• No results found

Waarom verzetten mensen zich tegen immigratie? : de invloed van groepsidentificatie en culturele bedreiging op attitudes tegenover immigranten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Waarom verzetten mensen zich tegen immigratie? : de invloed van groepsidentificatie en culturele bedreiging op attitudes tegenover immigranten"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waarom verzetten mensen zich tegen immigratie?

De invloed van groepsidentificatie en culturele bedreiging op attitudes

tegenover immigranten

Bachelorthese Sociale Psychologie Naam: Olga van de Ven

Studentnummer: 6068901 Begeleider: Giel Dik Aantal woorden: 5478 Datum: 2 juni 2017

(2)

Abstract

In huidig onderzoek werd onderzocht of het saillant maken van de Nederlandse

groepsidentiteit ertoe leidt dat immigranten als een culturele bedreiging worden ervaren waardoor er negatieve attitudes jegens immigranten ontstaan. Tevens werd er onderzocht of deze attitudes in verband staan met een voorkeur voor de PVV. In het onderzoek werden deelnemers in de groepsidentificatie conditie blootgesteld aan een manipulatie die de

Nederlandse groepsidentiteit saillant maakte en de deelnemers in de controle conditie werden dit niet. Uit de resultaten bleek dat deelnemers in de groepsidentificatie conditie niet

significant verschilden van de deelnemers in de controle conditie op de mate van

groepsidentificatie, de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten. Wel werd er een significant effect gevonden van de mate van zelf-gerapporteerde

groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten die gemedieerd werd door de mate van culturele bedreiging. Daarnaast bleken negatieve attitudes tegenover immigranten in verband te staan met een voorkeur voor de PVV.

(3)

In Europa staat het immigratiebeleid al een lange tijd hoog op de politieke agenda’s. Daarbij wordt de stroom van immigranten naar Europa als een groot probleem gezien. Gek genoeg is de stroom van immigranten niet altijd een probleem geweest, sterker nog, in het begin van de jaren ‘50 en ’60 na de Tweede Wereldoorlog waren immigranten meer dan welkom in West-Europa (McLaren, 2003). Men stond positief tegenover een ruimhartig immigratiebeleid. Dit had destijds te maken met de economische groei in West-Europa, ook wel bekend als de Industriële Revolutie, en een daarbij komend tekort aan arbeidskrachten. Om dit tekort op te lossen, werden er veel arbeidskrachten uit andere landen geworven. Kort hierna verviel de wereld in een recessie en werden de nieuwe arbeidskrachten beschuldigd van de economische problemen die zich voordeden in het land (McLaren, 2003). In de meeste landen werden daarom ook verschillende pogingen gedaan door de desbetreffende regering om het aantal immigranten terug te dringen (McLaren, 2003).

Gepaard met de komst van immigranten nam de steun voor extreem rechtse partijen vanaf de jaren ’80 in West-Europa toe. Extreem rechtse partijen stonden namelijk bekend om hun anti-immigratie beleid (Lucassen & Lubbers, 2012). Om deze reden zijn negatieve attitudes jegens immigranten dan ook de meest belangrijke voorspellers om te verklaren

waarom extreem rechtse partijen zoveel steun ontvangen (Ivarsflaten, 2008). Op dit moment maken we de opmars van extreem rechtse partijen met eigen ogen

mee. Zo hebben we Le Pen in Frankrijk met Front National, Hofer in Oostenrijk met FPÖ, Salvini met Lega Nord in Italie, van Grieken in Belgie met Vlaams Belang en zo is de PVV onder Wilders momenteel de op een na grootste partij in Nederland. Allen spreken zich fel uit over de grote immigratiestroom waar Europa momenteel mee kampt. In 2015 zijn er zo’n 340.000 immigranten de grenzen van Europa overgegaan (NOS, 2015). Het mag duidelijk zijn dat we het hier hebben over een groot maatschappelijk probleem.

In de meeste studies die onderzoek doen naar immigratie attitudes, worden anti-immigratie attitudes besproken als een vorm van vooroordeel. Dit omdat immigranten vaak worden beoordeeld op basis van de groep waarvan ze deel uit maken in plaats van dat ze als individuen worden gezien (Wilkes et al., 2008). En dat is precies wat wordt verstaan onder vooroordeel. Een vooroordeel is namelijk een affectief gevoel naar een persoon of groep op basis van hun lidmaatschap van een groep (Stephan et al., 1998). Maar wat maakt nu eigenlijk dat de attitudes jegens immigranten van veel mensen zo negatief zijn?

Er zijn verschillende onderzoeken die aantonen dat subjectief waargenomen

dreigingen een belangrijke rol spelen in het veroorzaken van vooroordelen ten aanzien van immigranten (Gonzalez, 2008; Stephan et al., 2000). Zo zijn er veel onderzoeken (Mayda,

(4)

2006; Wilkes et al., 2008; O’Rourke and Sinnott, 2006) die vinden dat deze anti-immigratie attitudes worden veroorzaakt door economische bedreigingen die de immigranten met zich meebrengen. Economische bedreigingen worden ook wel realistische bedreigingen genoemd (Kinder & Sears, 1981; Ybarra et al., 1999), omdat het bedreigingen zijn die van directe invloed zijn op de leefomgeving van de inheemse bevolking.

Een van de meest belangrijke realistische bedreiging die de komst van immigranten met zich meebrengt, is de impact van immigranten op de arbeidsmarkt (Mayda, 2006; Wilkes et al., 2008; Hainmueller & Hopkins, 2014). Wanneer immigranten geworven worden om tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen, mondt dit veelal uit tot concurrentie met de inheemse bevolking van een land, de autochtonen (Wilkes et al, 2008). De autochtonen vrezen dat immigranten hun baan zullen overnemen waardoor de werkeloosheid onder de inheemse bevolking zal stijgen of de autochtonen zijn bang dat met de komst van

immigranten het gemiddelde loon van de inheemse bevolking zal dalen.

Aan de hand van de Realistic Group Conflict Theory (RGCT) kan verklaard worden waarom de inheemse bevolking door deze realistische bedreiging zich tegen de immigranten keert. Deze theorie (Sherif, 1966) stelt namelijk dat wanneer er sprake is van concurrentie tussen groepen om beperkte middelen, vijandigheid tussen groepen toeneemt en mensen zich zullen inspannen om deze bron van concurrentie te verwijderen. Dus wanneer immigranten concurrentie veroorzaken door bijvoorbeeld deel te nemen aan de arbeidsmarkt van de inheemse bevolking, is het volgens de RGCT Theory (Sherif, 1966) een logische reactie dat de inheemse bevolking zich tegen de desbetreffende bron van de concurrentie keert. In dit geval; de immigranten.

De RGCT (Sherif, 1966) verklaart goed waarom mensen in tijden van economische tegenspoed vijandige attitudes ontwikkelen jegens immigranten. Het verklaart helaas niet waarom mensen anti-immigratie attitudes ontwikkelen wanneer ze zich in een gunstige economische positie bevinden. Toch blijkt uit verschillende onderzoeken (Anier et al., 2016; Jetten et al., 2015) dat economische welvaart ook kan zorgen voor een toename van

vooroordelen en vijandigheid naar de andere groep. Dit wordt ook wel relative gratification genoemd. Mensen die zich in een economisch welgestelde groep bevinden, ervaren hun in-group als aantrekkelijker waardoor ze buitenstaanders als een grotere bedreiging ervaren (Jetten et al., 2015). Want hoewel de steun voor extreem rechtste partijen, die bekend staat om hun anti-immigratie beleid, gestaag is toegenomen in West-Europa na de wereldwijde

economische crisis, is de crisis volgens Goodwin (2012) niet de reden voor de opkomst van de velen extreem rechtse partijen. De steun voor extreem rechtse partijen in West-Europa

(5)

begon al lang voor de crisis, juist op een moment van economische groei en stabiliteit. Volgens professor Matthew Goodwin, expert in immigratie, komt de vijandigheid jegens immigratie niet voort uit waargenomen economische dreigingen, maar komen de anti-immigratie attitudes voort uit waargenomen dreigingen van de culturele identiteit van de inheemse bevolking. Of te wel; immigranten vormen een culturele bedreiging.

Culturele bedreigingen worden ook wel symbolische bedreigingen genoemd (Kinder & Sous, 1981; Ybarra et al., 1999), omdat deze bedreigingen niet altijd even tastbaar zijn. Volgens O’Rourke en Sinnott (2006) gaat het om een ideologie die wordt bedreigd, iets dat niet zo concreet is als een plek op de arbeidsmarkt. Symbolische bedreigingen komen voort uit waargenomen verschillen in normen, waarden en tradities tussen groepen. Symbolische bedreigingen worden daarom ook wel omschreven als bedreigingen voor het wereldbeeld van de in-group (Stephan et al., 2000). Om deze reden worden out-groups die er een ander

wereldbeeld op nahouden als bedreigend ervaren voor de culturele identiteit van de in-group en daarom niet gewaardeerd (Gonzalez et al., 2008). Een goed voorbeeld van dit verschijnsel is het onderzoek van Esses et al. (1998). Zij vonden dat wanneer de normen, waarden en tradities van de in-group werden belemmerd door een group, de attitudes jegens de group meer negatief van aard waren. Omdat de normen, waarden en tradities van de out-group waargenomen worden als strijdig met de eigen moralen van de in-out-group, ontstaat er de angst dat andere culturen de unieke levensstijl van de in-group overschrijden (Gonzalez et al., 2008). Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat deze symbolische dreigingen van de in-group, die veroorzaakt worden door de komst van immigranten, tot negatieve attitudes jegens immigranten leiden (Lubbers and Güveli, 2007; McLaren, 2004).

Aan de hand van de Social Identity Theory kan verklaard worden waarom de inheemse bevolking door deze culturele bedreigingen zich tegen de immigranten keert. De Social Identity Theory (Tajfel & Turner, 1979) stelt namelijk dat de sociale categorisatie die mensen maken tussen de out-group en de in-group mensen aanspoort om een positief onderscheidend vermogen te ontwikkelen voor hun eigen groep. Of te wel om hun eigen groep positief te evalueren. Daarnaast creëert groepslidmaatschap indirect ook een beeld van de persoonlijke identiteit, omdat een groot deel van de eigen identiteit ontleend wordt aan de groepsidentiteit waar iemand deel van uitmaakt. Een manier om dit positieve onderscheidende vermogen jegens de eigen groep te behouden is door andere groepen negatief te evalueren. Dus wanneer waarden en tradities van de inheemse bevolking worden bedreigd met de komst van immigranten en daarmee het onderscheid tussen de in-group en out-group nog duidelijker wordt, is het volgens de Social Identity Theory (Tajfel & Turner, 1979) een logische reactie

(6)

dat de inheemse bevolking zijn eigen in-group positiever belicht dan de out-group en zich daarom keert tegen leden van de out-group.

Naast professor Matthew Goodwin zijn er meerdere wetenschappers die ervan overtuigd zijn dat culturele bedreigingen een grotere rol spelen dan economische bedreigingen voor het vormen van negatieve attitudes jegens immigranten (Lubbers en Güveli, 2007; McLaren, 2004). Zo lieten Lubbers en Güveli (2007) met hun onderzoek zien dat bedreigingen van de culturele identiteit van Nederlanders meer reacties van uitsluiting naar immigranten veroorzaakten dan bedreigingen van de economische welvaart. Ook lieten ze zien dat mensen daardoor meer geneigd waren te stemmen voor de destijds extreem rechtse partij LPF van Pim Fortuyn. McLaren (2004), die onderzoek heeft gedaan binnen 17

Europese landen, concludeerde eveneens dat gevoelens van verlies van de culturele identiteit, door onderdrukking van de normen en waarden van een land, de negatieve attitudes jegens immigranten beter voorspelden dan waargenomen realistische dreigingen.

Nu uit meerder onderzoeken blijkt dat culturele bedreigingen een grotere rol spelen voor het vormen van negatieve attitudes jegens immigranten dan economische bedreigingen, is het interessant om te achterhalen welke factor van invloed is op het ervaren van culturele bedreigingen. Volgens vele onderzoeken worden de zorgen om het behoud van de culturele identiteit het sterkst beleefd onder groepen in de samenleving met een robuuste

groepsidentiteit (Morrison et al., 2009; Blumer, 1958; Bobo, 1999). Groepsidentiteit wordt ook wel omschreven als een gevoel van eigenwaarde die iemand afleidt uit zijn of haar lidmaatschap van een sociale groep waar hij of zij tot behoort (Chen & Li, 2009). Mensen willen zich graag aansluiten bij groepen die zich positief onderscheiden van andere groepen. Of te wel; mensen verlangen naar een positieve groepsidentiteit (Ouwerkerk et al., 2000). Om deze reden zullen groepen zich inzetten een positieve groepsidentiteit te behouden wanneer hun groepsidentiteit wordt bedreigd door buitenstaanders zoals immigranten

Uit onderzoek van Ellemers et al. (1999) blijkt dat mensen die zich sterk identificeren met hun groep, meer betekenis hechten aan de normen en waarden van de in-group en het van groot belang vinden om hun cultuur te beschermen voor buitenstaanders. Groepsidentiteit maakt mensen behoedzaam voor alles wat hun groep eventueel schade zou kunnen aanbrengen (González et al., 2008).

Uit onderzoek van van den Bos et al. (2009) blijkt dat onzekerheid tot een grotere behoefte aan groepsidentiteit leidt. Een groep biedt zekerheid, omdat een groep sociale handvatten biedt hoe je te gedragen naar anderen om je heen. Daarnaast creëert

(7)

omdat een groot deel van de eigen identiteit ontleend wordt aan de groepsidentiteit waar iemand deel van uitmaakt. Volgens van den Bos et al. (2009) is er sprake van een sterke mate van onzekerheid in de Nederlandse samenleving. Dit heeft volgens hen te maken met het feit dat we in een zeer individualistische maatschappij leven waardoor iedereen de mogelijkheid krijgt zelf te bepalen wie hij of zij wilt zijn. Deze vrijheid maakt mensen onzeker en zorgt ervoor dat Nederlanders een sterkere neiging krijgen zich te identificeren met de groep ‘Nederlander’. Omdat een groep voor veel mensen zekerheid en geborgenheid biedt, zullen groepsleden het als een bedreiging ervaren wanneer de identiteit van een groep bedreigd wordt door buitenstaanders (Van Oudenhoven et al., 1998).

Aan de hand van eerder onderzoek is het duidelijk dat de attitudes jegens immigranten veelal zo negatief zijn door zowel economische als culturele bedreigingen die de komst van immigranten met zich meebrengen. Wel blijkt dat culturele bedreigingen veelal een grotere rol spelen dan economische bedreigingen. Een waardevol gegeven is dat groepsidentiteit van grote invloed is op het ervaren van culturele bedreigingen. Ik wil graag onderzoeken of dit momenteel ook het geval is in Nederland. De hypothese van dit onderzoek luidt dan ook als volgt; het saillant maken van de Nederlandse groepsidentiteit leidt ertoe dat immigranten als een culturele bedreiging worden ervaren waardoor er negatieve attitudes jegens immigranten ontstaan. Tevens wordt er onderzocht of deze attitudes in verband staan met het stemgedrag tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen 15 maart.

In het huidige onderzoek wordt daarom een online experiment uitgevoerd waarbij de helft van de deelnemers, die zich in de groepsidentificatie conditie bevindt, wordt blootgesteld aan een manipulatie die de Nederlandse groepsidentiteit saillant maakt. Vervolgens wordt de mate van groepsidentificatie, de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten met behulp van een vragenlijst gemeten. De andere helft van de deelnemers, die zich in de controle conditie bevindt, wordt blootgesteld aan een manipulatie die dagelijkse activiteiten saillant maakt in plaats van de Nederlandse groepsidentiteit. Ook hier wordt vervolgens de mate van groepsidentificatie, de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten met behulp van een vragenlijst wordt gemeten.

Verwacht wordt dat deelnemers in de groepsidentificatie conditie een hogere mate van culturele bedreiging ondervinden en een negatievere attitude tegenover immigranten ervaren dan deelnemers in de controle conditie. Verwacht wordt dat deelnemers met een hoge mate van groepsidentificatie, immigranten eerder als een culturele bedreiging ervaren en negatieve attitudes jegens immigranten ontwikkelen waardoor ze hun stem uitbrengen op partijen die er een anti-immigratie beleid op nahouden zoals de PVV.

(8)

Methode

Deelnemers

Voor het onderzoek werden er 134 deelnemers tussen de 17 en 92 jaar (M=39.34, SD=14.31) d.m.v. een combinatie van convenience sampling en snowball sampling online geworven Van 134 deelnemers namen er 103 vrouwen deel en 31 mannen. Bij het werven van deelnemers is de nadruk gelegd op het vinden van een zo breed mogelijke afspiegeling van de Nederlandse samenleving, zodat de deelnemers niet afkomstig waren uit één specifieke populatie. Voor deelname aan het onderzoek kregen de deelnemers geen beloning. In het onderzoek werden de deelnemers willekeurig verdeeld over twee condities: de groepsidentificatie conditie (n=60) en de controle conditie (n=74).

Materialen 1.1 Condities

De deelnemers in de controle conditie moesten in een aantal zinnen beschrijven hoe een gemiddelde dag er voor hen uitziet. De deelnemers in de groepsidentificatie conditie moesten in een aantal zinnen beschrijven hoe verbonden ze zich voelen met de groep Nederlanders (zie Procedure).

1.2 Meetinstrumenten

De mate van culturele bedreiging werd gemeten aan de hand van de European Values Study bestaande uit drie items. De European Values Study (Valentova & Berzosa, 2010) maakt gebruik van een Likertschaal met een bereik van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 10 (helemaal mee eens), waarbij een hoge score een hogere mate van culturele bedreiging indiceert. Een voorbeeld van een stelling is ‘Het culturele leven van een land wordt ondermijnd door immigranten’.

De attitude tegenover immigranten werd gemeten aan de hand van twee items. Ook deze korte vragenlijst maakt gebruik van een Likertschaal met een bereik van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 10 (helemaal mee eens), waarbij een lage score een negatievere attitude jegens immigranten indiceert. De twee stellingen luiden als volgt: ‘Ik ben positief over de komst van immigranten’ en ‘We zouden meer immigranten moeten toestaan’.

Als manipulatiecheck werd de mate van groepsidentificatie gemeten door middel van een groepsidentificatie vragenlijst bestaande uit vijf items afkomstig van Ellemers, Kortekaas & Ouwerkerk (1999). Deze vragenlijst maakt gebruik van een schaal met een bereik van 1 (helemaal niet) tot en met 7 (heel erg), waarbij een hoge score een hogere mate van

(9)

groepsidentificatie indiceert. Een voorbeeld van een stelling is ‘Ik identificeer me met andere leden van mijn groep’.

Stemgedrag werd gemeten aan de hand van twee items. Aan de hand van het eerste item werd de mate van voorkeur voor de PvdA, GroenLinks, PVV en DENK gemeten.

Deelnemers moesten op een schaal met een bereik van 1 (ik zal nooit op deze partij stemmen) tot en met 10 (ik zal zeker op deze partij stemmen) aangeven hoe waarschijnlijk ze het achtten op één van deze partijen te stemmen. Het tweede item stelde de deelnemers de vraag op welke partij ze hadden gestemd tijdens de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart.

Ten slotte zijn er ook nog vragen afgenomen om een aantal demografische kenmerken te meten.

Procedure

In de uitnodiging die de deelnemers online ontvingen voor aanvang van het onderzoek,

werden de deelnemers geïnformeerd dat ze deelnamen aan een studie waarbij de onderzoekers verschillende meningen en ervaringen over een verscheiden aantal maatschappelijke

onderwerpen wilde onderzoeken. Nadat de deelnemers hadden ingestemd mee te werken aan het onderzoek werden de deelnemers willekeurig verdeeld over één van de twee condities. In beide condities werd het onderzoek gestart met het schrijven van een kort essay. De

deelnemers in de controle conditie moesten beschrijven hoe een gemiddelde dag er voor hen uitziet aan de hand van drie deelvragen: wat is het eerste wat je doet als je opstaat, wat zijn je voornaamste werkzaamheden en wat doe je in de avond voordat je gaat slapen. De

deelnemers in de groepsidentificatie conditie moesten beschrijven hoe verbonden ze zich voelen met de groep Nederlanders aan de hand van eveneens drie deelvragen: op welk moment voelde je een grote verbondenheid met Nederland, wat waren de gevoelens die je op dat moment ervaarden en hoe sterk voelde je je op dat moment een onderdeel van de groep Nederlanders. Direct nadat de deelnemers een kort essay hadden geschreven, werd er

allereerst een vragenlijst afgenomen om de mate van culturele bedreiging te meten en om de attitude tegenover immigranten te meten. Vervolgens werd er een manipulatiecheck

uitgevoerd aan de hand van de groepsidentificatie vragenlijst afkomstig van Ellemers,

Kortekaas & Ouwerkerk (1999) en werd er tot slot ook nog een vragenlijst afgenomen om een aantal demografische kenmerken en stemgedrag te meten. Er was geen proefleider aanwezig, omdat het gehele onderzoek online werd afgenomen. In totaal nam het onderzoek zo’n vijftien minuten in beslag. Het verzamelen van alle data nam in totaal zo’n vier weken in beslag.

(10)

Resultaten

Van de 140 deelnemers zijn er uiteindelijk zes deelnemers afgevallen, omdat deze deelnemers de instructies niet goed hadden opgevolgd. Hierdoor konden ze helaas niet meegenomen worden in de data analyse. De uiteindelijke resultaten zijn dus aan 134 deelnemers ontleend. Van hen zaten er 60 deelnemers in de groepsidentificatie conditie en 74 in de controle conditie. De gemiddelde leeftijd was 40.07 (SD=14.66) in de groepsidentificatie conditie en 38.72 (SD=14.08) in de controle conditie.

Van alle vragen die beoogde de mate van groepsidentificatie te meten, is het gemiddelde genomen van de scores op deze vragen. Deze gemiddelde score is vervolgens gebruikt in de analyses. Waar nodig was, zijn vragen omgescoord. Dit is eveneens gedaan voor de vragen betreft de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten.

Standaardisatiecheck

Om te toetsen of de gemiddelde leeftijd voor beide condities gelijk was, werd er als eerste standaardisatiecheck een onafhankelijke t-toets uitgevoerd met conditie als onafhankelijke variabele en leeftijd als afhankelijke variabele. Aan de assumpties van normaliteit en homogeniteit is voldaan. De onafhankelijke t-toets liet zien dat de deelnemers in beide condities niet significant van elkaar verschilden in leeftijd, t(129)=-.54, p=.593.

Daarnaast werd er als tweede standaardisatiecheck een chi-kwadraat toets uitgevoerd om te toetsen of de verhouding tussen mannen en vrouwen gelijk verdeeld was over de verschillende condities. Hierbij was conditie de onafhankelijke variabele en geslacht de afhankelijke variabele. De chi-kwadraat toets liet zien dat de deelnemers in beide condities niet significant van elkaar verschilden in geslacht, χ2=.76, p=.383, Phi=-.08.

Manipulatiecheck

Om te achterhalen of conditie een effect had op de mate van groepsidentificatie werd er een manipulatiecheck uitgevoerd. Hiervoor werd er een ANOVA uitgevoerd met conditie als onafhankelijke variabele en de mate van groepsidentificatie als afhankelijke variabele. De ANOVA liet zien dat de condities niet significant van elkaar verschilden in de mate van groepsidentificatie, F(1, 133)=.24, p=.622. Hieruit kan geconcludeerd dat de conditie waar deelnemers inzaten geen invloed had op de mate van groepsidentificatie van de deelnemers.

Om te achterhalen of de manipulatie eveneens geen invloed had op de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten zijn er vervolgens nog eens twee

(11)

ANOVA’s uitgevoerd. Allereerst is er een ANOVA uitgevoerd om het effect van conditie op de mate van culturele bedreiging te onderzoeken, waarbij conditie de onafhankelijke variabele was en de mate van culturele bedreiging de afhankelijke variabele. Deze ANOVA liet zien dat er geen relatie was tussen conditie en de mate van culturele bedreiging, F(1, 133)=.07,

p=.788. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de manipulatie geen invloed heeft gehad op de mate van culturele bedreiging.

Vervolgens is er een ANOVA uitgevoerd om het effect van conditie op de attitude tegenover immigranten te onderzoeken, waarbij conditie de onafhankelijke variabele was en de attitude tegenover immigranten de afhankelijke variabele. Deze tweede ANOVA liet zien dat er geen relatie was tussen conditie en de attitude tegenover immigranten, F(1, 133)=1.03, p=.312. Geconcludeerd kan worden dat de manipulatie dus ook geen invloed heeft gehad op de attitude tegenover immigranten.

Uit bovenstaande toetsen blijkt dat de deelnemers uit beide condities niet significant van elkaar verschilden op de mate van groepsidentificatie, de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de

experimentele manipulatie helaas niet heeft gewerkt.

Mediatieanalyse

Naast het verrichten van een manipulatiecheck werd er ook een mediatieanalyse uitgevoerd om te onderzoeken of het effect van de mate van groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten, gemedieerd werd door de mate van culturele bedreiging. Hierbij was de mate van groepsidentificatie de onafhankelijke variabele, de attitude tegenover immigranten de afhankelijke variabele, en de mate van culturele bedreiging de mogelijke mediator. Omdat uit de manipulatiecheck is gebleken dat de deelnemers uit beide condities niet significant van elkaar verschilden op de mate van groepsidentificatie, werd het effect van conditie niet meegenomen in de mediatieanalyse. Uit de mediatieanalyse is gebleken dat wanneer de mate van culturele bedreiging niet werd meegenomen er een significant effect was van de mate van groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten, b=-.47, p=.003. Wanneer de mate van culturele bedreiging daarentegen wél werd meegenomen was er geen significant effect meer van de mate van groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten, b=-.19, p=.133. Dit betekent dat de mate van culturele bedreiging het verband tussen de mate van groepsidentificatie en de attitude tegenover immigranten verklaart. Of te wel, er was een significant indirect effect van de mate van groepsidentificatie op de attitude tegenover

(12)

[-0.496, -0.093]. Het volledig gestandaardiseerde effect laat zien dat dit een middelgroot effect representeert, b=-.15. b=.48, p=.004 b=-.58, p <.001 Direct effect, b=-0.19, p=.133

Indirect effect, b=-0.28, 95% BCa CI [-0.50, -0.09].

Figuur 1. Model voor de mate van groepsidentificatie als voorspeller van de attitude ten

opzichte van immigranten, gemedieerd door de mate van culturele bedreiging

Om de invloed te achterhalen van de attitude tegenover immigranten op de voorkeur voor de PVV, is er een lineaire regressie uitgevoerd. Hierbij was de attitude tegenover immigranten de onafhankelijke variabele en de voorkeur voor de PVV de afhankelijke variabele. De lineaire regressie liet zien dat de attitude tegenover immigranten een

significante voorspeller was van de voorkeur voor de PVV, ß=-.39, t=-4.86, p<.001. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een negatieve attitude tegenover immigranten geassocieerd is met een sterke voorkeur voor de PVV.

Discussie

In huidig onderzoek werd onderzocht of het saillant maken van de Nederlandse

groepsidentiteit ertoe leidt dat immigranten als een culturele bedreiging worden ervaren waardoor er negatieve attitudes jegens immigranten ontstaan. Tevens werd er onderzocht of deze attitudes in verband staan met het stemgedrag tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen 15 maart. Uit de resultaten is gebleken dat deelnemers in de groepsidentificatie

Mate van culturele bedreiging

Mate van groepsidentificatie

Attitude ten opzichte van immigranten

(13)

conditie niet significant verschilden van de deelnemers in de controle conditie op de mate van groepsidentificatie, de mate van culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de experimentele manipulatie helaas niet heeft gewerkt. Wel werd er een significant effect gevonden van de mate van zelf-gerapporteerde groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten die gemedieerd werd door de mate van culturele bedreiging. Dit betekent dat de mate van culturele bedreiging het verband tussen de mate van groepsidentificatie en de attitude tegenover immigranten verklaart. Deze

zogeheten mediatie werd dus alleen niet veroorzaakt door het saillant maken van de

Nederlandse groepsidentiteit. Uit de resultaten is eveneens gebleken dat deelnemers met een negatieve attitude tegenover immigranten een sterkere voorkeur hebben voor de PVV dan deelnemers met een positieve attitude tegenover immigranten.

Eerdere studies die een antwoord zochten op de vraag waarom mensen negatieve attitudes tegenover immigranten ontwikkelen, concludeerden dat negatieve attitudes jegens immigranten ontstaan vanuit het ervaren van twee soorten bedreigen; economische en

culturele bedreigingen. Ook lieten eerdere studies zien dat culturele bedreigingen een grotere rol spelen dan economische bedreigingen voor het vormen van negatieve attitudes jegens immigranten (Lubbers en Güveli, 2007; McLaren, 2004). Daarnaast heeft eerder onderzoek eveneens aangetoond welke factor van invloed is op het ervaren van culturele bedreigingen. Volgens vele studies worden de zorgen om het behoud van de culturele identiteit het sterkst beleefd onder groepen in de samenleving met een robuuste groepsidentiteit (Morrison et al., 2009; Blumer, 1958; Bobo, 1999). Echter zijn de variabelen groepsidentificatie en culturele bedreiging nog nooit eerder samengevoegd om te achterhalen waarom mensen negatieve attitudes tegenover immigranten ontwikkelen. Om deze reden is huidig onderzoek

wetenschappelijk gezien zeer relevant. Huidig onderzoek laat namelijk zien dat wanneer de variabele groepsidentificatie en culturele bedreiging beide meegenomen worden het inderdaad zo is dat de mate van culturele bedreiging het verband tussen de mate van groepsidentificatie en de attitude tegenover immigranten verklaart. De toegevoerde waarde van onderzoek naar een mediatie effect is dat er nog specifieker antwoord wordt gegeven op de vraag waarom mensen een negatieve attitude tegenover immigranten ontwikkelen. Huidig onderzoek doet inzien dat het goed is stil te staan bij de impact die de mate van groepsidentificatie heeft op het ervaren van culturele bedreigingen van waaruit de negatieve attitudes tegenover

immigranten kunnen worden verklaard. Daarnaast heeft huidig onderzoek dit verband specifiek onderzocht in Nederland, wat ook nog niet eerder was gedaan. De resultaten van huidig onderzoek zullen van nog meer waarde zijn voor de wetenschap wanneer toekomstig

(14)

onderzoek het voor elkaar krijgt een causaal verband te vinden aan de hand van experimenteel onderzoek. Dat is huidig onderzoek helaas niet gelukt gezien het feit dat de manipulatie van groepsidentificatie niet heeft gewerkt.

De theorie waar huidig onderzoek op gebaseerd is, stelt dat mensen verlangen naar een positieve groepsidentiteit, omdat een groot deel van de eigen identiteit ontleend wordt aan de groepsidentiteit waar iemand deel van uitmaakt. Om deze reden zullen mensen het als een bedreiging ervaren wanneer hun groepsidentiteit wordt aangetast door buitenstaanders zoals immigranten. Mensen die zich sterk identificeren met hun groep hechten namelijk veel betekenis aan de normen en waarden van hun in-group en vinden het van groot belang om hun cultuur te beschermen voor buitenstaanders (Ellemers et al., 1999). Dit suggereert dat een sterkere mate van groepsidentificatie leidt tot het sterker ervaren van culturele bedreigingen waardoor er een negatieve attitude tegenover immigranten ontstaat.

Zoals elk onderzoek heeft ook dit onderzoek een aantal beperkingen die meegenomen moeten worden om een kritische blik te werpen op de studie. Een mogelijke eerste beperking van het onderzoek en een verklaring voor het feit dat de experimentele manipulatie wellicht niet heeft gewerkt, is dat het schrijven van een kort essay mogelijk invloed heeft gehad op de stemming van de deelnemers. In huidig onderzoek hebben de deelnemers in de controle conditie een kort essay moeten schrijven over hoe een gemiddelde dag er voor hen uitziet en de deelnemers in de groepsidentificatie conditie een kort essay moeten schrijven over hoe verbonden ze zich voelden met de groep Nederlanders op een bepaald moment. Nu roept het beschrijven van een gemiddelde dag waarschijnlijk geen zeer uitgesproken stemming op, omdat hier wordt gevraagd om een beschrijving van vrij neutrale activiteiten zoals wat het eerste is wat je doet als je opstaat. De beschrijving van een moment van verbondenheid met de groep Nederlanders kan daarentegen wel een uitgesproken stemming oproepen. Zo is er namelijk een zeer grote groep geweest die zich zeer verbonden voelden met de groep Nederlanders tijdens gebeurtenissen als het WK of EK voetbal en Koningsdag of voorheen Koninginnendag. Een positieve stemming die door dit soort gebeurtenissen wordt

opgeroepen, kan op zijn beurt invloed hebben gehad op de vragen die de deelnemers vervolgens moesten beantwoorden betreft groepsidentificatie, culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten.

Een onderzoek dat een interessant inzicht geeft over de invloed van stemming op de beoordeling is het onderzoek van Murray et al. (1990). Uit dit onderzoek bleek namelijk dat deelnemers in een positieve stemming een bredere categorisatie vormden wanneer ze zich moesten concentreren op overeenkomsten tussen deelnemers en een smallere categorisatie

(15)

vormden wanneer ze zich moesten concentreren op verschillen tussen deelnemers. Het onderzoek van Murray et al. (1990) schets licht op het feit dat deelnemers, die in huidig onderzoek een positieve stemming ervaarden na het schrijven een essay, immigranten wellicht als een minder grote culturele bedreiging ervaarden en positievere attitudes jegens

immigranten ontwikkelden. Dit omdat uit onderzoek van Murray et al. (1990) blijkt dat een positieve stemming de nadruk eerder legt op overeenkomsten dan verschillen tussen mensen. Mensen die als meer gelijk worden gezien vormen namelijk een minder grote bedreiging voor de normen en waarden van de in-group (Ellemers et al., 1999). Vervolgonderzoek zou de invloed van stemming kunnen ondervangen door de deelnemers in beide condities een essay te laten schrijven die eenzelfde soort stemming opwekt. Hiermee dwing je een controle van soort stemming af en kun je er vrij zeker van zijn dat het verschil in stemming van deelnemers van verschillende condities niet van invloed is geweest op de vragen die de deelnemers

vervolgens moesten beantwoorden betreft groepsidentificatie, culturele bedreiging en de attitude tegenover immigranten.

Een mogelijke tweede beperking van het onderzoek en een verklaring voor het feit dat de experimentele manipulatie wellicht niet heeft gewerkt, is dat het opstellen van een kort essay waarbij de deelnemers een moment moesten beschrijven van grote verbondenheid met de groep Nederlanders überhaupt niet tot gevolg heeft gehad dat deelnemers zich sterker identificeerden met deze groep. Dit kan ten eerste te maken hebben met het feit dat de deelnemers dit moment moesten beschrijven aan de hand van drie deelvragen. Drie

deelvragen zijn wellicht te weinig vragen om een sterke mate van groepsidentificatie op te roepen. Daarnaast is het überhaupt de vraag of je aan de hand van vragen het doel kan bereiken dat deelnemers zich sterk identificeren met de groep Nederlanders. Dit is wellicht een wat zwakke manipulatie. Het was krachtiger geweest om een sterke mate van

groepsidentificatie te ontwikkelen aan de hand van een interactieve taak. Vervolgonderzoek zou dit kunnen bewerkstelligen door bijvoorbeeld een variant te ontwikkelen op de

welbekende studie van Williams en Jarvis (2006) waarbij de onderzoekers een gevoel van sociale exclusie opwekken bij hun deelnemers door de deelnemers uit te sluiten van een balspel. Stel je stelt dit onderzoek opnieuw op, maar dit keer met deelnemers van

verschillende nationaliteiten. Wanneer het balspel wordt gestart krijgen allen deelnemers de bal overgespeeld van deelnemers van verschillende nationaliteiten, maar naarmate het balspel vordert verandert er iets. De Nederlandse deelnemers krijgen de bal alleen nog maar

overgespeeld van andere Nederlandse deelnemers en niet meer van de deelnemers met een niet Nederlandse nationaliteit. Hiermee creëer je hoogstwaarschijnlijk een sterkere mate van

(16)

groepsidentificatie met de groep Nederlanders onder de deelnemers dan wanneer je ze een essay laat schrijven, omdat er sprake is van een daadwerkelijke ervaring van

groepsidentificatie in plaats van dat er een beroep wordt gedaan op een mogelijk gevoel van groepsidentificatie in het verleden.

De conclusie die uit dit onderzoek afgeleid kan worden is dat het saillant maken van de Nederlandse groepsidentiteit er niet toe leidt dat immigranten als een culturele bedreiging worden ervaren waardoor er negatieve attitudes jegens immigranten ontstaan. Wel blijkt dat de mate van culturele bedreiging het effect van de mate van zelf-gerapporteerde

groepsidentificatie op de attitude tegenover immigranten verklaart en dat de attitude op zijn beurt invloed heeft op de voorkeur voor de PVV. Daarom zou er niet alleen in de wetenschap, maar ook in de maatschappij meer aandacht besteed moeten worden aan bovenstaand

mediatie effect. Vooral voor het politieke terrein is het erg interessant om kennis te hebben van een mogelijke ontstaanswijze van negatieve attitudes tegenover immigranten. Politieke partijen die een tegengeluid willen laten horen en niet mee willen gaan in de bestempeling die immigranten krijgen van extreem-rechtse partijen zullen zich moeten beseffen wat de impact is van groepsidentificatie op de mate van culturele bedreiging die ervaren wordt. De impact hiervan lijkt bij extreem-rechtse partijen als de PVV al bekend. Zo is de bekendste leus van Geert Wilders ‘Nederland weer van ons’, waarbij ‘ons’ staat voor de groep Nederlanders en de PVV hiermee dus heel duidelijk inspeelt op groepsidentificatie. Willen we af van de negatieve attitudes tegenover immigranten dan zullen politieke partijen, die een warm hart toedragen aan immigranten, de betekenis van groepsidentiteit onder de Nederlandse

bevolking moeten veranderen. Wanneer de politiek het voor elkaar krijgt dat de Nederlandse bevolking zich identificeert met de groep wereldburgers zal een immigrant geen

buitenstaander meer zijn die een culturele bedreiging vormt voor de normen en waarden van Nederland. Wanneer er een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen wordt ervaren, zal een immigrant als ‘een insider’ gezien worden. En iemand die tot de eigen groep behoort zal geen culturele bedreiging vormen, maar zal de groep rijkdom verschaffen.

(17)

Literatuurlijst

Anier, N., Guimond, S., Dambrun, M. (2016). Relative deprivation and gratification elicit prejudice: research on the V-curve hypothesis. Current Opinion in Psychology, 11, 96 99.

Blumer, H. (1958). Race prejudice as a sense of group position. Pacific Sociological Review, 1, 3-7.

Bobo, L. D. (1999). Prejudice as group position: Microfoundations of a sociological approach to racism and race relations. Journal of Social Issues, 55, 445–472.

Bos, K., Loseman, A., & Doosje, B. (2009). Waarom jongeren radicaliseren en sympathie voor terrorisme. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie.

Chen, Y., & Li, S. X. (2009). Group identity and social preferences. The American Economic Review, 99, 431-457.

Ellemers, N., Kortekaas, P., & Ouwerkerk, J.W. (1999). Self-categorisation, commitment to the group and group self-esteem as related but distinct aspects of social identity. European Journal of Social Psychology, 29, 371-389.

Ellemers, N., Spears, R., & Doosje, B. (1999). Self and social identity. Annual Review of Psychology, 53, 161-186.

Esses, V.M., Jackson, L.M., & Armstrong, T.L. (1998). Integroup competition and attitudes toward immigrants and immigrantion: An instrumental model of group conflict. Journal of Social Issues, 54, 699-724.

Fligstein, N., Polyakova, A., & Sandholtz, W. (2012). European integration, nationalism and European identity. Journal of Common Market Studies, 50, 106-122.

Gonzalez, K. V., Verkuyten, M., Weesie, J., & Poppe, E. (2008). Prejudice towards muslims in the Netherlands: Testing integrated threat theory. The British Psychological Society, 47, 667-685.

(18)

Goodwin, L. (2012). Europe’s far right: Don’t blame the Eurozone crisis. Opgehaald op 15 maart 2017 van: https://www.chathamhouse.org /media/comment/view/185343. Hainmueller, J., & Hopkins, D. J. (2014). Public attitudes toward immigration. Annual Review

of Political Science, 17, 225-249.

Ivarsflaten, E. (2008). What unites right-wing populists in Western Europe? Re-examining grievance mobilization models in seven successful cases. Comparative Political Studies, 41, 3-23.

Jetten, J., Mols, F., & Postmes, T. (2015). Relative deprivation and relative wealth enhaces anti-immigrant sentiments: The V-curve re-examined. PLOS ONE, 10, 58-66. Kinder, D. R., & Sears, D. O. (1981). Prejudice and politics: Symbolic racism versus racial

threats to the good life. Journal of Personality and Social Psychology, 40, 414-431. Lubbers, M., & Güveli, A. (2007). Voting LPF: Stratification and the varying importance of

attitudes. Journal of Elections, Public Opinion and Parties, 17, 21-48.

Lucassen, G., & Lubbers, M. (2012). Who fears what? Explaining far-right wing preference in Europe by distinguishing perceived cultural and economic threats. Comparative Political Studies, 45, 547-574.

Mayda, A. M. (2006). Who is against immigration? A cross-country investigation of

individual attitudes toward immigrants. The Review of Economics and Statistics, 88, 510-530.

McLaren, L. M. (2003). Anti-immigrant prejudice in Europe: Contact, threat perception, and preferences for the exclusion of migrants. Social Forces, 81, 908-936.

McLaren, L. M. (2004). Opposition to European integration and fear of loss of national identity: Debunking a basic assumption regarding hostility to the integration project. European Journal of Political Research, 43, 895-911.


Morrison, K. R. , Fast, N.J., & Ybarra, O. (2009). Group status, perceptions of threat, and support for social inequality. Journal of Experimental Social Psychology, 45, 204– 210.

(19)

Murray, N., Sujan, H., Hirt, E.R., & Sujan, M. (1990). The influence of mood on

categorization: A cognitive flexibility interpretation. Journal of Personality and Social Psychology, 59, 411-425.

NOS (2015). Opgehaald op 6 februari 2017 van http://nos.nl/op3/artikel/2055928-hoeveel-vluchtelingen-komen-er-nou-echt-bij-in-europa.html.

O’Rourke, K. H., & Sinnott, R. (2006). The Determinants of Individual Attitudes towards Immigration. European Journal of Political Economy, 22, 838–861.

Ouwerkerk, J. W., de Gilder, D., & de Vries, N. K. (2000). When the going gets tough the tough gets going: Social identification and individual effort in intergroup competition.

Personality and Social Psychology Bulletin, 26, 1550-1559.

Semyonov, M., Raijman, R., Yom Tov, A., Schmidt, P. (2004). Population size, perceived threat, and exclusion: A multiple-indicators analysis of attitudes toward foreigners in Germany. Social Science Research, 33, 681–701.

Sherif, M. (1966). Group conflict and cooperation: Their social psychology. London: Routledge and Kegan Paul.


Stephan, W.G., Ybarra, O., Martinez, C.M., Schwarzwald, J., & Tur-Kaspa, M. (1998). Prejudice toward immigrants to Spain and Israel: Ann integrated theory analysis. Journal of Cross-Cultural Psychology, 29, 559-576.

Stephan, W.G., Diaz-Loving, R., & Duran, A. (2000). Integrated threat theory and intercultural attitutudes. Journal of Cross-Cultural Psychology, 31, 240-249. Tajfel, H., & Turner, J. C. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. In W.G.

Austin & S. Worchel (Eds.), The social psychology of intergroup relations. Monterey: Brooks/Cole.

Valentova, M., & Guayarmina, B. (2010). Attitudes toward immigrants in Luxembourg. Do contacts matter? International review of sociology, 22, 341-363.

(20)

Van Oudenhoven, J.P., Prins, K.S., & Bunk, B.P. (1999). Attitudes of minority and majority member towards adaption of immigrants. European Journal of Social Psychology, 28, 995, 1013.

Wilkes, R., Guppy, N., & Farris, L. (2008). No thanks, we’re full: Individual characteristics, national context, and changing attitudes towards immigration. International Migration Review, 42, 302-329.

Williams, K.P., & Jarvis, B. (2006). Cyberball: A program for use in research on

interpersonal ostracism and acceptance. Behavior Research Methods, 38, 174-180. Ybarra, O., & Stephan, W.G. (1999). Prejudice towards immigrants. Journal of Applied

Social Psychology, 29, 2221-2237.

(21)
(22)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor fouten met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik kunnen in totaal maximaal 4 hele scorepunten worden afgetrokken. De toepassing van deze

In deze terugblik leest u hoe het project Nieuw Goud Koepel is opgezet, hoe vier verschillende hogescholen een project Nieuw Goud hebben uitgevoerd en 67 nieuwe docenten voor de

Dit klassieke tolerantie- begrip komt tot uitdrukking in de (overigens apocriefe) uitspraak van Voltaire dat je het in alles met iemand oneens kan zijn maar dat je moet

Een hoera voor de staat ditmaal (maar niet te lang), die toen iets buitengewoon nuttigs in gang zette. Maar het zou ook de ontwikkeling van een omvangrijke

15-3 (1990), pp.. Het zal overigen. duidelijk zijn dat Witleveens betoog voor de actlvletlache rechter niet alleen gebaseerd la op het feit dat dit de trend la. ook:

Want de overheid is niet alleen die bureaucratische regel- neef of hindermacht die tussen droom en daad de wetten en bezwaren stelt, waardoor velen zich in hun vrijheid

5 Als ik uitga dan kies ik voor een discotheek / café / jeugdhonk omdat Bij uitgaan vind ik muziek belangrijk / onbelangrijk. Als ik uitga dans ik veel

Onder leiding van emeritus hoog- leraar Engelse Taalkunde Mike Hannay van de Vrije Universiteit wil het Platform meer inte- resse kweken voor de universitaire studies