• No results found

Radicalisering: de rol van psychologische behoeften bij de aansluiting van gewelddadige organisaties

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Radicalisering: de rol van psychologische behoeften bij de aansluiting van gewelddadige organisaties"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Radicalisering: De rol van psychologische behoeften bij

de aansluiting van gewelddadige organisaties

Auteur: Wesley Altman

Studentnummer: 11156899

Datum: 1 juli 2018

Aantal woorden: 9507

Social Influence (track)

(2)

Abstract

In de huidige studie werd onderzocht of Need for status de relatie tussen Mortality salience en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties medieerde. In de Mortality

salience conditie (n = 105) kregen deelnemers vragen gerelateerd aan hun eigen sterfelijkheid

en in de controleconditie beantwoordden de deelnemers soortgelijke vragen gerelateerd aan een neutraal onderwerp (n = 107). Need for status werd gemeten door vier items. Het steunen van het type (gewelddadige) organisaties werd gemeten door het vertonen van vier Facebook berichten van twee type organisaties (Identity seeking organisatie, Significance seeking

organisatie), waarvan elke type een gewelddadige en niet gewelddadige variant werd getoond. Aan de hand van zes items werd gemeten in welke mate de deelnemers de organisaties

steunden. Tegen de verwachting in bleek de confrontatie met de eigen sterfelijkheid geen voorspeller te zijn voor het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties en medieerde het nastreven van meer status het effect niet.

(3)

Inhoudsopgave Inleiding p. 3 Methode p. 14 Resultaten p. 21 Discussie p. 33 Literatuurlijst p. 41 Appendix A p. 49 Appendix B p. 50 Appendix C p. 51 Appendix D p. 52 Appendix E p. 54 Appendix F p. 57 Appendix G p. 62 Appendix H p. 63 Appendix I p. 64 Appendix J p. 71

(4)

Inleiding

Uit een artikel van de Telegraaf blijkt dat de Algemene Inlichtingen- en

Veiligheidsdienst (AIVD) sinds 2011 drie tot vier een aanslagen heeft voorkomen (“AIVD voorkwam zeker drie aanslagen”, 2018). Daarnaast blijkt uit een artikel van de Telegraaf dat de AIVD en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) in 2018 fors meer geld hebben gekregen vanwege aanslagen en toenemende dreigingen (“Ruim 350 miljoen voor inlichtingendiensten”, 2017). Dat kwam naar voren uit de begrotingen van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie. Verder blijkt dat radicalisering een hedendaags probleem is met verschillende negatieve effecten als gevolg, zoals kosten, psychische problemen, gevoel van onveiligheid en angst voor polarisatie die de sociale cohesie kan aantast(en) (AIVD, 2004; BZK, 2007; Pfefferbaum, Pfefferbaum, North & Neas, 2002; Schlenger et al., 2002).

Voordat individuen gewelddadig gedrag vertonen, doorlopen zij een

radicaliseringsproces (Doosje, Moghaddam, Kruglanski, Wolf, Mann & Feddes, 2016). Een belangrijk onderdeel van dit radicaliseringsproces zijn psychologische behoeften, waardoor mensen zich aansluiten bij gewelddadige organisatie (Bandura, 2004; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015; Moghaddam, 2005; Wiktorowicz, 2004). Een van deze psychologische behoeften is de behoefte aan status. Zo is uit recent onderzoek gebleken dat de

psychologische behoefte om status na te streven een goede voorspeller is voor het steunen van gewelddadige organisaties (Macdougall, van der Veen, Feddes, Nickolson, & Doosje., 2018. Aansluitend stelt de Terror Management Theory (TMT) dat deze behoefte aan status kan worden getriggerd door een confrontatie met de eigen sterfelijkheid (Becker, 1973;

Greenberg, Solomon, & Pyszczynski, 1997, 2004; Kruglanski, Chen, Dechesne, Fishman, & Orehek, 2009; Post, 2006; Pyszczynski, Greenberg, & Solomon, 1999; Sprinzak, 2001). Hierbij zou een gevoel van eigen sterfelijkheid ervoor kunnen zorgen dat iemand meer status wilt nastreven en vervolgens zich wilt aansluiten bij een organisatie. Een gewelddadige

(5)

organisatie sluit hier goed bij aan, omdat het uitvoeren van gewelddadige acties voor erkenning en status kunnen zorgen binnen de gewelddadige groep, waarmee de

psychologische behoeften van status wordt bevredigd van het individu (Bartlett & Miller, 2012; Horgan, 2008). Kortom, de psychologische behoefte status speelt een belangrijke rol in het radicaliseringsproces bij de aansluiting van gewelddadige organisaties, waarbij een confrontatie met de sterfelijkheid mogelijk deze behoefte aan status kan triggeren. Een tekortkoming van eerdere onderzoeken is echter dat dit verband momenteel nog niet experimenteel onderzocht is, waardoor het verband nog niet sterk is aangetoond.

Via experimenteel onderzoek richt de huidige studie zich daarom op de vraag of een confrontatie met de eigen sterfelijkheid, de psychologische behoefte vergroot om status na te streven (Need for status), waardoor een individu gewelddadige organisaties gaat steunen, om die psychologische behoefte te vervullen. Verder richt de huidige studie zich op de vraag of de verhoogde psychologische behoefte om naar status te streven, leidt tot het meer steunen van specifieke type gewelddadige organisaties, die deze behoefte kan vervullen. Via de huidige studie wordt het inzicht vergroot in waarom individuen radicaliseren en specifiek welke psychologische behoeften hierin wellicht centraal staan.

Hierboven is het algemeen beschreven hoe een confrontatie met de eigen sterfelijkheid kan leiden tot het meer nastreven van status en het steunen van gewelddadige organisaties. Daarnaast is het belang van experimenteel onderzoek naar psychologische behoeften

benadrukt. In de volgende alinea’s zal hier dieper op worden ingegaan. Eerst is beschreven op welk deel van het (de)radicaliseringsproces de studie zich richt. Vervolgens is beschreven hoe de psychologische behoefte Need for status invloed heeft op het steunen van gewelddadige organisaties. Daarna is de TMT beschreven die verklaard hoe een confrontatie met de eigen

(6)

ondersteunen. Tot slot worden de hypothesen en verwachtingen van het huidige onderzoek beschreven.

Het radicaliseringsproces en online rekrutering

Radicalisering kan worden gedefinieerd als, een proces waarbij mensen gemotiveerd raken om gewelddadig gedrag te vertonen tegen leden van een outgroup, om

gedragsverandering en/of politieke veranderingen te realiseren (Doosje et al., 2016). Het radicaliseringsproces1 bestaat uit drie fases, waarbij triggerfactoren op individueel-, groeps- en maatschappelijk niveau invloed hebben (Doosje et al., 2016; Moghaddam 2005).

De huidige studie richt zich op de overgang tussen de eerste fase (Sensitivity phase) en tweede fase (The group membership phase) en hoe triggerfactoren op individueel niveau een rol spelen. Hier is voor gekozen omdat deze overgang cruciaal is voor de aansluiting bij gewelddadige organisaties. De eerste fase (Sensitivity phase) kan worden getriggerd door een confrontatie met de eigen sterfelijkheid en wordt gekenmerkt door een openheid voor andere (gewelddadige) ideologieën. Bij dit proces kan het internet een belangrijke rol spelen, omdat individuen hier informatie kunnen opdoen over gewelddadige ideologieën (Royal Canadian Mounted Police, 2009). Daarnaast maken gewelddadige organisaties gebruik van het internet om propaganda te verspreiden en individuen te rekruteren (Von Behr, Reding, Edwards, & Gribbon, 2013). De huidige studie richt zich daarom op hoe psychologische behoeften en triggerfactoren een rol spelen bij het steunen van gewelddadige organisaties in een online context.

Psychologische behoeften en het steunen van gewelddadige organisaties

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat er grofweg zeven psychologische behoeften zijn te extraheren, die een indicatie geven waarom mensen radicaliseren en (gewelddadige)

organisaties steunen (Buijs, Demant & Hamdy, 2006; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015;

(7)

Macdougall et al., 2018; Moghaddam, 2005). Deze zeven psychologische behoeften zijn:

Emotional uncertainty, Need to belong, Justice seeking, Need for sensation, Need for

romance, Meaningful existence, en Need for status2. De huidige studie richt zich specifiek op

Need for status (NFS), omdat uit recent onderzoek is gebleken dat NFS ten opzichte van de

zes overige psychologische behoeften de beste voorspeller was voor het steunen van gewelddadige organisaties (Macdougall et al., 2018). In

Zoals verondersteld in het onderzoek van Macdougall et al. (2018) staat bij NFS een betekenisvol leven centraal, wat gerealiseerd kan worden door het nastreven van status en (h)erkenning van anderen. Daarnaast wordt ook verondersteld door Kruglanski et al. (2014) dat het streven naar een betekenisvol leven een zwaarwegende reden is voor de aansluiting bij gewelddadige organisaties. Specifiek is gebleken dat de psychologische behoefte om meer status na te streven getriggerd kan worden door een confrontatie met de eigen sterfelijkheid (Kruglanski et al., 2009; Post, 2006; Sprinzak, 2001; Wiktorowicz, 2004).

Kortom, toegepast op online rekrutering van gewelddadige organisaties, lijkt het aannemelijk dat een gewelddadige organisatie voor een individu aantrekkelijk kan lijken, omdat zij via die organisatie een of meerdere psychologische behoeften kunnen vervullen (Kruglanski et al., 2009; Post, 2006; Sprinzak, 2001; Wiktorowicz, 2004). Indien een individu geconfronteerd wordt met de eigen sterfelijkheid lijkt de psychologische behoefte om status na te streven te worden getriggerd. Een (gewelddadige) organisatie kan bij de rekrutering inspelen op de psychologische behoefte NFS om meer leden te werven. In de volgende alinea zal de TMT worden toegepast om te verklaren hoe een confrontatie met de eigen

sterfelijkheid, Need for status en het steunen van gewelddadige organisaties aan elkaar zijn gerelateerd.

(8)

Mortality salience, psychologische behoeften en het steunen van gewelddadige organisaties

Onderzoek van Becker (1973), Greenberg, Solomon, & Pyszczynski (1997) en Pyszczynski, Greenberg, & Solomon (1999) impliceert op basis van de Terror Management

Theory (TMT) dat Mortality Salience (MS), de confrontatie met de eigen sterfelijkheid nauw

verbonden is met Need for status (NFS), via het nastreven van een betekenisvol bestaan. Daarnaast stelt onderzoek dat het nastreven van een betekenisvol bestaan kan leiden tot het steunen van gewelddadige organisaties (Kruglanski et al., 2009; Post, 2006; Sprinzak, 2001). Aangezien NFS een cruciale behoefte is voor het nastreven van een betekenisvol bestaan, biedt dit een indicatie dat het nastreven van NFS kan leiden tot het steunen van gewelddadige organisaties (Macdougall et al., 2018). In Figuur 1 zijn de hierboven benoemde verbanden weergegeven.

Figuur 1. Weergave van TMT toegepast op de relatie tussen MS, NFS en het steunen van

(9)

De reden hierachter is dat volgens de TMT het besef van de eigen sterfelijkheid (MS) angst oproept en mensen gemotiveerd zijn om deze angst te reduceren. Deze angst kan volgens de TMT gereduceerd worden door het nastreven van zelfwaardering, via NFS om een betekenisvol bestaan te leiden. Mensen streven een betekenisvol bestaan na, door de

navolging van een cultureel wereldbeeld en het creëren van een hoge mate van

zelfwaardering. Via de navolging van een cultureel wereldbeeld beoogt men een symbolische onsterfelijkheid te realiseren, via normen en waarden die tot in de oneindigheid kunnen blijven bestaan. Daarnaast streven mensen naar een hoge mate van zelfwaardering. Een hoge mate van zelfwaardering kan worden bereikt door status en (h)erkenning van anderen binnen een cultureel wereldbeeld. Status en (h)erkenning van anderen wordt nagestreefd doordat mensen zich congruent gedragen naar de normen en waarden van een cultureel wereldbeeld. Hierbij leidt het opgaan in een andere cultuur tot het gevoel van bijdragen aan een groter geheel, waarmee mensen via status en (h)erkenning van anderen, een hoge mate

van zelfwaardering kunnen creëren en het gevoel hebben een nuttige bijdrage te leveren. Gewelddadige organisaties bieden die mogelijkheid om op een snelle manier een hoge mate van status te realiseren (Kruglanski et al., 2009; Post, 2006; Sprinzak, 2001). De hoge mate van status kan bij een gewelddadige organisatie veelal worden nagestreefd via gewelddadige acties (Kruglanski et al., 2009; Post, 2006; Sprinzak, 2001). Mensen krijgen status en

(h)erkenning omdat deze gewelddadige acties bijdragen aan de grotere doelen van de gewelddadige organisaties. Kortom, hierdoor lijkt het aannemelijk dat als mensen geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid, meer NFS nastreven en mensen zich aansluiten bij gewelddadige organisaties, omdat gewelddadige organisaties de mogelijkheid

(10)

aannemelijk maken dat een confrontatie met de eigen sterfelijkheid, NFS en het steunen van gewelddadige organisaties aan elkaar zijn gerelateerd.

Uit diverse onderzoeken is dan ook gebleken dat er een verband bestaat tussen MS,

NFS (via het nastreven van een betekenisvol bestaan) en het steunen van gewelddadige

organisaties, die de NFS behoefte kan vervullen (Burling, 1993; Durlan, 1972; Kruglanksi et al., 2013; Macdougall et al., 2018; Pyszczynski et al., 2006). Zo bleek uit onderzoek van Pyszczynski et al. (2006) dat MS en het steunen van gewelddadige organisaties aan elkaar zijn gerelateerd. In het onderzoek van Pyszczynski et al. (2006) werd het effect van MS bij het ondersteunen van martyrdom onderzocht. Martyrdom is zelfdoding in verband met het steunen van (religieuze) idealen om op die manier een heldendaad te verrichten. Uit de resultaten bleek dat deelnemers die waren blootgesteld aan de MS-manipulatie, martyrdom meer ondersteunden, in tegenstelling tot deelnemers die daar niet aan waren blootgesteld. Het onderzoek toont hiermee aan dat MS ervoor kan zorgen dat mensen zich aansluiten bij

gewelddadige organisaties. In het onderzoek van Pyszczynski et al. (2006) werd echter uitsluitend gekeken naar het effect van MS op het steunen van gewelddadige organisaties. Hierdoor is het nog onduidelijk of MS en NFS aan elkaar zijn gerelateerd.

Durlan (1972) onderzocht wel of MS en NFS aan elkaar gerelateerd zijn. Uit het onderzoek van Durlan (1972) kan worden geïmpliceerd dat er een verband bestaat tussen MS en een betekenisvol leven, waarin NFS centraal staat. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat deelnemers die in hoge mate een betekenisvol leven leiden, minder angst hadden voor de eigen sterfelijkheid, in tegenstelling tot deelnemers die in een lagere mate een betekenisvol leven leiden. Hierdoor is het aannemelijk dat MS en een betekenisvol leven aan elkaar gerelateerd zijn. Het is echter onbekend of MS voor een toename bij NFS kan zorgen. Volgens de TMT zou MS voor een toename van NFS kunnen zorgen (Becker, 1973;

(11)

Zo bleek uit het onderzoek van Burling (1993) dat MS kan zorgen voor een toename van NFS, indien deelnemers dit voorafgaand aan de MS-manipulatie ook belangrijk vonden. Het onderzoek werd echter uitgevoerd bij studenten tussen de 18-20 jaar. Volgens Becker (1973) zou hierdoor het effect van MS anders kunnen zijn omdat jongeren wellicht anders reageren op de angst voor de dood. Hierdoor valt niet uit te sluiten dat NFS toeneemt

ongeacht of mensen vooraf NFS belangrijk vinden. Er is hierdoor behoefte aan een onderzoek waarbij ook oudere mensen worden betrokken. In het onderzoek van Burling (1993) werd echter uitsluitend naar het effect van MS op NFS gekeken en niet naar het effect van NFS op het steunen van gewelddadige organisaties.

Kruglanksi et al. (2013) en Macdougall et al. (2018) onderzochten wel het effect van

NFS op het steunen van gewelddadige organisaties. Uit een surveyonderzoek van Kruglanksi

et al. (2013) is gebleken dat Significance loss correleerde met de bereidheid om deel te nemen aan gewelddadige organisaties en acties. Een verklaring hiervoor is dat gewelddadige

organisaties de mogelijkheid bieden om dit te herstellen via NFS (Becker, 1973; Greenberg, Solomon, & Pyszczynski, 1997; Pyszczynski, Greenberg, & Solomon,1999). Hierdoor is het aannemelijk dat een hoge mate van NFS een rol heeft gespeeld bij het steunen van

gewelddadige organisaties. Een soortgelijk resultaat werd aangetoond in het onderzoek van Macdougall et al. (2018).

In het onderzoek van Macdougall et al. (2018) werd wel het effect van NFS op het steunen van gewelddadige organisaties onderzocht. Tevens werd onderzocht of NFS een indicatie was voor het steunen van een organisatie die specifiek deze behoefte propageerde te vervullen. In het onderzoek van Macdougall et al. (2018) werd verondersteld dat NFS een onderdeel is van het zoeken naar een betekenisvol bestaan. Zo werd er een organisatie

(12)

In het onderzoek van Macdougall et al. (2018) werd er een positief verband aangetoond tussen de psychologische behoefte NFS, en het steunen van gewelddadige organisaties. Ook werd er een positief verband aangetoond tussen NFS en het steunen van specifiek de

gewelddadige Significance seeking organisatie. Kortom het onderzoek van Macdougall et al. (2018) toont aan dat NFS en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties aan elkaar gerelateerd zijn.

Op basis van de bovenstaande studies lijkt het aannemelijk dat MS, NFS en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties aan elkaar gerelateerd zijn (Burling, 1993; Durlan, 1972; Kruglanksi et al., 2013; Macdougall et al., 2018; Pyszczynski et al., 2006). Een belangrijke tekortkoming is dat bovenstaande studies met name

correlationeel van aard zijn, waardoor er alleen kan worden gesproken over een verband tussen MS, NFS en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties. Daarentegen lijkt het op basis van de TMT aannemelijk dat MS kan zorgen voor het meer nastreven van NFS, waardoor men geneigd is om gewelddadige organisaties te steunen, om de psychologische behoefte NFS te vervullen (Becker, 1973; Greenberg, Solomon, &

Pyszczynski, 1997; Pyszczynski, Greenberg, & Solomon,1999). Kortom, op basis van de

TMT lijkt het wel aannemelijk dat NFS de relatie tussen MS en het steunen van gewelddadige

organisaties medieert. Experimenteel onderzoek kan meer inzicht geven. Het huidige onderzoek

In het huidige onderzoek wordt daarom onderzocht of Need for status de relatie tussen

Mortality saleince en het steunen van gewelddadige organisaties medieert (zie Figuur 2).

Verwacht wordt dat mensen die geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid (MS), de psychologische behoefte hebben om een hogere mate van status na te streven (NFS) ten opzichte van de mensen die niet worden geconfronteerd met de eigen sterfelijkheid

(13)

streven, meer gewelddadige organisaties steunen in vergelijking met de mensen die in mindere mate status nastreven (hypothese 2). Daarnaast wordt verwacht dat mensen die geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid, vaker gewelddadige organisaties steunen en dat dit effect wordt gemedieerd door het streven naar status (hypothese 3).

Figuur 2. Weergave van het veronderstelde mediërende effect van NFS in de relatie tussen MS (MS vs. controleconditie) en het steunen van gewelddadige organisaties.

Daarnaast wordt in het huidige onderzoek onderzocht of Need for status de relatie tussen Mortality salience en het steunen van gewelddadige Significance seeking organisaties medieert (zie Figuur 3). Hierbij wordt verwacht dat een mensen die een hogere mate van status na willen streven, meer gewelddadige Significance seeking organisaties steunen in vergelijking met de mensen die in mindere mate status nastreven (hypothese 4). Tot slot wordt verwacht dat mensen die geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid, vaker

(14)

Figuur 3. Weergave van het veronderstelde mediërende effect van NFS in de relatie tussen MS (MS vs. controleconditie) en het steunen van gewelddadige SS organisaties.

(15)

Methode Deelnemers

Aan het onderzoek deden 577 deelnemers mee. De deelnemers werden geworven door het onderzoek online te verspreiden (Facebook, mail, TNO-medewerkers3) en via werving op openbare plekken (koffietentjes, bibliotheken, treinstations). Hiervan zijn er 331 deelnemers uitgevallen, omdat zij minder dan 94% van de studie hebben doorlopen. Deelnemers die 94% of meer van het experiment hadden voltooid zijn wel meegenomen in de studie, omdat zij alles hebben ingevuld maar niet hebben gedrukt op de knop “voltooien”. Verder zijn er 16 deelnemers uitgevallen vanwege kennis over radicalisme. Kennis over radicalisme werd gemeten door te vragen met welke onderwerpen de deelnemers in aanraking komen tijdens hun beroep. Indien dit radicalisme betrof werden zij niet meegenomen in de data-analyses. Tevens werd kennis over radicalisme gemeten door te vragen of de deelnemers een idee hadden waar het onderzoek over ging. Indien deelnemers ja hadden geantwoord en aangaven dat het over radicalisme ging, werden zij niet betrokken bij de data-analyses. Daarnaast zijn er 12 deelnemers uitgevallen uit de MS-conditie en 6 uit de controleconditie, vanwege het niet inleven of niet compleet invullen van de open vragen. Een eerste indicator voor het niet inleven in de open vragen was een korte duur (minder dan 1,5 minuut4) bij het invullen van de open vragen. Een tweede indicator waren antwoorden, waaruit bleek dat de deelnemer zich niet had ingeleefd. Een open vraag die werd gesteld was bijvoorbeeld: ‘Beschrijf zo specifiek mogelijk wat je denkt dat er lichamelijk met je zal gebeuren als je sterft en fysiek dood bent’. Een voorbeeld van een antwoord waaruit bleek dat de deelnemer zich niet had ingeleefd is: ‘Ik snap de vraag niet helemaal’. De uitslagen van deze deelnemers zijn niet gebruikt tijdens de analyses. Hierdoor zijn er uiteindelijk 212 deelnemers meegenomen in de

(16)

data-bestond uit 20 mannen en 85 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 33.6 (SD = 13.0) en de controleconditie bestond uit 18 mannen en 89 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 36.4 (SD = 14.9).

Op basis van twee power-analyses kan met voorzichtigheid worden verondersteld dat er minimaal 95 deelnemers nodig zijn om een mediatie-effect aan te tonen van Need for status bij de relatie tussen MS en gewelddadige organisaties. Bij elke power-analyse is er een power van .80 en een alfa van .05 gebruikt, wat gebruikelijk is binnen psychologisch onderzoek (Cohen, 1988; Cohen, 1990; Cohen, 1992). Eerst is een power-analyse uitgevoerd om vast te stellen hoeveel deelnemers nodig zijn om een effect tussen MS en NFS aan te tonen. Hiervoor is op basis van een meta-analyse van de manipulatie MS een effectgrote van 0.33 ingevoerd (Burke, Martens & Faucher, 2010; Voorhis & Morgan, 2007). Hieruit bleek dat er 52 deelnemers nodig zijn. Tot slot is er nog een power-analyse uitgevoerd om aan te tonen hoeveel deelnemers er nodig zijn om een effect aan te tonen tussen Need for status en gewelddadige organisaties. Hieruit bleek dat er 95 deelnemers nodig zijn. Het aantal deelnemers is ruimschoots behaald.

Materialen

Mortality Salience

Mortality Salience werd gemanipuleerd door het stellen van twee open vragen. De

eerste open vraag was: ‘Beschrijf in het kort de emoties die opkomen wanneer je denkt aan je eigen dood’. De tweede open vraag was: ‘Beschrijf zo specifiek mogelijk wat je denkt dat er lichamelijk met je zal gebeuren als je sterft en fysiek dood bent’ (Rosenblatt, Greenberg, Solomon, Pyszczynski, & Lyon, 1989) (zie Appendix C).

(17)

Psychologische behoeften

De psychologische behoeften werden gemeten aan de hand van zeven opgestelde schalen zoals gebruikt in het onderzoek van Macdougall, van Veen, Feddes, Nickolson, & Doosje (2015). De hypothesen en hoofdanalyses zijn gericht op de psychologische behoefte

Need for status. Daarentegen zijn de exploratieve analyses gericht op de zeven

psychologische behoeften 5.

Emotional uncertainty (ID) meet de mate waarin individuen negatieve consequenties

ervaren van onzekerheid (Greco & Roger, 2001). Een voorbeeldstelling is: “Ik voel me

angstig als er dingen veranderen”. Emotional Uncertainty bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .866.

Need to belong (ID) meet de mate waarin men bij groepen wil horen en geaccepteerd

wil worden (Leary, Kelly, Cottrell, & Schreindorfer, 2013). Een voorbeeldstelling is: “Ik heb een sterke behoefte om erbij te horen”. Need to belong bleek een acceptabele betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .77.

Justice seeking (JU) werd gemeten door de Justice sensitivity scale (Schmitt et al., 2010). Hiermee werd gemeten in welke mate deelnemers niet tegen onrechtvaardigheid kunnen. Een voorbeeldstelling is: “Het maakt me boos als ik slechter behandeld word dan anderen”. Justice seeking bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .85.

Need for sensation (SE) werd gemeten door de Sensation seeking scale (Hoyle,

Stephenson, Palmgreen, Lorch, & Donohew, 2002) en twee toegevoegde items (Slater, Henry, Swaim, & Anderson, 2003). Hiermee werd gemeten in welke mate deelnemers verlangen naar

(18)

afwisselende, nieuwe en complexe ervaringen waarin men bereid is om fysieke en sociale risico’s te nemen. Een voorbeeldstelling is: “Ik vind het leuk om enge dingen te doen”. Need

for sensation bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .88.

Need for romance (SE) werd gemeten door de Need for affiliation scale (Marelich & Lundquist, 2008). Hiermee werd gemeten in welke mate deelnemers verlangen naar liefde en het hebben van een partner. Een voorbeeldstelling is: “Ik wil iemand om van te houden”.

Need for romance bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van

.88.

Need for existential meaning (SI) werd gemeten aan de hand van de Meaningful

existence scale (Mann et al., 2015). Hiermee werd gemeten in welke mate deelnemers

verlangen naar een betekenisvol leven. Een voorbeeldstelling is: “Mijn leven voelt vaak leeg”.

Need for existential meaning bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s

Alpha van .80.

Need for status (SI) werd gemeten door de Affiliation motivation scale (Hill, 1987). Hiermee werd gemeten in welke mate deelnemers verlangen naar status, erkenning en respect van anderen. Een voorbeeldstelling is: “Ik vind het voornamelijk leuk om bij mensen te zijn, die denken dat ik een belangrijk en spannend persoon ben”. Need for status bleek een goede betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .82.

Hierbij werd elke psychologische behoefte gemeten aan de hand van 4 stellingen (zie Appendix E). Er werd antwoord op de stellingen gegeven via een 7-punt Likertschaal. De antwoorden variëren van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7 (helemaal mee eens). De score per item resulteert in een gemiddelde score per psychologische behoefte. Hoe hoger de

(19)

Type (gewelddadige) organisaties

Om te meten in welke mate de deelnemers de type (gewelddadige) organisaties willen steunen, zijn er zes stellingen opgesteld per organisatie. De stellingen werden beantwoord via een 7-punt Likertschaal. De antwoorden variëren van 1 (helemaal niet mee eens) tot 7

(helemaal mee eens). Een voorbeeldstelling is: ‘Ik zou graag meer willen lezen over de

organisatie’. Antwoorden op de items werden gesommeerd en het gemiddelde werd berekend. Hoe hoger de gemiddelde score des te meer de organisatie wordt gesteund. De schaal

waarmee het steunen van de (gewelddadige) type organisaties werden gemeten bleek een uitstekende betrouwbaarheid te hebben met een Cronbach’s Alpha van .92 (zie Appendix F).

Demografische gegevens

De demografische gegevens die werden gemeten waren geslacht, leeftijd,

opleidingsniveau, inkomen en Sociaal economische status (SES). Opleidingsniveau werd gemeten door te vragen: ‘Wat is de hoogste opleiding waarvan u een diploma heeft behaald?’. De antwoordmogelijkheden waren 1 (Basisschool), 2 (Middelbare school), 3 (MBO), 4 (HBO), 5 (WO Bachelor), 6 (WO master) en 7 (Anders namelijk….). Inkomen werd gemeten door te vragen: ‘Wat is ongeveer het jaarlijks (bruto) huishoudinkomen van u en uw eventuele partner samen?’. Indien de deelnemer een student was werd het inkomende gemeten door te vragen: ‘Wat is ongeveer het jaarlijks (bruto) huishoudinkomen van uw ouders samen?’ De antwoordmogelijkheden waren 1 (Minder dan 31.000 EURO bruto), 2 (Meer dan 31.000 en minder dan 50.000 EURO bruto), 3 (Meer dan 50.000 en minder dan 75.000 EURO bruto) en 4 (Dat weet ik niet). SES werd gemeten door de antwoorden van het “opleidingsniveau” en het “inkomen” te standaardiseren, sommeren en daarvan het gemiddelde te nemen.

(20)

Procedure en design

Deelnemers werden geworven door het onderzoek online te verspreiden (Facebook, mail, TNO-medewerkers) en via werving op openbare plekken (koffietentjes, bibliotheek, treinstation). Bij deelname werden de deelnemers na de informed consent willekeurig toegewezen aan de experimentele- of controleconditie. Er werd verteld dat de deelnemers meedoen aan een onderzoek over persoonlijkheid en keuzegedrag. Hierbij werd meegedeeld dat de open vragen in het begin van het onderzoek relatief veel tijd in beslag nemen in tegenstelling tot de overige vragen. Dit is gedaan, omdat uit het pre-testen bleek dat

deelnemers bij de open vragen hun deelname beëindigde en werd dit middels deze boodschap verminderd.

Het onderzoek begon met een korte vragenlijst over zelfvertrouwen7. Daarna volgde de MS-manipulatie in de experimentele conditie. Deelnemers kregen vragen gerelateerd aan hun eigen sterfelijkheid (Rosenblatt, Greenberg, Solomon, Pyszczynski, & Lyon, 1989). In de controleconditie beantwoorden de deelnemers soortgelijke vragen gerelateerd aan een

neutraal onderwerp, zoals televisiekijken. Hierna volgde er in zowel de experimentele- als controleconditie een opvultaak, die bestond uit een vragenlijst waarmee affect8 werd gemeten. Na de opvultaak werden de psychologische behoeften Emotional uncertainty (ID), Need to

belong (ID), Justice seeking (JU), Need for sensation (SE), Need for romance (SE), Meaningful existence (SI) en Need for status (SI) gerandomiseerd afgenomen. De vragen

binnen de zeven psychologische behoeften werden ook gerandomiseerd. De type (gewelddadige) organisatie werden gemeten aan de hand van opgestelde schalen zoals gebruikt in het onderzoek van Macdougall et al. (2018). Het steunen van het type

(gewelddadige) organisaties werd gemeten door het vertonen van vier Facebook berichten van twee type organisaties (Identity seeking organisatie, Significance seeking organisatie),

7 Zie Appendix G voor de methodebeschrijving van zelfvertrouwen 8 Zie Appendix H voor de methodebeschrijving van affect

(21)

getoond op de fictieve nieuwskrant “Nederlands Nieuws”. Van elk type organisatie is er een gewelddadige en niet gewelddadige variant. Een Identity seeking organisatie wordt

beschreven als een organisatie waarin nieuwe leden gemakkelijk worden geaccepteerd en waarbij betrokkenheid bij de organisatie wordt aangemoedigd. Een Significance seeking organisatie wordt beschreven als een organisatie waarin charismatische en getalenteerde leden snel een hogere positie kunnen krijgen. Het enige verschil tussen de gewelddadige en niet gewelddadige variant betreft de wijze waarop actie wordt gevoerd om de doelen van de organisatie na te streven. Na het lezen van de omschrijving vulden de deelnemers zes stellingen in om aan te geven in welke mate zij die organisatie wilde steunen. Na de

organisatiekeuze werd er aan de deelnemers gevraagd of zij voorafgaand aan het onderzoek bekend waren met radicalisme. Zo kan kennis hierover wellicht de resultaten vertekenen en daarom werden deze deelnemers buiten de studie gelaten. Tot slot eindigde het onderzoek met de demografische gegevens en een debriefing.

(22)

Resultaten Beschrijvende statistieken

De beschrijvende statistieken van de psychologische behoefte en het steunen van (gewelddadige) type organisaties zijn zichtbaar in Tabel 1 en de correlaties en

betrouwbaarheden in Tabel 2.

Tabel 1

Gemiddelde score van psychologische behoefte, steunen van (gewelddadige) type organisaties en Standaarddeviaties (tussen Haakjes)

MS-conditie (n = 105) Controleconditie (n = 107)

MMS (SD) Mcontrole (SD)

Psychologische behoeften (1-7)

Emotional uncertainty (ID) 4.05 (1.38) 3.71 (1.50)

Need to belong (ID) 4.22 (1.17) 4.14 (1.40)

Justice seeking (JU) 5.29 (1.11) 4.96 (1.37)

Need for sensation (SE) 3.08 (1.56) 3.04 (1.54)

Need for romance (SE) 5.95 (1.21) 5.85 (1.26)

Meaningful existence (SI) 3.00 (1.08) 2.79 (1.23)

Need for status (SI) 3.54 (1.21) 3.57 (1.52)

Steunen van (gewelddadige) organisaties (1-7)

Identity violent organisation 1.79 (.79) 1.94 (.97)

Identity nonviolent organisation Gemiddelde Identity organisations

2.98 (1.28) 2.39 (.88)

2.83 (1.32) 2.39 (.95)

Significance violent organisation 1.80 (.89) 1.77 (1.02)

Significance nonviolent organisation Gemiddelde Significance organisations

2.74 (1.25) 2.27 (.86)

2.74 (1.25) 2.25 (.95)

Gemiddelde violent organisations 1.80 (.75) 1.86 (.85)

Gemiddelde nonviolent organisations 2.86 (1.17) 2.78 (1.13)

Opmerking. ID = identity seeking; JU = justice seeking; SE = sensation seeking; SI = significance

(23)

Tabel 2

Gemiddelde scores, Standaarddeviaties, aantal items, betrouwbaarheid en correlaties van de psychologische behoeften (212 deelnemers)

M SD n α 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.

1. Emotional uncertainty (ID) 3.88 1.45 4 .86

2. Need to belong (ID) 4.18 1.29 4 .77 .41**

3. Justice seeking (JU) 5.12 1.25 4 .85 .25** .27**

4. Need for sensation (SE) 3.06 1.55 4 .88 -.17* -.07 -.04

5. Need for romance (SE) 5.90 1.23 4 .88 .09 .10 .18* -.03

6. Need for existential meaning

(SI) 2.89 1.16 4 .80 .36** .25** .11 -.05 -.04

7. Need for status (SI)

8. Support for violent organisations 9. Support for nonviolent

organisations 3.55 1.83 2.82 1.37 0.80 1.14 4 12 12 .82 .82 .93 .25** -.01 -.09 .41** .07 .00 .21** -.09 -.05 .09 .07 .06 .07 -.10 -.04 .19** -.04 .10 .13 -.06

(24)

Hoofdanalyses

Er zijn twee mediatie-analyses uitgevoerd waarbij de bootstrapping procedure van Hayes., & Scharkow (2013) is gebruikt. Door middel van de eerste mediatie-analyse werd onderzocht of NFS de relatie tussen MS en het steunen van gewelddadige organisaties medieert. De afhankelijke variabele is de gecombineerde gemiddelde score van het steunen van de gewelddadige Identity seeking en Significance seeking organisatie (gewelddadige organisaties). De mediator is de gemiddelde score van Need for status. De onafhankelijke variabele is de conditie (MS vs. TV).

Er is voldaan aan de assumpties van homoscedasticiteit, lineariteit, multicollineariteit en de assumptie ongecorreleerde residuen. De assumptie van normaliteit was echter

geschonden. Zo is er bij NFS niet voldaan aan de assumptie van normaliteit in zowel de MS-conditie, D (105) = 0.969, p = p < .05, als in de controleMS-conditie, D (107) = 0.959, p < .05. Ook bij de gewelddadige organisaties is er niet voldaan aan de assumptie van normaliteit in zowel de MS-conditie, D (105) = 0.900, p < .001, als in de controleconditie, D (107) = 0.868,

p < .001. Tot slot is er bij de SS organisaties niet voldaan aan de assumptie van normaliteit in

zowel de MS-conditie, D (105) = 0.956, p < .05, als in de controleconditie, D (107) = 0.9, p < .05. Volgens Field (2013) is het aannemelijk dat de schending van normaliteit, bij een

omvangrijke steekproefgrootte (n > 30) geen gevolgen heeft voor de data-interpretatie. De mediatie-analyse is daarom uitgevoerd (Field, 2013).

MS zonder mediator bleek geen significante voorspeller voor het steunen van

gewelddadige organisaties, b = 0.07, t = 0.63, p = .529, 95% CI [-0.15, 0.29]. De eerste hypothese is dat MS leidt tot een hogere mate van NFS. Tegen de verwachting in bleek MS geen significante voorspeller te zijn voor NFS, b1 = 0.11, t = 0.62, p = .537, 95% CI [-0.25, 0.48]. De tweede hypothese is dat een hogere mate van NFS leidt tot het meer steunen van gewelddadige organisaties. Ook tegen de verwachting in bleek NFS geen significante

(25)

voorspeller te zijn voor het steunen van gewelddadige organisaties, b2 = 0.06, t = 1.51, p = .133, 95% CI [-0.02, 0.15]. De derde hypothese is dat MS leidt tot het meer steunen van gewelddadige organisaties, gemedieerd door NFS. Tevens tegen de verwachting in is gebleken dat de conditie met de mediator NFS geen significante voorspeller is voor het steunen van gewelddadige organisaties, b3 = 0.08, t = 0.69, p = .488, 95% CI [-0.14, 0.30]. In Figuur 4 zijn de hierboven benoemde resultaten weergegeven.

Figuur 4. Weergave van het mediërende effect van NFS in de relatie tussen MS (MS vs.

controleconditie) en het steunen van gewelddadige organisaties.

Opmerking. De ongestandaardiseerde regressiecoëfficiënten zijn weergegeven

Verder werd er door middel van een tweede mediatie-analyse onderzocht of NFS de relatie tussen MS en het steunen van gewelddadige SS organisatie medieert. De afhankelijke variabele is de gemiddelde score van de gewelddadige SS organisatie. De mediator is de

(26)

MS zonder mediator bleek geen significante voorspeller voor het steunen van

gewelddadige SS organisaties, b = -0.01, t = -0.04, p = .964, 95% CI [-0.27, 0.26]. De eerste hypothese is dat MS leidt tot een hogere mate van NFS. Tegen de verwachting in bleek MS geen significante voorspeller te zijn voor NFS, b1 = 0.11, t = 0.62, p = .537, 95% CI [-0.25, 0.48]. De vierde hypothese is dat een hogere mate van NFS leidt tot het meer steunen van gewelddadige SS organisaties. Ook tegen de verwachting in is gebleken dat NFS geen significante voorspeller is voor het steunen van gewelddadige SS organisaties, b2 = 0.03, t = 0.67, p = .506, 95% CI [-0.07, 0.13]. De vijfde hypothese is dat MS leidt tot het meer steunen van gewelddadige SS organisaties, gemedieerd door NFS. Tevens tegen de verwachting in is gebleken dat de conditie met de mediator NFS geen significante voorspeller is voor het steunen van gewelddadige SS organisaties, b3 = -0.00, t = -0.02, p = .987, 95% CI [-0.26, 0.26]. In Figuur 5 zijn de hierboven benoemde resultaten weergegeven.

Figuur 5. Weergave van het mediërende effect van NFS in de relatie tussen MS (MS vs.

controleconditie) en het steunen van gewelddadige SS organisaties.

(27)

Exploratief: PCA Psychological needs

Er blijken geen verschillen tussen de MS-conditie en de controleconditie. Hierdoor is de data samengevoegd en konden de onderstaande analyses worden uitgevoerd. Eerst werd onderzocht of het mogelijk is om vier overkoepelende Psychological needs te extraheren, zoals werd getracht in het onderzoek van Macdougall et al. (2018). Daarnaast werd onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen welk type

(gewelddadige) organisaties worden gesteund. Dit is eveneens onderzocht in het onderzoek van Macdougall et al. (2018).

Om te onderzoeken of het mogelijk is om vier overkoepelende Psychological needs

Identity seeking (ID), Justice seeking (JU), Sensation seeking (SE), Significance seeking (SI)

samen te stellen, zoals getracht in het onderzoek van Macdougall et al. (2018), werden met 28 items van de zeven psychologische behoeften (Emotional uncertainty (ID), Need to belong (ID), Justice seeking (JU), Need for sensation (SE), Need for romance (SE), Meaningful

existence (SI) en Need for status (SI)) een PCA uitgevoerd9. Zo werd de PCA geforceerd om vier constructen te extraheren. De vier constructen hadden een gezamenlijke verklaarde variantie van 51,62 %. Middels factorladingen werden de volgende vier constructen

geëxtraheerd: Identity seeking (Emotional uncertainty, Meaningful existence), Significance

seeking (Need to belong, Justice seeking, Need for status), Need for romance en Need for sensation. Het resultaat is niet in lijn met de opgestelde vier overkoepelende Psychological needs die in het onderzoek van Macdougall et al. (2018) werden getracht samen te stellen.

Daar werd namelijk gepoogd om de volgende vier overkoepelende Psychological needs samen te stellen: Identity seeking (Emotional uncertainty, Need to belong), Justice seeking,

(28)

(Meaningful existence, Need for status)10. Kortom, de vier gepoogde overkoepelende

Psychological needs werden niet gevonden.

Aansluitend werd ook via een correlatie-analyse11 onderzocht of het mogelijk is om de vier overkoepelende Psychological needs samen te stellen, zoals getracht in het onderzoek van Macdougall et al. (2018). Emotional uncertainty (ID) en Need to belong (ID) correleren significant (r = .409, p < .01). Ook correleren Meaningful existence (SI) en Need for status (SI) significant (r = .186, p < .01). Bij beide constructen duidt dit op een goede convergente validiteit.

Desondanks correleerde Emotional uncertainty (ID) ook significant met Justing

seeking (JU) (r = .250, p < .01), Need for sensation (SE) (r = -.171, p < .05), Meaningful existence (SI) (r = .361, p < .01) en Need for status (SI) (r = .249, p < .01). Verder correleerde Need to belong (SI) significant met Justing seeking (JU) (r = .272, p < .01), Meaningful existence (SI) (r = .253, p < .01) en Need for status (SI) (r = .405, p < .01). Tot slot

correleerde Justing seeking (JU) significant met Need for romance (SE) (r = .175, p < .05) en

Need for status (SI) (r = .205, p < .01). Dit duidt op een slechte divergente validiteit. Zowel

op basis van de PCA als de correlatie-analyse is het aannemelijk om de zeven psychologische behoeften niet te combineren tot vier overkoepelende Psychological needs.

Exploratief: psychologische behoeften en het steunen van (gewelddadige) type organisaties

Er zijn zeven regressie-analyses uitgevoerd per (gewelddadige) type organisatie, om te onderzoeken of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen welke type

(gewelddadige) organisaties deelnemers steunen. De onafhankelijke variabelen zijn de zeven psychologische behoeften en de afhankelijke variabelen zijn de type (gewelddadige)

organisaties.

10 In Appendix J is een visuele weergave van de samenhang tussen de zeven psychologische behoeften. 11 In Tabel 2 is een overzicht zichtbaar van de correlaties tussen de psychologische behoeften.

(29)

Eerst werd onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij gewelddadige of niet gewelddadige organisaties. Hieruit is gebleken dat geen van de psychologische behoeften voorspellen of gewelddadige organisaties worden gesteund, Emotional uncertainty (B = -.02, p = .631), Need to belong (B = .05, p = .342), Justice seeking (B = -.06, p = .214), Need for sensation (B = .02, p = .641), Need for

romance (B = -.07, p = .127), Meaningful existence (B = -.06, p = .261) en Need for status (B

= .07, p = .127). Daarnaast is gebleken dat geen van de psychologische behoeften voorspellen of niet gewelddadige organisaties worden gesteund, Emotional uncertainty (B = -.08, p = .271), Need to belong (B = .07, p = .351), Justice seeking (B = -.06, p = .389), Need for

sensation (B = .08, p = .159), Need for romance (B = -.01, p = .928), Meaningful existence (B

= .12, p = .114) en Need for status (B = -.05, p = .454). In Figuur 6 zijn de hierboven benoemde resultaten weergegeven.

(30)

Figuur 6. Weergave van de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen

van (niet) gewelddadige organisaties (lineaire regressies)

Opmerking. ϯ is p < .10; ** is p < .01; *** is p < .001; de weergegeven regressiecoëfficiënten

zijn gestandaardiseerd

Als tweede werd onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen

voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij een gewelddadige Identity organisatie of niet gewelddadige Identity organisatie. Hieruit is gebleken dat de psychologische behoeften, Need

for status een marginaal significante predictor is (B = .09, p = .080) voor het steunen van een

gewelddadige Identity organisatie. Naarmate deelnemers meer behoefte hebben aan status des te meer zij een gewelddadige Identity organisatie steunen. Verder kon geen enkele

(31)

psychologische behoefte voorspellen of een gewelddadige Identity organisatie werd gesteund,

Emotional uncertainty (B = -.02, p = .676), Need to belong (B = .06, p = .307), Justice seeking

(B = -.06, p = .294), Need for sensation (B = .01, p = .850), Need for romance (B = -.07, p = .174) en Meaningful existence (B = .01, p = .923). Daarnaast is gebleken dat geen van de psychologische behoeften voorspellen of een niet gewelddadige Identity organisatie wordt gesteund, Emotional uncertainty (B = -.08, p = .304), Need to belong (B = .11, p = .210),

Justice seeking (B = -.06, p = .424), Need for sensation (B = .10, p = .121), Need for romance

(B = -.05, p = .521), Meaningful existence (B = .10, p = .223) en Need for status (B = -.10, p = .173). In Figuur 7 zijn de hierboven benoemde resultaten weergegeven.

Figuur 7. Weergave van de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen

(32)

Als laatst werd onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij een gewelddadige Significance organisatie of niet

gewelddadige Significance organisatie. Hieruit is gebleken dat de psychologische behoefte

Meaningful existence een significante voorspeller is (B = -.12, p = .049) voor het steunen van

een gewelddadige Significance organisatie. Naarmate deelnemers minder opzoek zijn naar

Meaningful existence des te vaker zij een gewelddadige Significance organisatie steunen.

Verder kon geen enkele psychologische behoefte voorspellen of een gewelddadige

Significance organisatie wordt gesteund, Emotional uncertainty (B = -.02, p = .676), Need to belong (B = .04, p = .520), Justice seeking (B = -.06, p = .267), Need for sensation (B = .03, p

= .544), Need for romance (B = -.07, p = .196) en Need for status (B = .05, p = .352). Daarnaast is gebleken dat geen van de psychologische behoeften voorspellen of niet

gewelddadige Significance organisatie wordt gesteund, Emotional uncertainty (B = -.07, p = .341), Need to belong (B = .03, p = .677), Justice seeking (B = -.06, p = .454), Need for

sensation (B = .06, p = .329), Need for romance (B = .04, p = .625), Meaningful existence (B

= .14, p = .103) en Need for status (B = .00, p = .975). In Figuur 8 zijn de hierboven benoemde resultaten weergegeven.

(33)

Figuur 8. Weergave van de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen

van (niet) gewelddadige Significance seeking organisaties (lineaire regressies)

Opmerking. ϯ is p < .10; ** is p < .01; *** is p < .001; de weergegeven regressiecoëfficiënten

(34)

Conclusie & discussie

In het huidige onderzoek werd onderzocht of Need for status (NFS) de relatie tussen

Mortality salience (MS) en het steunen van gewelddadige organisaties medieerde. Hierbij was

de eerste verwachting dat mensen die geconfronteerd worden met de eigen sterfelijkheid, de psychologische behoefte hebben om een hogere mate van status na te streven ten opzichte van de mensen die niet worden geconfronteerd met de eigen sterfelijkheid (hypothese 1). Tegen de verwachting in bleek de confrontatie met de eigen sterfelijkheid geen voorspeller te zijn voor het nastreven van meer status. Verder werd verwacht dat een mensen die een hogere mate van status nastreven, meer gewelddadige organisaties steunen in vergelijking met de mensen die in mindere mate status nastreven (hypothese 2). Ook tegen de verwachting bleek het nastreven van een hogere mate van status geen voorspeller te zijn voor het meer steunen van gewelddadige organisaties. Daarnaast werd verwacht dat mensen die geconfronteerd werden met de eigen sterfelijkheid, vaker gewelddadige organisaties steunen en dat dit effect werd gemedieerd door NFS (hypothese 3). Eveneens tegen de verwachting in bleek de confrontatie met de eigen sterfelijkheid geen voorspeller te zijn voor het steunen van

gewelddadige organisaties en medieerde het nastreven van meer status het effect niet. Verder werd er onderzocht of NFS de relatie tussen MS en het steunen van SS organisaties medieerde. Hierbij werd verwacht dat een mensen die een hogere mate van status na willen streven, meer gewelddadige SS organisaties steunen in vergelijking met de mensen die in mindere mate status nastreven (hypothese 4). Tegen de verwachting bleek het nastreven van een hogere mate van status geen voorspeller te zijn voor het meer steunen van gewelddadige SS organisaties. Tot slot werd verwacht dat mensen die geconfronteerd werden met de eigen sterfelijkheid, vaker gewelddadige SS organisaties steunen en dat dit effect werd gemedieerd door NFS (hypothese 5). Eveneens tegen de verwachting in bleek de confrontatie met de

(35)

eigen sterfelijkheid geen voorspeller te zijn voor het steunen van gewelddadige SS organisaties en medieerde het nastreven van meer status het effect niet.

Het niet gevonden effect van MS op NFS is niet in lijn met de TMT (hypothese 1). De TMT stelt dat het besef van de eigen sterfelijkheid (MS) angst oproept en mensen gemotiveerd zijn om deze angst te reduceren. Deze angst kan volgens de TMT gereduceerd worden door het nastreven van zelfwaardering, via NFS om een betekenisvol bestaan te leiden (Becker, 1973; Greenberg, Solomon, & Pyszczynski, 1997; Pyszczynski, Greenberg, & Solomon,1999). Een verklaring voor het niet gevonden effect is dat de studie niet werd afgenomen in het lab, waardoor deelnemers wellicht door een gebrek aan motivatie en/of aandacht zich onvoldoende hebben ingeleefd in de MS-vragen. Het inleven is een voorwaarde om de MS-manipulatie te doen slagen. In andere onderzoeken werd MS wel gemanipuleerd in het lab (Burke, Martens & Faucher, 2010; Voorhis & Morgan, 2007). Een manipulatiecheck zal in een vervolgstudie meer inzicht kunnen bieden. Daarnaast kan er aan de deelnemers worden gevraagd hoe serieus zij zich hebben ingeleefd in de MS-vragen.

Het niet gevonden effect van NFS op gewelddadige (Significance seeking) organisaties is niet lijn met het onderzoek van Macdougall et al. (2018) (hypothese 2, hypothese 4). Zo werd in het onderzoek van Macdougall et al. (2018) een positief verband aangetoond tussen de psychologische behoefte NFS, en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties. Uit de exploratieve analyse is echter wel gebleken dat een hogere mate van status na willen streven leidt tot het meer steunen van gewelddadige Identity seeking organisaties, in plaats van Significance seeking organisaties. Een verklaring voor het niet gevonden positieve verband tussen de psychologische behoefte NFS, en het steunen van gewelddadige (Significance seeking) organisaties, is dat de psychologische behoeften achter

(36)

psychologische behoefte om naar een sociale identiteit te zoeken. Bij een Significance seeking organisatie kan het zoeken naar een sociale identiteit één van de middelen zijn om een

betekenisvol leven na te streven. Hierdoor zou de psychologische behoefte NFS ook vervuld kunnen worden via de Identity seeking organisatie in plaats van de Significance seeking organisatie, zoals is gebleken uit de exploratieve analyse12. Aangezien er geen effect is gevonden van MS op NFS en van NFS op het steunen van gewelddadige (Significance

seeking) organisaties, werd er ook geen mediërend effect aangetoond. Hierdoor zijn de

bovenstaande verklaringen ook van toepassing op de niet gevonden mediërende effecten (hypothese 3, hypothese 5).

Exploratief: Betrouwbaarheid en validiteit van de zeven psychologische behoeften Daarnaast werd onderzocht of het mogelijk is om dezelfde vier overkoepelende

Psychological needs Identity seeking (ID), Justice seeking (JU), Sensation seeking (SE) en Significance seeking (SS) samen te stellen, zoals getracht in het onderzoek van Macdougall et

al. (2018). Zowel uit de huidige studie als de studie van Macdougall et al. (2018) bleek dat dit niet mogelijk was.

Er waren echter wel twee opvallende resultaten. Het eerste opvallende resultaat was dat in zowel de huidige studie als de studie van Macdougall et al. (2018) bleek dat Need for

sensation (SE) en Need for romance (SE) niet met elkaar correleerden. Dit is niet in lijn met

de literatuur, waarin werd verondersteld dat Need for sensation (SE) en Need for romance (SE) kenmerkend zijn voor Sensation seekers (Buijs, Demant & Hamdy, 2006; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015; Macdougall et al., 2018; Moghaddam, 2005). Ondanks de literatuur toont de huidige studie en de studie van Macdougall et al. (2018) aan dat Need for

sensation (SE) en Need for romance (SE) twee aparte constructen zijn.

12 In Figuur 7 is de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen van (niet) gewelddadige Identity seeking organisaties weergeven (lineaire regressies).

(37)

Het tweede opvallende resultaat was dat er opnieuw een overlap werd gevonden tussen

Emotional uncertainty (ID), Need to belong (ID), Meaningful existence (SI) en Need for status

(SI). Dit is voor een deel in lijn met de literatuur omdat wordt verondersteld dat de

psychologische behoeften Significance seeking en Identity seeking deels overlappen (Buijs, Demant & Hamdy, 2006; Feddes, Nickolson & Doosje, 2015; Macdougall et al., 2018; Moghaddam, 2005). Kenmerkend voor een Significance seeking en Identity seeking is de psychologische behoefte om naar een sociale identiteit te zoeken. Bij Significance seeking kan het zoeken naar een sociale identiteit één van de middelen zijn om een betekenisvol leven na te streven.

Het derde opvallende resultaat is dat de overlap tussen Significance seeking en Identity

seeking wellicht een nieuwe configuratie oplevert. Een nieuwe interessante configuratie is om Emotional uncertainty (ID) te combineren met Meaningful existence (SI). Zo blijkt uit

onderzoek van Webber et al. (2018) dat het niet hebben van een Meaningful existence een antecedent is van Emotional uncertainty. In een vervolgstudie zou deze configuratie onderzocht kunnen worden.

Kortom, er is geen evidentie voor de vier overkoepelende Psychological needs,

Identity seeking (ID), Justice seeking (JS), Sensation seeking (SE) en Significance seeking

(SS). Vooralsnog blijken de zeven psychologische behoeften, Emotional uncertainty, Need to

belong, Justice seeking, Need for sensation, Need for romance en Need for status het meest

bruikbaar. Daarnaast is er behoefte aan vervolgonderzoek, waardoor wellicht via een andere configuraties overkoepelende Psychological needs kunnen worden gecreëerd.

Exploratief: psychologische behoeften en type (gewelddadige) organisaties

(38)

organisaties13. Hieruit is gebleken dat geen van de psychologische behoeften konden voorspellen of gewelddadige en niet gewelddadige organisaties werden gesteund. In tegenstelling tot het onderzoek van Macdougall et al. (2018) waar Emotional uncertainty,

Need to belong, Need for romance en Need for status significante voorspellers waren voor het

steunen van gewelddadige organisaties. Een verklaring voor de verschillende resultaten tussen de huidige studie en de studie van Macdougall et al. (2018) is dat er in de studie van

Macdougall et al. (2018) risicofactoren werden onderzocht. Risicofactoren geven inzicht in waarom sommige individuen eerder radicaliseren dan anderen. Deze risicofactoren zijn:

Individual relative deprivation, Collective relative deprivation, Perceived procedural justice, Part in decision making, Symbolic threat, Realistic threat. Toegepast op Emotional

uncertainty, zou het uitvragen van risicofactoren mensen onzekerder kunnen hebben gemaakt,

waardoor zij wellicht meer gewelddadige organisaties gingen steunen ten opzichte van de mensen in de huidige studie.

In de huidige studie werd ook onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij een gewelddadige Identity organisatie of niet gewelddadige Identity organisatie14. Need for status bleek een marginale significante voorspeller te zijn voor het steunen van een gewelddadige Identity organisatie. Dit betekent dat naarmate deelnemers meer behoefte hebben aan status des te vaker zij een gewelddadige

Identity organisatie steunen. Er werd juist verwacht dat Need for status een voorspeller zou

zijn voor het steunen van een gewelddadige Significance seeking organisatie (hypothese 4), in plaats van een gewelddadige Identity seeking organisatie (Macdougall et al., 2018). De eerder beschreven verklaring is dat er een overlap is tussen de psychologische behoeften achter de

Significance seeking organisatie en Identity seeking organisatie. Hierdoor zou de

13 In Figuur 6 is de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen van (niet) gewelddadige organisaties weergeven (lineaire regressies).

14 In Figuur 7 is de samenhang tussen de psychologische behoeften en het steunen van (niet) gewelddadige Identity seeking organisaties weergeven (lineaire regressies).

(39)

psychologische behoefte NFS ook vervuld kunnen worden via de Identity seeking organisatie in plaats van de Significance seeking organisatie.

Tot slot werd in de huidige studie onderzocht of de zeven psychologische behoeften kunnen voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij een gewelddadige

Significance organisatie of niet gewelddadige Significance organisatie15. Hieruit is gebleken dat de psychologische behoefte Meaningful existence een significante voorspeller is voor het steunen van een gewelddadige Significance organisatie. Naarmate deelnemers minder opzoek zijn naar Meaningful existence des te vaker zij een gewelddadige Significance organisatie steunen. Dit is niet in lijn met de literatuur. Het is aannemelijker dat een hoge mate van

Meaningful existence zorgt voor het minder steunen van gewelddadige Significance seeking

organisaties. Meaningful existence wordt onder andere gemeten door de stellingen: “Mijn leven voelt vaak leeg”, “Mijn leven is rijk en belonend”. Deze stellingen weerspiegelen ook levenstevredenheid. Een mogelijke verklaring voor het gevonden effect is dat mensen die meer tevreden zijn wellicht ook meer verantwoordelijkheid nemen en assertiever zijn om hun eigen belangen te beschermen met onder andere geweld.

Kortom, geen van de psychologische behoeften kunnen voorspellen of deelnemers zich aansluiten bij een gewelddadige of niet gewelddadige organisatie. Daarentegen is de psychologische behoefte Need for status een voorspeller voor het steunen van uitsluitend gewelddadige Identity organisaties. Dit is in lijn met de TMT en eerder onderzoek, waaruit is gebleken dat Need for status kan leiden tot het meer steunen van gewelddadige organisaties (Kruglanski et al., 2009; Macdougall et al., 2018; Post, 2006; Sprinzak, 2001). Tot slot is

Meaningful existence een voorspeller voor het steunen van uitsluitend Significance

(40)

waarin wordt verondersteld dat het meer opzoek zijn naar Meaningful existence zou moeten leiden tot het steunen van gewelddadige Significance organisaties (Macdougall et al., 2018). Limitaties en vervolgonderzoek

Een eerste beperking van het onderzoek is dat MS niet werd gemanipuleerd in het lab, zoals in eerder onderzoek wel werd gedaan (Burke, Martens & Faucher, 2010; Voorhis & Morgan, 2007). Hierdoor is de MS-manipulatie mogelijk niet geslaagd en werden er geen effecten gevonden van MS. Een suggestie voor vervolgonderzoek is dan ook om MS in het lab af te nemen, zodat deelnemers zich wellicht beter inleven in de MS-vragen.

Een tweede aansluitende beperking is dat een manipulatiecheck voor MS ontbrak. Een suggestie voor vervolgonderzoek is om een manipulatiecheck toe te voegen. In de huidige studie is er geen manipulatiecheck gebruikt omdat in eerdere onderzoeken bij MS hier ook geen gebruik van werd gemaakt (Burke, Martens & Faucher, 2010; Voorhis & Morgan, 2007). Deze studies werden echter in het lab afgenomen. Zo kan een manipulatiecheck bij MS buiten het lab meer inzicht geven.

Een derde beperking van het onderzoek is dat alle significante resultaten correlationeel van aard zijn. Hierdoor blijft de behoefte bestaan om één van de psychologische behoeften te manipuleren, zoals werd getracht in de huidige studie. Het manipuleren is van belang om meer inzicht te krijgen in de causaliteit van de psychologische behoeften en het steunen van (gewelddadige) type organisaties.

Een vierde beperking van het onderzoek zijn de opgestelde (gewelddadige) type organisaties. Het is onduidelijk in welke mate de organisatie daadwerkelijk een

psychologische behoefte weerspiegeld. Een suggestie voor vervolgonderzoek is om de type (gewelddadige) organisatie te verbeteren. Via attitude metingen kunnen organisaties worden afgestemd op de psychologische behoeften (Identity seeking, Justice seeking, Sensation

(41)

organisaties te verbeteren omdat het een belangrijke afhankelijke variabele is, die inzicht kan bieden waarom mensen gewelddadige organisaties steunen. Tot slot dienen de resultaten voorzichtig te worden geïnterpreteerd omdat alle analyses zijn uitgevoerd met gebruik van dezelfde data. Hierdoor is er sprake van kanskapitalisatie.

Conclusie

De huidige studie biedt inzicht in hoe psychologische behoeften en triggerfactoren een rol spelen bij het steunen van gewelddadige organisaties in een online context, in het begin van het radicaliseringsproces. Er werd geen mediërend effect aangetoond van het nastreven van status in de relatie tussen een confrontatie met de eigen sterfelijkheid en het steunen van gewelddadige organisaties. Er is echter wel aangetoond dat de behoefte van status en

erkenning een drijfveer kan zijn om een gewelddadige organisatie te steunen, zoals ook bleek uit eerder onderzoek van Macdougall et al. (2018). Zo kan het steunen van een gewelddadige organisatie ervoor zorgen dat de behoefte van status en erkenning wordt vervuld. Deze psychologische behoefte kan ook op andere manieren worden vervuld. Daarom is het voor beleidsmakers interessant om preventiemaatregelen te treffen. Passende preventiemaatregelen zijn een competitieve sport, educatie en bijbehorende carrièremogelijkheden. Daarnaast biedt het huidige onderzoek ondersteuning voor de gevonden resultaten in de studie van

Macdougall et al. (2018), waaruit blijkt dat de vier overkoepelende Psychological needs niet betrouwbaar en valide zijn. De zeven psychologische behoeften zijn vooralsnog het meest bruikbaar. Aangezien radicalisering een hedendaags probleem is met verschillende negatieve effecten als gevolg, biedt deze empirische studie een belangrijk bijdrage aan het inzicht in de psychologische behoeften van radicalisering.

(42)

Literatuurlijst

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. (2004). Van Dawa tot Jihad: de diverse

dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde [From dawa to

jihad. The various threats from radical Islam to the democratic legal order]. Den Haag: AIVD.

AIVD voorkwam zeker drie aanslagen. (2018, 10 januari). Geraadpleegd van

https://www.telegraaf.nl/nieuws/1525094/aivd-voorkwam-zeker-drie-aanslagen

Bandura, A. (2004). The role of selective moral disengagement in terrorism and counterterrorism. In F. M. Moghaddam & A. J. Marsella (Eds.), Understanding

terrorism: Psychosocial roots, consequences, and interventions (pp. 121-150).

Washington, DC, US: American Psychological Association.

Bartlett, J., & Miller, C. (2012). The edge of violence: Towards telling the difference between violent and non-violent radicalization. Terrorism and Political Violence, 24, 1-21.

Becker, E. (1973). The Denial of Death. New York: The Free Press.

Burke, B. L., Martens, A., & Faucher, E. H. (2010). Two decades of terror management theory: A meta-analysis of mortality salience research. Personality and Social

Psychology Review, 14(2), 155-195.

(43)

mortality salience on status concern and religiosity. Personality and Social Psychology

Bulletin, 19(1), 100-105.

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences 2nd edn.

Cohen, J. (1990). Things I have learned (so far). American psychologist, 45(12), 1304.

Cohen, J. (1992). A power primer. Psychological bulletin, 112(1), 155.

Doosje, B., Loseman, A., & van den Bos, K. (2013). Determinants of radicalization of Islamic youth in the Netherlands: Personal uncertainty, perceived injustice, and perceived group threat. Journal of Social Issues, 69(3), 586–604.

Doosje, B., Moghaddam, F. M., Kruglanski, A. W., de Wolf, A., Mann, L., & Feddes, A. R. (2016). Terrorism, radicalization and de-radicalization. Current Opinion in

Psychology, 11, 79-84.

Everaert, J., Koster, E., Schacht, R., & De Raedt, R. (2010). Evaluatie van de psychometrische eigenschappen van de Rosenberg zelfwaardeschaal in een poliklinisch psychiatrische populatie. Gedragstherapie, 43, 307-317.

Feddes, A. R., Nickolson, L., & Doosje, B. (2015). Triggerfactoren in het

(44)

Dutch Rosenberg Self-Esteem Scale. Psychologica Belgica, 48, 25-35.

Greco, V., & Roger, D. (2001). Coping with uncertainty: The construction and validation of a new measure. Personality and Individual Differences, 31 (4), 519-534.

Greenberg, J., Koole, S. L., & Pyszczynski, T. (2004). Handbook of experimental existential

psychology. New York: Guilford Press, 2004.

Greenberg, J., Solomon, S., & Pyszczynski, T. (1997). Terror management theory of self- esteem and cultural worldviews: Empirical assessments and conceptual refinements. In Advances in experimental social psychology (Vol. 29, pp. 61-139). Academic Press.

Hayes, A. F., & Scharkow, M. (2013). The relative trustworthiness of inferential tests of the indirect effect in statistical mediation analysis: Does method really matter?.

Psychological science, 24(10), 1918-1927.

Hill, C. A. (1987). Affiliation motivation: People who need people... But in different ways.

Journal of Personality and Social Psychology, 52(5), 1008–1018.

Hogg, M. A., Adelman, J. R., & Blagg, R. D. (2010). Religion in the face of uncertainty: An uncertainty-identity theory account of religiousness. Personality and Social

Psychology Review, 14(1), 72-83.

(45)

psychology on radicalization into terrorism. The Annals of the American Academy of

Political and Social Science, 618 (1), 80-94.

Hoyle, R. H., Stephenson, M. T., Palmgreen, P., Lorch, E. P., & Donohew, R. L. (2002). Reliability and validity of a brief measure of sensation seeking. Personality and

Individual Differences, 32(3), 401–414.

Kruglanski, A. W., Chen, X., Dechesne, M., Fishman, S., & Orehek, E. (2009). Fully committed: Suicide bombers' motivation and the quest for personal

significance. Political Psychology, 30(3), 331-357.

Kruglanski, A. W., Bélanger, J. J., Gelfand, M., Gunaratna, R., Hettiarachchi, M., Reinares, F., ... & Sharvit, K. (2013). Terrorism—A (self) love story: Redirecting the

significance quest can end violence. American Psychologist, 68(7), 559.

Kruglanski, A. W., Gelfand, M. J., Bélanger, J. J., Sheveland, A., Hetiarachchi, M., & Gunaratna, R. (2014). The psychology of radicalization and deradicalization: How significance quest impacts violent extremism. Political Psychology, 35(S1), 69-93.

Leary, M. R., Kelly, K. M., Cottrell, C. A., & Schreindorfer, L. S. (2013). Individual differences in the need to belong: Mapping the nomological network. Journal of

(46)

Different strokes for different folks: The role of psychological needs and other risk factors in early radicalization. Manuscript in voorbereiding.

Mann, L., Doosje, B., Konijn, E. A., Nickolson, L., Moore, U., & Ruigrok, N. (2015).

Indicatoren en manifestaties van weerbaarheid van de Nederlandse bevolking tegen extremistische boodschappen [Indicators and manifestations of resilience of the Dutch population against extreme messages]. Retrieved from:

https://www.wodc.nl

Marelich, W. D., & Lundquist, J. (2008). Motivations for sexual intimacy: Development of a needs-based sexual intimacy scale. International Journal of Sexual Health, 20(3), 177–186.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2007). Actieplan polarisatie en

radicalisering, 2007-2011 Den Haag: BZK

Moghaddam, F. M. (2005). The staircase to terrorism: A psychological exploration. American

Psychologist, 60(2), 161.

Peeters, F.P.M.L., Ponds, R.W.H.M., & Vermeeren, M.T.G. (1996). Affectiviteit en zelfbeoordeling van depressie en angst. Tijdschrift voor Psychiatrie, 38, 240-250.

Pfefferbaum, B., Pfefferbaum, R. L., North, C. S., & Neas, B. R. (2002). Does television viewing satisfy criteria for exposure in posttraumatic stress disorder?. Psychiatry:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Stel wel grenzen, en maak duidelijk welk gedrag (bijv. uitsluiting) of taalgebruik (bijv. discriminatie) niet getolereerd wordt.. Handhaaf die grenzen, en trek daarin één lijn

In dit geval betekent ‘significant’ dat jongeren die zich vervreemd voelen van school en meer betrokken zijn bij geweld in groepsverband een grotere kans hebben op het hebben

In het volgende hoofdstuk wordt beschreven wat hier wordt verstaan onder terrorisme en de gewelddadige jihad en daarnaast wordt aangegeven onder welke condities het zich kan

Dat een groot deel van de respondenten die in meer of mindere mate na de training beter snappen waarom en hoe individuen kunnen ontsporen en mogelijk toewerken naar een

werknemers kwam naar voren dat mensen die tevreden zijn met hun werk en zich met hun werk kunnen identificeren hun werkplek meer personaliseren dan mensen die ontevreden zijn en

In de volgende paragraaf wordt ingegaan op empirisch onderzoek dat is verricht naar de samenhang tussen functies (interdependentie) en het gebruik van Management Accounting

Omdat het onderzoek zich richt op maatschappelijk actieve levensbeschouwelijke organisaties kan de indruk ontstaan dat alle religieus geïnspireerde verbanden zich buitenge

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor