• No results found

Het Stoppen van Voetbalpenalty’s : ontcijfer intenties van de schutter

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Stoppen van Voetbalpenalty’s : ontcijfer intenties van de schutter"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Het Stoppen van Voetbalpenalty’s: Ontcijfer de

Intenties van de Schutter

______________________________________________

OPSTELLER

naam : Thijs Rentier

collegekaartnummer : 11198311

adres : Ooststraat 8, 4306 AC Nieuwerkerk

telefoonnummer : 06-27481026

e-mailadres : thijsr1994@hotmail.com

afstudeerrichting : Sport- en Prestatiepsychologie

BEGELEIDER(S)

binnen Programma Groep : Prof. dr. Richard Ridderinkhof externe begeleider(s) : n.v.t.

2e beoordelaar : Dr. Dilene van Campen

onderzoeksinstelling / locatie : Universiteit van Amsterdam

(2)

Abstract

Het stoppen van een penalty kan een beslissende factor zijn in het winnen van een wedstrijd. De keeper kan zich bijvoorbeeld onderscheiden in een penalty shootout, die op grote toernooien in een kwart van de wedstrijden de beslissende factor is. Het doel van dit onderzoek is het testen van een nieuwe trainingsmethode voor keepers op basis van de

Impetus, Motivation & Prediction in Perception-Action Coordination Theory (IMPPACT) om

het anticipatievermogen van keepers te verbeteren. Anticipatievermogen wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van accuratesse (percentage correct gestopte penalty’s) en reactietijd (gemiddelde tijd, in milliseconden, die de keeper nodig had om te reageren). In dit onderzoek hopen we aan te tonen dat anticipatievermogen verbetert na het volgen van een aantal fysieke trainingen op het veld als keeper of als penaltynemer. In totaal hebben 43 keepers deelgenomen aan het onderzoek. Belangrijkste bevindingen van het onderzoek zijn de toename in anticipatievermogen voor beide trainingstypen. Er werd zowel een toename in accuratesse gevonden als een afname in reactietijd. Verder werd noch een verschil tussen trainingstypen, noch een verschil tussen trainingstypen als functie van trainingsduur gevonden. Met enige voorzichtigheid mag voorlopig worden aangenomen dat beide trainingstypen effectief zijn om het anticipatievermogen van keepers te verbeteren.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding _______________________________________________________________ 3 Het stoppen van een penalty: gokken of anticiperen? ______________________ 3 IMPPACT _______________________________________________________ 4 Huidige onderzoek ________________________________________________ 5 Methode ______________________________________________________________ 7 Deelnemers ______________________________________________________ 7 Design __________________________________________________________ 8 Materiaal ________________________________________________________ 8 Procedure _______________________________________________________ 9 Statistiek ________________________________________________________ 11 Resultaten _____________________________________________________________ 12 Discussie ______________________________________________________________ 16 Referentielijst __________________________________________________________ 21 Bijlagen _______________________________________________________________ 23 Bijlage 1 ________________________________________________________ 23 Bijlage 2 ________________________________________________________ 26 Bijlage 3 ________________________________________________________ 27 Bijlage 4 ________________________________________________________ 37 Bijlage 5 ________________________________________________________ 41 Bijlage 6 ________________________________________________________ 45

(4)

Inleiding Het stoppen van een penalty: gokken of anticiperen?

Is het stoppen van een strafschop een loterij of is het een specialisme? Zou de keeper vooraf een gok wagen? Of anticipeert de keeper en beslist vervolgens de hoek waarnaar gedoken gaat worden? De tijd die de bal erover doet om de doellijn te passeren en de tijd die de keeper erover doet om in een hoek te duiken is ongeveer gelijk aan 600 ms (Franks & Harvey, 1997). Uit onderzoek van Glencross en Cibich (1977) komt naar voren dat keepers, die reageren op de bal in plaats van te anticiperen op de beoogde richting, waarschijnlijk onsuccesvol zijn in het stoppen van een penalty. Wil de keeper succesvol zijn in het tegenhouden van de penalty, dan zal hij/zij voorafgaand aan het schot al in actie moeten komen. Onderzoek wijst uit dat de kans op het stoppen van een penalty vergroot kan worden door de bewegingen en houdingen van de strafschopnemer tijdens de aanloop van het schot te ‘lezen’ (o.a. Dicks, Button & Davids, 2010; Piras & Vickers, 2011; Savelsbergh, Van der Kamp & Ward, 2002). Conclusie uit deze onderzoeken is dat het stoppen van een penalty een specialisme is dat getraind kan worden.

Het observeren van de houdingen en bewegingen van de penaltynemer wordt gezien als een van de belangrijkste informatiebronnen voor een keeper om te kunnen voorspellen waar de bal gaat komen (Williams, 2009). De overkoepelende term voor houdingen en bewegingen die in dit onderzoek zal worden gebruikt is kinematica. Memmert, Hütterman, Hagemann, Loffing & Straus (2013) reviewen de literatuur omtrent de kinematische aspecten van de penaltynemer, die door keepers worden gebruikt om te anticiperen op de richting van de bal. De factoren waar keepers onder andere naar kijken zijn de schuinte van de aanloop, oriëntatie van de romp, en de oriëntatie en positionering van het standbeen ten opzichte van de bal. Het lijkt erop dat de oriëntatie en positionering van het standbeen de meest betrouwbare bron van informatie is én iets meer dan 600 ms overlaat voor de keeper om naar een kant te duiken (Savelsbergh, Van der Kamp, Williams & Ward, 2005).

Verder laat onderzoek zien dat er een verschil is in het anticiperen op acties van tegenstanders tussen ervaren en onervaren sporters (Yarrow, Brown & Krakauer, 2009). Dit is ook gebleken uit onderzoek naar het anticipatievermogen van keepers bij penalty’s in het voetbal (Savelsbergh, Williams, Van der Kamp & Ward, 2002). Ervaren keepers laten een betere perceptie-actie-coördinatie zien. Deze perceptie-actie-coördinatie houdt in dat acties van een persoon continu gekoppeld worden aan perceptuele informatie uit de omgeving. Dit werd gemeten aan de hand van twee methoden: (1) actie-coördinatie werd gemeten middels het bewegen van een joystick in respons op het zien van beelden van een genomen penalty.

(5)

Deelnemers moesten de joystick bewegen naar de kant waar zij dachten dat de penalty geschoten zou worden. (2) Perceptie-coördinatie werd gemeten met behulp van een systeem dat oogbewegingen registreert. Op basis van dit systeem kon worden vastgesteld naar welke aspecten een deelnemer keek en hoe lang dat duurde. Uit deze twee methoden werd de perceptie-actie-coördinatie opgemaakt. Bovendien zijn experts, in vergelijking met beginners, in staat om met mindere hoeveelheden beschikbare informatie een samenhangende perceptuele weergave van een situatie te schetsen (Abernithy, 1990).

IMPPACT

Het voorspellen van de effecten van een actie, inclusief de onmiddellijke sensorische consequenties van de actie, kan worden bevorderd door het observeren van kinematische aspecten van een tegenstander (Savelsbergh, Van Gastel, Van Kampen, 2010), maar de voorspelling is adequater wanneer er eigen expertise is verworven voor een bepaalde actie (Aglioti, Cesari, Romani & Urgesi, 2008). De Impetus, Motivation & Prediction in

Perception-Action Coordination Theory (IMPPACT; Ridderinkhof, 2014) bouwt voort op

deze aanname. De IMPPACT stelt dat het brein werkt als voorspellingsmechanisme. Deze maakt continu inschattingen over de effecten van gedragingen van onszelf (forward models) en gedragingen van anderen (inverse models). Vervolgens worden de meest optimale handelingsmogelijkheden gekozen met het oog op het behalen van een gesteld doel.

Forward models en inverse models zijn interne, neurocognitieve modellen

(Ridderinkhof, 2014). Deze modellen werken samen om voorspellingen te maken over actie-effecten ten behoeve van motorische controle (Wolpert, Ghahramani & Jordan, 1995). Ridderinkhof en Brass (2015) suggereren dat de kwaliteit van deze modellen wordt bepaald door de eigen kinesthetische ervaring van een individu. Het forward model voorspelt dat als ik een bepaalde actie op een bepaalde manier uitvoer, dan zal dat bepaalde consequenties hebben: enerzijds specifieke direct merkbare effecten in de wereld (waargenomen middels exteroceptieve zintuigen, zoals je ogen: bijv. de penalty gaat naar de linkerbovenhoek); anderzijds bepaalde sensorische consequenties die zich uiten als kinesthetische ervaringen (waargenomen middels interoceptieve zintuigen, zoals proprioceptie: hoe “voelt de beweging”). Wat in het forward model wordt opgeslagen is de link tussen de specifieke kinematische parameters van de actie, de specifieke kinesthetische ervaring die resulteert uit die specifieke actie, en de specifieke effecten van die actie in de wereld. Hoe ‘rijker’ het repertoire van mogelijke links tussen actie en effecten, hoe adequater de voorspelling.

(6)

gebruiken bij het anticiperen op penalty’s. Hoe meer ervaring een keeper heeft met het nemen van penalty’s, hoe rijker het forward model (Ridderinkhof, 2014). Dit houdt in dat een keeper meer links heeft opgeslagen tussen kinematische actieparameters en bijbehorende kinesthetische ervaringen en direct zichtbare actie-effecten. Hoe rijker het forward model, hoe effectiever het inverse model. De keeper kan dan effectiever de kinematische aspecten van de schutter beter “lezen”. Hij kan vervolgens de geobserveerde kinematische bewegingsparameters vertalen naar de kinesthetische ervaring en direct zichtbare actie-effecten zoals die zouden optreden als hijzelf diezelfde kinematische actie zou produceren. In dit geval het nemen van een penalty. Hij maakt dus een mentale simulatie van de actie van de schutter, waarbij hij zijn opgedane ervaring in het nemen van een strafschop gebruikt om een juiste voorspelling te maken over de hoek waar de bal naar toe zal gaan.

Huidige onderzoek

Het doel van dit onderzoek is het testen van een nieuwe trainingsmethode voor keepers op basis van IMPPACT (Ridderinkhof, 2014). Een keeper kan zich mogelijk door deze training ontwikkelen tot penaltykiller. Hierdoor kan een keeper zich bijvoorbeeld onderscheiden in een penalty shootout, die op grote toernooien in een kwart van de wedstrijden de beslissende factor is (Jordet, Hartman, Visscher & Lemmink, 2007). Daarbij hopen we aan te tonen dat eigen kinesthetische ervaring een onderscheidende factor is in het voorspellen van andermans gedrag, in het bijzonder van de richting waarin een penaltynemer de penalty zal schieten.

Vooronderzoek wijst uit dat er een mogelijke relatie is tussen eigen kinesthetische ervaring en het voorspellen in welke hoek de bal tijdens een penalty wordt geschoten (Van der Bijl, 2015). In dat onderzoek werd deze kinesthetische ervaring bereikt middels motorische inbeelding, offline training, op basis van geobserveerde penalty’s van Champions League

shootouts. Motorische inbeelding hield in dit onderzoek in dat er een mentale voorstelling

werd gemaakt van het nemen of het stoppen van een penalty, zonder dat deze actie fysiek werd uitgevoerd. Het maken van een mentale voorstelling van een actie zou grotendeels dezelfde hersengebieden activeren als het daadwerkelijk uitvoeren van de actie (Moran, Guilliot, MacIntyre & Collet, 2012). Er wordt door motorische inbeelding een soortgelijke ervaring opgedaan, die kan zorgen voor de opbouw van een rijk forward model (Ridderinkhof & Brass, 2015).

Verwacht wordt dat een rijk forward model een cruciale functie vervult in het voorspellen van de richting van een penalty (Ridderinkhof, 2014). Het opbouwen van een rijk

(7)

trainen op het nemen van penalty’s. Dit wordt online training genoemd en kan ervoor zorgen dat keepers een verbetering laten zien in anticipatievermogen. Anticipatievermogen wordt in dit onderzoek gekwantificeerd door accuratesse, het percentage correct gestopte penalty’s, en reactietijd, de gemiddelde tijd die een keeper nodig heeft om te reageren op een genomen penalty. De onderzoeksvraag die bij het huidige onderzoek hoort, luidt als volgt: wat is het

effect van trainen in het zelf nemen van penalty’s, en de daarmee opgedane kinesthetische ervaring, op het anticipatievermogen van voetbalkeepers bij het stoppen van penalty’s?

Onderzocht zal worden of het trainen op het zelf nemen van penalty’s (in vergelijking met het trainen op het stoppen van penalty’s) een verschil laat zien in anticipatievermogen van keepers bij het stoppen van penalty’s. Dit zal worden bereikt door de twee trainingstypen te vergelijken met elkaar over een bepaalde periode van trainingsduur. Hierbij wordt gekeken naar een toename van accuratesse en een afname in reactietijd.

Ten eerste wordt verwacht dat beide trainingsmethodes een vooruitgang laten zien in anticipatievermogen bij het stoppen van penalty’s. Onderzoek naar het verschil tussen ervaren en onervaren badmintonspelers toont aan dat ervaren spelers een betere voorspelling konden maken van de richting van de shuttle dan onervaren spelers (Abernethy & Zawi, 2007). Dit verschil in anticipatievermogen werd toegeschreven aan het herkennen van de intenties van een tegenstander. Verder toont onderzoek in basketbal (Aglioti et al., 2008), beachvolleybal (Cañal-Bruland, Mooren, & Savelsbergh, 2011) en baseball (Cañal-Bruland, Kreinbucher, & Oudejans, 2012) aan dat een surplus aan motorische ervaring zorgt voor een beter anticipatievermogen. Hoe meer een persoon traint, hoe meer motorische ervaring er wordt opgedaan (hier m.b.t. voetbalpenalty’s), en hoe beter het anticipatievermogen. Verwacht wordt dat er een hoofdeffect van trainingsduur wordt gevonden.

Hypothese 1: Het trainen op penalty’s zorgt voor een toename in anticipatievermogen bij voetbalkeepers; dat geldt niet alleen voor het trainen als keeper, maar ook voor het trainen als penaltynemer.

Ten tweede wordt verwacht dat dat er een verschil wordt gevonden tussen de twee trainingsmethodes, waarbij het trainen op het zelf schieten van penalty’s een grotere vooruitgang laat zien in het anticipatievermogen van keepers dan het trainen op het stoppen van penalty’s. Dit wordt verwacht op basis van de IMPPACT, die stelt dat het opbouwen van een rijk forward model kan worden bewerkstelligd door middel van het zelf nemen van penalty’s, met als gevolg een adequatere voorspelling over de richting van de bal

(8)

(Ridderinkhof & Brass, 2015). Verwacht wordt dat er een hoofdeffect van trainingstype wordt gevonden.

Hypothese 2: Het trainen op het nemen van penalty’s zorgt voor een sterkere toename in anticipatievermogen bij voetbalkeepers vergeleken met het trainen op het stoppen van penalty’s.

Als laatst wordt verwacht dat het anticipatievermogen van keepers die trainen op het zelf nemen van penalty’s sterker zal toenemen naarmate de trainingsduur toeneemt vergeleken met het trainen op het stoppen van penalty’s. Vanuit de IMPPACT (Ridderinkhof, 2014) gezien wordt verwacht dat hoe meer er getraind wordt op het nemen van penalty’s, hoe rijker het forward model, en hoe beter het anticipatievermogen zal zijn. Het trainen als keeper biedt niet het voordeel van het opbouwen van een rijk forward model als penaltynemer, dus wordt verwacht dat de groei in anticipatievermogen minder sterk zal zijn. Er wordt een interactie-effect verwacht tussen trainingstype en trainingsduur op het anticipatievermogen van keepers.

Hypothese 3: Het anticipatievermogen van voetbalkeepers zal meer stijgen als functie van de trainingsduur bij het trainen op het nemen van penalty’s vergeleken met het trainen op het stoppen van penalty’s.

Methode Deelnemers

Nadat het onderzoek was goedgekeurd door de Ethische Commissie van de Universiteit van Amsterdam, werden deelnemers geworven via verschillende voetbalverenigingen. Wanneer de verenigingen toestemming voor deelname gaven, werd er contact gezocht met de trainer/coach van de desbetreffende teams waarvan de keepers zouden gaan deelnemen. Hierbij werden afspraken gemaakt omtrent de onderzoeksdagen en werd er een informatiebrochure van het onderzoek gestuurd.

Aan dit onderzoek hebben in totaal 43 voetbalkeepers deelgenomen. De gemiddelde leeftijd van de deelnemers was 21 jaar oud (SD = 6,4). Doordat de vragenlijsten, testen en trainingen gericht waren op keepers en keepersvaardigheden was deelname aan het onderzoek alleen toegestaan bij minimaal twee jaar keeperservaring op amateurniveau. Het onderzoek werd uitgevoerd met keepers van Regionale jeugdopleidingen (RJO; ADO Den Haag en Jeugd Voetbal Opleiding Zeeland) en keepers van verschillende amateurverenigingen. Alle

(9)

deelnemers namen deel aan de voetbalcompetitie van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB). Het verzamelen van data is in samenwerking gedaan met twee andere studenten, namelijk Lobke Blom en Lauri Staats.

Alle deelnemers kregen voor aanvang van het onderzoek de informatiebrochure te lezen (bijlage 1) en gaven vervolgens hun toestemming voor deelname aan het onderzoek middels het tekenen van de toestemmingsverklaring (bijlage 2).

Design

Dit quasi-experimentele onderzoek heeft een pre-test post-test non-equivalent group design. Bij dit design kan de mogelijkheid bestaan dat voorafgaand aan het onderzoek de groepen niet gelijk zijn aan elkaar, doordat de deelnemers niet random zijn verdeeld (Field, 2009). Matching is gebruikt om de deelnemers in te delen in twee gelijke experimentele condities, namelijk de stop-conditie of de schiet-conditie, zodat de mogelijke verschillen tussen de groepen voorafgaand aan het onderzoek werden geminimaliseerd. De onderzoeksleider verdeelde de deelnemers over de twee condities, waarbij rekening werd gehouden met de leeftijd van de keeper, het niveau waarop de keeper actief is, en de positie van de keeper binnen het team, hetzij eerste- dan wel reservekeeper. Bij voorkeur speelden de deelnemers in hetzelfde team of waren in staat om op hetzelfde tijdstip te trainen. Het resultaat van het matchen was dat de stop-conditie een gemiddelde leeftijd had van 20 jaar en de schietconditie een gemiddelde leeftijd had van 23 jaar. De gemiddelden verschillend drie jaar van elkaar doordat in de schietconditie drie keepers zitten van 30 jaar of ouder. Verder hadden beide groepen een gemiddelde score van 4 op de vraag hoeveel jaar keeperservaring zij hadden. Het getal vier betekent dat ze op dat moment tussen de 3 en 5 jaar keeperservaring hadden. Er zijn dus ongeveer twee gelijke groepen ontstaan.

Materiaal

Voormeting/Nametingen. De voormeting en nametingen bestonden uit een serie

gestandaardiseerde filmpjes waarbij een voetballer een penalty neemt, aangeboden op een 15 inch laptop (full-screen). Elk filmpje toont, op telkens hetzelfde sportveld, een schutter (in standaard voetbaltenue) die een aanloop begint en dan de bal schiet. Net voor het moment dat de speler de bal schiet, wordt de video stopgezet en verdwijnen de speler en de bal uit beeld. Vervolgens voorspelt de deelnemer, middels drukresponsknoppen op het toetsenbord, welke richting de bal zal gaan. Er zijn in totaal vier drukresponsen, namelijk (1) linksonder (C), (2) linksboven (E), (3) rechtsonder (N), en linksboven (I). De video’s zijn gemaakt met behulp

(10)

van Presentation software, en maakten deel uit van eerder onderzoek naar penalty’s (o.a. Van der Pijl, 2014). De test bestaat uit 6 oefentrials en twee blokken met ieder 60 testtrials. De schutter en diens penalty zijn gefilmd vanuit het 1e-persoons perspectief van de keepers, dus vanaf de doellijn.

Algemene vragenlijsten (bijlage 3). Met deze algemene vragenlijsten werden drie

typen gegevens verzameld: 1) demografische gegevens, zoals de leeftijd van de deelnemers, het aantal jaar keeperservaring en het niveau waarop zij spelen. Een voorbeeldvraag is: ‘hoeveel uur ben je gemiddeld per week actief aan het keepen tijdens wedstrijden en

trainingen?’ ; 2) motorische expertise in sport, gaming, muziekinstrumenten en culturele

expressie (zoals schilderen). Een voorbeeldvraag is: ‘Hoeveel uren heb je de afgelopen 12

maanden gemiddeld per week besteed aan het spelen van computerspellen?’ ; en 3)

psychologische constructen, interoceptieve vaardigheid. Een voorbeeldvraag is: ‘Als ik mij

ergens in mijn lichaam wel of juist niet lekker voel, dan ben ik me daarvan bewust’. Tot slot

werd de subschaal van de Spannings Behoefte Lijst (SBL) toegevoegd, namelijk Thrill and

Adventure Seekering (TAS; Feij, Van Zuilen & Gazendam, 1982). In dit onderzoek zijn alleen

de eerste twee vragenlijsten geanalyseerd. De andere vragenlijsten hebben betrekking op de onderzoeksvragen, die door anderen studenten worden geanalyseerd.

Scoreformulieren (bijlages 4 & 5). Deze formulieren verzamelen gegevens over de

genomen penalty’s en de omstandigheden waarin is getraind. De scoreformulieren zijn zelf ontworpen en verschilden per trainingsconditie. Deze formulieren waren bedoeld om inzicht te krijgen in de trainingsgegevens, zoals de hoeveelheid gemiste, geraakte en gestopte penalty’s, en de trainingsduur, -omstandigheden. Een voorbeeldvraag over de omstandigheden tijdens de training is: ‘hoe was het weer tijdens trainingsmoment 1?’.

Vragenlijst nameting 2 (bijlage 6). De vragenlijst van nameting 2 werd afgenomen

om erachter te komen hoe proefpersonen het onderzoek ervaren hadden. Deze zelfontworpen vragenlijst gaf inzicht over trainingsbelasting en controleerde in hoeverre proefpersonen een idee hadden wat het doel van het onderzoek was.

Procedure

Het gehele onderzoek was verspreid over vier trainingsmomenten. Bij de eerste en de vierde trainingsdag was de onderzoeksleider aanwezig bij de desbetreffende voetbalverenigingen. Op deze dagen werden ook de voormeting en de nametingen afgenomen. Op de andere trainingsdagen werd aan de deelnemers gevraagd om zelfstandig een training af te werken. Hieronder worden de verschillende onderdelen van het onderzoek

(11)

uiteengezet.

Intake. De deelnemers werden ingedeeld in duo’s, waarbinnen de twee keepers allebei

een andere trainingsmethode volgden (stoppen vs. schieten). Het indelen van deze duo’s ging in samenspraak met de (keepers)trainer. Er werd op deze manier geprobeerd om beide groepen zo gelijk mogelijk te houden en te voorkomen dat voorafgaand aan het onderzoek de groepen significant van elkaar verschilden. Vervolgens werden de algemene vragenlijsten afgenomen.

Voor- en nametingen. De deelnemers zaten aan een tafel, in een rustige ruimte, met

een laptop voor zich. Er werd gevraagd aan de deelnemers om de instructies aandachtig door te lezen en deze op te volgen. Als ze vragen hadden, konden ze de onderzoeksleiders om hulp vragen. De test bestaat uit 6 oefentrials en twee blokken van ieder 60 testtrials. De score op de test, het aantal correct gestopte penalty’s, werd per blok van 60 penalty’s teruggekoppeld aan de deelnemers. Voorafgaand aan de eerste training werd, na de intake, een voormeting afgenomen. De eerste nameting vond plaats na de eerste training. De tweede nameting vond plaats na het afwerken van de laatste training.

Trainingen. Er werden in totaal vier trainingen afgewerkt. Indien deelnemers slechts

op drie momenten een training konden afwerken, mochten zij de tweede, derde en vierde training in twee keer afwerken, maar dan in langere series (6 keer 10 penalty’s). Op deze manier bleef het aantal penalty’s en de trainingsduur gelijk voor alle deelnemers. Tijdens de twintig minuten durende trainingen werkten de keepers in duo’s vier series van elk tien penalty’s af. Tussen elke serie van tien penalty’s kregen de deelnemers een minuut rust. We vroegen de keepers om in deze minuut hun scores op te schrijven. De scores werden onderverdeeld in (1) gescoord, (2) gestopt door de keeper, en (3) over, naast, of op de paal/lat geschoten. De penalty’s werden genomen met een standaard wedstrijdvoetbal op een standaard voetbal/trainingsveld vanaf een penaltystip op een afstand van 11 meter van een doel met standaardafmetingen. Uit eerder onderzoek bleek dat een enkele training van 35 minuten vermoeiend was voor de (jeugdige) deelnemers (Van der Pijl, 2014). Door de training korter te maken, maar op meerdere momenten een training aan te bieden, hoopten we de kwaliteit van de trainingsmethoden te verbeteren. Na afloop van de training werd door de deelnemers het scoreformulier ingevuld. Op de dag van elk trainingsmoment werd een link van het scoreformulier naar de deelnemers toegestuurd, zodat zij gemotiveerd werden om de training uit te voeren en de scores bij te houden.

Briefing. Het onderzoek werd afgesloten met een briefing, waarbij uitleg werd gegeven

(12)

statistische analyse en verdere uitwerking van het huidige onderzoek werden alle deelnemers en hun trainers door middel van een email op de hoogte gesteld van de resultaten van het onderzoek.

Statistiek

Outliers. Alle data zijn gecontroleerd op afwijkende waarden. Bij een aantal trials in

de data van reactietijd hebben deelnemers geen respons gegeven. Deze data is niet meegenomen in de analyses. Deze missende waarden geven geen informatie over reactietijd, zoals het hierboven is beschreven. Het betrof 106 van de in totaal 14280 responsen. Deze missende waarden zijn als volgt verdeeld: 51 keer in de stop-conditie (29 in voormeting, 10 in nameting 1, 12 in nameting 2) en 55 keer in de schiet-conditie (23 in voormeting, 20 in nameting 1, 12 in nameting 2).

Verder is uit de dataset één proefpersoon verwijderd. Deze deelnemer had afwijkende waardes, die van negatieve invloed waren op de groepsgemiddelden. De score op de voormeting van deze proefpersoon was de hoogste score van alle deelnemers, namelijk 63,33% met een groepsgemiddelde van 49,90%. Daarbij laat deze deelnemer een verschilscore in accuratesse zien van -23,33% op de eerste nameting ten aanzien van het groepsgemiddelde van 2,36%. Ten gevolge van deze verwijdering is het aantal proefpersonen per trainingstype gelijkgetrokken.

Statistische analyse. De drie eerdergenoemde hypotheses worden onderzocht met

behulp van een mixed ANOVA, waarbij ‘trainingstype’ de between-subjects factor is, en ‘trainingsduur’ de within-subjects factor. De belangrijkste predictie wordt getoetst middels het interactie-effect tussen trainingstype en trainingsduur. Trainingstype en trainingsduur zijn de onafhankelijke variabelen. De afhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn accuratesse (ACC) en reactietijd (RT). De score op accuratesse is het percentage correct gestopte penalty’s. Reactietijd is de gemiddelde tijd, in milliseconden, die de keeper nodig had om te reageren, oftewel het indrukken van een van de responsknoppen. De gemiddelde reactietijd van een deelnemer kan negatief zijn. Dit komt doordat de keeper al een drukknoprespons had gegeven voordat het filmpje werd stopgezet. In principe reageerden deze groep keepers niet op de penalty, maar anticipeerden zij op de nog te nemen penalty. Een deelnemer krijgt dus zes scores; het percentage correcte anticipaties op de pre-test en op de twee post-tests, en de gemiddelde reactietijd op de pre-test en op de twee post-tests.

(13)

zal er een contrastanalyse worden uitgevoerd om te onderzoeken waar het significante verschil tussen de verschillende trainingsmomenten optreedt. In de contrastanalyse zal het gemiddelde van de voormeting worden vergeleken met het gemiddelde van beide nametingen. Verder wordt ook het omgekeerde gedaan, het gemiddelde van de tweede nameting wordt vergeleken met het gemiddelde van zowel de voormeting als de eerste nameting. De mixed ANOVA is niet toereikend om direct aan te tonen waar de significante verschillen optreden binnen de drie niveaus van trainingsduur (Field, 2009).

Doordat 10 deelnemers de tweede nameting niet hebben volbracht, worden zij niet meegenomen in de mixed ANOVA. In de exploratieve analyses wordt de tweede nameting niet meegenomen. Hierdoor zal de steekproef bestaan uit 42 deelnemers en omvat de onafhankelijke variabele trainingsduur slechts twee niveaus, namelijk de voormeting en de eerste nameting. Er wordt dan middels een 2x2-design gekeken of de deelnemers na 1 training vooruitgang boeken in accuratesse en/of reactietijd, en of de resultaten verschillen laten zien tussen de twee trainingstypes.

Covariaten. De gegevens uit de algemene vragenlijsten zijn geanalyseerd en er

worden een aantal van de gevraagde variabelen meegenomen in de analyses als covariaat. Ten eerste wordt keeperservaring meegenomen in de analyse. Ervaring speelt een belangrijke rol in het anticipatievermogen van sporters (Aglioti et al., 2008; Cañal-Bruland, Mooren, & Savelsbergh, 2011; Cañal-Bruland, Kreinbucher, & Oudejans, 2012). Bovendien zou keeperservaring bepalend kunnen zijn voor de scores op de voormeting van de deelnemers. Een deelnemer met veel ervaring zou een hoger op accuratesse en lager op reactietijd kunnen scoren dan iemand met minder ervaring. Als gevolg hiervan worden ook de scores op de voormeting van zowel accuratesse als reactietijd meegenomen als covariaat.

Resultaten Accuratesse

De resultaten laten zien dat keepers uit de stop-conditie (N = 16) een gemiddeld percentage gestopte penalty’s hebben van 50.05 % (SD = 7,62) op de voormeting, 53.44% (SD = 7,24) op de eerste nameting en 52.08% (SD = 5,39) op de tweede nameting. Keepers uit de schiet-conditie (N = 16) hebben een gemiddeld percentage gestopte penalty’s van 47.92% (SD = 8,30) op de voormeting, 51.72% (SD = 9,39) op de eerste nameting, en 50.10% (SD =6,40) op de tweede nameting, zie Figuur 1 voor details.

(14)

Figuur 1. Gemiddelde accuratesse gestopte penalty’s afgezet tegen de trainingsduur (1 = voormeting,

2 = 1e nameting, 3 = 2e nameting) voor zowel stop-conditie (blauwe lijn) als schiet-conditie (groene lijn).

De resultaten van de mixed ANOVA laten een hoofdeffect van trainingsduur zien. De gemiddelde accuratesse verschilt significant over trainingsduur: F (2,60) = 7.596, p < .001. Hypothese 1 is hiermee bevestigd: keepers uit zowel de stop- als de schietconditie laten een verbetering in het percentage gestopte penalty’s zien op de twee nametingen ten opzichte van de voormeting. Het effect van trainingsduur is middelgroot: ƞ2 = .202. Uit de contrastanalyse, waarbij het verschil tussen het gemiddelde van het eerste niveau en het gemiddelde van de daaropvolgende niveaus worden vergeleken, komt naar voren dat er een significant verschil is tussen de voormeting en de twee nametingen, F (1,30) = 10.834, p = .003. Het verschil tussen de voormeting en nameting 1 vergeleken met nameting 2 is niet significant, F (1,30) = 3.074,

p = .090. Deze resultaten laten zien dat de gemiddelde score op accuratesse van zowel de

eerste als de tweede nameting verschilt van de gemiddelde score op de voormeting. Daarbij toont de tweede contrastanalyse aan dat de afname in accuratesse tussen nameting 1 en 2 (zie figuur 2) geen significante afname is. Verder laten de resultaten geen hoofdeffect van

trainingstype (F (1,30) = 0.615, p = .439) en interactie-effect (F (2,60) = 0.026, p = .975.

(15)

Reactietijd

Voor de afhankelijke variabele RT geldt dat er een milde schending is van de assumptie van sfericiteit. Echter, voor het leesgemak gebruiken we de vrijheidsgraden van Sphericity

Assumed in plaats van Greenhouse-Geisser. De beschrijvende statistiek van RT laat zien dat

keepers uit de stop-conditie (N = 16) een gemiddelde reactietijd hebben van 641 ms (SD = 418) op de voormeting, 522 ms (SD = 311) op de eerste nameting en 468 ms (SD = 309) op de tweede nameting. Voor keepers uit de schiet-conditie (N = 16) geldt een gemiddelde reactietijd van 603 ms (SD = 480) op de voormeting, 571 ms (SD = 433) op de eerste nameting en 527 ms (SD = 400) op de tweede nameting (zie figuur 2 voor details).

Figuur 2. Gemiddelde reactietijd in milliseconden afgezet tegen de trainingsduur (1 = voormeting, 2 =

1e nameting, 3 = 2e nameting) voor zowel stop-conditie (blauwe lijn) als schiet-conditie (groene lijn).

De uitkomsten van de Mixed ANOVA tonen aan dat er een hoofdeffect is van

trainingsduur, F (2,60) = 9.272, p = .001. Dat betekent dat beide groepen een significante

afname in reactietijd laten zien; ze reageren steeds sneller op de genomen penalty’s. Dit effect is middelgroot, ƞ2 = .236. Uit de contrastanalyse komt naar voren dat er een significant verschil is in reactietijd tussen de voormeting en de eerste en tweede nameting bij elkaar genomen, F (1,30) = 11.082, p = .002, en de afname in reactietijd tussen de eerste nameting

(16)

en tweede nameting is wederom significant, F (1,30) = 4.907, p = .034. Verder zijn zowel het hoofdeffect voor trainingstype (F (1,30) = 0.026, p = .866) en het interactie-effect,

trainingsduur x trainingstype, (F (2,60) = 1.669, p = .202) niet significant. Hypothese 2 en 3

worden derhalve niet bevestigd.

Exploratieve analyse

Accuratesse. Uit de exploratieve ANOVA voor accuratesse (N = 42) komen

vergelijkbare resultaten naar voren als in bovengenoemde resultaten (zie figuur 3). Er is wederom een hoofdeffect van trainingsduur gevonden (F (1,40) = 13.303, p = .001, ƞ2 = .250). Zowel na toevoeging van de covariaat keeperservaring als de covariaat score ACC

voormeting zijn er geen andere significante resultaten gevonden behoudens het hoofdeffect

van trainingsduur.

Figuur 3. Gemiddelde accuratesse gestopte penalty’s afgezet tegen de trainingsduur (1 = voormeting,

(17)

Figuur 4. Gemiddelde reactietijd in milliseconden afgezet tegen de trainingsduur (1 = voormeting, 2 =

1e nameting) voor zowel stop-conditie (blauwe lijn) als schiet-conditie (groene lijn).

Reactietijd. De resultaten van de exploratieve ANOVA voor reactietijd laat, in

tegenstelling tot accuratesse, wel een verschil zien (zie Figuur 4). Wanneer er tien extra deelnemers worden toegevoegd aan de steekproef, valt enerzijds het hoofdeffect voor

trainingsduur weg, F (1,40) = 3.859, p = .056. Anderzijds laten de resultaten een

interactie-effect zien van trainingsduur x trainingstype, F (1,40) = 4.857, p = .033. Dit betekent dat de reactietijd van keepers uit de stop-conditie significant meer afneemt naarmate de trainingsduur toeneemt vergeleken met de keepers uit de schiet-conditie. Er is geen hoofdeffect van trainingstype gevonden. Echter wordt dit hoofdeffect wel gevonden wanneer de score RT voormeting als covariaat wordt meegenomen in de analyse. De resultaten van de mixed ANCOVA laten een hoofdeffect zien voor trainingstype, F (1,40) = 5.660, p = .022. Dit betekent dat de score op de voormeting voor reactietijd gedeelde variantie verklaart voor het verschil van trainingstype, waarbij keepers uit de stop-conditie een significant verschil laten zien in reactietijd vergeleken met keepers uit de schiet-conditie.

Discussie

Het doel van dit onderzoek was het testen van een nieuwe trainingsmethode ten aanzien van het stoppen van penalty’s op basis van de Impetus, Motivation & Prediction in

(18)

keepers op het nemen van penalty’s. Deze nieuwe trainingsmethode werd vergeleken met een al eerder onderzochte trainingsmethode, namelijk het trainen op het stoppen van penalty’s. De verwachting was dat beide groepen een vooruitgang lieten zien in accuratesse en reactiesnelheid. Dit was ook het resultaat dat uit de analyses naar voren kwam. Echter werden de verwachtte veranderingen tussen groepen (sterkere toename van keepers die trainden als penaltynemer) en toename in accuratesse en reactietijd als functie van trainingstijd x

trainingstype niet gevonden.

Interpretatie van uitkomsten

De resultaten tonen aan dat deelnemers na het volgen van de trainingen een hoger percentage aan penalty’s stoppen. Dit onderbouwt onze verwachtingen wat betreft de effectiviteit van de twee trainingsmethoden om het anticipatievermogen van keepers te verbeteren. De resultaten kunnen in principe duiden op drie verklaringen. Verklaring A stelt dat het trainen op het

stoppen van penalty’s zal leiden tot een beter anticipatievermogen. Verklaring B beweert dat

het trainen op het nemen van penalty’s zorgt voor een beter anticipatievermogen. Verklaring C stelt dat de vooruitgang in anticipatievermogen veroorzaakt is door een oefen-effect (Field, 2009). Op basis van de uitkomsten kunnen we verklaring C niet uitsluiten. De drie verklaringen zullen hieronder verder worden toegelicht.

Verklaring A stelt dat de uitkomsten te verklaren zijn door het trainen op het stoppen van penalty’s. Keepers werden getraind om kinematische aspecten van de penaltynemer te herkennen. Eerder onderzoek van o.a. Savelsbergh, Van Gastel, Van Kampen (2010) laat zien dat deze vorm van training een vooruitgang laat zien in anticipatievermogen. De resultaten van het huidige onderzoek zijn een bevestiging voor de gevonden resultaten uit de eerder onderzoeken. Verder kan op basis van dit huidige onderzoek niet worden uitgesloten dat deze training zorgt voor een rijker forward model.

Verklaring B stelt dat het trainen op het nemen van penalty’s zorgt voor een beter anticipatievermogen. Daarbovenop kan niet worden uitgesloten dat het trainen op het nemen van penalty’s kan leiden tot een rijker forward model. Dit zou een bevestiging zijn voor de onderzochte IMPPACT (Ridderinkhof, 2014). Echter is een controle groep niet meegenomen in dit onderzoek, waardoor niet valt uit te sluiten of het daadwerkelijke effect veroorzaakt wordt door de training. Door toevoeging van een controlegroep, die uitsluitend de voormeting en beide nametingen volbrengt zonder een van de trainingen te volgen, kan worden uitgesloten of de resultaten veroorzaakt worden door een oefen-effect. Het is dus cruciaal om in vervolgonderzoek gebruik te maken van een controlegroep.

(19)

Het hierboven genoemde oefen-effect is de derde mogelijke verklaring (C) voor de gevonden uitkomsten. De laptoptesten zouden er mogelijk voor hebben gezorgd dat deelnemers beter gaan scoren doordat zij geleerd hebben van het herhaaldelijk afleggen van de laptoptaak, het stoppen van de penalty’s door middel van het drukken op een van de vier responsknoppen op het toetsenbord. De gevolgen van het mogelijke testeffect zijn geprobeerd te minimaliseren door niet na elke trial feedback te geven over de prestatie van de deelnemer. Ze kregen slechts aan het einde van elk blok, 60 penalty’s, feedback over het aantal correct geanticipeerde penalty’s. De deelnemers wisten dus niet exact welke penalty ze wel of niet correct gestopt hadden.

Naast de bevestiging voor hypothese 1, ten aanzien van accuratesse, is er nog niet voldoende bewijs gevonden om voorlopig hypothese 2 en 3 aan te nemen. De oorzaak hiervan kan zijn dat de trainingen even effectief zijn. Zowel het trainen als keeper als het trainen als penaltynemer zorgt voor grofweg een gelijke toename in accuratesse. Het nog niet vinden van bevestiging van de twee hypotheses zou ook te maken kunnen hebben met een te laag aantal deelnemers. De 32 keepers uit de hoofdanalyse hebben wellicht gezorgd voor onvoldoende power, waardoor er geen verschillen zijn gevonden.

Wanneer er gekeken wordt naar de resultaten van reactietijd is ook hier het hoofdeffect van trainingsduur gevonden. Beide groepen lieten een significante afname zien in tijd die de keeper nodig had om een van de vier responsknoppen in te drukken. Dit zou wederom kunnen komen door de werkzaamheid van beide trainingsmethoden. Daarnaast zouden de resultaten gevonden kunnen worden door het bovengenoemde oefen-effect. Hoe vaker de laptoptest wordt afgenomen, hoe sneller de keeper gaat reageren. Het gevonden effect wordt dan mogelijk verklaard door het leereffect van de laptoptest in plaats van het trainingseffect van een van beide trainingsmethoden.

Daarentegen zijn, na de exploratieve analyse, ook tegengestelde resultaten gevonden. Het hoofdeffect van trainingsduur viel weg, maar daarvoor in de plaats werd een interactie- effect gevonden, trainingsduur x trainingstype. Dit interactie-effect was niet conform de derde hypothese. Er werd verwacht dat de keepers uit de schiet-conditie een sterkere afname in reactietijd lieten zien over tijd. Echter toonden de resultaten aan dat keepers uit de stop-conditie een significante afname lieten zien over tijd ten opzichte van de keepers uit de schiet-conditie. Dit zou de verklaring over het oefen-effect teniet doen. Deelnemers uit de stop-conditie reageerden sneller na het volgen van één training in tegenstelling tot deelnemers uit de schiet-conditie, die ongeveer even snel bleven reageren na het volgen van één training. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het trainen op het stoppen van penalty’s

(20)

effectiever is om de reactietijd te verkleinen dan wanneer er wordt getraind op het nemen van penalty’s. Deze resultaten zijn in strijd met de IMPPACT, die assumeert dat het trainen op het nemen van penalty’s zorgt voor een rijker forward model: links tussen kinematische actieparameters en bijbehorende kinesthetische ervaringen en direct zichtbare actie-effecten (Ridderinkhof, 2014; Ridderinkhof & Brass, 2015). Zo’n rijk forward model wordt niet opgebouwd wanneer je traint op het stoppen van penalty’s. De IMPPACT kan met de gevonden resultaten noch bevestigd noch verworpen worden.

Verder laten de resultaten, waarbij de score op reactietijd op de voormeting is meegenomen, zien dat er een hoofdeffect is van trainingstype, waarbij keepers uit de stop-conditie significant lager scoren op reactietijd. Een mogelijke verklaring voor dit fenomeen zou kunnen zijn dat het trainen op het stoppen van penalty’s meer overeenkomt met de laptoptaak. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de externe validiteit van het onderzoek in twijfel kan worden getrokken. Deelnemers gaven aan dat het stoppen van penalty’s op de laptop makkelijker was dan het fysiek stoppen van penalty’s op het veld. Desondanks leidt een snellere reactietijd niet per se tot een hoger percentage gestopte penalty’s. Een andere verklaring zou zijn dat er sprake is van een sampling error. Dit houdt in dat in de stop-conditie toevallig de sneller reagerende keepers zijn ingedeeld.

Limitaties en aanbevelingen

Vervolgonderzoek kan zich richten op het meetbaar maken van het forward model. Dit lijkt een erg moeilijk te meten construct te zijn. Daarom is het van belang om omstandigheden te creëren, die mogelijke alternatieven zouden kunnen uitsluiten. Ten eerste is kan

vervolgonderzoek zich richten op het verbeteren van de meetmethode van

anticipatievermogen. De ietwat verouderde filmpjes zullen vernieuwd kunnen worden, waarbij het aantal keuzemogelijkheden kan worden uitgebreid naar een zestal responsknoppen. Deze differentiatie kan leiden tot een meer realistisch beeld voor de keeper. Dit zou ook de generaliseerbaarheid naar de praktijksituatie kunnen vergroten. Ten tweede zou vervolgonderzoek de factor motivatie mee kunnen nemen als mogelijke covariaat. De subjectieve ervaring van de onderzoeksleiders was dat deelnemers lieten zien minder gemotiveerd te zijn tijdens de tweede nameting. Kenmerken hiervan waren het wegkijken van het scherm, vragen stellen aan de onderzoeksleider (“hoe lang duur het nog?”) en de vingers niet bij de drukknoppen houden. Daarbij lieten de resultaten een afname in accuratesse zien tussen de tweede en derde meting. Deze afname zou veroorzaakt kunnen zijn door een daling in motivatie bij de deelnemers. Desalniettemin was deze afname in accuratesse niet

(21)

significant. Het derde advies voor vervolgonderzoek is het richten op het testen van meer deelnemers. Het is noodzakelijk om minimaal 26 deelnemers per trainingstype te hebben, zodat er voldoende power is (Cohen, 1992). Hierdoor zal de variantie binnen de groepen mogelijk kleiner worden, en wordt de kans groter om significante verschillen aan te tonen tussen de verschillende trainingscondities. De laatste aanbeveling, hierboven al eerder genoemd, is het creëren van een extra trainingstype, namelijk een controle groep. Bij deze groep deelnemers zullen alleen de laptoptesten worden afgenomen, zodat het mogelijke

testeffect uitgesloten zou kunnen worden.

Conclusies

Uit de resultaten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een eerste stap is gezet naar het aantonen van de trainbaarheid van het stoppen van een penalty. Het is een specialisme, dat getraind kan worden. Enerzijds laat eerder onderzoek zien dat het trainen op het stoppen van penalty’s voor een verbetering zorgt in anticipatievermogen (o.a. Savelsbergh, Van Gastel & Van der Kamp, 2010). Anderzijds toont het huidige onderzoek aan dat ook het trainen op het nemen van penalty’s mogelijk een methode is om keepers te trainen in het stoppen van penalty’s. Dit zou een praktische implicatie kunnen hebben voor keepers. Door zich op verschillende trainingsvormen te richten, kunnen ze op diverse manieren de intenties van de schutter ontcijferen. Verder liet de exploratieve analyse zien dat scores op reactietijd na het volgen van één training voordeliger zijn voor keepers die trainen op het stoppen van penalty’s.

Het huidige onderzoek heeft een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoeken naar trainingsmethoden voor keepers op het stoppen van penalty’s en heeft aangetoond dat zowel het trainen op het stoppen als het trainen op het nemen van penalty’s effectief is voor het verbeteren van het anticipatievermogen van keepers; al kan niet worden uitgesloten dat die verbetering is toe te schrijven aan oefen-effecten per se.

(22)

___________________________________________________________________________

Referentielijst

Abernethy, B. (1990). Anticipation in squash: Differences in advance cue utilization between expert and novice players. Journal of Sports Sciences, 8(1), 17-34.

Abernethy, B., & Zawi, K. (2007). Pickup of essential kinematics underpins expert perception of movement patterns. Journal of Motor Behavior, 39(5), 353-367.

Aglioti, S. M., Cesari, P., Romani, M., & Urgesi, C. (2008). Action anticipation and motor resonance in elite basketball players. Nature Neuroscience, 11, 1109-1116.

Bijl, S. J. van der (2015). Het effect van kinesthetische verbeelding op het anticipatievermogen bij voetbalpenalty’s. Masterscriptie

Cañal-Bruland, R., Kreinbucher, C., & Oudejans, R. R. D. (2012). Motor expertise influences strike and ball judgements in baseball. International Journal of Sport Psychology, 43, 137–152.

Cañal-Bruland, R., Mooren, M., & Savelsbergh, G. J. P. (2011). Differentiating experts’ anticipatory skills in beach volleyball. Research Quarterly for Excercise and Sport, (82(4), 667-674.

Cohen (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112, 155-159.

Dicks, M., Button, C., & Davids, K. (2010). Availability of advance visual information constrains association-football goalkeeping performance during penalty kicks.

Perception, 39, 1111-1124.

Feij, J. A., Van Zuilen, R. W., & Gazendam, A. (1982). De ontwikkeling van een Nederlandse vragenlijst voor sensation-seeking: De spanningsbehoeftelijst (SBL). Gedrag:

Tijdschrift voor Psychologie.

Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

Franks, I. M., & Harvey, T. (1997). Cues for goalkeepers: High-tech methods used to measure penalty shot response. Soccer Journal, 42, 30-38.

Glencross, D. J., & Cibich, B. J. (1977). A decision analysis of games skills. Australian

Journal of Sports Medicine, 9(1), 72-5.

Jordet, G., Hartman, E., Visscher, C., & Lemmink, K. A. P. M. (2007). Kicks from the penalty mark in soccer: The roles of stress, skill, and fatigue for kick outcomes.

(23)

Memmert, D., Hüttermann, S., Hagemann, N., Loffing, F., & Strauss, B. (2013). Dueling in the penalty box: Evidence-based recommendations on how shooters and goalkeepers can win penalty shootouts in soccer. International Review of Sport and Exercise

Psychology, 6(1), 209-229.

Moran, A., Guillot, A., MacIntyre, T., & Collet, C. (2012). Re- imagining motor imagery: building bridges between cognitive neuroscience and sport psychology. British Journal of Psycholgy, 103, 224-247.

Pijl, T. van der (2014). Anticiperen op voetbalpenalty’s: Onderzoek naar nieuw theoretisch model voor perceptie- coördinatie en onderliggend mechanisme voor verbeelding. Pilotstudie

Piras, A., & Vickers, J. N. (2011). The effect of fixation transitions on quiet eye duration and performance in the soccer penalty kick: instep versus inside kicks. Cognitive

Processing, 12(3), 245-255.

Ridderinkhof, K. R. (2014). Neurocognitive mechanisms of perception–action coordination: A review and theoretical integration. Neuroscience & Biobehavioral Reviews, 46, 3-29.

Ridderinkhof, K. R., & Brass, M. (2015). How Kinesthetic Motor Imagery works: a

predictive-processing theory of visualization in sports and motor expertise. Journal of

Physiology-Paris, 109(1), 53-63.

Savelsbergh, G. J. P., Williams, A. M., Van der Kamp, J., & Ward, P. (2002). Visual search, anticipation and expertise in soccer goalkeepers. Journal of Sports Science, 20(3), 279-287.

Savelsbergh, G. J. P., Van der Kamp, J., Williams, A. M., & Ward, P. (2005). Anticipation and visual search behaviour in expert soccer goal keepers. Ergonomics, 48, 1686-1697.

Savelsbergh, G. J. P., Van Gastel, P. J., Van Kampen, P. M. (2010). Anticipation of penalty kicking direction can be improved by directing attention through perceptual learning.

International Journal of Sport Psychology, 41(1), 24-41.

Williams, A. M. (2009). Perceiving the intentions of others: How do skilled performers make anticipation judgments? Progress in Brain Research, 174, 73-83.

Wolpert, D. M., Ghahramani, Z., & Jordan, M. I. (1995). An internal model for sensorimotor integration. Science, 269, 1880-1882.

(24)

Yarrow, K., Brown, P., & Krakauer, J. W. (2009). Inside the brain of an elite athlete: The neural processes that support high achievement in sports. Nature Reviews

Neuroscience, 10, 585-596

Bijlagen

Bijlage 1 – Informatiebrochure

INFORMATIEFORMULIER ONDERZOEK “Schiet Oranje naar het WK”

Beste deelnemer,

Je overweegt mee te doen aan het onderzoek “Schiet Oranje naar het WK” van de Universiteit van Amsterdam (Afdeling Psychologie). Voordat het onderzoek begint wil ik je vragen om de procedure voor het onderzoek goed door te lezen. Mochten er onduidelijkheden in de procedure staan, dan kun je de onderzoeksleider om opheldering vragen.

Indien je akkoord gaat met deelname aan het onderzoek vraag ik je om de toestemmingsverklaring in te vullen, te ondertekenen en op papier aan de onderzoeksleider te geven (zie

toestemmingsverklaring).

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om nieuwe trainingsmethoden voor keepers te testen. In deze

trainingsmethoden wordt het vermogen van de keeper getraind om te voorspellen in welke richting de bal zal gaan als een speler op het punt staat te schieten. Dit is bijvoorbeeld belangrijk bij het stoppen van penalty’s. Het sneller en beter kunnen voorspellen van de richting van de bal, vergroot namelijk de kans op het stoppen van een penalty. De trainingsmethoden omvatten het fysiek trainen op penalty’s. We vergelijken de effectiviteit van een paar varianten van die training. Van elk van die

trainingsvarianten wordt verwacht dat de keepers vaardigheid erdoor verbetert. Omdat bekend is dat verwachtingen over trainingseffecten de uitkomsten kunnen beïnvloeden, kunnen we in het belang van het onderzoek niet vooraf de exacte aard van die trainingsvarianten verklappen. Na afloop van het onderzoek word je hiervan op de hoogte gesteld.

(25)

INSTRUCTIE EN PROCEDURE

Het onderzoek bestaat uit een aantal fasen. De eerste fase van het onderzoek bestaat uit het invullen van enkele vragenlijsten en wordt je anticipatievermogen voor penalty’s gemeten: naar welke hoek zal de penalty geschoten worden? Dit zal gedaan worden met gebruik van een laptop waarop je filmpjes te zien krijgt van penalty’s. Het is de bedoeling dat je aangeeft waar jij denkt dat de penalty heen gaat. Na deze test krijg je onder begeleiding van een van onze proefleiders een training ten behoeve van het verbeteren van het anticipatievermogen. Daarna vindt er wederom een meting plaats van het

anticipatievermogen. In de dagen / weken hieropvolgend doe je zelfstandig nog een drietal trainingen. Na elke training vul je je scores in via de link op je telefoon. Op de laatste dag zal na de training een derde meting van het anticipatievermogen af worden genomen. Tot slot vul je nog een laatste korte vragenlijst in. Voorts wordt, voor zover beschikbaar, aan je club of trainer gevraagd om je

wedstrijdstatistieken met betrekking tot penalty’s beschikbaar te stellen (i.h.b. het percentage

penalty’s dat je hebt tegengehouden). Ook kan aan je trainer gevraagd worden naar diens subjectieve indruk van jouw ‘penalty-killer’-schap.

Je doet dus vier trainingssessies; elke training duurt ongeveer 20 minuten. Daarnaast doe je drie laptop-tests van je anticipatievermogen; elk van die tests duurt ongeveer 15 minuten. Het invullen van de vragenlijsten duurt alles bij elkaar ongeveer 15 minuten.

De tests en trainingen zijn niet bijzonder moeilijk of vermoeiend en vereisen geen specifieke ervaring in het gebruik van computers.

VERGOEDING

Onder de deelnemers worden vijf cadeaubonnen van elk €25 verloot. VRIJWILLIGHEID

Het onderzoek is geheel vrijwillig. Als je gedurende het onderzoek besluit te willen stoppen, dan kan dat op elk moment, zonder opgaaf van redenen en zonder enig gevolg.

Tevens kun je tot 24 uur na de laatste sessie van het onderzoek alsnog jouw toestemming intrekken om gebruik te maken van jouw gegevens. Mocht je de medewerking staken, of mocht je binnen 24 uur jouw toestemming intrekken, dan zullen de gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Dit onderzoek brengt geen bijzondere risico’s of gezondheidsbedreiging met zich mee. Er wordt geen speciale verzekering afgesloten. De reguliere voorwaarden van de standaard

aansprakelijkheidsverzekering van de Universiteit van Amsterdam zijn van toepassing.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

(26)

analyse en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van jouw persoonsgegevens en blijft anonimiteit gewaarborgd.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht je vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kun je je wenden tot de

verantwoordelijke onderzoeker Prof.Dr. Richard Ridderinkhof, email k.r.ridderinkhof@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kun je je wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de Faculteit Maatschappij- en

Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, Dr. E. Salemink, email e.salemink@uva.nl, Postbus 15916, 1001 NK Amsterdam.

(27)

Bijlage 2 – Informed consent

TOESTEMMINGSVERKLARING ONDERZOEK

“Schiet Oranje naar het WK”

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn toegelicht over de aard van het onderzoek “Schiet Oranje naar het WK”. Ik heb de informatiebrochure doorgelezen en alle informatie is mij duidelijk en eventuele vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem volledig in met deelname aan het onderzoek “Schiet Oranje naar het WK”. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens besef ik mij dat ik op ieder moment het recht heb om te stoppen met het onderzoek. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt worden voor wetenschappelijke publicatie, zal dit geheel anoniem gebeuren.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot Prof. Dr. K. Richard Ridderinkhof (e-mail: k.r.ridderinkhof@uva.nl). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam, Dr. E. Salemink, email e.salemink@uva.nl, Postbus 15916, 1001 NK Amsterdam. Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

……… ………

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

……… ………

(28)

Bijlage 3 – Algemene vragenlijst Dag 1

Penalty veld experiment dag 1

Q1 PPN NUMMER

________________________________________________________________ Q2

Beste deelnemer,

Je gaat mee doen aan het onderzoek "Schiet Oranje naar het WK" van de Universiteit van Amsterdam. Onderdeel van dit onderzoek zijn een aantal online in te vullen vragenlijsten. Alle antwoorden die je geeft, zullen vertrouwelijk worden behandeld. Mocht je vragen hebben, dan kun je deze stellen aan de onderzoeksleider.

Het invullen van de vragenlijsten zal maximaal 12 minuten duren. Als je aan het einde van de vragenlijst bent gekomen, mag je dit aangeven aan de onderzoeksleider.

Succes! Q3 Vul in Leeftijd in jaren (1) ________________________________________________ Geslacht (2) ________________________________________________ Lengte in cm (3) ________________________________________________ Gewicht in kg (4) ________________________________________________ Opleiding / baan (5) ________________________________________________ Q4 Nu volgen 30 vragen die gaan over jou als voetballer.

Q5 Hoe fysiek fit voel je je op dit moment? 0 (0) 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) 8 (8) 9 (9) 10 (10)

Q6 Hoe mentaal fit voel je je op dit moment? 0 (0)

1 (1) 2 (2)

(29)

3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) 8 (8) 9 (9) 10 (10)

Q7 Heb je in het verleden blessures gehad? Ja (1)

Nee (2) Q8

Indien je in het verleden blessures hebt gehad, kun je deze kort omschrijven? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ Q9 Heb je op dit moment blessures?

Ja (1) Nee (2)

Q10 Indien je op dit moment blessures hebt, kun je deze kort omschrijven? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ Q11 Hoe lang ben je al actief in het voetbal in het algemeen?

0 tot 2 jaar (1) 2 tot 5 jaar (2) 5 tot 10 jaar (3) 10 jaar of meer (4)

Q12 Tot welke categorie behoor je? Junioren (1)

Senioren (2)

Q13 Indien je tot de junioren behoort, ben je... Eerstejaars junior B (1)

Tweedejaars junior B (2) Eerstejaars junior A (3) Tweedejaars junior A (4)

Q14 Indien je tot de senioren behoort, in welke klasse ben je actief? 5e klasse (1) 4e klasse (2) 3e klasse (3) 2e klasse (4) 1e klasse (5) Hoofdklasse (13) Topklasse (14)

(30)

Eerste divisie (15) Eredivisie (16)

Q15 Ik ben ... Linksbenig (1) Rechtsbenig (2)

Zowel links- als rechtsbenig (3) Q16 Ik ben ...

Linkshandig (1) Rechtshandig (2)

Zowel links- als rechtshandig (3) Q17 Heb je ervaring als speler? Ja (1)

Nee (2)

Q18 Indien je ervaring hebt als speler, hoeveel jaar is dat? 0 tot 1 jaar (1)

1 tot 3 jaar (2) 3 tot 5 jaar (3) 5 jaar of meer (4)

Q19 Heb je ervaring in het nemen van penalty's? Ja (1)

Nee (2)

Q20 Indien je ervaring hebt in het nemen van penalty's, hoeveel? Enkele keren per jaar neem ik penalty's (1)

Maandelijks neem ik penalty's (2) Tweewekelijks neem ik penalty's (3) Wekelijks neem ik penalty's (4) Q21 Heb je ervaring als keeper? Ja (1)

Nee (2)

Q22 Indien je ervaring hebt als keeper, hoeveel jaar is dat? 0 tot 1 jaar (1)

1 tot 3 jaar (2) 3 tot 5 jaar (3) 5 jaar of meer (4) Q23

Als je denkt aan een normale week, hoeveel uur besteed je dan actief aan keepen tijdens wedstrijden en trainingen?

________________________________________________________________

(31)

wedstrijden en trainingen?

________________________________________________________________

Q25 Heb je ervaring in het stoppen van penalty's? Ja (1)

Nee (2) Q26

Als je een schatting maakt, bij hoeveel penalty’s stond je afgelopen seizoen tijdens wedstrijden en trainingen als keeper op doel?

________________________________________________________________ Q27

Als je een schatting maakt, hoeveel penalty's heb je afgelopen seizoen zelf genomen tijdens wedstrijden en trainingen?

________________________________________________________________

Q28 Neem je deel aan teamtrainingen? Ja (1)

Nee (2)

Q29 Indien je deelneemt aan teamtrainingen, hoe vaak? 1 keer per twee weken (1)

1 keer per week (2) 2 keer per week (4)

3 keer of vaker per week (6)

Q30 Neem je deel aan keeperstrainingen? Ja (1)

Nee (2)

Q31 Indien je deelneemt aan keeperstrainingen, hoe vaak? 1 keer per twee weken (1)

1 keer per week (2) 2 keer per week (4)

3 keer of vaker per week (5)

Q32 Indien je deelneemt aan keeperstrainingen, hoe ziet zo'n training eruit? ________________________________________________________________ ________________________________________________________________ Q33 Train je specifiek op het stoppen van penalty's?

Ja (1) Nee (2)

Q34 Wat is jouw tactiek om een penalty te stoppen?

________________________________________________________________ ________________________________________________________________

(32)

Q35

(33)

Q36

Hoeveel uren heb je de afgelopen 12 maanden gemiddeld per week besteed aan onderstaande activiteiten? (Indien je de activiteit in de afgelopen 12 maanden niet uitvoerde, kies 0). Bespelen van een muziekinstrument (1)

________________________________________________

Spelen van computerspellen (2) ________________________________________________ Sporten (3) ________________________________________________

Culturele expressie (4) ________________________________________________ Q37 Hoeveel jaar beoefen(de) je deze activiteit? (Indien je de activiteit in de afgelopen 12

maanden niet uitvoerde, kies 0)

Bespelen van een muziekinstrument (1)

________________________________________________

Spelen van computerspellen (2) ________________________________________________ Sporten (3) ________________________________________________

Culturele expressie (4) ________________________________________________ Q38

Welk muziekinstrument bespeelde je? (Indien meerdere, kies degene waarin je het meest

deskundig

bent. Indien niet van toepassing noteer 0).

________________________________________________________________

Q39 In welke genre vallen de computerspellen die je speelde? (Indien meerdere, kies degene

waarin je het meest deskundig bent. Indien niet van toepassing noteer 0).

________________________________________________________________

Q40 Welke sport beoefende je? (Indien meerdere, kies degene waarin je het meest deskundig

bent. Indien niet van toepassing noteer 0).

________________________________________________________________

Q41 Welke vorm van culturele expressie uit je? (Indien meerdere, kies degene waarin je het

meest deskundig bent. Indien niet van toepassing noteer 0).

Q42 Wat is volgens jou je niveau van bekwaamheid in deze activiteiten?

0 (0) 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) N.V.T (11) Muziekinstrument (Q27_1) Computerspellen (Q27_2) Sporten (Q27_3) Culturele expressie (Q27_4)

(34)

Q43

Hoe bekwaam denk jij dat jij over het algemeen bent op motorisch vlak?

0 (1) 1 (2) 2 (3) 3 (4) 4 (5) 5 (6) 6 (7) 7 (8)

Q44

Waarin denk jij nog meer erg behendig te zijn? (Bijvoorbeeld: horecawerk, met 10 vingers

typen,

spelletjes op je telefoon, etc.)

________________________________________________________________ ________________________________________________________________

Q45 Nu volgen 10 vragen over hoe goed je bepaalde gevoelens waar kunt nemen bij jezelf. Er is geen goed of fout antwoord. Beantwoord de vragen zo goed en eerlijk mogelijk.

Q46

Wanneer ik gespannen ben, dan voel ik waar in mijn lichaam de spanning zich situeert. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q47

Als ik mij ergens in mijn lichaam wel of juist niet lekker voel, dan ben ik mij daarvan bewust. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q48

Ik merk wáár in mijn lichaam ik mij wel of juist niet lekker voel. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q49

Ik merk veranderingen in mijn lichaam op, zoals sneller of langzamer ademen, of verandering in mijn hartslag.

Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q50

Ik voel vooraf goed aan hoeveel energie ik heb voor het leveren van fysieke inspanningen, en achteraf hoeveel energie die fysieke inspanningen mij gekost hebben.

Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q51

Ik kan me concentreren op mijn innerlijke lichamelijke gewaarwordingen, ook als er dingen om mij heen gebeuren.

(35)

(2) (4) altijd (6) Q52

Ik kan mijn aandacht verschuiven van gedachten naar lichamelijke gewaarwordingen. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q53

Wanneer ik mij beweeg, dan kan ik mijn aandacht richten op hoe die beweging lichamelijk voelt. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q54

Als ik iemand zie bewegen, dan kan ik bij mijzelf voelen hoe die beweging voelt. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q55

Als iemand anders lichamelijke gewaarwordingen (zoals pijn) ervaart, dan kan ik die ook bij mijzelf voelen. Nooit (1) Zelden (2) Soms (3) Neutraal (4) Vaak (5) Bijna altijd (6) Altijd (7) Q56 Nu volgen 20 uitspraken over interesses. De uitspraken zullen in meer of mindere mate op jou van toepassing zijn. Kies het antwoord dat het best bij je past.

Q57 Ik zou willen leren vliegen. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q58 Diepzeeduiken trekt mij wel aan en zou ik wel een keer willen proberen. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q59 Ik vind het vervelend om naar een film te kijken die ik al eens eerder heb gezien. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

(36)

Q60 Bergbeklimmen lijkt me een leuke sport, die ik zelf zou willen beoefenen. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q61 Ik heb het liefst kleren aan, die voldoen aan eisen van netheid en stijl. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q62 Activiteiten waar veel risico's aan vastzitten, vermijd ik maar liever. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q63 Ik zou nog eens regelmatig willen gaan waterskiën. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q64 Het vlotte en welbespraakte type dat op feestjes populair is en goed de weg weet in het uitgaanswereldje, vind ik niet fijn om mee om te gaan.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q65 Het zou mij niets lijken om een lange zeereis te maken in een klein zeewaardig zeilschip.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

(37)

Q66 Als ik naar een restaurant ga, probeer ik het liefst nieuwe gerechten uit die ik nog niet eerder heb geproefd.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q67 Ik vind het plezierig om af en toe activiteiten te ondernemen, waar je sterke zenuwen voor nodig hebt.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q68 Ik vind het leuk om op een kermis die hele snelle ritten te maken, zoals in een achtbaan. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q69 Ik vind het een fijne ervaring om mezelf helemaal over te geven aan allerlei dagdromen, wanneer ik me zit te vervelen.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q70 Als ik daar de gelegenheid voor krijg, zou ik wel eens willen parachute springen. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q71 Als ik in zee zwem, let ik er altijd op dat ik heel dicht bij de kust blijf. Helemaal mee eens (1)

Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3) Tamelijk mee oneens (4) Helemaal mee oneens (5)

Q72 Ik probeer altijd wel iets interessants in mensen te ontdekken, ook al gaat er niet veel van hen uit.

Helemaal mee eens (1) Tamelijk mee eens (2) Ik weet het niet (3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er mag geen gebruik worden gemaakt van elek- tronische hulpmiddelen.. Motiveer al

Gesprek met de heren Schmelzer, Biesheuvel en Tilanus

Wat Nederland betreft: als ik kijk naar de 100 grootste Nederlandse ondernemingen dan lijkt het mij uiterst onwaarschijnlijk dat de helft o f meer daarvan meer waarde voor

Ook Frank Vandenbroucke, voormalig minister van Onderwijs en Vorming, die met zijn invloedrijke beleidsbrief ‘De lat hoog voor talen in iedere school’ (2006) het taalbeleid mee

“Pedagogische plekken zijn plekken waar de tijd onbestemd is, waar de woorden nog niet dienen om iemand te kunnen diagnosticeren, maar om te spreken, waar wat men doet nog niet

[r]

Wat ik alleen vaststel is dat alle moeite die wij hebben gedaan om die klanten te werven, en ik denk dat dat niet alleen voor ons geldt, maar ook voor kabelaars en voor

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl