• No results found

Het effect van narratieven op attitude ten aanzien van depressie de rol van perspective-taking en empathie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van narratieven op attitude ten aanzien van depressie de rol van perspective-taking en empathie"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het effect van Narratieven op Attitude ten aanzien van depressie

de rol van Perspective-Taking en Empathie

Lesley Tapessur 11398698

Masterthesis

Graduate School of Communication Master’s Programme Communication Science

Gert-Jan de Bruijn 2 februari 2017

(2)

Samenvatting

Het doel van dit experiment was het onderzoeken van het effect van narratieven op attitude in de context van depressie. Daarnaast werden de rol van empathie en perspective-taking onderzocht om meer inzicht te krijgen in de werking van narratieven en de factoren die dit type boodschap effectief maken.

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werd gebruik gemaakt van een 2 (Narratieve tekst vs. Informatieve tekst) x 2 (Hoog Perspective-taking vs. Laag Perspective Taking) between-subjects design, waarbij attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie en de mate van ervaren empathie de afhankelijke variabelen waren. Van de 140 participanten die meededen aan het experiment werden er uiteindelijk 114 meegenomen in het sample.

Uit de resultaten bleek dat er in dit onderzoek geen direct effect was van tekst type op attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag (H1). Wel kwam naar voren dat empathie een mediërende rol speel in de relaties tussen type tekst en attitude (H2). Er werden geen interactie-effect gevonden van perspective-taking op de relatie tussen type tekst en de mate van ervaren empathie (H3). Narratieven oefenen dus invloed uit op attitude via de mediator empathie. Meer onderzoek moet uitwijzen welke andere factoren een rol spelen bij narratieve overtuiging en hoe deze manier van communiceren effectief ingezet kan worden om attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressies te verbeteren.

(3)

Inleiding

Op kamers wonen, nieuwe vrienden maken, gezellig een paar biertjes doen en zo nu en dan naar college. Je studententijd zou de mooiste tijd van je leven zijn, maar helaas is dit niet voor alle studenten het geval. Een depressie kan ervoor zorgen dat mensen zich eenzaam, neerslachtig, onbegrepen en incompetent voelen. Het is kan voor studie-uitval zorgen, je sociale leven belemmeren en een ogenschijnlijk mooie tijd in een donker dal veranderen. Het is daarom zorgwekkend dat depressieve stoornissen steeds vaker voor lijken te komen onder studenten. Volgens een onderzoek van de Landelijke Studenten Vakbond (2013) heeft maar liefst de helft van alle studenten te maken met psychische klachten tijdens hun studie.

Er kan geconstateerd worden dat iemand een depressie heeft als zij minstens twee weken aaneengesloten last hebben van klachten als een sombere stemming, een verlies van interesse of plezier, slaapproblemen, vermoeidheid, gevoelens van waardeloosheid,

gewichtsverlies of –toename, een verminderde concentratie en aanhoudende gedachten aan de dood (American Psychiatric Association, 2014). Uit onderzoek blijkt dat verschillende factoren zoals stressvolle gebeurtenissen, een lage zelfwaardering, alcoholgebruik,

ongezond eten en baanonzekerheid de kans op een depressieve stoornis kunnen verhogen (Volksgezondheidenzorg, 2018).

Ondanks dat depressie met therapie effectief behandeld kan worden zoekt het

merendeel van de studenten die last heeft van een depressieve klachten hier geen hulp voor (Vidourek, King, Nabors & Merianos, 2014). Vaak denken ze dat hun klachten bij het

studentenleven horen, denken ze dat de klachten vanzelf over zullen gaan of geven ze aan dat ze zich zorgen maken over wat anderen zullen denken als zij professionele hulp nodig hebben (Eisenberg, Golberstein & Gollust, 2007). Door het onvermogen om de symptomen van een depressie goed te herkennen en de diverse barrières die zij zien voor het zoeken van hulp, zorgen ervoor dat zij vaak onnodig lang met onbehandelde depressieve klachten rond blijven lopen (Vidourek et al. 2014).

(4)

Binnen het veld van gezondheidscommunicatie worden steeds vaker narratieven gebruikt om gedrag gericht op de preventie en detectie van ziektes te bevorderen

(Thompson & Kreuter, 2014). Narratieve boodschappen lijken een veelbelovende methode om persuasieve boodschappen over te brengen, maar het is niet helemaal duidelijk hoe narratieve communicatie precies werkt (Braddock & Dillard, 2016; Niederdeppe, Bigman, Gonzales & Gollust, 2013). Onderzoeken naar de effectiviteit van narratieven leveren

uiteenlopende resultaten op dus is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar in welke contexten narratieven effectief zijn, op welke manieren narratieven ontvangers kunnen beïnvloeden en welke factoren meespelen bij narratieve overtuiging. Hoewel narratieve gezondheidscommunicatie in verschillende contexten effectief gebleken, richtten deze onderzoeken zich voornamelijk op fysieke aandoeningen (Zebregs, Van den Putte, Neijens & De Graaf, 2015; Shen, Sheer & Li, 2015). Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van narratieven in de context van mentale gezondheid. Omdat het niet duidelijk is in welke situaties narratieven beter werken dan non-narratieven is het dus nodig om meer onderzoek te doen narratieven in verschillende contexten.

Voor toekomstige campagnes op het gebied van mentale gezondheid en depressie is het belangrijk om te weten hoe zij narratieven effectief in kunnen zetten. Juist voor mentale aandoeningen als depressie kunnen narratieven een nuttig middel zijn, omdat deze vorm van communicatie in staat is om abstracte ideeën concreter te maken en mensen een kijkje kan laten nemen in de belevingswereld van mensen die aan stemmingsstoornissen lijden. Door het openen van een dialoog over depressie, krijgt men meer inzicht in deze aandoening en kunnen stigmatiserende attitudes verminderd worden. In dit onderzoek wordt gekeken naar de effectiviteit van narratieven op het verbeteren van attitudes in de context van depressie onder studenten. Daarnaast wordt onderzocht welke rol empathie en perspective-taking in dit proces spelen. Op deze manier wordt gepoogd om bij te dragen aan de literatuur rond

narratieve gezondheidscommunicatie een betere benadering voor het verbeteren van attitudes rondom depressie.

(5)

Theoretisch kader

Stigma & Help seeking behavior

Een van de meest genoemde barrières voor het zoeken van professionele hulp bij mentale aandoeningen is stigma (Corrigan, 2004; Vogel, Bitman, Hammer & Wade, 2013). Stigma ten aanzien van mentale aandoeningen kan gedefinieerd worden als een set van negatieve attitudes waarin vooroordelen of negatieve stereotypen ten aanzien van mensen met een mentale aandoening naar voren komen (Kearns, Muldoon, Msetfi & Surgenor, 2015). Omdat deze attitudes kunnen leiden tot discriminatie, wordt er vaak anders gekeken naar het laten behandelen van depressie dan naar de behandeling van fysieke aandoeningen (Corrigan, 2004: Masuda & Latzman, 2011).

Stigma ten aanzien van mentale aandoeningen wordt over het algemeen

geassocieerd met negatieve attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag (Vogel et al., 2005). Onderzoek toont aan dat dit te maken heeft met het niet openstaan voor en het te laag inschatten van de waarde van professionele hulp onder hen met een hoger stigma ten aanzien van mentale aandoeningen (Coppens, 2013). Eerder onderzoek heeft ook belicht dat mensen mentale aandoeningen als een persoonlijke zwakte kunnen zien, waardoor ze onwillig zijn om hulp te zoeken (Schomerus et al., 2009: Mojtabai, 2010: Griffiths et al., 2011). Volgens onderzoek van Pinto - Foltz en Logsdon (2008) heeft stigma rondom mentale aandoeningen een serieuze impact op het functioneren van een individu in de maatschappij, omdat het hem of haar ervan weerhoudt om hulp te zoeken, vanwege de angst om

buitengesloten te worden. Het is dus duidelijk dat er een verandering in attitude nodig is om hulpzoekgedrag te stimuleren.

(6)

Narratieven in gezondheidscommunicatie

Een narratief is een verhalende vorm van communicatie waarin in ieder geval één karakter één gebeurtenis meemaakt (De Graaf, Sanders & Hoeken, 2016). De gebeurtenissen in een narratief zijn gebonden aan een bepaalde tijd en ruimte en zijn causaal verbonden. De elementen van narratieve communicatie maken dat deze communicatievorm specifieker en concreter aandoet dan non-narratieve communicatie. De focus ligt over het algemeen bij de presentatie van een situatie zoals deze wordt ervaren door een karakter in het verhaal, terwijl non-narratieve communicatie vaak steunt op een minder natuurlijke weergave van

informatie.

Uit eerder onderzoek blijkt dat narratieve gezondheidscommunicatie een effectieve manier is om ontvangers in contact te brengen met al dan niet fictieve gestigmatiseerde personages. Op deze manier krijgen zij de kans om een beter begrip te ontwikkelen met betrekking tot de symptomen van depressie (Chang, 2008). Wanneer narratieven worden ingezet in gezondheidscommunicatie bevatten deze boodschappen vaak anekdotes en ervaringsverhalen, waardoor ontvangers bijna van dichtbij meemaken hoe het is om een mentale aandoening of depressieve stoornis te hebben (Hinyard & Kreuter, 2007).

Wetenschappers beschouwen narratieven als een effectieve manier om boodschappen over te brengen omdat ze een natuurlijke vorm van communicatie zijn die over het algemeen gemakkelijk te begrijpen zijn voor ontvangers (Shen, Sheer & Li, 2017).

Narratieven, mentale aandoeningen en depressie

De persuasieve effecten van narratieve boodschappen zijn al volop onderzocht en er zijn bewijzen voor de effectiviteit voor narratieve gezondheidscommunicatie in verschillende contexten, maar onderzoek op het gebied van mentale aandoeningen en depressie blijft tot nu toe achter. Gerelateerd aan het veranderen van attitudes ten aanzien van

(7)

toont aan dat narratieven effectief kunnen zijn in het veranderen van stigmatiserende attitudes (Chung & Slater, 2013, Chang, 2008). Hoe meer ontvangers van een narratief worden ondergedompeld in de de wereld die in het narratief wordt geschetst, des te groter de persuasieve effecten zijn (Chang, 2008). In lijn met Chang wordt in het huidige onderzoek verwacht dat narratieve boodschappen beter in staat zullen zijn om ontvanger te betrekken bij de ervaringen van het karakter in het narratief. Depressie is een complexe aandoening die meer is dan alleen een rijtje symptomen. Door middel van een narratief is het mogelijk om buiten een opsomming meer te communiceren over de belevingswereld van een karakter.

Eerder onderzoek naar het verminderen van negatieve attitudes ten aanzien van depressie laten zien dat contact met een individu met depressie, zij het direct of gemedieerd, ervoor kan zorgen dat mensen betrokken raken bij het lot van mensen met depressie

(Chang, 2008; Reinke, Corrigan, Leonhard, Lundin & Kubiak, 2004). De verwachting is dus dat narratieve boodschappen een positiever effect zullen hebben op attitudes dan

informatieve boodschappen.

H1: Narratieve teksten leiden tot positievere attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag

bij een depressie dan informatieve teksten

Narratieven, empathie en attitudeverandering

Empathie wordt vaak gedefinieerd als het bewustzijn van iemand anders’ mentale staat en het ervaren van zijn of haar gevoelens (Kemp, Bui, Krishen, Homer & Latour, 2017). Dit emotionele inlevingsvermogen zorgt ervoor dat mensen in staat zijn om elkaar te begrijpen en in bepaalde situaties gepast op elkaar kunnen reageren. Over het algemeen reageren mensen empathisch wanneer zij weergaven zien van mensen die stress ervaren (Decety, Echols & Correl, 2010). Maar in het geval van mentale aandoeningen en depressie is dit vaak toch niet het geval. Sterker nog, in plaats van medeleven krijgen mensen met een depressie vaak te maken krijgen met stigmatiserende houdingen vanuit de samenleving (Corrigan et al, 2000; Chang, 2008).

(8)

Volgens Shen (2010) kan empathie weer opgedeeld worden in twee dimensies, namelijk State empathie en Trait empathie. State empathie verschilt van het vaker

bestudeerde Trait empathie in dat er bij de eerste bestudeerd wordt hoe het verwerken van boodschappen empathie kan opwekken, terwijl er bij de tweede meer gekeken wordt

gekeken naar het opwekken van empathie tijdens het ontwikkelen van boodschappen. In de context van persuasieve communicatie speel vooral State empathie een belangrijke rol. State empathie kan gedefinieerd worden als een proces dat wordt gestart op het moment dat een ontvanger bepaalde signalen ontvangt over de staat van een ander en automatisch een representatie van die staat activeert met de bijbehorende reacties (Preston & Waal, 2002).

Onderzoek toont aan dat state empathie een positieve voorspeller is voor

overtuigende uitkomsten (Shen, 2010, Campbell & Babrow, 2004). Door state empathie in een persoon op te wekken, wordt een reactie veroorzaakt die boven de affectieve en cognitieve reacties van de ontvanger uitstijgt. Daarnaast stelt Shen (2010) dat state empathie het persuasieve proces zowel direct als indirect kan beïnvloeden door

psychologische weerstand te verminderen. Het directe proces kan waarschijnlijk verklaard worden aan de hand van emotionele ‘besmetting’ en het associatieve proces van state empathie. De inductie van state empathie zorgt ervoor dat ontvanger verzorgende reacties als sympathie, begrip en warmte voor iemand ervaren (Oliver, 2008). Deze positieve affecten zorgen er op hun beurt voor dat de ontvanger positiever tegenover de empathie opwekkende boodschap staan.

Oliver, Dillard, Bae en Tamul (2012) stellen dat narratieve boodschappen beter in staat zijn om empathie op te roepen dan non-narratieve boodschappen voor

gestigmatiseerde groepen. Zij tonen aan dat narratieve boodschappen een positief effect hebben op de mate van ervaren empathie ten aanzien van immigranten, gevangenen en ouderen. Dit effect geld echter niet alleen voor de gestigmatiseerde karakters in de aan hen voorgelegde narratieven, maar ook voor de attitude ten aanzien van de groep waar het karakter bij hoort. Door empathie te genereren voor een karakter met depressie, zou het in lijn met dit onderzoek, mogelijk moeten zijn om empathie op te roepen voor mensen met

(9)

depressie in het algemeen. In lijn met eerdere bevinden wordt verwacht dat narratieven tot een hogere mate van van empathie zal leiden en dat deze hogere mate van empathie tot positievere attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag zal leiden.

H2: Empathie medieert de relatie tussen type tekst en attitude ten aanzien van

hulpzoekgedrag bij een depressie, waarbij verwacht wordt dat narratieve teksten

leiden tot een hogere mate van empathie ten opzichte van mensen met een depressie

dan informatieve teksten (H2a), wat vervolgens tot een positievere attitude ten aanzien

van hulpzoekgedrag bij een depressie leidt (H2b)

Narratieven & perspective-taking

Een van de factoren die mogelijk invloed heeft op de effectiviteit van narratieve

gezondheidscommunicatie is perspective-taking, een vaardigheid die een individu in staat stelt om het standpunt van een ander in te nemen. Gasiorek & Ebesu Hubbard (2017)

definiëren perspective-taking als een proces waarbij men ideeën vormt over de mentale staat van een ander. Dit proces wordt ondersteund door ontwikkelde sociaal cognitieve

vaardigheden en de persoonlijke neiging tot betrokkenheid. Het concept verschilt van empathie in dat perspective-taking duidt op het cognitieve vermogen om de wereld vanuit andermans standpunt te zien, terwijl met empathie het vermogen om emotioneel met een ander te verbinden wordt bedoeld (Galinsky, Maddux, Gilin & White, 2008).

Eerder onderzoek toont aan dat perspective-taking in staat is om negatief stigma te verminderen (Todd & Galinsky, 2014; Galinsky & Moskowitz, 2000). Het effect van

perspective taking kan worden verklaard door het proces dat plaatsvindt wanneer iemand het perspectief van een ander in neemt. De gedachten van de het doelwit versmelten als het ware met die van een individu zelf (Na & Chasteen, 2016). Het volgt dat het stimuleren tot het innemen van een ander perspectief een effect zou kunnen hebben op de relatie tussen narratieve communicatie en de mate van ervaren empathie. Hoewel er eerder al bewijs is gevonden dat perspective-taking kan leiden tot sterkere empathische reactie (Cialdini,

(10)

Brown, Lewis, Luce & Neuberg, 1997; Todd & Galinksy, 2014), is perspective-taking in de context van depressie tot nu toe nog weinig onderzocht.

Een van de verwachtingen is dat een laag vermogen tot perspective-taking ervoor zal zorgen dat de invloed van narratieven op de mate van ervaren empathie versterkt wordt. Narratieven zijn dankzij de specifieke kenmerken van dit format (informatie over situaties en gebeurtenissen worden geleverd door middel van een protagonist) bij uitstek geschikt om een lezers onder te dompelen in de cognitieve en emotionele ervaringen van een ander (Slater & Rouner, 2002) en zijn in staat om een ontvanger van een narratief een ander perspectief te tonen (Chung & Slater, 2013). Dit betekent waarschijnlijk dat narratieve boodschappen, zelfs als ontvangers niet worden aangezet tot perspective-taking, genoeg informatie leveren over de emotionele staat van een ander om meer empathie op te wekken dan informatieve boodschappen. In geval van een hoog vermogen tot perspective-taking heeft de extra informatie die narratieve boodschappen leveren ten opzichte van informatieve boodschappen geen effect, omdat ontvangers al gestimuleerd worden om het perspectief van een ander in te nemen.

H3: Er is een significante interactie tussen Type tekst en Perspective-taking, zodanig

dat narratieve teksten bij een lage mate van Perspective-taking een sterkere invloed

op empathie hebben dan informatieve teksten (H3a) maar dat er bij een hoge mate van

(11)

Figuur 1. Conceptueel model met Type tekst als onafhankelijke variabele, attitude als

afhankelijke variabele, perspective-taking als moderator en empathie als mediator.

Methode

Onderzoeksdesign

In het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van een 2 (Narratieve tekst vs. Informatieve tekst) x 2 (Hoog Perspective-taking vs. Laag Perspective-taking) between-subjectsdesign, waarbij de mate van ervaren empathie en de attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie de afhankelijke variabelen waren.

Proefpersonen

Van de 140 participanten die deelnamen aan het onderzoek, zijn er 26 uit de sample verwijderd. Een van de voorwaarden voor selectie in de sample was dat zij minstens 25 seconden de namen namen om de tekst door te lezen. 25 proefpersonen werden uitgesloten omdat zij te kort op de stimulipagina zijn gebleven. Een tweede voorwaarde was dat de participanten minstens 18 jaar moesten zijn. 1 deelnemer werd uitgesloten omdat deze niet voldeed aan de minimumleeftijd. Het uiteindelijke sample dat geanalyseerd werd, bestond uit 114 participanten.

(12)

De sample voor dit onderzoek bestond voor 71.9% uit vrouwen en 28.1% uit mannen (N= 114). De gemiddelde leeftijd van de participanten was 24.57 jaar (SD = 3.413), waarbij de jongste 19 en de oudste 43 was. Van de participanten heeft 59.6% een universitaire Bachelor gedaan, 12.3% een universitaire Master, 14.0% heeft een studie op het Hoger Beroepsonderwijs afgerond en 14.1% heeft een andere opleiding gedaan (N = 114).

Om te controleren of de participanten willekeurig aan de condities werden

toegewezen en uit te sluiten dat eventuele verschillen tussen condities het resultaat zijn van niet vergelijkbare groepen participanten, werden twee Chi-toetsen gebruikt, waarbij naar de relatie tussen de blootstelling aan de condities (narratief of informatief) en respectievelijk geslacht en opleidingsniveau werd gekeken. De resultaten van de eerste toets wijst uit dat er er geen relatie was tussen conditie en geslacht (X2 (1) = 3.428, p = .064). Ook tussen

conditie en opleidingsniveau bleek geen relatie te bestaan (X2 (5) = 7.061, p = .216). De participanten zijn wat betreft geslacht en opleidingsniveau gelijk over de condities verdeeld en eventuele verschillen die in verdere analyses aan het licht komen zijn dus niet het resultaat van een ongelijke verdeling van deze variabelen.

Om te controleren of de leeftijd van de participanten in beide condities gelijk was, werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Uit de t-toets bleek dat er geen significant verschil bestond tussen de leeftijd in de narratieve conditie (M = 24.80, SD = 3.903) en de informatieve conditie (M = 24.33, SD = 2.809); t (112) = .732, p = .466.

Stimuli

Om de hypothesen te kunnen toetsen, zijn een narratieve en informatieve tekst ontwikkeld over studenten met depressie. De ene groep deelnemers zag de narratieve tekst, terwijl de andere groep de informatieve tekst te zien kreeg. Beide teksten worden

gepresenteerd als nieuwsartikelen op de website van de Universiteit van Amsterdam en behandelen in grote lijnen dezelfde onderwerpen (stressfactoren voor studenten, schaamte, zelf-stigma, ontkenning en de positieve effecten van professionele behandeling) om de condities gelijk te houden. De lengte van de teksten zijn in beide condities ongeveer gelijk.

(13)

De narratieve tekst bestond uit een ervaringsverhaal over een studente met een depressie. Het verhaal begon met een korte introductie waarin werd beschreven over wie het verhaal gaat en wat haar situatie was. Ze beschrijft vervolgens wanneer ze last kreeg van mentale problemen en dat ze het gevoel had dat ze niet mocht klagen, dat ze er niet over wilde praten omdat ze bang was dat anderen haar zouden veroordelen en dat ze zichzelf veroordeelde omdat ze haar gevoelens niet onder controle kon houden. Ze legt uit dat ze wilde ontkennen dat er iets aan de hand was, maar dat ze zich steeds slechter ging voelen. Tot slot vertelt ze dat ze hulp heeft gezocht, dat ze meer grip heeft gekregen op haar depressie en dat het fijn is om er open over te kunnen zijn.

De informatieve tekst behandelt dezelfde thema’s, maar presenteert deze als feitelijke informatie. Na een introductie over mentale problemen onder studenten en wat de meest voorkomende klachten zijn, worden een aantal risicofactoren voor studenten benoemd. Vervolgens wordt beschreven dat studenten negatieve attitudes ten aanzien van depressie als een barrière zien en schaamte ervaren. Vervolgens wordt uitgelegd dat veel studenten hun problemen willen ontkennen en dat een onbehandelde depressie met de tijd zou kunnen verergeren. De tekst sluit af met uitleg over hoe depressies behandeld kunnen worden.

Instrumentatie

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van bestaande zelf-rapportage schaalvragen die respectievelijk attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie, de mate van ervaren empathie en het vermogen om een ander perspectief in te nemen meten. De items in het onderzoek zijn opgenomen vanuit gepubliceerde artikelen die door middel van peer-review zijn gecontroleerd. In bijlage I is een overzicht van de bevraagde items opgenomen.

Attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag

De attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag werd gemeten aan de hand van de Attitudes Toward Seeking Professional Psychological Help Scale-Short Form (ATSPPH-SF) van Elhai, Schweinle & Anderson (2008). De schaal bestond uit 10 items die door middel van een

(14)

vijfpunts-Likertschaal gemeten werden (1 = Completely agree, 5 = Completely disagree). Een voorbeeld van een vraag uit deze schaal is: “Talking about psychological problems is a poor way to solve emotional problems”. De schaal bleek redelijk betrouwbaar: Cronbach’s Alfa = .636 (N = 114).

State Empathy

Om de mate van State Empathy te meten werd de State Empathy Schaal van Shen (2010) gebruikt. De schaal bestaat uit 12 items die door middel van een een vijfpunts-Likertschaal gemeten werden (1 = Completely agree, 5 = Completely disagree). De schaal is enigszins aangepast voor dit onderzoek door de vragen toe te spitsen op het karakter Robin. Een voorbeeldvraag uit deze schaal was: “The emotions experienced by Robin are genuine”. De schaal bleek goed: Cronbach’s Alfa = .923 (N = 114).

Perspective-taking

Om de mate van Perspective-taking te meten werd de Perspective-taking schaal uit de Interpersonal Reactivity Index van Davis (1983) gebruikt. De schaal bestaat uit zeven items die door middel van een vijfpunts-Likertschaal gemeten werden (1 = Very well, 5 = Not well at all). Een voorbeeld van een vraag uit deze schaal is: “Before criticizing somebody, I try to imagine how I would feel if I were in their place”. De schaal bleek niet betrouwbaar:

Cronbach’s Alfa = .591 (N = 109). Om de betrouwbaarheid van de schaal te verbeteren werd item Q12.4_PT (I sometimes find it difficult to see things from the “other person’s” point of view) verwijderd. Zonder dit item bleek de schaal redelijk betrouwbaar: Cronbach’s Alfa: .664.

Procedure

Het experiment werd afgenomen via het programma Qualtrics. De deelnemers werden via Facebook en het persoonlijke netwerk van de onderzoeker benaderd. De deelnemers werden gevraagd om te participeren en werden na het klikken op de bijgevoegde link naar

(15)

het experiment geleid. Vervolgens werden de participanten willekeurig aan een van de vier condities toegewezen.

Voor het experiment begon, kregen de participanten een introductie te zien over het onderzoek. Hierin werd uitgelegd waar het onderzoek over ging, werden deelnemers

verzekerd van een anonieme deelname en werden ze geïnformeerd over hun rechten tijdens en na deelname. Nadat de participanten hun deelname hadden bevestigd, werden ze om enkele demografische gegeven gevraagd.

Na de demografische vragen werden de participanten blootgesteld aan de stimuli. Afhankelijk van de conditie waar de participant aan werd toegewezen, kregen ze een narratieve tekst met gewone instructie, een narratieve tekst met extra instructie om een ander perspectief in te nemen, een informatieve tekst met gewone instructie of een

informatieve tekst met extra instructie om een ander perspectief in te nemen te zien. Hierna werden er vragen over de attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie, de mate van ervaren empathie en het vermogen om een ander perspectief in te nemen gesteld.

Resultaten

Manipulatiechecks

Om te controleren of de manipulaties succesvol waren, werden een aantal vragen gesteld met betrekking tot de uitgevoerde manipulaties. Participanten werden gevraagd in hoeverre zij de tekst verhalend, statistisch en subjectief vonden. Aan de hand van drie onafhankelijke t-toetsen werd vastgesteld of er een relatie bestond tussen de type tekst (narratief vs.

informatief) en respectievelijk de mate waarin participanten de tekst verhalend, statistisch en subjectief vonden.

Uit de analyse blijkt dat participanten de narratieve tekst (M = 1.81, SD = .667) significant meer verhalend vonden dan de informatieve tekst (M = 2.96, SD = .922); t (83.87) = -7.41, p < .001. Er moet wel gemeld worden dat de aanname van gelijke variantie in de populatie is geschonden, Levene’s F (103) = 8.769, p = .004. De informatieve tekst (M =

(16)

2.92, SD = .871) werd significant meer statistisch bevonden dan de narratieve tekst (M = 3.86, SD = .743); t (103) = 5.989, p < .001. En tot slot werd de narratieve tekst (M = 2.32, SD = .869) als subjectiever gezien dan de informatieve tekst (M = 2.94, SD = .836); t (103) = -3.716, p < .001. De uitgevoerde onafhankelijke t-toetsen tonen aan dat de manipulatie van de teksten geslaagd was.

Een extra t-toets werd uitgevoerd om te controleren of de additionele instructie, waarin participanten werden gevraagd om het perspectief in te nemen van een karakter met een depressie, daadwerkelijk tot een hogere mate van Perspective-taking had geleid.

Uit de analyse bleek dat de extra instructie (M = 2.55, SD = .481) niet tot meer

Perspective-taking leidde dan de gewone instructie (M = 2.61, SD = .660); t (107) = .622, p = .535. De toets toont dus aan dat de manipulatie van de instructie niet succesvol was en dat eventuele resultaten mogelijk niet het resultaat zijn van de manipulatie in de instructie.

Analyseplan

Om hypothesen 1, 2 en 3 te kunnen toetsen en te controleren of blootstelling aan narratieve boodschappen tot een positievere attitude leiden dan blootstelling aan informatieve

boodschappen, narratieve boodschappen tot meer empathie leiden dan informatieve boodschappen en of er een interactie-effect plaatsvindt tussen type tekst en perspective-taking wordt gebruikt gemaakt van Univariate variantieanalyses.

Om hypothese 2 verder te kunnen toetsen en na te gaan of de mate van ervaren empathie de relatie tussen tekst type en attitude medieert, wordt gebruik gemaakt van de PROCESS macro van Hayes (2018). Deze macro maakt het mogelijk om indirecte effecten in te schatten, zelfs als er geen directe effecten worden gevonden.

Analyses

Uit de Univariate variantieanalyse die werd gebruikt om na te gaan of narratieve teksten leiden tot positievere attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag bij een depressie dan informatieve teksten (H1), blijkt dat teksttype geen significant effect had op attitude ten

(17)

aanzien van hulpzoekgedrag bij een depressie; F (1, 112) = .788, p = .377. In tabel 1 zijn de gemiddelden, standaarddeviaties en aantallen samengevat. Er werd geen verschil gevonden tussen participanten die de narratieve tekst hadden gelezen en participanten die de

informatieve tekst hadden gekregen. Hypothese 1 moet dus verworpen worden.

Tabel 1. Gemiddelden, standaarddeviaties en participanten per variabele

Variabele Type tekst M SD N

Attitude Narratief 3.001 .601 59

Informatief 3.115 .675 55

Empathie Narratief 2.393 .588 59

Informatief 2.950 .746 55

Uit de Univariate variantieanalyse die werd uitgevoerd om te toetsen of narratieve teksten leiden tot een hogere mate van empathie ten opzichte van mensen met een depressie dan informatieve teksten bleek dat blootstelling aan de narratieve conditie een sterker effect heeft op empathie dan blootstelling aan de informatieve conditie; F (1, 112) = 19.74, p < .00. Het betreft een medium effect; η2 = .15. Participanten die de narratieve tekst lazen

rapporteerden een empathische ervaring die significant hoger was dan die van de participanten die een informatieve tekst lazen. Hypothese 2 werd dus deels bevestigd.

Om te toetsen of de mate van ervaren empathie de relatie tussen teksttype en attitude medieert, werd gebruik gemaakt van Hayes’ PROCESS macro (2018). De analyse werd gebaseerd op 10,000 bootstrap samples. Er werd een moderated mediation analyse (model 7) uitgevoerd, waarbij empathie de mediator, attitude de afhankelijke variabele, teksttype de onafhankelijke variabele en perspective-taking de moderator was. De resultaten tonen dat teksttype een significant effect heeft op de mate van ervaren empathie, b = .556, SE = .065, p < .00 en dat de mate van ervaren empathie weer een significant effect heeft op

(18)

de attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij een depressie, b = .202, SE = .093, p = .032. Deze resultaten tonen aan dat er sprake is van een gemedieerd effect en dat hypothese 3 behouden wordt. In Figuur 2 worden de relaties tussen de variabelen teksttype, empathie, attitude en perspective-taking geïllustreerd.

Figuur X. Gestandaardiseerd regressie coefficienten voor de relaties tussen Type tekst,

Empathie, Attitude en perspective-taking.

Note: * p < .05.

Uit de Univariate variantieanalyse van perspective-taking en tekst type op de mate van ervaren empathie bleek dat er geen sprake was van een interactie effectie; F (1,110) = .841, p = .361. Ook werd er geen hoofdeffect gevonden van perspective-taking op empathie ten aanzien van mensen met depressie; F (1,110) = .013, p = .910.

Zoals verwacht hadden narratieve boodschappen in de lage perspective-taking groep een sterker effect op empathie ten aanzien van depressieve mensen dan informatieve

(19)

boodschappen; t (55) = -3.588, p = .001 (H3a). De gemiddelden, standaarddeviaties en aantallen voor empathie ten aanzien van mensen met depressie worden in Tabel 2 samengevat.

Tabel 2. Gemiddelden, standaarddeviaties en participanten van de empathie per

perspective-taking en type tekst

Perspective-taking

Type M SD N

Empathie Laag Narratief 3.661 .648 28

Informatief 2.989 .760 29

Hoog Narratief 3.559 .535 31

Informatief 3.119 .740 26

In de hoge perspective-taking groep werd echter tegen de verwachting in ook een significant verschil gevonden tussen narratieve teksten en informatieve teksten; t (54.18) =

-2.41, p = .015. Er moet wel gemeld worden dat de aanname van gelijke variantie in de populatie is geschonden, Levene’s F (55) = 4.281, p = .043. Hoewel de hypothese deels klopte, bleek de moderator perspective-taking geen significant effect te hebben op de relatie tussen type tekst en de mate van ervaren empathie. Hypothese 3 moet dus worden

verworpen.

(20)

In dit onderzoek werd gepoogd om meer inzicht te krijgen in de werking van narratieven in de context van depressie. Door middel van een experimenteel onderzoek werd bekeken welke rol empathie en perspective-taking spelen in narratieve communicatie.

Zo bleek dat narratieve boodschappen direct geen sterker effect hadden op overtuigingskracht dan informatieve boodschappen. Wel werd duidelijk dat empathie het effect van type tekst op attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie medieerde. Zo had de narratieve conditie een positieve invloed op de mate van ervaren empathie en dit had vervolgens een positief effect op de attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag bij depressie.

Tot slot bleek de moderator perspective-taking geen effect te hebben op de relatie tussen teksttype en de mate van ervaren empathie. Hoewel er geen significant interactie-effect werd gevonden, bleek dat narratieve teksten bij lage mate van perspective-taking een grotere invloed hebben op empathie dan informatieve teksten (H3a). In tegenstelling tot de verwachting bleek dit in de hoge perspective-taking groep ook zo te zijn (H3b). Ook

participanten die wel een instructie hadden gehad bleken in de narratieve conditie significant meer empathie te ervaren dan in de informatieve conditie.

Discussie

Er zijn veel onderzoekers geweest die het persuasieve effect van narratieven met dat van non-narratieven hebben vergeleken (Oliver et al., 2012). Er wordt echter beduidend minder aandacht besteed aan andere factoren die narratieve overtuiging kunnen beinvloeden. Hoewel er wel al eerder onderzoek werd gedaan naar de rol van empathie en perspective-taking in narratieve overtuiging werd dit nog niet veel gedaan in de context van depressie. Het huidige onderzoek poogt dan ook bij te dragen aan de kennis rondom de werking van narratieven en de factoren die invloed hebben op de overtuigingskracht van narratieve boodschappen.

Het gedane experiment levert met name inzicht op de rol van empathie in het

narratieve overtuigingsproces. Zo bleek dat narratieve boodschappen beter in staat waren op empathie op te wekken ten aanzien van mensen met depressie dan informatieve

(21)

boodschappen en dat empathie de relatie tussen type tekst en attitude ten aanzien van hulpzoek gedrag medieerde. Dit sluit aan bij eerder onderzoek naar de persuasieve kracht van empathie opwekkende boodschappen (Shen, 2010) en bij het onderzoek van Chang (2008) naar mediërende factoren van narratieve overtuiging.

Een andere toevoeging aan de literatuur rond narratieve overtuiging was het gebrek aan invloed van de moderator perspective-taking. Tijdens de controle van de manipulaties bleek echter al dat perspective-taking niet succesvol was gemanipuleerd, dus dit zou een verklaring kunnen zijn voor de uitblijvende resultaten.

Limitaties en vervolgonderzoek

Een mogelijke beperking van het onderzoek betreft het gebruikte materiaal. In de narratieve conditie werd relatief kort besproken hoe een studente zich voelde tijdens haar depressie en hoe zij hulp zocht. Het narratief ging mogelijk niet diep genoeg in op haar emotionele staat en was waarschijnlijk te kort om een sterk overtuigend effect te genereren (in vergelijking met langere teksten).

Een andere beperking is dat de betrouwbaarheid van de schaal voor attitude ten aanzien van hulpzoekgedrag. Hoewel de betrouwbaarheid van de schaal in eerdere onderzoeken betrouwbaar bleek (Shen, 2010l), bleek de schaal in dit onderzoek matig. De gerapporteerde waarden voor attitude waren opvallend neutraal. Het is mogelijk dat dit aan de schaal lag, maar een andere mogelijkheid is dat participanten de vragenlijst confronterend vonden en daarom neutrale antwoorden gaven. Het zou interessant zijn om soortgelijk onderzoek te doen maar een Implicit Associations Test (IAT) te gebruiken in plaats van zelf-rapporteer-vragen. Op deze manier kunnen associaties met depressie directer gemeten worden en kunnen eventueel sociaal wenselijke antwoorden vermeden worden.

Een andere limitatie van het onderzoek was dat de manipulatie van de moderator perspective-taking niet geslaagd was. Voor vervolgonderzoek dat verder ingaat op deze moderator is het aan te raden om participanten niet alleen een instructie tot

(22)

perspective-taking te geven, maar hen tevens een instructie aan te bieden waarin zij expliciet geïnstrueerd worden om objectief te blijven.

Tot slot zijn er nog een aantal algemene beperkingen. Zo bestond 71.9% van de participanten uit vrouwen. Hoewel de mannen en vrouwen wel gelijk verdeeld waren over de condities, is het mogelijk dat de resultaten anders zouden uitvallen als er meer mannen zouden participeren. En hoewel het sample uit studenten bestond, was de gemiddelde leeftijd vrij hoog en hadden de meeste participanten een universitaire bachelor afgerond. Dit toont aan dat het sample vooral bestond uit studenten die in de eindfase van hun studie zitten. Dit zou te verklaren zijn door het feit dat de meeste participanten via het persoonlijk netwerk van de onderzoeker zijn benaderd en dat dit netwerk vooral uit oudere studenten bestaat. Voor vervolgonderzoek is het aan te raden om meer aandacht te besteden aan het werven van proefpersonen en ook jongere studenten te benaderen. Deze studenten kunnen met name interessant zijn omdat zij net een nieuwe levensfase ingaan en waarschijnlijk relatief grote veranderingen meemaken.

Implicaties

Er werd al eerder benoemd dat depressie een groeiend probleem is onder de bevolking en dat mensen steeds jonger te maken krijgen met depressieve klachten. Het is van belang dat er effectieve interventies worden ontwikkeld om het bewustzijn rondom depressie te

verbeteren en het negatieve stigma te verlagen. Hoe vroeger een depressie wordt

behandeld, des te voorspoediger de behandeling verloopt en dus is het belangrijk om het stigma op depressie op te heffen en het onderwerp bespreekbaar te maken.

De belangrijkste bevinding van dit onderzoek was dat het gebruik van narratieven ontvangers kan stimuleren om empathie te voelen voor mensen met depressie. Dit heeft vervolgens weer een positief effect op attitudes ten aanzien van hulpzoekgedrag. Er is echter meer onderzoek nodig om te kunnen bepalen wat de beste manier is om negatieve attitudes rondom het zoeken van hulp bij een mentale aandoening te verbeteren. Vervolgonderzoek zal uitwijzen welke andere factoren een rol spelen in narratieve overtuiging met betrekking

(23)

tot mentale aandoeningen en of empathie ook een rol speelt in andere contexten dan die van depressie. Er is nog geen magische formule om het taboe op depressie te doorbreken, maar door meer onderzoek te doen zijn experts in de gezondheidssector steeds beter in staat om het dialoog over depressieve stoornissen en andere mentale aandoeningen te leiden.

Literatuur

De Boer, T. (2017). Van succes-student naar stress-student: Hoe groot is het probleem? Braddock, K., & Dillard, J. (2016). Meta-analytic evidence for the persuasive effect of

narratives on beliefs, attitudes, intentions, and behaviors. Communication

Monographs, 83(4), 446-467.

Campbell, R., & Babrow, A. (2004). The role of empathy in responses to persuasive risk communication: Overcoming resistance to HIV prevention messages. Health

Communication, 16, 159–182.

Caputo, N., & Rouner, D. (2011). Narrative Processing of Entertainment Media and Mental Illness Stigma. Health Communication, 26(7), 595-604.

Chang, C. (2008). Increasing Mental Health Literacy via Narrative Advertising. Journal of

Health Communication, 13(1), 37-55.

Chung, A., & Slater, M. (2013). Reducing Stigma and Out‐Group Distinctions Through Perspective‐Taking in Narratives. Journal of Communication, 63(5), 894-911.

Cialdini, R. B., Brown, S. L., Lewis, B. P., Luce, C., & Neuberg, S. L. (1997). Reinterpreting the empathy-altruism relationship: When one into one equals oneness. Journal of

Personality and Social Psychology, 73(3)

Corrigan, P., & Anderson, Norman B. (2004). How Stigma Interferes With Mental Health Care. American Psychologist, 59(7), 614-625.

(24)

Corrigan, P., River, L., Lundin, R., Wasowski, K., Campion, J., Mathisen, J., Goldstein, H., Bergman, M. Gagnon, C., & Kubiak, M. (2000). Stigmatizing attributions about mental illness. Journal of Community Psychology, 28(1), 91-102.

Davis, M., & Hogan, Robert. (1983). Measuring individual differences in empathy: Evidence for a multidimensional approach. Journal of Personality and Social Psychology, 44(1), 113-126.

Decety, Jean, Echols, Stephanie, & Correll, Joshua. (2010). The Blame Game: The Effect of Responsibility and Social Stigma on Empathy for Pain. Journal of Cognitive

Neuroscience, 22(5), 985-997.

De Graaf, A., Hoeken, H., Sanders, J., & Beentjes, J. (2012). Identification as a Mechanism of Narrative Persuasion. Communication Research, 39(6), 802-823.

De Graaf, A., Sanders, J., & Hoeken, H. (2016). Characteristics of narrative interventions and health effects: A review of the content, form, and context of narratives in health-related narrative persuasion research. Review of Communication Research, 4, 88-4165. Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: DSM-5 (5th edition).

(2014). Reference Reviews, 28(3), 36-37.

Eisenberg, D. E., Golberstein, E., & Gollust, S. (2007). Help-Seeking and Access to Mental Health Care in a University Student Population. Medical Care, 45(7), 594-601.

Elhai,J. D., Schweinle, W., & Anderson. S. M. (2008). Reliability and validity of the Attitudes Toward Seeking Professional Psychological Help Scale-Short Form. Psychiatry

Research, 159(3), 320-329.

Galinsky, A., Maddux, W., Gilin, D., & White, J. (2008). Why It Pays to Get Inside the Head of Your Opponent. Psychological Science, 19(4), 378-384.

Galinsky, A., & Moskowitz, G. (2000). Perspective taking: Decreasing stereotype expression, stereotype accessibility, and in-group favoritism. Journal of Personality and Social

Psychology, 78, 708-724.


Gasiorek, J., & Ebesu Hubbard, A. (2017). Perspectives on perspective-taking in communication research. Review of Communication, 17(2), 87-105.

(25)

Hayes, A. F. (2017). Partial, conditional, and moderated moderated mediation:

Quantification, inference, and interpretation. Communication Monographs, 1-37 Hayes, A., & EBSCOhost. (2018). Introduction to mediation, moderation, and conditional

process analysis : A regression-based approach / (Second ed., Methodology in the

social sciences).

Hengeveld, M., American Psychiatric Association, & Nederlandse Vereniging voor

Psychiatrie. (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen :

DSM-5. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Hinyard, L. J., & Kreuter, M. W. (2007). Using Narrative Communication as a Tool for Health Behavior Change: A Conceptual, Theoretical, and Empirical Overview. Health

Education & Behavior, 34(5), 777-792.

Kearns, M., Muldoon, O. T., Msetfi, R. M., & Surgenor, P. W. G. (2015). Understanding help-seeking amongst university students: the role of group identity, stigma, and exposure to suicide and help-seeking. Frontiers in Psychology, 6, 1462

Kemp, E., Bui, M̃., Krishen, A., Homer, P. M., & Latour, M. S. (2017). Understanding the power of hope and empathy in healthcare marketing. The Journal of Consumer

Marketing, 34(2), 85-95.

Masuda, A. & Latzman, R.D. (2011). Examining associations among factor-analytically derived components of mental health stigma, distress, and psychological

flexibility. Personality and Individual Differences, 51(4), 435-438.

Mckeever, R. (2014). Vicarious Experience: Experimentally Testing the Effects of Empathy for Media Characters with Severe Depression and the Intervening Role of Perceived Similarity. Health Communication, 30(11), 1-13.

Na, J., & Chasteen, A. (2016). Does imagery reduce stigma against depression? Testing the efficacy of imagined contact and perspective‐taking. Journal of Applied Social

Psychology, 46(5), 259-275.

Niederdeppe, J., Bigman, C., Gonzales, A., & Gollust, S. (2013). Communication About Health Disparities in the Mass Media. Journal of Communication, 63(1), 8-30.

(26)

Oliver, M. B. (2008). Tender affective states as predictors of entertainment preference.

Journal of Communication, 58, 40–61.

Oliver, M., Dillard, J., Bae, K., & Tamul, D. (2012). The Effect of Narrative News Format on Empathy for Stigmatized Groups. Journalism & Mass Communication Quarterly, 89(2), 205-224.

Preston, S., & de Waal, F. (2002). Empathy: Its ultimate and proximate bases. Behavioral

and Brain Sciences, 25, 1–72.

Reinke, R. R., Corrigan, P. W., Leonhard, C., Lundin, R. K., & Kubiak, M. A. (2004). Exam- ining two aspects of contact on the stigma of mental illness. Journal of Social and Clinical Psychology, 23, 377–389.

Schmidt, E. & Simons, M. (2013). Psychische klachten onder studenten. Geraadpleegd op: https://lsvb.nl/diensten/onderzoeksbureau/

Shen, L. (2010). Mitigating Psychological Reactance: The Role of Message‐Induced Empathy in Persuasion. Human Communication Research, 36(3), 397-422.

Shen, L. (2010). On a Scale of State Empathy During Message Processing. Western Journal

of Communication, 74(5), 504-524.

Shen, F., Sheer, V., & Li, R. (2015). Impact of Narratives on Persuasion in Health Communication: A Meta-Analysis. Journal of Advertising, 44(2), 105-113.

Slater, M., & Rouner, D. (2002). Entertainment—Education and Elaboration Likelihood: Understanding the Processing of Narrative Persuasion. Communication Theory, 12(2), 173-191.

Thompson, T., & Kreuter, M. (2014). Using Written Narratives in Public Health Practice: A Creative Writing Perspective. Preventing Chronic Disease, 11, Preventing Chronic Disease, 2014, Vol.11.

Todd, A., & Galinsky, A. (2014). Perspective‐Taking as a Strategy for Improving Intergroup Relations: Evidence, Mechanisms, and Qualifications. Social and Personality

(27)

Vidourek, R., King, K., Nabors, L., & Merianos, A. (2014). Students' benefits and barriers to mental health help-seeking. Health Psychology and Behavioral Medicine: An Open

Access Journal, 2(1), 1009-1022.

Vogel, D., Bitman, R., Hammer, J. & Wade, N. (2013). Is Stigma Internalized? The Longitudinal Impact of Public Stigma on Self-Stigma. Journal of Counseling

Psychology,60(2), 311-316.

Volksgezondheid (2018). Stemmingsstoornissen & Context. Geraadpleegd op:

https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/stemmingsstoornissen/cijfers-context/ziektelast#definitie--node-definitie-van-de-depressieve-stoornis World Health Organization. (2012). Depression: A Global Crisis. Geraadpleegd op:

www.who.int/mental_health/management/depression/wfmh_paper_depression_wmhd_ 2012.pdf

World Health Organization. (2017). Depression and Other Common Mental Disorders. Geraadpleegd van:

http://www.who.int/mental_health/management/depression/prevalence_global_health_ estimates/en/

Zebregs, S., & Neijens, P. (2015). The differential impact of statistical and narrative evidence on beliefs, attitude, and intention: A meta-analysis. Health Communication, 30(3), 282-289.

(28)

Bijlagen

Bijlage I: vragenlijst qualtrics

Start of Block: Introductie

Q2 Dear participant,

I would like to invite you to participate in the thesis study for my master's, a research study to be conducted under the supervision of the Graduate School of Communication, a part of the University of Amsterdam.

The goal of the research is to find out more about students' preferences about mental health communication. In the online survey, you will initially receive questions about your basic demographics, after which you will be presented with an article about mental health. This will be followed by several questions about how the article made you feel.

Participating in the study will take approximately 6 to 8 minutes. For the following study it is important that you are a student at an educational institution in the Netherlands. If this is not the case, sadly you will not be able to participate in the current study.

As this research is being carried out under the responsibility of the ASCoR, University of Amsterdam, we can guarantee that:

1) Your anonymity will be safeguarded and that your personal information will not be passed on to third parties under any circumstances unless you give your permission for this.

2) You can refuse to participate in or quit during the research at any time without giving a reason. After participating you have up to 7 days to withdraw your permission to allow your answers to be used in the research.

3) Participating in the research will not subject you to any risk or discomfort and you will not be exposed to any explicit offense material.

For more information about the study and participating in it, you can contact Lesley Tapessur at lesley@tapessur.com.

If you have any comments or complaints about your participation during the course of the study, you can contact the designated member of the Ethics Committee representing ASCoR, at the following address: ASCoR Secretariat, Ethics Committee, University of Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl. Any comments or complaints will be treated in the strictest confidence.

I hope that you have been informed sufficiently and want to thank you in advance for participating in the thesis study for my master's. I greatly appreciate it.

Kind regards, Lesley Tapessur

(29)

Start of Block: Consent

Q3 Thank you for participating! Before the start of the actual experiment I need you to read the following information carefully and provide consent underneath.

I hereby declare that I have been informed in a clear manner about the nature and method of the research, as described in the invitation for this study.

I agree, fully and voluntarily, to participate in this research study. With this, I retain the right to withdraw my consent, without having to give a reason for doing so. I am aware that I may halt my participation in the experiment at any time.

If my research results are used in scientific publications or are made public in any other way, this will be done in such a way that my anonymity is completely safeguarded. My personal data will not be passed on to third parties without my express permission.

Participating in this research is completely anonymous. The data I provide can and will not be linked to my person. I am not required to leave any privacy sensitive information such as my name, e-mail address or living address.

If I have any questions about the research, now or in the future, I can contact Lesley

Tapessur at lesley@tapessur.com. If I have any complaints about the course of the research, I can contact the designated member of the Ethics Committee representing ASCoR, at the following address: ASCoR secretariat, Ethics Committee, University of Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl

o

I have read the information above and consent (1)

o

I do not consent and withdraw from participating (2)

Skip To: End of Survey If Thank you for participating! Before the start of the actual experiment I need you to read the fol... != I have read the information above and consent

(30)

Start of Block: Demographics

Q4 Below you will be asked several questions about some of your basic demographics.

Q4.1 What is your sex ?

o

Male (1)

o

Female (2)

o

Other (3)

Q4.2 What is your age?

Page Break

Q4.3 What is your nationality?

o

Dutch (1)

o

German (2)

o

Chinese (3)

o

Italian (4)

o

Belgian (5)

o

British (6)

o

Other, namely: (7) ________________________________________________

(31)

Q4.4 What is your highest level of education?

o

MBO (1)

o

HBO Bachelor (2)

o

HBO Master (3)

o

University Bachelor (4)

o

University Master (5)

o

Other, namely: (6) ________________________________________________

End of Block: Demographics

Start of Block: Stimuli instructions

Participanten kregen willekeurig een van de onderstaande instructies te zien.

Instructie 1: Perspective-taking Laag

The following article (English) was published on the website of the University of Amsterdam and is about depression among students.

Take your time to read the text. After you are done reading, you will be presented with several questions, some of which concern the content of the article. Once you click 'next' you will not be able to return to the page.

Instructie 2: Perspective-taking Hoog

The following article (English) was published on the website of the University of Amsterdam and is about depression among students. While reading the following text, try to imagine as much as possible how a student suffering from depression might feel. Try to imagine how the depression might have affected their life and how he or she feels as a result.

Take your time to read the text. After you are done reading, you will be presented with several questions, some of which concern the content of the article. Once you click 'next' you will not be able to return to the page.

(32)

Participanten kregen willekeurig een van de onderstaande teksten te zien

(33)
(34)

Q9 The following questions concern the content of the article. Please answer honestly if you do not know the answer to the question.

Q9.1 The name of the character suffering from depression is:

o

Robert (1)

o

Robin (2)

o

Laura (3)

o

I don't know (4)

Q9.2 Which organization has concluded that half of all students have encountered mental problems?

o

LsVB (Dutch Student Union) (1)

o

CBS (Central Bureau for Statistics) (2)

o

UvA (University of Amsterdam) (3)

o

I don't know (4)

Q9.3 In what year did the student in the article start experiencing problems?

o

First year of higher education (1)

o

Second year of high school (2)

o

Third year of university (3)

o

I don't know (4)

Q9.4 One of researchers says something about hurdles experienced by students. The researcher named in the article is:

o

Rebecca Vidourek (1)

o

Keith King (2)

o

Laura Nabors (3)

o

I don't know (4)

(35)

Start of Block: State Empathie

Q10 Indicate the extent to which you agree with the following statements. Completely

agree (1) Agree (2) Neutral (3) Disagree (4)

Completely disagree (5) The emotions experienced by Robin are genuine (1)

o

o

o

o

o

I experienced the same emotions as Robin when reading this article (2)

o

o

o

o

o

I was in a similar emotional state as Robin when reading the article (3)

o

o

o

o

o

I can feel the emotions that are experienced by Robin in the article (4)

o

o

o

o

o

I can see the point of view of Robin (5)

o

o

o

o

o

I recognize the situation Robin is in (6)

o

o

o

o

o

(36)

Q10.1 Indicate the extent to which you agree with the following statements. Completely

agree (1) Agree (2) Neutral (3) Disagree (4)

Completely disagree (5) I can understand what Robin was going through (1)

o

o

o

o

o

The reactions of Robin to the situation are understandable (2)

o

o

o

o

o

When reading the message I was absorbed (3)

o

o

o

o

o

I can relate to what Robin was going through in the message (4)

o

o

o

o

o

I can identify with the situation (5)

o

o

o

o

o

I can identify with Robin (6)

o

o

o

o

o

(37)

Start of Block: Attitude towards seeking help

Q11 The next questions concern how the article made you feel and how you feel about mental health issues.

Q11.1 When considering depression and seeking help I think that:

Completely

agree (1) Agree (2) Neutral (3) Disagree (4)

Completely disagree (5) I would obtain professional help if having a mental breakdown (1)

o

o

o

o

o

Talking about psychological problems is a poor way to solve emotional problems (2)

o

o

o

o

o

I would find relief in psychotherapy if in emotional crisis (3)

o

o

o

o

o

A person coping with depression without professional help is admirable (4)

o

o

o

o

o

I would obtain psychological help if upset for a long time

(5)

(38)

Q11.2 When considering depression and seeking help I think that: Completely

agree (1) Agree (2) Neutral (3) Disagree (4)

Completely disagree (5) I might want counseling in the future (1)

o

o

o

o

o

A person with an emotional problem is likely to solve it with professional help (2)

o

o

o

o

o

Psychotherapy would not have value for

me (3)

o

o

o

o

o

A person should work out his/her problems without counseling (4)

o

o

o

o

o

Emotional problems resolve by themselves (5)

o

o

o

o

o

(39)

Start of Block: Perspective Taking

Q12 Indicate how well you feel these statement describe you. Very well (1) Moderately

well (2) Neutral (3)

Not very well (4) Not well at all (5) Before criticizing somebody, I try to imagine how I would feel if I were in their place (1)

o

o

o

o

o

I sometimes try to understand my friends better by imagining how things look from their perspective (2)

o

o

o

o

o

I believe that there are two

sides to every question and try to look at them both (3)

o

o

o

o

o

I sometimes find it difficult to see things from the "other person's" point of view (4)

o

o

o

o

o

Page Break

(40)

Q12.1 Indicate how well you feel these statement describe you. Very well (1) Moderately

well (2) Neutral (3)

Not very well (4)

Not well at all (5) If I'm sure I'm

right about something, I don't waste much time listening to other people's arguments (1)

o

o

o

o

o

I try to look at everybody's side of a disagreement before I make a decision (2)

o

o

o

o

o

When I'm upset at someone, I usually try to "put myself in their shoes" for a while (3)

o

o

o

o

o

(41)

Start of Block: Manipulatie check

Q13 Indicate to what extent you agree with the following statements. Completely

Agree (1) Agree (2) Neutral (3) Disagree (4)

Completely disagree (5) The article provided information in a narrative way (1)

o

o

o

o

o

The article provided information in a statistical way (2)

o

o

o

o

o

The article provided information in a credible way (3)

o

o

o

o

o

The article provided information in an understandable way (4)

o

o

o

o

o

The article provided information in an subjective way (5)

o

o

o

o

o

End of Block: Manipulatie check Start of Block: Vragen/Opmerkingen

Q14 Questions or remarks:

________________________________________________________________ ________________________________________________________________ ________________________________________________________________

(42)

Start of Block: Outro

Q15 This concludes the experiment. Thanks again for participating!

Important: Although the articles were based on real stories from people with depression and existing articles, it is important to know that the articles used in the experiment were created for the purpose of the experiment. Also, the goal of the study was not to find out students' preferences in the context of mental health communication but to investigate whether

narratives are more capable of influencing attitudes about help seeking behaviors than other formats.

The reason for the misleading information in the introduction was to avoid biased answers. Other variables that were measured were the induced empathy and the capability to see things from another perspective. Because the articles were part of a misleading manipulation for the purpose of the experiment, I would like to remind you again of your right to withdraw your consent.

If you have any other remaining questions, remarks or complaints, or if you want to know more about the results of the study you can contact me at lesley@tapessur.com.

It is also possible to contact the designated member of the Ethics Committee representing ASCoR, at the following address: ASCoR Secretariat, Ethics Committee, University of Amsterdam, Postbus 15793, 1001 NG Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl. By clicking the arrows the experiment will be closed.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Increases in sales due to price promotions (sales bumps) can consist of three parts which are cross-brand effects (same product is bought but from another brand due to the

supporting or contesting the positive impact of regulation on innovation, we identify the role of rules during the uptake of two systems: the 'KLIC utility register' and the 'Ground

The Black Economic Empowerment Act 17 of 2003, largely failed to meet its objectives - even after being changed to broad based, it failed to address the ownership patterns

The Hilbert space associated to this kernel plays the role of the state-space in the following controllable, isometric (energy-preserving) de Branges–Rovnyak canonical

including habitat use and movement patterns, of animals in general and brent geese in particular (Rouleau et al 2002; Fahrig 2007; chapter 4).. Interactions between species and

This article conducts a series of list experiments to detect whether community conversations contribute to a change in thinking about harmful traditional practices in Ethiopia..

As the clinical risk manager of this specific hospital, the researcher is responsible for monitoring hand hygiene in the hospital but has been unable to improve hand hygiene

We expected that negative cognitions (about one’s self, life, future, and catastrophic misinterpretations of one’s own grief reactions) and anxious and depressive avoidance