Samenwerking met school: Verschillen tussen
allochtone en autochtone ouders
Verschillen tussen wat allochtone en autochtone ouders ervaren in
wat zij zelf doen en wat zij vinden wat de school kan doen om
samenwerking te verbeteren.
Masterscriptie (Forensische) Orthopedagogiek Graduate School of Child Development and Education Universiteit van Amsterdam I. Benning 10754458 Begeleiding: dr. P. Leijten en dr. I. B. Wissink Amsterdam, juni 2015
2 Inhoudsopgave Abstract 3 Inleiding 4 Methode 9 Resultaten 12 Discussie 26 Literatuurlijst 32
3 Abstract
Parent school collaborations: Differences between immigrant and autochthonous parents experiences in their own school engagement practices in what school can do to improve collaborations.
This qualitative study examined the differences between immigrant and autochthonous parents in
parental school involvement and what they feel schools can do to improve collaborations.
Interviews were held with 33 immigrant and 21 autochthonous families. Results suggest qualitative
differences in parent involvement between immigrant and autochthonous parents. Immigrant
parents are more controlling in terms of grades and encourage self-reliance and responsibility, while
autochthonous parents are more coaching and encourage self-confidence and emotional support.
Most parents provided suggestions for improved collaborations with their child’s school such as
more communication and information about behavior problems and raising children.
4
Vroeger waren opvoeding en onderwijs meer van elkaar gescheiden. Ouders waren
verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind en de school was verantwoordelijk voor het
onderwijs (Cutler, 2000). De laatste jaren is er sprake van een verschuiving en wordt de
samenwerking tussen de school en ouders belangrijker. Scholen nemen steeds meer gezinstaken op
zich door de ontwikkelingen in het beleid (Sociaal en Cultureel Planbureau [SCP], 2004). Daarnaast
vragen steeds meer ouders zich af of zij zich meer met de school moeten bemoeien (Nakagawa,
2000) en eisen zij meer verantwoording van de school (Dijkstra, Karsten, Veenstra, & Visscher,
2001). Ouderbetrokkenheid is hierdoor de laatste jaren van steeds groter belang geworden.
Opvoeding en onderwijs worden steeds meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders
en de school (Smit, Doesborgh, & Van Kessel, 2001; Smit, Driessen, Sluiter, & Sleegers, 2007).
Wat is ouderbetrokkenheid?
Ouderbetrokkenheid is: “de betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van
hun eigen kind, thuis (bv. voorlezen) en op school (bv. rapportbesprekingen voeren met de leerkracht)” (Smit, Driessen, Sluiter, & Brus, 2007, p. 2). Er zijn drie verschillende vormen van
ouderbetrokkenheid: op school (ouderparticipatie), thuis en de communicatie tussen de school en
thuis (Dom, 2004; Verhoeven, Devos, Stassen, & Warmoes, 2003). Op school kunnen ouders
hieraan bijdragen door deel te nemen aan bijvoorbeeld de ouderraad of oudercomité of door een
taak op zich te nemen zoals leesmoeder (Smit et al., 2007). De ouderbetrokkenheid thuis bestaat uit
onderwijsondersteunend gedrag. Ouders kunnen dit enerzijds doen door ze op het naar school gaan
voor te bereiden maar ook door het kind te steunen bij het huiswerk, te praten over school of door
het kind te stimuleren en te steunen (De Jong, 2002; Smit et al., 2007). Communicatie tussen de
ouders en de school vindt plaats door middel van face-to-face communicatie, via de telefoon of de
mail (Dom, 2004).
5
De betrokkenheid van ouders bij de school van hun kind heeft een positieve invloed op de
studievoortgang van het kind (Barnard, 2004; Driesen, Smit, & Sleegers, 2005). Het heeft een
positieve invloed op de taalprestaties van de kinderen, zoals de receptieve woordenschat (Fantuzzo,
McWayne, & Perry, 2004; McWayne, Hampton, Fantuzzo, Cohen, & Sekino, 2004;), het fonetische
bewustzijn (Merlo, Bowman, & Barnet, 2007), de verbale vaardigheden en het leren lezen (Dearing,
Kreider, Simpkins, & Weiss, 2006; Patall, Cooper, & Robinson, 2008). Daarnaast draagt
ouderbetrokkenheid bij aan meer positief gedrag van het kind. De kinderen waarvan ouders meer
betrokken zijn laten meer sociale vaardigheden zien zoals samenwerken en pro-sociaal gedrag. Ook
laten zij minder probleemgedrag zien (McWayne et al., 2004).
Tenslotte zorgt ouderbetrokkenheid er voor dat kinderen een positievere houding hebben ten
aanzien van leren en meer doorzettingsvermogen laten zien (Fantuzzo et al., 2004; Mc Wayne et al.,
2004). Het effect van ouderbetrokkenheid op de schoolprestaties, gedrag en de houding van
kinderen is zelfs groter dan het effect dat wordt veroorzaakt door het verschil in de kwaliteit van
scholen (Desforges & Abouchaar, 2003). Ouderbetrokkenheid heeft dus veel positieve effecten. Het
is daarom belangrijk om deze ouderbetrokkenheid, in dit geval vanuit huis maar ook in de
communicatie tussen de school en thuis, te onderzoeken en hierdoor beter in kaart te brengen.
Ouderbetrokkenheid: thuis
Dit onderzoek zal vooral gericht zijn op wat ouders thuis doen om het kind ondersteuning te
bieden bij school. Deze ondersteuning zal in dit onderzoek worden geschaald onder de volgende
taken: controleren en monitoren (huiswerk controleren, in de gaten houden van cijfers), de
stimulatie van het kind om het goed te doen (door bijvoorbeeld te zeggen hoe belangrijk school is
voor later en door het zelfvertrouwen te stimuleren), zorgen dat het kind naar school gaat (door
bijvoorbeeld op tijd te wekken en kleren klaar te leggen) en helpen bij het huiswerk (door middel
van overhoren, voordoen, uitleggen en aanleren hoe het kind kan studeren). Deze verschillende
6
Jong, 2002; Dom, 2004). De meeste onderzoeken zijn voornamelijk gericht op de betrokkenheid
van de ouders op school (Dauber & Epstein, 1993; Smit et al., 2001; Verhoeven & Van Heddegem,
1998; Weinberger, Tublin, Ford, & Feldman, 1990), terwijl er nog maar weinig onderzoek is
gedaan naar de betrokkenheid bij de school in de thuissituatie. Dit is echter wel nodig, want uit
onderzoek blijkt dat de ouderbetrokkenheid thuis een grotere positieve invloed heeft op de
leeruitkomsten dan de ouderbetrokkenheid op school (Desforges & Abouchaar, 2003; Henderson &
Mapp, 2002; Smit et al., 2007). Het is belangrijk om alle vormen van ouderbetrokkenheid in kaart te
brengen voor een compleet beeld (Manz, Fantuzzo, & Power, 2004).
Ouderbetrokkenheid: Communicatie tussen ouders en school
Daarnaast zal dit onderzoek zich richten op de communicatie tussen de ouders en de school.
Het systeemmodel van Bronfenbrenner (1986) beschrijft hoe een kind zich in interactie met de
directe en indirecte omgeving ontwikkelt. De verschillende systemen, die samen de omgeving van
het kind vormgeven, beïnvloeden elkaar wederzijds (Van der Ploeg, 2005). Wanneer het
thuissysteem- en het schoolsysteem met elkaar samenwerken en zich op elkaar afstemmen heeft dit
positieve effecten voor het kind (Corner & Haynes, 1991). Goede informatie-uitwisseling draagt bij
aan het verkleinen van de kloof tussen thuis en school, waardoor het kind zich in beide systemen
thuis zal voelen en dit draagt bij aan goede leerprestaties en positief gedrag van het kind (Smit et
al.,2007; Verhoeven et al., 2003). In dit onderzoek wordt aan ouders gevraagd wat school volgens
hen kan doen om de samenwerking te verbeteren. In eerder onderzoek gaven ouders aan dat vooral
de communicatie over de opvoeding verbeterd zou kunnen worden (Veen & Erp, 1995, 1997,
1999). Ook geven ouders aan dat de culturele verschillen tussen de thuissituatie en school moeten
worden verkleind (Klaassen & Leeferink, 1998). Er is echter nog weinig kennis over hoe de
communicatie zou moeten worden verbeterd en hoe deze culturele verschillen moeten worden
7
De wetenschappelijke relevantie van deze thesis is kennisvermeerdering over de
(samenwerkings-)relatie tussen allochtone en autochtone ouders en de school omdat ouders zelf
suggesties noemen wat maatschappelijk relevant is omdat het kan bijdragen aan adviezen voor
scholen om de samenwerking met ouders te verbeteren. Elke school moet volgens de Raad (2010)
een speciaal beleid hebben voor ouderbetrokkenheid. Echter, de meeste scholen hebben geen beleid
om de ouders bij school te betrekken (De Bruin, Van de Linden, Van de Vegt, & Van der Aa,
2012). De onderzoeksresultaten kunnen ingezet worden als hulpmiddel om het beleid op de
desbetreffende scholen rond ouderbetrokkenheid te verbeteren.
Verschillen tussen ouders in ouderbetrokkenheid
Niet alle ouders zijn even betrokken bij school (Christenson, 2004; Dwyer & Hecht, 1992;
Eccles & Harold, 1996; Lareau, 2000; Smrekar, 1996). Allochtone ouders zijn gemiddeld minder
betrokken bij de school dan autochtone ouders (Pena, 2000; Verhoeven et al., 2003). Er zijn twee
verklaringen voor deze mindere betrokkenheid: een verschil in sociaaleconomische status en een
verschil in cultuur. Beide verklaringen spelen waarschijnlijk een rol en beïnvloeden ook elkaar
wederzijds waardoor de effecten hiervan moeilijk uit elkaar te houden zijn.
De eerste verklaring is dat de mate waarin ouders betrokken zijn samenhangt met hun
sociaaleconomische status. Ouders met een lagere sociaaleconomische status zijn minder betrokken
dan ouders met een hogere sociaaleconomische status (Crozier, 2000; Smit, Driessen, Sleegers, &
Hoop, 2003). Ouders met een lagere sociaaleconomische status bieden vaak minder steun voor
school in vergelijking met ouders met een hogere sociaaleconomische status. Een verklaring
hiervoor is dat andere problemen bij ouders met een lagere sociaaleconomische status relatief vaker
voorkomen, zoals (psychologische) problemen (Dom, 2004). Allochtone ouders hebben gemiddeld
een lagere sociaaleconomische status dan autochtone ouders (Centraal Bureau voor de Statistiek
8
Een tweede verklaring is het verschil in cultuur. De kloof tussen het thuis- en schoolsysteem
is voor kinderen van allochtone afkomst vaak groter dan autochtone kinderen. Kinderen van
autochtone ouders hebben het voordeel dat school en ouders meer dezelfde waarden en normen
hanteren (Dom, 2006; Pels, 2000b). Er is in Nederland sprake van een verschuiving in de
taakverdeling waarbij leerkrachten ook steeds meer de taken van ouders op zich nemen en
andersom (Cutler, 2000). Allochtone ouders lijken echter nog de opvatting te hebben dat de school
zich moet richten op het onderwijs en de ouders op de opvoeding. Hierdoor is er sprake van een
mindere ouderbetrokkenheid (Driessen, 2002; Grozier, 2001; Lopez, 2001). De culturele verschillen
kunnen ook verklaard worden door de individualisme-collectivisme (IC) dimensie. Zowel in
Nederlandse (Pels, 2000a; Rooijendijk, Meulen-Wieringa, Van der Mea, & Gene, 1994) als in
internationale literatuur (Greenfield, 1994) wordt deze IC dimensie als verklaring gezien voor veel
van de verschillen tussen allochtone en autochtone ouders op het gebied van opvoeding. In een
individualistische samenleving staat het individu centraal terwijl in een collectivistische
samenleving de groep meer centraal staat. Autochtone ouders zien autonomie meer als
onafhankelijkheid in denken terwijl allochtone ouders dit meer associëren met zelfredzaamheid en
verantwoordelijkheid (Nijsten & Pels, 2000).
De wetenschappelijke relevantie van deze thesis is om te onderzoeken in hoeverre bestaande
theorieën terug te zien zijn in de manier van ondersteuning thuis. Is de mindere of andere manier
van ondersteuning bijvoorbeeld te verklaren doordat autochtone ouders autonomie meer zien als
onafhankelijkheid in het denken (Nijsten & Pels, 2000)? De focus van dit onderzoek zal niet alleen
op de kwantitatieve maar ook op de kwalitatieve verschillen liggen. In plaats van een verschil in de
mate van betrokkenheid richt dit onderzoek zich dus ook op de manier waarop allochtone en
9 Onderzoeksvraag en opzet
Dit onderzoek geeft een verdiepend inzicht in waar het verschil in ondersteuning tussen
allochtone en autochtone ouders precies zit. Daarnaast zal dit onderzoek inzicht geven in wat
allochtone en autochtone ouders van de samenwerking vinden en hoe scholen de samenwerking met
ouders zouden kunnen verbeteren. Meer specifiek zal onderzocht worden (1) wat allochtone ouders
doen om het kind te ondersteunen bij school en hierdoor de samenwerking met de school te
vergroten, (2) wat autochtone ouders doen om het kind te ondersteunen bij school en hierdoor de
samenwerking met de school te vergroten, (3) welke suggesties allochtone ouders geven voor de
school om de samenwerking te verbeteren en (4) welke suggesties autochtone ouders geven voor de
school om de samenwerking te verbeteren.
Methode Participanten
Ouders van 55 kinderen namen deel aan dit onderzoek. De kinderen waren 11 of 12 (M =
11.81, SD = 0.54) en zaten in groep 8 van verschillende basisscholen. Er waren 21 autochtone en 33
allochtone ouders. Naast het afnemen van kwalitatieve interviews werd er achtergrondinformatie
informatie verzameld over de leeftijd van de kinderen, opleidingsniveau en de etnische achtergrond
van de (geïnterviewde) ouders (Tabel 1).
Tabel 1
De beschrijvende statistieken van de allochtone (n= 33) en autochtone gezinnen (n=21)
Autochtoon
M (SD)
Allochtoon
M (SD)
Leeftijd kind
Bij wie afgenomen
11.90 (0.55) 11.72 (0.52) Vader 0% 6.06% Moeder 95.24% 75.76%
10
Vader & moeder 4.76% 18.18%
Achtergrond Afghanistan Antillen Ecuador Irak Iran Kroatië Marokko Nederlands Suriname Turkije 100% 0.03% 0.03% 0.06% 0.03% 0.03% 0.03% 46.89% 0.03% 28.13% Opleidingsniveau 4.27(0.45) 2.77 (8.53)
Noot. Hoogst genoten opleidingsniveau: 1= Geen opleiding, Koranschool of cursussen, 2=
Basisonderwijs, 3= Lager Voortgezet onderwijs en lage beroepsonderwijs (MAVO, VMBO, LBO), 4= Havo of middelbaaronderwijs (MBO), 5= hoger onderwijs (VWO, HBO, WO).
Procedure
De data zijn verzameld voor een breder onderzoeksproject getiteld ‘School as a socializing
agent in migrant families’ waar onder andere gekeken werd naar het verschil in de manier van
disciplineren bij autochtone en allochtone ouders. De ouders waren van kinderen uit verschillende
basisscholen in Utrecht. De leidinggevenden van elke basisschool in de etnisch gemixte buurten in
Utrecht werden geïnformeerd over het onderzoek en gevraagd om mee te doen. Van de 26
benaderde scholen gaven vier toestemming om mee te doen. Er is vervolgens een ouderavond
georganiseerd voor de ouders en leerlingen uit groep acht waar is gevraagd om mee te doen aan het
interview. Voor deze ouderavond zijn de ouders ook al geïnformeerd over de inhoud van het
11
voorzichtig en alleen voor wetenschappelijke doeleinden werden gebruikt. Daarnaast zijn er nog
enkele ouders buiten scholen om benaderd voor het onderzoek via het netwerk van de
onderzoeksassistenten. Van de 78 ouderkoppels die werden gevraagd om deel te nemen, heeft 54
(69%) toestemming gegeven om mee te doen met het interview. De interviews zijn doorgaans in het
Nederlands afgenomen maar in sommige gevallen (N = 5) was er iemand aanwezig (meestal een
broer of zus van het kind) om moeilijke vragen te vertalen. De interviews zijn opgenomen met een
geluidsrecorder en vervolgens getranscribeerd door de onderzoekers.
Instrument
Er werd gebruik gemaakt van een kwalitatief half gestructureerd interview (Boeije, 2014).
Dit interview begon met enkele gesloten vragen over persoonlijke gegevens zoals de leeftijd en het
opleidingsniveau. Vervolgens kwamen er twee hoofdonderwerpen in het interview aan bod: ‘steun opvoeder bij school’ over de ouderlijke steun bij de schoolgang van het kind en ‘opvoeding’ over
opvoedgedrag in het algemeen. Voor de analyse is alleen gebruik gemaakt van het gehele eerste
deel van het interview over de ouderlijke steun bij de schoolgang van het kind. De analyse was voornamelijk gericht op de volgende onderdelen: ‘wat houdt steun voor school in’ en
‘samenwerking verbeteren’. Bij het onderwerp ‘wat houdt steun voor school in’ werd de volgende
vraag gesteld: ‘Wat kunnen ouders doen om kinderen te helpen bij school?’. De ouders gaven bij
het beantwoorden van deze vraag aan of zij het hun taak vinden om bijvoorbeeld te zorgen dat het
kind naar school kan, om het kind te controleren en monitoren, te helpen bij het huiswerk en het kind te stimuleren om het goed te doen. Bij het onderwerp ‘samenwerking verbeteren’ werd de
volgende vraag gesteld: ‘Wat kan de school nog voor u doen om de samenwerking te verbeteren,
bijvoorbeeld bij het bepalen van het schooladvies?’. De ouders gaven bij het beantwoorden van
12 Data-analyse
Het analyseren van de interviews werd gedaan door middel van het coderen in drie
verschillende stappen. Stap één was het ‘open coderen’ van de antwoorden uit het eerste gedeelte
van het interview. Dit betekent dat bij elkaar passende fragmenten dezelfde code kregen, ofwel het
labelen van relevante uitspraken. Als verschillende ouders bijvoorbeeld aangaven dat zij het kind
helpen bij school door te zorgen dat het kind naar school gaat kreeg dit de code ‘zorgen dat kind
naar school gaat’.
Stap twee was het ‘axiaal coderen’. Er werd bepaald of de codes die zijn ontwikkeld de
verzamelde gegevens voldoende dekken of dat sommige gegevens beter pasten bij een andere code.
Vervolgens werden er clusters van codes gemaakt door hoofd- en subcodes van elkaar te
onderscheiden. Daarna zijn de fragmenten die bij dezelfde code zijn ondergebracht vergeleken.
Indien bijvoorbeeld de uitspraken van tien ouders pasten bij de hoofdcode ‘suggesties voor
verbetering voor de samenwerking met de school’ en drie daarvan gaven aan dat ze meer
vergaderingen wilden en zeven gaven aan dat ze meer telefoongesprekken wilden met de leerkracht,
kregen deze uitspraken de verschillende subcodes ‘vergaderingen’ en ‘telefoongesprekken’. Stap
drie was (indien nodig) codes splitsen of samenvoegen. Er vond ‘selectief coderen’ plaats (Boeije,
2014). Stel een uitspraak van een ouder was ‘ik leg altijd zijn tas klaar voor school’ kon deze
misschien samen worden gevoegd met de subcode ‘kleding klaarleggen’. In plaats van de losse subcodes ‘kleding klaarleggen’ en ‘tas klaarleggen’ kon er een subcode gemaakt worden zoals
‘zorgen dat het kind naar school kan’. Bij de uitkomsten werd er vervolgens ook gekeken naar de
verschillen en overeenkomsten tussen allochtone en autochtone ouders. Voor de analyse van de
interviews is gebruik gemaakt van het software programma Nvivo 10.
Resultaten
Er is onderzocht wat allochtone en autochtone ouders thuis doen om het kind te ondersteunen bij
13
en wat deze verschillen zijn. Uit de analyses van de interviews met betrekking tot het onderwerp
´ondersteuning bij school´ kwamen verschillende thema’s naar voren: ‘controleren en monitoren’, ‘het kind stimuleren’, ‘zorgen dat het kind naar school kan’ en ‘helpen bij het huiswerk’. Daarnaast
kwam bij allochtone en autochtone ouders ook het thema ´contact zoeken met de leerkracht´ naar
voren en alleen bij autochtone ouders ook het thema ´praten over school´. Ook is gekeken naar wat
allochtone en autochtone ouders als suggesties geven voor verbetering aan school wat betreft
samenwerking met ouders. Hierbij zijn op dezelfde manier ook verschillende thema’s ontstaan zoals
‘extra huiswerkklassen’ en ‘informatieavonden’. De onderzoeksresultaten zullen hieronder per
onderzoeksvraag worden beschreven.
Wat doen allochtone ouders thuis om het kind te ondersteunen bij school?
Door 81.8% van de allochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteuning bieden op het
gebied van ‘controleren en monitoren’. Ouders geven aan dat ze hun kinderen vertellen dat ze
moeten leren, kijken in de agenda en houden de cijfers in de gaten (zie Fragment 1 en 2). Wel geeft
.09% (n = 3) van deze 81.8% ouders aan dat zij soms dingen niet te begrijpen en hierdoor niet alles
kunnen controleren (zie Fragment 3).
[Fragment 1: Interview met moeder van kind14 (kind 14), Allochtoon. M = moeder]
M: Ik moet haar altijd attenderen dat ze haar huiswerk moet gaan maken. Ook al heb ik zelf niet veel gestudeerd of ik weet niet zoveel over dat soort dingen, let ik wel op en zeg ik vaak kind 14 ga je huiswerk maken. Morgen heb je cito en ik kijk of ze dan haar huiswerk maakt. Ja ze moeten hun kinderen zeggen dat ze moeten leren.
I: Wat kunnen ouders doen om te helpen bij school?
M: Ze moeten ze niet te veel laten luieren en buiten laten rennen. Ze mogen wel buiten spelen maar dit moet beperkt blijven. Je moet een kind niet laten doen wat het wil.
I: Geldt dat ook voor het controleren van huiswerk?
M: Ja, ik controleer haar huiswerk ik weet wel hoe ik moet kijken in haar agenda van daaruit weet ik of ze huiswerk heeft of niet.
[Fragment 2: Interview met moeder van kind 29 (kind 29), Allochtoon. M = moeder]
I: En vindt u het uw taak om euh te controleren, dus om het huiswerk in de gaten te houden en cijfers in de gaten te houden?
M: Ja, natuurlijk. Ja. Ik vraag altijd meestal huiswerk mee te nemen. [Fragment 3: Interview met vader van kind 32 (kind 32), Allochtoon. V = vader]
I: Oké.. Vindt u het uw taak om te controleren en eh huiswerk in de gaten te houden, cijfers in de gaten te houden?
14
Door 81.8% van de allochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteuning bieden door ‘het kind stimuleren’. Veel ouders benoemen hierbij het belang van het halen van een diploma als reden om
het kind te stimuleren. Vaak geven ze zichzelf als voorbeeld waarbij het niet is gelukt om later
bijvoorbeeld een goede baan te vinden zonder een diploma en dat het behalen van een diploma heel
belangrijk is voor later (zie Fragment 4 en 5).
[Fragment 4: Interview met vader van kind 22 (kind 22), Allochtoon. V = vader]
V: We hebben niet eh, niet eh niet eh, toen klein was niet helemaal eh school eh helemaal afgemaakt. I: Hmm…
V: Ja gewoon toen klaar eh. Ik ik ben alleen eh, zes jaar of zeven jaar gewoon koran gedaan en toen ik heb gestopt. Geen school geen geen diploma’s niks.
I: Ja.
V: Ja. Nu kom je een beetje in de probleem. Als je wel gewoon wat wil bereiken of is al Dan moet ehh dan krijg je ook weer kinderen. dus, jullie hebben kans, moet je, afmaken die kans! Goed even goed doen. Ja we eh we zeg maar bijna elke keer als die toets komt dan zeg, altijd ik zeg de kinderen jullie, waar moet de kans geven, kom op, gewoon werken. Ja dat is ehh…
[Fragment 5: Interview met moeder van kind 8 (kind 8), Allochtoon. M = moeder] I: En wat zeggen jullie dan?
M: Ja, dat een diploma heel belangrijk is. Nu, meestal, omdat het eh, leven heel moeilijk, moeilijker wordt.
I: Ja.
M: De economie is, slechter wordt en eh, zonder een diploma kun je niet aan werk komen. Dat heeft vader duidelijk gedaan van eh: ‘Kijk, als ik een diploma had gehad, had ik nog hogere werk eh, gedaan’.
I: Ja
M: Dus in plaats van bij iemand anders te werken, misschien had ik een eigen bedrijf of zo. Had ik een diploma, weet je. Dus gewoon afstuderen, gewoon een diploma halen. Dat is heel, heel belangrijk in het leven. Dat hebben we duidelijk heel vaak gezegd.
Door 69.7% van de allochtone ouders wordt aangegeven dat zij ondersteuning bieden door ‘zorgen
dat het kind naar school kan’. Dit doen zij door bijvoorbeeld het kind te wekken en eten klaar te
leggen (zie Fragment 6 en 7).
[Fragment 6: Interview met moeder van kind 1 (kind 1), Allochtoon. Kind 1 tolkt voor moeder]
Kind 1: Ja, het is wel een start natuurlijk, maar hij begint wat ouder te raken- ouder te worden. Hij moet zich bewust zijn van dat ‘ie naar school moet gaan. Tuurlijk moeten wij daarvoor zorgen, eten, opstaan, wekken.
[Fragment 7: Interview met moeder van kind 5 (kind 5), Allochtoon. M = moeder] M: Dat doe ik altijd. En ’s ochtends hij moet wat eten.
I: Ja.
M: Hij hoeft van mij niet eh, zich vol te proppen. I: Nee.
M: Maar hij moet toch een sneetje brood en een eh ter, een sapje of melk weet je wel. En dan naar school ’s ochtends, dat vind ik heel belangrijk. En ’s middags heb ik het alvast klaargezet als die komt. Dus
15 dan kan die het zo pakken en dan opeten, dus eh. Omdat ik er dan ’s middags niet ben, maar dat is geen punt. Want dan heb ik hier alles klaarliggen.
Ook geven veel allochtone ouders dat zij het kind juist niet ondersteunen door ‘zorgen dat het kind
naar school kan’. Als reden benoemen de ouders hierbij vaak de eigen verantwoording van het kind
(zie Fragment 8 en 9).
[Fragment 8: Interview met moeder van kind 30 (kind 30), Allochtoon. M = moeder] M: Ja, ja maar nu ehh dat een beetje om zelf verantwoording te nemen.
I: mhm
M: Want jij moet nu voor jezelf gaan opstaan. I: ja
M: En het ehh, je klaarmaken om naar school te gaan. Want jij moet leren en niet ik. I: mhm
M: Dus een soort verantwoording. Dat hij zelf moet dragen voor later ook. Als je werk krijgt, dat hij moet weten van: ‘O, ik moet opstaan want ik moet naar mijn werk. En niet door mijn moeder, ja en.. Dat kan niet.
[Fragment 9: Interview met moeder van kind 6 (kind 6), Allochtoon. M = moeder]
M: Ja, hij wordt nu wel ouder dus ik vind niet dat de verantwoordelijkheid bij mij ligt. Ehm, eh.. kleer.., kleding uit de kast halen dat kan hij nu ook zelf. Of een boterham smeren, hij is nu oud genoeg om dat zelf te kunnen doen. Maar ik stimuleer hem wel van eh.. hé melk opdrinken, boterham opeten dat soort dingen. Maar hij is nu wel zelfstandig genoeg om dat ook zelf te kunnen doen.
Als laatste wordt door 39.4% van de ouders genoemd dat zij ondersteuning bieden door ‘helpen bij het huiswerk’ (zie Fragment 10 en 11). Ondanks dat veel ouders proberen te ondersteunen bij het
maken van huiswerk geven veel ouders aan dat dit niet goed lukt door hun eigen achtergrond en
gebrek aan kennis (zie Fragment 12, 13 en 14). Ook geven sommige ouders aan überhaupt niet te
kunnen helpen bij het aanleren hoe kinderen moeten studeren of hoe kinderen het huiswerk moeten
aan pakken.
[Fragment 10: Interview met moeder van kind 16 (kind 16), Allochtoon. M = moeder]
M: Ja, als die niet wat eh niet begrijpt dan komt ie naar me toe en dan vraagt ie wel. Dat wel. I: Oke, dus ehm.. U helpt wel bij het huiswerk. En op welke manier doet u dat precies?
M: Ja ehm.. ik noem maar wat. Eh, je hebt rekenen wat ie niet begrijpt. Dus dan komt ie help eh wil je me helpen. Dan help ik dus.. tenminste wat ik kan. Of ik hem kan.
[Fragment 11: Interview met moeder van kind 6 (kind 6), Allochtoon. M = moeder]
M: Ehm.. eh, j…jah je kan ze helpen ehm.. om samen, als ze iets niet begrijpen, ehm, ja als ze huiswerk mee krijgen dat ze dat niet begrijpen dat jij dan meehelpt en meedenkt. Of dat je ze kan overhoren en dat soort dingen. Ehmm, ja als ze iets niet begrijpen dan probeer ik zoveel mogelijk te helpen en inderdaad met overhoringen, dan eh, dan overhoor ik ze. Ik denk op die manier, dat je ze kan helpen. [Fragment 12: Interview met moeder van kind 12 (kind 12), Allochtoon. M = moeder]
M: hhaha ik heb geen is te moeilijk voor mij t was niet hier op (…) is huiswerk verschillend dan wat ik heb geleerd van hun.
16 [Fragment 13: Interview met moeder van kind 19 (kind 19), Allochtoon. M = moeder]
M: Ja is moeilijk voor mij.
I: Ja, kan. Maar kunt u hem wel gewoon bijvoorbeeld aanleren hoe hij moet studeren of doet u dat ook niet weet u niet hoe u dat moet doen
M: (…..) Schudt het hoofd.
[Fragment 14: Interview met moeder van kind 21 (kind 21), Allochtoon. M = moeder]
M: Ja het ligt eraan wat voor lesstof het is he als ik het niet begrijp of zo dan wil ik het nog altijd uhh heb ik het nog wel eens gedaan bij leerkrachten van in Marokko hebben we heel ander soort rekenen.
Verder wordt door 15.2% van de ouders genoemd dat zij het kind ondersteunen door contact te
zoeken met de leerkracht. Op welke manier zij dit contact zoeken wordt niet duidelijk aangegeven,
wel noemt één ouder dat het belangrijk is om goede afspraken met de mentor te maken (zie
Fragment 15).
[Fragment 15: Interview met moeder van kind 30 (kind 30), Allochtoon. M = moeder] I: En wat kunnen ouders volgens u doen om kinderen te helpen bij school?
M: ehh, contact met de mentor ofzo, neem ik aan. (….) Dus gewoon goeie afspraken maken met de mentor, zeg maar. Dat hij iets meer zeggen over wat is geweest op school.
Wat doen autochtone ouders thuis om het kind te ondersteunen bij school?
Naast allochtone ouders is ook gekeken naar wat autochtone ouders thuis doen om het kind
te ondersteunen. Door 61.9% van de autochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteunen door ‘Controleren en monitoren’. Meer autochtone ouders (dan bij de allochtone ouders) geven aan dit
juist niet te doen. Zij geven aan meer een coachende rol te hebben en meer in een dialoog vorm
hierover in gesprek te gaan in plaats van het echt gaan controleren van cijfers en huiswerk. Bij
autochtone ouders lijkt de ondersteuning op dit gebied meer (meer dan bij de allochtone ouders)
gericht op de autonomie en zelfstandigheid van het kind (zie Fragment 16 en 17).
[Fragment 16: Interview met moeder van kind 15 (kind 15), Autochtoon. M = moeder]
M: Controleren vind ik niet ’t goeie woord. Controleren vin ik eeh ja er boven op en kijken hoe zij het precies doet het is meer eeh coachen. Voorheen maakt ze zelf een schema en ’t is wel zo dat ik zeg van goh heb je ’t al, oh ja? Na dan maakt ze zelf een schema en dan eeh. Gaat ze leren. Dus ik ehh, co- meer coachen dan controleren.
[Fragment 17: Interview met moeder van kind 20 (kind 20), Autochtoon. M = moeder]
M: wat volgens mij averechts werkt is aanzetten tot. Tot nu toe hè, aanzetten tot lezen, tot leren, tot dit doen, tot dat doen.. dat ehh laat ik het zo formuleren.. dat ehh.. ik vind dat niet zo werken.. ik vind het veel beter werken om bij mijn oudste dochtertje.. als ik begin te vragen wat ze op school heeft gedaan en ‘wat moet je dan morgen doen?’ ‘Nou, dit en dat’, ‘oh, leuk’. ‘En heb je daar nog huiswerk voor?’ ‘Ja, maar dat is bijna af en dat ga ik nu doen’, weet je wel en dan denk ik ja zie je, nou hoef ik niet te zeggen van ehh ehh ‘Heb jij geen huiswerk?’ of zo. Dat vond ik altijd zo’n irritante zin vroeger. Dus
17 ehh.. meer…meer zeg maar in de .. in de . om .. een beetje met niet met omtrekkende bewegingen, maar wel over school praten, maar niet met ..dat het moet. Dat je nu ook echt moet gaan doen daarvoor.
Door 81% autochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteuning bieden door ‘het kind
stimuleren’. Autochtone ouders geven aan vaak het zelfvertrouwen van het kind te stimuleren en
daarbij niet zo zeer het belang van een diploma of goede cijfers te benoemen (zie Fragment 18 t/m
21).
[Fragment 18: Interview met moeder van kind 1 (kind 1), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja zeker! Ja nou vooral het zelfvertrouwen, omdat op een gegeven ogenblik een onderdeel van de gedragsproblemen ook was dat kind 1 heel onzeker was, hmmhmm, Ja. Dus dat kwam op een gegeven ogenblik ook in het rapport. En eh dat zijn ook dingen waar zij met psychologen aan gewerkt heeft en die heeft heel gericht met haar besproken wat-wat ze moeilijk vond en hoe ze ook door zichzelf te belonen eh voor de dingen die ze wel goed deed meer zelfvertrouwen kon krijgen en eh ja, dat systeem dat eh hebben we nu op allerlei dingen toegepast.
[Fragment 19: Interview met moeder van kind 11 (kind 11), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja tuurlijk, absoluut. Ja wij zijn, wij zijn wel ouders die ontwikkeling van een kind heel belangrijk vinden. Niet alleen op school, maar sowieso. Dus thuis zitten we wel euh, niet heel dik bovenop, maar we stimuleren hem wel veel.
[Fragment 20: Interview met moeder van kind 13 (kind 13), Autochtoon. M = moeder]
M: Maar eh, ja, daar waar ze steken laat vallen of daar waar ze een keer geen zin heeft, dan probeer je haar te, te motiveren en stimuleren. en, en heel erg met eh: ‘Je moet gewoon je best doen’. Dus in die zin nooit druk erop gelegd van eh: ‘Je moet een gymnasium gaan halen’. Of zo, helemaal niet. I: Nee
M: Maar wel de stimulans van eh, ja: ‘Geniet gewoon van je schooltijd en eh, leren is belangrijk’.
[Fragment 21: Interview met moeder van kind 20 (kind 20), Autochtoon. M = moeder]
M: Ik geloof meer, ik geloof meer in stimuleren, in motiveren, in ehh.. complimenten maken dan het controle voeren of de ruimte kleiner worden of zo hè, dat je moet laten zien wat je hebt gedaan. Ik vind het iets anders dan als als ze willen laten zien als ehh.. ze iets hebben gedaan of dat als ik zeg van joh laat nou eens zien wat je nou hebt opgeschreven of laat nou eens zien. Zo. Maar niet echt
controleren.
I: En ehh.. het stimuleren van ehh. Ehh.. om het goed te doen?
M: Ja.. ja.. doe je best. Je weet het hè. Zo zeg ik het altijd, als je je best hebt gedaan.. maar kun je niet doen.
I: En ehh.. zelfvertrouwen stimuleren? M: Ja. Dat ehh heel erg (….).
Door 76.2% van de autochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteuning bieden door ‘zorgen dat het kind naar school kan’. Dit doen zij vooral door het kind wakker te maken en het ontbijt klaar
te zetten (zie Fragment 22 en 23).
[Fragment 22: Interview met moeder van kind 9 (kind 9), Autochtoon. M = moeder]
I: En vindt u het bijvoorbeeld ook uw taak om te zorgen dat uw kind naar school kan door eh, hem wakker te maken of eten klaar te maken?
18 M: Ja, zeker. Ja. Anders komt het niet goed (moeder en interviewer lachen). Ja. Ja dat is wel een redelijk
eh vast ritueel van eh, wakker maken en ontbijten. En we eten gewoon aan tafel met z’n allen, weet je wel. En dan gaat iedereen zo op zijn tijd eh de deur uit. maar eh, ja dat vind ik wel een taak ja.
[Fragment 23: Interview met moeder van kind 21 (kind 21), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja zo, dat doe ik nog wel allemaal voor hem. Ik maak hem wel wakker en ik smeer z’n brood ook nog. Ik maak ook z’n trommeltje nog klaar. Maar ik zeg nu wel al: “Volgend jaar moet je dat zelf doen”. I: Ja.
M: Want ik breng hem natuurlijk nu ook nog en ’s morgens naar de oppas dan even dus, ja dan moet tie al wat eerder de deur uit omdat ik zelf om acht uur moet beginnen (………) en eh, ik heb hem al wel zo ver, kleren pak ik ook nog wel voor hem, doe ik ook nog.
I: Hmmhmm.
M: En eh, maar ik heb hem eh wel dat tie eh ’s morgens z’n eigen spul, of de avond dervoor, z’n eigen spullen moet klaarleggen die die de volgende ochtend moet meenemen.
I: Ja.
M: Ik betuttel hem nog wel iets te veel hoor, dat is waar (interviewer grinnikt). Ik ben bezitterig, dat is helemaal waar. Komt misschien ook omdat het er maar één is. Ik heb maar één jochie en.
Door 71.4% van de autochtone ouders wordt genoemd dat zij ondersteuning bieden door ‘helpen bij het huiswerk’. Dit doen zij door middel van overhoren, helpen bij hoe het kind moet studeren (door
bijvoorbeeld het maken van een planning) en het helpen met schrijven van verslagen (zie Fragment
24 en 25).
[Fragment 24: Interview met moeder van kind 18 (kind 18), Autochtoon. M = moeder] I: En helpt u ook bijvoorbeeld bij het huiswerk?
M: Ja.
I: Overhoort u haar wel eens?
M: Ik overhoor der en ik help d’r met werkstukken en onderwerpen, spreekbeurten dat soort dingen. I: Ja.
M: Samen ook op de computer dingen opzoeken en.
[Fragment 25: Interview met moeder van kind 7 (kind 7), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja, dan maak je een huiswerkplanner gewoon eh alle vakken dan alle dagen van de week en één keer in de week zeg je dus ehh, op zondagavond wil ik gewoon je huiswerkplanner zien van volgende week. Ja. En heb je vrijdag een toets, dan stata ie dus al ehh op minimaal dinsdag erin.. dan ga je hem in stukken hakken.. dat soort dingen.
Verder wordt door .24% van de autochtone ouders genoemd dat zij ondersteunen door contact te
zoeken met de leerkracht. Dit doen zij door vaak de school binnen te lopen en mee te doen met
groepsactiviteiten die binnen de school georganiseerd worden (zie Fragment 26 en 27).
[Fragment 26: Interview met moeder van kind 15 (kind 15), Autochtoon. M = moeder]
M: En school vaak binnen lopen. Dat was ook de reden dat eh ik dat de eerste jaren ook gedaan heb. Contact houden ehh met de leerkracht en als ’t even kan meedoen met de eeh groepsactiviteiten die binnen school georganiseerd worden.
[Fragment 27: Interview met moeder van kind 6 (kind 6), Autochtoon. M = moeder] M: Contact houden met de school. Da-dat dat jij snapt waar ze het over hebben.
19
Als laatste wordt door 42.9% van de autochtone ouders genoemd dat zij ondersteuning bieden door
veel te praten over school en wat daar gebeurt (zie Fragment 28 en 29), zowel op het gebied van
school en leren als op sociaal gebied. Dit wordt niet genoemd door de allochtone ouders. Ook wordt in fragment 36 genoemd dat de ouder ‘interesse/belangstelling toont’ dit valt ook onder het thema
‘interesse tonen’.
[Fragment 28: Interview met moeder van kind 13 (kind 13), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja, wat wij altijd hebben gedaan is eh, veel naar vragen hoe het op school gaat, is interesse tonen, belangstelling tonen eh, over hoe, hoe de sfeer is. Of ze met plezier gaat, maar ook: ‘Waar ben je mee bezig geweest?’ (……..). zit je aan tafel alle dagen, de eh, de avondmaaltijd is voor ons echt een moment van: ‘Hoe is je dag gegaan?’ Dan mogen we het alle drie vertellen.
[Fragment 29: Interview met moeder van kind 5 (kind 5), Autochtoon. M = moeder]
M: Ehh nou heel belangstellend zijn denk ik en eh ja praten over school dat is eigenlijk een beetje hetzelfde. Ehm ja. Een een kind steunen in keuzes die die maakt, überhaupt je ehh openstaan voor alles wat er eh wat er gebeurt op school.
Wat zijn de verschillen in ondersteuning bij school tussen allochtone en autochtone ouders?
Er zijn kwalitatieve verschillen naar voren gekomen op het gebied van ondersteuning bij
school tussen allochtone en autochtone ouders. Er lijkt bijvoorbeeld een verschil te zijn in hoe
allochtone en autochtone ouders het kind stimuleren. Allochtone ouders lijken meer te stimuleren
op het gebied van het goed te doen op school en een diploma te halen. Autochtone ouders lijken
meer te stimuleren op het gebied van zelfvertrouwen. Ook is er een verschil in zorgen dat het kind
naar school kan. Allochtone ouders benoemen hierbij vaak als reden dat het de eigen
verantwoordelijkheid van het kind is en dat zij dit daarom niet nodig vinden om te doen. Op het
gebied van controleren en monitoren geven autochtone ouders vaak aan dat zij dit meer in een
coachende rol doen, dit terwijl allochtone ouders vaker aangeven dat het controleren een belangrijke
taak is in de ondersteuning bij school. Het controleren en monitoren lijkt bij autochtone ouders meer
20 Figuur 1. Ondersteuning bij school volgens allochtone ouders
Figuur 2. Ondersteuning bij school volgens autochtone ouders
Naast deze kwalitatieve verschillen kwamen ook kwantitatieve verschillen naar voren. In
Tabel 2 zijn de antwoorden van allochtone en autochtone ouders met elkaar vergeleken. Opvallend
is hierbij dat 81.8% van de allochtone ouders aangeeft dat zij controleren en monitoren tegenover
61.9% van de autochtone ouders. Allochtone en autochtone ouders verschilden hierin niet significant van elkaar (χ2(1) = 2.65, p = .104). Allochtone ouders geven aan het kind meer te
stimuleren (81.8%) dan autochtone ouders (81%). Dit verschil was echter niet significant (χ2(1) =
Ondersteuning bij school
Stimuleren: waarschuwen en preken over het belang van school
Controleren en monitoren: cijfers en huiswerk goed
controleren Helpen bij huiswerk: lukt vaak niet door gebrekkige kennis Allochtone ouders
Zorgen dat het kind naar school kan: eigen
verantwoordelijkheid
Ondersteuning bij school
Stimuleren en motiveren: op het gebied van zelfvertrouwen
Controleren en monitoren in een coachende rol: gericht op
de autonomie en zelfstandigheid Helpen bij huiswerk: planning, overhoren en helpen bij verslagen Autochtone ouders
Praten over school: over de werkzaamheden en
de sfeer Zorgen dat
het kind naar school kan:
wakker maken en
ontbijt klaarzetten
21
0.01, p = .936). Autochtone ouders geven aan meer hulp te bieden bij het zorgen dat het kind naar
school kan (76.2%) dan allochtone ouders (69.7%). Allochtone en autochtone ouders verschilden
echter niet significant in het wel of niet zorgen dat het kind naar school kan (χ2(1) = 0.27, p = .604).
Ook geven autochtone ouders vaker aan dat zij helpen bij het huiswerk van hun kind (71.4%) dan allochtone ouders (39.4%). De allochtone en autochtone ouders verschilden hierin significant (χ2(1)
= 5.28, p = .022).
Autochtone ouders geven ook vaker aan te praten met hun kind over school (42.9%) dan
allochtone ouders (0.03%). De allochtone en autochtone ouders verschilden hierin significant (χ2(1)
= 13.49, p < .001). Als laatste geven meer allochtone ouders aan contact te zoeken met de leerkracht
(15.2%) dan autochtone ouders (0.24%). Dit verschil was echter niet significant (χ2(1) = 1.40, p =
.236).
Tabel 2
Ondersteuning thuis door allochtone (n = 33) en autochtone ouders (n = 21)
Allochtone ouders Autochtone ouders Taken n % van Totaal n % van Totaal Controleren en monitoren 27 81.8 13 61.9 Kind stimuleren 27 81.8 17 81.0
Zorgen dat kind naar school kan 23 69.7 16 76.2
Helpen bij huiswerk 13 39.4 15 71.4
Praten over school 1 0.03 9 42.9
Contact zoeken met leerkracht 5 15.2 1 0.24
22
het huiswerk (42.4%) dan autochtone ouders (.10%). Allochtone ouders geven bijvoorbeeld aan dat
ze zelf nooit hebben geleerd of een andere methode hebben gehad waardoor zij het kind ook niet
kunnen helpen. Daarnaast benoemt één autochtone ouder dat zij interesse toont door belangstelling
te tonen en te vragen hoe de sfeer in de klas is. ‘Praten over school’, ‘contact zoeken met de
leerkracht’ en ‘interesse tonen’ zijn echter niet specifiek uitgevraagd in het interview, waardoor het
slechts bij enkele ouders aan bod kwam.
Welke suggesties geven allochtone ouders voor de school om de samenwerking te verbeteren?
Als verbeterpunten geven allochtone ouders aan dat ze graag meer contact willen met school
en dat ze graag willen dat dit contact ook meer vanuit de school en leerkrachten zelf komt. Er zijn
op dit moment wel rapportbesprekingen of vergaderingen maar als het met het kind op school qua
gedrag niet goed gaat of wanneer het kind afwezig is dan wordt hierover geen contact opgenomen.
Daarbij geven zij ook aan dat het belangrijk is om tijdig contact te zoeken dus meteen wanneer het
de verkeerde kant dreigt op te gaan en niet afwachten tot de cito uitslag of een ouderavond. Verder
geven allochtone ouders aan dat het fijn zou zijn als er meer informatieavonden en vergaderingen
zouden komen over het kind waaronder ook meer één op één gesprekken over het kind. Ook geeft
een ouder aan dat het prettig is om te weten hoe zaken werken (zoals de cito of andere gebruikelijke
dingen op school) en meer willen weten over wat er nou precies op school gebeurt. Daarnaast geven
sommige ouders aan dat er een huiswerkklas moet zijn met ruimte voor extra lessen en huiswerk en
dat dit na schooltijd moet zijn in plaats van tijdens school (zie Fragment 30 t/m 34).
[Fragment 30: Interview met moeder van kind 10 (kind 10), Allochtoon. M = moeder]
M: Ik denk sowieso in principe meer contact in groep 8 zeg maar, dan omdat ze toch een belangrijke jaar waar je toch euh. Het is echt erop of eronder op dat moment en dan heb ik gemist dan. Het is
meestal… Je komt op een ouderavond je bespreekt even de cijfers. Maar echt inhoudelijk wat het inhoudt wat er precies gebeurt dat euh dat heb ik niet echt gehad.
I: Wat.. Hoe zou dat het best kunnen volgens jou? Wat.. Wat zou.. Wat wat verwacht je bijvoorbeeld van de leraren?
M: Bijvoorbeeld informatieavond ofzo of eh in de zin van de gelegenheid stellen om dan toch een ouder meer in te lichten over van wat er nou precies op school gebeurt. Ja kijk, ik zelf op school ik zit zelf op school dus ik weet wat er aan de hand is maar als je daar op school komt dan krijg je toch van die verhalen te horen van: ja maar wat bedoelen ze daarmee of euh hoe zit dat in elkaar of de cito toets en noem maar op. Dat is meestal niet algemeen bekend bij hun. Vooral als het je eerste kind is dus ik denk dat het daardoor een hele goeie..
23 I: Wordt daar geen informatie gegeven op die school, op de school waar ALL10 op zit?
M: Het is wel informatie geven in die zin van je hebt het. I: Ja.
M: Maar niet echt de voorlichting van je echt de voorlichting weet waar je aan toe bent en wat de consequenties van zijn. Hoe je kinderen moet aanpakken en noem maar op.
[Fragment 31: Interview met moeder van kind 12 (kind12), Allochtoon. M = moeder]
M: ja als het minder is in de vakken moeten iets mee hulp aan hem geven en extra huiswerk in de vakken die heeft minder moet daar een extra extra werk dit is eigenlijk mijn idee weet ik niet.
[Fragment 32: Interview met moeder van kind14 (kind14), Allochtoon. T = tolk]
T: Ja ze moeten ze veel aandacht geven en ze moeten hun problemen kennen, hun lesgeven en veel huiswerk geven. Als ze een kind zien dat een probleem heeft of niet helemaal goed bij zijn hoofd is of geestelijk niet in orde is, dan moeten ze de ouders waarschuwen. Niet van het op school zijn, dus ik ben aan het werk, dus laat ze maar doen wat ze niet laten kunnen (…..) Er moet altijd een vergadering zijn voor de communicatie. Ze moeten in contact blijven met de school. Niet zo van, het kind is naar school en niet weten wat hij daar doet. Er moeten altijd vergaderingen zijn om te vertellen.. scholen moeten aan ouders vertellen wat er aan de hand is.
[Fragment 33: Interview met moeder van kind 20 (kind 20), Allochtoon. T = tolk]
T: Ze vindt het heel erg belangrijk dat eh de school zelf ehm meer gesprekken aan moet gaan met de ouders, één op één gesprekken met de ouders. Dus om de maand zowat. Maar dat gebeurt helaas niet. Ouders moeten zelf meestal een afspraak maken en dat alleen als het echt om iets belangrijks gaat. Eh maar de moeder vindt het juist belangrijk dat de school zelf afspraken maakt met de ouders om de voortgang van het kind te bepalen. Als er ergens ehm iets misgaat, als er een achterstand is, dat die ouders dat voor de rapportvergadering weten. Dat ze dat weten voordat d’r rapport wordt uitgereikt, zodat ze d’r wat aan kunnen doen (….). Moeder is een paar keer de discussie aangegaan met
leerkrachten dat dat eh.. over het feit dat ze heel veel dingen pas op de rapportavond hoort, terwijl daar al een hele lange tijd over heen is verstreken. Eh, ze vindt het toch wel belangrijk dat ze dat eerder hoort als er een probleem is, want dan kan ze d’r wat aan doen. Eh bijvoorbeeld eh.. in dit geval bij haar dochter draait het erom dat zij een lagere…een lage tempo had en dat ze ook een taalachterstand had, waardoor ze zich niet zo goed kon eh.. uitdrukken. De moeder eh.. vindt het dat het juist belangrijk is dat ze het van te voren weet, zodat ze er wat aan kunnen doen.
[Fragment 34: Interview met vader van kind 32 (kind 32), Allochtoon. V = vader]
V: Nou, dat het gewoon eh op het moment dat het niet goed gaat op tijd gewoon eh waarschuwen van eh gaat niet goed. Ze moeten eerder op de hoogte stellen wat wij moeten doen om om beter te laten verlopen. Vind ik met mijn zoon ook en mijn dochter. Waren ze een beetje laat mee.
Samengevat geven ouders veel aan dat zij het hebben van contact met de school als prettig ervaren.
De belangrijkste onderwerpen en suggesties die allochtone ouders noemen zijn meer contact over
het kind maar ook wat er precies op school gebeurt. Daarbij geven ze aan dat dit ook tijdig moet
gebeuren zodat er nog wat aan te doen is. Er zijn ook veel allochtone ouders (36.4%) die de
samenwerking op dit moment al als prettig ervaren en zij weten ook geen verbeterpunten te
24
Welke suggesties geven autochtone ouders voor de school om de samenwerking te verbeteren? Ook autochtone ouders geven als suggestie ter verbetering aan dat er meer gesprekken over
leerlingen kunnen plaatsvinden. Maar ook over wat de leerkrachten zelf doen en leren op het gebied
van sociaal-emotionele ontwikkeling op bijvoorbeeld studiedagen zouden autochtone ouders prettig
vinden om meer over te weten. Daarnaast geven ouders aan het prettig te vinden om te weten wat de
leerkrachten zelf vinden van de sfeer in de klas. De school moet volgens sommige ouders meer een
dialoog voeren met de ouders. Ook wanneer ouders blijven doorzeuren over hun eigen kind vinden
ouders het prettig wanneer leerkrachten en/of de directeur toch in gesprek blijven met de ouders (zie
Fragment 35 t/m 38).
[Fragment 35: Interview met moeder van kind 1 (kind1), Autochtoon. M = moeder]
M: Nou ik vond ik vind altijd te 10-minutengesprekken altijd ontzettend kort. Ja, daar zullen ze niet blij mee zijn als je zegt dat je dat langer wil, maar eh ik had altijd het gevoel van dat je net begonnen was met eh ‘der over te praten en dan was het alweer afgelopen. Dus eh ja, dat ik toch veel eh gebruik heb gemaakt van de mogelijkheid om dan eh na school nog met een aparte afspraak eh met de leerkracht ehh over kind 1 te praten. En ook al in groep 6/7 met die leerkracht waar ze niet goed mee overweg kon heb ik dat een aantal keer gedaan, maar ja toen ging het niet zo zeer over de slechte leerprestaties van kind 1, maar veel meer over ruzies onderling. Maar ehm ja dat twee keer per jaar
10-minutengesprekje als het daarvan af zou moeten hangen, dan zou dat gewoon veel te weinig zijn, vind ik.
I: Oké. Meer of langere gesprekken? M: Ja!
I: En eh als u naar het schooladviesproces kijkt of naar de schooladvies de hele procedure, is dat eh-zijn daar nog punten die eh beter zouden kunnen?
M: (…..) en verder ja de voorlichting en de procedure van zo’n informatiemarkt van die school. [Fragment 36: Interview met moeder van kind 13 (kind 13), Autochtoon. M = moeder]
M: Dus ehm wat zouden ze kunnen verbeteren? Naja, dat iets wat we op school sowieso veel, van de hele communicatie naar ouders toe eh, daar mag nog wel een boel in verbeterd worden en een boel in eh aangestuurd.
I: Op welke manier dan?
M: Ehm, nou gewoon meer, nog meer de openheid naar eh, nou, naar dit soort dingen. Van hoe, hoe het team bijvoorbeeld denkt over ehm, de sociaal-emotionele ontwikkeling, of de sfeer in de groep. En wat ze daarin doen en wat ze daar eh, als school in doen als ze studiedagen hebben gehad. En dat is volgens mij heel slim als ze daar gewoon ouders over inlichten. Van: (enthousiast) ‘Oh, we hebben nu weer die *naam school* dagen gehad en dat was zo inspirerend!’ We krijgen het wel via de
nieuwsbrief te horen… Dus het is niet zo dat ze, dat helemaal niet doen. Maar volgens mij zouden ze daar nog veel meer eh, enthousiast gebruik van kunnen maken. Om gewoon meer die uitstraling te krijgen van ‘Yes, hier gaan we voor’. Mhm en dan echt face-to-face eh, met ouders, op ouderavond… [Fragment 37: Interview met moeder van kind 2 (kind 2), Autochtoon. M = moeder]
M: Luisteren. Soms nog beter luisteren. In dialoog blijven en ehh soms wordt het. Wij hebben met school een hele kwetsbare periode achter de rug en dan merk je op een gegeven moment dat zij ook wel op een grens zitten. En als ouder wordt je dan steeds dwingender, want je verwacht ook veel. Je moet ook wel even. Ja. En dan ga je merken dat ze de deuren dicht gaan sluiten. Want ze willen al die
negativiteit niet horen, ze willen alleen maar leuke dingen horen en ja. Dan krijg je dan is het scholen die wel willen dialoog houden, maar zitten op een gegeven moment voel ik het ook wel aan ja. Dan hun taks en dat blijft dan moeilijk want juist als kinderen problemen gaan krijgen of een groep heel
25 zwaar is, dan die dialoog open houden (….). en dat vraagt een hele stevige directeur (…..). Een directeur die conflicten aandurft.
[Fragment 38: Interview met moeder van kind 7 (kind 7), Autochtoon. M = moeder]
M: Ja en communicatie daarover daar heb ik eh denk ik heel veel over gedaan in de zin van eh je gaat naar school en je hebt het er over. En wat ik heel erg gemerkt heb eh is dat als ik het loslaat, de school er ook niet meer op terugkomt, dus ehh ik vind wel heel erg dat je haast de school eh een schop onder der hol moet geven om het maar even plat te zeggen.
De belangrijkste onderwerpen en suggesties die worden genoemd door de autochtone ouders zijn
vooral op het gebied van meer contact met de leerkrachten. Ouders geven aan dat er misschien meer
gesprekken over het individuele kind kunnen komen en dat er altijd een dialoog moet blijven tussen
de ouder en de leerkracht. Ook informatieavonden over waar de school precies mee bezig is maar ook
meer informatie op het gebied van leer- en gedragsstoornissen geven ouders aan als suggestie voor
verbetering.
Wat zijn de verschillen in suggesties voor verbetering tussen allochtone en autochtone ouders?
Er lijken veel overeenkomsten tussen allochtone en autochtone ouders in hun suggesties
voor verbetering van de samenwerking met de school (Figuur 3). Meer gesprekken over het kind en
contact zoeken en dialoog behouden met de ouders wordt bijvoorbeeld door zowel allochtone als
autochtone ouders genoemd. Ook informatie avonden als suggestie wordt door beide groepen
ouders genoemd. Wel leggen allochtone ouders hierbij de nadruk op wat er op school gebeurt met
hun kind en hoe je het kind thuis moet opvoeden, terwijl autochtone ouders meer informatie willen
over waar de school mee bezig is (zoals studiedagen van leerkrachten). Daarnaast noemen beide
groepen ouders meer samenwerking/contact over leer- en gedragsproblemen. Allochtone ouders
geven als suggestie echter ook aan dat zij extra huiswerkklassen zouden willen, dit wordt niet door
26 Figuur 3. Samenwerking met school volgens allochtone en autochtone ouders
Discussie
Om meer kennis over de (samenwerkings-) relatie tussen de allochtone en autochtone ouders en de
school te krijgen en om beter beleid op te kunnen stellen voor scholen is onderzocht wat allochtone
en autochtone ouders thuis doen om de samenwerking met de school te vergroten. Daarnaast is
autochtone en allochtone ouders gevraagd wat zij van de samenwerking met de school vinden en
welke suggesties voor verbetering zij geven voor de school om deze samenwerking te verbeteren.
Het kind ondersteunen bij school
Er zijn kwalitatieve en kwantitatieve verschillen gevonden tussen allochtone en autochtone
ouders op het gebied van ondersteuning. Waar allochtone ouders aangeven te controleren en
monitoren op het gebied van cijfers en huiswerk geven autochtone ouders aan een meer coachende
rol aan te nemen. Deze gegevens lijken overeen te komen met de bevindingen uit eerdere studies
waarin autochtone ouders meer autonomie zien als zelfstandigheid in het denken en doen van het
kind (Nijsten & Pels, 2000). In westerse culturen wordt vaak ervaren dat het stimuleren van de
Samenwerking met school
Meer samenwerking met
ouders op het gebied van leer- en gedragsstoornissen
Tijdig contact zoeken (voordat het de verkeerde
kant op gaat) Informatieavonden (wat gebeurt er op
school, hoe kun je een kind aanpakken en waar is de school zelf
mee bezig) Meer
individuele gesprekken over het kind
Dialoog voeren met ouders
27
autonomie van het kind een belangrijk onderdeel van de opvoeding en wordt een overmaat aan
controle als belemmering van de ontwikkeling ervaren (Shen, 2011).
Op het gebied van emotionele steun stimuleren autochtone ouders vooral zelfvertrouwen en
allochtone ouders vooral het belang van goede schoolprestaties voor later. Sleutelwoorden bij de autochtone ouders zijn hierbij het ‘motiveren’ en ‘stimuleren’ terwijl bij allochtone ouders meer de
nadruk ligt op het ‘waarschuwen’ en ‘preken’. Ook geven autochtone ouders meer aan te praten
over school en hoe de dag is geweest. Kinderen van allochtone ouders blijken minder emotionele
steun te ervaren dan kinderen van autochtone ouders (Distelbrink & Pels, 2000). Het stimuleren van
het zelfvertrouwen is een vorm van emotionele steun (Skinner, 1995) en dit heeft een positieve
invloed op de schoolprestaties, motivatie en het welbevinden (Huyer, Otten, De Vries, & Engels,
2010; Simons-Morton & Chen, 2009; Wentzel, 1998). Ook blijkt uit eerder onderzoek dat er bij
allochtone ouders minder ruimte is voor een warme, persoonlijke en ondersteunende relatie. Er lijkt
een meer afstandelijke relatie te zijn waarin machtsverhoudingen zichtbaar zijn (Gemert, 1998). De
manier waarop allochtone ouders betrokken zijn lijkt dus minder effectief op deze gebieden.
Autochtone ouders geven vaker aan het kind te ondersteunen door te zorgen dat het naar
school kan. Allochtone ouders geven hierbij aan dat kinderen voor zichzelf moeten leren zorgen en
dat het hun eigen verantwoordelijkheid is en dat zij om deze reden dan ook minder ondersteunen op
dit vlak. Dit komt overeen met de literatuur waarbij bij allochtone ouders de autonomie meer wordt
gezien in de vorm van zelfredzaamheid (Nijsten & Pels, 2000).
Allochtone ouders geven minder dan autochtone ouders aan hun kinderen te helpen bij het
maken van huiswerk. De allochtone ouders die deelnamen aan dit onderzoek hadden gemiddeld een
lagere opleiding dan de autochtone ouders. De belangrijkste indicator voor de sociaaleconomische
status is het opleidingsniveau (Verweij, 2010). De lagere sociaaleconomische status kan een
verklaring zijn voor de mindere ouderbetrokkenheid (Smit et al., 2003). Door het volgen van een
lagere opleiding hebben allochtone ouders een gebrek aan kennis waardoor zij hun kinderen minder
28
Dat allochtone ouders minder betrokken zouden zijn bij school (Verhoeven et al., 2003) is
maar deels terug te zien in de resultaten van dit onderzoek. Het kwantitatieve en kwalitatieve
verschil in het helpen bij het huiswerk lijkt te kunnen worden verklaard vanuit de lagere
sociaaleconomische status van allochtone ouders (Smit et al., 2003). Echter de verklaring van een
lagere sociaaleconomische status lijkt niet op te gaan voor sommige van de andere kwantitatieve en
kwalitatieve verschillen tussen allochtone en autochtone ouders. In plaats van een verschil in de
mate van betrokkenheid lijkt er vooral een verschil te zijn in de manier waarop allochtone ouders
betrokken zijn. De kwalitatieve verschillen op de andere gebieden lijken inderdaad deels samen te
hangen met de culturele verschillen door de individualisme-collectivisme (IC) dimensie (Nijsten &
Pels, 2000). Op het gebied van autonomie lijken autochtone ouders inderdaad meer belang te
hechten aan de onafhankelijkheid in denken en doen terwijl allochtone ouders dit meer associëren
met zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid zoals te zien is bij het wel of niet ondersteunen door
te zorgen dat het kind naar school kan. Dit komt overeen met eerdere bevindingen over de
kwalitatieve verschillen op het gebied van autonomie (Nijsten & Pels, 2000; Pels, Distelbrink, &
Postma, 2009). Ook bij het controleren en monitoren bij het huiswerk en cijfers van het kind is het
verschil in hoe ouders autonomie opvatten terug te zien. Het stimuleren van de autonomie op dit
gebied wordt door de autochtone ouders meer in een coachende rol gedaan in plaats van het
daadwerkelijk controleren van cijfers en huiswerk.
Suggesties voor de school om de samenwerking te verbeteren
In dit onderzoek noemen autochtone en allochtone ouders als belangrijk verbeterpunt dat de
school en de leerkrachten zelf meer contact moeten zoeken met de ouders. Het contact zou vorm
gegeven moeten worden door informatieavonden, vergaderingen maar ook door meer één op één
gesprekken over het kind. Uit eerdere bevindingen blijkt dat er inderdaad te weinig contact wordt
opgenomen met ouders (SCP, 1999). Allochtone en autochtone ouders verschilden echter van elkaar
29
hoe je het kind thuis kan opvoeden. Dit lijkt overeen te komen met eerdere bevindingen dat
communicatie over de opvoeding zou kunnen worden verbeterd (Veen & Erp, 1995, 1997, 1999).
Ook willen allochtone ouders meer informatie over het gedrag van het kind in de klas. Dit sluit aan
bij eerder onderzoek waarbij naar voren komt dat leerkrachten vaak met verbazing en met ongeloof
reageerden wanneer allochtone ouders vertelden dat het kind thuis gewoon gehoorzaam is terwijl
het kind op school gedragsproblemen vertoonde (Elbers & De Haan, 2014). Autochtone ouders
willen juist meer informatie over waar de school mee bezig is (zoals studiedagen van leerkrachten).
Kinderen van autochtone ouders hebben het voordeel dat de school en ouders meer dezelfde
waarden en normen hanteren. De culturele ervaringen die zij thuis opdoen passen beter bij de
ervaringen op school (Pels, 2000b; Portes & MacLeod, 1996). Dit verklaart mogelijk waarom
allochtone ouders hier meer informatie over willen. Er blijkt sprake te zijn van onwetendheid bij
allochtone ouders waardoor er een verschil is in normen en waarden tussen de thuis- en
schoolsituatie. Dit verschil kan bij allochtone kinderen leiden tot moeilijkheden bij het aanpassen
aan school en zorgen voor een lagere mate van betrokkenheid (Chiu, Pong, Mori, & Chow, 2012).
Het verkleinen van de culturele verschillen tussen de school en de ouders werden in deze
interviews niet specifiek genoemd als verbeterpunt. Allochtone ouders gaven wel aan het prettig te
vinden om te weten hoe zaken op school werken (zoals de cito) ook gaven zij aan meer te willen
weten over wat er nou precies op school gebeurt. Uit eerdere bevindingen blijkt dat de afstand
tussen allochtone ouders en de school groter is omdat zij minder kennis hebben van het
schoolsysteem. Dit is verweven met de culturele verschillen tussen de ouders en de school (De
Haan & Elbers, 2005). Om deze reden is het belangrijk om bewust te zijn van deze culturele
verschillen. Er is in dit onderzoek ook een cultureel verschil gevonden in de ondersteuning thuis (de
IC dimensie en het verschil in emotionele steun). Ook blijkt uit eerder onderzoek dat allochtone
ouders aangeven dat er bijna geen rekening wordt gehouden met de opvattingen en handelingswijze
30 Beperkingen
Het huidige onderzoek kent een aantal beperkingen. Als eerste is er sprake van een relatief kleine
steekproef (n = 54). De resultaten kunnen hierdoor een vertekend beeld geven van de werkelijkheid
en kwantitatieve verschillen kunnen hierdoor berusten op toeval. Echter, het belang bij dit
onderzoek was om met name de kwalitatieve verschillen aan het licht te brengen en in te gaan op
welke manier allochtone en autochtone ouders verschillen in de mate van ondersteuning bij school. Een andere beperking is dat er gebruik is gemaakt van standaard thema’s in het interview.
Daarnaast kwamen bij sommige ouders ook de thema’s ‘contact zoeken met de leerkracht’, ‘praten
over school’ en ‘interesse tonen’ aan bod. Er kunnen over deze gegevens echter weinig uitspraken
worden gedaan omdat deze niet met alle ouders zijn besproken.
In dit onderzoek is niet meegenomen hoe betrokken de ouders zijn op school. Er is alleen
gekeken naar de betrokkenheid thuis en de ervaring van de communicatie tussen de school en thuis.
Betrokkenheid van ouders op school is wel al vaker onderzocht (Dauber & Epstein, 1993; Smit et
al., 2001; Verhoeven & Van Heddegem, 1998; Weinberger et al., 1990) maar juist het onderzoeken
van de combinatie geeft een geheel beeld van ouderbetrokkenheid (Manz et al., 2004).
Niet bij elk interview was een tolk aanwezig en hierdoor is er kans dat sommige allochtone
ouders bepaalde vragen niet goed hebben begrepen en hierdoor niet of anders dan bedoeld hebben
geantwoord. Dit zou in het vervolg opgelost kunnen worden met een standaard tolk bij elk
interview.
Aanbevelingen voor onderzoek en praktijk
Er zal er nog een verdiepend onderzoek kunnen worden gedaan naar of de manier van
ondersteuning en betrokkenheid bij school zorgt voor een positief of negatief gevolg van de
prestaties van het kind. Er is al onderzocht dat ouderbetrokkenheid op zichzelf positieve gevolgen
heeft voor het kind (Barnard, 2004; Driesen et al., 2005; McWayne et al., 2004) en ook dat
31
alleen nog niet onderzocht of de manier waarop ouders betrokken zijn, en dus ondersteuning bieden
vanuit thuis, invloed heeft op deze resultaten. Uit huidig onderzoek is gebleken dat allochtone
ouders thuis op een andere manier ondersteuning bieden bij school dan autochtone ouders.
Allochtone ouders leggen bijvoorbeeld een andere nadruk op de autonomie en zelfstandigheid dan
dat autochtone ouders dit doen. Uit onderzoek blijkt dat in de Nederlandse cultuur een overmaat van
controle als belemmering van de ontwikkeling wordt ervaren (Shen, 2011) maar of deze manier van
ondersteuning ook negatieve in plaats van positieve gevolgen heeft is nog niet onderzocht.
Vervolgonderzoek zou gericht kunnen zijn op de onderbelichte thema’s zoals ‘contact zoeken met de leerkracht’ en ‘praten met het kind over school’. Praten over school leek in dit
onderzoek meer te worden gebruikt als manier van ondersteuning door autochtone ouders dan
allochtone ouders, maar dit zal nog verder moeten worden onderzocht. Uit eerdere bevindingen
blijkt dat praten over school een belangrijke vorm van ondersteuning is (Dom 2004; Pena, 2000).
Omdat zowel allochtone als autochtone ouders aangaven graag meer individuele gesprekken
en informatieavonden te willen zouden scholen een beleid kunnen opstellen om ervoor te zorgen dat
allochtone maar ook autochtone ouders meer, of op een andere manier, betrokken worden bij de
school. Dit kan de school doen door meer individuele gesprekken te voeren met de ouders, meer
informatie avonden te geven over wat er op school gebeurt maar ook over hoe je het kind thuis kan
opvoeden. Daarnaast kan er in het beleid komen te staan dat er tijdig contact gezocht moet worden
met de ouders wanneer het niet goed gaat. De school kan hierbij een plan van aanpak maken over
wanneer zij ouders inlichten wanneer het niet goed gaat met het kind en hoe zij dit doen.
Dat allochtone ouders aangeven minder te helpen bij het huiswerk van kinderen leek te
worden verklaard door de gebrekkige kennis van de allochtone ouders over het schoolwerk. De
school zou hierin tegemoet kunnen komen door meer ondersteuning te bieden over hoe ouders de
kinderen hierbij kunnen begeleiden zodat deze vorm van ondersteuning ondervangen kan worden.
Uit eerdere bevindingen blijkt dat het belangrijk is dat ouders hun kinderen helpen bij het huiswerk
32 Literatuur
Barnard, W. M. (2004). Parent involvement in elementary school and educational attainment.
Children and Youth Services Review, 26, 39-62.
Boeije, H. R. (2014). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Bronfenbrenner, U. (1986). Ecology of the family as a context for human development: Research
perspectives. Developmental Psychology, 22, 723-742.
Bruin, G. de, Linden, J. van de, Vegt, A. van de, & Aa, R. van der. (2012). Monitor
ouderbetrokkenheid in het po, vo en mbo. Rotterdam: Ecorys en Oberon.
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) [Central Bureau for the Statistics] (2014). Jaarrapport
Integratie. Geraadpleegd op
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/E6878ED8-0347-4ED0-8A8D-360AB79022B2/0/jaarrapportintegratie2014pub.pdf
Chiu, M. M., Pong, S., Mori, I., & Chow, B. W. Y. (2012). Immigrants student’s emotional and
cognitive engagement at school: A multilevel analysis of students in 41 countries. Journal of
Youth Adolescence, 41, 1409-1425.
Christenson, S. L. (2004). The family-school partnership: An opportunity to promote the learning
competence of all students. School Psychology Review, 33, 83-104.
Corner, J. P., & Haynes, N. M. (1991). Parent involvement in schools: An ecological approach. The
Elementary School Journal, 91, 271-277.
Crozier, G. (2000). Schools and parents: partners or protagonists. Staffordshire: Trentam Books
Limited.
Cutler, W. (2000). Parents and schools: The 150-year struggle for control in American Education.
Chicago: The University of Chicago.
Dauber, S. L., & Epstein, J. L. (1993). Parents’ attitudes and practices of involvement in inner-city
elementary and middle schools. In N. F. Chavkin (Ed.), Families and schools in a pluralistic