• No results found

Low-input schapenbedrijf gunstig voor Minas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Low-input schapenbedrijf gunstig voor Minas"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Negatief overschot

In zowel 1995/96 als 1996/97 bleven de over-schotten van zowel stikstof als fosfaat negatief, (zie tabel 1). Een belangrijke bijdrage hieraan leverde het achterwege laten van de kunstmest stikstofbemesting. De voor grasgroei beschikba-re stikstof werd dan ook vrijwel geheel door de klaver geleverd. De aanvoer van stikstof via de klaver varieerde van 150 tot 200 kg per ha, bin-nen Minas blijft deze aanvoer buiten beschou-wing. In 1995/96 werd geen organische mest aangevoerd. De fosfaatbalans kreeg hierdoor wel een erg sterk negatief karakter. In het twee-de jaar is daarom overgegaan op twee-de aanvoer van drijfmest om vooral het fosfaatoverschot toch op een meer acceptabel niveau te brengen. Het negatieve fosfaatoverschot steeg daardoor tot - 3 kg fosfaat per ha. Dit terwijl door de

groeizame zomer van 1997 de grasafvoer sterk toenam.

Voergebruik

De mineralen aanvoer via het voer hangt sterk samen met de uitgangspunten van het bedrijf. In het gehanteerde low-input systeem wordt geen krachtvoer aangevoerd. Dit kan doordat het aflammerseizoen pas in mei begint. Er is dan zoveel goed voer in de vorm van gras/klaver beschikbaar voor de ooien, en later ook voor de lammeren, dat krachtvoerverstrekking niet nodig is.

Op het bedrijf wordt zowel ruwvoer aan- alsook afgevoerd. Op het eerste gezicht doet de aan-voer van ruwaan-voer wat vreemd aan als er ook nog voer wordt verkocht. Vanuit de overweging om de kosten van zowel arbeid en loonwerk te

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 23

Low-input schapenbedrijf gunstig voor

Minas

Cees Jagtenberg en Jaap Gielen

Ook voor de minasaangifte blijkt de naamgeving van het low-input schapenbedrijf een terechte keuze. De beperkte aanvoer van voer en mest drukken het minasoverschot tot onder de 100 kg stikstof negatief. Het groeizame jaar 1997 gaf aan de afvoer van ruwvoer een extra impuls. In het laatste boekjaar drukte echter de aanvoer van rundveedrijfmest het resultaat ten opzichte van het voorgaande boekjaar. Een positieve invloed gaat ook uit van de klaver waarvan de stikstofbinding de grasgroei een extra stimulans geeft.

Praktijkonderzoek 98-4

Tabel 1 De mineralenbalans in de laatste twee boekjaren (kg/ha)

Stikstof Fosfaat 1995/96 1996/97 1995/96 1996/97 Aanvoer Schapen 3 4 2 2 Voer 30 34 8 8 Kunstmest - - 17 23 Organische mest - 45 14 Afvoer

Schapen incl aanwas 30 29 16 16

Voer 89 125 22 34 Wol 7 7 - -Totaal Aanvoer 33 83 27 47 Afvoer 126 161 38 50 Overschot -93 - 78 -11 - 3 Kunstmest correctie 17 23 NH3- correctie - 22 - 23 Minas overschot - 115 - 101 - 26 - 26

(2)

drukken wordt het gras voor voederwinning echter op stam verkocht. Zodra de ooien met lammeren de grasgroei niet meer kunnen bijbe-nen wordt dit gras van goede kwaliteit afge-voerd. Dit is gras met een hoge voederwaarde. In het low-input systeem lopen de ooien het jaar rond buiten. In de winter, februari maart, worden ze bijgevoerd met aangekocht ruwvoer van een lagere kwaliteit. In deze periode zijn de ooien in de derde en vierde maand van de dracht en is ruwvoer van beperkte kwaliteit vol-doende.

Het saldo van de voer aan- en voerafvoer is in beide jaren duidelijk negatief. De zomer van 1997 leverde door het groeizame weer nog eens 13 ton drogestof extra voer voor afvoer op. In totaal 35 ton ds ten opzichte van 22 ton in 1996 (tabel 2). De fosfaat en stikstof afvoer in het ruwvoer stegen hierdoor tot respectievelijk 34 kg P2O5en 125 kg N per ha.

Schapen omzet

Het low-input schapenbedrijf beschikt over 10,4 ha waarop circa 180 Blessummer fokooien wor-den gehouwor-den (zie tabel 2). Voor vervanging van moederdieren worden jaarlijks fokooien aangekocht. De aanvoer van vee op de minera-lenbalans bestaat dan ook uit de aankoop van zwoegervrij fokmateriaal. Op het bedrijf zijn alleen Texelse rammen aanwezig voor het

leve-ren van vleeslammeleve-ren.

Het aantal geboren lammeren per ooi nam toe van 2,1 naar 2,2. Hierdoor en door de toegeno-men aandacht bij het aflamtoegeno-men kon de afzet van lammeren in aantal toenemen. Echter door de wat tegenvallende groei in de zomerperiode nam de afzet van lammeren, uitgedrukt in kg, iets af. De wolafzet bleef constant en heeft slechts een marginale invloed op het overschot. Zo bedraagt de hoeveelheid fosfaat in wol niet meer dan 0,3 gram P2O5per kg product. De beïnvloeding van Minas door de aan- en afvoer van schapen is in het algemeen beperkt. Een verschuiving van het overschot moet dan ook vrijwel geheel komen uit de aan- of afvoer van voer en of mest.

24

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 98-4

Tabel 2 Bedrijfskenmerken Low-input

schapenbedrijf

Omschrijving 1995/96 1996/97

Bedrijfsoppervlakte (ha) 10,4 10,4 Fokooien (gem aanwezig) 177 181 Lammeren per ooi (gem) 2,1 2,2 Lammeren dood < 24 uur (%) 12 9

Gras afvoer (ton ds) 22 35

1997 was een groeizaam jaar, er was zelfs een ruwvoerover-schot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op deze plekken, vaak de diepere delen in watergangen of bij duikers en dergelijke, kunnen de grote modderkruipers effectief weggevangen worden, omdat ze zich daar dan in

het extract. Uit tabel 7 blQkt dat het Qzergehalte bQ behandeling 2 wat hoger ia dan bij da overige behandelingen. Tuasan de overige behandelingen ia vrijwel geen verachil in

Getracht is om na te gaan — door laat in de herfst te zaaien (12 november) — of ook de lichtintensiteit (korte dagen met weinig licht) van invloed is, In de proef werden

De “multiple spot” fluorescentiesensor is een meetsysteem dat boven in de kas gehangen wordt en de efficiëntie van de fotosynthese meet van een oppervlakte van 3 x 3

13.. De helft van het los personeel werkt in gemeenten boven 20.000 inwoners. Naar gebied bezien is dat vooral in het westen het geval. In een vierde van het aantal gemeenten

De invloed van de structuur van de grond op de mobiliteit van deze aaltjes maakte het praktisch ondoenlijk om door voorafgaand onderzoek met voldoende nauwkeurigheid aan te geven

Voor een zo goed mogelijke directe verbetering van de bodemstructuur zonder dat de compost té grof wordt, dient de compost afgezeefd te zijn op 20 mm..

De bevindingen van het vooronderzoek overziende kan geconcludeerd wor- den dat door de individuele variaties in elementen van het broodconsumptie- gedrag het niet mogelijk was om