bij de beslissing op het

aanhoudingsverzoek. Het aanhoudingsverzoek van de verdachte verschilt in dit opzicht dus niet zoveel van het aanhoudingsverzoek van een slachtoffer. Beide verzoeken moeten gemotiveerd aangeleverd worden, zodat duidelijk wordt waarom het slachtoffer of verdachte niet aanwezig kan zijn ter zitting. Bij een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer maakt de rechter dus de afweging of het belang van het slachtoffer moet prevaleren boven andere belangen. Indien in het strafdossier een volledige schriftelijke slachtofferverklaring of een duidelijk ingevuld schadevergoedingsformulier aanwezig is waardoor de belangen van het slachtoffer voldoende zijn behartigd kan de rechter besluiten dat hij voldoende is voorgelicht.36 Hier wordt aan de rechter dus een grote discretionaire bevoegdheid gegeven bij de beslissing op het verzoek tot aanhouding.

Een rechter dient ingeval van een slachtoffer rekening te houden met ‘zwaarwegende belangen’ bij de beslissing op het verzoek tot aanhouding. Het LAP concretiseert dit begrip niet. In jurisprudentie wordt het begrip ‘zwaarwegende belangen’ iets verder gespecificeerd. De rechter dient zoals gezegd een afweging te maken tussen alle daarvoor in aanmerking komende belangen.37 Hieronder valt het belang dat niet alleen de verdachte, maar ook de samenleving heeft bij een spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging.38 De rechter moet een afweging maken tussen het belang dat met de afdoening van de zaak verband houdt en het belang van de verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht, zo krijgt de verdachte geen Verklaring Omtrent Gedrag zolang de rechtszaak loopt. De berechting binnen een redelijke termijn is ook een algemeen belang, zodat dat belang kan prevaleren boven een ander belang van de verdachte.39

De vraag die rijst is of de rechter dezelfde redenen bij een verzoek tot aanhouding van een slachtoffer zal honoreren als de verdachte kan aangeven. In beginsel moet het mogelijk zijn om bij verhindering van een slachtoffer dezelfde redenen op te geven en te onderbouwen door bijvoorbeeld een medische verklaring of motiveren waarom een belangrijke onderbouwing van de schade niet tijdig kan worden geleverd. Verhindering ter zitting wordt namelijk als grond aangemerkt, waarbij de rechter wordt gevraagd de zitting aan te houden.40 De rechter zal ook dan een belangenafweging moeten maken tussen alle daarvoor in aanmerking komende belangen. Of een verhinderde raadsman van een slachtoffer voldoende aanleiding geeft om de zitting aan te houden, is wat moeilijker één op één over te nemen. Een slachtoffer heeft, in tegenstelling tot verdachte, ex. art. 51c lid 2 Sv namelijk de keuze om zich door een persoon naar keuze bij te laten staan. Dit hoeft geen advocaat te zijn of een jurist, maar zou bijvoorbeeld ook een goede vriend of vriendin kunnen zijn, ook wanneer een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend. Mocht een slachtoffer zich laten bijstaan door een

34 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.2. 35 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.3. 36 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.3. 37 HR, 25 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3421

38 HR, 27 maart 2018, ECLI:NL:PHR:2018:270 39 HR 17 december 2002, NJ 2003/177

(20)

advocaat of een medewerker van Slachtofferhulp en een verzoek tot aanhouding doen op grond van verhindering van deze persoon, net als bij de verdachte een afweging maken tussen alle daarvoor in aanmerking komende belangen. Is het belang van het slachtoffer groot, bijvoorbeeld door een groot schadebedrag, of is sprake van een ingewikkelde vordering, dan zou het belang van het slachtoffer kunnen prevaleren boven dat van een spoedige berechting. Er zal dus net als bij een verzoek tot aanhouding door verdachte getoetst worden of vervanging geregeld kan worden, het een gecompliceerde zaak betreft en of de persoon die het slachtoffer bijstaat een specifieke deskundigheid bezit die relevant is voor de zaak.

Concluderend dient een rechter bij een verzoek tot aanhouding rekening te houden met alle

daarvoor in aanmerking komende belangen, waaronder het belang van een goede organisatie van de rechtspleging, het belang dat verdachte en de samenleving hebben bij een spoedige berechting en het aanwezigheidsrecht van de verdachte. Uit de wet en het LAP volgt dat een rechter dient te toetsen of het verzoek hem gegrond voorkomt en dat het gegrond voorkomen van het verzoek behelst dat getoetst dient te worden op de aannemelijkheid en dringendheid van het verzoek. Voor een slachtoffer is het dus van belang te onderbouwen waarom een verzoek tot aanhouding wordt gedaan en waarom niet mogelijk is de zitting door te laten gaan, zonder dat zijn belang geschaad wordt.

(21)

§ 2.3 Procedure bij een verzoek tot aanhouding

Procedure Slachtofferhulp

Slachtofferhulp heeft geen werkwijze voor het indienen van het verzoek tot aanhouding. Wel heeft Slachtofferhulp de afgelopen jaren verzoeken tot aanhouding gedaan. Na analyse van de dagelijkse praktijk is gebleken dat de volgende stappen gangbaar zijn geworden bij het verzoek tot aanhouding door een juridisch medewerker van Slachtofferhulp (hierna de medewerker). Allereerst zal een medewerker merken dat de zittingsdatum sneller is dan gewenst, omdat het verzoek tot

schadevergoeding niet voldoende onderbouwd kan worden voordat de inhoudelijke behandeling plaatsvindt. Vervolgens zal door de medewerker getoetst worden of een verzoek tot aanhouding redelijk is. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met de stappen die al ondernomen zijn voor het onderbouwen van de vordering. Is al veel moeite gedaan, maar levert het slachtoffer zelf geen onderbouwende stukken aan, dan zal een verzoek tot aanhouding niet redelijk bevonden worden door de medewerker. Is het slachtoffer afhankelijk van derden die geen stukken kunnen of willen aanleveren dan zal een verzoek tot aanhouding eerder in de rede liggen. Tevens wordt gekeken naar de aard van het letsel in combinatie met de snelheid waarop een zaak op zitting komt. Heeft het slachtoffer zwaar letsel en komt de zaak in verhouding met dat letsel te snel op zitting, dan zal eerder een verzoek tot aanhouding ingediend worden. Wanneer geen contact opgenomen kan worden met het slachtoffer zal dit geen reden zijn voor een verzoek tot aanhouding. Dit wordt doorgegeven aan het Openbaar Ministerie, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de op de hoogte stellen van de zittingsdatum en het in kennis stellen de rechten die een slachtoffer heeft binnen het strafproces ex. art. 51ac Sv. Bij verhindering van een slachtoffer zal de medewerker inventariseren of een slachtoffer aanwezig wil zijn bij de terechtzitting bijvoorbeeld voor het uitoefenen van het spreekrecht en beoordeelt het belang dat het slachtoffer heeft om aanwezig te zijn ter zitting.

Indien de medewerker een verzoek tot aanhouding redelijk acht, zal eerst contact worden

opgenomen met het slachtoffer zelf om de mogelijkheid tot aanhouding van de zitting te bespreken. Indien het slachtoffer akkoord gaat zal contact worden gezocht met de desbetreffende officier van justitie. Vaak vindt dit contact per mail plaats. In deze e-mail verzoekt de medewerker namens het slachtoffer om aanhouding of om verplaatsing van de zaak. Vaak, maar niet altijd wordt hier een korte motivering bij gegeven. In het verzoek wordt het parketnummer, de naam van het slachtoffer en de reden van het verzoek genoemd. In de motivering wordt aangegeven dat het slachtoffer verhinderd is of dat er te weinig tijd is voor de benadeelde partij om het verzoek tot schadevergoeding in orde te maken voor het onderzoek ter zitting gelet op de korte termijn voor de zitting. Onderbouwing wordt vaak niet meegestuurd. Door de medewerker wordt altijd om terugkoppeling gevraagd op het gedane verzoek, zodat zowel het slachtoffer als de medewerker weten waar ze aan toe zijn. Een

terugkoppeling wordt echter niet altijd gegeven, waardoor de medewerker ook altijd zelf alert moet blijven op de zittingsdatum. Omdat de mogelijkheid bestaat dat een verzoek wordt afgewezen en de inhoudelijke behandeling wordt voortgezet zonder dat hier over gecommuniceerd wordt, zal de medewerker er voor zorgen dat de vordering, eventueel incompleet, wel wordt ingediend voordat de zitting aanvangt. Dit om te voorkomen dat het slachtoffer geen verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, terwijl de inhoudelijke behandeling van de strafzaak wel plaatsvindt.

Procedure in wet en literatuur

In de wet staan geen formele vereisten noch procedures genoemd voor een aanhoudingsverzoek door het slachtoffer. Toch zijn er wel vereisten aan een aanhoudingsverzoek gevonden door middel van literatuuronderzoek en voortvloeiend uit jurisprudentie.

(22)

Aangezien het verzoek tot aanhouding vormvrij is, kan niet één manier worden aangewezen waarop het verzoek moet worden ingediend. Voor de vereisten geldt dat een verzoek tot aanhouding slechts in behandeling wordt genomen, wanneer op een verzoek het parketnummer van de strafzaak, naam verzoeker, zittingsdatum en reden(en) voor aanhouding vermeld staan.41 In literatuur en

jurisprudentie worden diverse mogelijkheden genoemd voor het indienen van het verzoek tot aanhouding. De diverse mogelijkheden bestaan uit:

- Telefonisch een verzoek tot aanhouding indienen door naar de griffie van de rechtbank te bellen, vaak vlak voor aanvang van de zitting bij verhindering42;

- Ter zitting een verzoek tot aanhouding indienen, vaak wanneer pas vlak voor

omstandigheden bekend zijn, maar aanwezigheid wel tot de mogelijkheden behoort 43; - Schriftelijk voor aanvang van de zitting een verzoek tot aanhouding indienen door het

verzoek naar de griffie te sturen, vaak wanneer ruim van te voren omstandigheden bekend zijn die een grond vormen voor aanhouding van de zitting44;

Bij het indienen van een verzoek tot aanhouding is het, zoals eerder aangegeven, van belang een gemotiveerd verzoek aan te leveren.45 Wanneer een verzoek niet voldoende gemotiveerd is, kan de rechter het verzoek niet in behandeling nemen of kan de rechter het verzoek afwijzen.46 De

onderbouwing die aangeleverd dient te worden hangt af van de grond waarop het verzoek tot aanhouding steunt, bij ziekte is het bijvoorbeeld van belang om een doktersverklaring mee te sturen met het verzoek.47

Ook voor het tijdstip van indienen van het verzoek tot aanhouding geldt dat dit vormvrij is. Er staan geen termijnen in de wet genoemd, maar aangezien de rechter het verzoek onder andere zal toetsen op dringendheid is het van belang het verzoek zo snel mogelijk in te dienen.

Na het binnenkomen van een verzoek tot aanhouding zal de beslissing worden genomen door de rechter. De wijze waarop deze beslissing wordt genomen, is afhankelijk van de wijze waarop het verzoek is ingediend. Indien het verzoek tot aanhouding ter zitting is ingediend, zal de rechter ter zitting ook de beslissing nemen op het verzoek tot aanhouding. Indien het een verzoek tot

aanhouding bij de meervoudige kamer wordt ingediend, kan het zo zijn dat de voorzitter besluit om de zitting tijdelijk te schorsen, zodat overleg gepleegd kan worden over de beslissing. In sommige gevallen kan ook een politierechter de zitting voor korte tijd schorsen om na te denken over het verzoek, zodat daarna een beslissing genomen kan worden.48

Wanneer een verzoek tot aanhouding telefonisch bij de griffie wordt gedaan, zal de beslissing op het verzoek ter zitting worden genomen. Er zal dan aan de verzoeker meegegeven worden dat het verzoek zal worden doorgegeven en dat de verzoeker na de zitting bij de griffier kan informeren naar

41 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p. 1. 42 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p. 4.

43 Rechtbank Haarlem, 3 september 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ8210 44 Gerechtshof Amsterdam, 13 juli 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3030

45 E.T. Luining, Het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting en de afwijzing daarvan, december 2017

46 HR, 9 mei 2000, LJN AA5730

47 HR, 7 april 2009, NJ 2009, 186, LJN BH0566

(23)

de beslissing die is genomen.49 Wanneer het verzoek voor de zitting op schriftelijke wijze wordt ingediend, zal de terugkoppeling op het verzoek ook schriftelijk gebeuren, al dan niet voor de inhoudelijke behandeling plaatsvindt.50

Wanneer het verzoek wordt afgewezen, zal de zitting doorgang vinden. De afwijzing van een verzoek moet gemotiveerd worden.51 Indien een verzoek wordt toegewezen, dan wordt in overleg met het Openbaar Ministerie de desbetreffende zaak aangehouden voor bepaalde tijd.52 Er zal dus een nieuwe zittingsdatum worden vastgesteld. Het vaststellen van een nieuwe zittingsdatum dient in overleg te gebeuren met het Openbaar Ministerie en er dient rekening te worden gehouden met de verhinderdata, data waarop men niet aanwezig kan zijn ter zitting, van het slachtoffer, de verdachte en zijn raadsman.53 Of het bepalen van een nieuwe zittingsdatum direct gebeurt is niet duidelijk. Dit staat niet in de literatuur beschreven en kan ook niet worden opgemaakt uit jurisprudentie.

49 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p. 4. 50 HR, 5 december 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1585

51 HR, 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:118

52 LOVS, Landelijk aanhoudingenprotocol, november 2011, p.1.

53 Candido, J., Hoendervoogt, M., van Dam, Slachtoffer en de rechtspraak. Handleiding voor de strafrechtspraktijk. LOVS, 2013.

(24)

Hoofdstuk 3: Het verzoek tot aanhouding door

Slachtofferhulp

In dit hoofdstuk zal de vraag behandeld worden welke gronden Slachtofferhulp heeft aangevoerd bij de onderbouwing van een verzoek tot aanhouding. Hierbij wordt gebruik gemaakt van dossiers (zie bijlage 1). Er is gekeken naar tien dossiers waarin Slachtofferhulp een verzoek tot aanhouding heeft ingediend. Bij de analyse zijn topics geselecteerd die volgen uit de literatuur en de wetsartikelen voor verdachte. Gekeken wordt naar de volgende topics:

- De vorm van het verzoek;

- Het tijdsbestek tussen het verzoek om aanhouding en de zitting; - De grond van het verzoek;

- De motivering, dus de uitleg waarom een verzoek wordt ingediend; - Of er onderbouwende stukken zijn bijgevoegd;

- Of het verzoek is toegewezen;

- Of er een terugkoppeling is gegeven aan Slachtofferhulp en of daarbij de motivering wordt opgenomen.

§ 3.1 Vorm van het verzoek en reactie op het verzoek.

In negen van de tien gevallen is het verzoek per mail naar de officier van justitie gestuurd. In acht gevallen heeft de officier van justitie het verzoek ter zitting aan de rechter voorgelegd en is erover beslist door de rechter. De officier van justitie heeft één keer aangegeven dat de bevoegdheid tot het beslissen over een aanhoudingsverzoek toekomt aan de rechter en dat Slachtofferhulp daar het verzoek aan moet richten. Het is onbekend wat uiteindelijk met het verzoek tot aanhouding is gebeurd en of de officier van justitie het verzoek van Slachtofferhulp heeft doorgegeven naar de rechter, aangezien de officier van justitie zelf ook een aanhoudingsverzoek ter zitting heeft ingediend met eigen gronden. Ook heeft een medewerker van Slachtofferhulp in één van de negen gevallen, nadat de officier van justitie afwijzend tegenover het verzoek tot aanhouding stond, de aanhouding ter zitting verzocht. De rechter heeft hier vervolgens één summiere overweging aan gewijd, zo blijkt uit het dossier. De rechter stond wel open voor het verzoek tot aanhouding door Slachtofferhulp, maar heeft dit vervolgens niet toegewezen, omdat het slachtoffer altijd de mogelijkheid heeft om civielrechtelijk zijn schade te verhalen. In één van de tien gevallen is het verzoek tot aanhouding per brief aan de rechtbank verzonden. Het is onbekend wat hier vervolgens mee is gebeurd en of het verzoek is gehonoreerd.

In zes van de tien gevallen is het verzoek tot aanhouding dat is ingediend door het slachtoffer toegewezen. In twee gevallen is het afgewezen. In één geval is het op grond van het

aanhoudingsverzoek van de officier van justitie toegewezen. In één geval is het onbekend of het verzoek tot aanhouding is toegewezen.

In acht van de tien gevallen ontving Slachtofferhulp een terugkoppeling van de officier van justitie op het verzoek tot aanhouding, maar bij de helft van de ontvangen terugkoppeling, werd geen

motivering genoemd. Vaak werd dan alleen de nieuwe datum van de zitting doorgegeven. In de overige vier gevallen ontving Slachtofferhulp een motivering. Eén van de terugkoppelingen die is ontvangen, ging over de bevoegdheid van de officier van justitie. Hierin werd aangegeven dat het verzoek gericht moest worden aan de rechter. In de overige drie gevallen is inhoudelijk ingegaan op de afwijzing of honorering van het verzoek. Bij het toewijzen van het verzoek is onder andere als

(25)

motivering genoemd dat de verdachte geschorst is, dus dat geen noodzaak is tot spoedige berechting en het belang van het slachtoffer kon prevaleren. In de overige gevallen is onder andere aangegeven dat de reden dat de schade niet inzichtelijk gemaakt kan worden onvoldoende reden is om de zaak aan te houden. Ook wordt door de officier van justitie genoemd dat het tijdsbestek tussen de zitting en het verzoek tot aanhouding te kort is. Beide aspecten worden niet nader toegelicht. Daarnaast wordt door de rechter in dezelfde zaak aangegeven dat het belang van verdachte prevaleert, omdat het slachtoffer altijd nog de optie heeft om civielrechtelijk zijn schade te verhalen. Ook geeft de rechter aan dat wanneer vanwege het belang van het slachtoffer, dat zijn fysieke letsel en dus zijn schade niet inzichtelijk is, de zaak wordt aangehouden zich de volgende keer dezelfde situatie kan voordoen.

Dat het verzoek gericht wordt aan de officier van justitie lijkt geen problemen op te leveren, aangezien zoals hierboven vermeld in één geval Slachtofferhulp door de officier van justitie is verwezen naar de rechter om daar het verzoek tot aanhouding te doen.

§ 3.2 Tijdsbestek

Bij het analyseren van dit topic is gekeken naar de tijd tussen het verzoek tot aanhouding en de inhoudelijke behandeling van de zaak. Gebleken is dat in drie van de tien gevallen op de dag van de zitting een verzoek tot aanhouding is gedaan en in één geval twee dagen voor de zitting. Van belang is om te vermelden dat hier dan gaat om een supersnelrechtzitting (hierna SSR), waarbij de zitting binnen drie dagen na de afdoeningsbeslissing, de beslissing waarbij het Openbaar Ministerie beslist over de wijze van vervolgen, plaatsvindt. Verder is in drie gevallen ongeveer twee weken voor de zitting om aanhouding verzocht. In twee gevallen is het verzoek tot aanhouding ongeveer één maand voor de zitting gedaan. Bij één geval is het onduidelijk wat het tijdsbestek is tussen het verzoek tot aanhouding en de inhoudelijke behandeling.

Bij de zogenoemde SSR- zittingen zijn alle aanhoudingsverzoeken toegewezen ongeacht of er nu wel of niet een uitgebreid gemotiveerd verzoek is gedaan. Bij de aanhoudingsverzoeken die twee weken voor de zitting gedaan zijn, is één van de drie aanhoudingsverzoeken toegewezen. Bij het toegewezen verzoek is gemotiveerd en is onderbouwing toegevoegd. Van de aanhoudingsverzoeken die één maand voor de zitting zijn gedaan, is het één keer afgewezen en één keer is het onbekend of het verzoek is toe- of afgewezen.

§ 3.3 Grond, motivering en onderbouwing.

Gebleken is dat in alle gevallen de onderbouwing van de vordering benadeelde partij de grond was om aanhouding te verzoeken. In acht gevallen kon de schade niet op tijd inzichtelijk worden gemaakt voor de zitting. De motivering die hier specifiek voor wordt gegeven kan verschillen. Zo kon het zijn dat de eventuele schadepost nog bij de politie lag (bijvoorbeeld een gestolen fiets die in beslag is genomen en onduidelijk is of er schade aan de fiets is), of dat het slachtoffer in het buitenland was, waardoor te weinig tijd was om de schade inzichtelijk te maken. In drie gevallen is aangevoerd dat het letsel nog niet definitief kan worden vastgesteld en daardoor de immateriële schade onduidelijk was. Ook werd als motivering genoemd dat de zorgverzekeraar nog niet op tijd de facturen heeft gestuurd. In één geval werd als motivering genoemd dat het slachtoffer een groot schadebedrag had en dat er geen verzekering was om die schade te vergoeden en dat dat samen met het korte tijdsbestek, dat de onderbouwing van de vordering moeizaam maakte. Met andere woorden, de vordering was hierbij complex. In één geval is geen motivering gegeven.

(26)

Uit de geanalyseerde dossiers blijkt dat Slachtofferhulp niet altijd een onderbouwing bij het verzoek tot aanhouding voegt. Slechts in drie gevallen wordt onderbouwing meegezonden. Tweemaal is dit het journaal van de huisarts of specialist om aan te tonen dat de immateriële schade nog niet

inzichtelijk kan worden gemaakt. Eénmaal is de onvolledige vordering bijgevoegd. In twee gevallen is, bij de onderbouwde verzoeken tot aanhouding, het verzoek toegewezen. Bij het laatste verzoek tot aanhouding is het onbekend of dit is aangehouden.

§ 3.4. Conclusie

Concluderend blijkt dat bij een verzoek tot aanhouding gedaan door Slachtofferhulp meestal het niet goed en op tijd onderbouwd kunnen krijgen van de vordering als grond wordt aangevoerd. In

tegenstelling tot wat in de literatuur beschreven wordt, is een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer ook toegewezen buiten de situaties om die in het LAP als mogelijk grond worden

aangegeven. Het lijkt erop dat bij SSR-zittingen het verzoek tot aanhouding eerder toegewezen wordt, dan bij reguliere zittingen. Het blijkt namelijk dat wanneer het verzoek erg kort van te voren wordt ingediend, het verzoek altijd wordt toegewezen. In tegenstelling tot de verzoeken die één maand voor de zitting zijn gedaan waarbij er één afgewezen is. Mogelijk wordt het makkelijker toegewezen vanwege het spoedeisende karakter van de SSR-zittingen, waarbij het slachtoffer ook kort de tijd heeft om de vordering onderbouwd aan te leveren bij de rechtbank. Dit bevestigt wat in de literatuur beschreven is, namelijk dat een rechter toetst op dringendheid en aannemelijkheid. Vanwege het korte tijdsbestek tussen de beslissing tot dagvaarden en de inhoudelijke behandeling wordt het voor de rechter aannemelijker dat het slachtoffer zijn verzoek tot schadevergoeding niet op tijd

onderbouwd krijgt.

Tevens blijkt het richten van het aanhoudingsverzoek aan de officier van justitie niet tot problemen te leiden. Dit wordt maar in één geval door een officier van Justitie als problematisch ervaren. Dit klopt met wat in literatuur beschreven wordt, namelijk dat tot aan de zitting de officier van justitie het aanspreekpunt is voor slachtoffers. Daarnaast wordt over het algemeen in de motivering genoemd dat de schade nog niet inzichtelijk kan worden gemaakt, ofwel door het korte tijdsbestek waarop de zaak op zitting wordt gebracht of door de afhankelijkheid van derden voor het aanleveren van documenten, zoals een zorgverzekeraar. Bij het indienen van een verzoek tot aanhouding gebruikt Slachtofferhulp vrijwel geen onderbouwing. Slechts in drie gevallen is onderbouwing bijgevoegd. Dit lijkt wel effect te hebben, aangezien in de gevallen waar onderbouwing is bijgevoegd twee van de drie aanhoudingsverzoeken zijn toegewezen. Dit bevestigt dat een verzoek tot aanhouding onderbouwd moet worden aangeleverd, zoals uit literatuur volgt.

De terugkoppeling vanuit de officier van justitie verloopt wel moeizaam. In acht gevallen komt Slachtofferhulp te weten of het verzoek tot aanhouding is toegewezen, maar een motivering waarom iets wel of niet is gehonoreerd ontbreekt vaak. Bij de helft van de terugkoppeling door de officier van justitie wordt enige motivering genoemd. In drie gevallen bevat de terugkoppeling een

motivering op het toe- of afwijzen van het verzoek. In deze reacties is moeilijk een lijn te ontdekken, aangezien deze behoorlijk van elkaar verschillen. De drie zaken die genoemd worden zijn:

- De verdachte zit niet vast, waardoor toewijzing wel mogelijk is;

- Het tijdsbestek tot aan de zitting is te kort, samen met het feit dat het slachtoffer de mogelijkheid heeft om zijn schade civielrechtelijk te verhalen, hierdoor is aanhouden niet mogelijk/onnodig;

- Het feit dat de schade niet inzichtelijk is ten tijde van de inhoudelijke behandeling is geen reden om de zitting aan te houden.

(27)

De laatste twee aspecten zijn in de overige gevallen niet problematisch. Daar is het verzoek wel toegewezen. Waar het aan ligt dat het de ene keer wel tot toewijzing leidt en de andere keer niet is moeilijk te zeggen. Mogelijk vanwege de desbetreffende rechter of de feiten en omstandigheden in de zaak die door middel van de geanalyseerde dossiers niet aan het licht zijn gekomen.

(28)

Hoofdstuk 4: Toetsing van de rechter

Om meer inzicht te creëren in de toetsingskaders van de rechter is gekeken naar twintig uitspraken (zie bijlage 2), waarin door de verdachte of zijn/haar raadsman een verzoek tot aanhouding is ingediend. Er is gekeken naar tien uitspraken van het gerechtshof en de rechtbank, waarbij het verzoek afgewezen is, aangezien bij een toegewezen verzoek geen proces-verbaal wordt opgemaakt van de zitting. Hierbij is gekeken naar de volgende topics en subtopics:

- Grond;

i) Aanwezigheidsrecht met de nodige motivering; ii) Verdedigingsbelang met de nodige motivering; - Vorm van het verzoek;

- Aanwezigheidsrecht van verdachte of verdedigingsbelang; i) Spoedige berechting;

ii) Noodzakelijkheid; iii) Dringendheid; - Tijdsbestek;

i) Voorbereidingstijd.

De topics zijn gekozen aan de hand van de analyse van wet- en literatuuronderzoek en de jurisprudentie van de Hoge Raad.

Ook zijn tien uitspraken van de Hoge Raad geanalyseerd, aangezien de Hoge Raad op een andere wijze toetst op een verzoek tot aanhouding en met name kijkt of het recht goed is toegepast. Dit kan interessant zijn voor Slachtofferhulp, aangezien zo meer inzicht ontstaat over de toetsing van de rechter.

Bij de Hoge Raad is ervoor gekozen om te analyseren op bovengenoemde onderdelen en tevens te analyseren op de eventuele vernietiging van het arrest van het gerechtshof, vijf keer voorgekomen, om zo te kunnen toetsen wat de Hoge Raad voor oordeelt.

Aangezien het onderzoek het verzoek tot aanhouding van een slachtoffer behelst, is het van belang om de zienswijze van de rechter bij een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer te bekijken. Hiervoor zijn interviews gehouden met twee strafrechters en één officier van justitie (zie bijlage 3, 4 & 5). In deze interviews is ingegaan op de toetsingskaders die een rechter heeft en is gevraagd of hij voor het beoordelen van een aanhoudingsverzoek door een slachtoffer diezelfde criteria gebruikt. De interviews zijn gehouden om de resultaten uit de jurisprudentieanalyse die gaan over het verzoek tot aanhouding door een verdachte, beter te kunnen koppelen aan het verzoek tot aanhouding door een slachtoffer.

De resultaten worden per grond behandeld. Gekeken wordt hoe de rechter hierover heeft geoordeeld en welke subtopics zijn aangehaald bij de beoordeling. Ook worden de onderdelen behandeld die voor beide gronden van toepassing zijn. In eerste instantie zal gekeken worden naar de resultaten uit het jurisprudentieonderzoek. Vervolgens zal een koppeling worden gemaakt met de situatie van een slachtoffer en zal aangegeven worden of dit bevestigd wordt in interviews.

(29)

§ 4.1 Aanwezigheidsrecht

In de uitspraken bleek dat in acht van de twintig uitspraken een verzoek tot aanhouding is gedaan met een beroep op het aanwezigheidsrecht van de verdachte. De rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad toetsen op de aannemelijkheid van het verzoek tot aanhouding en het blijkt dat dit erg casuïstiek gevoelig ligt, wat inhoudt dat het van de feiten en omstandigheden van de casus afhangt. In de beoordeling van een verzoek tot aanhouding met een beroep op aanwezigheidsrecht wordt gekeken naar de proceshouding van de verdachte. Met andere woorden heeft de verdachte stappen genomen om toch aanwezig te kunnen zijn op de zitting en heeft hij zich pro actief opgesteld tijdens het strafproces. Verder speelt het tijdsbestek een rol en wordt veel waarde gehecht aan de

motivering van het verzoek tot aanhouding. De rechter kijkt of een verdachte het verzoek tot

aanhouding niet eerder had kunnen indienen en of hij voldoende heeft gedaan om zijn rechten uit te kunnen oefenen en dus de eventuele aanhouding van de zaak voorkomen had kunnen worden. De Hoge Raad geeft aan: “dat van de verdachte of betrokkene die van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wenst te maken, mag worden gevergd dat hij ook zelf stappen onderneemt om het

aanwezigheidsrecht te effectueren”.54 Zo mag worden verwacht van de verdachte dat hij zelf contact opneemt met zijn/haar raadsvrouw.55 Van belang blijkt dus om aan te geven welke stappen een verdachte heeft gezet om aanwezig te zijn ter zitting.

Er wordt gekeken of in de motivering de aannemelijkheid dat verdachte gebruik wil maken van zijn aanwezigheidsrecht goed naar voren komt. Daarnaast blijkt het aanwezig zijn van de raadsman ook een belangrijke factor bij het wel of niet honoreren van een verzoek tot aanhouding, immers het aanwezig zijn van de raadsman zorgt ervoor dat iemand het woord kan voeren namens verdachte. Het belang van de verdachte om dan aanwezig te zijn ter zitting wordt minder groot wanneer zijn raadsman aanwezig is. Dit is ook van belang voor de situatie van het slachtoffer. Wanneer een slachtoffer een verklaring voor de rechter heeft geschreven, waarin duidelijk beschreven staat wat het slachtoffer wil zeggen of een gemachtigde kan de belangen van het slachtoffer behartigen, zal een verzoek tot aanhouding door een slachtoffer vanwege verhindering minder dringend zijn, omdat net als bij verdachte iemand het woord kan voeren en op die wijze de belangen te behartigen

In drie gevallen was sprake van een onvoorziene omstandigheid. De verdachte had zich verslapen, was ziek of kon niet weg van huis. Het gerechtshof oordeelde met betrekking tot het verslapen dat het tijdstip van de zitting daar een rol bij speelde. De zitting was half 12 ‘s morgens en onder andere daardoor is het geen excuus om niet te verschijnen. Tevens werd meegewogen dat verdachte in eerste aanleg ook niet was verschenen en dat verdachte een raadsvrouw had die de verdediging namens hem voerde. De Hoge Raad bevestigde dat in deze casus het aanhoudingsverzoek terecht niet was toegewezen.56 Hieruit kan niet zozeer afgeleid worden dat wanneer de zitting eerder was geweest het aanhoudingsverzoek per definitie was toegewezen. De aannemelijkheid dat iemand zich verslaapt om half negen ’s morgens is wel een stuk groter dan om half 12 ‘s morgens.

Toch kan een onvoorziene omstandigheid ook leiden tot toewijzing van het verzoek. Hierbij blijken het tijdsbestek tussen de zitting en het tijdstip waarop de onvoorziene omstandigheid zich voordoet

54 HR, 27 maart 2018, ECLI:NL:PHR:2018:271 55 HR, 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:974

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij zijn al enige tijd de sportieve weg aan het verkennen en pionieren in hoeverre sport een bijdrage kan leveren aan het helpen oplossen van eenzaamheid bij ouderen.. De eerste

Tussen de raadsvergadering van 22 september en 27 oktober 2014 heeft de wethouder een maand de tijd gehad om de financiele gevolgen van de besluiten zoals die in de

Om te kunnen voldoen aan de implementatieafspraken binnen de overheid verzoeken wij Microsoft DANE en het onderliggende DNSSEC zo snel mogelijk te ondersteunen bij het gebruik

Afzender: Tynaarlose leden intergemeentelijke raadswerkgroep verbonden partijen Aa en Hunze, Assen, Noordenveld en Tynaarlo (AANT): Hanneke Wiersema, John Franke en Jos van

De twee mannen zijn naar een nabijgelegen bedrijventerrein in Ochten gerend en vervolgens is een vuurgevecht ontstaan met de politie.. Een van de mannen en de taxichauffeur

Met een kiezerspas kunt u stemmen in heel Nederland voor de verkiezing van de Tweede Kamer en voor de verkiezing van het Europees Parlement.. Voor de verkiezing van provinciale

Er vindt (buiten de buffering in de na-vergister zelf) geen opslag van gas plaats, de maximaal aanwezige hoeveelheid gas is dus beperkt; de installatie zal geen risico vormen voor

De gemeenteraad heeft in dezelfde vergadering ook besloten om uw verzoek op de overige punten af te wijzen en de geheimhouding die rust op de overige documenten te laten