Rudi Wielers en Ronald Batenburg
Inleiding: Werk, werk en nog eens ... overwerk
'Ik hoop nooit meer zo'n periode mee te ma ken met zo'n lage werkloosheid,' aldus de ar- beidseconoom Coen Teulings in de Volkskrant van 12 april 2003. Zijn uitspraak past in het le vendige debat over de wonderbaarlijk gunstige conjunctuur die Nederland achter de rug heeft. Weinig mensen zullen nu het sentiment van Teulings delen. Weinig omstandigheden zijn voor veel mensen zo aantrekkelijk als een ge spannen arbeidsmarkt. De lonen schieten omhoog en de zoekkosten voor een baan zijn laag. En ook werkgevers konden eigenlijk niet klagen, want ondanks de gespannen arbeids markt stegen de winsten tot ongekende hoog ten en bleven de vakbonden de lonen mati gen.
Toch is de opmerking van Teulings heel be grijpelijk tegen de wat langere achtergrond van het economisch getij, meer in het bijzonder als we teruggaan naar de oliecrisis in de jaren ze ventig. De beruchte uitspraak van Den Uyl destijds - 'deze tijd komt nooit meer terug' - heeft een grote voorspellende waarde gekre gen. In de afgelopen decennia was een ruime arbeidsmarkt de regel, een krappe de uitzonde ring. Het gevolg was dat politici, beleidsmakers en ondernemers, die hun retoriek hebben aan gepast aan die ruime arbeidsmarkt, in de jaren negentig van slag raakten. Ze konden niet meer terugvallen op het zo effectieve thema van de broekriem. Ineens kwamen de heel an dere deelmarkten van gezondheidszorg en on derwijs in het middelpunt van de belangstel ling te staan. Dat was voor sociale partners een veel minder vertrouwd terrein, mede omdat de discussie over de arbeidsmarktkrapte breder werd getrokken naar thema's als de kwaliteit van die voorzieningen, voor cliënten én werk nemers.
Maar met de terugkeer van de retoriek om trent werk en werkloosheid ter versteviging van het draagvlak van de verzorgingsstaat is de oude orde hersteld. De klassieke thema's ma ken een verpletterende terugkeer, de nieuwe zijn alweer van de agenda verdwenen. De som bere voorspellingen lijken een grondige reflec tie op wat er de afgelopen jaren is gebeurd tot een nutteloze tijdverspilling te maken. Toch is daar alle aanleiding toe. Wat hoogconjunctuur niet vermag, is aan een regering in laagcon junctuur zeker niet gegeven.
Zo is een prominent probleem nog steeds de inrichting van de WAO. Internationaal be zien heeft Nederland een zeer gezonde bevol king maar ook een zeer hoog percentage ar beidsongeschikten. De afgelopen jaren hebben geleerd dat hoogconjunctuur wel de werkloos heid doet afnemen, maar nauwelijks het aantal arbeidsongeschikten. Het spookbeeld van Lub- bers, een miljoen WAO'ers in Nederland, ligt nog steeds op de loer. We moeten constateren dat een ingrijpende herziening van het stelsel van sociale zekerheid niet het gewenste effect heeft. De WAO is nog steeds de achteruitgang van de arbeidsmarkt. De druk op die achteruit gang neemt nu weer toe. Hoe groter de crisis, hoe botter de maatregelen die zullen worden genomen. Waardoor het Malieveld zoals voor speld te klein zal zijn, en de kans zal toenemen dat de vakbeweging gefrustreerd wanhopig hoge looneisen zal gaan stellen.
Daarnaast zijn er ook andere problemen die om een oplossing vragen. Zo is er het probleem van de arbeidstijd. Terwijl de werkloosheid toe neemt, vragen werkgevers om een verlenging van de arbeidstijd. En in het voorjaarsoverleg ontstond een forse ruzie over het thema van het overwerk op de agenda. Toeval of niet,
te-* De auteurs zijn redacteur van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.
Inleiding: Werk, werk en nog eens ... overwerk
zelfdertijd haalde onderzoek van TNO de voor pagina's van de dagbladen. Ondanks de recente omslag in de conjunctuur is de omvang van het overwerk de afgelopen twee jaar fors toege nomen.
Nu is de categorie overwerk in Nederlandse statistieken een weinig gedifferentieerd feno meen. Waar Amerikanen en Engelsen de term overtime reserveren voor extra uren die wor den betaald, worden in onze statistieken be taalde en onbetaalde extra uren samengeno men. Daar is ook beslist wat voor te zeggen: het gaat om uren die worden gemaakt boven het contractueel overeengekomen aantal uren. Amerikanen kennen dat niet, werknemers worden of per uur of per maand betaald, en in dat laatste geval is niet vastgelegd hoeveel uur ze per week werken. Maar boe kunnen we de omvang van het overwerkprobleem in Neder land dan werkelijk staven ?
Het is ondertussen wel duidelijk dat Ameri kanen heel wat meer uren werken dan Neder landers. Het is verleidelijk te vermoeden dat dit alles te maken heeft met de aard van het ar beidscontract. Niet dat Amerikaanse contrac ten meer prikkels tot overwerken bevatten; deze zijn in een contract waarin onafhankelijk van het aantal gewerkte uren per maand wordt betaald immers niet erg sterk. Eerder lijkt het zo te zijn dat heldere afspraken zoals die in Ne derland tussen werkgevers en vakbonden wor den gemaakt, een rem zetten op het aantal te werken uren. De norm ligt vast: meerwerk is mogelijk, maar moet wel worden gelegiti meerd. Daarin zit het voornaamste verschil tussen het systeem in Nederland en andere landen zoals de VS.
Dit maakt het echter niet minder moeilijk te duiden waarom in Nederland het aantal overuren de afgelopen jaren is toegenomen. Economen analyseren de groei van overwerk als een conjunctureel fenomeen. Het theoreti sche uitgangspunt is dat het inhuren van ar beid vaste kosten heeft en dat het dus aantrek kelijker is de zittende werknemers meer uren te laten maken dan nieuwe werknemers in te huren. Overwerk is in deze benadering de eer ste buffer voor het opvangen van fluctuaties in het personeelsbestand. Dat kan gaan om fluc tuaties in het personeelsbestand als gevolg van ziekteverzuim, maar ook om fluctuaties in de vraag naar goederen of diensten. Als de econo mie begint aan te trekken, zullen werkgevers
hun personeel vragen meer uren te maken. Een bezwaar is echter dat het economische on derzoek alleen kijkt naar betaald overwerk en veelal is gebaseerd op statistieken op het ni veau van bedrijfsklassen, waarbij de bedrijfs- klassen meestal zijn beperkt tot industrie en vervoer. Over alle sectoren heen bestaat er ech ter geen enkel verband tussen aantal overuren en stand van de arbeidsmarkt, gemeten als om vang van de werkloosheid. Dat maakt de eco nomische interpretatie van het overwerkfeno- meen nogal beperkt.
Veel van de belangstelling van sociologen voor overwerk is daarentegen gebaseerd op de aansluiting van werk op gezinsleven en vrije tijd (de problematiek van wat in dit tijdschrift wordt genoemd Combineren en balanceren). De insteek is hier dat mensen steeds meer uren aan werk besteden ten koste van andere activiteiten. Ook hier is het echter de vraag of dat ook werkelijk het geval is. Gershuny en Sul livan berekenden voor zes landen, waaronder de Verenigde Staten en Nederland, dat de tijd besteed aan betaald werk niet significant is toegenomen. Berekeningen van het Sociaal Cultureel Planbureau (2001) ondersteunen die interpretatie.
Het lijkt dan ook niet zozeer te gaan om ar beidstijd, maar om iets anders. Het is goed mo gelijk dat de toename van de participatie in overwerk, betaald en onbetaald, er vooral een indicatie van is dat de betrokkenheid van werk nemers bij hun werk is toegenomen. Nederlan ders vinden het steeds vanzelfsprekender - en misschien zelfs wel gewenst - om meer uren te maken dan zij contractueel verplicht zijn. Een dergelijk gedrag in de arbeidsrelatie duidt op een grote morele en emotionele betrokken heid bij het werk. Daarmee zijn er gouden tij den voor het management van arbeidsorgani saties aangebroken. Betrokken wetenschap pers als Pfeffer en O'Reilly schreven de afgelo pen jaren boek na boek om hun argument dat betrokken werknemers de belangrijkste waarde van een organisatie zijn, kracht bij te zetten. Volgens hun alleszins begrijpelijke redenering is betrokkenheid van werknemers de basis voor een flexibele en innovatieve organisatie. De BV Nederland als high commitment werkorgani satie - het is een mooi zelfbeeld.
De logica van een motivatiesysteem geba seerd op betrokkenheid is echter sterk verschil lend van een systeem gebaseerd op prijzen. Het
lijkt niet onredelijk te veronderstellen dat het spanningsveld tussen beide systemen zicht baarder zal worden nu de arbeidsmarkt weer ruimer wordt. Juist nu staat de discussie om trent betrokkenheid en beloning op scherp vanwege het contrast tussen gouden handdruk
Inleiding: Werk, werk en nog eens ... overwerk
ken voor falende topbestuurders en de deceptie voor ontslagen werknemers die de afgelopen jaren hun beste beentje hebben voorgezet. Wel licht is dat dan weer een beeld waarvan we over enkele jaren in koor roepen: 'Zó'n tijd hopen we nooit meer mee te maken!'