• No results found

CDV in gesprek over zorg en politiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CDV in gesprek over zorg en politiek"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In

Door Thijs .lansen

/iJ[o Dirk 1I()1

CDV

gesprel<

over

zorg en poli

tiel<

Gabriël van den Brink (1950) is auteur van 'Hoge eisen,

ware liefde. De opkomst van een nieuw gezinsideaal in

Nederland' en 'Een schaars goed. De betekenis van zorg

in de hedendaagse levensloop'.

In

het laatste boek stelt

hij dat de informele zorg in Nederland met erosie wordt

bedreigd. Daarmee keert hij zich tegen de

geruststellen-de geluigeruststellen-den van bijvoorbeeld het Sociaal en Cultureel

Planbureau. Hij onderscheidt zich doordat empirisch

onderzoek, sociaal-wetenschappelijke theorievorming en

filosofische reflectie in zijn werk samengaan. Van den

Brink studeerde filosofie aan de Katholieke Universiteit

Nijmegen. Nadat hij deze studie cum laude had

afgeslo-ten, was hij als redactiesecretaris van het tij dschrift Te

Elfder Ure werkzaam. Daarnaast doceerde hij politieke

wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

In

1995 promoveerde hij cum laude op een historisch

proef-schrift 'De grote overgang. Een lokaal onderzoek naar de

modernisering van het bestaan. Woensel 1670-1920'.

-L. ...; '"

'"

<

-." ;;: " 0

"

C1 z

(2)

4 z N o

"

C'1 "' z

VAN DEN BRINK: 'Il (pro eer een ze (er engagement te com meren met een stn <t b ] b' '] wetenschappelijke werkwijze. Bovendien ben ik veel te nieuwsgierig om me tot één discipline te beperken. Die combinatie van hoge wetenschappelijke normen en belangstelling voor de historische realiteit komt naar mijn smaak in

Nederland te weinig voor. Veel intellectuelen specialiseren zich en vermijden de spanning tussen wetenschap en maatschappelijke problematiek Zelf wil ik die spanning zo lang mogelijk volhouden. Dat hangt misschien samen met mijn levensbeschouwelijke achtergrond. Ik ben afkomstig uit een ondogmatisch katholiek milieu en kon ITle goed vinden in het soort engagement dat toenter-tijd door veel progressieve katholieken werd gedeeld. Daardoor legde ik als stu-dent een intense belangstelling voor het marxisme aan de dag. Later nam mijn denken een meer wetenschappelijk karakter aan. Het idealisme van mijn studen-tentijd was eenzijdig gericht op één bepaalde politiek. Na dertig jaar studeren op de Nederlandse samenleving en cultuur, besef ik maar al te goed dat de verschil-lende politieke stromingen er niet toevallig zijn: ze verkondigen diverse facetten van een complexe realiteit. Het is niet mijn taak om te kiezen voor één facet - ik wil de complexiteit van die facetten tot mij laten doordringen.'

CDV: Hoe is dat in je boeken terug te vinden?

VAN DEN BRINK: 'M" I lJn aatste oe < en sc aars goe b 1 'E h d' b egmt met een 1001' stu ( . I

"ct

]

over de spirituele kant van het zorgen. Daarmee besteed ik aandacht aan een dimensie die in de christelijke traditie altijd belangrijk is geweest. De geschiede-nis van de kloosterordes en de verzuilde orgageschiede-nisaties is er een illustratie van. Die spirituele dimensie is ook bij de hedendaagse ontzuilde zorg nog van grote bete-kenis, maar sociaal-democraten en liberalen hebben daar niet zoveel mee. Zij concentreren zich op een ander element. De liberalen wijzen op het feit dat de markt dynamiserend werkt terwijl de sociaal-democraten aandacht vragen voor de rol die het overheidsbeleid in deze speelt. Dit betekent dat aan de moderne zorg meerdere kanten zitten die niet zomaar tot elkaar te herleiden zijn. Ik zie het als een uitdaging om de samenhang en wisselwerking van die heterogene lagen te begrijpen. Je schiet als intellectueel te kort wanneer je de zaak slechts vanuit één dimensie onderzoekt. In de politiek zijn dat soort eenzijdigheden veelal onvermijdelijk, maar in de wetenschap kom je er niet verder mee.'

Een netwerlilllaatschappij

CDV: 'De analyses in je geschriften gaan uit van een historisch-culturele analyse

die het best valt samen te vatten als de overgang van een massa- naar een net-werkmaatschappij. Het opschroeven van kwaliteitseisen beschouw je als een van de dragende gen1eenschappelijke ervaringen van de netwerksamenleving.'

(3)

VAN IlI,N BRINK: 'Ja, de term "netwerkmaatschapppij" is misschien niet de vol-maakte omschrijving. In ieder geval is duidelijk dat het autonome individu met zijn vele soms tegenstrijdige strevingen steeds meer de hoeksteen van de heden-daagse samenleving wordt. De massieve arrangementen van de verzorgingsstaat en de collectiviteiten waaruit zij ontstond vallen gaandeweg uiteen. Overal ont-wikkelen zich wijdvertakte netwerken. Deze maken een uitwisseling tussen

indi-viduen op zeer uiteenlopende plaatsen en vanuit zeer diverse domeinen moge-lijk parallel daaraan verplaatst het zwaartepunt van de economische activiteit zich van industriële productie naar diverse vormen van dienstverlening. Deze is niet op een massa maar op de individuele cliënt gericht. Zij moet het niet heb-ben van een rigide aanbod maar van differentiatie aan de kant van de vraag. Dit vereist niet zozeer technische als wel communicatieve en sociale vaardigheden.

GABRItL VAN DEN BRINK

Velen menell dat het afscheid van de massamaatschappij een verval van normen

en waarden met zich brengt. Voor een deel is dat het geval: een aantal oude en

vertrouwde waarden gaat teloor. Hoe geloofWaardig zijn begrippen als uitbui-ting, sociale klasse of solidariteit met kansarme groepen nog? Maar tegelijkertijd komen er andere codes en idealen tot ontwikkeling. Aandacht voor iemands per-soonlijkheid, het vermogen zich diens situatie voor te stellen, een soepele omgang met andersdenkenden of mensen met een lastig temperament, sociale vaardigheden in complexe situaties, bereidheid te onderhandelen in plaats van maximalisatie van het eigen gewin. Het zijn kwaliteiten die een aanzienlijke sociale, affectieve en culturele investering vergen en te belangrijk zijn om als irrelevant aan de kant te schuiven. Tegelijkertijd gaan de eisen omhoog op het punt van discipline, concurrentievermogen, flexibiliteit en klantvriendelijkheid. Die eisen worden niet alleen hoger in het bedrijfsleven. Over de gehele linie stijgt het ambitieniveau. Ook in het gezinsleven, de rechtsbescherming, de gezondheidszorg of het onderwijs.'

( IJ\': Vind je dat de politiek al voldoende aansluiting gevonden heeft bij deze

N o

'"

Cl

'"

z

(4)

6

I

I

ontwikkeling?

VAN DL!\' IlRINIC 'N ee, e po ltle1( en1(t nog le emaa 111 termen van let sOCla e d 1··' d ' 1 I 1· ' 1 · 1 ' terwijl de taal van het biologische of de vitaliteit steeds belangrijker aan het worden is. Veel politici zijn de gevangene van een bureaucratische benadering. Zij kunnen de werkelijkheid alleen maar waarnemen en waarderen in termen van wetgeving of beleid. Maar intussen hebben de mensen heel anclere clingen aan hun hoofd. De Bijlmeraffaire was claar een pijnlijke illustratie van. De politi-ci redeneerden voortdurend vanuit een beleidsmatige en professionele invals-hoek: de kans dat mensen deze of gene gezondheidsklachten door de Bijlmerramp zouden krijgen was statistisch niet van belang. Maar dat soort beleidsdenken botste gewelclig met de zorgen die individuele mensen over hun eigen lichaam maakten. De afgelopen twintig jaar kreeg de kwaliteit van het dagelijkse leven steeds meer betekenis en de gezondheid van het eigen lichaam speelt daarbij een belangrijke rol.'

Erosie van de informele zorg

CDV: In 'Een schaars goed' analyseer je cle veranderende betekenis van de

infor-mele zorg in het kader van de ontwikkeling naar een netwerksamenleving. Hoe zie je de toekomstige ontwikkeling? •

VAN DEN BRINK: 'I' 1( onc ersc lel I l·d d· ne s eren: ten eerste e zorg 111 let gez111, an ti d · I · d de informele zorg (aan vrienden, buren en familie) en ten derde de professionele zorg en constateer dat er ook een hiërarchie tussen die sferen is. Daarbij vormt de zorg door of voor gezinsleden de kern. Om die kern bevindt zich dan een kring van informele verzorgers en daaromheen weer een kring van professionele verzorgers. Deze drie vormen van zorg vullen elkaar aan maar het primaat ligt bij de zorg in gezinsverband. In levensfasen waarin die zorg een (te) sterke daling ondergaat, treedt de informele zorg als een compensatie op. En pas in situaties waarin ook die zorg onvoldoende is, wordt er een beroep gedaan op professione-le verzorgers. Dat heeft de nodige gevolgen op politiek gebied. Aan de ene kant is het zorglandschap maar in beperkte mate vanuit de overheid te sturen. Het aangrijpingspunt voor die sturing ligt immers bij collectieve arrangementen en professionele instellingen. En die komen nu juist in de praktijk van alledag op dl' laatste plaats. Anderzijds moet de politiek er terdege rekening mee houden dat de haast onzichtbare beslissingen en voorkeuren die zich in kleine kring van het gezinsleven ontwikkelen, verstrekkende gevolgen hebben voor het beleid op collectieve schaal. Professionals en politici laten dat nog onvoldoende tot zich doordringen.'

(5)

( D\: In je boek stel je onder meer dat de tweede sfeer van informele zorg in de komende jaren aan een flinke erosie onderhevig zal blijken. Op grond waarvan kom je tot die conclusie?

\'.\'1 1J1'r-; BRINI<: 'M" . . d ' d d . f

ljn peSSlIlllSme wor t lllet zozeer gevoe oor normatleve 0

door culturele als wel door economische en demografische verschijnselen. Wat betreft de economische ontwikkeling: het aantal vrouwen dat betaalde arbeid buitenshuis verricht zal flink toenemen. De kans is groot dat Nederland meer op de ons omringende landen gaat lijken waarbij een groter percentage vrouwen fulltime gaat werken. Het is dus niet aannemelijk dat het aanbod van informele zorg op hetzelfde niveau zal blijven als op dit moment. Wat betreft de demogra-fïsche ontwikkelingen: het aantal alleenstaanden neemt toe. De gemiddelde alleenstaande heeft niet alleen meer hulp nodig dan mensen die samenwonen met een partner, maar biedt over het algemeen ook minder informele hulp aan anderen. Het aantal paren zonder kinderen stijgt eveneens. Deze partners zullen op oudere leeftijd ongetwijfeld voor elkaar zorgen maar hulp door één van de kinderen blijft hen ontzegd. Dit leidt tot een forse reductie van het aantal infor-mele verzorgers in vergelijking met dertig jaar terug. Daarbij komt nog dat het aantal kinderen per gezin gestaag daalt. Deze ontwikkeling betekent een drasti-sche beperking van het aantal potentiële hulpbieders, zelfs als de daling van het kindertal zich in de toekomst stabiliseert op het huidige niveau.

Het lijkt mij dus realistisch dat het aanbod aan informele verzorgers daalt. Dat geldt zeker voor de periode na het jaar 2010. Daarbij loopt met name de verzor-ging van bejaarde ouders door hun kinderen gevaar. Ik heb dan ook ernstige Iwd('nkingel1 bij dl' geruststellende rapportage die het Sociaal en Cultureel Planbureau aan dl' toekomst van de informele zorg heeft gewijd.'

( IJ\: Maar dl' informele zorg zou ook wel eens de dupe kunnen worden van

ont-wikkelingen die zich binnen het gezin en in de professionele zorg voordoen?

\ \ \ IJ I \ 1\ R I \ IC

'J

e <tint een epaa e zorgtlj maar een (eer este en. ns 1 b ld "d .. 1 b d 0

gezinsleven wordt steeds drukker en veeleisender. Het opschroeven van dl' kwali-teitseisen is daarin goed te herkennen. In mijn vorige boek heb ik dat geanaly-seerd en met de titel 'Hoge eisen, ware liefde' aangeduid. Daardoor houden we minder tijd en energie over om hulp te bieden aan anderen. Dat zal met name t('n koste gaan van dl' informele zorg. Aan de andere kant zullen de tekorten in dl' professionele zorg het animo om informele zorg te verrichten bepaald niet vergroten. Zo dreigt de informele zorg het slachtoffer te worden van een schaar-beweging waarbij veruit de meeste tijd en aandacht naar de twee overige zorgty-pen g~la t.'

(6)

8

z

CDV: Hoe kan de dreigende erosie van de informele zorg gekeerd worden?

VAN DEN BRINK: ,Men zou een klImaat moeten scheppen waann het zorgvermo-. .

gen van de mensen wordt beschermd en gecultiveerd. Ik gebruik met opzet bio-logische termen. Ik heb me namelijk laten inspireren door het onderzoek van Frans de Waal en andere ethologen. Mensen beschikken - net als andere zoogdie-ren - bij geboorte over een vermogen tot zorgzaam gedrag. Dat vermogen strekt zich in de eerste plaats uit tot de leden van onze familie, maar het kan tot ande-re soortgenoten verbande-reed worden. Dat laatste veande-reist echter gerichte inspanning. Zo'n vermogen moet ontwikkeld en getraind worden, anders sterft het voortijdig af. De vraag is niet zozeer of mensen künnen zorgen maar of dat vermogen wordt gestimuleerd en of het in een samenleving een hoge dan wel een lage waarde heeft.'

CDV: Zie je daar een speciale rol voor christen-democraten weggelegd?

VAN DlN BRINK:

'z

oa s gezeg lee t e c lnsten- emocratlsc e tra Itle met 1 dl f d l · d . h d· . name oog voor de spirituele kanten van de zorg. De zorg voor anderen is altijd als een manifestatie van het goddelijke gezien. Dat is vandaag de dag nog altijd relevant, alleen dient men zich de vraag te stellen in hoeverre die manifestatie in de moderne cultuur veranderd is. ~aar mijn indruk wordt die vraag in krin-gen van het CDA onvoldoende scherp gesteld. Misschien moet men nog wennen aan het feit dat het goddelijke nooit te monopoliseren is. Ik elk geval lijkt het mij zinvol om te zoeken naar de actuele verschijningsvormen ervan. Het morele appèl om als het ware terug te keren naar de zorgzame samenleving van weleer lijkt mij vruchteloos. Het gaat ook van een veel te nostalgische beeld inzake het verleden uit. Alsof het verleden op dit punt zoveel beter was! Mensen hebben misschien nog nooit zulke hoge eisen aan de zorg voor elkaar gesteld als tegen-woordig. Ik ben niet tegen een moreel appèl maar dat heeft pas zin aan het einde van een heel traject. Eerst moet alles op alles gezet worden om het van nature gegeven zorgvermogen van mannen en vrouwen aan te spreken en te cul-tiveren. Als die gelegenheid niet geboden wordt, werkt een moreel appèl slechts averechts.'

Gabriël van den Brink: Een schaars goed. De betekenis van zorg in de hedendaagse levensloop. Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Utrecht, 1999 (ISBN 90-5050-716-6)

Gabriël van den Brink: Hoge eisen, ware liefde. De opkomst van een nieuw gezinsideaal

in Nederland. Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Utrecht, 1997 (ISBN 90-5050-553-8)

I

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zijn er meer mensen die het vaste dienstverband inwisselen (al dan niet tijdelijk of gedeeltelijk) voor het ondernemerschap, bijvoorbeeld door als zelfstandige zonder

ook niet, want als de krapte op de arbeidsmarkt tot hogere lonen leidt, neemt de arbeidsproductiviteit vanzelf toe, De consequentie van een gelijkblijvend arbeids- aanbod is

z.. harder laten werken. Zelfs nu de wal het schip lijkt te keren, wordt de oplossing gezocht in het werven van goedkope arbeidskrachten in het buitenland. Zo wordt weer de druk

'n1C revolt of the elites, zo luidt de titel van het laatste boek dat de Amerikaan Christopher Lasch publiceer- de. In 1996 overleed de man die in de jaren tachtig naam

Daarnaast zien we dat de periode dat mensen in hun levens werken, (tot voor kort) afnam; een langere opleidingsduur gecombineerd met een steeds lagere uittredingsleeftijd is

Het OSA-Trendrapport 'Aanbod van arbeid 1999' meldt dat in 1998 14% van zowel de mannelijke als vrouwelijke werknemers een voorkeur voor korter werken uit- sprak; een

bleeITl bestaan, kunnen als eis of wens in de opdracht worden meegegeven, waar- na de volksvertegenwoordigers hun uiterste best kunnen doen om een oplossing te vinden die

Het postmodernisme behelst een deconstructie van de totaliserende tendenzen die klassieke westerse vormen van ontologisch denken - denken in termen van 'zijn' -, aankleven.