• No results found

De gouden eeuw van CMD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De gouden eeuw van CMD"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De gouden eeuw van CMD

Scriptie Mathijs Kraai

#1121784 Februari 2010

(2)

Context

Na vier jaren Communication & Multimedia design is het eindelijk tijd om af te studeren. Zoals bij vele opleidingen is een scriptie het laatste

studieonderdeel, waarvoor de welbekende keuze moet worden gemaakt: een onderwerp waar ik al veel vanaf weet, of neem ik de tijd om me te verdiepen in een ‘nieuwe wereld’.

Het bleek geen lastige keuze te worden. Al sinds het tweede jaar heb ik me afgevraagd waarom er vrij weinig samenwerking lijkt te zijn tussen CMD en het beroepenveld waarvoor het jonge professionals aflevert. Veel van de opdrachten die aan studenten worden voorgeschoteld, worden intern gepresenteerd en beoordeeld, waarna het enige blijvende resultaat een cijfer en wellicht voldoening is. Vandaar mijn eerste

onderzoeksvraag: “Op welke manier kan CMD intensiever samenwerken met het bedrijfsleven?”

Na een korte rondvraag onder collega-studenten blijkt dat er velen dezelfde vraag hebben. Op CMD is het belangrijk om eigenwijs te zijn*1 en daarbij hoort dat we collectief van mening zijn dat ons werk al tijdens de studie goed genoeg is om benut te worden door het bedrijfsleven. Jarenlang ontwerpen we onder andere huisstijlen, logo’s, interactieve installatie’s, films, strategische campagnes, interfaces en games. Er

moeten toch bedrijven zijn die graag gebruik willen maken van 200 jonge professionals in opleiding?

Op het eerste gezicht lijken er alleen maar voordelen aan te zitten. Opdrachten die verbonden zijn aan echte opdrachtgevers leiden tot hogere motivatie onder studenten, omdat het kan betekenen dat hun project in gebruik kan worden genomen. In plaats van het behalen van slechts een cijfer is er sprake van cv-building en misschien zelfs een aangeboden stageplaats of zelfs rrn baan na het afstuderen. Voor de bedrijven is het in principe gratis arbeid en een ideale manier om jong talent te scouten. Als tegenprestatie zouden er lezingen of gastcollege’s

(3)

kunnen worden gegeven om een deel van de kennis en ervaring terug te geven aan de opleiding.

Als er verder wordt nagedacht blijkt dat er ook risico’s aan een dergelijk systeem zitten verbonden. Zo is een belangrijk onderdeel van onderwijs dat er fouten gemaakt kunnen worden zonder dat er consequenties aan verbonden zijn. Het maken van fouten kan immers zeer leerzaam zijn. Het mag niet gebeuren dat een slecht maar leerzaam proces resulteert in blijvende nadelige gevolgen. Daarnaast vinden sommige studenten het geen prettige gedachte dat een bedrijf met hun concepten en producten aan de haal gaat, terwijl ze hier wettelijk niet voor mogen worden

betaald.

In de afgelopen jaren is te zien dat CMD heeft gekozen voor meer

samenwerking met het bedrijfsleven. Zo zijn er in de afgelopen twee jaar samenwerkingsverbanden gesloten met het Graphic Design Museum te Breda, waar de interactieve installatie’s van het ‘Habitat’-kwartaalproject worden gepresenteerd. Daarnaast worden de beste games uit het

‘Serious Game’-kwartaalproject ingezet in een ziekenhuis, om het verblijf van kinderen te vergemakkelen. Ook is het ‘Smarties’ project niet langer fictief. Philips is actief betrokken bij de beoordeling van de ‘smart

objects’ en heeft toestemming gekregen om de beste ontwerpen te gebruiken voor daadwerkelijke ontwikkeling voor de markt.

Hoewel mijn cohort niet van deze veranderingen heeft kunnen profiteren is het in mijn ogen wel een zeer positieve ontwikkeling. In eerste instantie dacht ik dat het mijn oorspronkelijke onderzoeksvraag, , “Op welke

manier kan CMD intensiever samenwerken met het bedrijfsleven?”, ondermijnde, maar na het vooronderzoek en een interview met Hugo van Roy bleek juist dat ik slechts het topje van de ijsberg had ontdekt.

CMD staat namelijk in het hart van het krachtenveld van de

ontwikkelende creatieve industrie in Nederland. De creatieve industrie is een pas recentelijk onderkende economische sector waarin ongeveer een half miljoen mensen in het land werkzaam is. In september 2009 heeft de

(4)

overheid aangestuurd op een verbeterde organisatie en verscherpt innovatief vermogen van de creatieve industrie. Niet voor niets worden onderwijsinstellingen onderkend als een cruciaal onderdeel van de ontwikkeling van de creatieve industrie van de toekomst.

Uiteindelijk heb ik hierdoor besloten om mijn onderzoeksvraag te verbreden. In plaats van slechts te kijken naar hoe CMD intensiever samen kan werken met het bedrijfsleven ga ik op zoek naar manieren waarop CMD een actieve rol kan spelen in het vormen van de creatieve industrie van de toekomst. Nederland is immers een land waarin we historisch gezien altijd gebruik hebben moeten maken van ons creatief vermogen om überhaupt te overleven, laat staan een succesvolle speler te worden in de wereldeconomie. De creatieve industrie is ons land perfect op het lijf geschreven en CMD bevind zich in de perfecte positie om hier een leidende rol in te nemen.

In mijn scriptie begin ik bij het begin. Waar komt creativiteit vandaan? Hoe is de creatieve industrie ontstaan? Hoe zit het met de creatieve industrie in Nederland? Op welke manier nemen onderwijsinstellingen zoals CMD hier aan deel? Uiteindelijk hoop ik een aantal suggesties te geven over hoe CMD een actieve rol kan spelen in de vorming van de creatieve industrie van de toekomst.

(5)

Creativiteit

Creativiteit is een fundamentele eigenschap van de mens. Niet voor niets zijn we meesters van het vuur geworden en leerden hoe we gereedschappen moesten produceren om onze lichamen te verrijken. De opkomst van kunst, cultuur, taal, technologie, voor een groot deel valt het allemaal terug te leiden tot creativiteit, het mentale proces dat nieuwe ideeën en concepten genereert of bestaande ideeën en concepten met elkaar associeert.

Hoewel creativiteit regelmatig en op vele manieren is beschreven, werd het woord pas in de 17e eeuw voor het eerst gebruikt. De voorganger, het Latijnse creatio, had in eerste instantie

geen specifieke functie. Het deelde slechts betekenis met facere, maken. Met de komst van het Christendom werd creatio gekoppeld aan de schepping van de wereld en leven. Dat betekende automatisch dat het een goddelijke betekenis kreeg en dus niets meer te maken had met de gewone mens.

In de 17e eeuw bracht de Poolse dichter, Maciej Kazimierz Sarbiewski, hier op controversiële

manier verandering in. Hij claimde dat poëzie niet slechts gemaakt, maar gecreëerd werd. Zelfs een vergelijking met de creatie van God werd niet achterwegen gelaten. Hoewel

Sarbiewski met deze uitspraak creativiteit als alleenrecht voor de poëzie omschreef, werd het in de 18e eeuw uitgebouwd naar andere kunsten. Uiteindelijk, in de 19e eeuw, werd creativiteit

als een losstaande menselijke eigenschap gezien.

Creatieve industrie

De onderkenning van creativiteit als autonome menselijke eigenschap staat aan de grondslag van de creatieve industrie, de verzamelnaam en economische sector die hedendaags staat voor het toepassen van creativiteit om waarde te creëren. Het tot stand komen van de creatieve industrie wordt gezien als een combinatie van een groot aantal culturele, maatschappelijke en technologische veranderingen die met name plaatsvonden aan het einde van de 20e eeuw.

John Hartley*2, professor aan de Queensland University of Technology, identificeert de ‘nieuwe economie’ als een van de belangrijkste krachten achter de creatieve industrie. De jaren ’90 werden getekend door bijzonder snelle technologische ontwikkeling. Met de komst van de personal computer moesten de giganten van mechanische productie zoals General Motors en General Electrics plaats maken voor IBM en Microsoft. Beide bedrijven maakten

(6)

een explosieve groei mee, maar Microsoft was met vlag en wimpel de grootste winnaar. Niet omdat zij de computers produceerden, maar omdat zij de informatieverwerking beheerden. Vanaf dat moment was de economie voorgoed veranderd, informatie was waardevoller dan productie. Niet voor niets wordt de term information age gebruikt om onze huidige economie aan te duiden.

Het intussen ontwikkellende internet bleek een gouden combinatie te vormen met de personal computer. Er werd een bijna oneindig nieuw platform gecreëerd voor nieuwe content, het werd immers duidelijk dat op relatief korte termijn het merendeel van de huishoudens een pc en toegang tot internet ging krijgen. Bedrijven zoals Yahoo en Ebay groeiden explosief door het benutten van de connectiviteit van het internet. Echter, na de dotcom crash in 2000 werd duidelijk dat er nog meer nodig was voor succes op de lange termijn: creativiteit. Ideeën, kennis en experience waren belangrijker dan informatie en connectiviteit alleen.

In een wereld waarin het moeilijk was om een internationaal bedrijf op te zetten vanwege de hoge opstartkosten, creëerde de nieuwe economie mogelijkheden voor kleine ondernemers om toch een groot publiek te bereiken. Creativiteit kon direct worden omgezet in waarde en locale cultuur kon gekoppeld worden aan de wereldeconomie. Dit bleef niet onopgemerkt door de beleidsmakers en onderwijsinstanties, die begonnen in te zien dat een investering in de creatieve industrie zeer gunstig kon zijn voor de economie. De voorheen zwaar

gesubsidieerde creatieve sector kwam daardoor in aanraking met de wereldeconomie, een samensmelting die voor overheden gunstig uitpakte.

In 2001 heeft de Departure for Culture, Media and Sport*15 een definitie voor de creatieve industrie opgezet die nog steeds wereldwijde acceptatie geniet: “de industrieën, welke hun oorsprong kennen in creativiteit,

vaardigheid en talent, die de potentie hebben om waarde en banen te creëren door middel van het genereren en exploiteren van intellectueel eigendom”.

Onder de huidige definitie van de creatieve industrie vallen de volgende elf creatieve sectoren: advertising, architectuur, kunst en antiekmarkten, ambachten, (communicatie)ontwerp, mode, film/video/fotografie,

software/computer games/digitale uitgeverij, muziek/beeldende kunst, uitgeverij, televisie/radio.

(7)

Creativiteit en economische groei

Al sinds het ontstaan van de eerste economieën in klassieke beschavingen wordt er onderzoek gedaan naar het fenomeen economische groei. De basisgedachte is simpel: als een groep mensen meer goederen produceert dan zij voor eigen consumptie nodig hebben, dan kan het overschot

worden gebruikt voor andere zaken.

Een van de oudste theorieën over economische groei is afkomstig van een arabische wetenschapper, Ibn Kaldun*3, die concludeerde dat

economische groei gekoppeld is aan bevolkingsgroei. Zijn gedachtegang is als volgt: bevolkingsgroei betekent dat er meer werk wordt verzet, wat resulteert in een toename van welvaart en luxe, wat vervolgens resulteert in het creëren van nieuwe ambachten om de vraag naar luxeproducten te faciliteren. Dit proces herhaalt zich dan oneindig, mits er sprake is van blijvende bevolkingsgroei.

Vandaag de dag is er nog steeds geen definitieve theorie over hoe economische groei precies ontstaat. Het is in ieder geval duidelijk geworden dat er vele factoren meespelen, zoals onder andere bevolkingsgroei, technologische vooruitgang, infrastructuur, ondernemerschap, menselijk kapitaal en creativiteit.

Uit een recente studie van Mathur*4 is gebleken dat economische groei in een regio of stad direct afhankelijk is van de aanwezigheid van

menselijk kapitaal. Deze theorie is gebaseerd op de gedachte dat hoog opgeleide en kundige mensen productiever zijn, omdat zij de mogelijkheid hebben om kennis te genereren en absorberen.. Deze groep mensen communiceert meer met elkaar waardoor ze elkaars kennis vergroten. Bedrijven die zich nestelen in regio’s en steden met een hoge mate van menselijk kapitaal zijn daarom competitiever, wat de noodzaak voor innovatie vergroot.

(8)

De theorie van Mathur onderscheidt zich van traditionele denkbeelden omdat mensen, in plaats van bedrijven, worden aangewezen als drijvende kracht achter economische groei. David Florida gaat hier nog een stap verder in. In zijn publicatie “The Rise of the Creative Class”*5 beweert hij dat de mate van economische groei een direct resultaat is van de

aanwezigheid van de creatieve klasse, een groep mensen die over een bepaalde mate van creativiteit moet beschikken om hun werk uit te kunnen voeren. De theorie van Florida komt op veel punten overeen met die van Mathur, maar kent een fundamenteel verschil: menselijk kapitaal wordt bepaald door creativiteit en niet door het niveau van opleiding. Florida onderscheidt drie factoren in de relatie tussen economische groei en de creatieve klasse: talent, tolerantie en technologie. De aanwezigheid van een grote creatieve klasse leidt tot een sociaal klimaat met hogere mate van acceptatie voor minderheden. Daarnast zou de creatieve klasse er voor zorgen dat een regio of plaats hoog opgeleide mensen aantrekt. Sociale diversiteit, creativiteit en talent leiden vervolgens tot een

toename aan (high tech) bedrijven en innovatie. Uiteindelijk zouden deze drie ‘T’s’ voor economisch succes moeten zorgen.

In tegenstelling tot de theorie van Mathur wordt David Florida

bekritiseerd omdat er niet genoeg empirisch bewijs zou worden geleverd om zijn claims te onderbouwen. In een onderzoek van Stam, de Jong en Marlet*6 wordt echter bewezen dat er wel degelijk een kern van

waarheid zit in The Rise of the Creative Class. Stam, de Jong en Marlet concluderen dat bedrijven in de creatieve industrie gemiddeld

innovatiever zijn dan bedrijven in andere sectoren van de economie. Daarnaast is er meer sprake van innovatie bij bedrijven in de creatieve industrie die zich in steden hebben gevestigd, vergeleken met bedrijven in de creatieve industrie die buiten de stedelijke gebieden te vinden zijn. De belangrijkste bevinding is dat er, met uitzondering van de regio

Amsterdam, geen directe relatie te ontdekken is tussen de aanwezigheid van de creatieve industrie en een toename in werkgelegenheid, terwijl dat juist wel het geval is bij de creatieve klasse. Er valt geen bewijs te

(9)

leveren dat de innovativiteit van de creatieve industrie ‘overloopt’ naar andere sectoren van de economie. Wederom lijkt de creatieve klasse hier wel voor te zorgen. De aanbeveling voor beleidsmakers lijkt dan ook duidelijk, om werkgelegenheid en economische groei te bevorderen is het van belang om steden en regio’s aantrekkelijk te maken voor de creatieve klasse.

Beleid

Toch heeft de overheid er voor gekozen om zich te richten op de creatieve industrie en niet direct op de creatieve klasse. In september 2009

presenteerde het kabinet het ‘beleidsprogramma voor de creatieve industrie 2009-2013’*7 met als kernpunten dat de creatieve industrie zichzelf beter moet organiseren en haar innovatieve vermogen verscherpt moet worden.

In eerste instantie lijkt het erg gemakkelijk om de creatieve industrie te vertellen dat ze zichzelf beter moeten organiseren, maar het kabinet heeft hier wel degelijk een punt. De creatieve industrie is van nature innovatief, hoog opgeleid en uiteraard creatief, wat hun de perfecte kandidaat maakt om de benodigde verbeteringen te ontwerpen. Het kabinet heeft beloofd om goede ideeën in overweging te nemen en eventueel te subsidieren.

De ‘werkgroep innovatieprogramma creatieve industrie’*8 heeft de

verantwoordelijkheid op zich genomen om aan de wensen van het kabinet te voldoen. Zij hebben de website waardevancreatie.nl opgericht, waarop iedereen ideeën en reacties kan plaatsen. Daarnaast wordt de visie van de werkgroep zelf en interviews met belangrijke spelers in de creatieve industrie gepubliceerd.

Op de site is een inspirerend en krachtig interview met Harry Puts*9 te vinden, oprichter van reclamebureau Only en creatief

eindverantwoordelijke van de denktank van de internationale

reclameopleiding Hallo(c). Hij legt uit dat Nederlanders van nature een creatief volk zijn:

(10)

“Creativiteit zit geworteld in ons land, meer dan in welk ander land dan ook. Dat komt door onze ligging. We wonen onder de zeespiegel. Als je altijd natte voeten hebt, verzin je iets waardoor je droge voeten krijgt. Dat is de kern van de creativiteit in ons land. Ieder normaal mens gaat niet in een delta-achtig moeras wonen, wij gingen dijken bouwen en deden dat wel. Heel ons landschap zit vol met inventiviteit en creativiteit om letterlijk ons hoofd boven water te houden.”

...

“Zonder creativiteit had ons land niet bestaan.”.

Met dit voorbeeld laat Puts zien dat creativiteit en innovatie al

eeuwenlang in de Nederlandse cultuur verweven is. We kunnen misschien niet concurreren met bijvoorbeeld de productiecapaciteit van China of de overvloedige olie in het Midden-Oosten, wel hebben we onze creativiteit en innovativiteit. Het is niet voor niets dat we ons land nog steeds droog hebben kunnen houden, of dat we verantwoordelijk zijn voor het opzetten van het eerste multinationale bedrijf ter wereld in de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Creativiteit is met de opkomst van de creatieve industrie een zeer waardevol exportproduct geworden, iets dat we als klein land ten volste kunnen en moeten benutten.

Puts vervolgt zijn interview met een belangrijke uitspraak over onderwijs.

“We moeten mensen leren creatief te denken, te kijken en te doen, en dat begint natuurlijk bij scholing. Kinderen worden in ons land niet opgeleid naar eigenheid, maar naar middelmaat. De beste van de klas, dat mag niet meer. Leerlingen krijgen op de lagere school geen punten, maar een beoordeling verwoordt in matig, slecht of goed, hoezo goed, dat is toch geen motivatie om dingen beter te doen. Creativiteit is geen middelmaat, dan krijg je Schilderen met Ravensburger en zul je nimmer uitgroeien tot een Van Gogh. Een goed ontwerp maakt zich los van al het andere. Bij Blokker ligt de middelmaat.”

(11)

“Een andere voorwaarde voordat Nederland innovatie kan inzetten als concurrentiekracht is een betere samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderwijs, want ook dat kan beter, constateert Van Heukelom.

Gelukkig ziet hij op enkele universiteiten steeds meer ruimte voor

ondernemen ontstaan. “een hoop bedrijven in Silicon Valley zijn ontstaan vanuit ondernemers ontstaan. Ga een decenium terug in de tijd, de

oprichters van Google, Facebook of YouTube, ze kennen elkaar van de universiteit. Ze zagen een kans met een innovatief product en zijn

gewoon gaan ondernemen. “Om die mentaliteit en omgeving voor elkaar te krijgen, zullen we in ons land bruggen moeten slaan tussen educatieve centra en het bedrijfsleven. En de overheid kan en moet dit faciliteren door dat allemaal makkelijker te maken. Al die baten die we verdienen uit die gasbel, misschien moeten we die maar in onze toekomst als

‘knowledge country’ stoppen.”

In de bovenstaande citaten zijn twee belangrijke opmerkingen te filteren. Ten eerste onderkent Puts de noodzaak van onderwijs bij het creëren van de creatieve klasse. Niet alleen op het vervolgonderwijs, maar ook

daarvoor al. Ten tweede gaat van Heulekom hier nog een stap verder in en zegt dat ook de connectie tussen onderwijs en bedrijfsleven moet worden gemaakt.

“Ook gek: creatieven worden altijd bij elkaar in een gebouw gestopt. Fout. Je moet die niet onder één dak zetten, dan doen ze niks anders dan elkaar de hele dag om de schouders slaan en zeggen hoe creatief ze wel niet zijn. Verspreid creatieven over een belastingkantoor, bankgebouw of zorginstelling. Elk bedrijf of organisatie heeft wel honderd vierkante meter over. Laat ze die ruimte gratis gebruiken. Als tegenprestatie moeten ze boel wakker houden en de board voeden. Met het stellen van goede vragen en dingen maken die ze bij dat bedrijf of die organisatie zelf niet zien.”

Met deze suggestie combineert Harry Puts het beste van twee werelden. Niet alleen verlaagt het de opstartkosten voor ondernersschap binnen de creatieve industrie, en dus innovatie, ook leidt het tot een spreiding van

(12)

de creatieve klasse bij bedrijven in alle sectoren van de economie, wat volgens de studie van Stam, de Jong en Marlet leidt tot economische groei.

Value networks

Een theorie die het idee van Harry Puts kracht bij zet is de theorie over de zogenaamde ‘value networks’. Een value network wordt omschreven als “een web van relaties dat, door middel van dynamische uitwisseling tussen twee of meer individuën, groepen of organisaties, grijpbare of ongrijpbare waarde creëert”*11. Met name door de effecten van

globalisering is te zien dat de traditionele manier van bedrijfsvoering is veranderd. Bedrijven probeerden zo veel mogelijk in huis uit te voeren en waren daarbij sterk tegen het prijsgeven van kennis en informatie.

Vandaag de dag komt het steeds vaker voor dat bedrijven georganiseerd zijn als een zakelijk netwerk, in plaats van een traditioneel bedrijf. Voor bedrijven met relatief weinig werknemers is het toch mogelijk om deel te nemen in een value network dat vele mate groter is dan zij zelf.

Ik ben van mening dat de creatieve industrie gezien kan worden als een groot value network, waarin zowel beleidsmakers als bedrijven en

onderwijsinstellingen kunnen profiteren van het uitwisselen van kennis en faciliteiten.

Huidige situatie van CMD

In mijn cohort, ’05 / ’06, was er nog relatief weinig samenwerking tussen de opleiding en het bedrijfsleven. Ondanks dat de helft van de docenten in de creatieve industrie werkzaam is of is geweest, was het meerendeel van de opdrachten en projecten fictief. Na de beoordeling met een cijfer was het zeldzaam dat het bedrijfsleven iets te zien kreeg van onze

(13)

Inmiddels is er veel veranderd. Ten minste drie kwartaalprojecten zijn direct gekoppeld aan echte opdrachtgevers. Zo worden er in het ‘serious game’ project games ontwikkeld voor kinderen in een ziekenhuis, om zo hun verblijf te vergemakkelijken. In wat ooit het ‘Habitat’ project

genoemd werd worden interactieve installaties ontworpen die in het Graphic Design Museum te Breda tentoongesteld worden. Ook is Philips inmiddels betrokken bij het ‘Smarties’ project. Bij de presentaties van de eindproducten, zogenaamde smart objects, is een werknemer van Philips aanwezig. Enkele van deze producten zullen de selectie van Philips doorstaan en worden uitontwikkeld en geproduceerd voor verkoop. Uit een gesprek met Hugo van Roy*12, docent aan CMD, blijkt dat studenten de nieuwe, ‘echte’ projecten goed bevallen. Ook de

organisaties waarmee samen word gewerkt zijn enthousiast. Volgens van Roy is het zelfs zo dat het bedrijfsleven al een tijd lang zit te wachten voor wij als opleiding naar buiten treden. We worden beschouwd als kennisbron waarvan bedrijven graag gebruik willen maken.

Suggesties

CMD is al vanaf haar oprichting in 2001 zeer veranderlijk geweest. Als een jonge opleiding die direct in relatie staat met snelle technologische ontwikkeling, is het belangrijk om altijd in te blijven spelen op de

actualiteit. Aan de hand van het onderzoek dat ik in mijn scriptie heb verricht zijn een aantal suggesties naar voren gekomen die wellicht voor CMD de moeite waard zijn om toe te passen.

De gouden eeuw mentaliteit

Geïnspireerd door interviews van Waarde van Creatie ben ik gaan geloven in het creëren van de gouden eeuw mentaliteit. Als CMD’ers horen we ambitieus, kwaliteitsgericht en eigenwijs te zijn. Joris van

(14)

gemiddelde, wordt wel de nationale sport genoemd, en dat vind ik

oprecht jammer. Nederland moet het hebben van grote beslissingen, van hersens. Immers: de zware industrie is hier binnen 15 jaar verdampt.” En die hersens kan Nederland aanwenden ook, zegt Van Heukelom. Het land heeft een prachtige infrastructuur en beschikt over een gasbel waarmee het de komende 20 tot 30 jaar BNP-wise nog wel even vooruit kan.

“Letterlijk genoeg power dus om Nederland neer te zetten als de

hoofdstad van de creatieve industrie en innovatie, want van dat out-of-the box denken moeten we een exportmiddel maken, en de nieuwe denkers vanuit andere landen moeten we juist gaan binnen halen. En dat kan alleen met heldere en duidelijke claims. Kies nou!! Waar willen we het beste in zijn, en roep dat dan.”

Harry Puts is het hier mee eens: “We moeten terug naar de geest van de

Gouden Eeuw. Dat was de meest creatieve tijd van ons land tot nu toe. In de schilderkunst, architectuur, noem maar op. Als Rembrandt en Vermeer alleen over licht en kleuren hadden gesproken, had niemand het vandaag over hen gehad, ze deden het. Zoals Jacob van Campen het Paleis op de Dam bouwde, toen het grootste niet-religieuze gebouw in de bekende wereld, echt een wereldwonder. Met een houten bootje alle wereldzeeën bevaren en handel doen met Japan. Denken en doen. De mouwen

opstropen en aan de slag.”

Als eigenwijze CMD’er ben ik van mening dat we niet hoeven te wachten op de beleidsmakers om deze keuze te maken. Misschien moeten we initiatief nemen om van creativiteit Nederland’s grootste exportproduct te maken, beginnende bij onszelf en onze directe omgeving. De

mentaliteit kweken dat innovatie, creativiteit en ondernemerschap

bijdragen aan de collectieve waarde van het land. Neem TomTom*13, een Nederlandse innovatie, dit bedrijf is wereldleider op het gebied van

navigatiesystemen geworden. Uiteraard zijn ze er zelf goed op vooruit gegaan, ook is het bijzonder effectieve branding voor het land.

Groots leren denken. CMD’ers beheersen alle technieken die nodig zijn om diensten of producten voor de wereldeconomie te ontwikkelen. We

(15)

moeten nooit vergeten om kritisch te kijken naar ideeën en concepten, wellicht hebben ze de potentie om een succes op de wereldmarkt te worden. Kijk alleen al naar de resultaten van Interactive Media

Channels*14, hier is na de presentatiedag uiteindelijk niets mee gedaan, maar enkele formats waren echt vernieuwend en doen niet onder voor de programma’s die voor nationale televisie ontwikkeld worden.

Als elke afgestudeerde CMD’er onthoudt dat de mogelijkheden voor goede ideeën eindeloos zijn, zorgen we er voor dat er in een enorm diverse groep bedrijven creatievelingen rondlopen die altijd een oogje open houden voor potentiële successen die niet alleen voor het bedrijf zelf maar ook voor het land belangrijk kunnen zijn.

Creatieve industrie: één groot value network?

Studies hebben uitgewezen dat bedrijven de traditionele bedrijfsvoering achter zich laten liggen en in plaats daarvan gebruik maken van value networks. Gecombineerd met de wens van het kabinet om de creatieve industrie beter te organiseren, ligt er misschien ruimte voor CMD om een leidende rol te spelen in het samenbrengen van onderwijs en

bedrijfsleven. Op dit moment is de werkgroep innovatieprogramma creatieve industrie de enige partij die is opgestaan om te proberen te wens van de overheid in vervulling te laten gaan, maar ook dit is de afgelopen maanden gestagneerd.

Concreet denk ik hierbij aan het organiseren van bijvoorbeeld sweatshops waarin studenten, docenten, professionals uit het bedrijfsleven en

beleidsmakers bij elkaar komen om te brainstormen over hoe er een value network kan worden gecreëerd tussen alle partijen die onderdeel

uitmaken van de creatieve industrie. Als creativiteit inderdaad de

drijvende kracht achter economische groei is, mogen ook middelbare en zelfs basisscholen niet worden uitgesloten. Laat staan de private

(16)

Open de dialoog, zoek naar samenwerkingsverbanden die voor alle partijen meerwaarde opleveren, wees proactief.

Studenten bij bedrijven onderbrengen

Gebaseerd op de creative class theorie van David Florida, de suggestie van Harry Puts om creatievelingen onder te brengen bij bedrijven en de innovatieve kracht van de creatieve industrie lijkt het me de moeite waard om te onderzoeken of het mogelijk is om studenten tijdelijk onder te brengen bij bedrijven.

Zelfs na de verhuizing is er op CMD sprake van een serieus

ruimtegebrek. Het is vaak onmogelijk om een afgesloten ruimte te vinden om bijvoorbeeld met een projectgroep vrijuit te brainstormen. Wellicht zijn er bedrijven in Breda te vinden die bereid zijn om hun leegstaande ruimte beschikbaar te stellen voor CMD-studenten. Uit de ervaring van Hugo van Roy blijkt dat veel bedrijven graag gebruik maken van de kennis die op de opleiding aanwezig is, dus als tegenprestatie kan er gedacht worden aan studenten die voor een vergoeding een middag aanschuiven bij een vergadering van het bedrijf.

Conclusie

Tijdens het schrijven van mijn scriptie ben ik erachter gekomen dat in slechts twee jaar bijzonder veel veranderd is binnen CMD. Waar in mijn cohort nog niet veel samenwerking zichtbaar was tussen CMD en

bedrijfsleven is dat voor de huidige studenten sterk verbeterd. De studenten zijn hier bijzonder over te spreken, evenals de organisaties waar mee wordt samengewerkt.

Creatieve industrie is innovatiever dan andere sectoren van de economie, maar het blijkt dat er geen sprake is van zogenaamde ‘spill-overs’. Dat wil

(17)

zeggen dat de innovativiteit van de creatieve industrie geen invloed lijkt te hebben op de innovativiteit van andere sectoren in de economie. Uit de theorie van Florida en de onderbouwing van Stam, de Jong en Marlet is gebleken dat de creatieve klasse juist wel valt aan te wijzen als drijvende kracht achter economische groei. Beoogt men een toename van innovativiteit, dan is investering in de creatieve industrie een goede optie. Als er groei van de algehele economie gewenst is, worden

beleidsmakers geadviseerd om steden en regio’s aantrekkelijk te maken voor de creatieve klasse.

In de studies van OpenValueNetworks blijkt dat bedrijven af stappen van de traditionele bedrijfsvoering waarin kennis en productie zo veel

mogelijk binnenshuis gehouden wordt. In plaats daarvan ontstaan steeds meer value networks, netwerken van individuën, groepen of organisaties grijpbare en ongrijpbare waarde met elkaar uitwisselen. In zulke

netwerken is zeker ook plaats voor onderwijsinstellingen zoals CMD, wat ook blijkt uit de bevindingen van Hugo van Roy, die ontdekte dat het bedrijfsleven maar al te graag gebruik wil maken van de kennis op de opleiding.

De veranderingen in de economie, bedrijfsvoering en beleid in Nederland zorgen er allemaal voor dat er steeds meer mogelijkheden voor CMD ontstaan. Het is nu tijd om te bepalen of we een leidende rol gaan

aannemen in de ontwikkeling van de creatieve industrie in Nederland, of dat we afwachten tot iemand anders dat doet. Hoe dan ook, ik durf een ding met zekerheid te zeggen, we gaan goede tijden tegemoet. Het groeiende besef van de waarde van zowel de creatieve industrie als de creatieve klasse plaatst zowel de opleiding als haar docenten, studenten en afgestudeerden op een zeer gunstige positie.

(18)

Bronnen

*1: Meeuwenoord, M. (2008) - Commentaar bij de beoordeling van het ‘minority report’-project

*2: Hartley, J. (2005) – Creative Industries

*3 Kaldun, I. (1377) - Muqaddimah (Prelogomena)

*4 Mathur, V. K. (1999) – Human-capital-based strategy for regional economic development

*5 Florida, D. (2001) – The Rise of the Creative Class

*6 Stam, E. de Jong, J. P. J., Marlet, G. (2008) – Creative Industries in the Netherlands: Structure, Development, Innovativeness and Effect on Urban Growth

*7 Hoeven, van der, M., Drs. Heemskerk, F. Dr Plasterk, R. H. A. (2009) - Waarde van Creatie, Brief Cultuur en Economie

*8 Werkgroep Innovatieprogramma Creatieve Industrie, http://waardevancreatie.nl

*9 Puts, H. (2009) – Een bad voor vogels, interview op

http://www.waardevancreatie.nl/interviews/een-bad-voor-vogels *10 Heulekom, van, J. (2009) – Umfelt maken voor trial and error, interview op http://www.waardevancreatie.nl/interviews/umfelt-maken-voor-trial-and-error

*11 OpenValueNetworks.com (2009) – The Skåne Regional Innovation System, A value network perspective, summary of research results final report

(19)

*13 Oosterhout, van, B (2005) – TomTom wijst de weg,

http://www.intermediair.nl/artikel/weekblad-archief/35316/tomtom-wijst-de-weg.html

*14 Interactive Media Channels (2008) – Communication & Multimedia Design project in het derde jaar van de studie

*15 Departure for Culture, Media and Sport (2001) – Creative Industries Mapping Document (2 ed.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

pagina 2 van 3 Het aantal actieve clusters gerelateerd aan de (gezondheids)zorg daalt van 5 in week 23 naar 2 in week 24; één cluster in de langdurige zorg (intramuraal) en

Door coronapandemie op andere wijze (coronaproof) invulling moeten geven aan het vakbekwaam houden van onze

Smallstonemediasongs.com printed & distributed by: GMC Choral Music, Dordrecht - www.gmc.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is

De macro-economische omstandigheden zijn langere tijd ongunstig geweest voor de bouwsector, vooral in Europa.. Ook in olie-exporterende landen zijn de omstandigheden nog

Ina: ‘Toen honderddertig bewo- ners naar Meppel verhuisden, werd afgespro- ken dat de plaatselijke predikant meteen ook als geestelijk verzorger voor deze groep werkzaam zou zijn

5.2.1 To explore the employee perceptions with regard to the extent to which the wellness programme of the North West Provincial Legislature promotes the physical, social,

Meewerken aan het ontwikkelen van een kwaliteitspolitiek, waaronder procedures en multidisciplinair overleg, in verband met de omkadering van en de zorg voor personen

• Vervolgens neemt de grafiek van de afgeleide af maar blijft positief: dit betekent dat de grafiek van N afnemend stijgend is 1. • Voor de overgang tussen toenemend stijgend