• No results found

Het effect van vermoeidheid en gebrek aan motivatie op het nemen van beslissingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van vermoeidheid en gebrek aan motivatie op het nemen van beslissingen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Vermoeidheid en Gebrek aan Motivatie op het

nemen van Beslissingen

C. Vrijhoef, 10535985 Universiteit van Amsterdam Joost Agelink van Rentergem Zandvliet

Aantal woorden: 4486

Abstract

In het huidige onderzoek werd onderzocht of het nemen van beslissingen beïnvloed wordt door vermoeidheid of gebrek aan motivatie. De deelnemers (N=68) kregen herhaaldelijk twee

tonen te horen waarbij zij moesten aangeven of de tweede toon lager of hoger was dan de eerste toon. De mate van vermoeidheid of gebrek aan motivatie werd bepaald door de lengte

van de reactietijden en de kans op correcte antwoorden naarmate het aantal voltooide tonen vorderde. Uit de resultaten bleek dat de reactietijden korter werden gedurende de test. Daarnaast werd de kans op correcte antwoorden groter naarmate de test vorderde. Deze resultaten wijzen op een gewenningseffect. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het nog

(2)

Het effect van vermoeidheid en gebrek aan motivatie op het nemen van beslissingen Als een taak lang duurt is het onmogelijk om goede prestaties te blijven leveren. Na een periode van gerichte aandacht zal de focus na verloop van tijd namelijk verminderen (Mackworth, 1948; Lim, Wu, Wang, Detre, Dinges & Rao, 2010). Niet alleen aandacht wordt aangetast door een lange tijd met een taak bezig te zijn. Ook andere cognitieve vaardigheden gaan achteruit, bijvoorbeeld het geheugen, het vermogen om problemen op te lossen en het redeneren (van der Linden, Frese & Meijman, 2003; Boksem & Tops, 2008; Muraven & Baumeister, 2010).

Toch wordt langdurige concentratie vereist in de huidige maatschappij. Op de studie, op het werk, in het verkeer en tijdens het koken: concentratie is de hele dag nodig. Uit het onderzoek van Ricci, Chee, Lorandeau en Berger (2007) bleek dat meer dan de helft van de Amerikaanse werknemers aan het einde van een werkdag moe is en zich minder goed kan concentreren. Door langdurige concentratie op het werk gaan executieve functies achteruit en dan met name de vaardigheden die men gebruikt bij het organiseren van gedrag (Bartlett, 1943). Beslissen is een onderdeel van het organiseren van gedrag en het is aannemelijk dat dit ook wordt aangetast door langdurige concentratie. In het dagelijks leven neemt men ontelbaar veel beslissingen. Van hele kleine beslissingen: welke smaak thee neem ik?, tot grote

beslissingen: zal ik ontslag nemen en een andere baan zoeken? Om goede beslissingen te nemen is het echter belangrijk dat men, ook na langdurige concentratie, inkomende informatie op een correcte manier interpreteert, zodat men een juiste beslissing neemt.

Mentale vermoeidheid

Van de werknemers die aangaven dat zij aan het einde van een werkdag moe zijn, gaf daarvan 66% aan dat hierdoor hun productieve gedrag achteruit gaat (Ricci, Chee, Lorandeau & Berger, 2007). De moeheid waarover wordt gesproken wordt ‘mental fatigue’ genoemd,

(3)

oftewel mentale vermoeidheid (Boksem & Tops, 2008). Volgens Bartlett (1943) is mentale vermoeidheid de oorzaak van verminderde executieve functies, waaronder het organiseren van gedrag. Beslissingen nemen is een onderdeel van het organiseren van gedrag en wellicht zouden de beslissingen aangetast kunnen worden als men vermoeid is (Bartlett, 1943). Een onderzoek dat dit ondersteunt is het onderzoek van Lorist, Klein, Nieuwenhuis, de Jong, Mulder en Meijman (2000). Hieruit bleek inderdaad dat het plannen van gedrag in de

toekomst achteruit gaat naarmate men meer vermoeid is. Volgens Boksem, Meijman en Lorist (2005) zou dit kunnen komen doordat het bij vermoeidheid lastig is om binnenkomende informatie te sorteren op relevantie om een doel te behalen. Wellicht worden de keuzes voor een beslissing bij vermoeidheid niet goed doorgenomen, waardoor men verkeerde

beslissingen neemt.

Samenvattend, uit eerder onderzoek blijkt dat vermoeidheid een negatief effect heeft op het nemen van beslissingen (Boksem & Tops, 2008; Bartlett, 1943; Lorist, et al., 2000; Boksem, et al., 2005).

Motivatie

Het is echter de vraag of de vermindering van het nemen van goede beslissingen het gevolg is van mentale vermoeidheid. Uit het onderzoek van Boksem en Tops (2008) blijkt namelijk dat er geen sprake is van mentale vermoeidheid als er een beloning is. Wellicht zorgt motivatie voor de beloning ervoor dat men zich beter kan concentreren wat betere

beslissingen als gevolg heeft. Het onderzoek van Hockey (1997) ondersteunt de uitspraak dat mentale vermoeidheid geen directe oorzaak is voor het verminderen van het nemen van goede beslissingen. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat vermoeidheid ervoor zorgde dat de

deelnemers een aversie kregen tegen de test. De deelnemers raakten, naarmate de test vorderde, minder gemotiveerd en wilden geen energie meer steken in de taken. Dit zou

(4)

wellicht de oorzaak kunnen zijn geweest voor de verminderde prestaties in de test. Daarnaast hebben Huizenga, van der Molen, Bexkens, Bos en van den Wildenberg (2012) in hun studie onderzocht of gebrek aan motivatie of mentale vermoeidheid de oorzaak is van verminderde cognitieve vaardigheden. Hieruit bleek dat gebrek aan motivatie de grootste oorzaak is voor de vermindering van cognitieve prestaties. Ook uit een ander onderzoek bleek dat motivatie van invloed is bij het nemen van beslissingen (Morgan, Laland & Harris, 2015). Uit deze studie bleek dat de keuzes van mensen worden beïnvloed door alternatieven die meer winstgevend lijken te zijn. Men zou bij een beslissing kiezen voor de keuze die het meest winstgevend is, terwijl dat niet per se een goede beslissing hoeft te zijn.

Kortom, uit ander eerder onderzoek bleek dat niet vermoeidheid, maar het gebrek aan motivatie een negatief effect heeft op het nemen van beslissingen (Boksem & Tops, 2008; Hockey, 1997; Huizenga, et al., 2012; Morgan, et al., 2015).

Uit bovenstaande informatie blijkt dat het nog onduidelijk is waarom men na een lange tijd van concentratie minder goede beslissingen kan nemen. Waar de ene studie aangeeft dat mentale vermoeidheid de boosdoener is, de vermoeidheidstheorie, (Boksem & Tops, 2008; Bartlett, 1943; Lorist, et al., 2000; Boksem, et al, 2005), zeggen andere studies dat verminderde beslissingen te verklaren zijn door verlaagde motivatie, de

demotivatietheorie (Huizenga, et al, 2012; Hockey, 1997; Morgan, et al, 2015). Daarnaast kregen de deelnemers in eerdere onderzoeken een financiële beloning of studiepunten. Dit zou echter de resultaten kunnen hebben vertekend, doordat de deelnemers wellicht extra

gemotiveerd werden door de beloning. Hierdoor zou het resultaat van het onderzoek niet verklaard kunnen worden door vermoeidheid of gebrek aan motivatie. Daarom wordt in het huidige onderzoek onderzocht of het nemen van beslissingen wordt beïnvloed door

(5)

Huidig onderzoek

In dit onderzoek wordt onderzocht of men minder gaat presteren naarmate een beslissingstest vordert. Hierbij wordt gekeken of de vermindering van deze prestaties het gevolg is van mentale vermoeidheid of van verminderde motivatie. De mate van

vermoeidheid en verminderde motivatie worden gemeten aan de hand van reactietijden en de kans op correcte antwoorden.

In het onderzoek, dat bestaat uit twee blokken, krijgen de deelnemers meerdere malen twee tonen te horen. Zij moeten in beide blokken aangeven of de tweede toon lager of hoger was dan de eerste toon. In het tweede blok krijgen de deelnemers extra informatie van de computer. Hierbij wordt gemeld dat deze informatie in 75% van de gevallen klopt en in 25% van de gevallen niet klopt. In deze these wordt enkel aandacht besteed aan het tweede blok.

De eerste hypothese in het huidige onderzoek is de hypothese over de

vermoeidheidstheorie: men zal mentaal vermoeid raken naarmate de test langer duurt. Uit het onderzoek van Lim, et al. (2010) bleek dat reactietijden langer werden naarmate men meer mentaal vermoeid raakte. Als de vermoeidheidstheorie klopt, wordt daarom verwacht dat de deelnemers langzamer zullen reageren naarmate de test vordert, waardoor de reactietijden groter zullen zijn. Gebaseerd op het onderzoek van Boksem & Tops (2008) wordt daarnaast verwacht dat, naarmate de test vordert, de kans op correcte antwoorden daalt als gevolg van mentale vermoeidheid. Als de vermoeidheidstheorie klopt, dan verwachten we dat de reactietijden geleidelijk zullen toenemen en de kans op correcte antwoorden geleidelijk zal afnemen. Dit wordt verwacht, omdat men wel gemotiveerd is voor de taak, maar

langzamerhand vermoeider raakt naarmate de test vordert.

De tweede hypothese in het huidige onderzoek gaat over de demotivatietheorie: men zal minder gemotiveerd raken naarmate de test langer duurt. Uit het onderzoek van Hockey (1997) bleek dat men een aversie tegen de test kreeg naarmate deze langer duurde. Als de

(6)

demotivatietheorie klopt, wordt daarom niet verwacht dat de deelnemers langzamer, maar juist sneller zullen reageren naarmate de test vordert, wat zich zal uiten in kortere

reactietijden. Gebaseerd op het onderzoek van Huizenga, et al. (2012) wordt daarnaast verwacht dat, gedurende de test, de kans op correcte antwoorden kleiner zal worden als gevolg van verminderde motivatie. Als de demotivatietheorie klopt, verwachten we dat de afnemende reactietijden en kans op correcte antwoorden plotseling zullen ontstaan. Dit wordt verwacht, omdat men vanaf een bepaald punt niet meer zijn best wil doen vanwege

verminderde motivatie.

Methode Deelnemers

68 mensen uit Amsterdam en omgeving deden mee aan dit onderzoek en zijn via brief en telefoon geworven op verschillende naschoolse opvangcentra, basisscholen, middelbare scholen, werk en via de directe omgeving van de onderzoekers. De deelnemers in dit

onderzoek waren zeven tot en met 65 jaar oud en werden verdeeld in drie groepen, namelijk kinderen, adolescenten en volwassenen. De kinderen waren zeven tot en met 12 jaar oud, de adolescenten 13 tot en met 18 jaar oud en de volwassenen waren 19 tot en met 65 jaar oud.

Uit de poweranalyse van GPower (Faul, Erdfelder, Buchner & Lang, 2009) is

gebleken dat bij een totaal van 34 proefpersonen in het within-subject design er een medium effect kan worden gevonden met een power van 0.8, gegeven dat er een verschil is. In het

between-subject design, bijvoorbeeld het verschil tussen sekses en het verschil tussen wel of

geen muzikale ervaring hebben, zijn er echter 128 deelnemers nodig voor een medium effect met een power van 0.8. Voor dit onderzoek was er een compromis gesloten en werd er gestreefd naar 30 deelnemers per groep, 90 in totaal. Hierdoor had er een medium effect gevonden kunnen worden voor de within-subject hypothese en een groot effect bij de

(7)

between-subject hypothese, beide met een power van 0.8. Het is niet gelukt om 90 deelnemers

te werven en uiteindelijk deden 68 deelnemers mee. Hierdoor is er een medium effect gevonden in het within-subject design, maar de power voor de between-subject hypothese is lager uitgevallen dan gepland.

Inclusie-criteria zijn dat deelnemers tussen de zeven en 65 jaar waren en de Nederlandse taal goed beheersen. Exclusie-criteria zijn ernstige gehoor- en

gezichtsproblemen. Daarnaast werden deelnemers met epilepsie uitgesloten van het onderzoek.

Op basis van een vragenlijst aan het einde van het onderzoek werd er exploratief gekeken of de verschillen in resultaten tussen deelnemers wellicht te verklaren waren door sekse, leeftijd of muzikale ervaring.

De deelnemers hebben voor dit onderzoek geen beloning gekregen.

Materiaal

Het onderzoek is uitgevoerd op twee Dell Lattitude E5510s laptops. Hierop was het programma in Presentation (neurobehavioral systems, z.j.) versie 17.0.0.1 geprogrammeerd.

Daarnaast is er een vragenlijst opgesteld om informatie te verzamelen over de deelnemers.

SPSS is gebruikt om de resultaten van het onderzoek te analyseren.

Procedure

Informatiebrieven over het onderzoek werden naar verschillende naschoolse

opvangcentra, basisscholen en middelbare scholen in Amsterdam en omgeving gestuurd. Zie bijlage 1 voor de informatiebrieven. Alle personen die hierop hebben gereageerd door middel van het toestemmingsformulier konden, na het screenen op exclusie-criteria, deelnemen aan

(8)

het onderzoek. Zie bijlage 2 voor het toestemmingsformulier. Het onderzoek is goedgekeurd door de Commissie Ethiek.

Iedere deelnemer werd in een rustige ruimte individueel getest in het bijzijn van een testleider. In het onderzoek kregen de deelnemers op de laptop verschillende tonen te horen. De tonen kwamen, qua toonhoogte en volume, overeen met spraak en werden niet als storend ervaren. Het onderzoek bestond uit twee blokken en in ieder blok kregen de deelnemers meerdere malen twee tonen te horen. Hierbij was de eerste toon in iedere trial hetzelfde en was de tweede toon altijd lager of hoger. In het eerste blok werd aan de deelnemers gevraagd of zij wilden aangeven of de tweede toon lager of hoger was dan de eerste toon. Zij mochten hun antwoord geven als op het zwarte scherm in het wit ‘antwoord’ stond, zie figuur 1.

Figuur 1. Een Voorbeeld van een Trial in Blok 1 van de Computertaak.

Door met de wijsvinger van de linkerhand op de linker shift-knop op het toetsenbord te

drukken gaven zij aan dat de tweede toon lager was dan de eerste toon. Als de tweede toon hoger was dan

(9)

de eerste toon, drukten zij met de wijsvinger van hun rechterhand op de rechter shift-knop van het toetsenbord. Op de shiftknoppen werden witte stickers geplakt, zie figuur 2. De eerste en tweede toon waren beide 500 milliseconden te horen met daartussen een stilte van 500 milliseconden. De tijd tussen de tweede toon en het antwoord varieerden tussen de 50 en 250 milliseconden. Nadat het eerste blok was afgelopen kregen de deelnemers de mogelijkheid om een paar minuten pauze te houden om iets te drinken, eten of om naar het toilet te gaan.

Figuur 2. Toetsenbord waarop de Deelnemers hun Antwoord moesten aangeven.

In het tweede blok kregen de deelnemers nogmaals meerdere malen twee tonen te horen, maar ditmaal kregen zij er extra informatie bij. De computer gaf namelijk na de tweede toon aan of de tweede toon lager of hoger was. De tijdsperiodes, van de tonen en tussen de tonen en het antwoord, waren hetzelfde als bij blok 1. Op een zwart scherm kwam in het wit ‘Lager’ of ‘Hoger’ te staan, zie figuur 3. Aan de deelnemers was verteld dat de computer het in 75% van de gevallen goed had en in 25% van de gevallen ongelijk had. Na het horen van de twee tonen en bij het zien van het antwoord van de computer, gaven de deelnemers op dezelfde manier als in blok 1 aan of de tweede toon lager of hoger was dan de eerste toon, zie figuur 2. Na de test op de laptop werd de vragenlijst bij de deelnemers afgenomen. De

testleider vulde de vragen in. Zie bijlage 3 voor de vragenlijst.

Aan het einde van de test en de vragenlijst kregen de deelnemers de mogelijkheid om vragen te stellen over het huidige onderzoek.

(10)

Figuur 3. Een Voorbeeld van een Trial in Blok 2 van de Computertaak.

Resultaten

Van de 68 deelnemers waren er 12 kinderen, 30 adolescenten en 26 volwassenen. Tijdens het bekijken van de resultaten bleek dat er een aantal opvallende lange reactietijden waren. Er is besloten om de trials met reactietijden die drie standaardafwijkingen van het gemiddelde lagen niet mee te nemen in de dataverwerking. Daarnaast was er één deelnemer, van de jongste leeftijdsgroep, waarvan wordt gedacht dat deze de antwoorden andersom ingevoerd heeft. Deze deelnemer heeft namelijk op het knopje ‘lager’ gedrukt, terwijl hij hoger bedoelde, en andersom. Ook deze data is niet meegenomen in de verwerking van de resultaten.

Aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov analyse is getest of de residuen van de reactietijden normaal verdeeld waren, K-S(23743)= 0.234, p<.001. Hieruit bleek dat deze niet normaal verdeeld zijn en dat betekent dat de assumptie normaliteit is geschonden. Om beter te voldoen aan de assumptie normaliteit zijn de wortels getrokken van de reactietijden. Uit de Kolmogorov-Smirnov analyse bleek dat deze tevens niet normaal verdeeld zijn, maar er was meer aan de assumptie voldaan dan bij de normale reactietijden, K-S(23743)= 0.132, p<.001. Daarom is gekozen om gebruik te maken van de wortel van de reactietijden1.

(11)

Er is gekozen voor een multilevel analyse, omdat hierbij bekend is welke trial bij welke deelnemer hoort. De afhankelijkheid wordt gemodelleerd, waardoor er voldaan wordt aan de assumptie van onafhankelijkheid.

Voor iedere leeftijdsgroep is de gemiddelde reactietijd en de kans op correcte antwoorden met bijbehorende standaarddeviaties berekend, zie Tabel 1.

Tabel 1

Gemiddelde Reactietijd en kans op Correcte Antwoorden met bijbehorende Standaarddeviaties (tussen Haakjes) van de verschillende Leeftijdsgroepen.

___________________________________________________________________________ Leeftijdsgroep Reactietijd Kans op correcte antwoorden ___________________________________________________________________________ Kinderen 25.352 (13.520) 0.71 (0.454) Adolescenten 22.681 (13.313) 0.83 (0.380) Volwassenen 21.449 (12.300) 0.86 (0.345) ___________________________________________________________________________ Hoofdanalyses

Een multilevel analyse is uitgevoerd om te meten of de reactietijden korter of langer werden naarmate het aantal voltooide trials vorderde. Uit de analyse bleek dat er een

significant effect was van het aantal trials op de reactietijd, zie figuur 4. Naarmate het aantal trials vorderde, nam de reactietijd namelijk significant af, t(64.962)= -9.743, p<.001.

Daarnaast bleek uit de analyse dat er significante variantie (=31.009) was in de reactietijden bij het begin van de test, Wald Z= 5.490, p<.001. Dit betekent dat de deelnemers bij de eerste trial significant verschilden in hun reactietijden. Ook bleek er significante variantie te zijn

(12)

(<0.001) tussen de deelnemers in het verloop van de reactietijden naarmate het aantal trials vorderde, Wald Z= 4.808, p<.001. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op de reactietijden niet bij alle deelnemers hetzelfde was.

Figuur 4. Het Verloop van de Reactietijden in Milliseconden naarmate het Aantal Trials

toeneemt.

Daarnaast is er een multilevel analyse uitgevoerd om te meten of de kans op correcte antwoorden minder of meer werd naarmate het aantal voltooide trials vorderde. Uit de analyse bleek dat er een significant effect was van het aantal trials op de kans op correcte antwoorden, zie figuur 5. De kans op correcte antwoorden nam namelijk significant toe naarmate het aantal trials vorderde, t(1, 66.239)= 3.191, p= 0.002. Daarnaast bleek uit de analyse dat er een

significante variantie (=0.012) was op de kans op correcte antwoorden bij het begin van de test, Wald Z= 5.267, p<.001. Dit betekent dat de deelnemers bij de eerste trial significant

(13)

verschilden in de kans op een correct antwoord. Ook bleek er significante variantie (<0.001) te zijn tussen de deelnemers in het verloop van de kans op correcte antwoorden naarmate het aantal trials vorderde, Wald Z= 4.061, p<.001. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op de kans op correcte antwoorden niet bij alle deelnemers hetzelfde was.

Figuur 5. Kans op Correcte Antwoorden naarmate het Aantal Trials toeneemt.

Exploratieve analyses

Leeftijdsgroepen

Er is een multilevel analyse gedaan, met leeftijdsgroepen als fixed factor, om te meten of er significante verschillen waren tussen de leeftijdsgroepen. Hieruit bleek dat er geen

(14)

significant hoofdeffect was van leeftijdsgroep op de reactietijden, F(2, 63.032)= 1.801, p= .174. Dit betekent dat de reactietijden tussen de kinderen, adolescenten en volwassenen aan het begin van de test niet significant van elkaar verschilden. Ook was er geen significant interactie effect van leeftijdsgroepen op de reactietijden naarmate het aantal trials vorderde,

F(2, 63.001)=0.643, p=.529. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op

reactietijden tussen kinderen, adolescenten en volwassenen hetzelfde was.

Uit een multilevel analyse, met leeftijdsgroepen als fixed factor, bleek er daarentegen wel een significant hoofdeffect te zijn van leeftijdsgroep op de kans op correcte antwoorden,

F(2, 75.741)= 7.875, p=.001. Dit betekent dat er, aan het begin van de test, significante

verschillen waren tussen kinderen, adolescenten en volwassenen op de kans op correcte antwoorden, zie figuur 6. De kans op correcte antwoorden bij het begin van de test bij kinderen bleek significant lager te zijn dan bij volwassenen, t(75.907)= -3.947, p<.001. Bij adolescenten bleek tevens de kans op correcte antwoorden bij het begin van de test lager te zijn dan bij volwassenen, maar ook dit was niet significant, t(75.631)= -1.898, p=.062. Daarnaast was er een significant interactie effect van leeftijdsgroepen op de kans op correcte antwoorden naarmate het aantal trials vorderde, F(2, 23673.993)= 4.611, p=.01. Het verloop van de kans op correcte antwoorden naarmate het aantal trials vorderde was bij de kinderen lager dan bij volwassenen, maar dit effect was niet significant, t(23673.984)= -1.930, p=.054. Vervolgens is bij de adolescenten gekeken naar het verloop van de kans op correcte

antwoorden naarmate het aantal trials vorderde, maar ook hierbij was het effect in

vergelijking met de volwassenen niet significant, t(23673.984)=1.415, p=.157. Kortom, bij het verloop van de kans op correcte antwoorden naarmate de test vorderde was er een significant leeftijdseffect, maar de vergelijkingen tussen de groepen waren niet significant.

(15)

Figuur 6. Kans op Correcte Antwoorden naarmate het Aantal Trials toeneemt bij Kinderen

(1), Adolescenten (2) en Volwassenen (3).

Geslacht

Er is een multilevel analyse gedaan, met geslacht als fixed factor, om vast te stellen of er significante verschillen waren tussen mannen en vrouwen. Hieruit bleek dat er geen

significant hoofdeffect was van geslacht op de reactietijden, F(1, 64.064)= 0.500, p= .482. Dit betekent dat de reactietijden tussen mannen en vrouwen aan het begin van de test niet

significant van elkaar verschilden. Er was daarnaast ook geen significant interactie effect van geslacht op de reactietijden naarmate het aantal trials vorderde, F(1, 63.972)= 0.004, p=.952. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op reactietijden hetzelfde is bij mannen en vrouwen.

Dezelfde analyse is gedaan waaruit bleek dat er geen significant hoofdeffect was van geslacht op de kans op correcte antwoorden, F(1, 65.293)= 0.022, p= .882. Dit betekent dat de kans op correcte antwoorden aan het begin van de test niet significant verschilden tussen mannen en vrouwen. Er was tevens geen significant interactie effect van geslacht op de kans

(16)

op correcte antwoorden naarmate het aantal trials vorderde, F(1, 65.154)= 0.566, p= .454. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op de kans op correcte antwoorden hetzelfde is bij mannen en vrouwen.

Muzikale ervaring

Alle mensen met zangles, het vermogen om een muziekinstrument te bespelen en de mensen die muzieknoten kunnen lezen werden gerekend als deelnemers met muzikale ervaring. Deze zijn als covariaat in de multilevel analyse gedaan om het effect van muzikale ervaring op de reactietijden te meten. Hieruit bleek dat er geen significant hoofdeffect was van muzikale ervaring op de reactietijden, t(338.621)= -1.169, p= .243. Dit betekent dat de reactietijden van mensen met muzikale ervaring aan het begin van de test niet significant verschilden van mensen zonder muzikale ervaring. Er was daarnaast ook geen significant interactie effect van muzikale ervaring op de reactietijden naarmate het aantal trials vorderde,

t(23.463)= -0.089, p= .930. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op reactietijd

niet verschilt tussen mensen met en zonder muzikale ervaring.

Hetzelfde is gedaan in een multilevel analyse om het effect van muzikale ervaring op de kans op correcte antwoorden te meten. Hieruit bleek dat er een significant hoofdeffect was van muzikale ervaring op de kans op correcte antwoorden, t(23.833)= 2.890, p=.008. Dit betekent dat de kans op correcte antwoorden bij het begin van de test bij mensen met

muzikale ervaring significant verschilden van mensen die geen muzikale ervaring hebben, zie figuur 7. Er was echter geen significant interactie van muzikale ervaring op de kans op correcte antwoorden naarmate het aantal trials vorderde, t(13085.352)= 0.646, p= .518. Dit betekent dat het effect van aantal voltooide trials op de kans op correcte antwoorden hetzelfde is bij mensen met en zonder muzikale ervaring.

(17)

Figuur 7. Kans op Correcte Antwoorden naarmate het Aantal Trials toeneemt bij Mensen

zonder Muzikale Ervaring (0) en Mensen met Muzikale Ervaring (1).

Discussie

In deze studie werd onderzocht wat het effect van vermoeidheid en gebrek motivatie was op het nemen van beslissingen. Er werd meer bevestiging voor de demotivatietheorie gevonden dan voor de vermoeidheidstheorie: de deelnemers kregen namelijk kortere

reactietijden naarmate het aantal trials in de test vorderde. Dit resultaat is te vergelijken met het resultaat van Hockey (1997) en hiermee is de vermoeidheidstheorie verworpen. Echter, uit het huidige onderzoek bleek ook dat de kans op correcte antwoorden groter werd naarmate het aantal trials vorderde. Dit spreekt het resultaat van Huizenga, et al. (2012) in de

demotivatietheorie tegen. Naar aanleiding van dit onderzoek werd namelijk verwacht dat de kans op correcte antwoorden kleiner, in plaats van groter, zou worden bij toenemende voltooide trials. Een verklaring voor de toenemende kans op correcte antwoorden in het huidige onderzoek zou gewenning aan de verschillen in toonhoogtes kunnen zijn, het gewenningseffect (Mulder, 1977). Door het herhaaldelijk horen van verschillende tonen zou

(18)

de actieve verwerking van deze tonen naar automatische verwerking kunnen veranderen. Dit zou tevens de korter wordende reactietijden kunnen verklaren. Wellicht wordt het hierdoor makkelijker om de tonen te onderscheiden en neemt de kans op correcte antwoorden toe. Daarnaast zou dit kunnen verklaren waarom mensen met muzikale ervaring bij het begin van de test significant beter scoorden dan mensen zonder muzikale ervaring: omdat zij al gewend zijn aan het onderscheiden van tonen.

Samenvattend, de kortere reactietijden verwijzen naar de bevestiging van

demotivatietheorie. Een grotere kans op correcte antwoorden werd echter bij beide hypotheses niet verwacht en is wellicht te verklaren door een gewenningseffect. Er is daarom meer

aanhang voor de demotivatietheorie, maar deze kan vooralsnog niet aangenomen worden. Uit de exploratieve analyses bleken er geen significante verschillen te zijn in

reactietijden tussen de drie leeftijdsgroepen. Er waren wel significante verschillen in de kans op correcte antwoorden tussen de drie leeftijdsgroepen. Bij het begin van de test hadden kinderen een significant lagere kans op correcte antwoorden dan volwassenen. Dit is wellicht te verklaren door onwetendheid over toonhoogtes. Er werden geen significante verschillen in kans op correcte antwoorden tussen adolescenten en volwassenen gevonden. Tussen mannen en vrouwen bleken er geen verschillen te zijn in reactietijden en kans op correcte antwoorden. Daarnaast is gebleken dat het hebben van muzikale ervaring alleen effect heeft op de kans op correcte antwoorden aan het begin van de test. Dit zou wellicht kunnen komen doordat mensen met muzikale ervaring bekend zijn met tonen.

Een beperking in het huidige onderzoek is dat de motivatie van sommige deelnemers wellicht is beïnvloed tijdens de test. De test bestond uit twee delen, waarbij het tweede deel dubbel zo lang was als het eerste deel. Aan sommige deelnemers werd dit in de pauze verteld, wat wellicht hun motivatie negatief beïnvloed heeft. Dit zou als gevolg kunnen hebben gehad dat ze het tweede deel vanaf het begin hebben afgeraffeld om snel klaar te zijn, wat niet

(19)

representatief zou zijn voor hun normale beslissingsproces. De kortere reactietijden zijn hierdoor wellicht toe te schrijven aan de opmerking van de testleider. In vervolgonderzoek zou er gebruik moeten worden gemaakt van een meer gestandaardiseerde procedure, zodat alle deelnemers exact dezelfde informatie krijgen.

Een tweede beperking van het huidige onderzoek is dat het onduidelijk was of alle deelnemers hebben begrepen wat het verschil is tussen lage en hoge tonen. Vooral in de kinderleeftijdsgroep was extra uitleg nodig over toonhoogtes. Het kan zijn dat sommige deelnemers bij alle trials hebben gegokt, wat bijvoorbeeld de lage kans op correcte

antwoorden van de kinderen verklaard. In vervolgonderzoek zou er aan het begin van de test vijf makkelijke trials gehoord kunnen laten worden. Bij drie fouten zou de deelnemer

bijvoorbeeld extra instructie over toonhoogtes kunnen krijgen, omdat data van een deelnemer die geen begrip van toonhoogtes heeft onbruikbaar is.

Een derde beperking van het huidige onderzoek is dat er wellicht sprake was van een gewenningseffect (Mulder, 1977). De kans op correcte antwoorden werd groter naarmate het aantal trials vorderde en dit zou verklaard kunnen worden door gewenning aan de verschillen in toonhoogtes. Hierdoor werd het wellicht makkelijker om tonen te onderscheiden en nam de kans op correcte antwoorden toe. In vervolgonderzoek zou men gebruik kunnen maken van verschillende soorten stimuli, waardoor het gewenningseffect minder snel optreedt. Hierdoor zou er uitsluitend onderzoek worden gedaan naar het effect van vermoeidheid en gebrek aan motivatie op het nemen van beslissingen.

Voorlopig kan er nog geen conclusie worden getrokken over de invloed van vermoeidheid en gebrek aan motivatie op het nemen van beslissingen. Er lijkt meer

bevestiging te zijn voor de invloed van verminderde motivatie, maar vervolgonderzoek zou dit moeten uitwijzen. Hierbij moet er rekening worden gehouden met het standaardiseren van de procedure en het begrip van toonhoogtes. Daarnaast leek er, onverwacht, een

(20)

gewenningseffect te zijn opgetreden, wat wellicht interessant zou kunnen zijn om verder te onderzoeken. Kortom, het is nog onduidelijk of langdurig concentreren zorgt voor

vermoeidheid of verminderde motivatie bij het nemen van beslissingen. Meer onderzoek is nodig om te kijken wat men kan veranderen in het dagelijkse leven, waardoor beslissingen optimaal worden genomen.

(21)

Bartlett, F. C. (1943). Fatigue following highly skilled work. Proceedings-of-the-Royal-

Society B, 131, 247–257.

Boksem, M. A. S., Lorist, M. M., & Meijman, T. F. (2005). Effects of mental fatigue on attention: an ERP study. Cognitive Brain Research, 25, 107–116.

Boksem, M. A. S., & Tops, M. (2008). Mental fatigue: Costs and benefits. Brain Research

Reviews, 59, 125-139.

Faul, F., Erdfelder, E., Buchner, A., & Lang, A. G. (2009). Statistical power analyses using G*Power 3.1: Tests for correlation and regression analyses. Behavior Research

Methods, 41, 1149-1160.

Hockey, G. R. J. (1997). Compensatory control in the regulation of human performance under stress and high workload: a cognitive energetical framework, Biological

Psychology, 45, 73 – 93.

Huizenga, H. M., van der Molen, M. W., Bexkens, A., Bos, M. G., & Van Den Wildenberg, W. P. (2012). Muscle or motivation? A stop-signal study on the effects of sequential cognitive control. Frontiers in Psychology, 3.

Lim, J., Wu, W. C, Wang, J. J., Detre, J. A., Dinges, D. F., & Rao, H. (2010). Imaging brain fatigue from sustained mental workload: An ASL perfusion study of the time-on-task effect. Elsevier, 49 (4), 3426-3435.

Lorist, M. M., Klein, M., Nieuwenhuis, S., de Jong, R., Mulder, G., & Meijman, T. F. (2000). Mental fatigue and task control: planning and preparation. Society for

Psychophysiological Research, 37, 612-625.

Mackworth, J. F. (1948). The breakdown of vigilance during prolonged visual search.

(22)

Morgan, T. J., Laland, K. N., & Harris, P. L. (2015). The development of adaptive

conformity in young children: effects of uncertainty and consensus. Developmental

science, 18(4), 511-524.

Mulder, G. (1977). Mentale inspanning en mentale belasting. TNOproject, 9, 306-313. Muraven, M., & Baumeister, R. F. (2000). Self-Regulation and Depletion of Limited

Resources: Does Self-Control Resemble a Muscle? Psychological Bulletin, 126, 247- 259.

Neurobehavioral Systems: http://www.neurobs.com/.

Ricci, J. A., Chee, E., Lorandeau, A. L., Berger, J. (2007). Fatigue in the US workforce: prevalence and implications for lost productive work time. Journal of Occupational &

Environmental Medicine, 49, 1–10.

Van der Linden, D., Frese, M., & Meijman, T. F. (2003). Mental fatigue and the control of cognitive processes: effects on perseveration and planning. Elsevier, 113, 45-65.

(23)

Bijlagen

Bijlage 1a: informatie brochure voor de ouders van deelnemers uit de kinder- en adolescentleeftijdsgroepen

Geachte ouders/verzorgers,

De school van uw kind verleent medewerking aan een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (Afdeling Psychologie). Over dit onderzoek wordt u hieronder nader

geïnformeerd. Het betreft onderzoek waarvoor de deelname van kinderen in de leeftijd van 7-12 onontbeerlijk is. In het algemeen vinden de kinderen het leuk om aan dergelijk onderzoek mee te doen. De schoolleiding vindt medewerking aan het onderzoek nuttig, en acht deelname van uw kind niet strijdig met de belangen van het kind of van de school.

Het onderzoek vindt plaats op school en er wordt rekening gehouden met het lesrooster van de kinderen. Het onderzoek start op eind februari 2016. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Leest u derhalve het onderstaande s.v.p. zorgvuldig door.

Indien u geen bezwaar heeft tegen deelname van uw kind aan dit onderzoek, dan vragen wij u het toestemmingsfomulier in te vullen, te ondertekenen en aan de schoolleiding of aan de onderzoekers te geven (zie de toestemmingsverklaring).

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe mensen verschillende soorten informatie verwerken bij het maken van een beslissing. Dit doen we door mensen tonen te laten onderscheiden aan de hand van een computertaak.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

In dit experiment krijgt uw kind op de computer tonen te horen, die overeenkomen met de tonen zoals je die hoort in spraak, qua toonhoogte en volume. Deze tonen worden niet als storend ervaren. De taak is om aan te geven of de tweede toon hoger of lager is dan de eerste toon. Dit doet uw kind door middel van een toetsenbord. Het onderzoek zal ongeveer 40 minuten duren met een pauze.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor nadere analyse en voor eventuele publicatie in wetenschappelijke tijdschriften. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van de persoonsgegevens van uw kind, en blijft de anonimiteit van uw kind gewaarborgd.

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u of uw kind hebben. Als uw kind tijdens het onderzoek zelf besluit zijn/haar medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolgen hebben. Tevens kunt

(24)

u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van de gegevens van uw kind intrekken. Uw kind kan zijn/haar medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht uw kind haar/zijn medewerking staken, of mocht u binnen 24 uur uw toestemming intrekken, dan zullen de gegevens van uw kind worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor de gezondheid of veiligheid van uw kind met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email

j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS

Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

Bijlage 1b:informatie brochure voor de volwassen deelnemers

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De

onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden.

DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek is om na te gaan hoe mensen verschillende soorten informatie verwerken bij het maken van een beslissing. Dit doen we door mensen tonen te laten onderscheiden aan de hand van een computertaak.

GANG VAN ZAKEN TIJDENS HET ONDERZOEK

In dit experiment krijgt u tonen te horen, die qua toonhoogte en volume, overeenkomen met de tonen zoals je die hoort in spraak. Dit wordt niet als storend ervaren. De taak is om aan te geven of de tweede toon hoger of lager is dan de eerste toon. Dit doet u door middel van een toetsenbord. Het onderzoek zal ongeveer 40 minuten duren met een pauze.

VERTROUWELIJKHEID VAN GEGEVENS

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

(25)

VRIJWILLIGHEID

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw

medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

VERZEKERING

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

NADERE INLICHTINGEN

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email

j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 AX Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 AX Amsterdam.

(26)

Bijlage 2a: toestemmingsverklaring voor de ouders van deelnemers uit de kinder- en adolescentleeftijdsgroepen

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar uw kind aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email

j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS

Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Facultaire Commissie Ethiek (FMG-UvA), Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129-B, 1018 WS Amsterdam.

Heeft uw kind epilepsie? ⏩ Ja

⏩ Nee

Heeft uw kind last van ernstige gehoor of gezichtsproblemen die belemmerend zouden kunnen zijn voor het lezen van woorden of het horen van tonen?

⏩ Ja ⏩ Nee

[OUDER DEELNEMER]

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor de deelname van mijn kind aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoudt mijn kind het recht op ieder gewenst moment te stoppen met het experiment.”

Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

………... ………

(27)

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen

over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

Datum:

………... ………

naam onderzoeker handtekening

Bijlage 2b: toestemmingsverklaring voor de volwassen deelnemers

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de

deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure.

Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Drs. Joost Agelink van Rentergem Zandvliet, email

j.a.agelinkvanrentergemzandvliet@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 AX Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Facultaire

Commissie Ethiek (FMG-UvA), Dr. Elske Salemink, email e.salemink@uva.nl, Weesperplein 4, 1018 AX Amsterdam.

Heeft u epilepsie? ⏩ Ja

⏩ Nee

Heeft u last van ernstige gehoor of gezichtsproblemen die belemmerend zouden kunnen zijn voor het lezen van woorden of het horen van tonen?

⏩ Ja ⏩ Nee

(28)

“Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.”

Aldus in tweevoud getekend:

Datum:

………... ………

naam proefpersoon handtekening

[ONDERZOEKER]

“Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen

over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.”

Datum:

………... ………

(29)

Bijlage 3: vragenlijst na het onderzoek Wat is uw geslacht?

⏩Man ⏩Vrouw

Hoe oud bent u? …….. jaar

Speelt u een muziekinstrument? ⏩Ja

⏩Nee

Als u “Ja” op de vorige vraag heeft geantwoord, welk(e) muziekinstrument(en)? ………...

Heeft u zangles? ⏩Ja

⏩Nee

Kunt u muzieknoten lezen of bent u dit op dit moment aan het leren? ⏩Ja

⏩Nee

Wat denkt u dat het doel van het onderzoek was?

……….. Heeft u bij het maken van uw beslissingen gebruik gemaakt van het antwoord op het beeldscherm?

⏩Ja ⏩Nee

Als u “Ja” op de vorige vraag heeft geantwoord, om welke reden deed u dit? ………..

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor volledige uitwerkingen verwijs ik je door naar het filmpje dat op de site staat.. Zorg dat je eigen uitwerkingen

Als er in totaal 8 verschillende vlippo’s zijn, dan zou het natuurlijk leuk zijn als je die alle 8 hebt na het kopen van precies 8 zakken knabbelchips.. De kans dat zoiets gebeurt,

Als het bijvoorbeeld dezelfde selectieve en aselecte steekproeven van gewonde respectievelijk aan het verkeer deelnemende bestuurders betreft, en het tweedelings- kenmerk

Presentatie van de gemiddelde waarde van de aanlandingen in het gebied Sylter Außenriff (blauw omkaderd) van alle Nederlandse bodemberoerende tuigen in 2012-2014.. De waarde

“Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de invloed van gentrificatie op sociale cohesie binnen de wijken, de Indische Buurt en de Jordaan, die

Alle Ou-Testa- mentiese verwysings in dié verband is gekoppel aan die Bybelhebreeuse woord saris behalwe in Deuteronomium 23:1 waar die kastrasieproses om- skryf word sonder dat

Smith genoem was nie, dan sou dié nuwe gemeente :in die Swart Ruggens, w~t eers In deel van Uitenhage uitgemaak het en deur die agtenswaar= dige predikant so getrou bearbei was

aeruginosa strains is the presence or absence of the peptide synthetase, mcyB, in toxin producing and non toxin-producing strains respectively (Dittmann et al.,..