• No results found

Welke invloed hebben internationale maatregelen op de Nederlandse rulingpraktijk?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Welke invloed hebben internationale maatregelen op de Nederlandse rulingpraktijk?"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Welke invloed hebben internationale maatregelen op de

Nederlandse rulingpraktijk?

Bachelorscriptie Fiscale Economie

Naam: R.J.D. Zwijnenburg

Studentnummer: 10760121

E-mail: daniel.zwijnenburg@student.uva.nl Begeleider: J.A. de Vries

(2)

2

Inhoudsopgave

Afkortingenlijst: ... 4

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 5

1.1: Aanleiding ... 5

1.2: Centrale vraag en subvragen ... 6

1.3: Onderzoeksopzet... 6

Hoofdstuk 2: Fiscale rulings ... 8

2.1 Inleiding ... 8

2.2 Het begrip fiscale ruling ... 8

2.2.1 Advance Pricing Agreement ... 9

2.2.2 Advance Tax Ruling ... 10

2.2.3 Afgifteprocedure ... 11 2.2.4 Dienstverleningslichamen ... 12 2.3 Kritiekpunten ... 12 2.3.1 Verrekenprijzen ... 13 2.3.2 Transparantie ... 14 2.3.2.1 Vertrouwen ... 14 2.3.2.2 Uitwisseling rulings ... 15 2.3.2.3 Kanttekening transparantie ... 16

2.3.3 Gebrek aan substance ... 16

2.4 Subconclusie ... 17

Hoofdstuk 3: Internationale maatregelen ... 19

3.1 Inleiding ... 19

3.2 Recente onderzoeken ... 19

3.2.1 Onderzoek rulingpraktijk Europese Commissie ... 20

3.2.2 Specifieke onderzoeken Europese Commissie ... 20

3.2.3 Onderzoek Staatssecretaris van Financiën ... 22

3.2.4 Classificering staatssteun ... 22

3.3 Toekomstgerichte maatregelen ... 23

3.3.1.1 BEPS-actiepunt 5 ... 24

3.3.1.2 Transparantie-eis ... 24

3.3.2 Automatische uitwisseling rulings ... 26

3.3.2.1 Richtlijn 2011/16/EU ... 27

3.3.2.2 Richtlijn 2015/2376/EU ... 27

(3)

3

3.4 Subconclusie ... 28

Hoofdstuk 4: Implementatie en vergelijking EU-lidstaten ... 30

4.1 Inleiding ... 30

4.2 Implementatie pseudowetgeving Nederland ... 30

4.3 Implementatie informatie-uitwisseling rulings ... 32

4.4 Vestigingsklimaat ... 33 4.5 Vergelijking EU-lidstaten ... 34 4.5.1 Rulingpraktijk Luxemburg ... 34 4.5.2 Rulingpraktijk België ... 36 4.6 Subconclusie ... 38 Hoofdstuk 5: Conclusie ... 39 5.1 Inleiding ... 39 5.2 Conclusies subvragen ... 39 5.3 Conclusie ... 40 5.4 Aanbevelingen ... 41 Bibliografie ... 42

(4)

4

Afkortingenlijst:

APA: Advance Pricing Agreement

APA-/ATR-team: APA-/ATR-team van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen (kantoor Rotterdam)

ATR: Advance Tax Ruling

BEPS: Base Erosion and Profit Shifting BFB: Besluit Fiscaal Bestuursrecht EU: Europese Unie

LGI: General tax law LIR: Income taxation law

OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

WABB: Verdrag inzake Wederzijdse Administratieve Bijstand in Belastingzaken WIB: Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen

(5)

5

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1: Aanleiding

Sinds het uitlekken van de beruchte Panama Papers is belastingontwijking een zwaar thema geworden in de publieke opinie. Dat multinationals legale constructies opzetten met als doel fiscale voordelen te behalen, blijkt vandaag de dag nog steeds te spelen. Nederland is

internationaal gezien geen vreemde in deze discussies. De deelnemingsvrijstelling, het door Eric Wiebes bestempelde ‘kroonjuweel’, speelt hier een centrale rol in, maar ook het uitgeven van rulings wekt veel verontwaardiging op.1

Zo is recent een onderzoek gestart naar de multinational Ikea, die met de

Belastingdienst zekerheid opvraagt over welke geldstromen in Nederland worden belast. Voorlopig onderzoek wijst erop dat twee rulings in 2006 en 2011 de belastbare winst aanzienlijk hebben verlaagd.2 Ook bij Procter & Gamble lijkt iets te rammelen aan de

afgesproken rulings. Uit de Panama Papers blijkt dat naar schatting een belastingvoordeel van 169 miljard dollar is ontstaan.3

In de politiek en de publieke opinie leiden dit soort bevindingen tot argwaan. Derhalve groeit de kritiek op het afgeven van fiscale rulings, een in beginsel zeer effectief middel om het bedrijfsleven van zekerheid te kunnen voorzien. Rulings zijn in principe niet openbaar, maar komen alleen in de publiciteit terecht wanneer er onderzoek wordt gedaan naar fouten. Zo ontstaat de discussie tussen privacy en transparantie. Gaby de Groot meldt aan BNR dat in gevaar om concurrentiegevoelige informatie vrij te geven, de Tweede Kamer maar één keer inzage kreeg in de documenten inzake P&G.4 Anna Gunn benadrukt juist het belang van de bescherming van bedrijfsgeheimen en het waarborgen van de zekerheid in het bedrijfsleven. Zij waarschuwt dat Nederland moet waken voor anti-misbruikregels die hun doel voorbij schieten.5

Als reactie op de onderzoeken meldt Menno Snel in zijn brief aan de Tweede Kamer dat belastingafspraken met internationale multinationals enkel nog mogen worden

afgesproken door een speciaal team van de belastingdienst, het zogeheten rulingteam, en niet langer door lokale inspecteurs.6 Uit onderzoek blijkt dat in 78 gevallen de fouten vooral zijn te verwijten aan de lokale inspecteurs, aldus Menno Snel. Of dit de kritiek doet dempen is nog maar de vraag. PvdA-Kamerlid Henk Nijboer uit zijn kritiek meer op het systeem. Zo meldt hij aan BNR: ‘Dit gaat over 169 miljard dollar minder belasting betalen, dat kan niet op één vrouw of man rusten’. Hij pleit voor meer inzicht in de afspraken die de Belastingdienst met de multinationals maakt.7

Het tegengaan van belastingontwijking gaat volgens de eurocommissaris Pierre Moscovici niet snel genoeg. Zeven Europese Unie (hierna EU)-lidstaten, waaronder

Nederland, werken agressieve tax planning van multinationals in de hand om zo bedrijvigheid aan te trekken, met als gevolg dat jaarlijks 50 tot 70 miljard euro wordt misgelopen.8

1 Kooijman, 2017 2 Kleinnijenhuis, 2017 3 Reuters, 2017 4 BNR, 2017 5 Pieters, 2016 6 NOS, 2018 7 BNR, 2017 8 NRC, 2018

(6)

6

1.2: Centrale vraag en subvragen

Een ruling dient zekerheid te bieden over fiscale handelingen van een individuele

belastingplichtige. Sinds het uitlekken van de Panama Papers is in de publiciteit het beeld gaan leven dat door middel van fiscale rulings belastingdeals worden afgesproken tussen multinationals en de Belastingdienst en op deze wijze tax planning in de hand te werken. Zodoende is veel discussie gekomen op de rulingpraktijk. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: “OESO”) heeft in het kader van belastingontwijking internationale maatregelen opgesteld, de zogenaamde Base Erosion and Profit Shifting

(hierna: “BEPS”) actiepunten. Hiermee wordt beoogd om belastingontwijking in het algemeen te bestrijden.

In zijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer kaart Staatssecretaris Menno Snel de herziening van de rulingpraktijk aan. In deze scriptie staat centraal hoe Nederland deze herziening implementeert, wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse rulingpraktijk en hoe dit doorwerkt in de belastingconcurrentie met andere EU lidstaten. De centrale vraag luidt als volgt:

Welke invloed hebben internationale maatregelen op de Nederlandse rulingpraktijk?

Deze scriptie is bedoeld om de lezer inzicht te geven in de problematiek van de Nederlandse rulingpraktijk en te analyseren in hoeverre internationale maatregelen zoals de BEPS actiepunten van de OESO bijdragen aan de aanpak van deze praktijken. Ook moet duidelijk worden waar Nederland staat betreffende de uitvoering van de BEPS-actiepunten ten opzichte van andere EU-lidstaten. Om dit te onderzoeken worden de volgende subvragen behandeld:

- Wat is een fiscale ruling en welke kritiek wordt op de Nederlandse rulingpraktijk geuit? - Welke internationale maatregelen zijn ingevoerd om belastingontwijking via fiscale rulings tegen te gaan?

- Hoe werkt de fiscale rulingpraktijk in andere EU-lidstaten en hoe ver is Nederland met de implementatie van de internationale maatregelen ten opzichte van deze lidstaten?

1.3: Onderzoeksopzet

Bij de beantwoording van de centrale vraag en de subvragen wordt de lijn van een kwalitatief onderzoek aangehouden. Eerst worden de subvragen beantwoord met gebruik van

vakliteratuur als mede rapporten, richtlijnen en kamerbrieven. Elke subvraag wordt in een apart hoofdstuk behandeld. De centrale vraag vormt een opsomming van de beantwoorde subvragen en een concluderende beschouwing over waar Nederland staat in de besproken problematiek.

In hoofdstuk 2 wordt allereerst uiteengezet wat een fiscale ruling inhoudt. Vervolgens wordt een aantal cruciale termen zoals transfer pricing uitgelegd, waarna wordt geanalyseerd welke problematiek ontstaat. Zo wordt een beeld weergegeven over de kritieken die dit met zich meebrengt.

Voor de beantwoording van de tweede subvraag staan de getroffen maatregelen centraal. In hoofdstuk 3 wordt aangetoond welke onderzoeken er op dit moment relevant zijn

(7)

7

en soortgelijke onderzoeken eerder in de rechtspraak zijn behandeld. Vervolgens wordt gekeken naar de internationale maatregelen die verdere belastingontwijking in de toekomst moeten tegengaan. Hiervoor wordt gekeken naar relevante BEPS-actiepunten van de OESO en te implementeren EU-richtlijnen.

In het laatste literatuurhoofdstuk wordt de implementatie van de maatregelen in de Nederlandse en internationale wetgeving onderzocht. Aan de hand van kamerbrieven worden de kritieken en verdere vragen en van de politiek bekeken. Met dit kader worden de

rulingpraktijken alsmede de implementatie van de voorgelegde maatregelen met een aantal EU-lidstaten vergeleken. Zo zal een duidelijk beeld ontstaan van de positie die Nederland inneemt in de besproken kwesties. Als vergelijkingsmateriaal worden twee EU-lidstaten gekozen die zich in een gelijksoortige positie vinden als Nederland in het kader van de internationale belastingconcurrentie.

Hoofdstuk 5 begint met een samenvatting van de conclusies van de subvragen. Aan de hand van deze bevindingen wordt de centrale vraag beantwoord en vervolgens een conclusie getrokken. Hierna volgen nog aanbevelingen voor vervolgonderzoeken.

(8)

8

Hoofdstuk 2: Fiscale rulings

2.1 Inleiding

Zoals eerder in hoofdstuk 1 aan bod is gekomen, is er forse kritiek op de Nederlandse rulingpraktijk. Het idee dat de Belastingdienst deals sluit met multinationals heeft de overhand gekregen over het feit dat het afgeven van fiscale rulings volledig binnen de Nederlandse wet- en regelgeving dien te blijven. Desalniettemin kondigt de Staatssecretaris van Financiën aan de Nederlandse rulingpraktijk te herzien. Alvorens deze herziening te analyseren en in te gaan op de internationale maatregelen, is van belang om in kaart te

brengen wat de problematiek is en wat rulings eigenlijk zijn. In hoofdstuk 2 wordt dan ook de subvraag onderzocht: Wat is een fiscale ruling en welke kritiek wordt op de Nederlandse

rulingpraktijk geuit?

In paragraaf 2.2 wordt eerst onderzocht wat een fiscale ruling precies inhoud. Wanneer een hanteerbare definitie is gevormd, wordt onderzocht welke soorten rulings er zijn. Hier worden de meest afgegeven verschijningsvormen behandeld. Hierna wordt beschreven hoe het afgeven van rulings in zijn werk gaat. Wanneer dit duidelijk in kaart is gebracht, kan de problematiek beter worden begrepen. In paragraaf 2.3 wordt nader bekeken welke kritiek wordt gegeven op de afgifte van rulings en de Nederlandse rulingpraktijk. Daarbij zullen de grootste kritiekpunten één voor één worden behandeld. Hierbinnen wordt het probleem behandeld alsmede de discussies die spelen binnen de problematiek. Tot slot volgt in paragraaf 2.4 de subconclusie om zo met een verhelderde blik naar de internationale maatregelen te kijken.

2.2 Het begrip fiscale ruling

In de brief van de vaste Commissie van Financiën aan de Staatssecretaris van Financiën wordt onder andere naar een definitie van het begrip ruling gevraagd. Hierop antwoordt de

Staatssecretaris van Financiën dat hierop geen eenduidig antwoord te geven is, gezien het bestaan van verschillende definities.9 Dit wil echter niet zeggen dat er geen hanteerbare definitie te vinden is. Voor het vervolg van de kamerbrief hanteert de staatssecretaris de ruimste definitie aangaande zekerheidsstelling in nationale en internationale situaties. Eerder heeft hij aangegeven dat Nederland zoveel mogelijk aansluiting zoekt bij de definitie die wordt gebruikt in de richtlijn ten aanzien van de automatische uitwisseling van informatie over rulings.10

In artikel 3 onderdeel 14 van de richtlijn 2011/16/EU wordt een voorafgaande grensoverschrijdende ruling gedefinieerd als een akkoord, mededeling dan wel enig ander instrument of andere handeling met een soortgelijk effect in het kader van een

belastingcontrole.11 In aantekening 3.2 van de richtlijn 2011/16/EU wordt aangegeven dat

9 Staatssecretaris van Financiën, ‘Staatssecretaris beantwoordt Kamervragen over onderzoek naar rulings met internationaal karakter’, 2018, p. 2.

10 Staatssecretaris van Financiën, ’Antwoorden Staatssecretaris op Kamervragen over EU-pseudowetgeving voor belastingrulings van EU-lidstaten’, 2017, p. 2.

11 Artikel 3,’Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG’, 2016, p. 2.

(9)

9

deze definitie in de kern ziet op zekerheidstelling en specificeert dit vervolgens voor

onderwerpen als verrekenprijsafspraken, het bestaan/impact hebben op de belastinggrondslag van een vaste inrichting en afspraken in het kader van de grondslag voor het afschrijven van een actief bestanddeel in één lidstaat, die verworven is van een concernmaatschappij in een ander rechtsgebied.12 Ook de OESO geeft een definitie van een fiscale ruling. In het BEPS-actiepunt 5 rapport wordt een ruling gedefinieerd als: ‘Any advice, information or undertaking provided by a tax authority to a specific taxpayer or group of taxpayers concerning their tax situation and on which they are entitled to rely.’13

2.2.1 Advance Pricing Agreement

Een Advance Pricing Agreement (hierna “APA”) geeft zekerheid over de vaststelling van een zakelijke vergoeding binnen internationale concernverhoudingen. De vergoeding moet in overeenstemming zijn met het at arm’s-length beginsel.14 Dit beginsel is per 1 januari 2002 in geïmplementeerd in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 als artikel 8b. Een APA kent enige mate van flexibiliteit aangaande het verzoek tot zekerheid. Zo kan het verzoek beperkt blijven tot specifieke verbonden lichamen dan wel specifieke transacties.15 Dit wekt onterecht het idee dat het verzoek geïsoleerd wordt behandeld. Bij een verzoek worden alle relevante feiten en omstandigheden, betreffende hetgeen zekerheid over wordt verzocht, meegenomen.

De termijn van een APA wordt naar redelijkheid vastgesteld. Om dit vast te stellen wordt gekeken naar de aard van de activiteiten. Voor de activiteiten wordt een tijdsspan geschat waarvan geacht wordt dat de feiten en omstandigheden, die van invloed zijn op de situatie waarover zekerheid wordt verzocht, relevant blijven. De meest voorkomende termijn is een periode van vier tot vijf jaar.16 Waar een APA in beginsel bedoeld is voor toekomstige transacties kan, indien de belastingplichtige dit verzoekt, een APA met terugwerkende kracht worden afgegeven. Hiervoor moeten dezelfde feiten en omstandigheden reeds relevant zijn en mag de terugwerkende kracht niet leiden tot het onbelast blijven van winsten in nog

openstaande boekjaren.17

In beginsel wordt gestreefd naar het afsluiten van bilaterale APA’s. Zo wordt economisch dubbele belastingheffing voorkomen, waar dit met unilaterale APA’s nog kan plaatsvinden.18 Hiervoor is wel vereist dat tussen Nederland en het betreffende land een verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing aanwezig is, waarin een bepaling is overeengekomen, vergelijkend met die in artikel 25 van het OESO-modelverdrag. Wanneer het overleg met het betreffende land stroef verloopt, kan het toch voordeliger zijn om een unilaterale APA af te sluiten.19

12 Aantekening 3,’Wijzigingsrichtlijn in zake de automatische uitwisseling van informatie over cross border rulings per 2017’, 2018, p. 4.

13 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5 - 2015 Final Report’, 2015.

14 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 1. 15 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 3. 16 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 3. 17 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 3. 18 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 2. 19 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 2.

(10)

10

Een bekende verschijningsvorm van een APA is de informeel kapitaalruling. Deze verschijningsvorm komt dusdanig vaak voor dat de OESO dit als een aparte categorie erkent in het BEPS-actiepunt 5 rapport, namelijk als een downward adjustment ruling.20 Zoals eerder aangekaart, wordt een vergoeding op grond van het at arm’s-length beginsel op zakelijke gronden in de heffing opgenomen. Zo wordt ook informeel kapitaal aan dit beginsel getoetst. De praktijk kent twee basisvormen, informeel kapitaal dat opkomt in de kostensfeer en in de vermogenssfeer. Gedacht kan worden aan een renteloze lening verstrekt van een

groepsmaatschappij of het vanwege aandeelhouders relatie overgaan van activa tegen een onzakelijke vergoeding, voor respectievelijk de kosten-/vermogenssfeer.21 Het probleem bij informeel kapitaal ontstaat wanneer er tegen de aftrekbare kosten in Nederland geen baten worden erkent in het andere land, waardoor belastingheffing uitblijft.

2.2.2 Advance Tax Ruling

Naast de APA is een bekende verschijningsvorm van een ruling de Advance Tax Ruling (hierna “ATR”). Een ATR geeft zekerheid over de fiscale gevolgen voor een

transactie/samenstel van transacties binnen de Nederlandse wet- en regelgeving.22 Net als bij een APA kan een ATR worden afgesloten voor een termijn waarin de feiten en

omstandigheden relevant blijven, met in beginsel een termijn van vier tot vijf jaar. Elke ATR heeft eenzelfde opbouw. Paragraaf 1 geeft de materiële afspraak weer, waarna in paragraaf 2 de relevante feiten en omstandigheden worden benoemd. In de derde paragraaf worden kritische veronderstellingen vastgelegd, die er voor zorgen dat de ATR niet langer geldig is wanneer deze niet worden nageleefd. In de laatste paragraaf worden nog enkele

standaardbepalingen opgelegd.23

Een ATR wordt meestal aangevraagd in het kader van internationale houdsterstructuren. Zo wordt zekerheid gevraagd over de toepassing van de

deelnemingsvrijstelling op voordelen van de dochtervennootschappen, alsmede de positie als inhoudingsplichtige van dividendbelasting.24 Een opvallende verschijningsvorm is de CV/BV constructie. Een Commanditaire Vennootschap wordt in Nederland als fiscaal transparant aangemerkt, waardoor de vergoeding aan de buitenlandse rechthebbende toekomt. Wanneer het land, waarin deze rechthebbende belastingplichtig is, deze Commanditaire Vennootschap niet als fiscaal transparant aanmerkt, ontstaat er een heffingslek.25

Een ander voorkomend verschijnsel is de situatie waarin een coöperatie als

tussenhoudster fungeert. Mede omdat een coöperatie in beginsel niet inhoudingsplichtig is ten aanzien van de dividendbelasting, wordt dit als een aantrekkelijke rechtsvorm gezien als

20 OESO, ‘BEPS action 5 on harmful tax practices: Transparency framework peer review documents’, 2017, p. 11.

21 Rijksoverheid, ‘Beschrijving stand van zaken APA-/ATR praktijk’, 2017, p. 34.

22 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit behandeling van verzoeken om zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR)’, 2014, p. 1.

23 Staatssecretaris van Financiën, ‘Staatssecretaris verstrekt voorbeelden van ATR’s en APA’s’, 2017, p. 3.

24 Rijksoverheid, ‘Beschrijving stand van zaken APA-/ATR praktijk’, 2017, p. 9. 25 Rijksoverheid, ‘Beschrijving stand van zaken APA-/ATR praktijk’, 2017, p. 26.

(11)

11

tussenhoudster. Echter is hier al een anti misbruikbepaling voor ontstaan in de Wet op de dividendbelasting.26

2.2.3 Afgifteprocedure

De rulingpraktijk is ontstaan in de opbouwfase na de Tweede Wereldoorlog. Toen lag de bevoegdheid tot afgifte van rulings bij het Ministerie van Financiën. Dit werd in de jaren 70’ overgedragen aan lokale belastinginspecteurs. Sinds 1991 is de behandeling van specifieke internationale rulings ondergebracht bij het APA-/ATR-team van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen (kantoor Rotterdam) (hierna “APA-/ATR- team”).27 Een APA en ATR volgen een soortgelijke procedure. Beiden verzoeken worden ingediend bij een competente belastinginspecteur, waarbij een kopie wordt verstuurd naar het APA-/ATR-team).28 De belastinginspecteur verzoekt dit team tot het geven van een bindend advies. Bij ATR-verzoeken wordt dit specifiek benoemd voor situaties waar zekerheid wordt gevraagd ten aanzien van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling, concernstructuren waarbij hybride financierings-/rechtsvormen een rol spelen en het al dan niet een rol spelen van een vaste inrichting. Ook geldt dit voor het al dan niet inhoudingsplichtige zijn voor de

dividendbelasting als coöperatie. 29

Ook kan de situatie voorkomen dat de volledige fiscale behandeling wordt afgehandeld door het APA-/ATR-team. Dit gebeurt wanneer er sprake is van een dienstverleningslichaam als vermeldt in besluit nr. DGB 2014/310, er sprake is van een lichaam die voornamelijk ingesteld is op het direct of indirect ontvangen en betalen van gelden niet zijnde rente, royalty’s, huur of lease, er sprake is van een lichaam met gebrek aan reële economische activiteiten in Nederland. Hieronder geldt ook het zijn van een lichaam dat zich hoofdzakelijk bezighoudt met het houden van deelnemingen en/of

financieringsactiviteiten.30

Tenzij er bij het verzoek nadere vragen worden gesteld, wordt binnen 5 werkdagen de ontvangstbevestiging verzonden en wordt het verzoek behandeld. In beginsel worden ATR-verzoeken binnen acht weken voltooid, maar deze termijn wordt verlengd ingeval er aanvullende informatie van de belastingplichtige benodigd is voor de behandeling van het verzoek.31 Voor APA-verzoeken wordt verder nog een case-management plan opgesteld. Hierin wordt duidelijk gemaakt hoe het verzoektraject verloopt. Ook kan er vooroverleg worden aangevraagd. Hierin wordt vroegtijdig duidelijk gemaakt welke informatie de

26 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit behandeling van verzoeken om zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR)’, 2014, p. 12.

27 Bijlage V, jaarverslag APA-/ATR-team 2017, p. 4.

28 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit behandeling van verzoeken om zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR)’, 2014, p. 1.

29 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit behandeling van verzoeken om zekerheid vooraf in de vorm van een Advance Tax Ruling (ATR)’, 2014, p. 2.

30 Staatssecretaris van Financiën, ‘Actualisering organisatie- en competentieregeling APA-/ATR-praktijk’, 2014, p. 2.

31 Staatssecretaris van Financiën, ‘Actualisering organisatie- en competentieregeling APA-/ATR-praktijk’, 2014, p. 3.

(12)

12

Belastingdienst van de belastingplichtige vereist ten aanzien van het verzoek. Zodoende wordt de administratieve verplichting in een later stadium verlicht.32

Ingeval het een verzoek tot een bilaterale APA of een ATR betreft, wordt een overeenkomst gesloten tussen Nederland en het desbetreffende andere land. Ook moet een vaststellingsovereenkomst tot stand komen overeenkomstig artikel 7:900 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek. Hiervoor moet rekening worden gehouden met de kaders voor

vaststellingsovereenkomsten zoals gegeven in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (hierna “BFB”). Voor een unilaterale APA volstaat een vaststellingsovereenkomst.33

Verder essentieel om op te merken is dat de ruling beide partijen bindt tot het nakomen van de overeenkomst. Deze overeenkomst blijft geldig voor de termijn die is

vastgesteld, maar kan de gegeven zekerheid vooraf vervallen. Dit is het geval indien de feiten en omstandigheden anders gepresenteerd zijn of in de loop der tijd zijn veranderd. Ook nieuwe relevante wetswijziging leiden tot herziening van de fiscale gevolgen. Hierbij benadrukt de Staatssecretaris van Financiën dat er niet wordt onderhandeld, maar dat een overeenstemming wordt bereikt over de uitwerking van de fiscale wet- en regelgeving.34

2.2.4 Dienstverleningslichamen

De Belastingdienst kan ook weigeren om zekerheid vooraf te geven. In het Besluit DGB 2014/3101 worden specifieke situaties omschreven waarin de Belastingdienst dit mag doen. In de basis is dit het geval wanneer de belastingplichtige niet voldoende reële economische activiteiten in Nederland heeft, oftewel de substance-eis.35 Dit wordt in hoofdstuk 3 nader besproken. Dit heeft grootse gevolgen voor maatschappijen die kwalificeren als

dienstverleningslichamen. Dit is het geval indien de belastingplichtige aan te merken valt als een volgens artikel 8, vijfde lid, Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen: Belastingplichtige is onderhevig aan de Wet op de

vennootschapsbelasting 1969 en de hoofdactiviteiten bestaan uit het direct of indirect ontvangen van gelden als rente, royalty’s, huur of lease aan niet in Nederland gevestigde lichamen die onderdeel uitmaken van het concern.36 Aan een dienstverleningslichaam wordt geen zekerheid vooraf gegeven indien niet is voldaan aan de hiervoor genoemde substance-eis of de uitgevoerde activiteiten geen reële risico’s met zich meebrengen.37

2.3 Kritiekpunten

Het initiatief tot herziening van de Nederlandse rulingpraktijk hangt onvermijdelijk samen met de grote kritiek die in de publieke opinie en van de Europese Commissie is ontstaan op het afgeven van rulings. Het idee is ontstaan dat door middel van fiscale rulings een

32 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 2. 33 Staatssecretaris van Financiën, ’Actualisering besluit APA-richtlijnen’, 2014, p. 4.

34 Staatssecretaris van Financiën, ‘Opzeggen of openbreken van APA’s en ATR’s’, 2013, p. 1. 35 Staatssecretaris van Financiën, ’Besluit DGB 2014/3101’.

36 Art. 3a, eerste lid, Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen.

37 Staatssecretaris van Financiën, ‘Actualisering besluit dienstverleningslichamen en zekerheid vooraf’, 2014, p. 1.

(13)

13

gunstigere behandeling kan worden onderhandeld, terwijl een ruling bedoeld is om zekerheid vooraf te verlenen en zo het bedrijfsleven te voorzien van een voordeel. Voordeel verlenen door een gunstigere positie af te spreken wordt dus niet beoogd. Zo geeft een ruling uitsluitsel over de fiscale gevolgen, waar dit zonder ruling dezelfde gevolgen zijn, echter dan achteraf.38 De kritiek op de rulingpraktijk vindt zijn oorsprong in de twijfel over de voorgaande

uitspraak. De kritiek valt in hoofdlijnen te categoriseren in drie thema’s, zijnde verrekenprijzen, transparantie en het gebrek aan substance.

2.3.1 Verrekenprijzen

Een groot kritiekpunt in de rulingpraktijk is de manier waarop verrekenprijzen worden

besloten.39 Centraal staat het at arm’s length-beginsel, zoals eerder vermeld geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving onder artikel 8b in de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969. Deze is in de wet opgenomen om enige onduidelijkheid bij buitenlandse ondernemingen weg te nemen over het al dan niet hoeven toepassen van dit beginsel in Nederland. In het

Verrekenprijsbesluit geeft Nederland aan het at arm’s length-beginsel, zoals deze in artikel 7 en 9 van het OESO-modelverdrag staan, te hanteren.40 Zo biedt het OESO een reeks

rekenkundig versimpelde voorbeelden van aanbevolen methodes. Dat deze zijn opgenomen in het Verrekenprijsbesluit wil niet zeggen dat deze methodes blindelings gevolgd worden. De OESO-richtlijnen bieden ruimte voor het voeren van eigen beleid, aldus de Staatssecretaris van Financiën, die overigens wel verklaart de internationale richtlijnen te volgen.41

Ook Djebali erkent de forse kritiek op de rulingpraktijk en de juiste toepassing van de verrekenprijsmethodes. Volgens hem is zodoende twijfel ontstaan over de rechtvaardigheid van de toerekenings-methodes. De vraag komt op of in het huidige systeem voldoende gewaarborgd kan worden dat een juiste uitkomst volgens het at arm’s length-beginsel tot stand komt.42 Volgens Djebali is dit te wijten aan een gebrek aan onafhankelijke partijen bij de overlegfase van de totstandkoming van een ruling. Zodoende hebben de betreffende overheidslichamen veel invloed op de uitkomst alsmede hun eigen belangen tot een bepaalde uitkomst. Dit is ten gunste van hun fiscale autonomie, maar kan ook inbreuk maken op de rechtvaardigheid van de uitkomst.43

Wanneer het vaststellen van de verrekenprijzen niet voldoen aan het at arm’s length-beginsel, ontstaan er selectieve voordelen. Zo benoemt de vicevoorzitter van de Europese Commissie het grote belang van multinationals die hun deel van de belasting betalen in tijden van krappe overheidsbegrotingen. De EU-staatssteunregels melden expliciet dat overheden geen maatregelen mogen nemen die leiden tot bevoordeling van specifieke ondernemingen.44 De vraag ontstaat of rulings door de overheid worden toegepast om grote multinationals van deze selectieve voordelen te voorzien.

38 Staatssecretaris van Financiën, ‘Informatie over rulings’, 2015, p. 2. 39 OESO, ‘Explenatory Statement: 2015 Final Reports’, 2015.

40 Burgers & Romano, ‘Advance Tax Rulings’, 2003, p. 30. 41 Burgers & Romano, ‘Advance Tax Rulings’, 2003, p. 30.

42 Djebali, ‘Transfer pricing-procedures aan kritiek onderhevig?’, 2013, p. 1. 43 Djebali, ‘Transfer pricing-procedures aan kritiek onderhevig?’, 2013, p. 2.

(14)

14

In december 2016 heeft de Staatssecretaris van Financiën de Nederlandse

rulingpraktijk laten toetsen. Een viertal fiscale experts die onafhankelijk van de APA-/ATR praktijken opereert, toetste bij twintig rulings of deze binnen het kader van de wet- en regelgeving correct zijn afgegeven. Hierbij zijn geen aanwijzingen gevonden dat de Nederlandse grondslag bewust of onbewust te laag is vastgesteld.45

2.3.2 Transparantie

Het grootste kritiekpunt op de Nederlandse rulingpraktijk is het gebrek aan transparantie.46 Het gebrek aan kennis over de fiscale rulings in het algemeen en het gebrek aan publieke controle resulteert tot onvrede in de samenleving. Dit geldt niet alleen voor het gebrek aan transparantie op tot stand gekomen rulings, maar ook bij het gebrek bij niet tot stand gekomen rulings. De vier eerder genoemde experts wijzen er op dat het APA-/ATR-team regelmatig nieuwe rechtsvragen beantwoordt, zonder dat deze vervolgens gepubliceerd worden. Dit wekt juist het idee dat niet afgegeven rulings niet gepubliceerd worden, omdat deze de Nederlandse rulingpraktijk negatief afspiegelen.47

2.3.2.1 Vertrouwen

Het begrip transparantie begint een trendmatig argument te vormen als het gaat om kritiek op de fiscaliteit. Gribnau omschrijft de vraag naar transparantie als een reactie op de toenemende onzekerheid in een steeds verder globaliserende wereld. De mens heeft volgens Gribnau behoefte aan ordening en controle over zijn omgeving. Deze behoefte leidt tot het willen bemachtigen van kennis en informatie. Hij betoogt dat transparantie het middel is tot het informeren van het publiek en zo willekeur te voorkomen. Dit met doel om de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid te bevorderen. Dit slaat over in meer vertrouwen in de instantie,

waardoor een spill-over effect tot stand komt.48

Dat meer transparantie in de fiscale rulingpraktijk tot meer vertrouwen zal leiden, stelt ook Gunn. De kritiek is van dusdanige proporties geworden dat het niet langer genegeerd kan worden. Daarbij komt dat ook het bedrijfsleven baat heeft bij veelvuldigere openbaarmaking van rulings. Het bedrijfsleven kent een gebrek aan kennis ten aanzien van wat gebruikelijk is betreffende fiscale regelingen. Hier is een rol in weggelegd voor de Nederlandse

rulingpraktijk, aldus Gunn.49

In beginsel lijkt het bereiken van meer vertrouwen en derhalve een uitnodiging tot meer transparantie een nodige stap voor de Nederlandse rulingpraktijk. Ondanks het feit dat de Staatssecretaris van Financiën veel heeft opgehelderd, zijn de verhalen betreffende de Nederlandse rulingpraktijk die in de publieke opinie rondgaan, overstemmend gericht op onderzoeken die plaatsvinden wanneer er sprake is van foutief behandelde rulings. Zo kwam zelfs de vraag op na een bericht dat Luxemburg vermoedelijk mondelinge afspraken zou maken, of Nederland hier ook aan meedoet. Dit is door de staatssecretaris van Financiën

45 Staatssecretaris van Financiën, ‘Interne reflectie APA’s en ATR’s’, 2017, p. 1. 46 OESO, ‘Explenatory Statement: 2015 Final Reports’, 2015.

47 Staatssecretaris van Financiën, ‘Interne reflectie APA’s en ATR’s’, 2017, p. 8. 48 Gribnau, ‘Fiscale transparantie: de moeilijke weg naar meer vertrouwen’, 2016. 49 Gunn, ‘Tax rulings openbaar? Ja, graag!’, 2015.

(15)

15

ontkennend beantwoord.50 Het is dit gebrek aan transparantie, waardoor het verlangen naar meer controle in de hand wordt gewerkt.

2.3.2.2 Uitwisseling rulings

De vraag heerst of er voldaan wordt aan de automatische uitwisseling van rulings, zoals deze is bedoeld door de Europese Commissie. Het feit dat in de Richtlijn 2011/16/EU, die nader wordt besproken in hoofdstuk 3, wordt gesproken van een spontane uitwisseling deed de vraag reizen of er überhaupt wel rulings worden uitgewisseld. In de praktijk blijkt dat deze uitwisseling binnen de EU amper plaatsvindt.51 Dit wordt versterkt door de concrete vragen die Kamerleden aan de staatssecretaris van Financiën hebben gesteld. Zo vroeg Nijboer (PvdA) in hoeverre het klopt dat er van de vermoedelijk 10.000 afgegeven rulings slechts de intentie was tot het uitwisselen van 4.000 rulings. Hierop moet direct de nuance worden aangebracht dat het getal 10.000 niet in overeenstemming komt met hetgeen in

dossieronderzoeken is bevonden. Derhalve wordt erg makkelijk geroepen dat de intentie van de Belastingdienst niet gericht is op het uitwisselen van alle informatie, aldus de

Staatssecretaris van Financiën. Verder is belangrijk om te erkennen dat in besluiten staat vastgelegd welke rulings door het APA-/ATR-team worden afgegeven en dat deze centraal geregistreerd staan. Deze gecombineerd met de rulings die eerder niet centraal geregistreerd stonden met een internationaal karakter, worden uitgewisseld.52

Ook in de richtlijnen zelf roepen vragen op over de uitwisseling van rulings. Richtlijn 2011/16/EU kent een aantal uitzonderingen waarvoor geen uitwisseling hoeft plaats te vinden. Dit is het geval indien verrekenprijsafspraken met derde landen niet uitgewisseld worden, omdat het belastingverdrag dit verbiedt.53 Ook wanneer het grensoverschrijdende rulings betreft die alleen betrekking hebben op de belastingzaken van één of meerdere natuurlijke personen, wordt automatische uitwisseling achterwege gelaten.54

Om tot informatie-uitwisseling te komen, dienen eerst te betrokken partijen,

waaronder eventuele moeder- en dochterlichamen, goed in beeld te komen. Wanneer dit niet geheel duidelijk is en de ruling van onvoldoende informatie voorziet, moeten de instellingen eerst zelf verdere informatiebronnen opzoeken, alvorens de belastingplichtige hiermee te benaderen. Voor nieuwe rulings, oftewel rulings die zijn afgegeven na 1 april 2016, worden lidstaten geacht deze informatie van de belastingplichtige te verzoeken, voordat een ruling tot stand kan komen.55 De ruling dient zo snel mogelijk naar de competente autoriteit te worden verzonden, zodat deze de ruling binnen drie maanden naar de betrokken lidstaten kan sturen.56

50 Staatssecretaris van Financiën, ’Geen geheime rulings in Luxemburg volgens staatssecretaris’, 2016, p. 2.

51 Breuer, Boer & Douma, ‘Uitwisseling van tax rulings’, 2016, p. 4.

52 Staatssecretaris van Financiën, ‘Staatssecretaris van Financiën beantwoordt Kamervragen over uitwisseling rulings’, 2018, p. 2.

53 Artikel 8bis, derde lid, van de Richtlijn 2011/16/EU. 54 Artikel 8bis, vierde lid, van de Richtlijn 2011/16/EU.

55 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5 - 2015 Final Report’, 2015, p. 53/54.

56 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5 - 2015 Final Report’, 2015, p. 58.

(16)

16

Op 4 december 2017 heeft de OESO de uitkomst ten aanzien van uitwisseling van informatie over rulings gepresenteerd in een peer review rapport. Het rapport vermeldt dat alle 44 landen na onderzoek stappen hadden gezet om de noodzakelijke wet- en regelgeving aangaande de informatie-uitwisseling van rulings in te voeren, waar dit eind 2016 nog niet het geval bleek. Nederland krijgt drie aanbevelingen ten aanzien van de afgegeven rulings over 2016, waar zij gevolgen aan geven aldus de Staatssecretaris van Financiën.57

2.3.2.3 Kanttekening transparantie

Het streven naar volledige transparantie valt te betwisten. Kan het volledig openbaar zijn van alle informatie en procedures daadwerkelijk zorgen voor meer vertrouwen? De toename van kennis en informatie leidt tot meer vragen, een in beginsel goed principe, maar kan omslaan in wantrouwen. Het is een zelfversterkend mechanisme, met verlies aan flexibiliteit en meer controle en regelgeving, aldus Gribnau. Wanneer dit doorslaat wordt deze toename van controle en regelgeving eerder gezien als een teken van wantrouwen dan als welk doel het eerder had, het bevorderen van vertrouwen.58

Ook Gunn heeft haar vraagtekens bij de toenemende transparantie. Ook zij is van mening dat meer transparantie nodig is, om het verval van het draagvlak voor de

rulingpraktijk te voorkomen. Echter moet hierbij niet vergeten worden dat het beschermen van bedrijfsgeheimen van groot belang is. Voorkomen moet worden dat gebrek aan privacy een oneerlijke concurrentiepositie in de hand werkt. Zij stelt wel dat dit in de praktijk wellicht weinig voorkomt, gezien het feit dat het bedrijfsleven al veel informatie naar buiten brengt, zonder dat dit tot forse complicaties heeft geleid. Als oplossing ter voorkoming van schending van privacy draagt zij aan de rulings geanonimiseerd te publiceren, zoals in België al

gebeurt.59

Het bewaken van concurrentiegevoelige bedrijfsgeheimen valt onder de bescherming van de geheimhoudingsplicht in artikel 67 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen. Zo is het ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet.60

2.3.3 Gebrek aan substance

Als laatst wordt betwist in hoeverre fiscale rulings moeten worden afgegeven, wanneer er geringe aanwijzingen zijn dat er reële economische activiteiten worden verricht in Nederland. Hier komt de vraag op of Nederland wel zekerheid vooraf zou moeten geven, indien de activiteiten in Nederland hoofdzakelijk gericht zijn op het dienen als doorgeefluik. Zo komen de in paragraaf 2.2.1 & 2.2.2 besproken verschijningsvormen van APA’s en ATR’s wederom aan bod. Deze financierings-/houdstermaatschappijen kennen een geringe substance in Nederland, maar door de vestiging in Nederland voorzien zij wel in structuren waarbij

57 Staatssecretaris van Financiën, ‘OESO presenteert uitkomsten ‘peer review’ over informatie-uitwisseling over rulings’, 2017, p. 1.

58 Gribnau, ‘Fiscale transparantie: de moeilijke weg naar meer vertrouwen’, 2016. 59 Gunn, ‘Tax rulings openbaar? Ja, graag!’, 2015.

(17)

17

buitenlandse bronbelasting wordt vermeden. Nederland wordt in de media in het kader van belastingontwijking/belastingontduiking regelmatig bekritiseerd voor het toestaan van deze en soortgelijke structuren. Hoewel legaal opgezet en geen grondslagvermindering in Nederland wordt gerealiseerd, is de vraag opgekomen of Nederland hier aan mee moet doen.61 Over deze problematiek volgt een nadere uitwerking in hoofdstuk 3.

2.4 Subconclusie

Het doel van dit hoofdstuk is om een kader te scheppen over de Nederlandse rulingpraktijk, om zo beter te kunnen begrijpen welke gevolgen de internationale maatregelen hebben. Om dit te verwezenlijken is een antwoord gezocht op de volgende subvraag: Wat is een fiscale

ruling en welke kritiek wordt op de Nederlandse rulingpraktijk geuit?

Voor een hanteerbare definitie van een ruling wordt de richtlijn aangehaald die ziet op de automatische uitwisseling van informatie over fiscale rulings. De meest voorkomende verschijningsvormen zijn de Advance Pricing Agreement en de Advance Tax Ruling. Een APA geeft zekerheid over de vaststelling van een vergoeding, in overeenstemming van het at arm’s length-beginsel, binnen concernverhoudingen. Een ATR geeft zekerheid over de fiscale gevolgen van specifieke transacties voor de Nederlandse wet- en regelgeving. Beide vallen onder te verdelen in gespecificeerde verschijningsvormen, die ieder een eigen problematiek in het kader van het legitiem ontgaan van belastingheffing met zich meebrengen.

Zowel een APA- als ATR-verzoek wordt ingediend bij een competente inspecteur en wordt een kopie van het verzoek gestuurd naar het APA-/ATR-team. Laatstgenoemde wordt verzocht tot het geven van een bindend advies op het verzoek, waardoor verzekerd wordt dat minstens twee personen het verzoek hebben behandeld. Ook zijn er situaties waarbij het verzoek volledig door het APA-/ATR-team wordt behandeld.

Zowel op internationale schaal door de Europese Commissie als nationaal door de publieke opinie is de kritiek op de Nederlandse rulingpraktijk sterk toegenomen. Fiscale rulings mogen niet worden gebruikt ter bevoordeling van selectieve ondernemingen. Het niet correct toepassen van het at arm’s length-beginsel bij het vaststellen van verrekenprijzen, speelt hierbij een centrale rol.

Deze vermoedens worden versterkt door het gebrek aan transparantie omtrent de afgifte van rulings. Rulings komen weinig aan bod in de publieke opinie, tenzij het een onderzoek naar foutieve procedures betreft. Hierdoor ontstaat het idee dat de Nederlandse rulingpraktijk de procedures en voorgelegde richtlijnen van de EU niet naar behoren volgt. Dit gebrek aan vertrouwen leidt tot de behoefte aan meer transparantie. In de vakliteratuur blijkt hier weinig op tegen te zijn, al wordt wel gewaarschuwd voor het doorslaan van transparantie, waarbij het veelvuldige bestaan van wet- en regelgeving het gevoel tot wantrouwen voedt.

Ook heerst de vraag in hoeverre Nederland zekerheid vooraf moet geven, indien sprake is van een onderneming met geringe activiteit in Nederland. Hoewel strikt legaal, ontvangen deze constructies en derhalve Nederland veel kritiek.

(18)

18

Nu overzichtelijk in beeld is gekomen wat de fiscale rulingpraktijk inhoudt en welke problematiek speelt, is het kader gezet om tot een beter begrip te komen van de internationale maatregelen die toonaangevend zijn voor de herziening van de Nederlandse rulingpraktijk.

(19)

19

Hoofdstuk 3: Internationale maatregelen

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de internationale maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de toegenomen kritiek op de Nederlandse rulingpraktijk. Dit geeft een beter beeld van de huidige situatie en is nodig bij de beantwoording van de vraag of deze

maatregelen effectief de problematiek kunnen verhelpen. In hoofdstuk 3 wordt de vraag onderzocht: Welke internationale maatregelen zijn ingevoerd om belastingontwijking via

fiscale rulings tegen te gaan?

Alvorens de internationale maatregelen te onderzoeken, wordt in paragraaf 3.2 eerst ingegaan op de reeds afgegeven rulings. Hierbij wordt eerst gekeken naar de recente onderzoeken die door de Europese Commissie zijn verricht en de wijze waarop afgegeven rulings gecorrigeerd worden, indien een foutief afgegeven ruling is geconstateerd. Zo wordt onderzocht hoe groot het belang van de internationale maatregelen is. Hierna wordt

onderzocht welke internationale maatregelen zijn getroffen door de OESO en de Europese Commissie. Centraal staan BEPS-actiepunt 5 en de totstandkoming van automatische uitwisseling van rulings. In paragraaf 3.4 volgt de subconclusie met betrekking tot dit hoofdstuk.

3.2 Recente onderzoeken

In 2017 publiceerde de Trouw een ruling van multinational Procter & Gamble. Hierin werd gesteld dat deze ruling ten onrechte niet is voorgelegd aan het APA-/ATR-team. Hierbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat het onderwerp waarover zekerheid vooraf werd aangevraagd, de toepassing van artikel 17 lid 3 onderdeel b van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, pas in het besluit van 3 juni 2014 is toegevoegd aan de verzoeken waarover het APA-/ATR- team bindend advies moet geven.62 Vermoedelijk heeft de verlenging van de ruling voor 2014 plaatsgevonden, waardoor hier niet aan getoetst is. Toch lijkt het mij apart dat deze verlenging niet is stopgezet, toen het besluit in 2014 de regelgeving dusdanig deed veranderen dat er sprake was van een veranderde situatie, hetgeen herziening van een ruling

rechtvaardigt.

Het afgeven van fiscale rulings gebeurt niet alleen in Nederland, ook andere lidstaten bieden de mogelijkheid aan belastingplichtigen tot het vaststellen van zekerheid vooraf. Zodoende speelt de problematiek zich logischerwijs ook niet alleen binnen Nederland af, maar worden ook in andere lidstaten verdachte praktijken geconstateerd, zoals bij Procter & Gamble. Van belang is dus om te kijken naar de onderzoeken die lopen naar de verdachte fiscale rulings in zowel Nederland als andere lidstaten, alsmede de rulingpraktijk in het algemeen.

62 Staatssecretaris van Financiën, ‘Staatssecretaris antwoordt op Kamervragen over Paradise Papers, belastingontwijking en rulings’, 2017, p. 1.

(20)

20

3.2.1 Onderzoek rulingpraktijk Europese Commissie

In 2013 is de Europese Commissie een onderzoek begonnen ten aanzien van de rulingpraktijk. Binnen dit onderzoek worden de rulings van drie grote multinationals uitgelicht, Starbucks in Nederland, Apple in Ierland en Fiat in Luxemburg. De Europese Commissie controleert of deze lidstaten voldoen aan de EU-staatssteunregels die zien op agressieve tax planning van multinationals, om zodoende het behoud van een Europees gelijk speelveld te garanderen. Er is niet verklaard waarom voor deze drie specifieke gevallen is gekozen. Alleen voor de Nederlandse ruling met Starbucks is aangegeven dat er wordt onderzocht of het at arm’s length-beginsel correct is toegepast op de verrekenprijsafspraken. Zo komt de vraag op of deze drie gevallen worden onderzocht omdat er vermoedelijk iets op deze drie aan te merken valt en zo als voorbeeld worden gebruikt. De Europese Commissie beschrijft het als een kans voor de lidstaten om nader toelichting te kunnen geven over hun rulingpraktijk.63 Naar mijn mening is het wel erg opvallend dat er bij een algemeen onderzoek naar de rulingpraktijk drie specifieke rulings nader worden onderzocht zonder verdere verklaring. Derhalve lijkt het mij erg plausibel dat deze rulings als voorbeeld worden gebruikt voor de wijze waarop onjuist afgegeven rulings worden gecorrigeerd.

Het onderzoek naar fiscale rulings is in 2015 uitgebreid, zodat nu niet alleen van Nederland, Luxemburg en Ierland, maar van elke EU-lidstaat informatie van rulings wordt opgevraagd. Polen en Estland weigerden hier in de eerste instantie aan mee te werken, maar hun argumenten, geheimhoudingsplicht en proportionaliteitsbeginsel hielden geen stand. Het EU-recht stelt dat nationale geheimhoudingsregels niet in de weg mogen staan wanneer er mogelijk sprake is van staatssteun en het proportionaliteitsbeginsel lijkt niet te worden geschonden bij het opvragen van informatie over het rulingbeleid.64

In het onderzoek van de Europese Commissie naar de Europese rulingpraktijk is tevens gebleken dat Nederland werkt met een grondige beoordeling gebaseerd op uitgebreide informatie die de belastingplichtige beschikbaar dient te stellen. Derhalve verwacht de Europese Commissie geen systematische onregelmatigheden aan te treffen in de Nederlandse rulingpraktijk.65

3.2.2 Specifieke onderzoeken Europese Commissie

De Europese Commissie heeft onderzocht of er sprake is van selectieve bevoordeling in de verrekenprijsafspraken van individuele rulings van: de Nederlandse belastingdienst aan Starbucks Manufacturing EMEA BV, gevestigd in Nederland, aangaande de berekening van de heffingsgrondslag voor productieactiviteiten, de Ierse belastingdienst aan de Ierse

vestigingen van Apple Sales International en Apple Operations Europe aangaande de berekening van de belastbare winst die toerekenbaar is aan deze vestigingen en de Luxemburgse belastingdienst aan Fiat Finance & Trade voor de berekening van de heffingsgrondslag in Luxemburg voor financieringsactiviteiten. Opvallend is dat, waar Nederland en Ierland dit wel deden, Luxemburg de Europese Commissie niet van alle

63 Europese Commissie, ‘Onderzoek Europese Commissie naar fiscale rulings’, 2014, p. 2. 64 Europese Commissie, ‘Europese Commissie breidt onderzoek naar rulings uit’, 2015, p. 1. 65 Europese Commissie, ‘Onderzoek Europese Commissie naar fiscale rulings’, 2014, p. 3.

(21)

21

opgevraagde informatie heeft voorzien. Derhalve is de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Luxemburg gestart.66

In de Starbucks zaak is geconcludeerd dat de Nederlandse belastingdienst in de fiscale ruling van 2008 selectieve voordelen van 20 tot 30 miljoen euro heeft verleend aan Starbucks Manufacturing EMEA BV. De te betalen belasting is door middel van twee manieren

kunstmatig verlaagd. Volgens de Europese Commissie betaalt Starbucks Manufacturing EMEA BV te hoge royalty’s voor knowhow van het branden van koffiebonen aan een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde concernmaatschappij. Tevens betaalt de BV een abnormaal hoge prijs voor groene koffiebonen aan de Zwitserse concernmaatschappij Starbucks Coffee Trading SARL.67 Niet alleen bleken de royalty’s niet marktconform, ook het feit dat

Starbucks Manufacturing EMEA BV de enige maatschappij binnen het concern is die moet betalen voor de knowhow van koffiebranden, terwijl zij zich in dezelfde economische situatie bevinden, is als voldoende bewijs geacht voor het verstrekken van selectieve voordelen. Ook de abnormale prijs voor koffiebonen is onterecht hoog. Sinds 2011 is de marge

verdriedubbeld, waardoor de koffiebranche activiteiten niet eens voldoende winst genereren om de royalty’s voor de knowhow te kunnen betalen.68

Ook bij de zaken tegen Apple en Fiat zijn selectieve voordelen geconstateerd door de Europese Commissie. Bij Apple resulteerde de ruling in een kunstmatige interne

winsttoerekening waar geen reële economische rechtvaardiging voor bestaat. De winst die Apple Sales International genereert is toegerekend aan het hoofdkantoor, terwijl dit hoofdkantoor geen operationele activiteiten onderneemt.69 In de ruling aan Fiat Finance & Trade is een over gecompliceerde winstberekeningsmethode goedgekeurd, met als gevolg een niet marktconforme uitkomst. Zo zijn zowel de kapitaalbasis als de tarieven te laag

uitgevallen.70

Voorafgaand aan de uitbreiding van het onderzoek naar de volledige Europese rulingpraktijk in 2015, is nog een specifiek onderzoek gestart naar selectieve bevoordeling van Luxemburg aan Amazon.71 Hier ging het om een ruling die is afgegeven in 2003 en reeds verlengd in 2011. Ook hier is door de Europese Commissie een selectief voordeel

geconstateerd. De goedgekeurde winstberekeningsmethode correleert ook hier niet met de economische realiteit. Met name de royalty’s die zijn betaald aan de holdingmaatschappij zijn dusdanig kunstmatig opgedreven, dat deze niet langer markconform zijn aan te merken.72 Belangrijk om te vermelden is dat in bovenstaande gevallen de nadruk is gelegd op situaties

66 Europese Commissie, ‘Onderzoek Europese Commissie naar fiscale rulings’, 2014, p. 2. 67 Europese Commissie, ‘Nederland verleent volgens Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun aan Starbucks’, 2015, p. 2.

68 Europese Commissie, ‘Nederland verleent volgens Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun aan Starbucks’, 2015, p. 3.

69 Europese Commissie, ‘Staatssteun: Ierland kende Apple volgens de Europese Commissie 13 miljard verboden belastingvoordelen toe’, 2016, p. 3.

70 Europese Commissie, ‘Nederland verleent volgens Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun aan Starbucks’, 2015, p. 2.

71 Europese Commissie, ‘Europese Commissie: Luxemburg kent aan Amazon €250 mln. illegale belastingvoordelen toe’, 2017, p. 1.

72 Europese Commissie, ‘Europese Commissie: Luxemburg kent aan Amazon €250 mln. illegale belastingvoordelen toe’, 2017, p. 2.

(22)

22

waarvan sprake is geweest van het verlenen van selectieve voordelen. Een belangrijke nuance die moet worden aangebracht is dat deze situaties aanzienlijk minder vaak voorkomen dan de media doet voorkomen. In paragraaf 3.2.4 wordt bekeken door welk middel deze situaties worden gecorrigeerd.

3.2.3 Onderzoek Staatssecretaris van Financiën

Niet alleen de Europese Commissie heeft onderzoek laten doen naar de Nederlandse rulingpraktijk, ook de Staatssecretaris van Financiën laat onderzoek doen naar 4.462

afgegeven rulings met een internationaal karakter. Hierbij is nagegaan of de rulings conform de bestendige procedures zijn behandeld.73 Hiervan zijn 3.101 rulings afgegeven door het APA-/ATR-team. Hiervan is op zes gevallen na geconcludeerd dat de procedures correct zijn gevolgd. De andere 1.361 rulings zijn beoordeeld op het al dan niet terecht zijn van

behandeling zonder voorlegging aan het APA-/ATR-team. Geconcludeerd is dat dit in 63 gevallen onterecht was.74 Ook is onderzoek gedaan in hoeverre de afgegeven rulings in lijn zijn met de Europese richtsnoeren. Hieruit blijkt dat de rulings die zijn afgegeven door het APA-/ATR-team in overeenstemming zijn met de Europese richtsnoeren, maar de afgegeven rulings zonder voorlegging aan het APA-/ATR-team nog niet in alle opzichten voldoen.75

3.2.4 Classificering staatssteun

In paragraaf 3.2.2 zijn een aantal specifieke onderzoeken van de Europese Commissie

uitgelicht, waar sprake was van selectieve bevoordeling en derhalve inbreuk is gemaakt op het gedachtegoed dat er sprake is van een gelijke behandeling. De vraag heerst nu hoe deze door rulings goedgekeurde selectieve bevoordeling te corrigeren en zo het gedachtegoed te

herstellen. Hiervoor wordt in de praktijk het begrip staatssteun erkend. Staatssteun is opgenomen in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Voor de classificering als staatssteun is een aantal voorwaarden opgenomen: er moet sprake zijn van een financieel voordeel, afkomstig uit staatsmiddelen en reeds toerekenbaar aan die staat, die de mededinging vervalst en het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloed alsmede op specifieke ondernemingen gericht is.76 Hierbij speelt selectiviteit de grootste factor, gezien aan de andere voorwaarden in de praktijk snel voldaan lijkt.77 Het probleem hierbij is dat selectiviteit getoetst moet worden aan een algemeen objectief geldend

toetskader, maar het lidstaten in bepaalde mate vrijstaat hun belastingsysteem zelf in te vullen. Toch lijkt hier wederom het at arm’s length-beginsel leidend te zijn als de lijn van de

Europese Commissie wordt gevolgd.78

Een ruling heeft van nature een selectief karakter, gezien de afspraak tot zekerheid vooraf aan een specifieke belastingplichtige. Wanneer er in een ruling sprake is van een

73 Kamerstukken II 2017/18, 25087, nr. 180.

74 Staatssecretaris van Financiën, ‘Herziening van de rulingpraktijk’, 2018, p. 2. 75 Staatssecretaris van Financiën, ‘Herziening van de rulingpraktijk’, 2018, p. 3.

76 Artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 77 Luja, ‘Fiscale rulings en staatssteun’, 2015, p. 3.

78 Peters, ‘Staatssteun en tax ruling: over competitie tussen staten en de doodlopende weg van het recht’, 2017, p. 3.

(23)

23

voordeel, ontstaan uit een afwijking van het belastingsysteem, is dus ook snel voldaan aan de selectiviteitstoets.79 Wel moeten de uitspraken van het Hof van Justitie EU T-219/10

(Autogrill España) en T-399/11 (Banco Santander) in acht worden genomen. Hierin vermeldt het Hof dat het gebrek van een afspraak conform het at arm’s length-beginsel niet direct selectieve bevoordeling tot gevolg heeft. Zo moet er nog steeds sprake zijn van een

bevoordeling van een specifieke groep ondernemingen, aldus het Hof.80 Anderzijds moet bij rulings ook gewaakt worden voor een te gehaaste vaststelling van staatssteun, indien men selectiviteit vaststelt. Er moet nog steeds sprake zijn van een bevoordeling. Zo kan de situatie voorkomen dat alleen bepaalde maatschappijen een ruling aan kunnen vragen in het kader van forse investeringen, simpelweg omdat kleinere ondernemingen deze investeringen niet

kunnen maken. Hier mag dan sprake zijn van selectiviteit, maar de vraag is in hoeverre dit een uit staatsmiddelen gefinancierd voordeel betreft, wanneer de ruling in overeenstemming met de wet- en regelgeving wordt afgegeven. Derhalve resulteert dit waarschijnlijk niet in een classificering als staatssteun.81

3.3 Toekomstgerichte maatregelen

Op 5 oktober 2015 zijn de definitieve BEPS-rapporten gepubliceerd door de OESO. De 15 BEPS actiepunten dienen verschillende vormen van agressieve tax planning tegen te gaan. Het BEPS-pakket dient zo de allocatie van de winsttoeslag van multinationals in lijn te brengen met de locatie waar volgens de economische realiteit de waarde creatie plaatsvindt. Het BEPS-pakket valt te onderscheiden in drie hoofddoelen, het bevorderen van de

wereldwijde aanpak van de BEPS-problematiek, het versterken van de

substance-voorwaarden bij bestaande fiscale standaarden en het bevorderen van de transparantie en rechtszekerheid voor de multinationals die zich niet mengen in agressieve tax planning.82 De maatregelen vallen te onderscheiden in minimum standards, common appraches en

guidance.83 Het BEPS-pakket kent vier minimum standaarden, die zien op treaty shopping (actiepunt 6), country by country reporting (actiepunt 13), de mutual agreement procedure (actiepunt 14) en intellectual property regimes en de uitwisseling van informatie over rulings (actiepunt 5). De common approaches zien op hybride mismatches en renteaftrek. Op deze gebieden stelt de Staatssecretaris van Financiën dat de betreffende lidstaten het erover eens zijn dat een gezamenlijke aanpak nodig is en moet garanderen dat de nationale wet- en regelgeving beter op elkaar wordt afgestemd.84

In samenhang met het BEPS-rapport is op 28 januari 2016 door de Europese Commissie het anti-ontgaansmaatregelen pakket gepresenteerd. Ook dit pakket ziet op een actieve houding tegen belastingontwijking. In dit pakket worden een aantal kernonderdelen genoemd. Allereerst moeten deze nieuwe voorstellen wettelijk bindende maatregelen creëren,

79 Luja, ‘Fiscale rulings en staatssteun’, 2015, p. 3.

80 Europese Commissie, ‘Nederland verleent volgens Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun aan Starbucks’, 2015, p. 6.

81 Luja, ‘Fiscale rulings en staatssteun’, 2015, p. 4.

82 OESO, ‘Explenatory Statement: 2015 Final Reports’, 2015. 83 OESO, ‘Explenatory Statement: 2015 Final Reports’, 2015.

84 Staatssecretaris van Financiën, ‘Appreciatie uitkomst BEPS-project en vooruitblik Nederlands fiscaal Vestigingsklimaat’, 2015, p. 3.

(24)

24

zodat de meest gebruikte methodes voor belastingontwijking ingeperkt worden. Ook volgt een aanbeveling aan lidstaten in het kader van het misbruiken van belastingverdragen. Ten derde wordt een voorstel gedaan aan de lidstaten om belasting gerelateerde informatie van

multinationals in Europa uit te wisselen. Verder worden acties ondernomen om een beter bestuur inzake internationale belastingzaken te verwezenlijken en volgt een nieuw EU-proces voor het opstellen van een lijst van derde landen die weigeren mee te werken aan een eerlijk fiscaal speelveld.85

3.3.1.1 BEPS-actiepunt 5

De BEPS-actiepunten 2 t/m 5 zien op de verbetering van de internationale coherentie. Bij deze actiepunten staat het dichten van aanwezige belastinglekken in internationale systemen centraal. Derhalve geven deze actiepunten aanbevelingen op nationaal niveau om zo tot een betere internationale samenwerking te komen.86 Met actiepunt 5 beoogt de OESO het verbeteren van het tegengaan van harmful tax practices. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het benodigd zijn van economische substance voordat er preferentiële regelingen van kracht kunnen zijn. De tweede voornaamste prioriteit is de toename in transparantie, waaronder de spontane uitwisseling van rulings. In de werkzaamheden om het bestaande kader van

herzieningen en toevoegingen te voorzien wordt aansluiting gezocht bij specialisten buiten het OESO team.87

3.3.1.2 Transparantie-eis

Het tweede punt van BEPS-actiepunt 5 ziet op de toename in transparantie over rulings. Landen moeten spontaan informatie gaan uitwisselen over rulings. Deze informatie-uitwisseling vindt plaats met betrekking tot vijf categorieën: rulings die samenhangen met preferentiële regimes, unilaterale APA’s wanneer zij een grensoverschrijdend effect hebben, rulings betreffende informeel kapitaal, vaste inrichtingen en doorstromers.88Belangrijk om op te merken is dat in de eerste instantie dus niet de rulings zelf uitgewisseld worden.

Voor de uitwerking van de spontane informatie-uitwisseling was het Forum on Harmful Tax Practices genoodzaakt een hanteerbare balans te vinden tussen de bevordering van de transparantie en de toenemende administratieve lasten op de belastingautoriteiten. Zodoende is een twee-stappenplan voor de uitwisseling ontstaan. Ten eerste dient de

belastingautoriteit een samenvatting en enkele basisgegevens van de ruling te documenteren in een standaardformulier. Hierdoor wordt het beslissingsproces gedocumenteerd door middel van numerieke invoeringen of het aankruisen van boxen. Door deze eenvoudige werkwijze nemen de administratieve lasten niet te zwaar toe.89 De informatie-uitwisseling van rulings

85 http://europa.eu/rapid/press-release_IP-16-159_nl.htm. 86 Engelen & Gunn, ‘Het BEPS-project: een inleiding’, 2013, p. 3.

87 Staatssecretaris van Financiën, ‘Samenvatting ‘2015 Final Reports’ 15 BEPS-actiepunten’, 2015, p. 10.

88 OESO, ‘Rapport BEPS Actiepunt 5: ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance’’, 2015, p. 47.

89 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5- 2015 Final Reports’, 2015, p. 54.

(25)

25

dient zowel voor bestaande als nieuwe rulings te geschieden in combinatie met de

standaardformulieren.90 De OESO formuleert een bestaande ruling als een ruling die op of na 1 januari 2010 is afgegeven en op 1 januari 2014 reeds in werking is. Een nieuwe ruling wordt gedefinieerd als een ruling die op of na 1 april 2016 is afgegeven. De informatie-uitwisseling over nieuwe rulings dient binnen drie maanden te geschieden.91

De minimumstandaard ten aanzien van toenemende transparantie van BEPS-actiepunt 5 wordt vertaald in terms of references, zodat de medewerking van de deelnemende lidstaten goed gemeten kan worden in het peer review report. De terms of references zijn te

onderscheiden in vier categorieën, het verzamelen van informatie, het uitwisselen van informatie, de vertrouwelijke behandeling van de ontvangen informatie en de statistieken.92 Bij het verzamelen van informatie is genoodzaakt om de afgegeven rulings te identificeren om zo te kunnen beoordelen of deze binnen het bereik van BEPS-actiepunt 5 vallen. Tevens is van belang of het hierbij gaat om bestaande of nieuwe rulings. Bij dit proces moet ook worden vastgesteld op welke rechtsgebieden de ruling betrekking heeft. Hieronder vallen ook de rechtsgebieden waarin de moedermaatschappij of de uiteindelijke gerechtigde tot de voordelen gevestigd is. Indien voor bestaande rulings geen volledig beeld kan worden gegeven van de relevante rechtsgebieden, moet gebruik worden gemaakt van de “best efforts approach”.93 Hierbij moet de belastingautoriteit zelf opzoek naar de benodigde informatie in de eigen systemen of makkelijk toegankelijke aanvullende informatiebronnen.94 Ten tweede wordt in het peer review report geanalyseerd of lidstaten voldoende wettelijke kaders in stand hebben om de spontane informatie-uitwisseling te realiseren. Tevens wordt beoordeeld of er voldoende systemen zijn geïnstalleerd om een spoedige uitwisseling te garanderen.95 Als derde wordt nagegaan of de ontvangen informatie met voldoende vertrouwelijkheid in behandeling wordt genomen en voldoende wetgeving in stand is om deze

geheimhoudingsplicht te garanderen. Als laatst worden statistieken weergegeven van de spontane uitwisseling per rechtsgebied.96

Nederland beoogt een initiatief nemende rol aangaande de uitwisseling van informatie, aldus De Wilde. Nederland maakt kenbaar in 2016 over te gaan op de spontane uitwisseling, zoals deze als minimumstandaard in BEPS-actiepunt 5 is gegeven. Ook heeft Nederland met Duitsland een overeenstemming bereikt om de informatie-uitwisseling over rulings zo snel

90 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5- 2015 Final Reports’, 2015, p. 55.

91 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5- 2015 Final Reports’, 2015, p. 55.

92 OESO, ‘Peer Review Documents’, 2017, p. 11. 93 OESO, ‘Peer Review Documents’, 2017, p. 12.

94 OESO, ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance, Action 5- 2015 Final Reports’, 2015, p. 54.

95 OESO, ‘Peer Review Documents’, 2017, p. 12. 96 OESO, ‘Peer Review Documents’, 2017, p. 13.

(26)

26

mogelijk te realiseren.97 Deze overeenstemming komt overeen met de door het Forum on Harmful Tax Practices gecreëerde uitwisselingsplan.98

In 2017 presenteerde de OESO de uitkomsten van een peer review aangaande de informatie-uitwisseling van rulings. In totaal zijn 44 landen onderzocht, bestaande uit alle OESO en G20 landen alsmede de landen die de procedure doorlopen om lid te worden van de OESO.99 Wanneer gekeken wordt naar de uitkomsten van het peer review blijkt dat Nederland het rapport goed doorstaat. De aanbevelingen zijn in lijn met de aanbevelingen die andere landen ontvangen en zien met name op de vertraging die is opgelopen ten tijde van de aanvang van de implementatie van BEPS-actiepunt 5. Bij Nederland wordt deze vertraging verklaard door het feit dat Nederland, in vergelijking met de andere landen, relatief gezien veel rulings afgeeft en de bestaande rulings niet allemaal centraal geregistreerd stonden. Het niet overzichtelijk in beeld staan van de bestaande rulings, had als gevolg dat de werkdruk groter was dan geanticipeerd, waardoor de deadlines niet zijn gehaald.100 Wanneer gekeken wordt naar de update die de Staatssecretaris van Financiën aandraagt, verbaast mij de positieve reactie lichtelijk. Van de naar schatting 2.000 bestaande rulings zijn er 303 daadwerkelijk uitgewisseld en 1.057 standaardformulieren ingevuld. Van de naar schatting 340 nieuwe rulings zijn er 86 uitgewisseld en 360 standaardformulieren ingevuld.101 Het feit dat Nederland aanzienlijk meer rulings afgeeft dan andere EU-lidstaten, lijkt mij geen standhoudend argument voor de duidelijk erg forse achterstand die Nederland heeft ten aanzien van de deadline. Afgevraagd kan worden of er genoeg mankracht beschikbaar wordt gesteld voor de afwikkeling van de aanbevelingen. De afwikkeling van het in kaart brengen van alle rulings lijkt mij het grootste belang hebben, omdat daarmee eindelijk goed meetbare getallen tot openbaring komen.

3.3.2 Automatische uitwisseling rulings

Ook de Europese Commissie is toegewijd aan de bevordering van transparantie in de

rulingpraktijk. Nederland heeft in EU-verband gepleit om zo min mogelijk af te wijken van de bepalingen zoals vastgelegd in de OESO-actiepunten, om zo de administratieve lasten te beperken.102 Desalniettemin bestaan enkele verschillen ten aanzien van de

OESO-uitwisselingen ten aanzien van de EU-OESO-uitwisselingen. Zo kent de Europese Commissie een bredere definitie toe aan de rulings waarover informatie-uitwisseling dient te geschieden, namelijk elke afspraak over de toekomst met een internationaal karakter. Ook variëren de

97 De Wilde, ‘Rapport BEPS Actiepunt 5: ‘Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and Substance’’, 2015, p. 2.

98 Staatssecretaris van Financiën, ‘Samenvatting ‘2015 Final Reports’ 15 BEPS-actiepunten’, 2015, p. 11.

99 Staatssecretaris van Financiën, ‘OESO presenteert uitkomsten ‘peer review’ over informatie-uitwisseling over rulings’, 2017, p. 2.

100 Staatssecretaris van Financiën, ‘OESO presenteert uitkomsten ‘peer review’ over informatie-uitwisseling over rulings’, 2017, p. 3.

101 Staatssecretaris van Financiën, ‘Stand van zaken uitwisseling informatie over rulings’, 2017, p. 3.

102 Staatssecretaris van Financiën, ‘Stand van zaken uitwisseling informatie over rulings’, 2017, p. 2.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De kans dat een vrouw zich kandidaat stelt bij de verkiezingen, wordt sterk bepaald door de kwanti- tatieve aanwezigheid van vrouwen: veel vrouwelij- ke werknemers en vooral een

We analyzed the total gaze fixation duration, a number of fixations, and the average fixation duration on a basketball rim in a pretest and posttest at the 4.57 m distance.. We

aanspreeklik kan wees waar breukdele van die totale aandele verkoop word,. omdat in hierdie geval dit dan nie aanvaar kan word dat die doel

Tijdens de eerste vergadering op 9 no- vember met de stad Brugge, het bestuur, de po- litie en de hoofdaannemer werden de proble- men naar bereikbaarheid voor hulpdiensten en

Totale Europese (EU 15) import van industriëel rondhout en het aandeel daarvan uit Rusland (pers. Michie, EFI). Vaak gaat het dan om de oud- ste bossen. Samen met de

The results in Table 3-36 shows both statistical significance and practically visible associations regarding the opinion of PHC managers with different qualifications

In both systems two types of breakup contribute to the fragmentation, as shown in figure 1 : the radial expulsion of ligaments from the rim of the sheet formed by the flattened

That is, affordances of generated personal data in terms of its intangibility, invisibility, and scope and flow restrict individual control in the reuse stage.. As will be