• No results found

Het opwekken van cox's ziekte in cox's orange pippin : verslag potproef vp 915 en 916

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het opwekken van cox's ziekte in cox's orange pippin : verslag potproef vp 915 en 916"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CODENIBBRAH (6-78) 1- 29 (1978)

INSTITUUT VOOR BODEMVRUCHTBAARHEID

RAPPORT 6-78

HET OPWEKKEN VAN COX'S ZIEKTE IN COX*S ORANGE PIPPIN Verslag potproef VP 915 en 916

door

J. VAN DER BOON

1978

Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Oosterweg 92, Haren (Gr.) Inst, Budemüruehtbaarheid, Rapp. 6-78 (1978) 29pp.

(2)

INHOUD

1. Inleiding 3 2. Invloed van wateroverlast, ringen, stikstofvorm en 4

reductieprodukten VP 9J5.

2.1. Proefopzet en uitvoering van de proef. 4

2.2. Resultaten van proef VP 915. 6 2.2.1. Waarnemingen aan het gewas in 1968 en voorjaar 1969, 6

het eerste proefjaar.

2.2.2. Waarnemingen aan het gewas in 1969, het tweede proefjaar. 6

2.2.2.1. Bladstand en groei tijdens het seizoen. 6 2.2.2.2. Totale boomontwikkeling aan het einde van de proef. 7

2.2.3. Bladonderzoek. 12 3. Invloed van wateroverlast, stikstofvorm en enten VP 916. 16

3.1. Proefopzet en uitvoering van de proef. 16

3.2. Resultaten van proef VP 916. 16 3.2.1. Waarnemingen over de stand, ijzergebrek, Cox's ziekte, 16

paarsverkleuring en bloei.

3.2.2. Waarnemingen over bladval. 18 3.2.3. Waarnemingen over scheutgroei. 18 3.2.4. Totale boomontwikkeling aan het einde van de proef. 18

3.2.5. Bladonderzoek. 18 4. Discussie. 25 5. Samenvatting. 28 6. Literatuur. 29

(3)

1. INLEIDING

Hoewel Cox's ziekte in Cox's Orange Pippin ook elders in ons land wordt aangetroffen, treedt dit verschijnsel vooral op in de nieuwe Usselmeerpolders. Veel onderzoek naar de oorzaak van deze ziekte is al verricht, maar de juiste oorzaak is nog niet vastgesteld (Oud, 1968).

In het rapport van Das, Oud en Schellekens (1967) worden het-ziekte-beeld en de verspreiding van de zieke bomen op het perceel beschreven. De praktijkervaringen met methoden worden opgesomd, waarmee men zo veel mogelijk het optreden van Cox's ziekte kan voorkomen of tegengaan.

Daar-in wordt onder andere het rDaar-ingen genoemd. Op een 20-tal bedrijven

werden waarnemingen verricht aan gezonde bomen en op plekken met zieke bomen. In het profiel werden waarnemingen over structuur en beworteling gedaan. Op de goede plekken met gezonde bomen kwam over het algemeen een betere structuur voor, de verzadigingsgrens in het profiel (de grens waar bij knijpen van de grond nog juist water vrij komt) was dieper gelegen en het aantal dode wortels aanmerkelijk lager.

Uit het onderzoek van Visser (1968), die waarnam dat zieke bomen over het algemeen kleiner waren, een klein wortelstelsel en veel dode wortels hadden, blijkt dat het niet mogelijk is een relatie te leggen

tussen het optreden van de ziekte en de waargenomen bodemfysische factoren. De oorzaak van de Cox's ziekte wordt gezocht in een fysio-logische factor.

Door middel van potproeven werd daarom de invloed van de volgende factoren, welke mogelijk een rol spelen onderzocht: wateroverlast in gevoelige perioden, t.w. in het voorjaar of in midden zomer, wanneer de ziekteverschijnselen optreden; het ringen, wat onder praktijkom-standigheden bij dragende bomen tot een snel herstel, kan leiden; de stikstof vorm (in het profiel komt bij de gereduceerde zone stikstof in ammoniumvorm voor) ; en vergiftiging vanuit de reduktiezone door nitriet of sulfide. De factoren werden in factoriêle combinatie be-studeerd, want het is niet uitgesloten dat het optreden van ziekte aan een samenspel van factoren is toe te schrijven. De hiervoorgenoemde factoren werden opgenomen in potproef VP 915.

Waarnemingen in de praktijk door Das en Oud (mondelinge meded.) sug-gereerden dat het goed of minder goed vergroeien van een entplaats mogelijk een rol speelt bij het optreden van Cox's ziekte. Hierbij zou de onderstam onvoldoende assimilâten, groeistoffen, etc. uit het boven-grondse deel kunnen ontvangen. Gezien de resultaten welke de Stigter

(1956) verkreeg bij entchlorose van meloen door het behouden van blad aan de onderstam, werd in proef VP 916 een oplossing gezocht door het enten van de onderstam.

Een tweede factor in deze proef was het aanbrengen van een periode

van wateroverlast in maart-april en juli-augustus. Daarnaast werd stikstof in twee vormen toegediend.

(4)

2. INVLOED VAN WATEROVERLAST, RINGEN, STIKSTOFVORM EN REDUCTIEPRODUKTEN VP 915

2.1. Proefopzet en uitvoering veen de proef

Op 21 februari 1968 werd eenjarige Cox's Orange Pippin op M 9, na. insnoeien van de wortels tot ca. 5 cm, geplant op circa 14 1 gewassen fijn grind in tuitjespotten. De boompjes werden ingesnoeid tot 40 cm boven de entplaats. Tot aan het begin van de proef kregen de bomen een uniforme, verdunde voedingsoplossing.

Op 19 april werd de proef begonnen, welke bestond uit de combinatie van de volgende factoren:

A: voedingsoplossing met nitraat of ammonium.

B: niet en wel ringen op 28 mei 1969. Rond de helft van de stamomvang werd de bast verwijderd over een breedte van een halve cm.

C: niet en wel verdrinken van 9 augustus tot 2 september 1968. De voe-dingsoplossing werd op 2/3 hoogte van de pot gebracht.

D: niet en wel verdrinken van 2 tot 24 mei 1969.

E: niet en verdrinken van 8 augustus tot 1 september 1969.

F: niet of wel toevoegen van nitriet of sulfide tijdens de verdrinkings-perioden.

De proef werd in tweevoud uitgevoerd, omvatte 192 potten en werd na-jaar 1969 beëindigd.

De voedingsoplossing werd 1-2 keer per dag opgegoten. Aanvankelijk

werd het niveau van de voedingsoplossing gedurende langere tijd gehandhaafd. Daar echter de bomen al spoedig verschijnselen van "potziekte" vertoonden, werd al een kwartier na het bijgieten de voedingsoplossing via tuitje

en slangetje afgevoerd naar het opvangemmertje, hoewel het vochthoudende vermogen van het grind bij pF 2 slechts 1,1 vol.% bedroeg.

De voedingsoplossing werd wekelijks ververst, behalve in de verdrinkings-periode. Dan werd tweemaal per week een nieuwe oplossing gegeven, waaraan per pot werd toegevoegd 2,465 g NaNO, (0,5 g N02-N) of 1,875 g Na2S.9H20

(0,25 g S) op de daarvoor bestemde objecten. Gerekend bij een voedingsop-los s ing per pot van 5 liter in de verdrinkingsperiode betekent dit 100 dpm NO^-N en 50 dpm S.

Tijdens de winterperiode van 14 november 1968 tot 8 april 1969 stonden de bomen in de rolkas. Om de 14 dagen werden de potten doorgespoeld met

400 car voedingsoplossing, die afhankelijk van de objecten, ammonium

of nitraat bevatte.

De ammoniumoplossing werd samengesteld uit vier voorraadoplossingen met diverse zouten, een ijzerchelaatoplossing en een

spoorelementop-lossing, de nitraatoplossing op dezelfde wijze uit drie zoutoplossingen. De samenstelling was als in tabel I aangegeven.

De toegepaste voedingsoplossing bevatte bovendien 6,5 mg ijzerchelaat per liter. De spoorelementoplossing was de A-Z oplossing van Hoagland. Per

18 liter werden opgelost:

11 g H3B 03 , 7 g MnCl2 , 1 g CuS04 , 1 g ZnSO, ,

1 g A12(S04)3 , 1 g NiSO, , 1 g Co(N03)2 , 1 g Ti02 ,

0,5 g H2M0O4 , 0,5 g LiCl , 0,5 g SnCl2 , 0,5 g KJ en

(5)

TABEL I. Samenstelling van de voedingsoplossing.

Oplos-sing

Soort zout

Arrmorvinmop lossing IA 2A 3A 4A

t o t a a l

V°4

(NH4)2HP04 NH4H2P04 <NH4)2S04 NH.HCO. 4 3 C a ( H2P 04)2. MgS04.7H20

nitraatoplossing

IB 2B 3B

t o t a a l

KH2P04 KN03 MgS04.7H20 1H20 Mg(N03)2.6H20 • Ca(N0 )2. 4 H20 Voeding! N 6 0 , 5 8 , 2 3 0 , 0 17,9 116,6 1 9 , 6 3 5 , 4 6 2 , 8 117,8 selement P 6 7 , 0 18,1 4 3 , 8 128,9 94,1 9 4 , 1 i n mg/1 K 116,4 116,4 118,4 5 4 , 7 173,1 Mg 3 5 , 8 3 5 , 8 2 3 , 0 3 0 , 3 5 3 , 3 Ca 2 8 , 2 2 8 , 2 8 9 , 7 8 9 , 7 S 4 7 , 3 3 4 , 2 4 7 , 7 129,7 3 0 , 1 30,1

Van dit spoorelementenmengsel werd 1,2 1 toegevoegd âan 600 liter water ;

Tijdens de proef werden uitgebreide waarnemingen verricht en stand-cijfer s gegeven voor de ontwikkeling van het gewas, de bladkleur, de

bladverkleuring, de bladval, de scheutgroei, de stamdiktegroei, en aan het einde van de proef werd het gewicht van het eenjarige en tweejarige

hout bepaald en het wortelgewicht vastgesteld. Het aantal voortijdig dood-gegane bomen werd geteld.

Op 1 november 1968 werd het blad bemonsterd. Van drie scheuten per boompje werden twee bladeren genomen en wel twee volgroeide vanaf de top. Nog niet uitgevoerde behandelingen werden bijeengevoegd, zodat uiteindelijk de in 1968 al aanwezige objecten in tweevoud onderzocht werden. Normale bemonstering, namelijk het derde en vierde blad vanaf de basis gerekend, was niet meer mogelijk doordat veel blad was afgevallen. In 1969 werd dit op 11 september wel zo veel mogelijk gedaan. De

(6)

2.2. Resultaten van proef VP 915

De bomen in de grindcultuur werden al spoedig "potziek", waarschijnlijk als gevolg van het beperkte wortelstelsel, gecombineerd met een groot verschil in vochtspanning op korte verticale afstand. Bet blad viel daarbij af en het uiterlijk van de boom leek veel op dat van bomen, ge-troffen door de Cox's ziekte. In het tweede jaar kwamen daarbij ver-schijnselen van bladverkleuring, welke de gelijkenis met het beeld van Cox's ziekte nog versterkte. Het vaststellen van de invloed van de aan-gebrachte factoren op het opwekken van Cox's ziekte was daardoor niet mogelijk. Wel kon nog worden waargenomen, in welke mate het beeld van

afwijkende groei en van ziektesymptomen door de behandelingen werd versterkt.

2.2.1.. Waarnemingen, aan het gewas in 1968 en voorjaar 1969, het eerste

proefjaar

In de eerste maanden van de proef bleef de ontwikkeling van de boom op de voedingsoplossing met ammonium al statistisch significant achter bij die op de voedingsoplossing met nitraat (tabel II). Een duidelijke bladval trad op bij de voedingsoplossing met HH,. Ook metingen van de

scheutlengte in augustus, september 1968 en in januari 1969 bevestigden het achterblijven in ontwikkeling. De bloei in het voorjaar 1969 was ge-ringer met ammonium. Ha de verdrinkingsperiode van 9 augustus tot 2 sep-tember 1968 werd op 12 sepsep-tember een versterkte bladval waargenomen, die vooral bij de ammonium-voedingsoplossing zich deed gelden. De groei van

de bomen was na de verdrinkingsperiode geremd, in de periode van augustus en september meer bij de potten met nitraat dan bij die met ammonium. De stamdikte gemeten in januari 1969 was voor de bomen met wateroverlast in augustus geringer, de remming van de groei was duidelijker bij de over het geheel beter groeiende bomen op nitraatoplossing.

Nitriettoevoeging bracht._ veel bladval teweeg in eind augustus en in september, sulfide gaf ook bladval, maar in mindere mate. De bladval was erger bij de combinatie van sulfide met ammonium dan bij sulfide met nitraat. Nitriet gaf eind augustus meer bladval te zien als ammonium was toegediend dan wanneer nitraat, was gegeven. Bij de meting van de

stamdikte bleek de stamomvang van de met nitriet behandelde bomen ge-ringer te zijn, het achterblijven in groei was duidelijker voor de met nitraat gevoede, sterker ontwikkelde bomen, en evenzo voor de niet met verdrinking mishandelde bomen.

2.2.2. Waarnemingen aan het gewas in 1969, het tweede proefjaar

In het tweede proefjaar was de gezondheidstoestand van het gewas nog

minder goed, zodat het effect van de behandelingen nog moeilijker was vast te leggen en de interpretatie ervan op grotere onzekerheden stuit.

2.2.2.1. Bladstand en groei tijdens het seizoen.

De bomen met de

ammonium-voeding vertoonden weer de sterkste bladval (tabel III). Aan het eind van het seizoen werd de paarsverkleuring van het blad in een schaal

vastgelegd. Op de met ammonium gevoede bomen kwam meer paarsverkleuring in het blad voor. De groei van de bomen, bepaald aan het aantal en de

totale lengte van de eenjarige scheuten, groter dan een op het tijdstip van meten aangenomen lengte (10 cm in augustus en september en 3 cm in november) was duidelijk minder bij NH, dan bij NO..

(7)

Ringen als hoofdeffect gaf geen statistisch betrouwbaar verschil. Verdrinken in de periode van augustus 1968 gaf als nawerking een minder sterke scheutgroei te zien. De bladval was ook minder, maar hier kan de geringere scheutgroei en dus het geringere aantal bladeren doorheen spelen.

Ook de verdrinkingsperiode in het voorjaar, 2 tot 24 mei 1969, leidde tot mindere scheutgroei en misschien daarmee samenhangend tot een ge-ringere bladval. De groeiremming was wat minder groot dan die door wateroverlast in de voorgaande zomer.

Verdrinken van 8 augustus tot 1 september, gaf geen duidelijk effect op de groei te zien. Wel werd een versterkte bladval waargenomen, maar de paarsverkleuring van het blad in begin oktober was minder hevig.

Nitriettoediening gaf geen verhoogde bladval. Er was een minder sterke paarsverkleuring. Een achterblijven van de scheutgroei in augustus en

september was niet meer aan te tonen bij de metingen in november. Sulfiettoevoeging in dit proefjaar en, daar de behandelingen niet verwisseld waren misschien als gevolg van de toediening in het vorige jaar, had een gunstige werking op de scheutgroei.

Diverse interacties waren volgens globale toetsing statistisch betrouw-baar. Door het ontbreken van vrij veel waarnemingen door het doodgaan

van bomen, is de zuivere interactie niet zonder meer vast te stellen

en werd wegens het vele rekenwerk ook niet exact bepaald. De belangrijkste interacties laten zich als volgt omschrijven:

Na de verdrinkingsperiode in mei 1969 werd minder bladval in augustus en september geconstateerd. Vooral bij de behandeling met ammoniumvoeding was het gunstige effect zeer duidelijk.

Door de verdrinkingsperiode van augustus 1969 werd meer bladval ver-oorzaakt, maar minder groot bij de bomen, die de vorige zomer een perio-de van wateroverlast hadperio-den onperio-dergaan.

De scheutgroei werd over het geheel genomen gestimuleerd door de ver-drinking in augustus 1969, maar dit groeistimulerend effect was niet aanwezig bij bomen die wateroverlast in de vorige zomer hadden gehad.

Nitriettoevoeging gaf minder paarsverkleuring van het blad bij bomen, die een verdrinkingsperiode hadden gehad in augustus 1968. Bij bomen die deze overlast niet hadden ondergaan was het effect minder duidelijk.

2.2.2.2. Totale boomontwvkkeling aan het einde van de proef.

Aan het einde

van de proef werd de ontwikkeling van de boom vastgelegd door de be-paling van het gewicht van eenjarig en tweejarig hout, het gewicht van de stam en het wortelgewicht (tabel IV).

Van de bomen op de ammoniumvoeding was de groei van bovengrondse en ondergrondse delen geringer. Het aantal dode bomen was bij ammoniumtoe-diening aanzienlijk groter.

Ringen had geen statistisch betrouwbaar effect.

De verdrinkingsperiode in augustus van het eerste proefjaar gaf een verminderde ontwikkeling van het bovengrondse gewas en had een zwak

stimulerend effect op de latere ontwikkeling, hoewel niet statistisch betrouwbaar.

Verdrinking in mei 1969 had geen eenduidige invloed op het bovengrondse deel, maar gaf aan de wortelontwikkeling geen nadeel.

De laatste verdrinkingsperiode in augustus 1969 was schadelijk voor de wortels.

(8)

1-1 1 « S 4J Q)

S5

< rfJ

fa6

ctt j j i n » ai • JJ S «H o «a B o o j a • » s ^ e eu co CO o u JJ CT« vo o\ « • *>^ i n *%* vO ~-> - N 4J w e tU i - I cu 6 j a 0) , o > o o e x> A i OA VO CT» ^ N *•** « M *"Nfc O > » • *

+

+

+

VO 0 0 A » O «ff en —

+

+

+

vO O M » N O » - ~m m ov e CT» vO ce cd u o o > e • H CU O

g

0 0 VO CT» CU O 0 0 e 0) cd > cd •e c cd JJ CO

2

13

cd M ce CT» oo >•«. VO Csl CT» 0 0 0 0 *»» NO VO CT» CM — ^ » 0 0 0 0 VO »•-. CT» CT> — r»» oo ^ vO «a- CT» C M — en «s CM CN + + + O vO CM — + + • v «V «V s r o s r «M CM CN + + O N « A A A C M — — a eu oc c •H C • O CU ce «in JJ » H CO O I M • O CU C I M cd «i-r JJ « H CO o 0 0 vO CT« CM 0 0 VO CT» m en eo 0 • H «•H 0)

§

CU m

+ .

+

+

O vO eb oo — en + + + vO O A A v o — en + + + vo en » * en — C M + + + en — O CM + en oo oo eM A * + + + oo i ^ O ir» * A r>» v o + + + VO O A « « » CM CM en en CM A #> 0 0 CT» CT» O * A CM CM CM e n VO v o 0 0 - » «3- vO vO vO «sf CM CT» f ^ vO v o CM 0 0 0 0 m O 00 CM en CM

+ +

+ +

+ +

n r — r CT» m er» A A A ( A N N — CM —

+

+

+

+

» C O N A A A — CM CM r». CT« C M A A A m vo so CM m o •>» r » m A A A vO vO vO « » CM CM 0 0 0 0 0 0 A A A VO »O VB C vV 00 C H H 4J eu H 6 C eu 00 C • H h t - f eu » a eu A i C • H M •o M CU > 4J eu • H c 0 0 vO ^ OO 3 cd »4 •o M eu > l-H eu » C eu Ai C • H U •o h eu > 4J 0) • H C CT> vO •A 92 B u •o h eu > r-> eu » CT« vO ^ C • eu oo A i 9 C cd • H U • • O M K «O CU U > eu > 0) 1-4 • H CU c * 0 0 e eu o JJ CU "2 a JJ eu « eu *o e - H s o c « eu ja « u CU CO * H CO vO 00 s cd • eu • o w M 4J CU - H > c X x u -u H M o o o o co to 4-1 U n cd ••-I u u CU cd J J •u e t o - H CM m o o 4J 4J co co A i A i • H » H 4J * J co co

§

JJ 3 CU 4= O CO CU «3 *0 CU «-H 4 J CU 3 * j CU A i CO C« J 3 « H cd cd o s 5 St co JJ eu cu e 00 oo oo o • H c JJ c -o •i-l O « H CU CU O CU O »-I u > oo A i 0 0 R B n u en CT« NO CT« + + + o o II Px

g

+ + o * o II ex, m o II PM + w •• O f * O

l

CU

8"

CU i-t •o co •o • H CU J= cd cd o u 4J CU

1

• H cd cd

1

o u 4J CU x> cd e J3 J = U co cd J J co

(9)

ON VO ON vo ON ON ON * - w © — t o — VO O VO m o o w w w ISJ * » ON ON 0 0 U I ON V w 09 U l t o ro

+

VO VO N i 0 0 m *» U l ON w w ON - J U i o

+

+

+

— t o IO ON 00 t o w w NJ ON

+

a o 5 — to f1 vo oo ft ON «•*» a 00 00 0Q * > . ti-re U W M w w w u m vo — ON — U> U> w w u > I O to o

+

+

ro i» w w vo i n 45- 0 0

+

+

— IO t o w w w VO — w 0 0 — * * ' » — to w w VO OJ U> ON ~ t o w w 0 0 * » ON O»

+

+

t o IO t o o o o — — o w w w u i t o en ~ to VO o * • ON w w VO ON m ON m vo t o vo U l t o t o t o to t o O O O o — — w w w U i o * * U i ON w w •vj U» ON O

+

+

— t o VO O J > 0 0 w w o o — t o U ) ON — ON w w — to + + + U i ON w w * • ON U l —

+

+

+

— IO U ) ^ 1 — o w w vo — + + + »

B.

a 0 0 en o 3 * re e re P »->

§

09 » o. » a a a 90

S

- 5 * 9 t o & ro V O T 3 O r t S

§

rr ro m vo a ON o , 00 | — (0 N > •^.s a a vo CL. O. r t "*>»?r re » - S t H VO o O N t S 0 0 H» — — f < 3 vo — re ON »•«. a O 0 0 V O 0 0 S ^ n-» — — > VO O 05 O N - * 3 vo — rt 3 vo O ft O N - » . 3 Q vo — 09 S ^ » rt re < o h-« 00

î

f CO r t 3

a

a.

< re 3 OQ H O re H « a VO ON 0 0 3 o re H « <! O O H » VO ON VO 3

3

vo u i co o 3 * » c rt

s.

J0 re 3

§

(10)

10 60

g

8-5

3 en a> J= (3 o cd co «o tu — 6 0 — ON S e ^ N © eu r^ ON c «•H CS — ' H co — 4J — ON C " ^ vO cd P * o> eo es — «n o \ PU > ON vO ON • H 41 O U 6 0 4J 3 ai -c u to

s

6 0 6 • H 3 <U i - l AS a> > ta u ts cd a cd > •o cd i-t m H C cd cT cd Ci a> 3 4) .es o co ai 60**«. ON u C ON vO ( i ) s . o \ C 1-4 ON — « H cd 4J * » » ON B O N V O Cd ">» ON « ON — 6 0 0 0 ON CI B "*». vO oi C M O N es ,-1 „ . _ . _ | «d ^ * . 4J CO ON C NO Cd CM ON ta — — i 3 ai ON so u AS oo o cd ai Pu > c — •H • » -M en C ai oc c c h cd cd d 0)

SU

ed o > -o ai •*». oo e ai ••H u cd ai 4J - o e ta cd 1-4 < xi vO ON - * « . ON ON NO •N.^ 0 0 - ^ . CM " " 6 0 C ai

•a

cd js 01 « + en m «n vo N O + + + — N O O m + + + p» o M «h O — o> m + + + T + i + + r—i es eo © • * ONiri n o n o N O M M M M M M M M M A M p» © m o t P» P» o c o ON m N ON o •— P» o co © O N eo ON —• + + ± + + + ^ r—i m o i e n — — es CO NO > O N O M M M M M M M M M M M 0 0 0 0 ONOO O N O O 0 0 0 0 !•> o> o — + + + + + + + + + + + m 00 — o vO O r» oo ON m o o ON M M ui es + + + ON — + + + p«. — o> r* «a- m m en m sr + CM -a-M -a-M 0 0 NO en -a-u i r». co N O O r». oo en + ON 0 0 M M VO ON + + + + + 00 o M M -a- m en p» + + + «a- — + + O en -a- m — M M M «a- «a- \ o +

r

+ + + + + O ON r«» en en + + + O o H Pu e ai + + o O a Pu m o n PU CM O 0 0 " 1 + + + en ON M M m CM +

t

0 0 - * — •* — o p * r»» O N u-> + + + en o o o NO «a- o o M M »a- -a- m en vo «a- — o M M M M — CM + + + CM CM O O ' - 0 0 es es es — + + es r«. o m p » p". «a- r«» M M + es 00 ON — — NO NO ON + + + + + es — es — es — P* M M M se «a- m • +• I-T-.I—I N N -es — -es + + + + + O O + + + es O + + + v o «a-+ + + o P» ON P » NO M M M

U"»NO ONOO es-a- — - a - \ o o co co N

+ + + — m + + + — — m es + + + m — e s o ^a-""» «o es vo es ON en en m + 0 0 O N m en *& +

*t

+ + + + JJ ed cd u u '1-1 c s 3 'H G O s B CO CS 01 60 G •1-1 U u ai • I U c c 01 60 C • H U i - t 01 S G 0) AS G • H U •o M 01 > 4J ai • H G co NO m-• 60 3 cd u •o u ai > »•H ai » c 01 Ai c •M U •o u 01 > 4J 01 • l - l G ON vO » • H CD S u •o u 01 > 1-1 01 » ON NO G -ai • AS 60 C 3 • H ed M T 3 . U «0 01 h > 01 > 4J 01 i-H • H 01 c » 01 •o ai -o JS -H -H ai h «M C -H 3 O ö w eo a* • H ' U cd u ai j j C C • H 01 60 6 0 C *'? •r* M 09 4J X ai o u JJ u o ai o as co U M-l CO O • H U 4J CO ta AS oo O N v o NO + + + + + + ON ON NO S 0 + +

s

6 0 - H 3 ai cd S M U •a *o ai ai > > •u ai ai -o • H -i-I u u-i 4J 1-1 • - I 3 C co H • 6 0 ai 6 0 3 a s cd cd 4J a) eu • * 01 ^ 3 • * 3 U H «i-I «H M - H ' U «M - O I H 4J i - l h H • H 3 01 3 C C0 > C0 X X X X M M Ol 01 > > X X X X X X 4J 4J u u o o o o co co M-l U-l o o co n AS AS ft - H ed co co co u co — es en 0 0 0 0 0 0 0 0 ON vO vO NO vO ON vO 4J 4J "• » - - vO — U H • ' • • *• • O O 6 0 6 0 6 0 63-1-I 6 0 0 0 3 3 3 3 0 ) 3 c o c o c d c d c d c d S e d 4-1 (M o o . U M M M »J l-l M 00 * o "O * 0 "O T3 * 3 AS M M U U U U •<1 - H 01 01 01 01 01 41 4 J 4 J > > > > > > co co e s en «a- m NO ejN m v o — . — •— — — —

J

n Pu 41 U • O ta •o •1-1 41 J = M cd cd T 3 ^

^ §

•°s

CO 4J M 41 c o u s <d c 0 . 0 CU » H 4 I U 3 > M •!-> cd • H cd v i . o > g 1

2

sr w eu »£> T 3 cd ^* t H ed M G CO - H u , o ed N ^ cd a JS u C m 41 - H ai -w 6 0 09 • H

(11)

11 v i a K3 -< fl> H Cu K 5 fl> F-a* ON VC X 9 n M m rt < <t> M Cu H S n> F ON KO X < n> H eu H o> c 00 w O l vo < CD M H F -S Cu 00 H 03 C 00 «• m 9 X CD C h * ON MI 00 X < » n eu H S n> _ ON VO F -CD ON J S ce co r t r t F - F ' ?r v? co a r t r t O O M l M> ce co O O O o M M r t r t X X co < C fl> F " M M I eu n« n Cv • tt> 03 c 00 «• ON VD U> CO r t F » ** co Pt o M> CO O o M r t X < CD M eu M 5 ft> M ON VO N5 CO r t F -?r co r t O M l co 0 O H r t X < CD M Cu M 03 C 00 M ON 0 0 F -S r t n M 03 O r t F -CD co w r t 03 r t M ' co r t F -C0 Q, 9 * (C r t O R> r t n F -S 00 co C H * M) F ' Cu CD S F » r t M F ' 0) r t O S O* n> 3 * Ë 9 a CD F * Cu « o (6 H« t— n> r t < fl> < M CD Cu M « Cu • M F ' 03 CI C K 0 0 (D • _ s O N VO C n t -1 < (D M Cu H

s

ro « i ON VO 9 (D r t < (D M Cu H F -9 ** CD S € 3 © F -F " CD r t < (D < i-i CD eu M M eu • M F -03 9 c w 0 0 CD • 9 ON 0 0 CD t -1 M F « 9 00 CD 9 g F CD r t M F 9 00 CD 9 + + t o — — * » vo vo K S K } — N3 — IsJ IN) N) — NS O — V O * - O N J > — O — • * • 30 U T J O — O U> O VO + + + + U ! O U» «NI + + + + + N5 O © — — « - O VO W v l © U3 ON VO w w w w w w w 00 4> © VO ON N3 — + + + O VO w 0 0 « ** w ( O o vo w N ) » U l W U l U l u » * - 0 0 w w — U l

+

+

+

90 + + + « J ON ON OJ 0 0 0 0 ON ««I VO o ON *«J vo O ON « J •Nj — ON -«I VO o M O « O VO U t NJ + + l_± I "vl * 4 0 0 •— + + + U t *«J * » ON U l + + + + + + + + + + + + + VO U — •— vo vo vo oo t o •— O 0 0 Ni * ON * -O 00 U) m U l 0 0 U l o — — 00 u> + + + 0 0 ««i 0 0 « J 0 0 « J *«J ««I * » 0 0 * » 0 0 U l U l U > U > o o U U ) Ul u o o — o VO 0 0 VO 0 0 N ) U l U l 0 0 + + + N» US ""«I ls> w w O --J + + + n CD 9* 03 9 C u CD 9 OQ N V ? -- 4 O I *>«. CO C «•*• "» r t 03 — Q M O . B F -ON 00 VO N i V ST KJ ««I O I N . W C F . • - r t 03 *~ G H -«»S F-ON 00 vo

i

F

-

s-03

g.

9 Ï 0 CD 9 09 w t o co v o ««J r t O N - V 01 vo — B • *- tooo < OQ V O 0 0 CD CD N - ' ON • » « . Ç M V D •— • C0 « O M n CD •— tooo Cu OQ VO 0 0 CD H N - ' ON - » . C O VD — • O « - 0 0 • • t o n N v o oo r t ON •— o a. VO <— M l M a m r < H O r t 03 F1 (D cr o o 9 F ' CD 9 00 o* o < CD 9 0 0 M o 9 Cu co CD 9

ë

C u CD « O n r t CD 03 § 9 * CD 9 Cu CD <

S

C u CD • O M O CD M i F ' 9 vo U l

(12)

12

Nitriet verminderde het drogestofgehalte van de wortels en gaf een lager droóggewicht van de wortels.

Toedienen van sulfiet in augustus had een sterkere groei tengevolge van bovengrondse en ondergrondse plantedelen. De groeistimulans voor de wortels kwam alleen voor bij de voedingsoplossing met nitraat, welke volgens tabel I een laag zwavelgehalte heeft. Bij ammoniumvoeding was sulfidetoediening nadelig voor het wortelgewicht.

Een andere interactie die niet onvermeld mag blijven is dat het wortel-gewicht door verdrinking in mei 1969 alleen afnam bij de voeding met ammonium, en niet bij die met nitraat.

2.2.3. Bladonderzoek

Het bladonderzoek liet een minerale samenstelling zien, welke voor be-paalde elementen sterk afweek van het normale beeld. Zo was het fos-faatgehalte erg hoog en het calciumgehalte zeer laag (tabel V en VI). Als goede gehalten in het blad van augustus moeten worden beschouwd: 2,4-2,8% K, 0,3-0,5% P2O5, 1,3-1,8% K2O, 2,5-3,1% CaO en 0,3-0,5% MgO. In 1968 was het zetmeelgehalte aan de hoge, het suikergehalte aan de lage kant. In 1969 waren zowel het suiker- als het zetmeelgehalte lager dan in het onderzoek van 1966 in de Noordoostpolder werd gevonden (Das e.a.,(1967). Het afwijkend beeld in 1968 kan voor een deel worden toe-geschreven aan de andere plaats van bemonstering: bladeren aan de top van de eenjarige scheuten in plaats van het derde en vierde blad van

onderen, en aan de late bemonstering op 1 november; maar ook de bemonstering in september 1969, waarbij de bladeren genomen werden van ongeveer de normale positie, geeft lage cijfers voor calcium en hoge voor fosfaat. De K-0/MgO verhouding in het blad is hoger dan de waarde van 5,9, welke volgens Butijn (1961) niet mag worden overschreden, wil het

blad geen magnesiumgebrek vertonen. Het lage calciumgehalte is hierbij ook een ongunstige factor.

De aangebrachte factoren hadden de volgende invloed, waarbij het ver-schil in het effect tussen behandelingen in 1969 werd getoetst aan de "toevalsfout", die in het materiaal van 1968 werd vastgesteld.

Er was een duidelijk verschil tussen de nitraat- en ammoniumvoeding. Bij ammoniumvoeding waren de stikstof- en fosfaatgehalten hoger en het kaligehalte lager. In 1968 was het magnesiumgehalte met ammonium lager en het calciumgehalte hoger, maar in 1969 was het calciumgehalte ook lager. Bij ammonium waren suiker en zetmeel in 1968 verlaagd. De R/Hg-verhouding in het blad werd niet duidelijk beïnvloed door de

stikstof-soort. De sterkere bladval bij ammoniumvoeding kan dus niet aan een ver-schil in deze verhouding worden toegeschreven.

Na verdrinken in augustus 1968 werd in november 1968 een lager kali-gehalte in het blad gevonden, het zetmeelkali-gehalte was wat verlaagd en het magnesiumgehalte verhoogd.

Verdrinken in mei 1969 had weinig effect, het calciumgehalte was wat verhoogd.

Verdrinken in augustus 1969 had een sterkere invloed op de samenstelling van het blad in september. De N-, P- en K-gehalten waren gedaald.

Nitriettoevoeging gaf verhoging van N, P, Ca en Mg en een daling van K. Sulfidetoevoeging gaf een wat lager stikstofgehalte en een hoger calciumgehalte, het effect was evenwel niet statistisch betrouwbaar.

Een interactie welke vaak statistisch betrouwbaar was, was de wissel-werking tussen stikstofsoort en al of niet nitriettoediening.

(13)

13

Zo stegen zowel in 1968 als in 1969 het N- en het P-gehalte in het blad

door de behandeling met nitriet, vooral als de bomen steeds ammoniumop-lossing ontvangen hadden.

(14)

14 oo vO PM

>

00 vO 60 e •u 03 S

9

03 • O cd i - < pa w pa

S

1

c 0) M C w-i •o 4J tO 0)

1-1 *o -CU 00] te •c •CD o 0) r-( 0) 01

e

4J 0) N h CD Jrf •H 3 co -I-t e i - i > O 60 S + + + — m r». en •* « «a- en + + — CM — O <* * •a- en + + r>- vo c* — •v » «— ~m + + + •a- m «a- en * «V o o ^ N + \»* vO O CM 00 •* « sr en «a- o\ «n r» «« «s m en <t 00 m m « •» " • ~ " /~» + >^ 00 o en «a M •> o o o cd « m CD c cd cd 60 O o l-i «w co • •o o u s 4-1 eu eu K B) > 60] 60 c •H <-< CU e cd « pa — m «a- sa-fe » o o + + + — m CM CTi cn CM + + + r>» CM O r» + + + cn »n o SO CM CM + + + cn o\ O 00 «a- cn CM m O O + + + 00 vO CM 00 cn CM cn >o <r cn cn cn CM CM m oo CM CJ\ cn cn r«- «a- c* «a- en en N O N cn cn cn vO — — «a- o- oo cn o\ o en en «a-* •» « o o o O vD < *

«a «a-•* « •« o o o o o\ cn — o o » * « cn cn cn n f — i + + f—> r—i «a oo r* CM m cn + + + + so CM cn cn o- cn CM es CM + + + + en CM CM * A «t O 00 o •a- en <r + + + + + + +

(15)

15 — vo oo oo ^ H n

ross

H OQ OQ CL re ro r< 3 3 X X Cn . O — H'

§

<! < H - ro re

- n u

Ov & 0> vo i-i H • • X 03 S

m e r e

H» • -Ml — ON H - C * VO CL NO re n a n f t r t r t H ' H» H« ?r ?r pr a a to rt rt rt O O O rtt t"tl f"fl CO CO CO O O O o o o M H H r t r t r t X X X 3 < « H> » H» rt n 3 r-t CL 00 H« « » re • s rt CA 3 r t r t co re r t H H-co H-co O r t r t H-H- co re o co j r re o re co 3 e (-• h-» r t l-h t i a re re r t o & re 3 * 03 3 CL re « 3 re H« f © r t < n> < H re

a- n

M CL • H H ' 03 3 c pr oo re *- ö O N vo € 9 re H-i—> re r t < . re < n re CL « H

5*

• n

l &

3 e* vo • 3 re H -f * re < : re < H » CL H H CL • H M-O) 3 c ?r oo ro • 3 ON 00 S s ro H» H » ro r t H H- M 3 H« 00 3 ro oo 3 (t> 3 03 3 3 •"• 5 rt 2 M 3 03 H ' 03

S "

3 00 oo + + ON VO + + + + + M « J O » to to ro W W W U i Q J » + w w w u> ** co o u a> + + + - + 1 +.,».„> 26. 8 27. 1 4» W co — + + 27, 2 ] 26, 6 w «. co co 0 0 Cn to to ON - N J w w ON U> + co co U l 0 0 co t o o *» w W CO — + + + ui to O » J + + ' + 90 < to »4 ro ro r t * H O CL . CO K l l i o O 00 •o ro h3 ro H o ro + + o — o o — o o w w w o o *•• © - J O 0 0 " « J O 0 0 0 0 .— CO CO » t O ON ON 1 " ' + + + + + + + 00 00 c o vo ~ ON O 00 U i ON «O « J * • U> U I *«J CO VO + + ON ON 00 co O» ON VO CO U i «-J IO * »

+

+

+ + o o o o o o o o o o o t o US IO ON U I J N + + + + N U u> to "*J O « - ON t o t o ««4 VO t O CO + o o o o o o o W W W W W W W ON —• ON M CO VO -Ni co o 00 VO t o o u » + + + + o o o o - J 00 ON * -»J 00 ON U> *- — o — — to o *- o — t o CO .O 00 o — CO 00 co t o t o t o t o t o t o w w w w w w w — 0 0 -*1 M s j « J VO * » IV5 IO ON CO ON "*J 0 0 O N U l 0 0 U l — U i * » t o O U l ->J 0 0 * •

o o

0 0 <sj 2,9 1 2,8 3 •— » w w » J ON ON — VO — VD * » 2,8 9 2,8 5 w _ . w w « J ON ON O ro XT

g

a ro •-> H ' 3 DO

t

& < M CO t o C U l

w

J? » re CL O JO re CO ro O «o co e H ' re N re

I

ro , 3 Bo-ro s 03 CL

o

s

CL ro H N o re K H-3 VD O N VO M-3 vo U l

(16)

16

3. INVLOED VAN WATEROVERLAST, STIKSTOFVORM EN ENTEN, VP 916,

3.1. Proefopzet en uitvoering van de proef

De uitvoering van de proef verliep zoals die bij VF 915. Alleen de bonen stonden in de rolkas, terwijl VP 915 in een gazen kooi was geplaatst.

De volgende behandelingen werden in factoriële combinatie, aangebracht: A: voedingsoplossing met nitraat of ammonium.

B: niet en wel verdrinken in drie perioden. De verdrinkingsperioden waren gelijk aan die van VP 915, maar de behandeling vond steeds plaats bij dezelfde potten.

C: niet en wel stekelvarkenenten. Twee enten van onderstam M 9 werden tegenover elkaar geplaatst:

(J) onder de entknobbel op de onderstam M 9,

(2) boven de entknobbel op het ras Cox's Orange Pippin, en (3) onder en boven de entknobbel.

Het enten vond plaats op 11 april 1968. De enting slaagde maar ten dele en op 13 mei 1969 werden de ontbrekende enten bijgeplaatst.

De verrichte waarnemingen en het gewas onderzoek komen overeen met die bij VP 915.

3.2. Resultaten van proef VP 916

De enting in 1968 slaagde maar gedeeltelijk, vooral het enten boven de entplaats had maar een gering succes. Na de enting in voorjaar 1969 werd het gestelde doel grotendeels bereikt.

Proef VP 916 stond in de rolkas. Het beschutte milieu - bij regen was het roldak over de proeven geschoven, wat leidde tot gemiddeld hogere temperaturen - gaf aan het gewas een sterkere groeistimulans. Dit had tot gevolg dat eerder groei afwijkingen werden waargenomen dan bij VP 915. Begin juni werden in het blad al paarse verkleuringen geconstateerd. Het blad krulde op. Er waren veel kikkerogen. Eind juni trad er al midden-scheut sbladval op, het algemene beeld van Cox's ziekte.

3.2.1. Waarnemingen over de standi ijzergebrek, Cox'e ziekte,

paarsver-kleuring en bloei

Ammoniumvoeding gaf al spoedig een slechtere stand, meer verschijnselen van ijzergebrek en Cox's ziekte, terwijl ook de paarsverkleuring van

de bladeren daar sterker was.

De verdrinkingsperiode van augustus 1968 (tabel VII) had op deze waar-genomen factoren in 1968 geen duidelijk effect, noch werd in 1969 de paarsverkleuring beïnvloed.

Enten onder de entknobbel lijkt het ijzergebrek terug te dringen. Op 1 augustus 1968 was bij deze behandeling de paarsverkleuring van het blad sterker.

Het aantal bloemtrossen per boom in voorjaar 1969 was geringer bij de bomen op ammoniumoplossing. Enten beneden de oude veredelingsplaats deed de bloeirijkdom afnemen.

(17)

17 + + + + + + + vo o + + + + + + + + + N OQ CD CD R> CD rt 3 < *o fi> (11 CD tu t - > » 1 CD ON o il u < OQ o CD H> CD •o »o PI » w VO * > + + + + 0 0 UI ii n + + + >• w VO Ul Ui o •o r| CD < CD < CD ?r it> c 2. « pr H. t-1 s (6 OQ C »1 S OQ t-» *-< CD n> C c H •"( H« H« S S OQ O Q < S ID |D CD H« f 3 •O 00 » — « e> n o < n (D CD Ü < pr rt» f* « fD PT* C h -H n> H - C S H OQ H« OQ N fD fD H O cr < n> n co fr H ' U i . S co (D h-> fD S (tl M fD < (D CD & II II CD 00 r t fD fD CD

f — (_>. N N fD fD n H 0 0 OQ CD CD cr O* H H CD fD X PT* 00 K O fD CD H> CL 9 H-O H-OQ rt CD * 2. H- a* X fD pr c fD r t »-« CD CL 3 fD CO

B-CD C r t CD 3 • vo e* Il II OQ PT* M t-> O fD O *-• rt 3 OQ OQ CD CD * « te Cl CD CD fD f t fD S r t fD 3 CD fD 3 S r t r t fD CD 3 0 O O* s o CL < CD fD n a

+

er CD 9 f t CD 3 O 3 CL CD H * 3 CD H« t -1 CD r t CD < M CD a» H H CL H- n 3 H

-S* s

CD X 3 CD S te D O H S te H ' CD

S "

o < CD s O** ON ON ON ^J ON O*1 ON ON O^ ^O 00 *~ * * * 4 ^ l U) u? £ * oo U> •— O O U l + ON Ov O^ ON ON O N U l *-*J W O N M o o m u i t o t o U l U l — u i

+

+

« - © t o © « - — « - © s j Ov t o «J Ui U> Ui Ui + /-s + tO * » o j VO Ul * • U l * » U t U l U l 4 > w w w w M W M O V U l 0 0 U l U U l U l «• w o to O U l *» o* V w O t o O U i

+

+

+

+

+

+

• + — •— N O VO "««. H - O O 0 0 CD M oo »v. ?r -rt co CD Ul Ul ON ON C* Ul 0 \ U i ON ON tO Ul Ul CO Ul 00 O VO ON tO O * * VO Ul + + + Ul •»• U> •*>• U) Ul *« to W W W W W W W W o o o to NI u to ce © O O Ul UI 0 0 Ui 00 + + + + ' ' — ' • U l O N O N C O * U l O N * -w w w w W W W W i - - ff» v i 0 0 V O ta-ON U) UI U U CO • > VO U) U> N9 U M t o t o N3 U) — t o to ui v o * > — u i W W W W W W W W U l * - 4 > - 0 ONVO U 1 U 1 L _ J i I L - I + ^ + ^N + + + I w >"»t a 3 Q + — Ul VO — CK"-«. 00 Ul + — t o + VD J N O N - « « . 0 9 —J CO r t (II a CL n ID r|

s

to fil 1^ a fD s 3 3Q CD + * - — O Q M + VO »>. fD C_ + ON 00 O* N oo **«. n fD ID « X I te te n CD < CD t-« CD C n s

+ S 3

+ ON«««. + 0 0 ON + + w — + + VO + + ON 00 00 **» + + — t o + + VO o + + ON"*«. + VO — o — •— V rt O" te vo ON o i-c i-1 te ON - « . O O O 3 vo u i g co CD r t «•«. co g ID CD I t-> 3 H CD 3 •O te te r i co < n X en *-• 0. CD 3d c te H r t H - r t a .»»• OQ s 0Q H - CD 3 n »•8 t-h CD VO M — to O N

• i

o n CD r t te a a N CD H 0Q CD O -H CD ?r o o x CD N M -ID K r t CD • O te te n co < ID H ?r CD C n '3 OQ 3 vo O N 00 ID S o CD

(18)

18

S.2.2. Waarnemingen over bladval

Er werden uitgebreide waarnemingen verricht over de mate van bladval als een mogelijke index voor het optreden van Cox's ziekte (tabel VIII), Daar het aantal afgevallen bladeren ook afhangt van de ontwikkeling van de scheuten werd het aantal verdwenen bladeren ook berekend per een-heid van scheutlengte.

De bladval was veel ernstiger bij de met ammonium gevoede bomen.

Bladval in september 1968 werd door de verdrinkingsperiode in augustus 1968 bevorderd, maar na de perioden van wateroverlast in mei en augus-tus 1969 ging minder blad verloren, vergeleken met de bladval van bomen zonder verdrinking. De lagere aantallen kunnen het gevolg zijn van de geringere bladmassa door de minder sterke groei na verdrinken, maar ook na correctie voor de scheutlengte bleef toch de bladval minder sterk.

De invloed van het enten op de bladval vertoont in 1968 geen duidelijke lijn, maar de gegevens van augustus en september 1969 wijzen op een geringere bladval bij geënte bomen.

De statistisch betrouwbare resp. bijna betrouwbare interactie tussen stikstofsoort en verdrinken voor de bladval in augustus en september

1969 houdt in dat bij de combinatie nitraat en verdrinken in het geheel geen bladval is opgetreden en bij de combinatie ammonium en niet ver-drinken de sterkste bladval.

S.2.S. Waarnemingen over de scheutgroei

Zowel in 1968 als in 1969 was de groei met ammonium geringer (tabel IX). De verdrinkingsperiode in augustus 1968 was niet ongunstig en be-vorderde de scheutgroei, maar na de wateroverlast in mei en augustus 1969 was de groei duidelijk geremd. De' groeiremming kwam harder aan bij de met nitraat beter groeiende bomen (statistisch betrouwbare interactie

tussen stikstofsoort en verdrinken).

Enten onder de oude veredelingsplaats had een geringere groei van het bovengrondse plantedeel ten gevolge.

3.2.4. Totale boomontuikkeling aan het einde van de proef

Zowel het bovengrondse gewas als het wortelstelsel was kleiner van de bomen, welke ammonium hadden gehad in vergelijking met die, gevoed met nitraat (tabel X ) .

De remming van de scheutgroei door verdrinken in augustus 1968, en in mei en augustus 1969 komt uit de gegevens duidelijk naar voren; ook het

wortelstelsel werd beschadigd. Ook hier was de wateroverlast schadelijker voor de scheutgroei en het wortelstelsel van de met nitraat gevoede bomen dan voor die met ammonium Statistisch betrouwbare interactie tussen stik-stofsoort en verdrinken).

Over het geheel gezien gaf enten onder de oude entplaats een minder sterke groei van de kroon, waarschijnlijk door voedselconcurrentie om de aanvoer uit de wortels en misschien ook door gebruik van assind laten

uit de kroon.

De omvang van het wortelstelsel was geringer bij de extra geënte bomen, in het bijzonder bij enting boven en onder de entknobbel.

3.2.5. Bladonderzoek

De samenstelling van het blad, op 1 november 1968 verzameld, toonde

even-als ir VP 915 een afwijkend beeld ten opzichte van diê bij normale bemonstering

(19)

19

De invloed van enkele behandelingen kon slechts worden bezien, door-dat maar een beperkt aantal monaters werd genomen. Over de mogelijke betrouwbaarheid van de hoofdeffecten licht een vergelijking met de standaardfout in VP 915 in.

De invloed van stikstofsoort en verdrinken in augustus op de samen-stelling van het blad in 1968 was van dezelfde aard als die in VF 915. Dit was ook in 1969 het geval voor de invloed van de stikstofvorm.

Na enten was het drogestofgehalte van het blad wat lager en het stik-stof- en kaligehalte hoger.

(20)

20 u Ol • H •«-> •1-1 o to 00 er •i-e 44 «u cd •C u t » «•^ - O — os — « . S O o os CM —

§

o 4 3 cS Soi 44 c

3

*«- os os so *-»OS os — œ o\ CM os os eo *•-» so CM Os 0 0 0 0 «««. \ D sO Os CM — •««. 0 0 00 VO - » . ON r«. oo ^ • » s O •a- os CM — vO OS e • H CS > • O cd c 0) M e a u cd >

'S

I co 00 e • H 44 H J J o> cd « H 4 3 « n O « H CA U sO 0 0 "-» se O O • J H OS 6 • H i - I 0) • O C cd 4 3 CU n '+ + + + + •a-— oooo co m co © •a-co oooo — M O O M » A A A A A A

C M » m r«. m

«a-+ + + en o r + f » vO + •— r» CM m •a- © — © A A A * > î M O O N + + + w + + i——i r». © IN m — os co •— A A A A A A A A O N O N CO If) «3" CM + + + + «a- co so — O CM CM «a-+ + + m oo A A «3- m + + + 0 0 0 0 m r-CM CO «a- — m -a-CO O 0 0 -a-CO CO CO CM CO CM — m -a- «a- «3-•a- so CM CM oo so co r-CM r-CM — r-CM CO CO O C'O •—• 0 0 A A A A A A A A oo o o o > «a- o m ON CO CM — CM CM — — + + + m — «3- CM A A A A co r» « - o s

nr

I I OS SO O 0 0 A A A A s o m OS OS + + os O m «a-— o r«. «fl- o o r * ) m O O — CM

— r«- co«fl- try «a-co«»

4-1 cd cd u 44 • H c g 5 •H e o G g cd C eu J* e • I - I u T3 U CU > 4J 0> •1-1 c 6 0) .* C •1-1 u •o 01 > 1-1 0) » M tu "2 e o 6 01 4J C eu e 01 > o 43

+

«3 M 0) 0) > "2 o c 43 O e e 0) 0) 44 4J c c: 0) eu c 01 44 c 0> 44 eu •i4 c 00 c •1-1 so 44 0) O 44 CU 4 5 U to • H 44 co • f ) 4J cd 44 CO h •o h 0) > X 44 H to o O) o • H CO 4J I M O O Cd 44 M CO Ol A l 44 «H 6 44 • i - I CO to 1 - 4 X ) .09 44 9 «V 4 3 «J CO

-. g

cd *o > *o • O » H cd 8 • - i 4 3 01

d U

t u CU tU 4 4 0 0 CO B n te > ^ • o cd cd cd t M 4JÄ • ° « 6 C CU « i n CU - H n g

— o

o os +- —

(21)

21 vO ce > • o ce G CD M| •e •H

f

e u o « U ËT 0) n & c «u n CU •o ooi CM vO *^-CTi O — 0 0 OV *»». vO CM O»

+

+

+

o» c* m m m oo — en O s t «3- — CN — — CM CM en CM *». CM ^ ^ CN «— 00 vo o» • " • + + + CM O A * CO CS en

t

en ^ A * f- f0 — CN w ' + r—n m v© ir> en *» * * « «» f> O CM O) — CM — 0 0 0 0 «•». vD VO Ol CM — H > •J W

5

H 00 i-i O > M « >

c

•1-1 1-4 a>

•o

§

x:

0) «

+

+

+

«ff NO O CM o v o —i m 0 0 VO CM 0 0 T"» 00 0 0 00 + + + cjv «a- co m •* o w O N r». %o f » CM — — — vo ro vo

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De taken verschuiven van uitvoerend naar coördinerend en initiërend waarbij hij/zij verantwoordelijk is voor een goed verloop van de planning en organisatie van taken en

Shreeves: Nationmaking in Nineteenth Century Europe (Nelson Advanced Studies in History). Die sk.:ywer volg 'n nuwe en baie prikkelende benadering tot die faktore wat

The fighting lasted for several months between August 1987 and March 1988, and the battle ended – and judgements differ sharply on this – either in victory for the Angolans and

In applying the test of reasonableness, the Constitutional Court held that the decision reached by the commissioner in this case was not one which a reasonable

So benySon- nerat die boere van die binneland hulle rustige lewe 'waar eenvoudige le- wenswaardes met die grootste gemoedelikheid uitgeled word' (p. 198), terwyl

Since the mechanical degradation is primarily dependent upon stiffness changes, choosing arbitrary amplitude values for the excitation force components is justified

Much is still to be said of 'subjective' and 'objective' reasons for decisions, as well as the wedge between 'legal reasoning' and 'moral and political reasoning', but from this

This study does not only focus on interventions by government to stimulate economic growth by ensuring the sustainability of SMMEs, but it also looks at the significance of an