• No results found

Van koetjes en kalfjes naar keiharde catchphrases : een onderzoek naar de stijl van het politieke interview in talkshows uitgezonden op de publieke en de commerciële omroep

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van koetjes en kalfjes naar keiharde catchphrases : een onderzoek naar de stijl van het politieke interview in talkshows uitgezonden op de publieke en de commerciële omroep"

Copied!
83
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VAN KOETJES EN KALFJES NAAR

KEIHARDE CATCHPHRASES

Een onderzoek naar de stijl van het politieke interview in talkshows uitgezonden op de publieke en de commerciële omroep

Masterscriptie – Universiteit van Amsterdam Politicologie: Politieke Theorie en Politiek Gedrag 22 juni 2015

Lisa van de Voort begeleider: dr. Philip van Praag 10759786 tweede lezer: Tjitske Akkerman [email protected] aantal woorden: 19.067

(2)

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 3

2. Theoretisch Kader 5

2.1 Kenmerken van het politieke interview 5 2.2 Het politieke interview ten tijde van de medialogica 7 2.3 Rolopvattingen journalisten en politici 11

2.4 Talkshows 13

2.5 Controle over het politieke interview 15 2.6 Het duale omroepstelsel 17

3. Hypotheses 19 4. Onderzoeksmethoden en operationalisering 23 4.1 Casus selectie 23 4.2 Inhoudsanalyse 25 4.3 Operationalisering hypotheses 26 5. Resultaten 29 5.1 Politici te gast 29 5.2 Spreektijd 31 5.3 Personalisering 32 5.4 Interpretatieve journalistiek 38 5.5 Confronterende stijl 44 6. Discussie 55 7. Bibliografie 59 8. Bijlage 62 9.1 Codeboek 62

(3)

1. INLEIDING

Er zijn alweer 25 jaren verstreken sinds de eerste op Nederland gerichte commerciële zender werd toegelaten op de Nederlandse televisie. De introductie van de commerciële omroep heeft het Nederlandse televisielandschap blijvend veranderd. Waar de publieke omroep in zijn missie de nadruk legt op het belang van het informeren, inspireren en amuseren van het Nederlandse publiek, sprak medeoprichter van RTL Ruud Hendriks vlak na de oprichting “Als ze morgen ineens massaal bloemkolen willen zien, dan krijgen ze bloemkolen.” Het is aannemelijk dat de commerciële omroep het karakter van de publieke omroep niet geheel onaangetast heeft gelaten. Door de opkomst van de commerciële televisie zijn kijkcijfers ook voor de publieke omroep een belangrijkere rol gaan spelen. De hoogte van de vergoeding die de publieke omroep van de overheid ontvangt wordt ten dele bepaald door het aantal leden van de omroep en het aantal kijkers dat hun programma’s trekt. De concurrentiestrijd tussen de publieke en de commerciële omroep is elke doordeweekse avond weer voelbaar wanneer Humberto Tan, presentator van de RTL talkshow RTL Late Night en Jeroen Pauw,

presentator van talkshow Pauw uitgezonden op de publieke omroep, strijden om de meeste kijkcijfers. In dit onderzoek zal er worden gekeken naar de vraag in hoeverre de stijl van het politieke interview in talkshows in de loop der jaren is veranderd in Nederland. Er zal daarnaast worden gekeken of er hierin een verschil te zien in tussen de publieke en de commerciële omroep.

In deze scriptie staat de volgende vraag centraal:

In hoeverre verschilt de stijl van het politiek interview in talkshows uitgezonden in 2003/2004 met talkshows uitgezonden in 2014/2015? Is hierin een verschil te zien tussen talkshows uitgezonden op de publieke omroep en talkshows uitgezonden op de commerciële omroep?

Het antwoord op deze onderzoeksvraag zal worden gevonden door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse van politieke interviews in talkshows uitgezonden op de publieke en commerciële omroep. Er wordt gekeken naar talkshows uitgezonden in 2003/2004 en 2014/2015.

Deze scriptie zal eerst ingaan op de bestaande literatuur omtrent de kenmerken van het politiek interview en het fenomeen talkshows. Daarnaast zal er worden ingegaan op het

(4)

mediatijdperk waarin de media zich momenteel bevinden. Vervolgens zal er middels een kwantitatieve inhoudsanalyse worden gekeken naar bepaalde stijlkenmerken van het politieke interview waaronder de tijd dat de politicus aan het woord is, naar de mate van

personalisering in de politieke interviews, naar de vraag of er sprake is van interpretatieve journalistiek en naar de vraag in hoeverre er gesproken kan worden van een confronterende stijl in politieke interviews.

Het politieke interview in talkshows is een interessant onderwerp van onderzoek. Door de vele veranderingen in de relatie tussen de media en de politiek is het aannemelijk dat de stijlkenmerken van het politieke interview ontwikkelen. Politieke interviews in talkshows zijn in het bijzonder interessant door de verschuiving van het politieke interview van

actualiteitenrubrieken naar talkshows. Omdat verschillende talkshows op deze manier een belangrijke bron van informatievoorziening worden, is het interessant om te kijken hoe zij deze taak vervullen.

(5)

2. THEORETISCH KADER

Het politieke interview

Het politieke interview zal in dit onderzoek centraal staan. In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de reeds bestaande literatuur over het politieke interview. Hoewel het politieke interview van groot belang is in de dagelijkse communicatie van informatie naar een groot publiek, is er door politieke wetenschappers verrassend weinig aandacht aan besteed. Voordat verder zal worden ingegaan op de betekenis van het politieke interview in het Nederlandse medialandschap, zal eerst worden besproken wat er precies onder een politiek interview kan worden verstaan. De kenmerkende elementen van het politieke interview zijn het best te onderscheiden wanneer men het politieke interview vergelijkt met een normaal gesprek over politiek. Een aantal belangrijke verschillen valt op.

Het politieke interview is een mediaevent dat is opgezet door een mediaorganisatie. Het is dus geen spontaan gesprek tussen twee individuen. De media hebben een grote invloed op het interview. Zij bepalen het onderwerp van de uitzending, kiezen de gasten en

beïnvloeden de sfeer van het interview. De media hebben dus een actieve rol binnen het politieke interview. Dit wil niet zeggen dat de media ongelimiteerd invloed kunnen uitoefenen op het interview. Door de toenemende concurrentie tussen verschillende mediaorganisaties, verkeert de politicus vaak in een redelijk goede onderhandelingspositie. De politicus kan door met de redactie te onderhandelen invloed uitoefenen op de onderwerpen die tijdens het

politiek interview ter sprake komen en de overige gasten die eventueel aan tafel zitten (Voltmer & Brants 2011: 128).

Een tweede kenmerk van het politieke interview is de duidelijke rolverdeling tussen de politicus en de interviewer. Het politiek interview kan worden omschreven als een

conversatievorm met een heldere rolverdeling en specifieke regels om deze rolverdeling te bevorderen. De journalist stelt vragen, de geïnterviewde geeft antwoord op deze vragen. Waar deze rollen in een gesprek door beide individuen afwisselend kunnen worden vervuld, staat de rolverdeling bij een politiek interview vast. Wanneer hiervan wordt afgeweken, bijvoorbeeld doordat de politicus weigert antwoord te geven, of de journalist zijn eigen standpunten gaat verkondigen, worden de spelregels van het politieke interview overtreden (Brants 2011, 128).

Naast de journalist en de geïnterviewde neemt er een derde actor deel aan het politieke interview: het publiek. De aanwezigheid van het publiek heeft een zeer grote invloed op het gesprek dat de journalist en de politicus met elkaar voeren. De organisatie die het politieke

(6)

interview faciliteert zal rekening houden met de wensen en verwachtingen van het publiek. Zo wenst het ene publiek een diepgaand inhoudelijk interview, terwijl het andere publiek liever hoort over persoonlijke onderwerpen. De mediaorganisatie zal deze wensen meenemen in de hoop zo veel mogelijk kijkers te trekken. De politicus is zich ook bewust van het publiek. Hij zal proberen het publiek, zijnde potentiële stemmers, te overtuigen van zijn standpunten (idem: 129). Bij politieke interviews in talkshows is het publiek daadwerkelijk aanwezig in de studio. Bij politieke interviews in bijvoorbeeld actualiteitenrubrieken is dat minder vaak het geval. Toch speelt de aanwezigheid van het publiek ook daar een grote rol, daar zowel de interviewer als de politicus zich bewust zullen zijn van het feit dat het gesprek dat zij voeren, wordt bekeken door een groot aantal mensen.

Een laatste kenmerk van het politieke interview, dat sterk samenhangt met de aanwezigheid van het publiek, is het feit dat het interview geënsceneerde uitvoering is. Het optreden van zowel de journalist als de politicus staat in schril contrast met hoe zij buiten de set zouden optreden. Zij houden rekening met de manier waarop zij bepaalde zaken

verwoorden. Daarnaast zullen bepaalde zaken in het interview niet worden besproken (idem: 130). Wel dient te worden opgemerkt dat talkshows meestal live worden uitgezonden. Dit betekent dat er geen sprake is van montagetechnieken.

Het politieke interview kan dus worden omschreven als een mediaevent opgezet door een mediaorganisatie waarbij sprake is van een duidelijke rolverdeling tussen de interviewer en de politicus. Het publiek beïnvloedt het politieke interview door haar directe of indirecte aanwezigheid. Als laatste is het politieke interview een geënsceneerde uitvoering. Hoewel ieder politiek interview bovengenoemde gemeenschappelijke kenmerken bezit, kunnen politieke interviews sterk van elkaar verschillen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen de informatieve nieuwsinterviews en de interviews die meer gericht zijn op amusement (Lauerbach 2007). Voor welke interviewstijl wordt gekozen, hangt af van het doel dat het medium wil bereiken. Men kiest voor een informatief nieuwsinterview wanneer men wenst de burger te informeren over bepaalde ontwikkelingen in de samenleving. Bij het meer op

amusement gerichte interview is het doel dat het medium wil bereiken het vermaken van de kijkers (idem: 1393).

Het nieuwsinterview wordt gekenmerkt door een confronterende vraagstelling. De sfeer in het interview is kritisch. Vaak komen er verschillende invalshoeken aan bod. De presentator treedt op als vertegenwoordiger van zijn kijkers. De politicus vertegenwoordigt het beleid van zijn partij. Het interview kent een argumentatieve structuur die ervoor zorgt dat de politicus in het defensief zit. Tegenover hem staat de kritische ondervrager. De interviewer

(7)

zal altijd op zoek gaan naar hetgeen de politicus niet wil delen. De vragen die de politicus ontwijkend beantwoordt zijn voor de kritische ondervrager het meest interessant (idem: 1394).

In het interview dat meer gericht is op amusement wordt de politicus eerbiedig behandeld. Er wordt van de politicus verwacht zijn verhaal te vertellen door middel van anekdotes, persoonlijke ervaringen en humoristische uitstapjes. Het publiek toont interesse in de persoonlijkheid van de politicus en hoopt emotionele openheid te zien (idem: 1393). Het onderscheid dat Lauerbach (2007) maakt is gebaseerd op twee ideaaltypes. In de

werkelijkheid is dit onderscheid niet zo strikt aanwezig. Meestal wordt er door de redacties gekozen voor een mengvorm van de bovenstaande twee interviewstijlen.

Het politieke interview ten tijde van de medialogica

De politieke interviews in talkshows die in dit onderzoek zullen worden onderzocht, spelen zich allemaal af ten tijde van de medialogica. Er zal kort aandacht worden besteed aan de drie tijdperken van politieke communicatie waarbij de nadruk zal liggen op de kenmerken van de medialogica. Deze kenmerken zullen meegenomen worden in de analyse van de politieke interviews. De opkomst van de medialogica brengt nieuwe uitdagingen met zich mee voor politici in het politieke interview. In een veranderende tijd van politieke communicatie waarin de media zich moeten voegen naar de wensen van de markt wordt succes niet langer bepaald door de mate waarin politici beleid kunnen formuleren, maar in toenemende mate door hun optreden in de publieke arena (Brants & Brants 2014: 169). Hoewel het politiek interview van alle tijden is, bezit het een aantal kenmerken die bij uitstek passen in de medialogica.

Er is in de afgelopen vijftig jaar veel veranderd in de relatie tussen de media en politiek. De ontwikkeling naar een medialogica is één van de fundamentele veranderingen kenmerkend voor de democratie in West-Europa (Brants & Van Praag 2005: 12). Waar de media tot het einde van de jaren zestig extreem verzuild waren en een sterke link hadden met de politieke partij behorend bij de zuil, is nu te zien dat de media onafhankelijk opereren en politici en politieke partijen proberen te controleren. De veranderingen in het medialandschap zijn te verklaren door veranderingen in de Nederlandse maatschappij, de introductie van de commerciële omroep en een verandering in politieke cultuur.

Blumler en Kavanagh (1999) stellen dat de media zich momenteel bevinden in het derde tijdperk van politieke communicatie. Aan dit tijdperk gingen twee mediatijdperken vooraf. Ten tijde van de verzuiling was er sprake van een partisan logic. De Nederlandse

(8)

samenleving was tot het einde van de jaren zestig verdeeld in vier sociale groepen:

katholieken, protestanten, socialisten en liberalen. Elke sociale groep bezat zijn eigen krant en radio- en televisieomroep. De media functioneerden min of meer als spreekbuis van de

politieke elite behorend bij hun zuil. De media speelden een belangrijke rol in het socialiseren van de kiezers van de partij (Brants en Van Praag 2006: 28). Van onafhankelijke journalistiek was geen sprake. Politieke partijen bepaalden grotendeels welke onderwerpen op de agenda stonden. De burger had op geen enkele manier invloed op de onderwerpen die besproken werden. Ten tijde van de partisan logic stelden de media zich volgzaam op, zij berichtten zelden negatief over de politici behorend bij hun partij. De media spraken tegen de burger als zuilgebonden-onderdaan (Brants en Van Praag 2006: 31).

Eind jaren zestig begon de ontzuiling van de Nederlandse samenleving. De ontzuiling kwam voort uit verschillende bewegingen in de samenleving. De ontzuiling is onlosmakelijk verbonden met de opkomende emancipatiebewegingen en democratisering. De ontwikkeling van de media heeft ervoor gezorgd dat de ontzuiling in een stroomversnelling terecht is gekomen. De opkomst van de televisie is hiervan het duidelijkste voorbeeld. Waar men bij de geschreven media de keuze maakte voor de ene krant boven de andere, kreeg men via de televisie toegang tot alle omroepen. Met een druk op de knop schakelde men over naar een andere zuil. Zo kwam men sneller dan ooit in aanraking met de andere omroepen, en dus de overige groepen in de maatschappij. Daarnaast vonden er ontwikkelingen plaats binnen de journalistiek. Er ontstond een nieuwe professionele autonomie. Journalisten voelden zich verbonden met en verantwoordelijk voor de democratie (Wijfjes 2002: 24). Deze

ontwikkelingen hebben vanzelfsprekend grote gevolgen teweeg gebracht in de verhouding tussen de media en de politiek. De sterke link tussen de media en politieke partijen verzwakte. Er ontstond een public logic. Dit mediatijdperk wordt gekenmerkt door een professionelere rol voor journalisten. De media identificeerden zich niet langer met politieke partijen, maar met de publieke zaak (Brants en Van Praag 2006: 29). Er is sprake van onafhankelijke journalistiek. Politici werden respectvol behandeld, maar wel kritisch ondervraagd. De verslaggeving is nog steeds inhoudelijk, maar niet langer gekleurd door de politieke identiteit van de krant. Het nieuws is beschrijvend van aard. De agenda wordt echter nog steeds bepaald door de politieke partijen. Bij de televisieomroepen duurde het relatief lang voordat de

ontzuiling volledig doorwerkte. Zo hield de VARA tot 1980 een plaats in het VARA-bestuur vrij voor iemand aangewezen door de Partij van de Arbeid. Bij de KRO werd zelfs tot 1990 een zetel vrijgehouden voor een vertegenwoordiger van de Katholieke Volkspartij en later het CDA (Koole 2002: 102).

(9)

Het derde tijdperk van politieke communicatie, het tijdperk waarin de media zich momenteel bevinden, wordt gekenmerkt door een medialogica. De media identificeren zich niet langer met de publieke zaak, maar met het publiek zelf. De journalistieke stijl is

dominant. Het vermaken van het publiek speelt een belangrijke rol bij het verslaggeven van het nieuws. Een belangrijk kenmerk van de medialogica is het feit dat de media niet langer enkel beschrijvend verslag uitbrengen van de gebeurtenissen, maar deze nieuwsfeiten ook gaan interpreteren. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat de media veel invloed hebben op de manier waarop het nieuws wordt gepresenteerd. Interpretatieve journalistiek wordt

gekenmerkt door de stijgende belangstelling van journalisten voor de wijze waarop het politieke spel gespeeld wordt, welke strategieën daarbij worden gebruikt en welke politici hierin succesvol zijn (Adriaanssen & Van Praag 2010: 247). Verslaggeving waarbij de politiek wordt geïnterpreteerd als een wedstrijd met winnaars en verliezers, wordt horse race verslaggeving genoemd. Door deze ontwikkeling moet de inhoud steeds vaker wijken voor berichten over strategie. Naast horse race verslaggeving wordt er binnen de medialogica ook meer gebruik gemaakt van hoopla verslaggeving. Er kan gesproken worden van hoopla verslaggeving wanneer binnen het interview een politicus of politieke instantie centraal staat, maar wanneer niet de inhoud maar de randzaken worden besproken. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over de persoonlijkheid van een politicus of zijn vrijetijdsbesteding (Van Praag & Brants 2005: 69). Een volgend kenmerk van interpretatieve journalistiek is de rol van de interviewer. De interviewer wordt steeds belangrijker. Waar de interviewer zich vroeger volgzaam opstelde en de politici het hoogste woord voerden, zijn deze rollen tijdens de medialogica min of meer omgewisseld. De journalist is steeds langer aan het woord en neemt niet zonder meer genoegen met het antwoord van de politicus. De invloed van de journalist op het politieke interview is sterk toegenomen. Daarnaast zijn journalisten tv-persoonlijkheden geworden. Dit blijkt onder andere uit het grote aantal talkshows dat de naam draagt van de presentator. Barend en Witteman, Pauw, Jinek, Barend en Van Dorp. Het laatste kenmerk van de interpretatieve journalistiek is de veranderde toon in het politiek interview. De interviewer is niet langer slechts kritisch, maar ook cynisch. De interviewer probeert het publiek te waarschuwen en stelt de motieven en de integriteit van de politicus ter discussie (Van Praag 2006: 164).

Een tweede kenmerk van de medialogica is de opkomst van een confronterende stijl in politieke interviews. Waar politici tijdens de public logic nog met respect werden behandeld, wordt hun ten tijde van de medialogica het hemd van het lijf gevraagd. Naast het feit dat de vragen confronterender zijn geworden, krijgt de politicus ook steeds minder ruimte zijn

(10)

verhaal te doen. Ten tijde van de medialogica wordt er veel gebruik gemaakt van sturende vragen. De interviewer poneert een stelling of legt de woorden in de mond van de politicus. Daarnaast wordt er vaak gebruik gemaakt van de gesloten vraag. De interviewer geeft de politicus twee of meer opties waaruit hij kan kiezen. Hiermee wordt de spreekvrijheid van de politicus belemmerd. Ook is te zien dat de interviewer minder snel genoegen neemt met het antwoord van de politicus.

De agenda wordt bepaald door de media. Daarnaast is er een grotere rol weg gelegd voor de burgers zelf. Door de toegenomen concurrentie is het voor de media belangrijker geworden de kijker tevreden te stellen. De media kunnen niet langer rekenen op een vaste achterban zoals ten tijde van de verzuiling het geval was, zij zullen de kijker moeten overhalen naar hun programma’s te kijken (Koole 2002: 104). De wens van de kijker heeft dus een zekere invloed op de programmering van de verschillende omroepen. De opkomst van sociale media heeft deze ontwikkeling versterkt. Sociale media maken het mogelijk voor burgers om direct te communiceren met de redactie van televisieprogramma’s.

Het jaar 2002 wordt door politicologen beschouwd als een kanteljaar voor de

Nederlandse politiek. Ook de verhouding tussen de media en de politiek heeft in het jaar 2002 een sterke verandering ondergaan. Pim Fortuyn kan worden beschouwd als de grondlegger voor het rechts-populisme in Nederland. Fortuyn wist moeiteloos in te spelen op de behoeftes van de media. Hij sprak vanuit zijn emoties en persoonlijke ervaringen, combineerde inhoud en amusement en sprak in beeldende oneliners. Waar het politieke establishment in eerste instantie hun kritiek uitte over deze nieuwe manier van omgaan met de media, kan meer dan tien jaar later worden geconcludeerd dat de verandering in de verhouding met de media is doorgedrongen in het gehele politieke spectrum.

De hierboven beschreven fundamentele veranderingen in het medialandschap hebben vanzelfsprekend invloed op de verhouding tussen de politicus en de journalist. De

ontwikkeling gaat uit van een verandering van de media. Uiteraard zijn de media niet de enige partij die een verandering ondergaat. Politici zullen proberen in te spelen op de veranderingen in het medialandschap om op deze manier hun politieke boodschap effectief te kunnen blijven verkondigen. Wanneer er sprake is van een samenleving waarin de politiek in hoge mate afhankelijk is van het functioneren, de productieroutines en de nieuwsselectiecriteria van de media kan er worden gesproken van een proces van mediatisering (Brants 2002: 94). Volgens Brants (2002) is het maar de vraag of er in Nederland daadwerkelijk sprake is van een proces van mediatisering. De mate van inhoudelijkheid van de berichtgeving van

(11)

medialandschap. Zelfs in de gevreesde infotainmentprogramma’s blijken politici vaak de kans te krijgen een inhoudelijk verhaal te vertellen. Ook blijkt er geen sprake te zijn van

interpretatieve journalistiek. De vraag is echter of dit meer dan tien jaar later nog steeds het geval is. Ook Brants en Van Praag concluderen dat het in Nederland wellicht wel meevalt. Zij stellen dat de Nederlandse talkshow erin slaagt goed te functioneren op een markt die

gedomineerd wordt door vragers, en dat dit toch niet automatisch ten koste van de inhoud gaat (Brants & Van Praag 2014, 238).

Rolopvatting journalisten en politici

De discussie rondom de rolopvatting van de journalist gaat uit van bepaalde functies die door journalisten vervuld zouden moeten worden. Deze functies zijn onder meer het informeren van de burger, het bieden van een platform voor verschillende standpunten, het controleren van de politieke macht en het leveren van amusement aan het publiek (McNair 2012: 19-20). Uit empirisch onderzoek naar verschillende typen journalisten komt vaak een tweedeling naar voren. Aan de ene kant bestaat er de neutrale verslaggever die burgers zo accuraat mogelijk wil informeren over de complexe werkelijkheid. Aan de andere kant bestaat de journalist als tegenstander. De journalist stelt zich achterdochtig op tegenover de politieke elite en werpt zich op als vertegenwoordiger van het publiek. De kritische positie wordt gevoed door het algemeen belang van de publieke zaak. Deze positie past dus goed in de public logic (Brants 2005: 154). De hierboven beschreven tweedeling gaat uit van een scherp onderscheid tussen enerzijds informatieve journalistiek en anderzijds amusement. Brants (2005) formuleert een nieuwe typologie die rekening houdt met elementen die van toepassing zijn bij een

rolopvatting die past binnen de medialogica.

De typologie gaat uit van twee dimensies: een inhoudelijke dimensie en een dimensie die rekening houdt met de stijl van de journalist. Bij de inhoudelijke dimensie speelt de vraag of de journalist meer geïnteresseerd is in inhoudelijke dan wel in de persoonlijke aspecten van de politicus. Wanneer er wordt gekeken naar de vormaspecten gaat het om de hardheid van de journalistieke ondervraging en de ‘leukheid’ waarmee de politicus en de bijbehorende

onderwerpen worden benaderd. Er ontstaan hierdoor vier verschillende typen journalisten. De journalist als waarheidszoeker is hard in de journalistieke ondervraging en is enkel

geïnteresseerd in de inhoudelijke aspecten van de politicus. De journalist als waarheidszoeker zal in een medialogica steeds minder voorkomen. Het andere uiterste is de journalist als entertainer. Deze journalist is voornamelijk geïnteresseerd in de persoonlijke aspecten van de

(12)

politicus. De journalist benadert de politicus op een luchtige toon. Dit type journalist past minder goed binnen het culturele-pedagogische ideaal van de publieke omroep (Brants 2005: 159). Een derde type journalist is de populistische professional. Dit type journalist richt zich voornamelijk op de persoonlijke aspecten van de politicus, maar zijn vraagstelling is hard en direct. De journalist als populistische professional komt veel voor in een tijdperk dat wordt gekenmerkt door een medialogica. De opkomst van steeds meer programma’s binnen het infotainmentgenre levert hieraan een belangrijke bijdrage. De laatste journalist die uit deze typologie naar voren komt is de journalist als onderhoudende professional. Dit type journalist is relatief gematigd. De journalist als onderhoudende professional is voornamelijk

geïnteresseerd in de inhoudelijke aspecten van de politicus, maar benadert deze inhoudelijke aspecten op een luchtige manier.

Een interessante bevinding uit dit onderzoek is de rol die de interviewers bij de talkshow Barend en Van Dorp aannemen. Omdat de talkshow nadrukkelijk ontspanning probeert te combineren met informatie, zou men verwachten dat de presentatoren de rol van entertainer op zich zouden nemen. Dit is echter niet het geval. De interviewers van Barend en Van Dorp nemen de rol van populistische professional aan (Brants 2005: 168). Ook de presentatoren van Nederland Kiest, dat werd uitgezonden op de publieke omroep, vallen in deze categorie.Uit dit onderzoek blijkt dus dat er weinig verschil bestaat tussen de rol die de journalist aanneemt op de publieke en de commerciële omroep. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2002 tijdens de verkiezingen, het is interessant om te kijken of de publieke en de commerciële omroep ook zo weinig verschillen vertonen buiten de verkiezingstijd.

Naast de journalist kiest ook de politicus welke rol hij aanneemt binnen het politieke

interview. Ten eerste kan de politicus ervoor kiezen te spreken vanuit het politieke discours. Hij spreekt dan vanuit zijn positie als politicus. De politicus gebruikt daarbij de taal van openbaarheid. Wanneer er sprake is van een persoonlijk politiek discours spreekt de politicus nog steeds vanuit zijn functie, maar gebruikt hierbij de taal van de privésfeer (Van Zoonen 2000: 157). Wanneer de politicus niet vanuit zijn functie spreekt, maar als privépersoon en hierbij gebruik maakt van de taal van de privésfeer, is er sprake van volledige personalisering. Als laatste kan de politicus ervoor kiezen te spreken als privépersoon, maar hierbij de taal van de openbaarheid hanteren (ibid.). De rol die de politicus aanneemt binnen het politieke

interview hangt samen met de mate van personalisering.

Door Van Santen (2012) wordt een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende soorten personalisering. Ten eerste kan er sprake zijn van individualisering. Bij

(13)

individualisering gaat het om het perspectief waar vanuit de politicus wordt benaderd en het perspectief waar vanuit de politicus antwoord geeft op de vragen. Wanneer er sprake is van individualisering wordt de politicus niet aangesproken als vertegenwoordiger van zijn partij, maar als individueel persoon. Zijn individuele kwaliteiten en vaardigheden staan centraal.

Een tweede, verdergaande soort personalisering is privatisering. Deze vorm van personalisering treedt op wanneer er niet wordt gesproken over het inhoudelijke beleid, maar over het privéleven van de politicus. Zijn persoonlijke prestaties en mening over niet-politieke zaken staan dan centraal binnen het politieke interview.

De derde vorm van personalisering die wordt besproken door Van Santen is

emotionisering. Hiervan is sprake wanneer er niet alleen wordt gesproken over het privéleven van de politicus, maar ook over gevoelens en persoonlijke ervaringen.

Zowel de politicus als de journalist kunnen verschillende rollen aannemen binnen het politiek interview. Hoewel dit rollenspel uitermate interessant is, zal dit onderzoek hier niet verder op in gaan, maar zich beperken tot de stijlkenmerken van het politiek interview.

Talkshows

Sinds het midden van de jaren tachtig is de talkshow als televisiegenre sterk in opkomst (Hijmans 2002: 335). De talkshow kan worden beschreven als een televisieprogramma waarin een luchtig gesprek plaatsvindt tussen de gespreksleider en een of meerdere gasten tegenover een studiopubliek van honderd tot honderdvijftig gasten (ibid.). De talkshow koppelt

journalistiek aan showelementen, waardoor de talkshow doorgaans als infotainment wordt aangeduid.

Het infotainmentgenre ontleedt zijn bestaansrecht aan een combinatie van informatie en entertainment. Informatieve programma’s worden gekenmerkt door berichtgeving over partijstandpunten over beleidskwesties, politieke onenigheid daarover en politieke kwaliteiten van politici. De interviewer is aanwezig als professional, niet als persoon. De stijl van het politieke interview is serieus, met als doel de kijker te informeren. De interviewer benadert de gast afstandelijk. De vragen die hij stelt zijn confronterend en sturend maar zonder

waardeoordelen (Brants, Van Meurs & Neijens 1995: 173). In programma’s waar

entertainment centraal staat wordt voornamelijk bericht over ‘human interest’ onderwerpen, bijvoorbeeld over persoonlijke kenmerken van politici. De interviewer is naast professional ook aanwezig als persoonlijkheid. De stijl is informeel, met als belangrijkste doel het

(14)

amuseren van de kijkers. De interviewer benadert de gast op een betrokken manier. De vragen die hij stelt zijn open, de politicus wordt niet gestuurd in zijn antwoord (ibid.). De talkshow maakt gebruik van aspecten van zowel de informatieve programma’s als de

entertainmentprogramma’s. De talkshow is een zeer uiteenlopend genre. In het programma

Buitenhof zal er een serieus en meer informatief gesprek plaatsvinden terwijl er tijdens een

programma als Koffietijd meer ruimte is om persoonlijke onderwerpen aan te snijden (Van Zoonen 2000: 155).

In dit onderzoek zal er naar vier verschillende talkshows worden gekeken: twee talkshows uitgezonden op de commerciële omroep en twee talkshows uitgezonden op de publieke omroep. Wat betreft de commerciële omroep wordt er gekeken naar Barend en Van Dorp en RTL Late Night. Barend en Van Dorp werd tussen 2000 en 2005 uitgezonden op RTL 4. De presentatie was in handen van Frits Barend en Henk van Dorp. Het laatste seizoen werd vanaf september 2005 uitgezonden op TALPA. Na deze verhuizing daalden de

kijkcijfers drastisch. Op vrijdag 21 april 2006 werd de laatste uitzending uitgezonden. Barend en Van Dorp wist zich te onderscheiden van andere actualiteitenprogramma’s door zich sterk te richten op actualiteiten die bij het grote publiek veel emotie los brachten. Ook de relatief nieuwe talkshow RTL Late Night, gepresenteerd door Humberto Tan, zal worden

geanalyseerd. Deze talkshow wordt uitgezonden op de commerciële zender RTL 4 sinds het najaar van 2013 en is tot op heden iedere werkdag te zien. In deze talkshow schuiven iedere werkdag bekende en onbekende gasten aan tafel om te praten over actuele

nieuwsonderwerpen. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan showbizz en sport. RTL Late Night is een zeer interessant onderzoeksobject, daar er in het geheel geen literatuur over is verschenen.

Op de publieke omroep is gekozen voor de talkshows B&W en Pauw. B&W werd tussen 1997 en 2005 iedere werkdag om 19:30 uitgezonden door de VARA. Het motto van B&W luidde ‘het gesprek van de dag’. Het programma werd afwisselend gepresenteerd door Paul Witteman en Sonja Barend. De talkshow Pauw wordt sinds 1 september 2014

uitgezonden op de VARA. Pauw is de opvolger van de succesvolle talkshow Pauw en Witteman. Pauw wordt gepresenteerd door Jeroen Pauw en is iedere werkdag te zien om 23.00 uur.

(15)

Controle over het politieke interview

De media en de politiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Deze relatie brengt een machtsstrijd met zich mee. Deze strijd is goed voelbaar binnen het politieke interview. De strijd tussen enerzijds de interviewer, en anderzijds de politicus begint voorafgaand aan het daadwerkelijke interview tijdens de onderhandelingen.

De Haan et. al. hebben onderzoek verricht naar de onderhandelingen die vooraf gaan aan een politiek interview in talkshows en actualiteitenrubrieken. Uit hun onderzoek blijkt dat vooral in talkshows vaak onderhandeld wordt over de vraag met wie de politicus aan tafel komt te zitten (2014: 54). Over het algemeen geldt dat de grotere politieke partijen een betere onderhandelingspositie bezitten. Nog sterker weegt de status van de politieke gast zelf (2014: 55). De premier heeft bijvoorbeeld een uitstekende onderhandelingspositie. Tijdens de verkiezingen van 2012 viel op dat ook Wilders een goede onderhandelingspositie bezat. Dit kan worden verklaard door de nieuwswaardigheid van Wilders (ibid.). Naast afspraken over de overige tafelgasten kunnen er ook afspraken worden gemaakt over de inhoud. De redacties van talkshows hechten echter erg aan hun onafhankelijke positie en zullen minder snel bereid zijn op het gebied van de inhoud in te leveren (idem: 56). Over het algemeen beslissen de redacties over het format van het programma. Wel kan dit worden voorgelegd aan de politici, die op hun beurt bezwaar kunnen maken wanneer zij een bepaald format niet zien zitten.

Naast de onderhandelingen voorafgaand aan het politieke interview, is ook tijdens het daadwerkelijke interview de strijd om de controle aanwezig. Succesvol zijn in het politieke interview wordt volgens Brants en Brants grotendeels bepaald door degene die het

interactieve proces controleert. Voltmer en Brants doen in 2011 als één van de eerste

politicologen onderzoek naar het politieke televisie-interview. In dit onderzoek kijken zij naar de veranderende relatie tussen journalisten en politici in Nederland en Groot-Brittannië. Zij analyseren wie er in de politieke interviews de controle heeft over de tijd en de inhoud. Omdat er in het politieke interview sprake is van een beperkte hoeveelheid tijd, is het voor de politicus van groot belang zich zoveel mogelijk tijd toe te eigenen om de kijkers te overtuigen van zijn standpunten. Voltmer en Brants meten de lengte van het antwoord van de politicus en de manier waarop de politicus en de interviewer aan het woord komen (2011: 133). Ook kijken zij naar de inhoud van het politieke interview. Zij gebruiken twee verschillende indicatoren. Ten eerste kijken zij naar het type vraag dat wordt gesteld en het bijbehorende antwoord. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een open vraag, waarbij de interviewer relatief veel vrijheid geeft aan de politicus, gesloten vragen, waarbij de politicus een keuze

(16)

dient te maken uit twee vooraf gegeven opties en de beperkte keuze vraag waarbij het

antwoord van de politicus in principe vrij is, maar er wel beperkingen worden gesteld aan dit antwoord (idem: 133-134). Ten tweede kijken Voltmer en Brants naar de reactie op de vraag of het antwoord. Zowel de interviewer als de politicus kunnen hetgeen wat de ander heeft gezegd accepteren of verwerpen. Wanneer een interviewer het antwoord van een politicus verwerpt, kan dat blijken uit het herhalen van dezelfde vraag, het herformuleren van het antwoord of het uiten van twijfel over de juistheid van het antwoord (idem:135). Politici kunnen de vraag herdefiniëren, weigeren antwoord te geven of een eerder antwoord herhalen (ibid.).

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in precies de helft van de onderzochte interviews er een gebalanceerd machtsevenwicht bestaat tussen de journalist en de politicus (idem: 142). De politicus heeft in 33,4% van de geanalyseerde interviews de algehele controle over het politieke interview. De journalist had de controle in 16,7% van de geanalyseerde interviews. In 59% van de geanalyseerde interviewfragmenten komt de politicus op natuurlijke wijze aan het woord. De interviewer slaagt er over het algemeen vaker in

succesvol te interrumperen dan de politicus. Politici met een hoge status interrumperen vaker succesvol dan politici met een lagere status. In 95,1% van de gevallen accepteert de

interviewer het antwoord van de politicus. De politicus accepteert de vraag van de interviewer in 83,1% van de geanalyseerde interviewfragmenten. Er worden over het algemeen vrij weinig open vragen gesteld. De meeste vragen geven de politicus een beperkte

antwoordmogelijkheid (Voltmer en Brants 2011: 139).

Op dit onderzoek bouwt de masterscriptie van Marijn Lansbergen voort. Lansbergen onderzoekt stijlverschillen in politieke interviews in talkshows en actualiteitenrubrieken. Ook onderzoekt hij stijlverschillen in het politieke interview tussen het televisieseizoen 2000/2001 en 2011/2012. Het onderzoek levert verschillende interessante resultaten op. Zo blijkt uit het onderzoek dat de mate van personalisering in zowel talkshows als actualiteitenrubrieken in 2011/2012 is afgenomen ten opzichte van politieke interviews uitgezonden in 2000/2001 (Lansbergen 2012: 59). Ook blijkt dat de kritisch confronterende stijl, die wordt gekenmerkt door interrupties, een gesloten vraagstelling en confronterende vragen, voornamelijk terug te vinden is bij politieke interviews uitgezonden in talkshows. Dit resultaat is opmerkelijk omdat de kritisch confronterende stijl goed past bij de informerende en controlerende functie van de media. De verwachting was dat deze vooral gewaarborgd werden door de

actualiteitenrubrieken (Lansbergen 2012: 59). Ook blijkt, tegen de verwachtingen in, de spreektijd voor politici in het televisieseizoen 2011/2012 te zijn toegenomen ten opzichte van

(17)

2000/2001. Wel is er een toename in de interpretatieve journalistiek waarneembaar bij zowel de politieke interviews in talkshows als in actualiteitenrubrieken.

Ook Brants en Brants bouwen voort op het eerdere onderzoek van Voltmer en Brants en de masterscriptie van Marijn Lansbergen. In dit onderzoek wordt er, net als in het eerder genoemde onderzoek van Voltmer en Brants, gelet op de vraag wie de controle heeft over de tijd en de inhoud binnen het politieke interview. Brants en Brants onderzoeken daarnaast ook wie de controle over de vorm van het politieke interview bezit.

De controle over de tijd meten Brants en Brants (2014) door te kijken naar de tijd die het gehele interview in beslag neemt en de tijd dat de politicus daadwerkelijk aan het woord is. De lengte van de totale politieke interviews blijkt in de verschillende programma’s sterk te verschillen. De lengte van de vragen van de interviewer en de antwoorden van de politicus hierop komen echter vrijwel overeen (Brants & Brants 2014: 176). Interviewers blijken vele malen vaker te interrumperen dan de politici, respectievelijk in 56% en in 19% van de geanalyseerde interviewfragmenten. De controle over de inhoud van het politiek interview wordt gemeten door te kijken naar de onderwerpen die in het politieke interview worden behandeld en in hoeverre de geïnterviewde als ‘eigenaar’ van die onderwerpen kan worden gezien (idem: 178). Uit het onderzoek blijkt dat de politici over het algemeen weinig over hun eigen onderwerpen worden ondervraagd. Ook blijken de politici weinig succesvol in het herdefiniëren van een vraag om zo hun eigen onderwerpen alsnog op tafel te brengen. Alleen Rutte vormt hierop een uitzondering. Als laatste wordt er gekeken naar de vorm van het interview. De controle over de vorm van het interview wordt gemeten door te kijken naar de soort vragen die worden gesteld, open dan wel gestuurd. In verkiezingstijd blijkt de gesloten vraag veel vaker voor te komen dan de open vraag. De interviewers proberen de politici een bepaalde richting op de sturen en nemen geen genoegen met een antwoord dat niet aan hun verwachtingen voldoet. Aangezien deze scriptie zich niet zal richten op de verkiezingstijd, is het maar de vraag of deze resultaten overeen zullen komen. Is de stijl in het politieke

interview net zo confronterend wanneer er geen verkiezingen spelen? Of zullen de interviewers politici buiten de verkiezingstijd minder confronterend benaderen?

Het duale omroepstelsel in Nederland

Zoals eerder beschreven zal er een onderscheid worden gemaakt tussen talkshows

uitgezonden op de publieke omroep en talkshows uitgezonden op de commerciële omroep. Om het belang hiervan aan te geven zal er worden ingegaan op het duale omroepstelsel in

(18)

Nederland. Een duaal omroepstelsel houdt in dat zowel commerciële als publieke omroepen wettelijk zijn toegestaan. Tot 1964 had Nederland een gesloten omroepstelsel. Omroepen werden alleen toegestaan wanneer zij een specifieke maatschappelijke stroming

vertegenwoordigden. Na de ontzuiling eind jaren ’60 werden ook nieuwe omroepen toegestaan. Op basis van ledenaantallen werd de zendtijd verdeeld. Vanaf eind jaren ’80 werden er vanuit het buitenland, om de Nederlandse wetgeving te omzeilen, op Nederland gerichte programma’s uitgezonden op zenders als RTL4 en RTL5. In de nieuwe Mediawet van 1994 werden commerciële zenders op de Nederlandse televisie toegestaan.

Tijdens de verkiezingen van 1998 bestuderen Van Praag en Brants op welke manier het NOS-journaal en RTL Nieuws verslag doen van de verkiezingen. Tegen de verwachtingen in blijkt de verslaggeving bij de NOS en bij RTL niet veel van elkaar te verschillen. Bij beide nieuwsrubrieken was de berichtgeving in meer dan de helft van de gevallen inhoudelijk van aard (2000, 82). Daarnaast was bij beide nieuwsrubrieken een sterke voorkeur aanwezig voor partijen die op dat moment aan de macht zijn. Ook na de dramatische verkiezingscampagne in 2002 blijken de twee nieuwsrubrieken niet significant van elkaar te verschillen (Van Praag & Brants 2005: 88). In 2002 loopt het aantal inhoudelijke items over de campagne in

vergelijking met de verkiezingen van 1998 flink terug. Bij het RTL Nieuws is deze terugloop wel drastischer dan bij het NOS-journaal (ibid.). Beide nieuwsrubrieken maken vanaf

2002/2003 vele malen vaker gebruik van het horse race frame bij het verslaggeven van de verkiezingen. In de eerdere onderzoeken naar talkshows is weinig aandacht besteed aan het onderscheid tussen de publieke en de commerciële omroep. Dit is grotendeels te verklaren door de lange afwezigheid van een talkshow op de commerciële omroep. Hoewel er uit eerdere onderzoeken weinig duidelijke verschillen naar voren komen tussen nieuwsrubrieken op de publieke en de commerciële omroep, is te verwachten dat deze verschillen bij talkshows groter zullen zijn. Talkshows zijn minder objectief dan nieuwsrubrieken. Er is dus meer ruimte voor een eigen inbreng van de omroep.

(19)

3. HYPOTHESES

Bovenstaande literatuur geeft een inzicht in de voornaamste theorieën en concepten die van belang zijn bij het onderzoeken van de stijl van het politieke interview in talkshows. Om een goed en volledig antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn er, aan de hand van de bovenstaande literatuur, een aantal hypotheses geformuleerd.

De hypotheses zullen worden getoetst door middel van een kwantitatieve systematische inhoudsanalyse van politieke interviews uitgezonden in de talkshows: Pauw en Witteman, Barend en Van Dorp, Barend en Witteman, en RTL Late Night. Zoals blijkt uit de

vraagstelling wordt er in dit onderzoek gewerkt met een dubbele vergelijking. Enerzijds wordt er gekeken naar het verschil tussen uitzendingen uit 2003/2004 en 2014/2015, anderzijds wordt er gekeken naar mogelijke verschillen tussen politieke interviews uitgezonden op de commerciële en de publieke omroep.

De centrale vraag is als volgt geformuleerd:

In hoeverre verschilt de stijl van het politiek interview in talkshows uitgezonden in 2003/2004met talkshows uitgezonden in 2014/2015? Is hierin een verschil te zien tussen talkshows uitgezonden op de publieke omroep en talkshows uitgezonden op de commerciële omroep?

De eerste hypothese zal kijken naar het aantal politici dat te gast is in de verschillende talkshows. De verwachting is dat talkshows op de publieke omroep meer politici te gast zullen hebben, daar zij trouwer zullen zijn aan de informatiefunctie. Politici zullen hierdoor ook eerder geneigd zijn een interview in een talkshow op de publieke omroep te accepteren.

Hypothese 1: politici zijn vaker te gast bij talkshows uitgezonden op de publieke omroep dan bij talkshows uitgezonden op de commerciële omroep.

De tweede hypothese kijkt naar de spreektijd van de politicus in het politieke interview in talkshows. De verwachting is dat de politicus in 2003/2004 meer spreektijd krijgt dan in 2014/2015 omdat door de opkomst van het internet en met name de sociale media, de spanningsboog van het publiek ernstig is afgenomen. Politici worden gedwongen meer in

(20)

korte oneliners te spreken om het publiek te blijven boeien. Daarnaast is de verwachting dat politici in talkshows op de publieke omroep meer spreektijd zullen krijgen dan politici in talkshows op de commerciële omroep, wederom omdat de publieke omroep trouwer zal zijn aan de informatiefunctie.

Hypothese 2a: de politicus krijgt in politieke interviews in talkshows uit 2003/2004 meer spreektijd dan in politieke interviews in talkshows uit 2014/2015.

Hypothese 2b: de politicus krijgt in politieke interviews in talkshows uitgezonden op de publieke omroep meer spreektijd dan in politieke interviews in talkshows

uitgezonden op de commerciële omroep.

De derde hypothese onderzoekt in hoeverre er sprake is van personalisering in het politieke interview. De verwachting is dat er bij talkshows uitgezonden op de commerciële omroep meer sprake zal zijn van personalisering dan bij talkshows uitgezonden op de publieke omroep. Daarnaast wordt er verwacht dat er een sterkere mate van personalisering aanwezig is in politieke interviews in 2014/2015 dan in 2003/2004. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er tijdens de verkiezingen relatief veel aandacht is voor het privéleven en de emoties van de politicus (Brants & Van Santen 2014: 158). De vraag is of dit buiten de verkiezingen ook het geval is.

Hypothese 3a: in politieke interviews in talkshows uit 2003/2004 is er minder sprake van personalisering dan in politieke interviews in talkshows uit 2014/2015.

Hypothese 3b: in politieke interviews in talkshows uitgezonden op de publieke omroep is minder sprake van personalisering dan in politieke interviews in talkshows

uitgezonden op de commerciële omroep.

De vierde hypothese toetst in hoeverre er sprake is van interpretatieve journalistiek.

Interpretatieve journalistiek is een belangrijk kenmerk van de medialogica. De verwachting is dat de mate van interpretatieve journalistiek sterker is in het televisieseizoen 2014/2015 dan in het televisieseizoen 2003/2004. Ook wordt er verwacht dat de mate van interpretatieve journalistiek in de politieke interviews uitgezonden op de commerciële omroep sterker is dan in de politieke interviews uitgezonden op de publieke omroep. Dit omdat de commerciële

(21)

omroep als voornaamste doelstelling het maken van winst heeft. Het is te verwachten dat een groot deel van het publiek meer geboeid wordt door conflicten en schandalen, de focus op peilingen en de strategieën in de politieke processen dan het inhoudelijke verhaal. De

publieke omroep zal dit inhoudelijke verhaal wel vertellen omdat zij meer gebonden is aan het vervullen van de informatiefunctie. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er in verkiezingstijd redelijk veel negatieve vragen worden gesteld door de interviewer. De politicus blijkt in de meeste gevallen niet op een negatieve toon te antwoorden (Brants & Brants 2014: 180). Ook worden er tijdens de verkiezingen relatief veel hoopla en horse race vragen gesteld. Op de commerciële omroep worden meer hoopla en horse race vragen gesteld dan op de publieke omroep (Van Praag & Brants 2005: 72).

Hypothese 4a: in politieke interviews in talkshows uit 2003/2004 is er minder sprake van interpretatieve journalistiek dan in politieke interviews in talkshows uit

2014/2015.

Hypothese 4b: in politieke interviews in talkshows uitgezonden op de publieke omroep is er minder sprake van interpretatieve journalistiek dan in talkshows uitgezonden op de commerciële omroep.

Als laatste wordt er gekeken naar de stijl van het politieke interview. Ten eerste is het te verwachten dat de stijl in de loop van de tijd confronterender is geworden. De interviewers zullen zich steeds cynischer opstellen tegenover de politiek in het algemeen en de politicus in het bijzonder. Ten tweede is de verwachting is dat de kritische en confronterende stijl bij politieke interviews uitgezonden op de publieke omroep meer aanwezig is dan bij politieke interviews uitgezonden op de commerciële omroep. Beide verwachtingen worden getoetst door de laatste hypothese. Uit eerder onderzoek is gebleken dat er in verkiezingstijd veel wordt geïnterrumpeerd, met name door de interviewer (Brants & Brants 2014: 177). Er worden in verkiezingstijd veel confronterende en sturende vragen gesteld. Het merendeel van de gestelde vragen bestaat uit gesloten vragen (idem: 180).

(22)

Hypothese 5a: in politieke interviews in talkshows uit 2003/2004 is er minder sprake van een confronterende stijl dan in politieke interviews in talkshows uit 2014/2015.

Hypothese 5b: in politieke interviews in talkshows uitgezonden op de publieke omroep is er meer sprake van een confronterende stijl dan in talkshows uitgezonden op de commerciële omroep.

(23)

4. ONDERZOEKSMETHODEN EN OPERATIONALISERING

Casusselectie

Een belangrijk onderdeel van ieder onderzoek is het selecteren van de casussen. In deze sectie zal worden verklaard waarom er is gekozen voor de talkshows Barend en Van Dorp, RTL Late Night, B&W en Pauw. Vervolgens zal er inzicht worden gegeven in de selectie van de politieke interviews die voor dit onderzoek zijn geanalyseerd.

Het jaar 2003 is gekozen omdat er op dat moment nog een succesvolle talkshow werd uitgezonden op de commerciële omroep. Barend en Van Dorp zonden weliswaar nog uit tot in 2005, maar door de verhuizing van het programma van RTL naar TALPA en de teruglopende kijkcijfers is het laatste seizoen van Barend en Van Dorp niet representatief bevonden. In 2003 vonden er voldoende politieke interviews plaats in de talkshow. De talkshow trok in het televisieseizoen 2003/2004 gemiddeld 700.000 kijkers. Barend en Van Dorp zal worden vergeleken met de talkshow van Sonja Barend en Paul Witteman die destijds werd

uitgezonden op de VARA. B&W werd uitgezonden tussen 1997 en 2005. Het seizoen dat liep van 2004 tot 2005 werd echter niet langer gepresenteerd door Sonja Barend en Paul

Witteman, maar door Hanneke Groenteman en Inge Diepman. B&W werd iedere werkdag uitgezonden om 19.30 uur en wist gemiddeld zo’n 800.000 kijkers te boeien. Het jaar 2003 is gekozen omdat de interviewstijlen van Barend en Witteman representatiever worden geacht voor het politiek interview op de publieke omroep dan de interviewstijlen van Groenteman en Diepman.

Voor de tweede tijdsperiode is gekozen voor het jaar 2014/2015. Hier is voor gekozen omdat RTL Late Night op dat moment al een tijd een succesvolle talkshow was. Wanneer zou worden gekozen voor een televisieseizoen eerder, zou het kunnen dat de stijlkenmerken van het politieke interview op de commerciële omroep niet geheel representatief zijn omdat zowel de redactie van RTL Late Night als Humberto Tan nog aan het aftasten zijn naar het juiste format. RTL Late Night wordt iedere werkdag om 22.30 uur uitgezonden en trekt gemiddeld zo’n 800.000 kijkers. RTL Late Night zal worden vergeleken met de nieuwe talkshow Pauw. Hoewel dit ook een nieuwe talkshow betreft, is de verwachting dat dit geen problemen zal opleveren. Hoewel het programma Pauw pas recent is gestart, is dit programma de logische opvolger van het al veel langer succesvolle Pauw en Witteman. Door de vele jaren ervaring van Jeroen Pauw en het min of meer hetzelfde gebleven format van de talkshow is het niet te verwachten dat de interviewstijl van Pauw erg is veranderd. In de eerste maanden trok Pauw

(24)

gemiddeld een half miljoen kijkers per dag. Inmiddels trekt de talkshow gemiddeld 700.000 kijkers. Alle talkshows die worden geanalyseerd kunnen worden gerekend tot succesvolle programma’s met een groot kijkerspubliek.

Er is voor gekozen afleveringen te kiezen uitgezonden in de maand september. Tijdens deze maand vinden de algemene politieke beschouwingen in de Tweede Kamer plaats. De verwachting is dat de talkshows tijdens deze periode min of meer vergelijkbare onderwerpen zullen behandelen. Door de algemene beschouwingen zullen er voldoende politieke

interviews plaatsvinden in de geselecteerde talkshows.

Vervolgens dienen de daadwerkelijke interviews te worden geselecteerd. Ten eerste zal er een lijst worden opgesteld van alle uitzendingen van de vier geselecteerde talkshows in de twee televisieseizoenen die worden onderzocht. Op basis van die lijsten zal worden

gekeken hoe vaak en wanneer er politieke interviews hebben plaatsgevonden in de talkshows. Uit deze politieke interviews zullen vervolgens vier interviews per talkshow uit de maand september worden geselecteerd. De selectie van de politieke interviews zal niet aselect geschieden. Voor dit onderzoek is het van belang dat er een spreiding bestaat tussen de politici die te gast zijn. Een analyse van drie politieke interviews met Rutte zal geen representatief beeld opleveren van de stijlkenmerken van het politieke interview in de desbetreffende talkshow.

Hoewel lokale politici en leden van jongerenpartijen wel worden meegerekend wanneer het gaat om de hoeveelheid politici die bij een talkshow te gast zijn geweest, is ervoor gekozen alleen de interviews te selecteren van landelijke politici. Deze keuze is gemaakt omdat nationale politici meer ervaring hebben met het geven van interviews, en de verhouding tussen de interviewer en de politicus daardoor beter kan worden bestudeerd. In de programma’s RTL Late Night en Barend en Van Dorp bleven na het wegstrepen van lokale politici nog maar vier politieke interviews over in de maand september. Bij RTL Late Night waren dat interviews met Jeroen Dijsselbloem, minister van financiën (PvdA), Jeanine Hennis Plasschaert, minister van defensie (VVD), Melanie Schultz van Haegen, minister van

infrastructuur en milieu (VVD) en Gerdi Verbeet: Oud-Kamerlid en Kamervoorzitter en lid van de PvdA. Deze interviews zijn dus allemaal geselecteerd. Het interview met Gerdi Verbeet is een twijfelgeval, omdat zij op het moment van het interview niet langer politiek actief was. Toch is ervoor gekozen dit interview te coderen om het aantal interviews per talkshow gelijk te houden en omdat het interview ging over haar tijd als Kamervoorzitter. Verbeet sprak dus wel als politicus bij RTL Late Night. Ook bij Barend en Van Dorp waren er slechts vier politieke interviews in de maand september. Het gaat om een interview met

(25)

Gert-Jan Oplaat, VVD-kamerlid, Joao Verela, kamerlid voor de LPF, Wouter Bos, destijds

fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid en Melanie Schultz van Haegen, staatssecretaris voor Verkeer- en Waterstaat. Vervolgens is geprobeerd om de interviews van B&W en Pauw zo te selecteren dat zij goed te vergelijken zijn met de interviews op de commerciële omroep. Wanneer mogelijk zijn de interviews geselecteerd met dezelfde politici. Wanneer dit niet mogelijk was, is er gekozen voor de interviews met overeenkomende onderwerpen. Bij Pauw worden er interviews gecodeerd met Jeroen Dijsselbloem, Jeanine Hennis Plasschaert,

Alexander Pechtold, fractievoorzitter van D66, en Emile Roemer, fractievoorzitter van de SP. Bij B&W is gekozen voor interviews met Kees Vendrik, kamerlid voor Groenlinks, Ella Kalsbeek, kamerlid voor de PvdA, Wien van den Brink, LPF-kamerlid en Hans van Baalen, kamerlid voor de VVD.

Inhoudsanalyse

Om de bovenstaande hypotheses te onderzoeken, zal er gebruik gemaakt worden van een systematische kwantitatieve inhoudsanalyse. Een inhoudsanalyse kan worden omschreven als het zoeken van bepaalde kenmerken in mediamateriaal aan de hand van een

waarnemingsinstrument. De gezochte kenmerken en de bijbehorende interpretatieruimte zijn in zekere mate vastgelegd (Wester 2006: 20). Het mediamateriaal zal hier bestaan uit

beeldmateriaal van verschillende talkshows. Om alle politieke interviews systematisch te kunnen analyseren is een codeboek opgesteld. In het codeboek staan alle variabelen die zullen worden meegenomen in deze analyse. Het codeboek is als bijlage van deze scriptie

opgenomen.

Omdat het merendeel van de hypotheses betrekking heeft op de stijlkenmerken van het politieke interview zal de eenheid van analyse een interviewfragment bedragen. Een interviewfragment bestaat uit een vraag en het daarbij behorende antwoord.

(26)

Operationalisering hypotheses

Zoals eerder gezegd zullen er lijsten worden opgesteld waarin alle politici die in de twee geselecteerde televisieseizoenen te gast waren bij de verschillende talkshows worden genoemd. Deze lijsten zullen niet alleen worden gebruikt bij de selectie van de

daadwerkelijke interviews, maar dienen ook ter beantwoording van de eerste hypothese. Er zal worden gekeken naar het aantal politici te gast bij de verschillende talkshows gedurende het hele televisieseizoen.

De tweede hypothese kijkt naar de spreektijd van de politicus. Deze hypothese wordt getoetst door te kijken hoeveel tijd het gehele politieke interview in beslag neemt. Vervolgens wordt ook de gesprekstijd van de politicus en die van de interviewer gecodeerd. Er zal zowel worden gekeken naar de spreektijd in seconden van de politicus, als naar de spreektijd van de politicus in verhouding met de gehele tijd dat het politieke interview duurt.

De derde hypothese onderzoekt de vraag of er sprake is van personalisering. De

interviewfragmenten zullen worden gecodeerd op of er sprake is van personalisering, en zo ja in welke mate. Het eerder beschreven onderscheid geformuleerd door Van Santen zal worden gebruikt. Er zal dus worden gecodeerd of er in het interviewfragment sprake is van

individualisering, privatisering of emotionisering. Er zal worden gekeken naar het perspectief van zowel de vraagstelling als het antwoord. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het institutionele perspectief, waarbij wordt gesproken over of namens een politieke partij, en het persoonlijke perspectief waarbij wordt gesproken over of namens de politicus die te gast is. Een vraag vanuit het institutionele perspectief luidt bijvoorbeeld “Wat vindt de VVD over de voorgestelde belastinghervorming?” Een vraag vanuit het institutionele perspectief kan naast inhoudelijk ook strategisch zijn. Een voorbeeld van zo’n vraag is “Dat jullie dat rapport nu naar buiten brengen, heeft dat iets te maken met de aankomende verkiezingen?” Bij het persoonlijk perspectief wordt vervolgens een onderscheid gemaakt op basis van de inhoud van de vraag. Er kan sprake zijn van een vraag of antwoord over de mening van de politicus over het gevoerde beleid. Een voorbeeld van zo’n vraag is “Wat is uw mening over

beleidsonderwerp X?”. Een vraag of antwoord vanuit het persoonlijk perspectief kan echter ook gaan over bepaalde strategieën of over het privéleven van de politicus. Een strategische vraag vanuit het persoonlijke perspectief gaat vaak over ambities en carrièrewensen van de politicus. “Zou u ooit minister willen worden?” is een voorbeeld van zo’n vraag. Een vraag

(27)

vanuit het persoonlijk perspectief over het privéleven van de politicus gaat over emoties en gevoelens van de politicus zelf. “Was u bang toen u werd bedreigd?” is hier een voorbeeld van. De inhoud van de vraag of het antwoord vanuit het persoonlijk perspectief zal worden gecodeerd. Wanneer de vraag gaat over de mening van de politicus over het gevoerde beleid geldt dat als minder sprake van personalisering dan wanneer de vraag of het antwoord over het privéleven van de politicus zal gaan.

De vierde hypothese kijkt naar de mate van interpretatieve journalistiek in de politieke interviews. Deze hypothese zal worden getoetst door te kijken naar de soort vraagstelling die wordt gebruikt in het politieke interview. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen puur inhoudelijke vragen, hoopla vragen en horse race vragen. Een hoopla vraagstelling wordt gekenmerkt door de focus op randzaken. Het inhoudelijke beleid staat niet centraal. In plaats daarvan is er aandacht voor sfeerverslagen en het privéleven van de politicus (Van Praag & Brants 2005: 69). “Was het gezellig tijdens de politieke beschouwingen?” is een voorbeeld van zo’n vraag. Er wordt niet inhoudelijk gevraagd naar de politieke beschouwingen, maar er wordt aandacht geschonken aan de sfeer eromheen. De horse race vraagstelling focust zich op het wedstrijdelement dat de politiek met zich meebrengt. De horse race vraagstelling besteedt aandacht aan de winnaar en verliezers van de verkiezingen, opiniepeilingen en de strategische spelletjes gespeeld door politici (ibid.). Een voorbeeld van een horse race vraag is “Hoe staat de partij ervoor in de peilingen?”.

Een tweede indicator voor interpretatieve journalistiek is de mate waarin er conflicten en schandalen centraal staan binnen het interview. Om deze indicator te meten worden de interviewfragmenten gecodeerd op negativiteit. De vragen en antwoorden in de

interviewfragmenten worden gecodeerd van zeer positief tot zeer negatief. Er wordt gelet op de toon waarop de vraag wordt gesteld of het antwoord wordt gegeven. Wanneer er een conflict of schandaal wordt besproken zal de toon negatiever zijn dan wanneer de interviewer de politicus vragen stelt op het inhoudelijk vlak.

De laatste hypothese kijkt naar de stijl van het politieke interview. Om te toetsen in hoeverre er sprake is van een confronterende stijl in het politieke interview zullen verschillende indicatoren worden gebruikt. Het eerste stijlkenmerk dat zal worden gecodeerd is de

interruptie. Zowel de interviewer als de politicus kunnen gebruik maken van een interruptie om aan het woord te komen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten interrupties. Een geslaagde interruptie vindt plaats wanneer de spreker die niet aan het woord is, begint te

(28)

spreken en hiermee het woord overneemt. Wanneer er sprake is van een bestreden interruptie probeert de spreker die aan het woord is de interruptie tegen te gaan, maar kan de spreker na een tweede poging alsnog het woord overnemen. Bij een niet-geslaagde interruptie lukt het de spreker niet aan het woord te komen (Brants & Brants 2014: 173).

Naast interrupties wordt er ook gecodeerd wat voor soort vragen er worden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten vragen. Ten eerste is het van belang of er een gesloten of een open vraag wordt gesteld. Dit heeft te maken met de controle over de inhoud. Wanneer er een gesloten vraag wordt gesteld, stuurt de interviewer het gesprek naar een bepaald onderwerp toe en laat hij de politicus kiezen uit van tevoren vastgelegde opties. Bij een open vraag heeft de politicus veel meer vrijheid om de vraag naar eigen inzicht te beantwoorden. Tussen de open en de gesloten vraag ligt de beperkte keuzevraag. Bij deze vraag kan de politicus in principe vrij antwoorden, maar worden er aan dat antwoord

beperkingen opgelegd (Voltmer & Brants 2011: 133-134) . Er wordt bijvoorbeeld gevraagd: “Hoe lang gaat het nog duren voordat het rapport uitkomt?” Daarnaast wordt er bij de analyse op gelet of er sprake is van een sturende vraag. Bij een sturende vraag worden de woorden min of meer in de mond van de politicus gelegd. “U zegt dus eigenlijk dat ...”. Verder wordt er gekeken of er sprake is van een confronterende vraag. Een confronterende vraag dwingt de politicus in de verdediging te schieten en brengt de politicus in verlegenheid. Omdat de interactie tussen de interviewer en de politicus een wezenlijk onderdeel vormt van het

politieke interview, wordt ook gecodeerd hoe de interviewer reageert op het antwoord van de politicus en hoe de politicus reageert op de vraag van de interviewer. De interviewer kan het antwoord van de politicus accepteren, zijn vraag herhalen omdat hij niet tevreden is met het antwoord, het antwoord herdefiniëren of het onderwerp veranderen. De politicus kan de vraag van de interviewer accepteren, weigeren antwoord te geven, zijn eerder gegeven antwoord herhalen, het onderwerp veranderen of de gestelde vraag herformuleren zodat er een andere vraag ontstaat (Voltmer & Brants 2011: 134-135).

Tot slot zijn er een aantal achtergrondvariabelen opgenomen in het codeboek. Deze

variabelen zijn niet direct relevant voor de analyse, maar kunnen achteraf van pas komen om bepaalde verschillen nader te verklaren. Zo wordt er gecodeerd of de politicus die wordt geïnterviewd een kamerlid is, of behoort tot het kabinet. Ook wordt er gecodeerd of de vraag in het interviewfragment wordt gesteld door de interviewer zelf of door een andere gast aanwezig in de uitzending.

(29)

5. RESULTATEN

In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de kwantitatieve inhoudsanalyse worden besproken. Er zijn in totaal 400 interviewfragmenten, bestaande uit een vraag van de interviewer en het daarbij behorende antwoord van de politicus, gecodeerd om zo een antwoord te kunnen geven op de vijf hypotheses die eerder in deze scriptie zijn geformuleerd.

Politici te gast

De eerste hypothese luidt: politici zijn vaker te gast bij talkshows uitgezonden op de publieke

omroep dan bij talkshows uitgezonden op de commerciële omroep. Om deze hypothese te

testen zijn er voor de vier talkshows die worden onderzocht lijsten opgesteld waarin per uitzending te zien is welke politici er te gast waren. In het televisieseizoen 2003/2004 schoven er bij het programma B&W in totaal 107 politici aan. Dat aantal lag bij Barend en Van Dorp op 57. B&W heeft dus bijna twee keer zoveel politici mogen ontvangen in het

televisieseizoen 2003/2004 dan Barend en Van Dorp. Dit wil overigens niet zeggen dat B&W automatisch meer politieke items bespreekt dan Barend en Van Dorp. Zo is Frits Wester, politiek verslaggever, in het televisieseizoen 2003/2004 21 keer te gast bij Barend en Van Dorp om zijn inzichten over de politieke ontwikkelingen te delen. B&W ontvangt in

2003/2004 geen enkele keer een politiek verslaggever. Het lijkt er dus op dat Barend en Van Dorp ervoor kiest om politieke onderwerpen ook te behandelen middels een politiek

verslaggever, waar B&W ervoor kiest enkel de politici zelf aan het woord te laten. In het televisieseizoen 2003/2004 waren er 78 uitzendingen van B&W waar geen politici te gast waren. Dit komt neer op 44 procent van de afleveringen waar een of meerdere politici te gast zijn. Bij Barend en Van Dorp waren dat 48 uitzendingen. Dit komt neer op 47 procent van de afleveringen waar een of meerdere politici te gast zijn. Het aantal afleveringen waarin een politicus te gast is, komt percentueel dus redelijk overeen. Het grotere aantal politici dat B&W te gast heeft, wordt dus voornamelijk veroorzaakt doordat het programma vaak meerdere politici per aflevering uitnodigt om het debat te stimuleren. Barend en Van Dorp kiezen er juist voor om de politicus alleen, of in elk geval zonder duidelijke politieke tegenstanders, zijn verhaal te laten doen.

Bij Barend en Van Dorp waren 15 van de 57 politici ministers of staatssecretarissen. Dit komt neer op 28 procent. Bij B&W waren van 107 politici slecht 4 minister of

(30)

staatssecretaris. Dit komt neer op 4 procent en is dus beduidend lager bij Barend en Van Dorp. Een ander opmerkelijk verschil is het aantal lokale politici te gast bij B&W en Barend en Van Dorp. Waar er bij Barend en Van Dorp in het televisieseizoen 2003/2004 welgeteld twee keer een lokale politicus aanschoof, gebeurde dit bij B&W 30 keer. Dit komt neer op 3,5 procent tegenover 28 procent, een fors verschil.

In het televisieseizoen 2014/2015 schoven er bij Pauw in totaal 118 politici aan. Bij RTL Late Night lag dat aantal een stuk lager. Humberto Tan ontving in 2014/2015 slechts 17 politici. Niet alleen zit er bij Pauw vele malen vaker een politicus aan tafel, ook nodigt Pauw vaker een politiek verslaggever uit om politieke onderwerpen te bespreken. In het seizoen

2014/2015 schoof er bij Pauw 26 keer een politiek verslaggever aan. Bij RTL Late Night lag dat aantal op vijf keer. Wel was Jan-Jaap van der Wal dertien keer te gast met een komisch item over de politieke gebeurtenissen van de afgelopen tijd. RTL Late Night lijkt dus eerder te kiezen voor een luchtig format als het aankomt op het bespreken van politieke onderwerpen.

Bij Pauw zijn er in het televisieseizoen 2014/2015 47 afleveringen zonder politici uitgezonden. Dat komt neer op 67 procent van de afleveringen waar er een of meer politici te gast waren. Bij RTL Late Night was er slechts in 16 procent van de afleveringen een politicus te gast. Dit verschil is aanzienlijk groter dan bij B&W en Barend en Van Dorp.

Bij RTL Late Night waren 7 van de 17 politici minister of staatssecretaris. Dit komt neer op 41 procent. Bij Pauw waren van de 118 politici 16 minister of staatssecretaris. Dit komt neer op 13,5 procent. Dit percentage ligt een stuk lager dan het percentage van RTL Late Night. Verder is het opvallend dat Pauw, naast de vele politici die aan tafel zitten, ook oud-politici uitnodigt om hun verhaal te vertellen. Bovenop de 118 politici schoven er ook nog eens elf oud-politici aan.

Al met al kan de eerste hypothese worden aangenomen. Politici zijn inderdaad vaker te gast bij talkshows uitgezonden op de publieke omroep dan bij talkshows uitgezonden op de commerciële omroep. Het contrast tussen de publieke en de commerciële omroep is wel vele malen groter in het televisieseizoen 2014/2015 dan in het televisieseizoen 2003/2004. De resultaten van Pauw en B&W komen enigszins overeen, maar de resultaten van Barend en Van Dorp en RTL Late Night verschillen aanzienlijk. Hoewel de redactie van RTL Late Night de ambitie heeft uitgesproken een talkshow te worden waarin politiek een grote rol speelt, lijkt het vooralsnog meer de showbizzkant te zijn ingeslagen.

(31)

De volgende vier hypotheses zullen worden beantwoord met behulp van de geanalyseerde interviewfragmenten.

Spreektijd politici

Hypothese 2a luidt: de politicus krijgt in politieke interviews in talkshows uit 2003/2004 meer

spreektijd dan in politieke interviews in talkshows uit 2014/2015.

Uit de analyse van de geselecteerde interviews blijkt dat de totale lengte van het politieke interview in 2003 827 seconden bedraagt. De totale lengte van het politiek interview in 2014 is 936. In de interviews uitgezonden in 2014 duurt het politieke interview dus langer dan in 2003. Dit wil niet direct zeggen dat een politicus dan ook meer spreektijd krijgt. Daarom is er behalve naar de totale lengte van het interview ook gekeken naar de gemiddelde lengte van een vraag door de interviewer en de gemiddelde lengte van het antwoord door de politicus daarop. De gemiddelde lengte van een vraag in de interviews uit 2003 is 8,1 seconden. In 2014 ligt dit gemiddelde op 9,4 seconden. De interviewer neemt in 2014 meer tijd om de vraag te stellen dan in 2003. De gemiddelde lengte van het antwoord van de politicus is in 2003 15,7 seconden. In 2014 bedraagt het gemiddelde 20,1 seconden. De politicus krijgt dus in 2014/2015 meer spreektijd dan in 2003/2004. Hypothese 2a moet dan ook worden

verworpen. Niet alleen duren de interviews in 2014/2015 gemiddeld langer, ook krijgt de politicus langer de tijd om een antwoord te geven. De politicus krijgt dus meer spreektijd in politieke interviews in talkshows uit 2014/2015 dan in talkshows uit 2003/2004. Ook is de totale lengte van het politieke interview in talkshows uit 2014/2015 langer dan in talkshows uit 2003/2004.

Tabel 1: gemiddelde spreektijd in 2003/2004 en 2014/2015 in seconden

B&W B&vD 2003 RTL LN Pauw 2014

Lengte interview 902 753 827 847 1025 936

Lengte vraag 6,6 9,6 8,1 12 6,8 9

Lengte antwoord 18,5 13,2 15,7 23,4 16,8 20,1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Want omdat de gemeenschap nu eenmaal een levensvoorwaarde is voor de mensen, zijn de mensen bang voor hun eigen drang tot vrijheid.. Ze onderdrukken

Overigens werden de pleidooien voor samenwerking met de PvdA meestal ingekleed in het voor- stel een studie te verrichten naar de moge- lijkheden van zo'n

Staatssecretaris Dekker van OCW is er niet in geslaagd zijn wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet voor 1 januari 2016 door de Eerste Kamer te loodsen.. besloot deze Kamer

Dit hebben we ook gedaan bij de belangrijkste actoren binnen de toezichtsstructuur: de raden van toezicht, de Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO) en het Commissariaat voor

kabinetsinspanningen voor een stevige publieke regionale en lokale journalistieke infrastructuur, ook binnen de publieke omroep de aandacht voor regionaal nieuws beter

Wanneer de NPO meer zijn peilers richt op innovatie, experiment en jong talent - zoals dat in het 3Lab slot gebeurd; wanneer de NPO zijn kernambities niet alleen afvinkt,

Het doel van de publieke omroep is om “met een hoogstaand en gevarieerd programma-aanbod een rol te spelen voor alle burgers” (regels 27-30). 1p 12 † Welk algemeen uitgangspunt

Hoewel de overheid de publieke omroep een belangrijke taak toedicht (tekst 1), vindt het kabinet dat de publieke omroep efficiënter (goedkoper) en beter moet gaan functioneren