• No results found

Hebben emotionele reacties van het publiek op wat de scheidsrechter deed invloed op thuisvoordeel via de beslissingen van de scheidsrechter?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hebben emotionele reacties van het publiek op wat de scheidsrechter deed invloed op thuisvoordeel via de beslissingen van de scheidsrechter?"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hebben Emotionele Reacties van het Publiek op wat de Scheidsrechter Deed Invloed op Thuisvoordeel via de Beslissingen van de Scheidsrechter?

M.A.C. Veeken Universiteit van Amsterdam

Sociale Psychologie Masterproject

Studentnummer: 10379290 Aantal woorden abstract: 176 Aantal woorden: 6.042

1e beoordelaar: Dhr. dr. M.W. Heerdink 2e beoordelaar: Mevr. mw. L.S. Pauw Datum: 3 april 2016

(2)

Abstract

In dit onderzoek werd onderzocht of de emotionele reacties van het publiek op wat de scheidsrechter deed invloed heeft op thuisvoordeel via de beslissingen van de scheidsrechter. Er werd verwacht dat blije en teleurgestelde reacties niet tot thuisvoordeel zal leiden. Na een boze reactie werd verwacht dat de scheidsrechter eerder in het voordeel van het thuisteam dan uitteam zou beslissen. De blije, teleurgestelde en boze reacties van het publiek op de

beslissing van de scheidsrechter werden beoordeeld door proefpersonen (N=82) op basis van videoclips (k=157). De beslissing van de scheidsrechter viel wel of niet uit in het voordeel van het thuisteam en werd geanalyseerd via de videoclips. De beslissingen werden beoordeeld op basis van overtredingen, waaronder de aanleiding, sanctie en het soort beslissing. Uit de resultaten bleek dat emoties geen invloed hebben op de beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam. Geconcludeerd kan worden dat dit onderzoek geen inzicht geeft over hoe thuisvoordeel ontstaat. Wel is dit een startpunt voor verder onderzoek naar de invloed van publieksemoties op de beslissing van de scheidsrechter.

(3)

Hebben Emotionele Reacties van het Publiek op wat de Scheidsrechter Deed Invloed op Thuisvoordeel via de Beslissingen van de Scheidsrechter? Tijdens het WK van 2014 strijkt thuisland Brazilië onterecht drie punten op met het openingsduel tegen Kroatië (Voetbal International, z.d.). De scheidsrechter kende in dit openingsduel ten onrechte een strafschop toe aan het Braziliaanse voetbalteam en hij keurde onterecht een zuiver doelpunt af van het Kroatische voetbalteam. Op basis van dit voorbeeld kan worden afgevraagd hoe objectief een individuele scheidsrechter is. De KNVB wil in de toekomst cruciale fouten van scheidsrechters voorkomen door gebruik te maken van

videoscheidsrechters (NOS, 2016). De vraag is echter of deze investering noodzakelijk is om een wedstrijd eerlijker te laten verlopen.

Pollard (2006) concludeert dat wedstrijden niet altijd eerlijk verlopen, omdat het succes van een voetbalteam mogelijk bepaald wordt door het spelen van thuiswedstrijden. Dit fenomeen heet thuisvoordeel. Volgens Courneya en Carron (1992) worden meer dan 50% van de wedstrijden gewonnen door thuisteams. Binnen Nederland heeft het thuisteam gemiddeld 62% kans om te winnen (Pollard, 2006), terwijl dit eigenlijk rond de 50% zou moeten liggen. Het zou niet moeten uitmaken waar de wedstrijd wordt gespeeld, omdat het uit- en thuisteam evenveel kans zouden moeten maken om de wedstrijd te winnen.Thuisvoordeel ontstaat onder andere door een bias in de beslissing van de scheidsrechter, waardoor extra tijd, meer vrije trappen en minder gele en rode kaarten en strafschoppen in het voordeel van het

thuisteam worden gegeven (Dohmen, 2008; Garicano, Palacios-Huerta, & Prendergast, 2005; Nevill, Balmer, & Williams, 2002; Rocha, Sanches, Souza, & Carlos Domingos da Silva, 2013; Sutter & Kocher, 2004).

De bias in de scheidsrechtersbeslissing wordt mogelijk veroorzaakt door de invloed van het publiek. Eerder onderzoek toont aan dat de kans op thuisvoordeel toeneemt, naarmate de publieksgrootte ook toeneemt (Downward & Jones, 2007; Unkelbach & Memmert, 2010).

(4)

Ook werd aangetoond dat de kwaliteit van de scheidsrechtersbeslissing wordt beïnvloed door het publiek (Dohmen, 2008). In de onderzoeken werd echter geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen het uit- en thuispubliek. Voordat deze onderzoeken verder worden besproken is het van belang om eerst stil te staan bij de sociale impact theorie (SIT) van Latané (1981).

De SIT biedt inzicht in welke factoren mogelijk een rol spelen bij de invloed van het publiek op de scheidsrechter zijn beslissing. De aanwezigheid van andere mensen zorgt voor verandering in onder andere cognities, emoties, gedragingen en overtuigingen van een individu (Latané, 1981). De kracht van de beïnvloeding is afhankelijk van drie factoren: aantal, nabijheid en sterkte van andere mensen. Met sterkte wordt hun opvallendheid, belangrijkheid en intensiteit bedoeld. Voor dit huidige onderzoek is het van belang om te kijken naar onderzoeken die deze factoren in het kader van voetbal hebben onderzocht.

Als de sociale beïnvloeding van de scheidsrechter door het publiek een rol speelt bij het ontstaan van thuisvoordeel, dan zou deze invloed groter moeten zijn naarmate het aantal mensen in het publiek toeneemt. Eerder onderzoek laat zien dat thuisvoordeel inderdaad toeneemt naarmate het publiek groter is. Met een databankanalyse van Engelse en Duitse competities werd aangetoond dat de kans op een gele kaart samenhangt met publieksgrootte: als de publieksgrootte toenam, dan nam de kans op een gele kaart voor uitteam toe en voor het thuisteam af (Downward & Jones, 2007; Unkelbach & Memmert, 2010). Ook is aangetoond dat het effect van de publieksgrootte afzwakt bij wedstrijden met de grootste publieksgroottes (Downward & Jones, 2007). Hiervoor wordt als verklaring gegeven dat naarmate het einde van de competitie nadert de verhouding tussen het thuis- en uitpubliek meer in balans komt, waardoor beide teams evenveel aanmoediging ontvangen. Dat deze verklaring aannemelijk is werd aangetoond door Dohmen (2008). Hij toonde aan dat thuisvoordeel afnam, naarmate de grootte van het uitpubliek toenam. Dit suggereert dat thuisvoordeel mogelijk afhangt van de grootte van het thuispubliek ten opzichte van het uitpubliek. Het lijkt dus niet alleen te gaan

(5)

om de invloed van publieksgrootte in het algemeen.

In lijn met de SIT valt te verwachten dat naast de factor grootte ook nabijheid van het publiek de kans op thuisvoordeel vergroot. Eerder onderzoek laat dit inderdaad zien. Dohmen (2008) toonde aan dat de kwaliteit van de scheidsrechtersbeslissing samenhangt met de nabijheid van het publiek. De kwaliteit van de beslissingen werd beoordeeld door de officiële waarnemers van de Duitse voetbalbond. Aangetoond werd dat scheidsrechters slechtere beslissingen namen als het publiek en het voetbalveld niet werden gescheiden door een atletiekbaan (Dohmen, 2008). De nabijheid van het publiek zou volgens Dohmen (2008) ervoor zorgen dat de scheidsrechter sociale druk ervaart, waardoor zijn beslissing wordt beïnvloed in het voordeel van het thuisteam.

Verder wordt op basis van de SIT verwacht dat de sterkte van het publiek ook invloed heeft op beslissing van de scheidsrechter bij het ontstaan van thuisvoordeel. Een publiek wat veel geluid maakt is mogelijk opvallender voor de scheidsrechter, dus geluid zou een

maatstaaf kunnen zijn voor de factor sterkte. Op basis van de SIT is het aannemelijk dat een luider publiek meer invloed heeft op de scheidsrechtersbeslissing. Unkelbach en Memmert (2010) hebben dit met een labexperiment onderzocht waaraan officiële scheidsrechters van de Duitse voetbalbond deelnamen. De scheidsrechters werden in twee groepen verdeeld en beoordeelden 56 videoclips van overtredingen op basis van een zacht (10% van het maximale volume) en hard publieksgeluid (90% van het maximale volume). De ene groep beoordeelde eerst random 28 videoclips met een zacht publieksgeluid en de andere 28 met een hard publieksgeluid. Bij de andere groep was het videoclipvolume omgedraaid, waardoor iedere overtreding op zowel een zacht als hard volume werd beoordeeld. Aangetoond werd dat het publieksgeluid invloed heeft op de scheidsrechtersbeslissing, omdat bij een hard geluid 10% meer gele kaarten werden toegekend aan overtredingen dan bij een zacht geluid (Unkelbach & Memmert, 2010). Dit betekent hoe harder het publieksgeluid, hoe groter de kans op een gele

(6)

kaart. Echter werd in het experiment geen onderscheid gemaakt tussen het uit- en thuisteam. Op basis van de eerder besproken onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de factoren aantal, sterkte en nabijheid los van elkaar invloed hebben op de beslissing van de scheidsrechter bij het ontstaan van thuisvoordeel. Vanuit de SIT theorie is het aannemelijk dat een combinatie van deze factoren de sociale impact kunnen vergroten. Dat is ook wat eerder onderzoek laat zien. Zoals eerder beschreven hangt de kans op een gele kaart samen met de publieksgrootte (Downward & Jones, 2007; Unkelbach & Memmert, 2010). Unkelbach en Memmert (2010) toonden aan dat dit effect versterkt werd als het publiek niet gescheiden werd van het voetbalveld door een atletiekbaan. Dit suggereert dat de sociale impact op de scheidsrechtersbeslissing door het publiek groter zou moeten zijn naarmate het aantal mensen in het publiek toeneemt en naarmate zij zich dichterbij de scheidsrechter bevinden.

Het is nu duidelijk dat het publiek met hun grootte, nabijheid en sterkte invloed uitoefent op de scheidsrechtersbeslissing, maar het is nog onduidelijk waarom dat zo is. Volgens Nevill en Holder (1999, aangehaald in Downward & Jones, 2007) gebruikt een scheidsrechter het geluid van het publiek als vuistregel bij het maken van een beslissing. Dit zou volgens hen komen doordat een incident eerder als overtreding wordt beoordeeld als het gepaard gaat met publieksgeluid. Het is aannemelijk dat het publiek emoties uit in reactie op de scheidsrechtersbeslissing. Via geluid kunnen individuen emoties communiceren naar andere mensen (Zuckerman, Larrance, Spiegel & Klorman, 1981). Emoties zijn belangrijk in sociale interacties, omdat daarmee het gedrag van anderen kan worden beïnvloed (Parkinson, 1996; Van Kleef, 2009). Een individu kan uit emoties opmaken hoe hij zich dient te gedragen in een bepaalde situatie (Keltner & Haidt, 1999). Wellicht maakt de scheidsrechter ook gebruik van de emoties van het publiek bij zijn besluitvorming. In dit huidige onderzoek wordt daarom onderzocht of de emotionele reacties van het publiek op wat de scheidsrechter doet invloed heeft op zijn beslissing in het voordeel van het thuisteam.

(7)

Tijdens voetbalwedstrijden kunnen de publieksemoties hoog oplopen. Deze emoties ontstaan als reactie op de beoordeling van situaties op basis van het persoonlijke doel van een individu (Frijda, 1988). Tijdens voetbalwedstrijden bestaat de meerderheid van het publiek vaak uit thuispubliek, zij hebben als doel dat het thuisteam de wedstrijd wint. De

scheidsrechter heeft als doel om de wedstrijd zo eerlijk mogelijk te laten verlopen, waarbij het onbelangrijk is welk team de wedstrijd wint. In het nastreven van deze doelen ontstaan bij beide partijen emoties. Situaties waarin doelen worden bevorderd resulteren in positieve emoties, zoals blijdschap of trots (Frijda, 1988). Doelen die worden belemmerd resulteren in negatieve emoties, zoals boosheid of teleurstelling. Zoals eerder beschreven, hebben emoties invloed op het gedrag van anderen (Van Kleef, 2009). Voor dit huidige onderzoek is het van belang om te kijken naar onderzoeken die laten zien welk effect emoties op gedrag hebben

Heerdink, Van Kleef en Fischer (2013) onderzochten de invloed van blijdschap, boosheid en teleurstelling op het gedrag van een afwijkend individu binnen een groep. Aangetoond is dat een blije reactie van de groepsmeerderheid leidt tot een acceptatie gevoel bij het afwijkende individu. Doordat zijn gedrag acceptabel is hoeft hij zich niet aan te passen aan de norm van de groep (Heerdink et al., 2013). Het publiek beschouwt de scheidsrechter mogelijk als afwijkend individu, omdat zijn beslissingen kunnen afwijken van de norm van het publiek. Deze norm wordt bepaald door de groepsmeerderheid (Asch, 1956), ofwel het thuispubliek die meestal de meerderheid vormt tijdens een voetbalwedstrijd. In dit onderzoek wordt verwacht dat de scheidsrechter zich geaccepteerd voelt na een blije reactie van de meerderheid van het publiek. Een blije reactie is een signaal dat anderen tevreden zijn over wat er gebeurt (Van Kleef, De Dreu en Manstead, 2010). De scheidsrechter krijgt met blije reacties de bevestiging dat hij de juist beslissingen maakt. Daarom is er voor hem geen reden om zijn gedrag aan te passen, waardoor zijn beslissing niet wordt beïnvloed door het publiek. In tegenstelling tot blijdschap, werd aangetoond dat een boze reactie leidt tot gevoel

(8)

van afwijzing bij het afwijkende individu (Heerdink et al., 2013). Dit betekent dat zijn gedrag onacceptabel is. Of een afwijkend individu zijn gedrag aanpast aan de groepsmeerderheid hangt van 2 voorwaarden af (Heerdink et al., 2015). Hij moet gemotiveerd zijn om door de groepsmeerderheid te worden geaccepteerd, maar zijn gedragsaanpassing moet ook leiden tot groepsacceptatie. De motivatie is laag als hij teveel afwijkt van de groepsnorm, omdat hij zich daardoor mogelijk minder tot de groep voelt aangetrokken (Montoya, Horton & Kirchner, 2008; Heerdink et al., 2015). In dit onderzoek wordt verwacht dat de scheidsrechter zich afgewezen voelt na een boze reactie van de meerderheid van het publiek. Van Kleef et al. (2010) stellen dat mensen met boosheid een ander ergens van proberen te beschuldigen. Wellicht beschuldigt het publiek de scheidsrechter ervan dat hij is afgeweken van de publieksnorm. Bij een normovertreding kan er een schuldgevoel ontstaan, waardoor de motivatie ontstaat om de overtreding weer goed te maken (Van Kleef et al., 2010). De scheidsrechter zal gemotiveerd zijn om opnieuw geaccepteerd te worden, omdat hij het door zijn schuldgevoel weer goed wil maken met het publiek. Door zijn beslissing aan te passen in het voordeel van het thuisteam, zal het publiek de scheidsrechter heraccepteren.

Op basis van de voorgaande twee alinea’s wordt duidelijk dat een blije en boze reactie invloed heeft op het gevoel van acceptatie en afwijzing. Volgens Heerdink et al. (2013) heeft teleurstelling geen invloed op het gevoel van acceptatie, waardoor dit een neutraal effect heeft op het gedrag van een afwijkend individu. Van Kleef et al. (2010) stellen dat teleurstelling onder de categorie smeekbede valt, omdat de emotie samenwerking oproept en voortkomt uit de behoefte aan steun. In dit huidige onderzoek wordt daarom verwacht dat de scheidsrechter op basis van teleurgestelde publieksreacties niet geneigd is om daarna in het voor- of nadeel van een team te beslissen. De scheidsrechter hoeft zich niet afgewezen of geaccepteerd te voelen door het publiek, omdat hij met de teleurgestelde reacties van het publiek om hulp wordt gevraagd. Hierdoor ervaart de scheidsrechter mogelijk minder sociale druk van het

(9)

publiek, waardoor hij mogelijk tot een eerlijke beslissing komt.

De onderzoeksresultaten van Heerdink et al. (2013) zijn als uitgangspunt genomen voor de hypotheses van dit huidige onderzoek. Aangetoond werd dat blije reacties invloed hebben op het gevoel van acceptatie van het afwijkende individu, waardoor er geen

gedragsaanpassing plaatsvindt. Dit leidt tot hypothese 1: na een blije reactie van het publiek zal de scheidsrechter niet in het voordeel- of nadeel van het thuis- of uitteam beslissen. Ook werd aangetoond dat boze reacties invloed hebben op het gevoel van afwijzing van het afwijkende individu, waardoor er een gedragsaanpassing plaatsvindt (Heerdink et al., 2013). Daarom luidt hypothese 2 als volgt: na een boze reactie van het publiek zal de scheidsrechter in verhouding meer overtredingen toekennen aan het uitteam dan thuisteam, dan bij een blije of teleurgestelde reactie. Daarnaast werd aangetoond dat teleurgestelde reacties geen invloed hebben op gevoel van afwijzing of acceptatie (Heerdink et al., 2013), waardoor er geen gedragsaanpassing plaatsvindt. Daarom luidt hypothese 3 als volgt: na een teleurgestelde reactie van het publiek zal de scheidsrechter in verhouding evenveel overtredingen toekennen aan het thuisteam als uitteam. De hypothesen zullen worden getoetst op basis van een

correlationeel onderzoek.

Methode Proefpersonen

Proefpersonen zijn geworven onder studenten van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en andere

belangstellenden. Er waren geen exclusiecriteria, waardoor iedereen kon deelnemen. Via www.lab.uva.nl schreven de proefpersonen zich in voor deelname aan dit onderzoek of zij namen deel op basis van vrije inloop in het Lab van de UvA. Ter compensatie van deelname mochten proefpersonen kiezen uit een proefpersoon of 5 euro.

(10)

Materialen

Videoclips – De videoclips van dit onderzoek zijn afkomstig uit de Jupiler Pro League

(België) seizoen 2010/2011. Van de 240 wedstrijden zijn 10 wedstrijden random geselecteerd, deze werden gefloten door 8 verschillende scheidsrechters. Van alle wedstrijden is alleen de eerste helft bekeken en daaruit zijn alle beslissingen (n=166) van de scheidsrechter gehaald. Van de beslissingen zijn korte videoclips gemaakt. De proefpersoon kreeg in de videoclip de overtreding te zien waarbij ze de spelers en scheidsrechter op het veld zien staan en waarbij het publiek op de achtergrond hoorbaar is. Bij alle 166 videoclips werd in de eerste 3

seconden de aanleiding van een overtreding weergegeven en in de laatste 8 seconden was de emotionele reactie van het publiek hoorbaar. Bij 150 videoclips werd op de 4e seconde de beslissing van de scheidsrechter duidelijk middels een handgebaar en/of fluitsignaal. Deze videoclips duurden gemiddeld 12 seconden. Bij 16 videoclips duurde het langer voordat de beslissing van de scheidsrechter duidelijk werd, daarom duurde deze gemiddeld 20 seconden. Dit kwam doordat er bijvoorbeeld een gele of rode kaart werd toegekend.

Emotionele reacties publiek – Proefpersonen beoordeelden op basis van videoclips de

emotionele publieksreacties. Middels de vraag “in welke mate reageerde het publiek met de volgende emoties op de beslissing van de scheidsrechter” werd de mate van boosheid, blijdschap en teleurstelling gemeten per videoclip. Ieder emotie item is beoordeeld op een 7-punt Likertschaal, waarbij 1 ‘helemaal niet’ en 7 ‘ heel erg’ betekende. De emotionele reactie bestond soms uit meerdere emoties, omdat met videoclips geen onderscheid gemaakt kon worden tussen het thuis- en uitpubliek.

Beslissing scheidsrechter – Thuisvoordeel is geoperationaliseerd als de beslissing van

de scheidsrechter, die wel of niet in het voordeel van het thuisteam viel. Thuisvoordeel bestond uit twee categorieën: 1 = wel thuisvoordeel en 0 =geen thuisvoordeel. De emotie van het publiek bij een voorgaande beslissing van de scheidsrechter werd gelinkt aan de beslissing

(11)

daarop volgend. Hiermee werd de kans op een beslissing in het voordeel van het thuisteam voorspeld, waarbij de emoties van het publiek de kans vergroten of verkleinen dat een beslissing valt in het voordeel van het thuisteam.

Publieksgrootte – Zoals eerder beschreven bleek publieksgrootte invloed te hebben op

de beslissing van de scheidsrechter (Downward & Jones, 2007; Dohmen, 2008; Unkelbach & Memmert, 2010). In dit onderzoek is ook gecontroleerd voor de invloed van de grootte van het publiek op de beslissing van de scheidsrechter. Via www.fcupdate.nl werd van iedere wedstrijd de publieksgrootte opgezocht. De stadioncapaciteit werd opgezocht via de officiële website van de thuisclub.

Codeerschema – De 166 videoclips zijn geanalyseerd via een codeerschema op basis

van de volgende punten: (a) beslissingnummer, (b) wedstrijdnummer, (c) wedstrijdminuten, (d) aanleiding van beslissing (onduidelijk, buitenspel, fysiek contact, hands, tackle of sliding), (e) soort beslissing (vrije trap), (f) sanctie (geen, gele kaart of rode kaart), (g) emoties

(gemiddelde boosheid, blijdschap en teleurstelling score van alle proefpersonen, variërend van 1 tot en met 7), (h) thuisvoordeel (wel of geen thuisvoordeel), (i) stadioncapaciteit (het aantal plaatsen in het stadion), (j) publieksgrootte (hoeveel toeschouwers waren er tijdens de wedstrijd aanwezig), (k) scheidsrechtersnaam en (l) scheidsrechtersleeftijd.

Procedure

De proefpersonen werden online geworven in de periode van 25 februari tot en met 4 maart 2016 via het Lab van de UvA. De proefpersonen kwamen zelf naar het Lab, waar ze door de proefleidster werden ontvangen. Vervolgens werden ze naar een cubicle gebracht waar ze via de computer de test mochten uitvoeren. De proefpersoon las eerst de

informatiebrochure en daarna mocht hij de informed consent ondertekenen, mits hij akkoord ging met de voorwaarden. Na akkoord nam de proefpersoon deel aan de test die circa 30

(12)

minuten duurde. Eerst werd de koptelefoon opgezet en het volume handmatig bepaald door de proefpersoon zelf. Daarna kreeg de proefpersoon random 66/67 van de 166 videoclips te zien waarin een overtreding van de spelers en beslissing van de scheidsrechter werd getoond. Na iedere videoclip werd een vraag gesteld, waarmee de proefpersoon kon aangeven in welke mate hij de boosheid, blijdschap of teleurstelling herkende in de emotie van het publiek. Na iedere 22 videoclips was een pauze van 20 seconden ingelast, om de proefpersoon op adem te laten komen. Aan het einde van de test werd de proefpersoon gevraagd aan te geven hoe duidelijk de emotionele reacties van het publiek waren en hoe moeilijk hij het vond om deze te beoordelen. Ook werd gevraagd of hij adviseerde om zijn data te gebruiken voor de analyse. Na het afronden van de test mocht de proefpersoon kiezen uit 5 euro of een proefpersoonpunt ter compensatie van zijn deelname aan dit onderzoek.

Resultaten

Er namen 81 proefpersonen (27 man, 54 vrouw, Mage=23, range 17-59 jaar) deel aan dit onderzoek. Zij hebben van 166 videoclips de publieksemoties beoordeeld, waarvan 63 proefpersonen het moeilijk en 18 proefpersonen het makkelijk vonden. Voor 9 proefpersonen waren de emoties duidelijk, voor 16 onduidelijk en voor 56 soms duidelijk. In totaal

adviseerden 70 proefpersonen om hun data te gebruiken voor de analyses. Sommige gaven aan geen verstand te hebben van voetbal en dachten daardoor de emoties minder goed te beoordelen. Verstand van voetbal hebben is niet relevant voor dit onderzoek, daarom werd alle data meegenomen in de analyse. Bovendien waren de emotiebeoordelingen betrouwbaar volgens de intraclass correlation coefficient 2.

Van de 166 videoclips zijn 157 videoclips meegenomen in de analyse van dit

onderzoek. In 8 videoclips bleek geen sprake van een overtreding, waardoor geen beslissing is gemaakt door de scheidsrechter. Ook bleek dat 1 videoclip niet kon worden afgespeeld.

(13)

Analyse

Eerst werd de betrouwbaarheid van de emotie beoordelingen gemeten met een ICC2 door middel van een One-way ANOVA. Een ICC2 waarde >.6 was acceptabel en >.8 was hoog. De ICC2 waarde gaf aan in welke mate proefpersonen het onderling eens waren over de emoties per videoclip. Van iedere emotie werd per beslissing het gemiddelde genomen en daarvan werd een lagged variabele aangemaakt. De lagged variabele is aangemaakt omdat de focus in dit onderzoek lag op de invloed van de emotie reactie van de voorgaande beslissing op de volgende beslissing van de wedstrijd. Dit betekent dat de emotie scores van de vorige beslissing gekoppeld werden aan de volgende beslissing.

Als hoofdanalyse is een logistische regressie uitgevoerd, omdat de afhankelijke variabele thuisvoordeel op categorisch niveau werd gemeten (wel versus geen thuisvoordeel). De onafhankelijke lagged variabelen boosheid, blijdschap en teleurstelling werden op

continue niveau gemeten. De kans op een beslissing in het voordeel van het thuisteam werd voorspeld op basis van emoties. Om de invloed van emoties op thuisvoordeel zo zuiver mogelijk te meten werd gecontroleerd voor categorische covariaten: scheidsrechtersnaam, wedstrijdnummer en voor continue covariaten: publiekscapaciteit, wedstrijdminuten en

scheidsrechtersleeftijd. Eerst werd gekeken middels een logistische regressie welke covariaten een betekenisvolle invloed hadden op de afhankelijke variabele, waarbij de enter methode werd toegepast. Hiermee konden de covariaten die geen invloed uitoefenen op de afhankelijke variabele worden geëlimineerd om tot een zo goed mogelijk voorspellend model te komen. In het model verder werd altijd de categorische onafhankelijke variabele wedstrijdnummer meegenomen, ongeacht of deze wel of niet significant is. Dit komt doordat het om multilevel data gaat, waarbij er meerdere beslissingen uit één wedstrijd afkomstig waren. Een alfa <.05 gold als significant en de data werd tweezijdig getoetst.

(14)

Betrouwbaarheid emotiebeoordelingen

Vooraf aan de hoofdanalyse werd de betrouwbaarheid van de emotie beoordelingen gemeten met een ICC2 door middel van een One-way ANOVA. De ICC2 voor de boosheid score was .93 tussen de proefpersonen. Er was een significant hoofdeffect van videoclip op boosheid, F(165, 5213)=13.71, p<.001. De ICC2 voor de blijdschap score was .86 tussen de proefpersonen. Er was een significant hoofdeffect van videoclip op blijdschap, F(165, 5213)= 6.08, p<.001. De ICC2 voor teleurstelling score was .87 tussen de proefpersonen. Er was een significant hoofdeffect van videoclip op teleurstelling, F(165, 5213)=6.62, p<.001. Dit betekent dat de proefpersonen onderling het vaak eens zijn over de emoties per videoclip. Hierdoor kon het gemiddelde van de beoordelingen per videoclip gebruikt worden als indicator voor de emoties die het publiek bij de beslissing had geuit.

Thuisvoordeel check

Van de 157 beslissingen bleken in totaal 85 beslissingen (54,1%) in het voordeel en 72 beslissingen (45,9%) niet in het voordeel van het thuisteam uit te vallen. Hierdoor kan

geconcludeerd worden dat in deze sample geen sprake was van thuisvoordeel, omdat er bijna evenveel beslissingen wel en niet in het voordeel van het thuisteam vielen. Verder was in deze

sample de minimale thuisvoordeel 33% (SD=0.49) en de maximale thuisvoordeel was 67%

(SD=0.49).

Covariaten

Er werd getoetst welke covariaten invloed hebben op de mate van thuisvoordeel. De categorische covariaten waren: (1) scheidsrechtersnaam en (2) wedstrijdnummer. De continue covariaten waren: (1) scheidsrechterleeftijd, (2) publiekscapaciteit en (3) wedstrijdminuten. Een logistische regressie werd uitgevoerd. Het model dat de baseline vormt voorspelt

(15)

thuisvoordeel voor 54,1% correct. Model 1 voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 63,7% correct, maar is niet significant, χ2(10)=11.28, p=.336. Het model toonde met de Nagelkerke pseudo een proportie verklaarde variantie van R2=.09. De covariaten blijken geen significante invloed te hebben op de mate van thuisvoordeel, zie Tabel 2. Dit betekent dat de covariaten de kans op thuisvoordeel niet kunnen voorspellen. Voor de hoofdanalyse betekent dit dat de covariaten niet zullen worden meegenomen in het regressiemodel, omdat dit niet tot een beter voorspellend model zal leiden.

Tabel 2

De geschatte parameters van de covariaten voor de kans op thuisvoordeel.

Covariaten b se Wald p Exp(B)

Publieksgrootte 0.01 0.03 0.07 .792 1.01 Scheidsrechter leeftijd 0.61 0.48 1.61 .204 1.83 Scheidsrechter naam - - 7.34 .291 - Wedstrijdnummer - - 0.31 .578 - Wedstrijdminuten -0.02 0.01 2.69 .101 0.98 Constant -18.78 16.50 1.30 .255 0.00 Model χ2= 11.28 p=.336 Pseudo R2= .09 n= 157

Noot: afhankelijke variabele is thuisvoordeel en gecodeerd als 1 = wel thuisvoordeel en 0 = geen thuisvoordeel.

(16)

Hoofdanalyse

Getracht werd om de kans op een beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam te voorspellen op basis van de eerdere publieksemoties boosheid, blijdschap en teleurstelling. Dit werd getoetst met een logistische regressie analyse, waarbij de assumptie multicollineariteit werd geschonden. Boosheid, blijdschap en teleurstelling blijken significant met elkaar te correleren, zie Tabel 3. Boosheid en teleurstelling lieten een sterke significante correlatie zien, r=.85, p<.001. Dit betekent dat er sprake is van een zeer sterk verband, omdat de varianties van de emoties grotendeels overlappen. Hierdoor is het niet verstandig om de emoties in één regressiemodel te voegen, omdat er geen unieke variantie meer over is voor interpretatie. De emoties zouden kunnen worden beschouwd als negatieve emotie, maar in dit geval worden de emoties toch beschouwd als 3 verschillende emoties omdat dit in lijn is met de theorie van Heerdink et al. (2013) waarop de hypotheses van dit onderzoek zijn gebaseerd. Door de assumptieschending is de geplande analyse aangepast, hierdoor werd voor iedere emotie een aparte logistische regressie analyses uitgevoerd.

Tabel 3

De correlatie scores tussen de lagged variabelen: boosheid, blijdschap en teleurstelling.

Boosheid Blijdschap Teleurstelling

Boosheid 1.00 -0.35* 0.85*

Blijdschap -0.35* 1.00 -0.41*

Teleurstelling 0.85* -0.41* 1.00

Noot: * betekent een significante correlatie, p<.05.

Voor de emoties boosheid, blijdschap en teleurstelling werden drie losse logistische regressies uitgevoerd. Bij elke analyse werd wedstrijdnummer als onafhankelijke variabele

(17)

opgenomen in het regressiemodel, omdat het om multilevel data gaat. Het model dat de

baseline vormde in iedere logistische regressie voorspelt thuisvoordeel voor 54,4% correct. In

model 1 werd bij iedere logistische regressie de onafhankelijke variabele wedstrijdnummer toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 55,1% correct, maar is niet significant, χ2(1)=1.64, p=.200. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het wedstrijdnummer geen significante invloed heeft op thuisvoordeel, OR=1.07, Wald χ2(1)=1.63, p=.202. Model 1 toonde met de Nagelkerke pseudo een proportie verklaarde variantie van R2=.02.

Alleen model 2 verschilde per logistische regressie, omdat er telkens een andere

lagged emotie variabele in het regressiemodel werd opgenomen. Wel toonde model 2 van

iedere emotie met de Nagelkerke pseudo een porportie verklaarde variantie van R2=.02. Bij de eerste logistische regressie analyse werd alleen de lagged variabele boosheid toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 53,7% correct, maar is niet significant, χ2(2)=1.68, p=.432. De aanpassing van het model (met een daling van 1% van de voorspelde correctheid) door het toevoegen van boosheid leidde niet tot een significant effect op

thuisvoordeel, OR=1.03, Wald χ2(1)=0.04, p=.852. Dit betekent dat het niet te voorspellen was of een kans op een beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam uitviel op basis van eerdere boze reacties van het publiek.

In de volgende logistische regressie werd in model 2 alleen de lagged variabele blijdschap toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 53,7% correct, maar is niet significant, χ2(2)=1.87, p=.393. De aanpassing van het model (met een daling van 0,7% van de voorspelde correctheid) door het toevoegen van blijdschap leidde niet tot een significant effect op thuisvoordeel, OR=1.12, Wald χ2(1)=0.22, p=.638. Dit betekent dat het niet te voorspellen was of een kans op een beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam uitviel op basis van eerdere blije reacties van het publiek.

(18)

teleurstelling toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 56,5% correct, maar is niet significant, χ2(2)=1.69, p=.429. De aanpassing van het model (met een stijging van 1,8% van de voorspelde correctheid) door het toevoegen van teleurstelling leidde niet tot een significant effect op thuisvoordeel, OR=0.95, Wald χ2(1)=0.05, p=.823. Dit betekent dat niet te voorspellen was of een kans op een beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam uitviel op basis van eerdere teleurgestelde reacties van het publiek.

Exploratief

Zoals weergegeven in Tabel 4 correleren boosheid en teleurstelling sterk met elkaar. Deze correlatie suggereert dat de twee emoties mogelijk als negatieve emotie kan worden beschouwd. Hierdoor is van boosheid en teleurstelling het gemiddelde genomen en werd een nieuwe lagged variabele ‘negatieve emotie’ aangemaakt. Van blijdschap werd de lagged variabele ‘positieve emotie’ aangemaakt. De meerwaarde van het analyseren van positieve en negatieve emoties is dat beide emoties in één regressiemodel gevoegd kunnen worden, waardoor ze met elkaar zijn te vergelijken. Daarnaast liet onderzoek zien dat publieksgrootte een rol speelt bij het ontstaan van thuisvoordeel (Downward & Jones, 2007; Unkelbach & Memmert, 2010; Dohmen, 2008). Daarom werd in dit onderzoek ook exploratief getoetst of publieksgrootte interacteert met positieve en negatieve emoties.

Een logistische regressie werd uitgevoerd. Het basline model en model 1 zijn gelijk aan die van de hoofdanalyse (zie, p.17). In model 2 zijn de lagged variabele positieve en negatieve emotie en de variabele publieksgrootte toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 55,1% correct, maar is niet significant, χ2(4)=7.85, p=.097. Met de

aanpassing van het model steeg de voorspelde correctheid met 0,7%. Het toevoegen van positieve en negatieve emotie en publieksgrootte aan het model leidde niet tot een significant effect op thuisvoordeel, χ2(3)=6.20, p=.102. Geconcludeerd kan worden dat de positieve

(19)

emotie, OR=1.28, Wald χ2(1)=0.79, p=.374, en negatieve emotie, OR=1.19, Wald χ2(1)=0.58,

p=.446, geen significante invloed hebben op thuisvoordeel. Ook publieksgrootte heeft geen

significante invloed op thuisvoordeel, OR=0.96, Wald χ2(1)=5.67, p=.017. Dit betekent dat het niet te voorspellen was of een kans op een beslissing van de scheidsrechter in het voordeel van het thuisteam uitviel op basis van eerdere positieve of boze emoties van het publiek. Model 2 toonde met de Nagelkerke pseudo een proportie verklaarde variantie van R2=.02.

In model 3 zijn de lagged variabele positieve en negatieve emotie als interactie toegevoegd. Dit model voorspelt de kans op thuisvoordeel voor 61,9% correct, maar is niet significant χ2(6)=10.13, p=.119. Met de aanpassing van het model steeg de voorspelde

correctheid met 7,5%. Er werd geen significant interactie-effect gevonden tussen de positieve emotie en publieksgrootte, OR=0.98, Wald χ2(1)= 0.82, p=.365. Ook werd er geen significant interactie-effect gevonden tussen de negatieve emotie en publieksgrootte, OR=0.98, Wald χ2(1)=1.96, p=.162. Dit betekent dat de positieve en negatieve emoties van het publiek niet sterker werden naarmate de publieksgrootte toenam. Model 3 toonde met de Nagelkerke pseudo een proportie verklaarde variantie van R2=.09.

Discussie

In dit onderzoek werd onderzocht of de emotionele reacties van het publiek op wat de scheidsrechter deed invloed hebben op thuisvoordeel via de beslissingen van de

scheidsrechter. In tegenstelling tot de verwachtingen werd in dit onderzoek geen effect gevonden. De blije en teleurgestelde reacties van het publiek leidde er niet toe dat de scheidsrechter daarna in verhouding evenveel overtredingen aan het thuisteam als uitteam toekende. Ook leidde de boze reacties van het publiek er niet toe dat de scheidsrechter daarna in verhouding meer overtredingen ging toekennen aan het uitteam dan aan het thuisteam. Volgens dit onderzoek hebben de emoties van het publiek geen invloed op de scheidsrechter

(20)

zijn beslissing, waardoor de kans op thuisvoordeel niet te voorspellen was.

Dat de verwachtingen niet zijn uitgekomen, kan verklaard worden door de sterke samenhang tussen de emoties boosheid en teleurstelling. Door deze samenhang is er mogelijk geen invloed gevonden van de emoties van het publiek op de beslissing van de scheidsrechter. Dit suggereert dat er geen duidelijke spreiding was tussen de emoties boosheid, blijdschap en teleurstelling. Heerdink et al. (2013) stellen dat een afwijkend individu zich niet afgewezen voelt door een teleurgestelde reactie, maar wel door een boze reactie van de meerderheid. Een boze reactie kan leiden tot een gedragsverandering om weer geaccepteerd te worden door de meerderheid. Een blije reactie van de meerderheid leidt tot een gevoel van acceptatie en geeft geen aanleiding tot het veranderen van gedrag (Heerdink et al., 2013). Dit betekent dat het individu zich niet door algemeen positieve of negatieve emoties afgewezen of geaccepteerd voelt, waardoor hij zijn gedrag niet aanpast. Het is aannemelijk dat de scheidsrechter de reacties van het publiek heeft ervaren als positieve en of negatieve emoties, waardoor hij zich dus niet afgewezen of geaccepteerd voelde. Hierdoor is er mogelijk geen invloed geweest van de emoties van het publiek op de beslissing van de scheidsrechter.

Op basis van eerder onderzoek kan gesteld worden dat positieve en negatieve emoties niet voldoende zijn voor het gevoel van acceptatie of afwijzing. Emoties worden door Van Kleef et al. (2010) gecategoriseerd op basis van inter-persoonlijke effecten. De emoties van dit huidige onderzoek zouden door Van Kleef (2010) gecategoriseerd worden als agressief (boosheid), affiliatief (blijdschap) en smekend (teleurstelling). Dit betekent dat iedere emotie een verschillend effect heeft op het gedrag van een ander individu. Dit werd ook aangetoond met het onderzoek van Heerdink et al. (2013). Hierdoor is het aannemelijk dat een positieve of negatieve emotie in het algemeen niet voor het gevoel van acceptatie of afwijzing kan zorgen. Dit komt doordat boosheid en teleurstelling allebei te categoriseren zijn tot negatieve emoties, maar ze behouden wel ieder hun eigen unieke inter-persoonlijke effect op het gedrag

(21)

van een ander individu (Van Kleef et al., 2010). Dit kan verklaren waarom in dit huidige onderzoek geen effect is gevonden van emoties op de beslissing van de scheidsrechter.

In dit huidige onderzoek werd geanalyseerd op basis van de databank van de Jupiler Pro League (België) seizoen 2010/2011. De echte scheidsrechtersbeslissingen en

publieksemoties werden gebruikt, waardoor dit onderzoek sterk overeenkomt met de

werkelijkheid. Bovendien waren de emotie beoordelingen van de proefpersonen op basis van videoclips betrouwbaar. In vervolgonderzoek kan deze manier van emoties meten worden opgevolgd. Eerder onderzoek maakte ook gebruik van databankanalyses (Downward & Jones, 2007; Unkelbach & Memmert, 2010; Dohmen, 2008). Echter is de invloed van

publieksemoties op scheidsrechtersbeslissingen nog niet eerder onderzocht, waardoor dit huidige onderzoek een nieuw onderzoeksperspectief biedt.

Verder was in dit huidige onderzoek geen sprake van thuisvoordeel, omdat er

ongeveer evenveel overtredingen aan het thuis- en uitteam zijn toegekend. Eerder onderzoek liet zien dat de mate van thuisvoordeel afneemt, naarmate de grootte van het uitpubliek toenam (Dohmen, 2008). Ook Downward en Jones (2007) stellen dat thuisvoordeel afneemt wanneer de verhouding tussen het uit- en thuispubliek meer in balans komt. Het kan zijn dat in dit huidige onderzoek zowel het uit- als thuispubliek evenveel vertegenwoordigd waren. Echter was de verhouding tussen het thuis- en uitpubliek onduidelijk, omdat deze gegevens niet beschikbaar waren. De conclusie dat er geen sprake was van thuisvoordeel kan daardoor in twijfel worden getrokken. Voor vervolgonderzoek is het daarom raadzaam om wel het uit- en thuispubliek van elkaar te onderscheiden, zodat de validiteit van de meting van

thuisvoordeel kan worden verhoogd.

Echter kan het ook zijn dat er geen thuisvoordeel is gevonden, maar dat er officieel wel sprake was van thuisvoordeel. Dit zou kunnen komen doordat de beslissingen van dit huidige onderzoek niet door voetbalexperts zijn beoordeeld. Hierdoor kan niet met zekerheid

(22)

worden vastgesteld of bijvoorbeeld een vrije trap of gele kaart terecht is geweest. De validiteit van de thuisvoordeel meting is hierdoor laag, omdat het onduidelijk is of de twee niveaus (wel of geen thuisvoordeel) daadwerkelijk van elkaar verschilden. In het onderzoek van Dohmen (2008) werd de kwaliteit van de beslissingen beoordeeld door officiële waarnemers van de Duitse voetbalbond. In vervolgonderzoek is het raadzaam om dit ook te doen. Ook zou gebruik gemaakt kunnen worden van videoscheidsrechters, omdat hierdoor de overtredingen van spelers en beslissingen van scheidsrechters makkelijker te beoordelen zijn.

Een mogelijke beperking van dit onderzoek is de steekproefgrootte van het aantal wedstrijden dat is geanalyseerd. In totaal waren van de 240 wedstrijden 10 wedstrijden random geselecteerd. Alleen de eerste helft van de wedstrijd werd geanalyseerd, waardoor er in totaal 157 beslissingen van 8 verschillende scheidsrechters zijn onderzocht. Mogelijk is dit een te kleine steekproef om daadwerkelijk uitspraken te kunnen doen over de invloed van de publieksemoties op de beslissing van de scheidsrechter. Downward en Jones (2007)

analyseerden bijvoorbeeld in totaal 857 beslissingen afkomstig uit een Engelse competitie (seizoen: 1996 – 2002) databank. Unkelbach en Memmert (2010) analyseerden in totaal 1.530 wedstrijden die afkomstig waren uit een Duitse competitie (seizoen: 1997/1998 tot en met 2001/2002). Dohmen (2008) analyseerde in totaal 3.519 wedstrijden die afkomstig waren uit een Duitse competitie (seizoen: 1992/1993 tot en met 2003/2004). Hierdoor lijkt het voor vervolgonderzoek verstandig om volledige wedstrijden van meerdere seizoenen te analyseren. Het kan zijn dat de emotionele reacties van het publiek juist effect hebben op de tweede helft van de wedstrijd. Misschien dat de scheidsrechter in de eerste helft nog weerbaar is tegen alle emotionele reacties van het publiek, maar dat hij er in de tweede helft toch vatbaar voor wordt. Dit kan ook verklaren waarom er in dit onderzoek geen effect van emoties is gevonden. Echter zal dit verder onderzocht moeten worden.

(23)

ontstaat. Ondanks dat er nog veel onderzoek gedaan moet worden, is dit onderzoek toch van toegevoegde waarde. Het is één van de eerste onderzoeken die het startpunt kan zijn in onderzoek naar emotieprocessen binnen het voetbal naar het ontstaan van thuisvoordeel. Dit onderzoek heeft veel nieuwe vragen opgeroepen die vervolgonderzoek nodig hebben. Hopelijk is het door de nieuwe videoscheidsrechter techniek mogelijk om in de toekomst nieuwe inzichten te verkrijgen die weer kunnen bijdragen aan de huidige stand van zaken omtrent het ontstaan van thuisvoordeel. Bovendien kan hiermee thuisvoordeel ook meer betrouwbaar worden gemeten.

Referenties:

Asch, S.E. (1956). Studies of independence and conformity. A minority of one against a unanimous majority. Psychological Monographs, 70(9).

Courneya, K. S., & Carron, A. V. (1992). The home advantage in sport competitions: a literature review. Journal of Sport & Exercise Psychology, 14(1).

Dohmen, T. J. (2008). The influence of social forces: Evidence from the behavior of football referees. Economic inquiry, 46(3), 411-424.

Downward, P., & Jones, M. (2007). Effects of crowd size on referee decisions: Analysis of the FA Cup. Journal of sports sciences, 25(14), 1541-1545.

Frijda, N. H. (1988). The laws of emotion. American psychologist, 43(5), 349.

Garicano, L., Palacios-Huerta, I., & Prendergast, C. (2005). Favoritism under social pressure.

Review of Economics and Statistics, 87(2), 208-216.

Heerdink, M. W., Van Kleef, G. A., Homan, A. C., & Fischer, A. H. (2013). On the social influence of emotions in groups: Interpersonal effects of anger and happiness on conformity versus deviance. Journal of Personality and Social Psychology, 105, 262-284.

(24)

Heerdink, M. W., Van Kleef, G. A., Homan, A. C., & Fischer, A. H. (2015). Emotional reactions to deviance in groups: the relation between number of angry reactions, felt rejection, and conformity. Frontiers in psychology, 6.

Keltner, D., & Haidt, J. (1999). Social functions of emotions at four levels of analysis.

Cognition & Emotion, 13(5), 505-521.

Latané, B. (1981). The psychology of social impact. American psychologist, 36(4), 343. Nevill, A. M., Balmer, N. J., & Williams, A. M. (2002). The influence of crowd noise and

experience upon refereeing decisions in football. Psychology of Sport and Exercise,

3(4), 261-272.

NOS (2016). Geraadpleegd op 10 maart 2016 via http://nos.nl/artikel/2079252-knvb-gaat-experimenteren-met-videoscheidsrechter.html

Montoya, R. M., Horton, R. S., and Kirchner, J. (2008). Is actual similarity necessary for attraction? A meta-analysis of actual and perceived similarity. J. Soc. Pers. Relat. 25, 889–922.

Parkinson, B. (1996). Emotions are social. British journal of psychology, 87(4), 663-684. Pollard, R. (2006). Worldwide regional variations in home advantage in association football.

Journal of sports sciences, 24(3), 231-240.

Rocha, B., Sanches, F., Souza, I., & Carlos Domingos da Silva, J. (2013). Does monitoring affect corruption? Career concerns and home bias in football refereeing. Applied

Economics Letters, 20(8), 728-731.

Sutter, M., & Kocher, M. G. (2004). Favoritism of agents–the case of referees' home bias.

Journal of Economic Psychology, 25(4), 461-469.

Unkelbach, C., & Memmert, D. (2010). Crowd noise as a cue in referee decisions contributes to the home advantage. Journal of Sport & Exercise Psychology, 32(4), 483-498.

(25)

Voetbal International (z.d.) Geraadpleegd op 10 maart 2016 via http://www.vi.nl/live/vi-live-brazilie-klopt-kroatie-dankzij-neymar-en-arbiter.htm

Van Kleef, G. A. (2009). How emotions regulate social life the emotions as social information (EASI) model. Current directions in psychological science, 18(3), 184-188.

Van Kleef, G. A., De Dreu, C. K. W., & Manstead, A. S. R. (2010). An interpersonal approach to emotion in social decision making: The emotions as social information model. Advances in Experimental Social Psychology, 42, 45–96.

Zuckerman, M., Larrance, D. T., Spiegel, N. H., & Klorman, R. (1981). Controlling nonverbal displays: Facial expressions and tone of voice. Journal of Experimental Social

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A study of typical sound paths and their time intervals indicates that a transition time point may exist between early reflected sound and late reflected sound

De rioleringssystemen worden per compartiment (regionaal oppervlaktewater, stedelijk op- pervlaktewater, bodem en atmosfeer) gerangschikt op basis van geloosde emissies. Bij elk

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De wettelijke eisen welke gelden ten aanzien van een zorgvuldige uit­ voering van arbitrage zullen evenwel ook bij het uitbrengen van bindend advies in acht moeten

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Phylogenetic relation of Rhipicephalus microplus and Rhipicephalus evertsi evertsi from Lesotho with other hard tick sequences from the GenBank (NCBI) database based on the ITS2