• No results found

Authenticiteit : de zoektocht naar wat echt is : een interdisciplinair onderzoek naar de ervaringen van authenticiteit in de Sint-Antoniebreestraat en de Jodenbreestraat door wonenden en werkenden in de buurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Authenticiteit : de zoektocht naar wat echt is : een interdisciplinair onderzoek naar de ervaringen van authenticiteit in de Sint-Antoniebreestraat en de Jodenbreestraat door wonenden en werkenden in de buurt"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Authenticiteit:

de zoektocht naar wat echt is

Een interdisciplinair onderzoek naar de ervaringen van authenticiteit in de Sint- Antoniesbreestraat en de Jodenbreestraat door wonenden en werkenden in de buurt

Sophie van den Berg 10575944 Begeleider: mw. drs. R. (Rosanne) van Wieringen Tweede lezer: mw. drs. D. (Dorine) Greshof Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen Aantal woorden:15.410 25 januari 2018 sophie.vandenberg2@student.uva.nl Universiteit van Amsterdam

(2)

2 …it often seems that

the scholarly study of late modern or postmodern culture

is a study of a reverse alchemy.

(3)

3 Inhoudsopgave

Voorwoord 5

1. Inleiding 6

2. Theoretisch kader 7

2.1 Authenticiteit ontrafelt: het kaderen van een buzzword 7

2.2 ‘Neppe’ authenticiteit: de postmoderne reactie 10

2.3 Authenticiteit in de stedelijke ruimte 11

2.4 Amsterdam: authenticiteit in de stad 12

2.5 Interdisciplinariteit 13

3. Probleemstelling 14

3.1 Probleemomschrijving 14

3.2 Onderzoekslocatie: ‘de Bree’ 14

3.3 Vraagstelling 16 3.4 Maatschappelijke relevantie 17 3.5 Wetenschappelijke relevantie 17 4. Methode 18 4.1 Onderzoeksstrategie 18 4.2 Onderzoeksontwerp 19 4.3 Onderzoeksmethoden 19 4.3.1 Visuele etnografie 19 4.3.1.1 Foto-interview 19 4.3.1.2 Verantwoording foto-interview 20 4.3.2 Semigestructureerde interviews 21 4.4 Operationalisering 22 4.5 Populatie en sampling 22 4.6 Dataverwerking en analyse 23 4.7 Ethische verantwoording 23 5. Resultaten 24 5.1 Onderzoeksproces 24 5.2 Objects 26 5.2.1 Oude objecten 27 5.2.2 Nieuwe objecten 28 5.2.3 De schijn bedriegt? 29 5.2.4 Inauthentieke objecten 30 5.3 People 32 5.3.1 Dragende figuren 33 5.3.2 Typetjes 34 5.3.3 De ouderen 35

(4)

4

5.3.4 Nieuwe authentieke people? 36

5.3.5 Deelconclusie 37 5.4 Places 37 5.4.1 De klassiekers 37 5.4.2 Diversiteit in branchering 40 5.4.3 De pleintjes 42 5.4.4 Deelconclusie 43 6. Conclusie 43

6.1 Beantwoording van de hoofdvraag 43

6.2 Discussie 45 6.3 Reflectie 46 7. Literatuurlijst 47 7.1 Primaire bronnen 47 7.2 Secundaire bronnen 50 8. Bijlagen 51

8.1 Schematisch overzicht operationalisering 51

8.2 Respondentenschema 52

8.3 Topiclijst 53

(5)

5 Voorwoord

In dit verslag presenteer ik een onderzoek, of anders gezegd; een wetenschappelijk rapport van een zoektocht, naar hoe mensen in een stedelijke omgeving een authentieke betekenis geven aan hun leefruimte. Bij de start van het proces werd al snel bekend dat de literatuur rondom het concept ‘authenticiteit’ gefragmenteerd was. Mijn scriptiebegeleider; Rosanne van Wieringen, waarschuwde mij dan ook, maar moedigde mij evenzeer aan om een dergelijk dynamisch en gevoelig concept te doorgronden en te vertalen naar de wetenschap. Ik wil haar bedanken voor het kritisch nakijken van alom gefragmenteerde kladversies, en de gesprekken die wij hebben gevoerd waarin wij beiden onze fascinatie deelden voor de complexiteit van authenticiteit.

Ook zou ik graag medestudent en vriendin Gina Lafour willen bedanken voor haar mentale en intellectuele ondersteuning in het proces. En tot slot wil ik eindigen met het bedanken van alle respondenten die deel hebben genomen aan het onderzoek.

(6)

6 1. Inleiding

De oorsprong van Amsterdam, het startpunt van de geschiedenis van Amsterdam, ligt in het centrum. Het centrum is het ‘echte’ historische gedeelte waarvan een groot aantal gebouwen behoren tot de lijst van rijksmonumenten. Over de echtheid van de panden die deel uitmaken van deze lijst, valt echter te twisten. Zo zijn de klassieke herenhuizen op het Kattenburgerplein in Amsterdam replica’s, maar maken zij wel onderdeel uit van de lijst van rijksmonumenten (Damen, 2015). Dat roept de vraag op; hoe echt denken wij dat onze historische binnenstad daadwerkelijk is, en maakt het ons uit als het een replica is?

De vraag wat authentiek is, en wat niet, wekt een discussie op in de sociale wetenschappen die nog niet is uitgevochten. Het blijkt een dynamisch en gevoelig concept waar liever niet mee gewerkt wordt (Straub, 2012). Toch is het een manier om betekenis te geven aan de leefomgeving, en stelt Jones (2010) dat het concept alleen maar meer onderdeel zal uitmaken van hoe mensen betekenis geven aan hun leefomgeving:

“…it provides a means for people to negotiate their own place in a world characterized by population displacement and fragmentation of communities” (Jones, 2010, p. 181).

Ook Jacobs & Appleyard (1987, p. 116) geven aan dat een authentieke betekenisgeving aan een stedelijke ruimte een essentiële factor is om een gezonde stedelijke omgeving te creëren. Zonder het te benoemen beweren zij dat een combinatie van materiële en immateriële factoren, ervoor zorgt dat mensen een authentieke betekenis kunnen geven. Jones (2010) sluit zich daarbij aan en beweert dat de totstandkoming van een authentieke betekenis inderdaad bestaat uit materiële en immateriële factoren: het is een relatie tussen de objects, people en places.

In dit exploratieve onderzoek wordt er dan ook gekeken welke objects, people en places ten grondslag liggen aan het geven van een authentieke betekenis, en wordt er een mogelijk verband tussen deze factoren gezocht. Echter, het perspectief waar vanuit deze factoren benaderd worden verschild van eerder wetenschappelijk onderzoek. Eerder wetenschappelijk onderzoek focust zich namelijk vooral op het toerisme; hoe de toeristen een authentieke betekenis geven aan de voor hun onbekende leefruimte (Wang, 1999; Urry & Larsen, 2011; Cohen & Cohen, 2012). In dit onderzoek ligt de focus op de mensen die werken en wonen in de Jodenbreestraat en de Sint-Antoniesbreestraat; twee straten in de historische binnenstad van Amsterdam. Het zijn de mensen die niet actief opzoek zijn naar authenticiteit, zoals toeristen dat wel doen (Urry & Larsen, 2011), maar die te midden leven van een bekende en snel veranderende stedelijke omgeving. Bovendien

(7)

7 dragen zij passief bij aan hoe toeristen authenticiteit ervaren in de stad Amsterdam (Jivén & Larkham, 2003, p. 78-79).

Door een inzicht te verkrijgen aan wat en hoe deze doelgroep authenticiteit toeschrijft aan hun leefomgeving, kan er gekeken worden hoe ‘houdbaar’ authenticiteit is, en of de grens tussen ‘echt’ en ‘nep’, ‘oorsprong’ en ‘namaak’ een belangrijke scheidslijn is om zich authentiek te kunnen identificeren met hun leefomgeving. Kortom, kan de binnenstad van Amsterdam, ondanks dat object, people en places aan constante verandering onderhevig is, toch nog een authentieke betekenis uitdragen?

2. Theoretisch kader

Authenticiteit roept in de literatuur verschillende associaties op vanuit verschillende disciplines. In dit theoretische gedeelte zal dan ook gekeken worden vanuit welke benaderingen er een authentieke betekenis gegeven kan worden aan iets of iemand. Een filosofisch perspectief van onder andere Baudrillard (2001 [1981]) zal duidelijk maken welke vormen authenticiteit kan aannemen. En in de laatste twee paragrafen zal naar voren komen hoe sociale wetenschappers authenticiteit in de stedelijke omgeving omschrijven, waarbij er tot slot wordt toegespitst op Amsterdam.

2.1 Authenticiteit ontrafelt: het kaderen van een buzzword

In de volksmond is iets dat authentiek is; puur, echt, van nature, perfect, oorspronkelijk of zuiver (Phillips, 1997, p. 5). Al deze woorden refereren naar een bepaalde staat dat het begin van iets of iemand aankaart. Toch vangen deze woorden niet geheel wat authenticiteit is: “…it has higher, more spiritual claims to make.” (Lindholm, 2008, p. 2). Om de claim van antropoloog Charles Lindholm te begrijpen worden er in deze paragraaf drie benaderingen van authenticiteit uiteengezet: de materialistische benadering (Lindholm, 2008), de constructivistische benadering (Lindholm, 2013) en zal er geëindigd worden met de existentialistische benadering (Wang, 1999).

Het eerste onderscheid dat gemaakt moet worden om authenticiteit beter te begrijpen is het onderscheid tussen de materialistische benadering en de constructivistische benadering. De materialistische benadering gaat ervanuit dat authenticiteit toe te kennen is aan een object dat voldoet aan bepaalde eisen. Het object heeft namelijk bepaalde karakteristieken waaraan, aan de hand van diverse schalen en regels, bepaald kan worden of iets authentiek is (Lindholm, 2008, p. 1-2). Deze positivistische benadering van authenticiteit wordt bijvoorbeeld toegepast door erfgoeddeskundigen. Zij gaan er vanuit

(8)

8 dat authenticiteit dus in principe in een object zit, en de erfgoeddeskundigen kunnen vervolgens aflezen hoe authentiek een object is.

Sociale wetenschappers kijken op een andere manier naar de totstandkoming van authenticiteit. De constructivistische benadering gaat ervanuit dat in feite alles echt, puur of authentiek kan zijn (Lindholm, 2008, p. 1; Selwyn, 1996, p. 25-28): of het nou een schilderij van Picasso is of het gebakje Bossche bol uit Den Bosch. Dat wil niet zeggen dat een Bossche bol authentiek is van zichzelf; het gaat om de sociale overeenstemming die er bestaat, dat bepaald of een Bossche bol authentiek is of niet. Wanneer er op deze manier naar authenticiteit wordt gekeken, spreekt men van een constructivistische benadering (Jones, 2010, p. 182). Vanuit dit perspectief is authenticiteit niet in een absolute zin verbonden aan een object. Het is eerder een kwaliteit die cultureel geconstrueerd is, en de toekenning is afhankelijk van wie het object observeert en in welke context dat plaatsvindt.

Lindholm (2008, p. 2) gaat verder met de constructivistische benadering en concludeert dat hierbinnen een opdeling gemaakt kan worden tussen weer twee vormen: historische (origin) en identiteits-gerelateerde (expressive) authenticiteit (zie figuur 1). Historische authenticiteit is eigenlijk vergelijkbaar met de materialistische benadering van authenticiteit. Ze gaan namelijk beide uit van dat er bepaalde regels zijn om te bepalen of iets authentiek is of niet. De historische authenticiteit is er echter ‘bewuster’ van dat de regels zijn ontworpen door mensen. Deze mensen hebben de macht (door kennis) om voor een gemeenschap te bepalen wat ‘echt’ is en wat ‘nep’ is; het is geen gegeven dat is bepaald door de natuur van het object.

Champagne is bijvoorbeeld een product dat alleen de naam champagne mag krijgen, als het ook daadwerkelijk geproduceerd is in de streek Champagne volgens de voorgeschreven regels. Over dit gegeven zijn formele afspraken gemaakt door mensen die de bevoegdheid menen te hebben om te bepalen wat zich authentiek mag noemen en wat niet (Lindholm, 2013, p. 363). Het is dan ook een sociaal geaccepteerde benoeming van authenticiteit.

Aan de andere kant van Lindholm’s (2008, p. 2; 2013, p. 363-364) dichotomie in authenticiteit staat identiteits-gerelateerde authenticiteit. In het artikel ‘The rise of expressive authenticity’ legt Lindholm (2013, p. 363-364) uit hoe deze vorm van authenticiteit; gelinkt aan een individu of een groep mensen, steeds meer gezien wordt als een waarde binnen het moderne bewustzijn. Het is van belang om authentiek te zijn aan jezelf, en dus een directe representatie te zijn van je ware zelf. En hetzelfde geldt voor collectieve identiteits-gerelateerd authenticiteit; een groep mensen kan authentiek zijn

(9)

9 Betekenisgeving Authenticiteit Materialistische benadering (Lindholm, 2008, p. 1-2) Existentialistische authenticiteit (Wang, 1999) Constructivistische benadering (Lindholm, 2008, p. 2) Expressive: Identiteits - gerelateerde authenticiteit (Lindholm, 2013, p. 363-364) Individu Collectief Origin: Historische Authenticiteit (Lindholm, 2013, p. 363)

aan elkaar wanneer zij gerelateerd zijn aan elkaar en in contact staan met de oorsprong van hun identiteit. Dat kan zijn door familiebanden, maar het kunnen ook etnische groepen zijn, zoals de Māori in Nieuw-Zeeland. Net zoals historische authenticiteit speelt ook bij identiteits-gerelateerde authenticiteit de rol van macht weer mee. Er zijn formele afspraken gemaakt door mensen die de bevoegdheid menen te hebben om een collectieve groep mensen, zoals de Māori, de authentieke bewoners van Nieuw-Zeeland, te benoemen. Zo kan er ook een overeenstemming bestaan over wie en welke personen authentiek zijn aan een buurt, en kunnen daar bepaalde rechten bij komen kijken.

Om het voorgaande kort samen te vatten; bij de constructivistische benadering is authenticiteit dus niet ‘objectief meetbaar’, maar hangt de toeschrijven af van een heersend perspectief dat macht uitoefent. Dat maakt authenticiteit een dynamische sociale constructie, dat onderhevig is aan verandering in interpretaties.

Tot slot wordt de existentialistische benadering nog aangehaald. Waar het bij de constructivistische benadering ging over authenticiteit van objecten en mensen, gaat het bij de existentialistische benadering over authentieke ervaringen. Hier haakt Lindholm (2008; 2013) af, maar gaat socioloog Wang (1999, p. 358-365) van start en duidt het belang aan van ‘places’ om het gevoel van authenticiteit te ervaren. Hij geeft aan dat er geen authentieke mensen of authentieke objecten bestaan voor het individu, maar dat een ervaring in een place bepaald in welke mate er een authentieke betekenis wordt gegeven door het individu. Dus, hetgeen dat bepaald in welke mate een ervaring van een individu met iets of iemand authentiek is, is de context waarin het zich afspeelt. In die context

Figuur 1: Een conceptueel model van Lindholm’s (2008; 2013) en Wang’s (1999) benadering van het concept

(10)

10 bepaalt de relatie tussen de mensen, objecten en ruimte of er een authentieke ervaring tot stand komt.

Archeoloog Sian Jones (2010) onderschrijft dit gegeven in een casusonderzoek waarbij zij op zoek gaat naar hoe men een authentieke betekenis geeft aan archeologische vondsten. Daarbij ontdekte zij dat het niet gaat om de vondsten zelf, maar dat de perceptie van authenticiteit tot stand komt door een relatie tussen de vondsten (objects), people en places. Net zoals Lindholm (2008, p. 2) de perceptie van authenticiteit ‘spiritual’ noemt, geeft ook Jones (2010, p. 181) aan dat authenticiteit door de zojuist genoemde relaties een ‘magical power’ heeft. Elke relatie tussen objects, people en places is namelijk uniek, en dat maakt dat de manier waarop mensen betekenis geven aan authenticiteit een gevoelig weefsel is dat moeilijk meetbaar is.

2.2 ‘Neppe’ authenticiteit: de postmoderne reactie

Jones (2010) benoemt authenticiteit een gevoelig weefsel tussen objects, people en places. Dat maakt dat authenticiteit een dynamische perceptie is, die volgens postmoderne denkers ook gemakkelijk gemanipuleerd kan worden. Deze paragraaf focust zich dan ook op ‘neppe’ authenticiteit; een gemanipuleerde perceptie van authenticiteit.

Voor de postmoderne denkers die authenticiteit benaderen, bestaat er geen scheiding tussen echt en onecht. Alles wat mensen opvatten als authentiek, of het mensen, objecten of plekken zijn, is een veredelde reproductie of is nog geen eens op het origineel gebaseerd.

Landschapsarchitect Dean MacCannell (1973, p. 595-598) noemt de veredelde reproducties van authenticiteit staged authenticity, en legt zijn concept uit aan de hand van authentieke ervaringen van toeristen. Hij stelt dat toeristen, wanneer zij een andere cultuur ontmoeten, een authentieke ervaring willen beleven. De ontvangende gemeenschap koppelt monetaire inkomsten aan de drang van de toeristen om dit te beleven en gaan daarmee hun eigen cultuur commodificeren. Bij de commodificatie van de eigen authentieke cultuur worden er reproducties ontwikkeld die andere vormen kunnen aannemen dan de oorsprong. De toerist is hier echter niet van op de hoogte, en wordt dus in zekere zin voorgelogen (MacCannell, 1973, p. 597-598).

Baudrillard (2001[1981], p. 6) gaat nog een stap verder in zijn essay ‘Simulacra and Simulations’. Hij spreekt niet over reproducties, maar totaal nieuwe interpretaties van authenticiteit die geen oorsprong kennen. Hij legt zijn gedachten voor door middel van een omschrijving van de commodificatie cultuur, waar, zo beweert hij, wij ons nu in bevinden. In deze cultuur bestaat er geen onderscheid meer tussen representatie en object, of ding en idee. Er bestaat volgens hem een hele nieuwe realiteit geconstrueerd

(11)

11 vanuit modellen, ofwel simulacra, die op geen manier refereren of voortkomen uit de bestaande modellen. Deze nieuwe realiteit is een realiteit zonder oorsprong: het is een hyperrealiteit (Baudrillard, 2001 [1981], p. 169). Umberto Eco (1986, aangehaald in Wang, 1999, p. 356) geeft een typisch voorbeeld van een hyperrealiteit: Disneyland. Disneyland komt namelijk voort uit een fantasie. Het is hierbij irrelevant of het ‘echt’ of ‘nep’ is, aangezien het niet refereert naar een origineel. Het enorme ‘IAMsterdam’ logo dat op het museumplein staat kan hiervan een voorbeeld zijn: het is een campagne van een slogan die nauwelijks voortborduurt op het eigen stedelijke karakter (Hospers, 2010, p. 2). 2.3 Authenticiteit in de stedelijke ruimte

Maar er bestaan ook tegengeluiden, en is authenticiteit wel degelijk iets dat zich manifesteert in de stedelijke omgeving. Het kan alleen hele nieuwe vormen aannemen. Volgens Zukin (2009) is authenticiteit in de stedelijke context namelijk te onderscheiden in twee groepen die langs elkaar heen bestaan: authenticity in origins and new beginnings. De beleving van authenticiteit in origins kan begrepen worden als historische en mythische kenmerken van de stad. Het zijn de kenmerken die de stad al dan niet eeuwenlang bezit. Het gaat Zukin (2010, p. 6) echter niet alleen om de oude gebouwen die de stad kenmerkt, waar je misschien wel gelijk aan denkt. Ook de manier van werken en leven in de stad maakt deel uit van origins. Het is de manier waarop mensen in de breedste zin, zowel nieuwkomers als toeristen en inwoners, langs elkaar en tegelijk met elkaar de stad beleven. Om de nogal wazige beschrijving van Zukin (2010, p. 6) beter te begrijpen is het van belang om te noemen dat de kern van origins vooral gaat om de ervaring dat een object of samenstelling en interacties van mensen in een buurt, een dusdanig karakter heeft gecreëerd dat de verwachting is dat het, omdat het altijd al was en in het heden zo is, het ook nog zo gaat zijn in de toekomst. Met andere woorden: er is een continuïteit te herkennen.

Jane Jacobs predikte in een vroeg stadium al voor het behoud van origins in de stad. In haar boek, ‘The Death and Life of American Cities’ (Jacobs, 1961), benadrukt Jacobs dat het behoud van origins in een buurt van belang is om sociale problemen als criminaliteit en armoede in de binnenstad te bestrijden. De multifunctionele buurt waar kleine bedrijven, oude panden en sociale controle samenkomen, vormen de basis voor een gezonde authentieke buurt.

Zukin (2009) geeft echter aan dat de tijd van origins voorbij is, en dat er ruimte moet worden gemaakt voor een nieuwe vorm van authenticiteit in de stedelijke context, dat van new beginnings. Zij ziet in New York dat oude saloons plaats maken voor hippe

(12)

12 cocktailbars, en dat obscure bodega’s veranderen in Mexicaanse burritoshops. En deze vervanging is de verschuiving van origins naar new beginnings. De new beginnings zijn volgens haar een nieuwe vorm van authenticiteit die voorkomt uit de mensen die wonen en werken in de buurt, en ook gaan ondernemen voor de mensen van de buurt. De verschillende culturele achtergronden van deze mensen zorgen voor nieuwe ontmoetingsplekken, nieuwe winkels en in sommige gevallen een andere stijl van bebouwing. Een stedelijke ruimte met new beginnings reflecteert dus de verschillende culturen die aanwezig zijn in de buurt (Zukin, 2009, p. 7).

Ze laat dus het tijdselement bij de benoeming van authenticiteit achterwegen, en maakt plaats voor een nieuwe vorm van authenticiteit; zonder dat het zijn oorsprong heeft in de stedelijke omgeving. Zukin (2009) staat dan ook positief tegenover de new beginnings in de stad. Wanneer men namelijk vasthoudt aan origins kan authenticiteit een morele superioriteitsclaim worden, dat de ontwikkeling van een dynamisch gebruik van de stedelijke ruimte kan aantasten (Zukin, 2010, aangehaald in Hall, 2010, p. 4). 2.4 Amsterdam: authenticiteit in de stad

In de afgelopen paragrafen is naar voren gekomen dat authenticiteit vanuit veel verschillende perspectieven te benaderen is. Het biedt dan ook zeker geen raamwerk om authenticiteit mee te bepalen: de betekenisgeving van of iets ‘echt’ of ‘nep’ is lijkt eerder bij het individu te liggen en de relatie die het individu heeft objects, people en places. Dat neemt niet weg dat het interessant is om te kijken hoe verschillende wetenschappers denken over authenticiteit.

Zoals we hebben gezien beweerd Zukin (2009, 2010) dat er nieuwe vormen van authenticiteit kunnen ontstaan. Nijman (1999) heeft echter een meer pessimistische visie. En omschrijft in zijn artikel ‘Cultural globalization and the identity of place’ hoe de eeuwenoude geschiedenis en de internationale reputatie die Amsterdam heeft, ervoor zorgt dat de authenticiteit in de stad onder druk staat. Amsterdam heeft volgens Nijman (1999, p. 147) een kunstmatig karakter gekregen door de komst van het toerisme. De beschikbaarheid van drugs en seks worden in pretpark ‘Amsterdam’ uitvergroot voor de toerist, en maakt dat de stedelijke identiteit zich langzaam maar zeker daarnaar gaat vormen: als een negatieve neerwaartse spiraal.

Waar Nijman (1999) over de aantasting van de authentieke cultuur praat, maakt Architectuurhistoricus Denslagen (2010a, p. 7) de verandering van authenticiteit ietwat concreter. Denslagen (2010a) zegt dat het historische centrum van Amsterdam niet intact is gebleven, en geeft de verklaring dat aan het begin van de twintigste eeuw een

(13)

13 verlangen bestond om het historische centrum in te richten als zakencentrum. Hij heeft echter bezwaar hoe er tegen authenticiteit wordt aangekeken. Een authentiek gebouw heeft wortels in de tijd en daarom meer bestaansrecht. Terwijl authenticiteit verder gaat dan de bebouwing; het wordt ontwikkeld door een samenspel tussen het ontwerp, functie en de interactie met de samenleving (2010b, p. 140). Het historische centrum van Amsterdam is misschien niet intact gebleven, maar authenticiteit uit zich dan ook niet alleen in historie.

2.5 Interdisciplinariteit

Uit de theorie komt naar voren dat er twee manieren zijn om te refereren naar een authenticiteit; vanuit een sociaal geconstrueerd gegeven (constructivistische visie) of vanuit een eigen persoonlijke ervaring (existentialistische visie). In de derde en vierde paragraaf is er een verdieping beschreven hoe wetenschappers authenticiteit beredeneren in de stedelijke omgeving en specifiek in Amsterdam. Dat geeft niet weg dat de waarneming en de bepaling van authenticiteit vanuit het individu voortkomt: vanuit een persoonlijk referentiekader.

Het persoonlijk referentiekader van een individu geeft een waarde aan een bepaalde waarneming in de stedelijke ruimte. Het persoonlijk referentiekader kan begrepen worden als frame dat beïnvloedt wordt door meerdere factoren. Zo kan de bepaling van authenticiteit voortkomen uit culturele tradities, maar ook de cognitieve en psychologische ontwikkelingen van een individu kunnen hieraan ten grondslag liggen. De soort (historische) bebouwing en de manier waarop de publieke ruimtes zijn ingericht spelen eveneens mee in de bepaling van authenticiteit (Khan et al., 2013, p. 288). Kortom, authenticiteit in de stedelijke ruimte is een complexe uitkomst van antropologische, planologische, sociologische en psychologische processen die daaraan vooraf gaan.

Dat maakt dat, vooral in een stedelijke omgeving waar alle walks of life samenkomen, het onoverkomelijk is dat de waarnemingen van authenticiteit uiteen zullen lopen. Maar dat betekent niet, dat wanneer de waarnemingen uiteenlopen, de waarde van een dergelijk resultaat te relativeren is. Integendeel, een vergelijking maken tussen deze resultaten leidt tot verdieping en verduidelijking van de processen die vooraf gaan aan de bepaling van authenticiteit.

(14)

14 3. Probleemstelling

3.1 Probleemomschrijving

Steeds meer sociale wetenschappers kaarten aan dat de drang naar authenticiteit een groot deel uitmaakt, maar in de toekomst nog een groter deel zal uitmaken, van het individu (Gilmore & Pine, 2007; Straub, 2012). Het lijkt op het terugkerende discourse waarbij ‘being true to oneself’ het nieuwe collectieve ideaal is (Straub, 2012, p. 12). Taylor (1992, p. 26) noemt het zelfs de ‘massive subjective turn of modern culture’.

Vasthouden aan wat nog ‘echt’, en dus authentiek is voor een individu, is van belang om de eigen identiteit vorm te kunnen geven (Baudrillard, 2001 [1981]). We zien echter in stedelijke gebieden, zo ook in Amsterdam, dat er snelle veranderingen plaatsvinden in de fysieke omgeving (objects), in de inwoners van Amsterdam (people) en de (semi-) publieke ruimtes (places) (Jones, 2010, p. 181). Het is van belang om te weten of de gebruikers van buurt de veranderingen, zoals Zukin (2009; 2010) aangeeft, als een nieuwe insteek van authenticiteit ervaren, of dat zij authenticiteit als iets van vroeger zien, en zich dus steeds minder kunnen identificeren met de buurt.

3.2 Onderzoekslocatie

De locatie; Jodenbreestraat – Sint-Antoniesbreestraat in Amsterdam, is gekozen als locus van onderzoek. Voor het gemak, en vanwege de originele overkoepelende naam van de straten, wordt er in het vervolg van deze thesis met de naam ‘de Bree’ gewerkt1.

De keuze voor de Bree komt voort uit een aantal karaktereigenschappen van de straat. Naast dat er woonhuizen gelegen zijn aan deze straat, is de straat onderhevig geweest aan fysieke herstructurering; is het ook een bedrijveninvesteringszone (BIZ); en tot slot zijn er veel toeristen te vinden vanwege de geografische ligging van de straat. De zojuist genoemde punten zullen stuk voor stuk besproken worden in de aankomende paragrafen met als aanvang een sociaal-historische benadering van de Bree.

De Bree, die tegenwoordig is opgedeeld in twee straten; de Jodenbreestraat en de Sint- Antoniesbreestraat, was voorheen één geheel dat begon bij de Nieuwmarkt en eindigde bij Mr. Vissersplein. Rond 1700 verkreeg de Jodenbreestraat zijn naam, dankzij de vele joden die in de straat woonden. Dankzij de verloedering van de straat en de behoefte van de stadsbesturen om te moderniseren, wordt er een plan gemaakt en uitgevoerd in de jaren ’60 om de Jodenbreestraat drie keer zo breed te maken ten behoeve van het verkeer. Ook had de gemeente in gedachte om onder de grond een metrolijn te realiseren. Kortom, de

1 De facebookpagina De Bree @bizdebree vertolkt het volgende bij de omschrijving: “De Jodenbree- en Sint Antoniesbreestraat vormen samen het winkel-, cultuur en horeca gebied van De Bree.” (De Bree, 2017).

(15)

15 hele straat tot en met de Nieuwmarkt moest op de schop. De buurtbewoners en voorvechters voor het behoud van monumenten hebben de sloop kunnen staken op de helft van de straat. Dat is dan ook de reden dat de buurt een diversiteit kent in architectuur (Speet & Abrahamse, 2010). En een diversiteit aan architectuur maakt plaats voor een brede interpretatie van zowel historische, identiteits-gerelateerde authenticiteit (Lindholm, 2008; 2013) en existentialistische authenticiteit (Wang; 1999).

Daarnaast behoort de Bree tot één van de 49 bedrijveninvesteringszones van Amsterdam. Een BIZ is een afgebakend gebied zoals een winkelstraat, maar het kan ook een bedrijventerrein zijn, waarbinnen ondernemers samen investeren in de kwaliteit van de bedrijfsomgeving (Gemeente Amsterdam, 2017). De ondernemers betalen een heffing aan de gemeente, waarbij de gemeente deze heffing weer uitkeert in een subsidie aan de BIZ-vereniging. De subsidie wordt dan geïnvesteerd in gezamenlijke plannen, dit kunnen activiteiten zijn maar ook het plaatsen van bijvoorbeeld banken of kerstverlichting, om de leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of economische ontwikkeling te bevorderen (Gemeente Amsterdam, 2017). Het feit dat eigenaren en ondernemers betrokken worden bij de inrichting van de straat buiten hun eigen deuren is interessant. Alhoewel de straatmanager, in het geval van de Bree; Anne van den Brink, wel de doorslag geeft voor een plan voor de Bree, is het in het licht van commodificatie van authenticiteit opvallend

Figuur 2. Jodenbreestraat. Overgenomen uit

Beeldbank Gemeente Amsterdam: Stadsarchief, 2017a1.

Figuur 3. Jodenbreestraat Achtergevel. Overgenomen uit Beeldbank Gemeente Amsterdam: Stadsarchief, 2017b.1

(16)

16 dat degenen die baat kunnen hebben bij staged authenticity (MacCannell, 1973, p. 597-598), invloed heeft op de karakteristieken van de buurt. Het is dan ook van belang om te weten in welk daglicht de bewoners en de ondernemers/eigenaren hun plannen kaderen: in new beginnings (Zukin, 2009, p. 7) óf als reproducties van authenticiteit.

Kortom, gezien de karakteristieken van de buurt; een mix van woon- en consumptiegebied, de diversiteit aan architectuur, en de sociaal-historische geschiedenis die de Bree met zich mee draagt, maakt het een geschikte onderzoekslocatie om te onderzoeken hoe de perceptie van de authenticiteit gevormd wordt door de buurtbewoners van de Bree.

3.3 Vraagstelling

Zoals in de probleemomschrijving al naar voren kwam, is het toeschrijven van authenticiteit een waarde om te kunnen identificeren met een leefruimte. Om de relaties tussen objects, people en places (Jones, 2010), die een authentieke ervaring bewerkstelligen, te begrijpen, worden in dit onderzoek deze aspecten ‘uit elkaar getrokken’, om na te gaan hoe deze aspecten zich verhouden tot elkaar, en te achterhalen waar wellicht het zwaartepunt ligt. In dit deel worden de hoofdvragen en de deelvragen die zijn opgesteld, om het verband te benadrukken, genoemd, en zal duidelijk worden hoe de vragen geïnterpreteerd moeten worden.

De hoofdvraag: ‘In hoeverre ervaren de gebruikers van de Bree authenticiteit in objects, people en places?’, is gebaseerd op de theorie van Jones (2010). De gebruikers in het onderzoek zijn mensen die werken of wonen in de straat. Het is van belang dat enkel deze groep gebruikers deelnemen aan het onderzoek, want dat is de groep mensen die zich voor langere tijd vestigt of aanwezig is in de buurt, en daardoor een veelzijdigere en waardevollere betekenis kunnen geven aan authenticiteit (Khan et al., 2014, p. 406).

In de deelvragen komen de verschillende dimensies naar voren: (1) ‘In welke objects ervaren de gebruikers van de Bree authenticiteit?; (2) ‘Welke people in de Bree ervaren de gebruikers als authentiek?’; en tot slot, (3) ‘Welke places worden door de gebruikers van de Bree als authentiek ervaren?’.

Bij deelvraag 1 kunnen ‘objects’ voorwerpen of dingen zijn die geen publieke functie hebben; denk bijvoorbeeld aan een monument of een huis. Onder ‘people’ bij de deelvraag 2 worden zowel individuen als groepen mensen verstaan. En tot slot zijn ‘places’, onderdeel van deelvraag 3, ruimtes die een publieke of semi-publieke functie hebben. Dat kan dus een museum zijn, maar ook een winkel of een speeltuintje.

(17)

17 Zowel de hoofdvraag als de deelvragen moeten als exploratieve vragen begrepen worden. Dit wil zeggen dat de vervolgvragen ‘hoezo’, ‘waarom’, ‘waardoor’ kunnen zijn. Door narratieve data op te roepen, kan er gekeken worden naar de processen die vooraf gaan aan de bepaling van authenticiteit.

Een belangrijk onderdeel van de deelvragen is het antoniem van authenticiteit: inauthenticiteit. Als men niet direct weet te benoemen wat authentiek is, kan er dan gevraagd worden wat nep, synthetisch, namaak of geïmiteerd is, in de Bree (Phillips, 1997, p. 5). Op deze manier kan er ook een beter beeld gecreëerd worden wat authenticiteit wel is.

3.4 Maatschappelijke relevantie

Het veranderende straatbeeld in Amsterdam, in materiële en immateriële zin, gaat hand-in-hand met een veranderende authentieke betekenisgeving van de inwoners aan de buurt. Er ontstaan maatschappelijke problemen wanneer er een mismatch plaatsvindt tussen een gebruiker en de authentieke betekenisgeving aan de buurt. Men raakt minder betrokken bij de buurt en voelt zich uitgesloten van places en people. En wanneer men zich niet langer betrokken voelt bij de buurt, is er sprake van een vermindering van sociale cohesie en sociale controle. Inzicht verkrijgen in de objects, people en places die de buurt authentiek maken, en wellicht het aankaarten van de verbanden die hiertussen bestaan, maakt dat er extra aandacht kan uitgaan naar deze sociale fenomenen, opdat zij niet mogen verdwijnen. Niet alleen gemeenten kunnen deze betekenisrijke objects, people of places behouden, het kan ook een punt van aandacht zijn voor de BIZ de Bree.

3.5 Wetenschappelijke relevantie

Het wetenschappelijke debat over authenticiteit in de stedelijke omgeving van de laatste twee decennia kenmerkt zich door de sterke nadruk op de ontwikkelingen binnen het toerisme (Cohen & Cohen, 2012, p. 1295). Authenticiteit wordt namelijk gezien als een belangrijke drijfveer voor het toerisme (Wang, 1999), maar tegelijkertijd ligt authenticiteit ook onder vuur, juist door het toenemende toerisme (Gable & Handler, 2007).

Erfgoedstudies en stadsplanners houden zich bezig met, hoe ze deze authenticiteit die onder vuur ligt, moeten behouden (Jive & Larkham, 2003, p. 79). Jive & Larkham (2003) geven kritiek op hoe er tot nu toe onderzoek is gedaan naar het behoud van authenticiteit in een buurt, want zelden worden de mensen die gebruik maken van de buurt als onderdeel genoemd van de totstandkoming van authenticiteit. Zij beweren dat juist de mensen die werken en wonen in een buurt passief bijdragen aan het behoud én de

(18)

18 totstandkoming van authenticiteit. Een inzicht verkrijgen in de visies en waarden van deze groep mensen is dus van belang om een beter beeld te krijgen in welke vormen authenticiteit zich manifesteert (Jivén & Larkham, 2003, p. 78-79).

Alleen Wesener (2016) waagt zich aan een onderzoek waarbij hij op zoek gaat naar hoe ondernemers in een oude Diamantenbuurt in Birmingham een authentieke betekenis geven aan de buurt waarin ze werken. Verder onderzoek, ondanks de oproep van Jivén & Larkham (2003), blijft uit. Straub (2012) geeft in het boek ‘Paradoxes of authenticity’ de verklaring dat juist vanwege het paradoxale karakter van het begrip, de sociale wetenschappers er niet mee aan de slag gaan. Wellicht is authenticiteit in de oorsprong paradoxaal, maar dat geeft niet weg dat er verbanden gelegd kunnen worden tussen de manieren waarop mensen authenticiteit als betekenis gebruiken. En dat is waar interdisciplinariteit om de hoek komt kijken.

4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

Voor de bestudering van de perceptie van authenticiteit in de dimensies (1) objects, (2) people en (3) places, is er gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie (Bryman, 2012, p. 379). De keuze komt voort uit de aard van het concept: het is een dynamic sensitizing concept. Dit houdt in dat er in de wetenschap nauwelijks modellen worden aangereikt waarmee inauthenticiteit van authenticiteit is te distingeren (Straub, 2012). Bovendien geeft een kwalitatieve onderzoeksstrategie de mogelijkheid om dieper op de achterliggende betekenis van de respondent in te gaan.

Het onderzoek heeft een constructivistische ontologie als basis. De onderzochten fenomenen; authenticiteit in objects, people en places, worden dan ook aanschouwd als sociale constructen die gebaseerd zijn op interacties tussen sociale actoren. De interactie tussen sociale actoren is echter dynamisch, waardoor de betekenis van het fenomeen niet vast staat. De uitkomsten van het onderzoek kunnen dan ook enkel beschouwd worden als een momentopname.

De analyse van de dimensies objects, people en places dient vanuit een interpretivistische epistemologie plaats te vinden (Bryman, 2012, p. 28-32). Hierbij ligt de nadruk op de interpretatie van sociale fenomenen, begrepen vanuit de sociale actoren, in het geval van dit onderzoek; de gebruikers van de Bree.

(19)

19 4.2 Onderzoeksontwerp

In het onderzoek is er gebruik gemaakt van een Case Study Design (Bryman, 2012, p. 66-72). Dit ontwerp wordt toegepast in een onderzoek waar er sprake is van een unieke situatie, of wanneer de locus van onderzoek te complex is om op grotere schaal te onderzoeken.

De situatie; de Bree, is uniek in haar eigen kenmerken. Of het ook een unieke situatie is qua perceptie van authenticiteit is niet te stellen, en is bovendien ook niet het uitgangspunt van het onderzoek. De focus ligt op het complexe en messy concept authenticiteit, en hoe en aan welke objects, people en places het wordt toegewezen door gebruikers van de Bree.

4.3 Onderzoeksmethoden

Om een zo volledig mogelijk beeld, in letterlijke en figuurlijke zin, te krijgen bij hoe de gebruikers van de buurt authenticiteit ervaren, zijn er twee aanvullende methoden gehanteerd: visuele etnografie en semigestructureerde interviews.

4.3.1. Visuele etnografie

Voorafgaand aan de semigestructureerde interviews is er gebruik gemaakt van de methode visuele etnografie. Etnografie wordt door Hammersley & Atkinson (2007, p. 3, aangehaald in O’Reilly, 2012, p. 11) als volgt verwoord:

“ethnography usually involves the ethnographer participating, overtly or covertly, in people's daily lives for an extended period of time, watching what happens, listening to what is said, and/or asking questions through informal and formal interviews, collecting documents and artefacts - in fact, gathering whatever data are available to throw light on the issues that are the emerging focus of inquiry.”.

Bij visuele etnografie wordt beeld betrokken bij het zojuist genoemde proces van etnografie. Het beeld dat betrokken wordt in het onderzoek kan al bestaand beeld zijn, of beeld dat verkregen wordt in dienst van het onderzoek (Bryman, 2012, p. 455). Het laatste is in dit onderzoek van toepassing.

4.3.1.1. Foto-interview

Bij de methode foto-interview, als subcategorie van visuele etnografie, wordt er een interview gehouden aan de hand van de foto’s die gemaakt zijn in dienst van het

(20)

20 onderzoek. De deelnemers werden verzocht om met de onderzoeker en een digitale camera in de hand, de Bree door te lopen, en foto’s te maken van objects, people en places die zij als authentiek ervaren.

Na het maken van de foto’s krijgen de deelnemers van het onderzoek de mogelijkheid om de foto’s van betekenis te voorzien door middel van een semigestructureerd interview. Dit wordt ook wel photo-elication genoemd; het beeld dient ter aanleiding van een discussie met de maker van de foto en de onderzoeker (Bryman, 2012, p. 455).

Volgens Kolb (2008) zijn er vier fases te onderscheiden in het proces van een effectief foto-interview. In de openingsfase (1) vraagt de onderzoeker de respondent om met een door de onderzoeker gestelde vraag foto’s te maken die hun visie op de vraag reflecteren. Het is vervolgens aan de respondent om te bepalen welke concepten en belevenissen daarbij horen. In de tweede fase, active photo shooting phase (2), implementeren de respondenten hun visies op de vraag door foto’s te maken in hun omgeving. Dit kan van alles zijn; mensen, gebouwen, lokale bedrijven, zolang het maar een betekenis heeft in de context van de vraag. In de decoding phase (3) nemen de respondenten hun foto’s onder de loep en onderbouwen zij verbaal met welke achterliggende gedachten de foto’s tot stand zijn gekomen. De foto dient dan als impuls in het gesprek. In de laatste fase, the analytical scientific interpretation (4), gaat de onderzoeker de foto’s, interviews en observaties analyseren.

In dit onderzoek zijn de eerste, tweede en derde fase omschreven door Kolb (2008) doorlopen. Bij de vierde fase zijn alleen de interviews geanalyseerd. De foto’s en observaties zijn niet meegenomen in de verdere analyse.

4.3.1.2. Verantwoording foto-interview

Het uitvoeren van een foto-interview wordt als een waardevolle methode beschouwd in dit onderzoek. In dit deel wordt er ingegaan op de redenen waarom deze methode als waardevol wordt beschouwd, maar wordt er ook benoemd welk ongewild effect er kan optreden.

Allereerst is er bewezen dat een combinatie van beeld en woorden in een interview meer cognitieve processen in gang zet dan enkel het uitwisselen van woorden (Harper, 2002, p. 13).

“As participants “audience” their images for researchers, they begin a cognitive process of developing and expressing their ideas, feelings and concerns.” (Rose, 2007, aangehaald in Kolb, 2008, p. 6).

(21)

21 Ofwel; foto’s fungeren als katalysator van betekenisgeving (Kolb, 2008, p. 7). Crang (1997, aangehaald in Crouch, 2000, p. 71) voegt daar aan toe dat, bij het oproepen van ideas, feelings and concerns, het ophalen en benoemen van herinneringen een belangrijke rol speelt. Bij het bevragen van een uitermate interpretatief concept als authenticiteit, is dat een wensbare methode.

Het maken van foto’s door de respondenten kan ook een ongewild effect hebben. De respondenten kunnen zich namelijk meer bewust worden van hun omgeving, en vervolgens beelden gaan interpreteren waar ze in het dagelijks leven niet naar zouden omkijken.

Toch wordt er bij de betekenisgeving aan authenticiteit meer waarde gelegd bij een foto-interview, dan bij enkel een semigestructureerd interview. Als men namelijk niet de straat waarneemt voor het interview, dan moet er beroep gedaan worden op het geheugen. De respondent gaat dan ‘in gedachten’ de straat door en geeft dan alsnog betekenis. Het minpunt is dat authenticiteit, zoals in het theoretische gedeelte beschreven, ook in ervaringen waargenomen kan worden. Met enige nuance binnen deze redenering bestaat er een kans dat de ervaring in mindere mate voor zal komen in de betekenisgeving.

4.3.2. Semigestructureerde interviews

De derde fase van photo-elication; de decoding phase, waarbij het beeld onder de loep wordt genomen en de respondent verbaal onderbouwd met welke achterliggende gedachtes en opvattingen de foto tot stand is gekomen, is in feite het semigestructureerde interview.

De diepgang van het gesprek hangt af van de maker van de foto. Het is voorgekomen dat sommige deelnemers meer moeite hebben bij het geven van een diepere betekenis aan hun gemaakte foto. In dat geval is er gebruik gemaakt van een aide-mémoire om onderwerpen die niet besproken zijn, alsnog aan bod te laten komen (Bryman, 2012, p. 471).

Foto-interviews afleggen is desalniettemin een tijdrovende methode, voor zowel de onderzoeker als de respondent. Het introduceren van het onderzoek, de wandeling door de Bree en de toelichting van de gemaakte foto’s kost minimaal twee uur van iemands tijd. Vooral voor de werkenden die niet wonen in de Bree; de mensen die na werk vertrekken richting hun woonplaats, is het besluit om mee te werken aan dit onderzoek een grotere overweging dan mensen die binnen de locus van onderzoek wonen. Voor deze gebruikers

(22)

22 is er een uitzondering gemaakt, en zijn er alleen semigestructureerde interviews uitgevoerd, al dan niet onder werktijd. De topiclijst die tijdens deze interviews is gebruikt is te vinden in bijlage 8.3.

4.4 Operationalisering

Het concept dat centraal staat in dit onderzoek is authenticiteit. Volgens Jones (2010, p. 183) kan authenticiteit begrepen worden als een ‘magische’ kracht die tot stand komt door de interactie van mensen, objecten en plekken. Een operationalisering ontwerpen om te begrijpen wat het ‘magische’ (Jones, 2010) en ‘paradoxale’ (Straub, 2012) authenticiteit is, ondermijnt het eigen dynamische karakter van het concept. Het is echter wel relevant om te achterhalen op welke manier de respondenten een betekenis geven aan wat zij als authentiek ervaren.

Om de betekenissen te achterhalen wordt er gebruik gemaakt van de ‘what’ en ‘how’ methode (Hollis, 2002, aangehaald in Khan et al., 2014, p. 397). Dat houdt in dat de respondenten betekenis geven door de objecten, mensen en plekken eerst te benoemen, waar navolgend een verklaring wordt achterhaald. Deze verklaring wordt vervolgens geanalyseerd aan de hand van de twee stromingen die er in het theoretische gedeelte zijn geanalyseerd: de constructivistische stroming van Lindholm (2008; 2013) en de existentialistische stroming van Wang (1999).

Door deze methode te gebruiken kan er niet alleen achterhaald worden ‘wat’ de respondenten als authentiek zien, maar ook ‘hoe’ zij een betekenis geven aan dat wat authentiek is: of hun betekenis een sociaal geconstrueerd gegeven is, of dat het een eigen ervaring is. Voor een overzicht van de operationalisering: zie bijlage 8.1.

Verder wordt er bij het stellen van de vragen gebruik gemaakt van de synoniemen die Phillips (1997, p. 5) geeft: zuiver; puur; van nature; echt. Ook de mensen die misschien niet direct een idee hebben wat authenticiteit precies is, kunnen door het gebruik van deze toegankelijke synoniemen toch betekenis geven aan de Bree.

4.5 Populatie en sampling

Onder de gebruikers van de Bree vallen de mensen die wonen en/of werken in de straten. Deze mensen vormen de basis voor het onderzoek, aangezien zij, anders dan de vrijetijdsbesteders, vaker in de straten aanwezig zullen zijn. Dat maakt ze ook meer betrokken bij de ontwikkelingen in de straat; in wellicht actieve zin als onderdeel van de bewonersvereniging, of in passieve zin, dat de gebruiker de veranderingen in de straat vanaf de zijlijn meemaakt. Bovendien stellen Khan et al. (2014, p. 406) dat een individu

(23)

23 die zich langere tijd ergens vestigt een waardevollere en diepere betekenis kan geven aan zijn of haar omgeving.

In eerste instantie zijn de respondenten via de samplingmethode; convenience sampling, verworven (Bryman, 2012, p. 201-202). Het contact met de straatmanager en een sleutelfiguur binnen Huis de Pinto; het ontmoetingscentrum en tevens ruilbibliotheek voor de buurt, heeft ertoe geleid dat convenience sampling niet meer nodig was. Via snowball sampling (Bryman, 2012, p. 202-203) is er contact gelegd met de rest van de respondenten. De onderzoeksgroep moet daarentegen wel zo divers mogelijk zijn. Bij de eerste respondenten is er niet geselecteerd op leeftijd of het aantal jaren dat de gebruiker actief is in de Bree. Bij de laatste respondenten is daar wel rekening mee gehouden, om de groep respondenten zo representatief mogelijk te houden voor de gebruikers van de Bree.

4.6 Dataverwerking en analyse

De twee methoden; semigestructureerde interviews en visuele etnografie, worden op één manier gecodeerd in het onderzoek. De interpretatie van de beelden die de respondenten hebben gemaakt wordt alleen overgelaten aan de respondenten zelf, en dit vertaalt zich weer naar een semigestructureerd interview. De beelden zijn niet onafhankelijk van de respondent geanalyseerd door de onderzoeker. En de beelden van de respondenten die verder in het onderzoek te zien zijn, dienen enkel als hulpmiddel bij het lezen van de resultaten.

Om de semigestructureerde interviews te kunnen analyseren is er gebruik gemaakt axial coding. Strauss & Corbin (1990, p. 61, aangehaald in Bryman, 2012, p. 569) beschrijven dit als; “…a set of procedures whereby data are put back together in new ways after open coding, by making connections between categories.”. Deze manier van codering sluit het beste aan bij de bestudering van authenticiteit, omdat er vanuit wordt gegaan dat de dimensies object, people en places met elkaar in verband staan. Wanneer de codes onafhankelijk van elkaar worden geanalyseerd, en als er geen mogelijkheid bestaat om nieuwe categorieën en verbanden te kunnen aantonen, dan wordt er losgelaten van de verschillende dimensies als interactief fenomeen. Daarom worden open en selectieve codering uitgesloten in dit onderzoek.

4.7 Ethische verantwoording

Voordat het interview van start ging is elke respondent ingelicht over de aard van het onderzoek. Dit houdt in dat elke deelnemer van het onderzoek in detail geïnformeerd is over waar het onderzoek over gaat, wie het onderzoek uitvoert, op welke manier de

(24)

24 deelnemer onderdeel uitmaakt van het onderzoek, voor welke doeleinden de verkregen data wordt ingezet en hoe de data wordt verwerkt. Door de deelnemer dusdanig inzicht te geven in het onderzoek is er voldaan aan het principe waar een ethische kwestie op gebaseerd zou kunnen zijn: informed consent (Bryman, 2012, p. 138-140). Het betrekken van de deelnemer bij het onderzoek door het geven van deze informatie heeft geen gevolgen voor de data.

De verwachting is dat er tijdens of na de interactie met de respondent geen sprake zal zijn van fysieke of mentale schade. Het concept zal in sommige gevallen wel emoties oproepen, en afhankelijk van de respondent zelf, kan het voorkomen dat er onderwerpen aan bod komen die een hevige emotionele lading hebben. Alhoewel hevige emotionele reacties de kracht van authenticiteit laten zien, staat de respondent volledig in zijn of haar recht om van onderwerp te veranderen.

Aan de hand van de “Statement of Ethical Practice for the British Sociological Association – Visual Sociology Group”2 is er zorgvuldig onderzocht of er, bij het gebruik

maken van visueel materiaal, ethische kwesties komen kijken. Bij dit onderzoek zijn er twee gevallen waar rekening mee gehouden moet worden. Ten eerste behoren de foto’s, vanuit een rechterlijk perspectief, in het eigendom van degenen die de foto heeft gemaakt. Daarom is er voor aanvang van het maken van de foto’s gevraagd of de respondent ermee instemt dat de foto’s verplaatsen naar het bezit van de onderzoeker. Ten tweede zullen er altijd mensen of eigendommen van mensen in de foto’s voorkomen. Het is onmogelijk om toestemming te vragen aan alle mensen en bezitters van eigendommen, die wellicht per ongeluk op de foto staan, voor het nemen van een foto. Gezien het bereik van het onderzoek en vanwege het moreel neutrale karakter van het concept authenticiteit, zal het nemen van foto’s geen imagoschade veroorzaken voor mensen of eigendommen van mensen.

5. Resultaten

In dit hoofdstuk worden het verloop van het onderzoeksproces, en de resultaten van dit proces, besproken. De werving en de kenmerken van de respondentengroep zullen allereerst aan bod komen, waarna de resultaten beschreven worden in de paragrafen die voortkomen uit de deelvragen: objects (§5.2), people (§5.3) en places (§5.4). Deze paragrafen zijn weer opgedeeld in verschillende koppen met titels die de data, verkregen

2 De ‘Statement of Ethical Practice for the British Sociological Association wordt in Bryman (2012)

aangereikt als hulpmiddel om ethische problemen aangaande het gebruik maken van visueel material, te voorkomen. Te vinden op de website: http://www.visualsociology.org.uk/BSA_VS_ethical_statement.pdf

(25)

25 uit de interviews, onderschrijven. Elke paragraaf sluit vervolgens af met een deelconclusie die de verkregen resultaten samenvat om een duidelijker overzicht te krijgen van de verkregen data. Tot slot is figuur 7 gemaakt om het lezen van de resultaten visueel te verhelderen, vooral als de lezer niet bekend is met het onderzoeksgebied.

5.1 Onderzoeksproces en respondentengroep Het vinden van gebruikers in de Bree; mensen die wonen en/of werken in de buurt, begint in de straat zelf. Aan het begin van het proces ben ik verschillende winkels en panden binnen gelopen om in contact te komen met gebruikers van de straten. Aan de hand van deze methode heb ik vijf respondenten

geworven. De rest van de

respondenten heb ik via de

straatmanager en via een

sleutelfiguur binnen Huis de Pinto;

het ontmoetingscentrum en

ruilbibliotheek voor de buurt, verkregen.

In totaal zijn er vijftien interviews

afgenomen, waarvan negen

respondenten hebben deelgenomen aan een foto-interview. Niet alle respondenten hadden namelijk de tijd

en mogelijkheden om mee te doen aan het foto-interview. Daarbij werden sommige werkenden geïnterviewd tijdens het werk, omdat zij hun werkplek niet konden verlaten. Dit wordt in het onderzoek niet als verloren of ‘mindere’ data gezien. Het maken van de beelden dient ter ondersteuning van de betekenisgeving aan authenticiteit. Het dient dus als hulpbron, en niet als bepalende factor voor de bruikbaarheid van een interview. Bij de respondenten die in plaats van een foto-interview een semigestructureerd interview aflegden, viel wel op dat er meer gebruik gemaakt moest worden van de topiclijst. In de topiclijst in bijlage 8.3 is te zien op welke manier dat werd gedaan. Alleen bij respondent

Naam Leeftijd *=schatting

Gebruiker sinds… Soort gebruiker

Anouk 47 jaar 2015 Werk

Anne-jan

49 jaar 1989 Werk Eduard 24 jaar 2017 Werk Marijn 55 jaar 2002 Werk Inge 49 jaar* 1998-2008,

momenteel sporadisch

Werk Paul 54 jaar 1997 Woon Abby 70 jaar* 2012 Woon&werk Helene 64 jaar* 1991 Werk Walter 69 jaar 1997 Woon&werk Koen 27 jaar 2013 Werk Paulien 21 jaar 2014 Woon Lua 46 jaar* 1991 Werk Floran 63 jaar 2010 Woon Dennis 42 jaar 2013 Werk Joep 26 jaar 2013 Woon&werk

Figuur 4: Tabel met drie specificaties van respondenten. De

uitgebreidere specificatietabel staat in bijlage 8.2. Bron: Eigen

(26)

26 Inge is het interview niet opgenomen en getranscribeerd, aangezien zij aan het werk was en soms tussendoor klanten moest helpen. Direct na het interview zijn er aantekeningen gemaakt die in bijlage 8.4 zijn te vinden.

De duur van de afgelegde interviews varieert van 20 minuten tot 71 minuten. Het aantal minuten dat zojuist genoemd is staat los van het introductiemoment met de respondent en het maken van de foto’s bij de gezamenlijke wandeling door de Bree. Met deze momenten erbij is er gemiddeld genomen tot bijna drie keer zo lang contact geweest met de respondenten die een foto-interview hebben afgelegd. Dit maakt dat wanneer het interview werd afgenomen, de respondent meer gewend was aan mij als onderzoeker, en objectief gezien ook meer tijd had om zich te kunnen verdiepen in het concept authenticiteit.

In het figuur hierboven zijn belangrijke specificaties genoemd die overigens in de bijlage 8.2 nog verder zijn uitgewerkt. De namen die in het onderzoek worden genoemd zijn werknamen; dat wil zeggen dat de originele namen van de respondenten niet in het onderzoek voorkomen en zijn vervangen door fictieve namen. De leeftijden van de respondenten variëren van 21 jaar tot 70 jaar oud. En het aantal jaren dat de respondenten gebruik maken van de buurt loopt uiteen van een half jaar voor Eduard, tot bijna 30 jaar voor Anne-jan.

In de laatste kolom is te zien of de gebruikers werken en/of wonen in de Bree. Er zijn drie respondenten die wonen én werken in de Bree. De overige twaalf respondenten wonen óf werken in de Bree, waarvan het merendeel van de onderzoeksgroep alleen werkt. Slechts één respondent valt buiten de categorisering woon/werk; dat is respondent Koen. Respondent Koen is namelijk student. Toch wordt hij ondergebracht bij de categorie werk, aangezien zijn gemiddelde tijdsbesteding als student aan de Academie voor Theater en Dans overeen komt met een gebruiker die werkt in de Bree.

Of er gesproken kan worden van een representatieve steekproef voor de populatie van de Bree, is moeilijk te zeggen aangezien er geen data beschikbaar is die de populatie kan onderschrijven. Wel kan er gesproken worden van een diverse groep wonenden en werkenden; van een receptioniste, een kapper, en een wethouder, tot een oud-academicus. 5.2 Objects

In deze eerste paragraaf van de resultaten ligt de focus op de objects in de Bree die de respondenten toeschrijven aan authenticiteit. Nogmaals zal ik ter verduidelijking benoemen wat precies wordt verstaan onder objects. Objects kunnen monumenten zijn, het kunnen auto’ s of fietsen zijn, maar ook huizen vallen binnen deze categorie. Zolang

(27)

27 het voorwerp of ding geen publieke functie heeft, zoals een museum of buurthuis dat wel hebben, dan wordt het in dit onderzoek verstaan als een object. Op één respondent na wisten alle respondenten één of meerdere objecten te benoemen waaraan zij authenticiteit toeschrijven. In de volgende paragraaf zijn de uitkomsten weergeven in vijf sub-paragrafen: (5.2.1) Oude objecten; (5.2.2) Nieuwe objecten; (5.2.3) De schijnt bedriegt?; (5.2.4) Inauthentieke objecten en tot slot zal er in de (5.2.5) deelconclusie een overzicht geformuleerd worden van de ondervindingen.

5.2.1 Oude objecten

Uit de interviews is naar voren gekomen dat de meerderheid van de respondenten de objecten die er oud uit zien, benoemen als authentiek. Dit lijkt een voor de hand liggend resultaat, maar daar wordt in paragraaf 5.2.3 kritisch naar teruggekoppeld.

Het object dat het meest is genoemd, door in totaal zes respondenten, is het poortje gelegen aan de Sint-Antoniesbreestraat. Het poortje biedt ingang tot het plein dat zich daarachter bevindt; een plein dat voorheen een kerkhof was, het Zuiderkerkhof, gelegen naast de Zuiderkerk. Vijf van de zes respondenten (Dennis (42), Paul (54), Paulien (21), Eduard (24) en Koen (27)3) noemen het woord ‘passen’ bij hun verklaring. Het poortje

vinden zij passen bij de Bree. Paul (54) en Paulien (21) zeggen daarover dat het poortje zo goed past bij de buurt, omdat het een verhaal vertelt van het verleden. Paulien (21) weet het verhaal achter het poortje niet te vertellen, maar zegt daarover: “…die gaat meteen een beetje terug naar de Middeleeuwen ofzo, dat gevoel heb ik tenminste.”(Paulien, 12-01-’18). Waar Paul (54) juist aanzienlijk veel kennis heeft over de geschiedenis omtrent het poortje, en het poortje dan ook als een objectivering beschouwt van het verleden van die specifieke plek. Als een object dat het verhaal van het verleden ‘vertelt’, waarbij hij de volgende gedachte oppert: “…en ik denk dat mensen toch gelukkiger zijn als ze in een buurt wonen, waarbij er verbindingen zijn naar het verleden.” (Paul, 18-12-’17).

Één van de respondenten, Floran (63), vindt het poortje an sich een authentiek poortje, maar is ook van mening dat het poortje op een meer uitgesproken manier tot zijn recht had kunnen komen. Het poortje wordt namelijk omringd door het woningbouwcomplex ‘Het Pentagon’, ontworpen door Theo Bosch en Aldo van Eyck. Een bouwstijl die dusdanig contrasteert met de stijl van het poortje, dat de authentieke waarde van het poortje verloren gaat; aldus Floran (63).

Naast het poortje zijn er meerdere objecten die worden genoemd door de respondenten, maar er is weinig overlap te vinden. Wat wel opvalt, is dat de verklaringen die de

(28)

28 respondenten geven voor de benoeming van authenticiteit aan deze verschillende objecten, overeenkomen. Negen respondenten geven bijvoorbeeld bij het aanwijzen van een willekeurig huis aan dat ze de versieringen op de hoeken van het huis; de hijsbalken op het dak of de kleine monumentjes verwerkt in de muren van een huis zo ‘typisch’ vinden. Deze kenmerken zijn niet per definitie enkel een kenmerk van de Bree, maar maken eerder onderdeel uit van een bouwstijl die ook in de rest van Amsterdam zichtbaar is. Hieruit blijkt, en tevens uit de aarzeling bij het stellen van deze vraag tijdens de interviews, dat een groot deel van de respondenten moeilijkheden ondervond met het verstrekken van een authentieke betekenis aan objecten die specifiek alleen in de Bree te vinden zijn.

5.2.2 Nieuwe objecten

Er zijn ook enkele gevallen waarbij de respondenten authenticiteit toeschrijven aan een object dat er niet per se ‘oud’ uit ziet, zoals dat bij het zojuist genoemde poortje en de authentieke kenmerken van de huizen wel het geval is. Dennis (42) benoemt bijvoorbeeld het gemeentegebouw, gesitueerd aan het begin van de Jodenbreestraat, als authentiek. Het gebouw is er “als een blok neergeplant” (Dennis, 15-01-’18), waarbij er geen rekening is gehouden met de geluiden vanuit de buurt. Daarom draagt het volgens hem de betekenis van hoe er in het verleden met de buurt is omgegaan.

Abby (70*) geeft aan dat ze de kleine vitrines die bevestigd zijn aan de muren in de Sint-Antoniesbreestraat echt bij de buurt vindt passen. In de vitrines hangen iedere paar maanden nieuwe foto’s of kleine kunstwerkjes van kunstenaars die in de buurt wonen. “Het is eigenlijk een kleine tentoonstelling, een klein museumpje in de buurt.” (Abby, 08-12-’17). Het zijn vaak foto’s of kunstwerken die iets met de geschiedenis van de buurt te maken hebben. Zo vertelt ze dat de vorige expositie bestond uit foto’s van de Bree toen de straat helemaal open lag: “…en dat is ook echt iets van de buurt.” (Abby, 08-12-’17).

Paul (54) oppert als enige de “nieuwe historisch verantwoorde grachtenlantaarn” (Paul, 18-12-’17) die de straat op sommige punten kenmerkt, als een object dat een manifestatie is van authenticiteit. Alhoewel hij de enige respondent is die dit object noemt, is dit object wel een geschikt voorbeeld ter inleiding van het deel dat hierop volgt, en zal daarom kort behandeld worden. Paul (54), als wethouder Inrichting Openbare Ruimte en Groen, Verkeer en Parkeren, Water en Monumenten van stadsdeel Amsterdam-Centrum, heeft in samenwerking met de Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer (DIVV) de kroonlantaarn en de ritterlantaarn opnieuw laten ontwikkelen. De armatuur; het bovenste gedeelte van de lamp, te zien in figuur 5, werd namelijk in de jaren ’70

(29)

29 vervangen voor een transparante,

kunststof kap met geeloranje verlichting. Volgens Paul vonden (54) Amsterdammers dit lelijk en de lamp was bovendien niet al te zuinig. Er werd vervolgens een nieuwe lichttechniek ontwikkeld die het mogelijk maakte dat de lantaarn deed voorkomen uit het jaartal 1898 afkomstig te zijn; het jaar dat de lamp voor het eerst in Amsterdam kwam te staan, maar tegelijkertijd bestond de lamp uit de nieuwste technieken, waaronder LED-verlichting. Alom, de lantaarn is een replica van een origineel Amsterdams ontwerp, maar is in

Paul’s (54) beleving toch een authentieke lamp. Dit gegeven schijnt een interessant licht op wat hij als authentiek ervaart: het mag nieuw zijn, zolang het er maar oud uit ziet. 5.2.3 De schijn bedriegt?

En met dit inzicht zijn er bij de navolgende negen interviews, vanuit een exploratieve werkwijze, gerichter vragen gesteld die de kennis van de geïnterviewde op de proef stelt. Zijn de respondenten op de hoogte van de origine van het door hun benoemde authentieke object? En mocht het object de ‘schijn’ opdoen, en niet gerealiseerd zijn in het jaartal dat eigenlijk zou toebehoren aan het ontwerp van het object; maakt dat een verschil in de mate waarin zij authenticiteit toekennen aan een object? Is het dan nog wel écht?

Deze bevraging stelt niet alleen de kennis van de respondent op de proef, maar ook de kennis van de onderzoeker. In het interview met Paul (54), en ook tijdens de voorgaande interviews met Abby (70*) en Anne-jan (49), is specifieke kennis vergaard over objecten waar er een discrepantie bestaat tussen het bouwjaar en het ontwerp. Deze informatieve fragmenten tijdens de interviews maakte dat deze exploratieve bevraging bij de resterende negen interviews in gang kon worden gezet.

En voortkomend uit deze bevraging werd er in veel gevallen een verbazende emotie gesignaleerd bij de respondenten die niet afwisten van de discrepantie tussen het ontwerp

Figuur 5: Moderne lichtoptiek in een historische lantaarn

Links: De moderne variant op de ritterlantaarn. Bron: Paul Rechts: Model ritterlantaarn van dichtbij. Bron: Overgenomen

uit “Arsis Street Lighting”, 2017 (http://www.arsis.nl/page- licht/openbare-verlichting/grachtenlantaarn-2/#/page-licht/openbare-verlichting/grachtenlantaarn-2/. Copyright 2017, Arsis.

(30)

30 en het bouwjaar. Eduard (24) reageerde echter op een enigszins coulante wijze op het gegeven dat, op een enkel huis na, de herenhuizen op de Sint-Antoniessluis rondom 1980 gebouwd zijn:

“In dat opzicht vind ik het niet erg dat het genept wordt, maar daardoor zorgt het er wel voor dat ik niet kan zeggen "dit is oud, of dit is nep", ik heb gewoon geen idee. Ik weet het gewoon niet, je kan het gewoon niet zien. Net zoals je zei bij het huisje aan de andere kant het nieuwst uitziende huisje, het oudste was. Ik heb geen idee, weetje. Ik ben geen expert op dat gebied.” (Eduard, 07-01-’18)

Waarop hij het volgende verkondigde:

“Het gaat mij vooral om dat het sfeerbeeld blijft bestaan. En ik vind dat juist deze bouwstijl heel erg bij het sfeerbeeld van Amsterdam past, dus als we dat nieuwbouw ook in die stijl doen, dan vind ik dat beter dan wanneer men moderne gebouwen gaan plaatsen.” (Eduard, 07-01-’18)

Niet alleen Eduard (24), maar ook Helene (64), Walter (69), Koen (27), Dennis (42) en Joep (26) geven aan dat oude of gerestaureerde typisch Amsterdamse panden, ongeacht het bouwjaar, het beste bij de sfeer passen van de stad, en dan ook behouden moeten blijven of wellicht opnieuw gemaakt moeten worden. “Het hoeven natuurlijk niet allemaal honderd jaar oude steentjes te zijn of zoiets dergelijks, een nieuwe buurt kun je ook zo inrichten.” (Walter, 09-12-’17).

Dit laat niet weg dat alsnog de ‘jonge’ authentieke objecten die benoemd worden eerder uitmaken van een groter geheel; de Amsterdamse bouwstijl, of misschien wel de bouwstijl te zien in oude Nederlandse steden, denk aan Leiden of Haarlem, dan dat het een kenmerk is van de Bree. De resultaten van overeenkomstige authentieke objecten in de Bree blijven dan ook uit. Aan de andere kant reiken deze resultaten wel een impressie aan van hoe de respondenten beredeneren wat zij authentiek vinden.

5.2.4 Inauthentieke objecten

De respondenten hadden dus bij het benoemen van authentieke objecten zeer uiteenlopende antwoorden, zoals te lezen in de voorgaande paragrafen. Er was weinig overlap te herkennen in de benoeming van oude objecten, en ook aan nieuwe objecten

(31)

31 werd authenticiteit toegeschreven. En tot slot bleek uit de laatste paragraaf dat oud uitziende objecten die eigenlijk vrij nieuw zijn ook als authentiek worden ervaren.

Daarentegen was er een opvallende overeenkomstigheid te ontdekken in wat de respondenten als niet authentiek ervaarden: ofwel inauthentiek. Er worden in deze paragraaf twee objecten beschreven die het meest zijn genoemd door de respondenten: een object dat al meer dan twintig jaar geleden is gesloopt; het Maupoleum, en de woningcomplexen op de Sint-Antoniesbreestraat.

Het Burgemeester Tellegenhuis, dat in de volksmond het Maupoleum4 werd genoemd,

wordt door vijf respondenten genoemd tijdens het interview, waarbij drie respondenten los van het interview het gebouw tijdens de wandeling door de Bree aankaarten. In totaal gaat het dus om meer dan de helft van de respondenten die het Maupoleum inauthentiek vindt.

De benoeming van een gebouw dat er niet meer staat als inauthentiek, schiet eigenlijk de vraag te boven. De vraag aan de respondenten was of zij, met (in de meeste gevallen) behulp van fotografie, konden aanduiden aan welke objecten zij een authentieke betekenis toekennen. Dat vervolgens meer dan de helft van de geïnterviewden iets aanduiden als inauthentiek dat niet te vangen is in een foto, geeft een opmerkelijk resultaat dat enige verdieping vereist.

De meeste gebruikers waren toendertijd, zelfs toen het gebouw gesloopt werd, nog niet woonachtig of werkzaam in de Bree. Dat wil niet uitsluiten dat er geen eerder verband is geweest met een gebruiker en het Maupoleum, maar kaart in veel gevallen wel aan dat de bepaling van het object als inauthentiek voor de Bree niet voortkomt uit de eigen ervaring van de gebruiker met het Maupoleum. Het kaart eerder aan dat de gebruiker het idee van het Maupoleum als inauthentiek heeft geïnternaliseerd, afkomstig uit een externe factor, welke dat dan ook is.

Naast het Maupoleum is het woningcomplex het Pentagon meerdere malen genoemd, maar in vier van de acht gevallen is het Pentagon én de rest van de bebouwing van de Sint-Antoniesbreestraat aangewezen als inauthentiek. Het gaat hier om een bepaalde bouwstijl waarvan Lua (46*) beweert dat het geen ziel heeft, Marijn (55) en Anouk (47) noemen de hele straat ronduit lelijk en Koen (27) vertelde zijn visie aan de hand van een anekdote over hoe een Braziliaanse vriendin van hem de Sint-Antoniesbreestraat aanschouwde:

4Het Burgemeester Tellegenhuis kreeg in de volksmond de naam Maupoleum. Dat is een samenvoeging van de naam van

een ondernemer die investeerde in de realisatie van het gebouw; Maup Caransa, en het woord mausoleum, wat graftombe betekent (Denslagen, 2010, p. 127).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

De in de Oudheid en Middeleeuwen veelvul- dig voorkomende zuilen kunnen immers veel ouder zijn dan het gebouw waarin ze zijn toegepast; dergelij- ke elementen werden niet

During the Middle Ages there was a more conscious use of older material on account of its significance, but the concept of original- ity seems more relevant here than

In deze bijdrage wordt betoogd dat wij landschappelijke authenticiteit kun- nen begrijpen door het landschap in samenhang te bekijken: als levend systeem, geschiedenis en

This article argues that we can understand landscape authenticity by looking at the landscape as an integrated whole: as a living sys- tem, history and spatial experience3.

17 Deze worden hier niet ontleend aan het document van Nara, maar zijn gebaseerd op vier aspecten van authentici- teit die in het bijzonder gelden voor gebouwen van de

8 Contrary to what we might expect after reading Steffen Nijhuis’s article on the huge diversity of landscape authenticity, the measure of authenticity in World Heritage

Dat aan historische architec- tuur allerlei immateriële en symbolische waarden worden en werden toegeschreven, wordt voor zover ik weet door nie- mand in het Westen bestreden,