• No results found

De maatschappelijke rol van wetenschappers : Hoe breng je met kennis werkelijk iets op gang? (Interview met J. Woodhill, M. Radstake en J. Stremmelaar)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De maatschappelijke rol van wetenschappers : Hoe breng je met kennis werkelijk iets op gang? (Interview met J. Woodhill, M. Radstake en J. Stremmelaar)"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

THEMA

rondetafelgesprek

TEKST

Paul van den Br

oek

FOTO

Thomas Fasting

De maatschappelijke rol van wetenschappers

‘ Hoe breng je met

kennis

werkelijk

(2)

De samenleving zou meer moeten profiteren van

wetenschappelijke kennis, vindt de overheid. Maar zijn

wetenschappers daar wel op ingesteld? LEV brengt

Jim Woodhill, Maud Radstake en Josine Stremmelaar

samen om na te denken over deze maatschappelijke rol van

kennisinstellingen. “Een afstandelijke positie is niet langer

(3)

O

ver één ding zijn de drie gesprekspartners het alvast roerend eens: kennis brengt altijd verantwoordelijk-heid met zich mee. “Dat begint al met je onderzoeksagenda”, stelt Josine Stremme-laar van ontwikkelingsorganisatie Hivos. “Waar wil je je kennis op inzetten? Wat is het lokale belang? Welke vervolgstappen gaan we zetten om de gewenste verande-ring op gang te krijgen?”

Ook Maud Radstake, die bij CSG ‘onder-zoek en dialoog’ in haar portefeuille heeft, vindt dat wetenschappers zich ervoor moeten inspannen dat hun onderzoeksre-sultaten bruikbaar voor anderen worden. “Je moet als wetenschapper ontvankelijk worden voor de context waarin je kennis werkzaam is.”

Voor derde gesprekspartner Jim Woodhill, directeur van het Centre for Develop-ment Innovation in Wageningen, is het eveneens zonneklaar dat de tijd van de ivoren torens voorbij is. “De ken-nisinstituten worden de samenleving ingedrongen. De uitdagingen waar we

voor staan zijn domweg te groot.” Denk alleen maar aan de economische crisis, de klimaatverandering en de hongersnoden die de kop op blijven steken. “Dit brengt voor wetenschappers een nieuw soort verantwoordelijkheid met zich mee. Men zal zich verbonden moeten weten met de veranderingsprocessen. Een afstandelijke positie is niet langer houdbaar. De weten-schapper moet met de billen bloot.”

LANDJEPIK

De drie bevinden zich in goed gezelschap. Ook de overheid hamert erop dat ken-nis en innovatie belangrijk zijn voor de economie en samenleving. Volgens het nieuwe beleid voor ontwikkelingssamen-werking zouden bedrijven, wetenschap-pers en maatschappelijke organisaties bijvoorbeeld gezamenlijk op moeten trekken om te werken aan mondiale voedselzekerheid. Gaat dat werken? Woodhill geeft een waarschuwing. “In de topsectoren draait het vooral om de concurrentiekracht van de Nederlandse ondernemingen in een veranderende

wereldmarkt.” Op zich een verdedigbaar doel, zegt hij. “Maar als je zaken doet in landen waar de mensen heel arm zijn, moet je modellen hanteren die waardevol zijn voor iedereen.” Het is zaak om een kritisch oog te houden op de ontwikke-lingsdoelen vindt hij, waarbij een mooie taak is weggelegd voor DGIS, het directo-raat bij Buitenlandse Zaken dat is belast met ontwikkelingssamenwerking. “Die moet de agenda’s van het bedrijfsleven linken aan de ontwikkelingsdoelen.” Stremmelaar voelt zich al aangesproken: ze noemt enkele bedrijven die er prima blijk van geven om bij te willen dragen aan ontwikkeling, zoals de ict-onderne-ming Logica die in India meewerkt aan de vermindering van kinderarbeid. “Je hoopt dat bedrijven een motor zijn voor ontwikkeling. Maatschappelijke organisa-ties kunnen niet in hun eentje de wereld verbeteren, dus het is goed naar vormen van samenwerking te kijken. Maar je moet je er bewust van zijn dat bedrijven zowel een positieve als een negatieve bij-drage kunnen leveren aan ontwikkeling.” Zo heeft winstbejag op korte termijn, met ondernemingen die landjepik spelen in de derde wereld, niks met ontwikkelings-doelen te maken. Daarom is het volgens Stremmelaar maar goed dat een deel van de maatschappelijke organisaties zich verre houdt van samenwerking. “Watch-dogs blijven nodig. Het is belangrijk dat er organisaties zijn die op afstand de ontwikkelingen kritisch volgen.”

LOKALE BEVOLKING

Radstake zou ook wetenschappers graag zo’n kritische rol toebedelen. Ze vindt dat het overheidsbeleid getuigt van een “wel erg instrumentele benadering van maatschappelijk nut en toepassing van onderzoek”. Het bruikbaar maken van onderzoek is volgens haar een nieuw onderzoeksthema op zich, waarover nog veel te weinig bekend is. “Hoe breng je

Maud Radstake

“ De kennis is er wel, maar

komt niet altijd terecht

waar ze nodig is”

(4)

partijen met elkaar in dialoog? Hoe breng je met kennis werkelijk iets op gang? Hoe kun je de mensen waarover het onderzoek gaat, zélf betrekken bij het creëren van de onderzoeksagenda?”

Dit is koren op de molen van Woodhill. “Kennis behelst óók de zorg dat anderen iets met je kennis doen. Naast de produc-tie van kennis hebben wij ook een ver-antwoordelijkheid in het samenbrengen van al bestaande kennis en inzichten, bij-voorbeeld die van de lokale bevolking.” Daarbij vervult de onderzoeker bovenal een rol als intermediair. “Het is één ding dat de wetenschapper ontvankelijk wordt voor vragen vanuit de lokale bevolking. Maar minstens zo belangrijk is dat de be-volking gevoelig wordt voor wetenschap-pelijke vragen en zelf meedenkt over

gewenste veranderingen. Het doordenken van dit soort processen is niet zo gangbaar in het huidige onderzoek.”

Volgens Maud Radstake is voor de weten-schap nog een wereld te winnen. “We kunnen vaak te weinig met die geweldige berg aan onderzoeksgegevens, omdat er niet op tijd is nagedacht over het gebruik ervan. De kennis is er wel, maar komt niet altijd terecht waar het nodig is.” Woodhill grijpt naar zijn pen en begint een college. Hij tekent op een vel papier negen vakjes en kleurt er eentje in, de ‘feitelijke kennisproductie’. Zijn uitleg is diepgaand, maar wat hij gezegd wil hebben, is in één zin samen te vatten: “De focus van de wetenschap is erg smal.” Als voorbeeld noemt hij een onderzoek in Ethiopië. De ‘old school’ is onderzoek

naar de bodemgesteldheid, maar veel leuker was Woodhills interventie om het bedrijf dat het onderzoek verrichtte, gevoelig te maken voor de mensen voor wie die bodem het dagelijks leven is. “Dat was nog niet eerder gebeurd.” Dat brengt hem terug bij het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking. “Het risico is dat we terugvallen op het ingesleten mechanisme: wij weten hoe het allemaal zit en zullen de mensen in de derde wereld wel even komen vertellen hoe het moet.”

“De Nederlandse focus is een valkuil”, vindt ook Stremmelaar. En tegenstrijdig bovendien. “Wetenschap is per definitie internationaal. De uitdagingen waarvoor we staan houden zich niet aan grenzen. Als het doel is de voedselzekerheid te vergroten, is het niet logisch om het Nederlands exportproduct centraal te stellen.”

BETROKKEN WETENSCHAP

Nadrukkelijke betrokkenheid van de wetenschap in het veld is dus dringend gewenst. Maar zijn de kennisinstellingen daar wel klaar voor? Alle drie benoemen de graat in de keel als het gaat om het verrichten van maatschappelijk relevant onderzoek: je wordt voor toegepast onder-zoek of het organiseren van een seminar met stakeholders maar mondjesmaat of helemaal niet beloond, lees: de weten-schapper ontleent zijn status vooral aan een toppublicatie, liefst in een gerenom-meerd tijdschrift als Science of Nature. Maar wie leest dat? Buiten een select clubje wetenschappers niemand, laat staan de boer in de derde wereld. Stremmelaar, Woodhill en Radstake zijn het eens: er blijven altijd weten-schappers nodig die fundamenteel werk verrichten. Maar alle drie verzuchten dat het hard nodig is dat de “verschillende vormen van wetenschap waardering moeten krijgen”. Deze laatste woorden

Josine Stremmelaar

“ Maatschappelijke organisaties

kunnen niet in hun eentje de

wereld verbeteren”

(5)

zijn van Stremmelaar, die erop wijst dat maatschappelijke organisaties als Hivos afhankelijk zijn van wetenschappers die maatschappelijk relevant onderzoek belangrijk vinden. “Uiteindelijk vinden we die wetenschappers wel, maar we zijn wel afhankelijk van hun goede wil.” Ook Woodhill en Radstake zien dat diverse wetenschappers maatschappelijk gemotiveerd zijn. “Zij houden de idealen hoog, anders dan de instituten waarbin-nen ze werken”, aldus Woodhill. Radstake vult aan: “Als je jonge onderzoekers vraagt naar hun drijfveren, hoor je dat ze bij willen dragen aan voedselzekerheid, aan gezondheid.” Maar dat die idealen onder druk kunnen komen te staan als ze carrière willen maken in de wetenschap, weet Radstake maar al te goed. “Nog steeds voel ik de druk om onderzoek te

doen dat vooral voor de eigen vakgeno-ten interessant is. Die leg ik regelmatig naast me neer. Dan steek ik mijn energie toch in weer in een overleg met weten-schappers of maatschappelijke partners en moet het artikel maar even wachten. Practice what you preach.”

Het drietal bepleit een gevarieerder be-loningssysteem voor wetenschappers. Al is dit niet eenvoudig. Woodhill wijst op de heersende onderzoekscultuur, die “een bepaald idee hoog houdt van wat excel-lentie is”. Overigens waarschuwt hij voor al te ver doorgevoerde taakverdeling: het is niet de bedoeling dat de een steeds achter de boeken zit en de ander almaar het veld ingaat. “Ieder moet min of meer expert willen zijn. Als je de materie zelf al niet doorgrondt, is de kans dat er iets verandert wel erg klein.”

MAATSCHAPPELIJKE

IMPACT METEN

Wetenschappers worden vooral beoordeeld op basis van hun publicaties. Toch zijn er al methoden ontwikkeld die verder kijken. Zo is er de ERiC-methode, Evaluating Research in Context, die naast de wetenschappelijke kwaliteit ook de maatschappelijke bijdrage van onderzoek in kaart brengt. Deze me-thode evalueert de domeinen Wetenschap, Markt & Industrie en Maatschappij & Beleid. Waar de beoordeling voor het wetenschap-pelijke domein nog grotendeels parallel loopt aan traditionele evaluatiemethoden, gelden bij de andere twee domeinen heel andere vragen. Daar moet immers de maatschappe-lijke impact van het onderzoek worden be-schreven en gemeten. De vragen en indica-toren kunnen per discipline verschillen. Waar het voor het ene wetenschapsgebied zinvol is om het aantal patenten en licenties mee te tellen, kan het bij een ander gebied juist draaien om de ontwikkeling van protocollen voor een betere zorgverlening.

Kern is de interactie met maatschappelijke belanghebbenden van het onderzoek. Het Europese SIAMPI-project (Social Impact As-sessment Methods for research and funding instruments through the study of Productive Interactions) richt zich daarom nadrukkelijk op het meten van ‘productieve interacties’ tussen onderzoekers en de maatschappij. In-teracties dus waarbij mensen daadwerkelijk gebruikmaken van de onderzoeksresulta-ten. Dat kan op vele manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld via persoonlijk contact in een adviescommissie, via artikelen in vakbladen en leerboeken, via een tentoonstelling of in de vorm van een financiële bijdrage uit de markt.

Meer informatie: www.eric-project.nl www.siampi.eu

Jim Woodhill

“Kennis behelst ook de zorg dat

anderen iets met de kennis doen”

<

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het in de vragen gemelde resultaat van het lopende onderzoek geeft ons wel aanleiding om door middel van een korte inventarisatie van de bovenvermelde gegevens nader te onderzoeken

En het laatste nieuws is dat geen aannemer de bouw aandurft en dat bouw door een buitenlandse aannemingscombinatie wel eens noodzakelijk zou kunnen zijn.. (...) Het zijn risico’s

“Oud-rijksbouwmeester Patijn was vernietigend over de constructie: de fundering was niet sterk genoeg en moest worden aangepast.. Het

De omvang van de onder vraag 1 genoemde stijging, wordt mede veroorzaakt door bijzon- dere historische redenen die voor deze specifieke erfpachtlocatie van toepassing zijn,

Tegelijkertijd geeft ons college, conform het geldende 15%-beleid, onttrekkingsvergunningen af in de wijk, waardoor onder andere eengezinswoningen aan de woningvoorraad worden

En het is een schande dat het college in een rechterlijke procedure het bestaan van voor de zaak relevante informatie ontkend, terwijl diezelfde informatie gewoon in

Betrokkene is vervolgens in beroep gegaan bij de rechtbank en de rechtbank heeft ons standpunt, onder verwijzing naar bestendige rechtspraak van de Raad van State,

Ook de meeste hospices hebben het bezoek teruggebracht tot een of twee personen per gast en vragen om kinderen (omdat deze vaak neus- verkouden zijn) thuis te laten.. Als het een