• No results found

The influence of urban design on perceived safety of women; prospect refuge theory applied to streetmarkets

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The influence of urban design on perceived safety of women; prospect refuge theory applied to streetmarkets"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van stedelijk ontwerp op

subjectieve veiligheid van vrouwen;

prospect-refuge theory toegepast op straatmarkten

Figuur 1, Bron Helloamsterdam.nl, 2014

Martin Vergouw (10775595) Bachelor scriptie sociale geografie

(2)

Informatiepagina

Titel: De invloed van stedelijk ontwerp op subjectieve veiligheid van vrouwen Ondertitel: Prospect-refuge theory toegepast op straatmarkten

Naam: Martin Vergouw Studentnummer: 10775595 Emailadres: mvergouw@live.nl

Universiteit: Universiteit van Amsterdam

Opleiding: Future planet studies; major Sociale Geografie Inleverdatum: 14 januari 2019

(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘De invloed van stedelijk ontwerp op subjectieve veiligheid van vrouwen;

prospect-refuge theory toegepast op straatmarkten’. Het onderzoek voor deze scriptie naar stedelijk

ontwerp is uitgevoerd op de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt in Amsterdam. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Future Planet Studies, met de major Sociale Geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Van september 2018 tot en met januari 2019 ben ik bezig geweest met het onderzoek en schrijven van de scriptie.

Met behulp van mijn scriptiebegeleider heb ik de fundering voor deze scriptie bedacht. Het

onderzoek dat ik heb uitgevoerd was complex. Na uitvoerig kwalitatief en kwantitatief onderzoek heb ik de onderzoeksvraag enigszins kunnen beantwoorden. Tijdens dit onderzoek stond mijn

scriptiebegeleider Ori Rubin op elk moment klaar om mijn vragen te beantwoorden waardoor ik verder kon in dit onderzoek. Achteraf gezien had ik hier meer gebruik van moeten maken.

Bij deze wil ik mijn begeleider bedanken voor zijn hulp bij het opzetten van dit onderzoek, en laten weten dat het oké is om alles in je eigen tempo te doen, zolang je aangeeft dat je het in je eigen tempo gaat doen.

Ik wens u veel leesplezier toe. Martin Vergouw

(4)

Abstract

Dit onderzoek gaat over de invloed van stedelijk ontwerp op subjectieve veiligheid van vrouwen op de Ten Katemarkt en de Albert Cuypmarkt te Amsterdam. Het doel van dit onderzoek is het bijdragen aan de kennis van de invloed van ontwerp op de subjectieve veiligheid. Dit onderzoek heeft

geprobeerd daar aan bij te dragen door specifiek te analyseren hoe dat verband op twee markten tot uiting komt. Dit verband wordt onderzocht door in kaart te brengen aan de hand van literatuur welke factoren van stedelijk ontwerp de subjectieve veiligheid beïnvloeden, en hoe deze factoren concreet kunnen worden beoordeeld op locaties. Aan de hand van literatuur is een hypothese opgesteld dat de factoren prospect, refuge en escape, van stedelijk ontwerp, invloed hebben op

veiligheidsgevoelens. Deze factoren kunnen door middel van gestructureerde observaties worden gemeten op verschillende locaties op de markten. Ook is naar deze aspecten gevraagd op enquêtes, die hoofdzakelijk proberen subjectieve veiligheid te kwantificeren. Door middel van initiële

observaties zijn er in totaal 8 locaties op de markt uitgekozen met verschil in stedelijk ontwerp. Deze worden gestructureerd geobserveerd, uitgeschreven en er is rangschikking in aangebracht van welke locaties meer onveiligheidsgevoelens verwacht worden op basis van stedelijk ontwerp. Op deze locaties zijn ook de enquêtes afgenomen. Voornaamste resultaat wat gevonden is, is dat het veiligheidsgevoel op Ten Katemarkt significant hoger is dan op de Albert Cuypmarkt, en dat dit correleert met het openheid van het stedelijk ontwerp.

(5)

Inhoudsopgave

1. Inleiding………7

2. Theoretisch kader……….8

2.1. Subjectieve veiligheid………..…8

2.2. Prospect-refuge theory………..9

2.3. Andere invloeden op subjectieve veiligheid..………10

2.4. Conceptueel model……….………11

3. Methodologie………...12

3.1.Casusbeschrijving……..………12

3.1.1. Albert Cuypmarkt……….12

3.1.2. Onderzoekslocaties op de Albert Cuypmarkt………..13

3.1.3. Ten Katemarkt………15

3.1.4. Onderzoekslocatie op de Ten Katemarkt………16

3.2. Operationalisatieschema………19

3.3. Dataverzameling……….……….21

3.3.1. Dataverzameling gestructureerde observatie……….21

3.3.2. Validiteit en betrouwbaarheid………..……….21

3.3.3. Verantwoording van observatieschema………..22

3.3.4. Dataverzameling enquêtes………..……….22 3.3.5.Validiteit en betrouwbaarheid……….23 3.3.6. Verantwoording enquêtevragen……….……….24 3.4. Dataverwerking ………..……….25 3.5. Methode data-analyse……….………26 3.5.1. Kwantitatieve data-analyse………..26 3.5.2. Kwalitatieve data-analyse………..………27 4. Data-analyse………..29 4.1. Gestructureerde observaties………29

4.1.1. Gestructureerde observaties op de Albert Cuypmarkt……….29

4.1.2. Gestructureerde observaties op de Ten Katemarkt…..……….30

4.1.3. Ranking van observaties……….31

4.2 Enquêteonderzoek ………..………31 4.2.1. Beschrijvende statistiek………...………..31 4.2.2. T-tests………..33 4.2.3. Eenwegs-variantieanalyse (ANOVA) ………..………..33 4.2.4. Correlatie………34 5. Conclusie……….35 6. Discussie………..………36 7. Literatuurlijst………37 8. Bijlagen.………..……….39

(6)

Figuren- en tabellenlijst Paginanummer Figuur 1, Conceptueel model van het onderzoek

Figuur 2, De vier onderzoekslocaties op de Albert Cuypmarkt Figuur 3, Afbeelding van onderzoekslocatie 1

Figuur 4, Afbeelding van onderzoekslocatie 2 Figuur 5, Afbeelding van onderzoekslocatie 3 Figuur 6, Afbeelding van onderzoekslocatie 4

Figuur 7, Een kaart van de 4 locaties onderzocht op de Ten Katemarkt. Figuur 8, Afbeelding van onderzoekslocatie 5

Figuur 9, Afbeelding van onderzoekslocatie 6 Figuur 10, Afbeelding van onderzoekslocatie 7 Figuur 11, Afbeelding van onderzoekslocatie 8 Figuur 12, Woonplaatsen van respondenten Figuur 13, Reden marktbezoek van respondenten Figuur 14, De enquête 11 13 14 14 15 15 16 17 17 18 18 32 32 41

Tabel 1, Operationalisatieschema voor de begrippen uit het conceptueel model Tabel 2, Categorieën voor de onderverdeling van de observaties

Tabel 3, Ranking van observaties op basis van de aspecten van stedelijk ontwerp Tabel 4, Gemiddelde scores voor drukte per marktlocatie

Tabel 5, Gemiddelde veiligheidsgevoelens per locatie Tabel 6, Gestructureerd observatieschema

19 25 31 33 34 39

(7)

1. Inleiding

Veiligheid in de openbare ruimte is een veelbesproken thema in Nederland, zowel in de wetenschap als in het maatschappelijk debat (Pleysier, 2008). In het recente verleden verscheen in de media een aanzienlijke hoeveelheid berichtgeving over corruptie op Amsterdamse markten (Volkskrant, 2013; Het Parool, 2012; Het Parool; 2013). De gemeente noemt een onderzoek van het Bureau van Integriteit, waaruit bleek dat controle op marktmannen tekortschiet, als aanleiding voor het oprichten van het Marktkantoor in 2014. Dit orgaan zorgt voor de financiële afhandeling van

marktzaken, inclusief controlemechanismen, om fraude tegen te gaan (Gemeente Amsterdam, 2018). Hoewel er onderscheid gemaakt wordt tussen soorten criminaliteit, leiden gevallen van criminaliteit tot een hoger onveiligheidsgevoel onder de populatie (Box, Hale & Andrews, 1988).

Het (on)veiligheidsgevoel wordt in dit paper gedefinieerd als subjectieve veiligheid. Subjectieve veiligheid heeft betrekking op een veilige openbare ruimte waarin burgers zich

beschermd voelen. Pleysier (2011) stelt dat subjectieve veiligheid gaat over de persoonlijke beleving van veiligheid, het onveiligheidsgevoel of de angst voor criminaliteit. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) meldt dat sinds 2002 een trend van afnemende criminaliteit te zien is in Nederland. Ook zijn de gemiddelde onveiligheidsgevoelens in Nederland dalende (CBS, 2018a). Volgens het CBS bevinden de onveiligheidsgevoelens in Amsterdam zich boven het landelijk gemiddelde (Bron CBS, 2018b). Uit onderzoek is ook gebleken, dat hoewel mannen een groter risico hebben op

slachtofferschap, vrouwen tot drie keer meer onveiligheidsgevoelens ervaren dan mannen in de openbare ruimte (Box, Hale & Andrews, 1988; Skogan en Maxfield, 1981; Stanko, 2008).

In dit onderzoek worden de subjectieve veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers onderzocht omdat in het recente verleden markten te maken hebben gehad met grootschalige fraude, die invloed kan hebben op de veiligheidsgevoelens van marktbezoekers. Vrouwen zijn gekozen als onderzoekseenheid omdat uit onderzoek blijkt dat vrouwen tot drie keer vaker onveiligheidsgevoelens ervaren dan mannen.

Deze straatmarkten hebben specifieke karakteristieken die aantrekkelijk zijn voor criminelen, hetgeen angstgevoelens kan genereren voor de bezoekers. Op deze markten zijn voldoende

mogelijkheden voor criminelen door de mensenmassa. De diversiteit van marktbezoekers en hun kortstondige aanwezigheid op de marktlocaties geven overtreders veel mogelijkheden (Cohen & Felson, 1979). Ook de gemakkelijke toegang, vrije beweegmogelijkheden om als overtreder onopgemerkt te blijven maakt het goed mogelijk dat mensen zich op markten minder veilig voelen dan in andere openbare ruimtes. Uit bovenstaande literatuur blijkt dat fysieke eigenschappen van de openbare ruimte effect hebben op de perceptie van deze openbare ruimte.

Verschillende studies stellen dat het ontwerp van de openbare ruimte een belangrijke invloed heeft op het veiligheidsgevoel (Austin, Furr en Spine, 2002; 2; Geraedts & Van der Voordt, 1999). In 2008 verscheen het handboek ‘Veilig ontwerp en beheer’ van de Stichting Veilig Ontwerp en Beheer (SVOB). Centrale boodschap daarin was dat een aantrekkelijk ontworpen en ingerichte openbare ruimte een belangrijke bijdrage levert aan het gevoel van veiligheid.

In dit onderzoek worden de onderdelen van stedelijk ontwerp gedefinieerd volgens de

prospect-refuge theorie van Appleton (1975). Volgens deze theorie hebben prospect, refuge en escape als aspecten van het stedelijk ontwerp invloed op de subjectieve veiligheid. De mate van prospect is de mogelijkheid tot overzien van de omgeving, refuge zijn de mogelijke verstopplekken

van overtreders, en escape is de mogelijkheid tot vluchten van het slachtoffer. Plekken die slecht te overzien zijn en veel verstopplekken hebben, zijn volgens Appleton (1975) evolutionair gezien minder veilig omdat plekken met een slecht observatiepunt zonder toevluchtsoorden de overlevingskans verkleinen.

(8)

In dit onderzoek wordt de invloed van het stedelijk ontwerp op de subjectieve veiligheid van

vrouwelijke marktbezoekers onderzocht op twee Amsterdamse markten. De Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt. Deze markten zijn gekozen omdat ze zich beiden bevinden in vergelijkbare buurten in Amsterdam. Zowel Oud-West als De Pijp zijn beide populaire woonbuurten met een toename aan bezoekers en toeristen. Belangrijke overeenkomst is dat uit onderzoek van de gemeente blijkt dat deze toegenomen drukte voelbaar is op de markten (Gebiedsplan Zuid, 2018; Gebiedsplan Oud-West, 2018). In beide buurten maken bewoners zich zorgen over de leefbaarheid van de buurt, en beide markten worden georganiseerd door het Marktkantoor. Verder zijn er verschillen in grootte en breedte van de markten en verschillen in stedelijk ontwerp op deze twee markten.

Door een adequate vormgeving en inrichting van de gebouwde omgeving kan een niet te onderschatten bijdrage worden geleverd aan de subjectieve veiligheid (Geraedts & Van der Voordt, 1999). Het doel van dit onderzoek is het bijdragen aan de kennis van de invloed van ontwerp op de subjectieve veiligheid. Dit onderzoek zal daaraan bijdragen door specifiek te analyseren hoe dat verband op twee markten tot uiting komt. Daarom is de volgende onderzoeksvraag opgesteld; ‘In welke mate draagt het stedelijk ontwerp van de Albert Cuypmarkt en de Ten Kate markt bij aan de

subjectieve veiligheid van vrouwelijke bezoekers van de markten?’

Deze vraag zal onderzocht worden aan de hand van de volgende deelvragen;

Welke factoren van stedelijk ontwerp beïnvloeden de subjectieve veiligheid van bezoekers en hoe kunnen deze factoren concreet worden beoordeeld op locaties?

Wat zijn de subjectieve veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers op de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt?

Welke verschillen zijn er in subjectieve veiligheid onder bezoekers van de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt, en kunnen deze verschillen verklaard worden vanuit het stedelijk ontwerp?

Allereerst zal in het theoretisch kader een uiteenzetting van relevante literatuur worden gegeven, welke beknopt zal worden weergegeven in een conceptueel model. Vervolgens, zal in de volgende sectie de casus beschreven worden en de methodologische verantwoording voor dit onderzoek worden beargumenteerd. Waarna door middel van observatie en enquêtes het onderzoek, welke in de methodologie beschreven worden, tot uitvoering wordt gebracht. Dit onderzoek zal in de analyse beschreven worden. Tot slot zal in de conclusie een antwoord worden gegeven op de hoofdvraag, en in de discussie kritisch worden ingegaan op de tekortkomingen van dit onderzoek en mogelijkheden tot vervolgonderzoek.

2. Theoretisch kader

Om de invloed van het stedelijk ontwerp op de subjectieve veiligheid op de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt te onderzoeken moet eerst een definitie van deze termen worden vastgesteld. In deze sectie zal een literatuuroverzicht gegeven worden van de relevante termen in dit onderzoek.

2.1. Subjectieve veiligheid

Subjectieve veiligheid is een term die vanzelfsprekend lijkt. Maar er kunnen verschillende

betekenissen gegeven worden aan veiligheid. Zo kan de term subjectieve veiligheid worden opgevat als ‘angst voor criminaliteit’. Zo stelt Smith (1987, p.2) bij het onderzoeken van ‘fear of crime’: ‘broadly, what is being tapped is an emotional response to a threat: an admission to self and others

(9)

that crime is intimidating; and an expression of one’s sense of danger and anxiety at the prospect of being harmed’. ‘Fear of crime’ gaat over de directe angst om slachtoffer te worden, deze definitie is te

nauw voor dit onderzoek want er zijn ook andere factoren die invloed kunnen hebben op de gevoelens van onveiligheid. Pain (2000) stelt dat het ook belangrijk is om bij het definiëren van ‘onveiligheidsgevoelens’ mee te nemen dat angst kan verschillen voor verschillende vormen van criminaliteit. Dit onderscheid kan echter ook tegelijkertijd opgaan, bijvoorbeeld bij een overval waar geweld wordt gebruikt.

‘Angst’ is vaak niet representatief voor het brede scala aan reacties die mensen op misdaad kunnen hebben. Angst kan worden geïnterpreteerd als zwakte en kwetsbaarheid in plaats van weerstand, waarmee veel mensen reageren (Pain, 2000). In de literatuur is ook toenemende aandacht voor de notie dat angst gebruikt kan worden voor politieke doeleinden (Sasson, 1995), maar dat het überhaupt bestaan van angst ook fout gerepresenteerd kan worden.

Subjectieve veiligheid wordt in dit paper gedefinieerd als: “De persoonlijke beleving van veiligheid, het onveiligheidsgevoel of de angst voor criminaliteit. Objectieve veiligheid verwijst naar direct kenbare situaties, omstandigheden of gebeurtenissen als externe bronnen van bedreiging die, indien gepercipieerd door het individu, aanleiding kunnen geven tot subjectieve onveiligheid” (Pleysier, 2011; p.2). Ondanks dat er geen eenduidige definitie is van subjectieve veiligheid, groeit het besef dat het geen vaste eigenschap is die bepaalde mensen hebben en anderen niet, maar dat het tijdelijk en situationeel is, beïnvloed door eigen ervaringen en door de ruimtelijke, sociale en temporele situatie (Poirier, 1993; Pain, 1997).

2.2. Prospect-refuge theory

In de literatuursamenvatting van Hale (1996:41) wordt gesteld dat angsten van individuen beter begrepen worden in buurtcontext dan door te concentreren op individuele eigenschappen. Bij onderzoek naar de subjectieve veiligheid wordt de relatie met de dimensie ruimtelijk ontwerp vaak onderzocht (e.g. Smith, 1987). Veel onderzoek wordt hiernaar verricht omdat uit zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek vaak terugkomt dat binnen deze dimensie verklaringen liggen voor de angsten van mensen. Mensen ondervinden vaker angstgevoelens wanneer ze in specifieke omgevingen zijn. Onderzoek heeft laten zien dat dit vaak donkere, verlaten, onaantrekkelijke of onverzorgde plekken zijn (Vrij en Winkel, 1991). De relatie tussen de gebouwde omgeving en angst voor criminaliteit wordt gesteund door de theorie van Foster et al. (2010). In dit paper wordt

onderscheid gemaakt tussen objectieve en subjectieve veiligheid, Foster et al. (2010) stelt dat omdat dit verschillende begrippen zijn, stedelijk ontwerp dat de objectieve criminaliteit verlaagt, niet hetzelfde hoeft te zijn als buurtontwerp dat de subjectieve veiligheid minimaliseert. Van veel omgevingskenmerken wordt aangenomen dat ze verbinding hebben met subjectieve veiligheid wegens het vermogen om natuurlijke bewaking te genereren (Jacobs, 1961); er is echter weinig empirisch bewijs dat deze stelling ondersteunt (Foster et al., 2010).

Een theorie die wordt gebruikt om subjectieve veiligheid en ontwerp te verbinden is de theorie van Appleton (1975). Hij ontwikkelde de prospect-refuge theory als een verklaring voor omgevingsvoorkeuren. Hij stelt dat mensen plekken met prospect (overzicht van de omgeving) en

refuge (verstopplekken) evolutionair gezien de voorkeur hebben boven plekken die deze

eigenschappen niet hebben, omdat deze plekken de overlevingskans vergroten door de aanwezigheid van een observatiepunt en een toevluchtsoord. Deze eigenschappen maken het mogelijk om te zien, te reageren, te verdedigen en te vluchten (Fisher en Nasar, 1992).

Om methodologische redenen, die in het volgende hoofdstuk worden besproken, is een eenduidige definitie van stedelijk ontwerp nodig. De definitie van stedelijk ontwerp die in dit onderzoek wordt gebruikt is die van Appleton (1975). Waarin stedelijk ontwerp wordt gezien als de mate van openheid van de omgeving (prospect) en het aantal verstopplekken (refuge).

(10)

Volgens Appleton (1975) beoordelen mensen het uitzicht en toevluchtsoorden van een gebied ook als ze fysiek nog niet in het gebied zijn geweest. Mensen hoeven deze eigenschappen niet direct te ervaren om het te waarderen. Ze kunnen anticiperen of een gebied de eigenschappen ‘uitzicht en toevluchtsoorden’ bezit, dit noemt Appleton (1975) indirect uitzicht en indirecte

toevluchtsoorden. Potentiele overtreders vinden deze plekken ironisch genoeg ook het gunstigst. Zij prefereren plekken waar ze kunnen afwachten en observeren of de kust veilig is om toe te slaan.

De theorie van Appleton wordt gebruikt om subjectieve veiligheid en ontwerp van de openbare ruimte te verbinden. Op basis van Appleton’ s ideeën over prospect en refuge creëerden (Fisher en Nasar, 1992) een algemene typologie voor het evalueren van de percepties op veiligheid van het slachtoffer op basis van verschillende niveaus. Individuen voelen zich het minst veilig bij plekken die overtreders toevluchtsoorden geven en hun eigen uitzicht belemmert. Overtreders hebben schuilplekken, en voorbijgangers hebben geen tijd om die overtreders te zien en een aanval te voorkomen. Mensen kunnen deze blinde plekken volgens Goffman (1971) voorzien zonder door het fysieke construct zelf heen te gaan. Op deze blinde plekken voelen mensen zich het minst veilig. Op plaatsen waar geen verstopplekken zijn en ook geen gelimiteerd zicht voelen mensen zich het veiligst. Gebaseerd op bovenstaande literatuur, wordt de volgende hypothese opgesteld:

Hypothese: ‘Locaties met een lage prospect, hoge refuge en met een lage escape waarde worden beoordeeld als minder veilig door vrouwelijke bezoekers dan locaties met een hoge prospect, lage

refuge en hoge escape waarde.’

2.3 Andere invloeden op subjectieve veiligheid

Uit onderzoek is gebleken dat er meer variabelen zijn die invloed kunnen hebben op de

veiligheidsgevoelens van marktbezoekers. Op basis van de literatuur kan vastgesteld worden welke verbanden tussen andere variabelen modererend en mediërend zijn op het onderzochte hoofdeffect. Wegens gelimiteerde kennis over statistische methoden is ervoor gekozen om dit type variabelen niet te onderscheiden in hypothesen. Minder dan 3 maanden ervaring met statistiek geeft een dusdanig beperkte achtergrond dat modererende en mediërende variabelen niet onderzocht kunnen worden met statistiek.

Geluidsoverlast wordt door het TNO onderzoeksinstituut te Leiden omschreven als dat het een belangrijke invloed kan hebben op verscheidene aspecten van het welbevinden van mensen (Passchier-Vermeer, 1997). Het is daarom mogelijk dat subjectieve veiligheidsgevoelens een facet van de mens in de openbare ruimte is dat invloed ondervindt van geluidsoverlast. Daarom wordt

geluidsoverlast als controlevariabele meegenomen in dit onderzoek.

Drukte kan verschillende invloeden hebben op individuen. Volgens Scopelliti & Giuliani (2004) verschilt wat men fijn vindt aan een openbare ruimte per levensfase waarin men verkeert. Zo kunnen ouderen zich volgens Catell et al. (2008) minder goed oriënteren in drukke omgevingen, wat kan leiden tot onveiligheidsgevoelens. Waar jongeren drukke omgevingen om andere redenen onprettig kunnen vinden, omdat drukte leidt tot stinkende plekken, of plekken met overlast.

Hoe drukte wordt ervaren kan ook verschillen aan de hand van het stedelijk ontwerp. Het kan daarom handig zijn om drukte als controlevariabele mee te nemen in dit onderzoek.

Volgens Apperloo (2015) heeft formeel toezicht geen directe invloed op de veiligheidsbeleving van individuen. Toezicht moet eerst worden waargenomen voordat het invloed heeft op de

veiligheidsbeleving. Volgens dit onderzoek heeft toezicht een positieve invloed op de

veiligheidsbeleving. Door de verbeterde risicobeleving zullen mensen minder voorzorgsmaatregelen nemen zoals het vermijden van bepaalde gebieden. Volgens Valentine (1989) worden plaatsen die door vrouwen als ‘risicovol’ of onveilig worden geïnterpreteerd, vermeden. Wat ervoor zorgt dat

(11)

vrouwen zich gedwongen voelen om gebruik te maken van alternatieve routes. Dit beperkt voor hen het gebruik van de openbare ruimte (Valentine, 1989).

In meerdere studies is aangegeven dat de verlichting in het donker een belangrijke omgevingsfactor is met betrekking tot subjectieve veiligheidsgevoelens (Box, hale & Andrews, 1988; Loewen et al., 1993; Haans & De Kort, 2012).

2.4. Conceptueel model

De Onderzoeksvraag van deze scriptie luidt: ‘In welke mate draagt het stedelijk ontwerp van de Albert

Cuypmarkt en de Ten Katemarkt bij aan de subjectieve veiligheid van bezoekers van de markt?’. in

onderstaand Conceptueel model zijn de belangrijkste begrippen binnen dit onderzoek opgenomen en de relaties tussen begrippen af te lezen.

Figuur 1, Conceptueel model van het onderzoek

De belangrijkste variabelen zijn subjectieve veiligheid en het stedelijk ontwerp. Deze twee aspecten worden onderzocht op de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt. In dit conceptueel model is subjectieve veiligheid de afhankelijke variabele omdat uit de probleemstelling is gebleken dat sociale veiligheid per locatie verschillend kan zijn. Het stedelijk ontwerp is de onafhankelijke variabele omdat binnen de ruimte van deze markten het onderzoek zal worden uitgevoerd.

De belangrijkste onderdelen van ontwerp zijn prospect, refuge en escape (Appleton, 1975). Hij stelt dat plekken met prospect (uitzicht) en refuge (toevluchtsoorden) en escape

(ontsnappingsmogelijkheden) evolutionair gezien de voorkeur krijgen boven plekken die deze eigenschappen niet hebben, omdat deze plekken de overlevingskans vergroten door de aanwezigheid van een observatiepunt en een toevluchtsoord. Deze eigenschappen maken het mogelijk om te zien, te reageren, te verdedigen en te vluchten (Fisher en Nasar, 1992).

Uit onderzoek is gebleken dat er meer variabelen zijn die invloed kunnen hebben op de veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers. Deze variabelen zijn uitgelegd in theoretisch kader. Het betreft hier de variabelen geluidsoverlast, drukte, toezicht, leeftijd, vermijdingsgedrag, tijdstip op de dag en straatverlichting. Bij een aantal variabelen kan worden onderzocht of er intermediërende of modererende verbanden bestaan tussen deze variabelen en het stedelijk ontwerp en de subjectieve veiligheid door middel van statistisch onderzoek. Wegens gebrek aan kennis over statistische methoden zijn deze variabelen uitsluitend meegenomen als

(12)

Gebaseerd op bovenstaande theorie wordt verwacht dat de subjectieve veiligheid het laagst wordt beoordeeld op low prospect/high refuge locaties met een lage escape waarde het hoogst wordt beoordeeld op high prospect/ low refuge locaties met hoge escape waarde. Ook wordt verwacht dat subjectieve veiligheidsgevoelens bij vrouwen en tijdens de nacht meer uitgesproken zijn. Hoe de waarde van prospect, refuge en escape bepaald worden zal worden uitgelegd in het volgende hoofdstuk, de methodologie.

3. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksmethode van dit onderzoek beargumenteerd. Allereerst zal een casusbeschrijving worden gegeven. Vervolgens is op basis van het theoretisch kader een

operationalisatieschema opgesteld met alle relevant variabelen in dit onderzoek. Daar staan de definities van deze begrippen en de operationalisatie van de begrippen. De daarop volgende secties zullen informatie bevatten over hoe de data is verzameld, de data is verwerkt en de data is

geanalyseerd. 3.1 Casusbeschrijving

In dit hoofdstuk zal de relevantie achtergrond van de onderzoekslocatie worden gegeven, en wordt een beeld geschetst van de markten als onderdeel van de buurt. Ook worden op beiden markten de precieze onderzoekslocaties beschreven.

3.1.1 Albert Cuypmarkt

Een van de twee markten in dit onderzoek is de Albert Cuypmarkt. De Albert Cuypmarkt is een oude volksmarkt gelegen in Amsterdam-Zuid, in de wijk De Pijp. De markt loopt van de Ferdinand Bolstraat tot aan de Van Woustraat en bestaat uit drie delen, ook wel de eerste, tweede en derde markt genoemd. De markt heeft meerdere dwarsstraten die gevuld zijn met winkels, restaurants

parkeerplaatsen en fietsenstallingen. De markt is zes dagen per week geopend van 9:00 tot 17:00. Op deze dagen is er tijdens markturen geen verkeer mogelijk en de straat is alleen open voor voetgangers. Een relevant kenmerk van de Albert Cuypmarkt is dat de markkraampjes elke ochtend worden opgezet en elke avond worden afgehaald. Na 17:00 is de markt compleet verdwenen. De openbare ruimte ziet er buiten markttijden dus compleet anders uit dan tijdens markttijden. Dit leidt ertoe dat de veiligheidsgevoelens in de avond niet verklaard kunnen worden vanuit de

gestructureerde observaties. Hier wordt meer over verteld in de paragraaf dataverzameling De markt begon in 1905 toen de gemeente besloot een vrije markt te vestigen die alleen plaatsvond op zaterdag. In 1912 werd de Albert Cuyp een dagmarkt, die alleen gesloten was op zondag. In de jaren ’60 en ’70 groeide de Albert Cuypmarkt door de veelzijdige en exotische handelswaren uit door een toeristische attractie. Tegenwoordig is de Albert Cuypmarkt een van de grootste dagmarkten van Europa met 264 marktplekken (Marktvisie, 2018). De leegstand op de Albert Cuypmarkt bedroeg in 2017 gemiddeld 15.2 procent, waar het gemiddelde op Amsterdamse markten 25% is (Marktvisie, 2018). Door het gemiddeld hoge percentage leegstand heeft de gemeente via het marktkantoor een plan ingevoerd om in te grijpen op de Amsterdamse markten.

Op de Albert Cuypmarkt uitte zich dat in een herindeling van de markt begin 2018. Waar traditioneel een klein aandeel marktplaatsen persoonsgebonden waren, zijn er meer

persoonsgebonden marktplaatsen verdeeld om de leegstand te verminderen. Verder worden er weinig losse plaatsen op anciënniteit verdeeld, en is er een experimentele zone ingericht voor biologische producten om de productvariëteit te vergroten. Daarnaast is zowel voor als achter de kramen het voetpad vernieuwd en verbreed om onveilige situaties aan te pakken (Gebiedsplan Oud-Zuid, 2018).

(13)

veranderd van een kwetsbare wijk naar een bruisend gebied. De huizen zijn gerenoveerd en er is een uitgebreid voorzieningenaanbod ontstaan. Door de populariteit van De Pijp ervaren bewoners ruimtegebrek, geluidsoverlast, afvaloverlast en gebrek aan parkeerruimte voor fiets en auto. Op de overlastindex van de gemeente Amsterdam scoort De Pijp bovengemiddeld, met een score van 117 tegenover het Amsterdams gemiddelde van 93 in 2018 (OIS Amsterdam, 2018a).

Hoewel er wordt gewerkt aan oplossingen, verwacht de gemeente dat de drukte voorlopig toeneemt met de onlangs geopende Noord/Zuidlijn (Gebiedsplan Oud-Zuid, 2018). Als

voorzorgsmaatregel voor de extra drukte is voor de opening van het station in De Pijp de omringende infrastructuur verbeterd, met als voornaamste verandering een (grotendeels) autovrije zone bij de ingang van de Ferdinand Bolstraat. Op de daadwerkelijke criminaliteitsindex van de gemeente Amsterdam (OIS) scoort De Pijp precies gemiddeld voor Amsterdam met een score van 84 in 2018 (OIS Amsterdam, 2018b).

Figuur 2, De vier onderzoekslocaties op de Albert Cuypmarkt (Bron: Google Maps). 3.1.2 De onderzoekslocaties op de Albert Cuypmarkt

Aan de hand van initiële observaties zijn aan het begin van het onderzoek onderzoekslocaties bepaald. Dit zijn niet de volledige observaties, die zullen in de volgende hoofdstukken worden uitgelegd. De initiële observaties zijn aan de hand van niet wetenschappelijke observatie van de openheid en verstopplekken tot stand gekomen. Op de Albert Cuypmarkt zijn vier locaties uitgekozen, deze zijn te zien in bovenstaande luchtfoto van de Albert Cuypmarkt. De rode omlijning is de Albert Cuypmarkt. De witte puntjes met gele omlijning geven de precieze locatie van zowel de observaties, als de locaties waar enquêtes zijn afgenomen. Deze locaties vormen samen met vier locaties op de Ten Katemarkt de onderzoekslocaties van dit onderzoek.

Locatie 1 is voor de ingang van het metrostation De Pijp op de Albert Cuypmarkt. De precieze locatie van waaruit de observaties zijn gedaan zijn te zien op onderstaande afbeelding (Figuur 3). Deze locatie is initieel uitgekozen wegens het grote kruispunt met goede overzicht van de gehele omgeving, en het gebrek aan verstopplekken.

(14)

Figuur 3, Afbeelding van onderzoekslocatie 1

Locatie 2 is op de kruising tussen de Albert Cuypstraat en de Eerste van der Helststraat. Deze locatie is initieel uitgekozen om de grote hoeveelheid marktkramen om de locatie heen. Ook zijn de zijstraten gevuld met restaurants en goed bewandelbare paden. Onderstaande afbeelding (Figuur 4) is een afbeelding van de precieze locatie waar de observatie als enquête zijn uitgevoerd voor locatie 2.

Figuur 4, Afbeelding van onderzoekslocatie 2

Locatie 3 is op de kruising tussen de Albert Cuypstraat en de Eerste Sweelinckstraat. Dit kruispunt was minder open dan locatie 2, maar er stonden hier veel meer objecten die als verstopplek gebruikt kunnen worden. Onderstaande afbeelding is een afbeelding van de precieze locatie waar de observatie als enquête zijn uitgevoerd voor locatie 3 (Figuur 5).

(15)

Figuur 5, Afbeelding van onderzoekslocatie 3

Locatie 4 is op de kruising tussen de Albert Cuypstraat en de Nicolaas Berchemstraat. Deze locatie oogde in eerste instantie minder open doordat deze locatie een smalle zijstraat had, en er waren in de zijstraat veel verstopplekken aanwezig. Onderstaande afbeelding is een afbeelding van de precieze locatie waar de observatie als enquête zijn uitgevoerd voor locatie 4 (Figuur 6).

Figuur 6, Afbeelding van onderzoekslocatie 4 3.1.3 De Ten Katemarkt

De tweede markt in dit onderzoek is de Ten Katemarkt. Deze markt is gelegen in de wijk Oud-West. De markt loopt vanaf de Jan Hanzenstraat tot aan de Jacob van Lennepkade. De markt wordt in tweeën gedeeld door de Kinkerstraat, een drukke verkeersader die Amsterdam-West verbindt met het centrum. Het grootste deel van de markt ligt Noordelijk van de Kinkerstraat. Ten Zuiden is nog een stukje markt waar ruimte is voor maximaal 10 kraampjes. De Ten Katemarkt heeft 98 plaatsen voor marktkramen, maar had een gemiddelde leegstand in 2017 van 35,1%, waar de gemiddelde leegstand van marktkramen op Amsterdamse markten 25% was (Marktvisie, 2018).

De Ten Katemarkt valt net als de Albert Cuypmarkt onder het Marktkantoor. En om de hoge leegstand aan te pakken is eerst onderzoek uitgevoerd in de buurt om na te gaan waarom mensen niet naar de markt wilden komen. De voornaamste redenen waren niet genoeg diverse producten, en zwerfafval. Naast initiatieven steunen om de diversiteit op de markt te verbeteren, is de markt in juli 2017 gestart met het project Cirkelmarkt. Voorafgaand aan het project Cirkelmarkt werd aan het einde van de dag een ‘afvaleiland’ gemaakt waar afval opgehaald werd. Dit eiland was de voornaamste bron van Zwerfafval. Dit eiland is nu omgedoopt tot ‘inzameleiland’ waar afval

(16)

gescheiden wordt en ook wordt gerecycled. Dit is een experiment van de gemeente om de beleving van een schonere markt met minder afval te creëren, en een afvalprobleem op een duurzame manier op te lossen.

De wijk Oud-West/Baarsjes is als woonlocatie zeer in trek. In 2007 woonden in de wijk ca. 65.000 mensen, anno 2017 is dat aantal gestegen naar 73.000. De gemiddelde leeftijd van de wijk wordt steeds lager doordat deze voormalige arbeiderswijk populair is geworden onder jongeren door de goede locatie ten opzichte van het centrum. Doordat deze wijk reeds het meest dichtbevolkte gebied van Amsterdam was, is deze groei duidelijk merkbaar (Gebiedsplan Oud-West, 2018). Ook op de Ten Katemarkt is drukte goed merkbaar door de krappe straat waar de markt in ligt. Leegstand verminderen op de Ten Katemarkt heeft daarom ook twee kanten. Het maakt de voorzieningen meer divers, maar zorgt ook voor nog meer drukte in de buurt in de vorm van bezoekers en toeristen. In De Hallen, gelegen naast de Ten Katemarkt vinden veel evenementen plaats. De hoge

bevolkingsdichtheid en de bezoekers beïnvloeden de openbare ruimte. Voor zowel auto’s als fietsen is de parkeerdruk hoog. Ook beschikt het gebied nauwelijks over groen en is er geen ruimte om te sporten of recreëren (Gebiedsplan Oud-West, 2018). Op de overlastindex behaalt Oud-West daarom ook een score van 114, waar een score van 93 gemiddeld was in Amsterdam in 2018 (OIS Amsterdam, 2018a). Op de daadwerkelijke criminaliteitsindex van de gemeente Amsterdam (OIS) scoort Oud-west ondergemiddeld voor Amsterdam met een score van 69, tegenover een gemiddelde van 84 in 2018 (OIS Amsterdam, 2018b).

3.1.4 Onderzoekslocaties Ten Katemarkt

Net zoals op de Albert Cuypmarkt zijn aan de hand van initiële observaties op de Ten Katemarkt vier initiële onderzoekslocaties uitgekozen, deze zijn te zien op de luchtfoto in figuur 7. De rode omlijning is de gehele Ten Katemarkt. De witte puntjes met gele omlijning geven de precieze locatie van de observaties aan. Deze locaties vormen samen met vier locaties op de Albert Cuypmarkt de onderzoekslocaties van dit onderzoek. Bij het zoeken naar locaties is gezocht op locaties waar verwacht werd dat er variatie in openheid en verstopplekken was.

Locatie 5 bevindt zich op de kruising van de Jan Hanzenstraat en de Ten Katestraat. Deze locatie is door middel van initiële observatie gekozen als onderzoekslocatie omdat het een vrij rustige locatie is, die zelfs op drukke marktdagen geen kraampjes heeft. Wel zijn er veel zijstraatjes en parkeerplekken, die mogelijke verstopplekken mogelijk konden fungeren. Onderstaande afbeelding is een afbeelding van de precieze locatie waar de observatie, als enquête zijn uitgevoerd voor locatie 5 (Figuur 8).

Figuur 7, Een kaart van de 4 locaties onderzocht op de Ten Katemarkt. (Bron: Google Maps).

(17)

Figuur 8, Afbeelding van onderzoekslocatie 5

Locatie 6 bevindt zich op de kruising tussen de Bellamystraat en de Ten Katestraat. Onderstaande afbeelding is een afbeelding van de precieze locatie waar de observaties als enquêtes zijn uitgevoerd voor locatie 6 (Zie figuur 9). Hier waren initieel veel verstopplekken te zien, en was de omgeving door de vele marktkramen en objecten op straat geplaatst niet goed te overzien.

Figuur 9, Afbeelding van onderzoekslocatie 6

Locatie 7 bevindt zich op de kruising tussen de Kinkerstraat en de Ten Katestraat. Onderstaande afbeelding (Figuur 10) is een afbeelding van de precieze locatie waar de observaties als enquêtes zijn uitgevoerd voor locatie 7. Deze locatie is uitgekozen wegens de grote hoeveelheid verstopplekken en de openheid van de locatie.

(18)

Figuur 10, Afbeelding van onderzoekslocatie 7

Locatie 8 bevindt zich op de kruising van de Hannie Dankbaarpassage en de Ten Katestraat bij de ingang van De Hallen. Onderstaande afbeelding (Figuur 11) is een afbeelding van de precieze locatie waar de observaties als enquêtes zijn uitgevoerd voor locatie 8. Deze locatie is uitgekozen omdat deze locatie initieel als een locatie met weinig openheid aanvoelde, en veel verstopplekken.

(19)

3.2 Operationalisatieschema

In deze paragraaf zijn alle factoren uit het conceptueel geoperationaliseerd in een

operationaliseringsschema (Tabel 1). Deze tabel is opgesteld om abstracte begrippen in dit onderzoek naar meetbare termen te vertalen. De begrippen worden aan de hand van een definitie opgedeeld in verschillende dimensies. Deze worden getransformeerd naar meetbare indicatoren. Vanuit hier wordt vermeld hoe de indicator precies gemeten gaat worden en met welke methoden. Hier zal verder op worden ingegaan in de volgende paragraaf, dataverzameling.

Operationaliseringsschema van de begrippen in het conceptueel model

Begrip Dimensie Indicator Item

Stedelijk ontwerp Definitie:

Stedelijk ontwerp wordt gezien als de mate van openheid van de omgeving (prospect) en het aantal verstopplekken (refuge) (Appleton, 1975). Mogelijkheid tot overzien van de omgeving Belemmeringen in het blikveld. (Warr, 1990)

Overzien van de omgeving zal gemeten worden door belemmeringen van het blikveld te meten middels gestructureerde observatie

‘Lurk lines’ (Goffman, 1971)

Gestructureerde observaties over hoe dicht gebouwen op de onderzoekslocaties bij elkaar staan.

Refuge Verstopplekken Het aantal verstopplekken wordt gemeten door een gestructureerde observatie per locatie van objecten in de openbare ruimte waar mensen achter kunnen verschuilen Subjectieve veiligheid Definitie: Subjectieve veiligheid is de persoonlijke beleving van veiligheid, het onveiligheidsgevoel of de angst voor criminaliteit.

Onveiligheidsgevoel Onveiligheidsgevoel Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of er plekken zijn op de markt waar mensen zich onveilig voelen, Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of mensen zich overdag veilig voelen op de onderzoekslocaties. Open vraag gesteld of er nog andere dingen zijn die mensen onveilig laten voelen

(20)

Vermijdingsgedrag Open vraag in de enquête over vermijdingsgedrag, of plekken wel eens vermeden worden.

Veiligheid in de avond

Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of mensen zich in de avond veilig voelen op de onderzoekslocaties. Prettig lopen Op een 5-punts Likertschaal

wordt er gevraagd of respondenten het prettig vinden om op deze locatie te lopen.

Leeftijd Leeftijd Leeftijd in jaren In een open vraag wordt

gevraagd wat de leeftijd is van de respondent. Geluidsoverlast Geluidsoverlast Lastervaring van

geluidsoverlast

Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of de respondent wel eens geluidsoverlast ervaart. Drukte Definitie: Grote groepen mensen tegelijkertijd aanwezig op een locatie.

Drukte Lastervaring van

drukte

Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of de respondent wel eens last van drukte ervaart. Toezicht Definitie: Formeel toezicht door middel van camera’s en beveiligingsmedew erkers.

Formeel toezicht Gevoel van toezicht Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of de respondent ervaart of er voldoende toezicht wordt gehouden (door middel van camera’s en

beveiligingsmedewerkers). Straatverlichting Straatverlichting Mening over

straatverlichting

Op een 5-punts Likertschaal wordt gevraagd of de respondent de

straatverlichting op orde vindt.

(21)

3.3 Dataverzameling

In deze paragraaf wordt in subparagrafen de dataverzamelingsmethode uitgelegd. In de eerste subparagraaf is het meten van de prospect en refuge aan de hand van gestructureerde observaties verantwoord. In de tweede subparagraaf wordt het meten van de subjectieve veiligheid, de controlevariabelen en de achtergrondvariabelen verantwoord.

3.3.1. Dataverzameling gestructureerde observatie

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek om antwoord te geven op de vraag; ‘hoe kunnen de factoren van stedelijk ontwerp die invloed hebben op de subjectieve veiligheid gemeten worden?’. Gebaseerd op literatuur worden gestructureerde observaties gedaan op de marktlocaties genoemd in de casusbeschrijving, om verschillen in prospect en refuge te onderzoeken.

Het onderzoek van Fisher & Nasar (1992) is een soortgelijk onderzoek naar de relatie tussen het stedelijk ontwerp en veiligheidsgevoelens. Dit onderzoek gebruikt de theorie van Appleton (1975) om het stedelijk ontwerp te definiëren en te meten. Om te kijken of er invloed is tussen stedelijk ontwerp en subjectieve veiligheid nemen zij enquêtes af met studenten die kennis hebben over de concepten prospect, refuge en escape. Verschillende locaties worden door deze studenten op deze begrippen beoordeelt. Vanuit hier worden op basis van de beoordeling door studenten locaties onderverdeeld in een typologie en wordt er enquête-onderzoek gedaan op basis van random sampling (Fisher & Nasar, 1992).

3.3.2 Validiteit en betrouwbaarheid

Hoewel observaties niet ideaal zijn, is het wegens gebrek aan resources en wegens de korte looptijd van dit onderzoek niet mogelijk om deze factoren van stedelijk ontwerp volgens de methode van Fisher & Nasar (1992) vast te stellen. In plaats daarvan is gekozen om de begrippen prospect en

refuge te observeren. Deze vorm van onderzoek doen heeft duidelijk limitaties. De ecologische

validiteit is geprobeerd zo hoog mogelijk te maken door gebruik te maken van gestructureerde observaties aan de hand van literatuur. Bij gestructureerde observatie wordt gebruik gemaakt van vooraf duidelijk vastgestelde regels om op elke locatie te proberen dezelfde observaties te doen (Bryman, 2016). Appleton (1975) en Fisher & Nasar (1992) geven duidelijke definities van prospect en

refuge en aan de hand van welke factoren deze dimensies geobserveerd kunnen worden. Voor een

derde waarde, escape, is onduidelijk aan welke criteria observaties moeten voldoen op locaties. In de literatuur wordt escape gedefinieerd als; ‘hoe makkelijk mensen van een criminele aanvaring weg kunnen komen’ (Fisher & Nasar, 1992). Volgens de literatuur gaat dit concreet over de mogelijkheden om weg te rennen, of door hulp te zoeken bij andere mensen. Omdat op de markt veel mensen aanwezig zijn en mensen daarom op alle locaties snel hulp kunnen krijgen van anderen, wordt aangenomen dat de escape gelijk is op alle 8 marktlocaties.

Via enquêtes is het wel mogelijk om te vragen naar hoe mensen de openheid ervaren

(prospect), dit wordt ook gedaan en zal verder uitgelegd worden in de paragraaf dataverzameling van

de enquête. Escape en Refuge zijn echter onderwerpen waar mensen niet goed een mening over kunnen vormen als er direct naar gevraagd wordt. Vragen als; ‘Hoeveel verstopplekken voor potentiele criminelen ziet u op deze plek om zich heen?’ of; ‘Hoe goed denkt u dat u zou kunnen ontsnappen als iemand u hier bedreigt?’ zijn moeilijk te beantwoorden voor een respondent, en zijn ethisch niet verantwoord. Om deze redenen is gekozen om het stedelijk ontwerp te observeren en zelf te beargumenteren hoe de prospect en refuge geobserveerd kunnen worden.

(22)

3.3.3. Verantwoording van observatieschema

Voor de gestructureerde observatie is vanuit het operationaliseringsschema een observatieschema opgesteld (Tabel 6). Op alle 8 locaties is gestructureerd geobserveerd. Om de prospect te observeren wordt als eerste geobserveerd en opgeschreven wat Goffman (1976) lurk lines noemt. Dit zijn zones die buiten het blikveld liggen. Aan de hand van observatie kunnen deze lurk lines worden vastgesteld. Deze lurk-lines, die ik voor het gemak de openheid van het stratenpatroon noem, kunnen

geobserveerd worden door de afstand tussen gebouwen te observeren op de onderzoekslocaties, en systematisch verslag uit te brengen hoe het stratenpatroon er op locatie uitziet. Naast het

stratenpatroon hebben ook belemmeringen van het blikveld invloed op de openheid van de onderzoekslocaties (Warr, 1990).

Deze belemmeringen kunnen het overzicht van de omgeving drastisch beïnvloeden, en invloed uitoefenen op de subjectieve veiligheidsgevoelens (Fisher & Nasar, 1992).

Van deze volledige belemmeringen, en gedeeltelijke belemmeringen van het blikveld is een telling gedaan in een straal van 10 meter om de onderzoekslocatie heen, met daarbij een beschrijving wat de belemmering van het blikveld precies is. Daarnaast wordt ook het aantal volledige

belemmeringen van het blikveld geteld.

Daarnaast wordt per locatie de refuge geobserveerd door het aantal verstopplekken op een locatie te tellen en te omschrijven. Verstopplekken zijn plekken waar mensen zich achter kunnen verschuilen zonder dat iemand hen kan zien. Per locatie wordt genoteerd hoeveel, en welke

verstopplekken er precies zijn op deze locatie in een straal van 10 meter. Hoeveel een locatie scoort op prospect en refuge is later van belang bij de verwerking van de data.

Zoals vermeld in de casusbeschrijving, zijn door middel van initiële observatie de 8 onderzoekslocaties bepaald op de Ten Katemarkt en de Albert Cuypmarkt. Deze observaties zijn verder niet relevant in het onderzoek. De daadwerkelijke observaties zijn opgeschreven met pen en papier op het observatieschema in tabel 6. Deze observaties zijn op één zaterdag uitgevoerd, omdat op zaterdagen de leegstand op de markten het laagst is en de beste representatie van daadwerkelijke obstructies te vinden zijn (Marktvisie, 2018).

3.3.4. Dataverzameling enquêtes

Om antwoord te geven op de vraag; ‘wat zijn de subjectieve veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers van de Albert Cuypmarkt en de Ten Katemarkt?’, wordt gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek in de vorm van een enquête. Om theorie te vertalen naar goede enquêtevragen is gebruik gemaakt van een operationalisatieschema in tabel 1. De uiteindelijke enquête is te zien in figuur 14 in de bijlage. In de enquête worden de concepten subjectieve veiligheid, openheid van de locatie, geluidsoverlast, drukte, toezicht, straatverlichting en vermijdgedrag gemeten, deze termen zijn toegelicht in het operationalisatieschema in Respondenten

In dit onderzoek zijn enquêtes afgenomen op de 8 onderzoekslocaties gespecificeerd in de casusbeschrijving. Omdat dit onderzoek gaat over aspecten van stedelijk ontwerp die zeer locatie specifiek zijn, is er voor gekozen om face-to-face enquêtes af te nemen. De veiligheidsgevoelens moeten op de specifieke onderzoekslocaties worden afgenomen, om te kijken of deze specifieke setting invloed heeft op het veiligheidsgevoel. Omdat bestaande datasets niet zulke specifieke informatie bevatten, is face-to-face enquêtes afnemen de enige vorm van enquêtes die voor dit onderzoek geschikt is.

De specificiteit van de data die nodig is in dit onderzoek, maakt een aselecte steekproef niet mogelijk. Voor een aselecte steekproef wordt op basis van een database bepaald wie geënquêteerd

(23)

moeten worden, het is in dit onderzoek echter niet mogelijk om vooraf te bepalen wie tot de onderzoekspopulatie behoort. Daarnaast zouden er voor een aselect onderzoek onvoldoende middelen zijn.

De onderzoekspopulatie in die onderzoek is; ‘vrouwelijke marktbezoekers met ouder dan 18 jaar’. Uit deze onderzoekspopulatie wordt een gemakkelijkheidssteekproef getrokken. Dit houdt in dat binnen de onderzoekspopulatie, elke tweede vrouw die langs de locatie loopt is aangesproken met de vraag of zij tijd had een enquête in te vullen. Het probleem met deze steekproefstrategie is dat gegevens per definitie niet generaliseerbaar zijn, omdat de steekproef niet representatief is voor de populatie (Bryman, 2016).

Het enquêteonderzoek heeft plaatsgevonden tussen 6 november 2018 en 25 november 2018. De enquêtes zijn afgenomen op de 8 locaties gespecificeerd in de casusbeschrijving. In totaal zijn 160 enquêtes afgenomen op 8 locaties over een periode van 10 dagen. Geprobeerd werd om 20 enquêtes per dag af te nemen tussen 10 uur in de ochtend en 4 uur in de middag. Elke dag van het enquêteren is geprobeerd om 5 enquêtes af te nemen op 4 locaties om invloeden van weer, tijdstippen en andere variabelen zo klein mogelijk te maken. De enquêtes zijn handmatig ingevuld met pen en papier.

Bij het aanspreken van respondenten heb ik eerst gevraagd of ik een aantal vragen mocht stellen voor mijn studie, waarna ik mezelf heb voorgesteld en een korte introductie gaf van het onderzoek. Daarna vertelde ik dat dit onderzoek volledig anoniem is en vroeg ik nogmaals of ze mee willen doen. Vervolgens liet ik de antwoorden zien aan de respondent en las de vragen hardop voor. Ik vulde de antwoorden van de respondent zelf in met pen. Aan het einde van het gesprek vertelde ik dat ze voor vragen een mail konden sturen naar mijn begeleider en bedankte ik ze voor hun

deelname. Bij het vragen is geprobeerd zo neutraal mogelijk te blijven door alleen de vraag te stellen, en te vragen wat hun antwoord was. Verder is alleen toelichting gegeven op enquêtevragen waar de respondent een vraag had. In dit geval is geprobeerd een zo eenduidig mogelijk antwoord te geven.

Nadeel van de markt onderzoeken is dat de markt is de beperkte openingstijd van 9:00 tot 17:00, mensen die werken of studeren kunnen per definitie niet meedoen aan de enquête. 3.3.5. Validiteit en betrouwbaarheid

Het voornaamste probleem met het meten van veiligheidsgevoelens op de locaties zelf, is dat mensen die de locatie als zeer onveilig inschatten, vaak helemaal niet aanwezig zijn op deze locaties. Omdat onveiligheidsgevoelens kunnen leiden tot vermijdingsgedrag (Valentine, 1989). Om alsnog mensen te vinden die mogelijk onveiligheidsgevoelens ervaren is geprobeerd op twee locaties in de buurt van de markten een aantal enquêtevragen te stellen over hun perceptie van de markt. Op zowel het Marie Heinekenplein, in de buurt van de Albert Cuypmarkt, als bij de Coffee Company op de kruising van de Jan Pieter Heijestraat en de Kinkerstraat, in de buurt van de Ten Katestraat, zijn tien Enquêtes

afgenomen. Hier zijn echter geen nieuwe inzichten uit gekomen. Om deze reden is de informatie vergaard uit deze enquêtes niet meegenomen met het onderzoek.

Bij het opstellen van de enquêtevragen is geprobeerd onduidelijke termen zoveel mogelijk te vermijden. Volgens Van der Pligt & Blankers (2013) is dit belangrijk om vragen zo concreet mogelijk te stellen, zodat er geen ruimte overblijft voor eigen interpretatie. Ook is er geprobeerd geen sturende vragen te stellen, door bij nominale vragen zo compleet mogelijke antwoordmogelijkheden te geven, en geen vragen met dubbele ontkenningen te stellen. Om dezelfde reden is in de enquête ook geprobeerd zo veel mogelijk gebruik te maken van Likertschalen. Een Likertschaal is in dit onderzoek een serie van 5 meerkeuzeantwoorden, waarmee begrippen die lastig kwantificeerbaar zijn, toch meetbaar gemaakt kunnen worden. De antwoordcategorieën op deze Likertschaal lopen van ‘helemaal niet’, tot ‘helemaal wel’ (Van der Pligt & Blankers, 2013). Omdat mensen het moeilijk vinden om spontaan antwoorden te geven bij enquêtes, heb ik geprobeerd zo min mogelijk open vragen toe te voegen aan de enquête. Alleen de vragen die belangrijk zijn voor de toelichting van

(24)

gesloten vragen (Van der Pligt & Blankers, 2013). De vragenlijst is eerst getest en op basis daarvan aangepast. Nadat bleek dat sommige respons niet veelzeggend was, zijn twee open vragen toegevoegd die meer verduidelijking kunnen geven over onveiligheidsgevoelens en de implicaties daarvan. Één vraag die direct naar andere factoren van onveiligheid vraagt, die mogelijk niet aan bod zijn gekomen in de enquête, en één vraag over vermijdingsgedrag van bepaalde plekken op de markt. Vermijdingsgedrag is namelijk een belangrijke indicator voor hoe veilig mensen een locatie vinden (Valentine, 1989).

3.3.6. Verantwoording enquêtevragen

De eerste vragen die gesteld zijn in de enquête zijn twee achtergrondvariabelen. Wat de reden van bezoek is op de markt en de bezoeksfrequentie van de markt. Achtergrondvariabelen zijn volgens Harinck (2010) belangrijk omdat ze een beeld geven van de samenstelling van de groep mensen die je enquête invult. Andere achtergrondvariabelen in de enquête zijn de leeftijd en woonplaats van de respondenten die op het einde van de enquête worden gevraagd. De volgende vragen gaan over het veiligheidsgevoel of variabelen die invloed hebben op het veiligheidsgevoel. Geprobeerd is een vraagvolgorde aan te houden van globaal naar specifiek, om te voorkomen dat antwoorden op specifieke vragen de antwoorden op de globale vragen beïnvloeden. Vanuit de definitie van Subjectieve veiligheid van Pleysier (2011), zijn de vragen opgesteld om de subjectieve

veiligheidsgevoelens te meten. Omdat veiligheidsgevoelens centraal staan in het onderzoek, is gekozen om vragen over veiligheid op meerdere manieren te stellen. Zodat deze vragen in de analyse kunnen worden samengevoegd om een hogere betrouwbaarheidscoëfficiënt te krijgen.

Zoals uitgelegd in de paragraaf dataverzameling gestructureerde enquêtes is er voor gekozen om het aspect refuge niet te vragen in de enquête, omdat mensen zelf slecht kunnen bepalen wat deze vakterm inhoudt. Achteraf gezien heeft deze beslissing enorm veel problemen opgeleverd, aangezien het niet vragen naar de volledige definitie van stedelijk ontwerp het ook niet mogelijk maakt om een gedegen statistische analyse uit te voeren op de invloed van stedelijk ontwerp op de veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers. Dit probleem wordt uitgebreid besproken in de discussie.

In de enquête wordt alsnog naar één aspect van stedelijk ontwerp, openheid, gevraagd. Wegens het belang van het meten van het stedelijk ontwerp in de kwantitatieve analyse, zullen de uitkomsten van openheid worden behandeld als de data van het stedelijk ontwerp in de data-analyse. Hoewel dit een fikse limitatie is op de betrouwbaarheid van dit onderzoek, zal toch worden

geprobeerd te kijken of er resultaten zijn. Deze limitatie zal uitgebreid besproken worden in de discussie.

De vragen in de enquête komen voort uit de literatuur, en zijn gericht op de subjectieve veiligheid volgens de definitie van Pleysier (2011). Het belangrijkste aspect van deze definitie is de persoonlijke beleving van veiligheid. In een aantal enquêtevragen wordt direct naar die eigenschap gevraagd. Ook wordt in de vraag ‘Vindt u het prettig om hier te lopen?’ op een minder directe manier gevraagd naar veiligheidsgevoelens. Ook wordt in de definitie ‘fear of crime’ genoemd als onderdeel van subjectieve veiligheid. Wegens ethische overwegingen leek het niet goed om direct naar mensen hun angst voor criminaliteit te vragen. Angst verschilt namelijk per soort criminaliteit. Daarom leek het, hoewel slachtofferschap invloed heeft op de subjectieve veiligheid (Box, hale & Andrews, 1988), ethisch niet verantwoord om naar deze persoonlijke en mogelijk pijnlijke ervaringen te vragen.

Andere factoren die van invloed zijn op veiligheidsgevoel zijn verantwoord in het theoretisch kader. Geluidsoverlast, (Passchier-Vermeer, 1997), drukte, (Scopelliti & Giuliani, 2004; Catell et al., 2008), formeel toezicht (Apperloo, 2015), vermijdingsgedrag (Valentine, 1989), straatverlichting en verschil

(25)

in veiligheidsgevoel in de avond en overdag (Box, hale & Andrews, 1988; Loewen et al., 1993; Haans & De Kort, 2012). Deze factoren zijn niet abstract en zijn direct vertaald naar vragen in de enquête. De operationalisering van deze vragen is terug te vinden in het operationaliseringsschema in tabel 6, de uiteindelijk enquête is terug te vinden in de bijlage figuur 14.

3.4. Dataverwerking

In deze paragraaf wordt besproken wat er met de gestructureerde observaties en enquêtes gebeurt nadat de data is verzameld.

Nadat de gestructureerde observaties aan de hand van het observatieschema zijn uitgevoerd, zijn de observaties aan de hand van onderstaand schema onderverdeeld in categorieën van ‘veel’,

‘gemiddelde’ en weinig prospect en categorieën ‘veel’ en ‘gemiddelde’ refuge (tabel 2). De categorie ‘veel’ refuge is niet meegenomen in dit onderzoek, omdat geen locatie dusdanige hoeveelheden verstopplekken had dat dit nodig werd geacht. Hoe de locaties precies verdeeld zijn is te zien in onderstaande tabel (Tabel 2).

Categorieën voor de onderverdeling van observaties

Veel prospect Straatpatroon wat als gemiddeld open wordt geobserveerd , met een score van 0-1 in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Straatpatroon wat als open wordt geobserveerd, met een score van 0-3 in het observatieschema met hoeveel blokkeringen op het blikveld op de locatie.

Gemiddeld prospect Straatpatroon wat als niet open wordt beschouwd, met een score van 0-1 in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Straatpatroon wat als gemiddeld open wordt geobserveerd, met een score van 2-4 in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Straatpatroon wat als open wordt geobserveerd, met een score van 4 of meer in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Weinig prospect Straatpatroon wat als niet open wordt beschouwd, met een score van meer dan 1 in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Straatpatroon wat als gemiddeld open wordt geobserveerd, met een score van 5 of meer in het observatieschema met hoeveel blokkeringen van het blikveld op de locatie

Gemiddeld refuge Locatie met een hoeveelheid verstopplekken van 4 of meer Weinig refuge Locatie met een hoeveelheid verstopplekken van 0-3 Tabel 2, Categorieën voor de onderverdeling van de observaties

(26)

Nadat de enquêtes handmatig waren afgenomen, zijn ze ingevoerd in Excel, om vervolgens

geïmporteerd te worden naar statistiekprogramma SPSS. Bij de vragen zijn namen toegevoegd om ze tijdens statistische analyses uit elkaar te houden. Van de respondenten, de markten en de

marktlocaties zijn daarnaast ook allemaal aparte variabelen gemaakt, zodat op basis van deze verschillen vergelijkingen kunnen worden gemaakt in de dataset. Aan de dataset zijn ook labels toegevoegd voor overzichtelijkheid. Vragen die de ‘verkeerde kant op waren gesteld’ zijn de juiste manier gecodeerd naar andere variabelen. Leeftijd is daarnaast gehercodeerd naar leeftijdsklassen in een nieuwe variabele, om uitspraken te kunnen doen over veiligheidsgevoelens in leeftijdsklassen in de analyse. In de enquête waren ook meerdere vragen gesteld over veiligheid. Dit werd gedaan met het oog op het vergroten van de Crohnbachs alfa.

Door middel van een reliability analysis in SPSS zijn de vragen samengevoegd in een schaalconstruct. De vragen ‘Vindt u het prettig om hier te lopen?’, ‘Voelt u zich hier overdag veilig?’ en de vraag ‘zijn er plekken op deze markt waar u zich onveilig voelt?’ zijn samengevoegd in deze schaal. In deze betrouwbaarheidsanalyse is gecheckt deze variabelen samen een hogere betrouwbaarheid krijgen. Uit deze betrouwbaarheidsanalysekwam een Cronbach’s Alpha van 0,689. Voor elke vraag geldt dat als deze verwijderd werd uit de schaal, de Cronbach’s Alpha kleiner wordt. Deze score geeft de betrouwbaarheid van de schaal weer met een getal tussen 0 en 1. De vuistregel voor de Cronbach’s

Alpha is;

• 0 ≤ alpha < 0,60: onbetrouwbare schaal.

• 0,60 ≤ alpha < 0,80: redelijk betrouwbare schaal. • 0,80 ≤ alpha ≤ 1: betrouwbare schaal.

De veiligheidsschaal kan dus als een redelijk betrouwbare schaal worden gezien met een Crohnbach’s

Alpha van 0,69. Bovenstaande vragen zijn daarom samengevoegd in een schaalconstruct, dat

geclassificeerd wordt als interval-variabele. Tot slot zijn alle vragen in de enquête geclassificeerd als interval, ordinale en nominale variabelen. Alle vragen met Likertschaal zijn geclassificeerd als interval variabelen, zodat de ANOVA en t-toets op correlatiecoëfficiënt berekend kunnen worden. Het

databestand wordt gecontroleerd op uitschieters. Een uitschieter zou in dit onderzoek betekenen dat data verkeerd is ingevoerd, aangezien bij de codering van data alleen scores van 1 tot 5 ingevoerd kunnen worden (Bryman, 2016). Nu deze stappen zijn doorlopen en de dataset is voorbereid kunnen statistische analyses uitgevoerd worden.

3.5. Methode Data analyse

In deze sectie wordt besproken wat er met de data gebeurt nadat het verzameld en verwerkt is. Hier wordt uitgelegd welke kwantitatieve methodes voor de gestructureerde observaties worden gebruikt en welke kwalitatieve methodes worden voor de analyse van de enquêtes worden gebruikt.

3.5.1. Kwalitatieve data-analyse

In de analyse wordt per locatie beargumenteerd aan de hand van de gestructureerde observaties onder welke categorie van prospect en refuge de locatie onderverdeeld moet worden. De

categorieën zijn; ‘veel’, ‘gemiddeld’ en ‘weinig’ prospect, en ‘gemiddeld’ en ‘weinig’ refuge. In tabel 2 (p.25) is te zien hoe bepaald wordt onder welke categorie een onderzoekslocatie valt. Nadat elke onderzoekslocatie is ingedeeld op prospect en refuge wordt een rangorde gemaakt van de

onderzoekslocaties op basis van de hypothese gesteld in het theoretisch kader. De hypothese in dit onderzoek is:

(27)

‘Locaties met een lage prospect, hoge refuge en met een lage escape waarde worden beoordeeld als minder veilig door vrouwelijke bezoekers dan locaties met een hoge prospect, lage refuge en hoge

escape waarde.’

Deze rangorde wordt verderop in de analyse vergeleken met de gemiddelde veiligheidsgevoelens op dezelfde locaties, die verkregen worden uit de statistische analyses. Op deze manier wordt gekeken of de uitkomsten van ‘veilige’ en ‘onveilige’ locaties van gestructureerde observaties overeen komen met de subjectieve veiligheidsgevoelens van vrouwelijke marktbezoekers. Over deze vergelijking kunnen geen conclusies getrokken worden, maar het is wel interessant om te zien of de twee onderzoeksmethoden op hetzelfde punt uitkomen.

3.5.2. Kwantitatieve data-analyse

Voor de kwantitatieve analyse, zullen in de paragraaf ‘univariate analyses’ de relevante beschrijvende statistieken van de data worden afgebeeld. De beschrijvende statistiek zal voor frequentievragen, zoals woonplaats van personen, frequentie van het marktbezoek, reden voor het marktbezoek en bezoekfrequentie worden gedaan door de frequenties van deze data op te vragen in SPSS (Bryman, 2016).

Voor continue variabelen, zoals leeftijd en vragen met een Likertschaal kan data beter weergegeven worden door middel van Centrum- en spreidingsmaten (Bryman, 2016). Statistieken die hierbij van belang zijn, zijn het gemiddelde, de standaardafwijking en bij leeftijd de minimum- en

maximumscore. De beschrijvende statistieken zijn daarna weergegeven in cirkeldiagrammen of histogrammen.

Voor de meeste variabelen is beschrijvende statistiek ook interessant per markt, of per marktlocatie. Beschrijvende statistieken zullen daarom ook per groep worden opgevraagd uit SPSS om deze te vergelijken, deze data wordt verwerkt in tabellen of histogrammen.

Bivariate analyses

Nadat de beschrijvende statistiek is beschreven in de paragraaf ‘Univariate analyses’, worden de bivariate analyses uitgevoerd. Dit zijn analyses waarbij wordt onderzocht of twee variabelen een relatie hebben (Bryman, 2016). Wat geprobeerd wordt te onderzoeken is of variatie in de ene variabele overeenkomt met variatie in de andere variabele. De techniek voor het kiezen van een bivariate analyse is afhankelijk van de aard van de variabelen, of de afhankelijke en onafhankelijke variabelen nominaal, ordinaal of interval zijn en hoeveel variabelen je wil meenemen in een analyse. Een bivariate analyse die gebruikt wordt om de onderzoeksvraag te beantwoorden is de ANOVA. De eenwegsvariantieanalyse.

Eenwegs-variantieanalyse (ANOVA) voor de veiligheidsgevoelens per marktlocatie.

Het belangrijkste gemiddelde dat wordt vergeleken per locatie is de samengevoegde schaal van veiligheid, die bestaat uit drie enquêtevragen. Op deze schaal van veiligheidsgevoel is een eenwegs-variantieanalyse voor onafhankelijke waarnemingen uitgevoerd op de 8 marktlocaties.

Aan het uitvoeren van een ANOVA zijn een aantal voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn dat de afhankelijke variabele minstens op interval niveau gemeten is, wat het geval is met het schaalconstruct voor de veiligheid. De groepen moeten ook beschouwd worden als onafhankelijk. Omdat de enquêtes voor de verschillende locaties niet voor dezelfde mensen wordt afgenomen, kan worden aangenomen dat de groepen onafhankelijk zijn (Bryman, 2016). De laatste voorwaarde voordat een ANOVA kan worden uitgevoerd is dat de groepen gelijke varianties voor de afhankelijke variabele moeten hebben, deze voorwaarde is echter alleen belangrijk wanneer de groepen niet

(28)

ongeveer even groot zijn. Met Levene’s test of Error Variances kan worden gecontroleerd of je van gelijke populatievarianties mag uitgaan. Levene’s test laat zien dat eenwegs-variantie mag worden uitgevoerd omdat de groepen gelijke variantie hebben F( 7,152) = 5.059 p = 0.000. De ANOVA wordt dus gebruikt om na te gaan of er een verschil is tussen de gemiddelden van twee of meer groepen op dezelfde variabele.

De nulhypothese is een statement dat er geen relatie is tussen twee gemeten fenomenen. De nulhypothese kan dan getest worden en kan geaccepteerd, goedgekeurd, afgewezen of ontkracht worden. Het goedkeuren of verwerpen van een nulhypothese staat centraal in hedendaags

onderzoek (Bryman, 2016). Bij de nulhypothese wordt uitgegaan van de situatie dat er niets aan de hand is. De alternatieve hypothese staat het effect wat verwacht wordt in het onderzoek. De nulhypothese en de alternatieve hypothese bij bovenstaande ANOVA is;

H0: veilig stedelijk ontwerp ≠ subjectieve veiligheidsgevoelens H1: veilig stedelijk ontwerp = subjectieve veiligheidsgevoelens

Om de nulhypothese te verwerpen moet worden gekeken of de data verschilt en deze data statistisch significant is en niet op toeval berust. Een alternatieve hypothese wordt over het algemeen statistisch significant bevonden als de kans dat het verschil door toeval is ontstaan kleiner is dan 5% (Bryman, 2016) . Een waarde van alpha van 0,05 wordt als kritische grens genomen, bij een alpha groter dan 0,05 wordt de alternatieve hypothese verworpen.

T-toets op een correlatiecoëfficiënt voor openheid met subjectieve veiligheid

Deze toets wordt gebruikt om te kijken of de correlatie (samenhang) van twee variabelen voldoende sterk is om te mogen concluderen dat er ook een correlatie is in de populatie waaruit de steekproef is getrokken. De statistische nulhypothese is dat de correlatiecoëfficiënt in de populatie de waarde 0 heeft, oftewel dat er in de populatie geen verband is. De alternatieve hypothese is dat er wel een verband is tussen deze variabelen. Ook bij deze toets geldt dat een waarde voor alpha van 0.05 als kritische grens wordt genomen, bij een alpha groter dan 0.05 wordt de alternatieve hypothese verworpen.

H0: ρ = 0. H1: ρ ≠ 0

Om een T-toets op een correlatiecoëfficiënt te meten moeten beide variabelen minstens op

intervalniveau gemeten worden. Dit is bij zowel de openheid als de subjectieve veiligheid het geval. Verder moet er rekening gehouden worden met dat de correlatiecoëfficiënt geen goed beeld geeft van de samenhang wanneer de samenhang niet lineair is, hier moet op gecheckt worden door middel van een scatterplot. De correlatiecoëfficiënt kan een waarde hebben tussen de -1 en de 1, en wordt aangegeven met r. Het teken geeft de richting aan van het verband en de waarde geeft de sterkte van het verband weer. Hoe verder van de 0 hoe sterker het verband. Met deze analysemethode kan iets worden gezegd over de correlatie tussen twee factoren. Correlatie is echter niet hetzelfde als causatie. In SPSS is het misschien mogelijk om causatie te bepalen, maar wegens gebrek aan kennis over statistische methoden wordt het in dit onderzoek bij correlatie gehouden.

Deze data kan verzameld worden door een t-test op correlatiecoëfficiënt. Van alle controlevariabelen wordt met deze methode gecheckt of er correlatie is met de afhankelijke

variabele. Omdat er verwacht wordt dat deze variabelen een verschil hebben en er niet van uitgegaan is dat een verband een specifieke kant op gaat, wordt uitgegaan van de volgende nulhypothese en alternatieve hypothese;

(29)

H0: ρ = 0. H1: ρ ≠ 0

Deze hypothese wordt gebruikt voor de correlatie tussen openheid en veiligheidsgevoel, drukte en veiligheidsgevoel, geluidsoverlast en veiligheidsgevoel, toezicht en veiligheidsgevoel, staat van het voetpad en het veiligheidsgevoel, en hoe vaak mensen naar de markt komen en veiligheidsgevoel. 4. Data Analyse

Dit hoofdstuk bevat de daadwerkelijke analyse en de uitkomsten van het onderzoek. In de eerste paragraaf worden alle locaties besproken en beoordeeld. Daarna wordt door middel van

gestructureerde observaties een rangorde uitgewerkt van de geobserveerde aspecten van stedelijk ontwerp. Deze worden dan vergeleken met de uitkomsten van de ANOVA om te kijken of er overeenkomsten te zien zijn tussen de observaties en de statistische analyse. Daarna wordt een paragraaf toegewijd aan de beschrijvende statistieken van de dataset, en vervolgens en paragraaf met de bivariate analyse.

4.1. Gestructureerde observaties.

In deze paragraaf worden de observaties besproken per onderzoekslocatie. Daarna wordt de locatie qua prospect en refuge in een categorie ingedeeld volgens het observatieschema in tabel 2 (p.25) en gerankt op observeerbare aspecten van veiligheid prospect en refuge. Afbeeldingen van de precieze locaties van de onderzoekslocaties zijn terug te vinden in de casusbeschrijving.

4.1.1. Gestructureerde observaties op de Albert Cuypmarkt

Locatie 1 is de eerste onderzoekslocatie op de kruising van de Albert Cuypmarkt en de Ferdinand bolstraat. Het stratenpatroon is op deze locatie geobserveerd als breed. Deze locatie is naast een groot kruispunt met brede wegen. De gebouwen staan om deze reden ook ver uit elkaar. Er is maar één gebouw in een straal van 10 meter van de onderzoekslocatie. Er zijn verder geen blokkeringen van het blikveld geobserveerd. Locatie 1 wordt op prospect daarom ingedeeld in de categorie ‘veel

prospect’, met een open stratenpatroon door het wijde kruispunt, zonder blokkeringen van het

blikveld. Op basis van observaties wordt deze locatie ingedeeld in ‘Weinig’ refuge. Er zijn geen verstopplekken groot genoeg om mensen te verstoppen, geen hoekjes, bosjes of portieken. Locatie 2 is op de kruising tussen de Albert Cuypstraat en de Eerste van der Helststraat. Het

stratenpatroon is hier open. De Eerste van der Helststraat is een vrij brede dwarsstraat liggend op de Albert Cuypmarkt. De straat is dusdanig breed en overzichtelijk in alle richtingen dat het

stratenpatroon als open is omschreven. Er zijn echter wel een aantal blokkeringen van het blikveld aanwezig op deze locatie op de markt. Er is een parkeerplaats waar een auto geparkeerd stond, en twee marktkramen die het zicht de markt op verminderen. Deze locatie heeft dus volgens de tabel ‘Veel prospect’ door het open stratenpatroon en de drie belemmeringen van het blikveld. Het aantal verstopplekken op deze onderzoekslocatie is geobserveerd als vier. De verstopplekken aanwezig op deze locatie waren een auto, een brede boom, en twee hoekjes in de zijstraat. Op basis van de observatie wordt deze locatie ingedeeld in de categorie ‘gemiddeld prospect’ door de vier potentiële verstopplekken.

Locatie 3 is op de kruising tussen de Albert Cuypstraat en de Eerste Sweelinckstraat. Dit kruispunt was in stratenpatroon even open als locatie 2, de markt is hier echter een stuk dichter op elkaar gebouwd dan locatie 2. De straten waren hier ook minder gevuld met restaurants. Er stonden hier veel meer objecten die als verstopplek gebruikt kunnen worden. Er zijn hier 4 blokkeringen van het blikveld

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de zuidelijke gevel waren twee vensters toegestaan op de verdieping; in de straatgevel en de achtergevel konden vensters aangebracht in de beide bouwlagen.. Opvallend was

One of the objectives of this study was to raise awareness of the benefits which ICT can bring to an SME in order for it to stay competitive and in business, and the other

The present case study implemented a hybrid approach to narrative career counseling (Maree, 2007) with a client by combining the Career Construc- tion Interview (CCI; Savickas,

Steekwoorden:
vooral
in
workshops
(5x,
(inter)actief
(3x),

voldoende
spreektijd,


Wij raden daarom aan om na te denken over aanvullende maatregelen voor zowel het noordelijke als het zuidelijke gedeelte indien de damwand de bloei van blauwalgen niet kan

Monitor AVP Bij de informatievoorziening en verantwoording in het ILG zijn provincies verantwoordelijk voor het aanleveren van informatie over de voortgang van prestaties, resultaten

Different heuristic methods for solving the fixed charge transportation problems were discussed briefly in Chapter 4. In this chapter methods are numerically evaluated and