• No results found

Zeugen in wisselgroepen produceren meer levende biggen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zeugen in wisselgroepen produceren meer levende biggen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

PraktijkKompas Varkens

4

September 2003

allemaal precies gelijk. De hokken hadden lignesten met een dichte vloer zonder strooisel en betonnen roostervloeren (totaal 3,1 m2per zeug). De zeugen aten aan een Fit-mix voerautomaat, 13 zeugen per automaat. Dit voersysteem kent wel individuele herkenning van de zeugen, maar de dieren stonden onbeschermd te eten en konden door anderen verjaagd worden.

Ook onderzochten we het effect van het moment van introduc-tie in een wisselgroep. De eerste groep zeugen kwam snel na insemineren in de wisselgroep (Week-0). Dit gebeurde altijd op de eerste vrijdag na inseminatie. De zeugen waren dan op maandag, dinsdag of woensdag geïnsemineerd. De volgende groep kwam twee weken later in de wisselgroep (Week-2) en de laatste groep kwam de vierde vrijdag na insemineren in de groep (Week-4). Tot hun moment van introductie waren de Week-2 en Week-4 zeugen als kleine groep gehuisvest. Meer onrust in de wisselgroepen

Zoals verwacht was er meer onrust in de wisselgroepen dan in de stabiele groepen. Dit was te merken doordat de wisselgroe-pen meer tijd nodig hadden om hun dagelijkse voer op te nemen. Dit gold zowel voor de groep als geheel als voor de individuele zeugen. De zeugen werden namelijk veel vaker van de voerautomaat verjaagd dan in de stabiele groepen. Wat ook opviel was dat de zeugen in de wisselgroepen minder in gewicht toenamen dan de zeugen in de stabiele groepen, terwijl de voergift en de opname gelijk waren. Zeugen in de stabiele groepen groeiden gemiddeld 62 kg tijdens de dracht, in de wisselgroepen was dit 57 kg.

Vlak na introductie in de groep hadden de zeugen de meeste huidbeschadigingen. Dit verminderde gedurende de dracht, maar in de wisselgroepen bleef het niveau van beschadigingen

altijd een stuk hoger dan in de stabiele groepen. Ook had-den de zeugen in de wisselgroepen meer beschadigingen aan de klauwen.

Geen effect op reproductie

Het percentage terugkomers verschilde niet tussen de behandelingen. In de stabiele groepen was dit 8,2 %, en in de wisselgroepen 7,5 %, 8,8 % en 10,2 % voor respectieve-lijk de Week-0, Week-2 en Week-4 groepen. Ook het totaal aantal geboren biggen verschilde niet tussen de

behandelin-gen. De behande-lingen hadden daarentegen wel invloed op het aantal levend-geboren biggen. Zeugen met de behandeling Week-0 hadden per worp 12,5 levend-geboren biggen. Dit was significant hoger dan bij de zeugen uit de stabiele groepen (11,9) en zeugen

Zeugen produceren meer levende biggen

Als zeugenhouder probeert u tijdens de vroege dracht van uw zeugen stress en onrust te vermijden, uit angst voor extra terugkomers of kleine tomen. Gebruikt u echter een wisselgroep voor uw drachtige zeugen dan verandert de samenstelling van deze groep wekelijks. Dit gaat vaak gepaard met confron-taties en soms met gevechten tussen de zeugen. Uit onderzoek op het Praktijkcentrum Lelystad blijkt dat deze onrust geen nadelige gevolgen heeft voor de reproductieresultaten.

Het gebruik van wisselgroepen voor drachtige zeugen heeft op bepaalde bedrijven zeker voordelen boven stabiele groepen. Zo kunt u grotere groepen maken, waardoor u voerstations kunt gebruiken. U heeft minder hokken nodig en maakt efficiën-ter gebruik van de ruimte. Maar er zijn ook nadelen. U krijgt minder makkelijk een overzicht over de zeugen en het controle-ren van de diecontrole-ren vraagt meer tijd. Daarnaast is er onrust als er nieuwe zeugen in de wisselgroep komen. Deze onrust heeft mogelijk negatieve gevolgen voor de reproductieresultaten. De meeste varkenshouders houden drachtige zeugen vaak de eerste vier weken in de dekafdeling. Dit om er zeker van te zijn dat de zeugen drachtig zijn voor ze de groep in gaan. Ook vermijdt men op deze manier stress tijdens de gevoelige periode. Men denkt al heel lang dat stress rond dag 12 van de dracht veel nadeliger is

voor de embryo’s dan op andere momenten. Wetenschappelijk is dit echter nooit aangetoond. Volgens het Varkensbesluit mag u de zeugen echter alleen nog gedurende zes dagen rond het insemine-ren opsluiten.

Vier weken individueel houden mag dus niet meer. U zult de zeugen dan als dekgroep een tijdje bij elkaar moeten houden of de dieren direct na insemineren in de wisselgroep brengen. Onderzoek

Op het Praktijkcentrum in Lelystad vergeleken we wissel-groepen van 52 zeugen met stabiele wissel-groepen van 13 dieren. Eén hok voor de wisselgroepen was gelijk aan vier hokken voor de stabiele groepen. Bij het hok voor de wisselgroep ont-braken alleen de tussenafscheidingen grotendeels. Oppervlakte per zeug, bezetting per voerautomaat en drinkbak waren dus

Zeugen in wisselgroep

Groepshuisvesting van zeugen in vaste groepen

in wisselgroepen

Henk van der Mheen, Hans Spoolder en

Maudia Kiezebrink

(2)

gen en slechtere klauwen dan de zeugen in stabiele groepen. Het geven van voldoende ruimte om elkaar te ontwijken of om uit het zicht van andere zeugen te kunnen gaan liggen is bij wisselgroepen daarom belangrijker dan in stabiele groepen. Ook moeten de vloeren droog zijn en regelmatig worden schoongemaakt.

Hoe gaan we verder?

Uit bovenstaand onderzoek blijkt dat zeugen in wisselgroepen net zo goed kunnen produceren als zeugen in stabiele groe-pen. Toch kunnen we niet zeggen dat er niets aan de hand was in deze wisselgroepen. De zeugen hadden meer huidbe-schadigingen en slechtere klauwen en de voerautomaten werden veel minder efficiënt gebruikt. Dit laatste kwam doordat de zeugen elkaar regelmatig verjoegen, waardoor het veel lan-ger duurde voordat de zeugen het voer op hadden.

We onderzoeken nu de effecten op onrust van een kleine dage-lijkse hoeveelheid stro in de lignesten en van het verstrekken van ruwvoer in een ruif. Wat hieruit gaat komen is onduidelijk. Aan de ene kant is het waarschijnlijk dat de verstrekking van een beetje stro en ruwvoer de druk op de voerautomaten vermindert. De zeugen hebben namelijk afleiding en kunnen ruwvoer eten. Aan de andere kant is het zo dat op het moment dat er ruwvoer of stro wordt verstrekt veel zeugen actief worden. De actieve zeugen komen weer meer met elkaar in contact, wat mogelijk extra confrontaties tot gevolg heeft. Ook kan het zo zijn dat omdat ze toch in de benen zijn ze ook even bij de voerautomaten langsgaan waardoor daar weer meer onrust ontstaat.

Ook andere onderzoeken concluderen verschillend over dit onderwerp. In sommige gevallen vonden onderzoekers dat de groepen rustiger werden door de verstrekking van stro of ruwvoer. In andere gevallen zagen ze meer huidbeschadigingen als gevolg van het dagelijks verstrekken van stro.

Aan het eind van dit jaar leveren wij de resultaten van dit vervolgonderzoek.

met behandeling Week-4 (11,8), maar verschilde niet met de zeugen met behandeling Week-2 (12,0).

Deze resultaten zijn opvallend. De introductie in een wissel-groep ging met de nodige onrust gepaard. Zeugen kregen extra huidbeschadigingen en hadden meer moeite met het opnemen van het voer. Toch waren de resultaten van de wissel-groepen niet slechter. Zelfs de Week-2 groep, die midden in de zogenaamde gevoelige periode in de wisselgroep kwam, zorgde voor een productie die niet te onderscheiden was van zeugen in de stabiele groepen. De zeugen waren in dit onder-zoek blijkbaar zodanig in staat om te gaan met de introductie in een wisselgroep dat dit geen invloed had op de reproductie-resultaten.

Wat verder opviel was dat de Week-0 groep meer levend gebo-ren biggen produceerde dan de zeugen in de stabiele groepen. Een goede verklaring hiervoor kunnen we op basis van dit onderzoek niet geven.

De conclusie van dit onderzoek is dat zeugen in grote wissel-groepen meer levendgeboren biggen produceren dan zeugen in kleinere stabiele groepen.

Praktijktips

De angst voor negatieve reproductieresultaten bij zeugen in wisselgroepen is ongegrond. Zeugen in wisselgroepen produ-ceren minstens zo veel biggen als zeugen in kleinere stabiele groepen.

Introduceer de zeugen een paar dagen na het insemineren in een wisselgroep. Dit geeft de beste reproductieresultaten. Aandachtspunt wisselgroepen

De zeugen in wisselgroepen werden vaker van de voerautmaat verjaagd dan de zeugen in de stabiele groepen. Ze moesten hierdoor vaker naar de voerautomaat om hun dagelijkse voer-gift op te nemen. De maximale bezetting van voersystemen met een onbeschermde vreetplaats is daarom in wisselgroepen lager dan in stabiele groepen.

De zeugen in de wisselgroepen hadden meer

huidbeschadigin-PraktijkKompas Varkens

5

September 2003

120 315 350 665 120 60 600 200 200 200 60 1320 cm 1570 cm 10,0 11,0 12,0 13,0 14,0

Stabiel Wissel W-O Wissel W-2 Wissel W-4

Mummies Doodgeboren Levendgeboren 0,38 0,82 11,94 0,35 0,66 12,52 0,31 0,68 12,02 0,42 0,93 11,80

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoek maakt ook zichtbaar dat de impact van deelname aan een programma als NatuurWijs sterk wordt beïnvloed door de fysieke locatie van de school (meer impact op kinderen

Deze vermeerderingen ontstaan door zeer grote buien die in de zomer bij hoge grondwaterstanden zijn gevallen, waarbij wordt aangenomen dat de voorjaarstoestand werd benaderd.

De organisatie als makelaar voor werk en projecten In lijn met de visie ‘Heb lef!’ klonk het geluid dat deze grote vorm van vrijheid niet beperkt moet worden tot medewerkers in

De belangstelling voor de cultuurtechniek is vooral de laatste jaren in de Nederlandse landbouw sterk toegenomen. Mede als gevolg van de ontwikkeling van de techniek en

Die drie jaren zijn nodig om de ruimte voor extra kunstmest niet te veel te laten beïnvloeden door weerseffecten, die worden minder belangrijk door resultaten over drie jaar

Omdat het percentage verklaarde variantie voor de praktijk nog steeds aan de lage kant is en de data een grote spreiding tussen de herhalingen laat zien is ook een analyse gedaan

Voor zover deze opmerkingen niet nieuw zijn moet wel bedacht worden dat hier een basis van een exacte wijze van afwegen van de noodzaak tot studie is gegeven en dat een formulering

Het doel van deze studie is te onderzoeken of er in meetreeksen van drukopnemers sprake is van een trendmatige verandering van het verschil tussen de handmatige metingen van