• No results found

Bestrijding van taksterfte en stamkanker bij rode bes, veroorzaakt door de schimmel Eutypa : stand van zaken 2006-2008

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestrijding van taksterfte en stamkanker bij rode bes, veroorzaakt door de schimmel Eutypa : stand van zaken 2006-2008"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Bestrijding van taksterfte en stamkanker bij rode bes, veroorzaakt door de schimmel Eutypa Stand van zaken 2006 – 2008. M. Wenneker, N. Joosten en P. van der Steeg. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit Januari 2010. Rapportnr. 2010.13.

(2) © 2010 Wageningen, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van DLO. Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant & Omgeving / Plant Research International, Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit. DLO is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. Rapportnummer 2010 . 13 Prijs: € 15,... PPO Projectnummer: 3261060100 PT.nr: 12374. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit Adres : Lingewal 1, Randwijk : Postbus 200, 6670 AE Zetten Tel. : 0488 . 47 37 45 Fax : 0488 . 47 37 17 E.mail : infofruit.ppo@wur.nl Internet : www.ppo.wur.nl. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek.

(3) Inhoudsopgave pagina. SAMENVATTING................................................................................................................................... 5 1. INLEIDING .................................................................................................................................... 7. 2. EUTYPA ALS ZIEKTEVERWEKKER ................................................................................................... 9 2.1 Informatie over Eutypa als ziekteverwekker.............................................................................. 9 2.1.1 Algemeen....................................................................................................................... 9 2.1.2 Taxonomie ..................................................................................................................... 9 2.1.3 Levenscyclus.................................................................................................................. 9 2.1.4 Vruchtlichamen en ascosporen ...................................................................................... 10 2.2 Onderzoek taksterfte in Nederland (2005 .2008).................................................................... 10 2.2.1 Eutypa in Nederland ...................................................................................................... 10 2.2.2 Bedrijfsbezoeken om inzicht te verkrijgen in oorsprong of bronnen van infectie.................. 10 2.2.3 Isolatie schimmel uit ziek materiaal ................................................................................ 12 2.2.4 Vaststellen ziekteverwekker ........................................................................................... 12 2.3 Sporenval in bessenperceel.................................................................................................. 13 2.3.1 Sporenvluchten van Eutypa ............................................................................................ 13 2.4 Ontwikkelen van een bestrijdingsmethode .............................................................................. 15 2.4.1 Middelenproeven in praktijkpercelen ............................................................................... 15 2.4.2 Infectieproeven............................................................................................................. 16 2.4.3 Teeltmaatregelen.......................................................................................................... 17 2.5 Internationale aandacht voor het probleem............................................................................. 17. 3. CONCLUSIES ............................................................................................................................. 19. 4. KENNISOVERDRACHT ................................................................................................................. 21. 5. LITERATUUR............................................................................................................................... 23. BIJLAGE 1 WAARDPLANTEN VAN EUTYPA LATA ................................................................................... 25. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek.

(4)

(5) Samenvatting Taksterfte en stamkanker zijn een groot probleem in de Nederlandse bessenteelt. Meest opvallend bij taksterfte is de plotselinge verwelking van planten in de lente en zomer. Wanneer takken beter bekeken worden blijkt een kanker aanwezig. Lange tijd bestond onduidelijkheid over de oorzaak van taksterfte en stamkanker. Onderzoek van PPO wijst uit dat de schimmel Eutypa de werkelijke veroorzaker is (Wenneker et al., 2002, 2004). In dit rapport wordt het onderzoek naar de veroorzaker van taksterfte, de situatie in Nederland en mogelijke oplossingsrichtingen beschreven. Eutypa heeft een aantal typische kenmerken. Op de plek waar de infectie heeft plaats gevonden (meestal een snoeiwond) ontstaat een kanker, waarbij het hout opvallende barsten en scheuren vertoont. Opvallend is de wigvormige verkleuring bij dwarsdoorsnede van een aangetaste tak. Alleen ascosporen veroorzaken infecties. In tegenstelling tot schimmelziektes als schurft en vruchtboomkanker veroorzaken conidiën van Eutypa geen infecties. De levensfase van Eutypa waarin conidiën worden gevormd (ongeslachtelijke fase) heet Libertella. De schimmel groeit langzaam, waardoor pas na een aantal jaren een infectie zichtbaar wordt. In een rode bessenperceel werd echter al na 3 jaar een stamkanker waargenomen, dat is eerder dan tot nu toe verondersteld werd. Ascosporen worden pas jaren na infectie in dood hout gevormd. Neerslag is nodig voor de vorming en uitstoot van ascosporen. De schimmel heeft een zeer brede waardplantenreeks (onder andere elzen., populieren. en prunussoorten). Dit bemoeilijkt bestrijding door het nemen van sanitaire maatregelen. In Nederland is de schimmel aangetoond in verschillende bessenrassen (o.a. Roodneus Junifer en Rovada) en kruisbes (o.a. Pax, Achilles en May Duke). Infectie van bessenplanten vindt vooral plaats via snoeiwonden. Wondbescherming lijkt de meest effectieve methode om infecties te voorkomen. De meest effectieve middelen hebben echter geen toelating in de bessenteelt. Biologische bestrijdingsmethoden hebben onder praktijkomstandigheden nog tegenvallende resultaten. Voorkomen van infecties is momenteel het enige alternatief. Om goede adviezen over snoeimomenten en infectierisico’s te kunnen geven, is onderzoek nodig naar de levenswijze van de schimmel in Nederland. Vervangingssnoei kan een andere methode zijn om met taksterfte om te gaan.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 5.

(6)

(7) 1. Inleiding. Bessenkanker of taksterfte bij rode bes veroorzaakt al jaren schade in de teelt van rode bes. Taksterfte is het meest duidelijke symptoom van de aantasting (foto 1a, b). Het gehele jaar door kunnen aangetaste takken afsterven. In de lente lopen takken niet meer uit. In zowel de lente als de zomer verwelken ze plotseling, en in de herfst laten aangetaste takken de bladeren niet meer vallen. Aan de basis van de aangetaste tak bevindt zich altijd een (langgerekte) kanker. De verwelkte of afgestorven tak breekt bij buigen zeer gemakkelijk af ter hoogte van deze kanker. Het hout is op de plek van de breuk bros en zacht. Bij andere oorzaken van taksterfte door bijvoorbeeld bessenglasvlinder (Synanthedon tipuliformis) zijn dode takken moeilijk of niet met de hand af te breken en is het hout hard en taai.. Foto 1a, b: Taksterfte is het meest duidelijke symptoom van aantasting door de schimmel Eutypa. De meeste kankers worden op de harttak op een hoogte van 40 tot 100 cm boven de grond gevonden. In het midden van de kanker zit meestal een snoeiwond of takstomp. Op de plaats van de aantasting is de bast enigszins roodgekleurd en licht ingezonken. Bij het aansnijden is het aangetaste bastweefsel roodbruin en het gezonde groen of geelwit. Kenmerkend voor de oudere kankers is dat de bast scheurt en naar buiten opkrult. Ter hoogte van de kanker is het hout bij een dwarsdoorsnede van de stam, afhankelijk van het stadium licht. tot donkerbruin verkleurd. Bij de minder vergevorderde stadia is een V. of wigvormige verkleuring zeer typerend (foto 2). Wanneer de tak verwelkt, is het hout al voor meer dan driekwart dood. Het dode houtweefsel is dan kenmerkend zwartgrijs verkleurd (foto 3).. Foto 2 en 3: Typische wigvormige verkleuring in een vroeg stadium, en donker verkleurd weefsel in een. verder gevorderd stadium van aantasting.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 7.

(8) Ziekteverwekker Door onderzoekers van PPO is uit kankers van aangetaste takken van het bessenras Junifer de schimmel Libertella geïsoleerd (Wenneker et al., 2002, 2004). Deze schimmel is de ongeslachtelijke fase van de schimmel Eutypa. De determinatie van de schimmel is bevestigd door de Plantenziektenkundige Dienst (PD) en het Centraal Bureau voor Schimmelcultures (CBS). Doel van het onderzoek (20062008) Het uitgevoerde onderzoek in de periode 2006.2008 had een drietal doelstellingen: 1. Verkrijgen van inzicht in de levenscyclus en infectiewijze van rode bes door de schimmel Eutypa. 2. Ontwikkelen van een bestrijdingsmethode tegen taksterfte en kanker, veroorzaakt door Eutypa, in rode bes. 3. (Inter)nationale bekendheid geven aan het probleem.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 8.

(9) 2. Eutypa als ziekteverwekker. 2.1. Informatie over Eutypa als ziekteverwekker. 2.1.1. Algemeen. Tegenwoordig is bekend dat Eutypa lata bij zeer veel houtige gewassen als ziekteverwekker voorkomt (Carter, 1991). In de wijnbouw staat de ziekte bekend als Eutypa Dieback. Eutypa wordt al 60 jaar als een zeer belangrijke ziekte beschouwd in de druiventeelt in Australië. Echter, pas in 1978 werd Eutypa lata als veroorzaker gevonden (Moller & Kasimatis, 1978). In de druiventeelt leidt Eutypa aantasting tot verminderde groei en opbrengst van de wijngaarden, en uiteindelijk tot afsterven van de wijnranken. In Zuid.Australië bleek de ziekte in alle wijnbouwgebieden en alle druivencultivars voor te komen.. 2.1.2. Taxonomie. Eutypa lata is een ascomyceet en behoort tot de familie van de Diatrypaceae. Bij de ascomyceten worden twee stadia onderscheiden: de teleomorph (geslachtelijke fase) en de anamorph (ongeslachtelijke) fase. De geslachtelijke fase wordt E. lata genoemd. Deze wordt geïdentificeerd aan de hand van de karakteristieken van de stroma, asci en ascosporen. De stroma zijn zwarte honingraatvormige structuren, en te vinden in een laag van afstervend hout en schimmelweefsel. De perithecia (vruchtlichamen) zijn als zwarte bolletjes in deze laag verdeeld. De ascosporen worden in asci in de peritheciën geproduceerd. De teleomorph kan niet in vitro gekweekt worden. Bij het isoleren van de schimmel op een voedingsbodem groeit alleen de anamorph, Libertella genoemd. Karakteristiek voor Libertella zijn de ééncellige, lange, smalle conidiën (18 – 25 x 1 Mm), die sterk gekromd zijn. Bij de naamgeving van de schimmel hangt het er dus vanaf of er (kankers) vruchtlichamen en ascosporen aangetroffen worden. Is dit het geval, dan wordt er van Eutypa gesproken. Is dit niet het geval en wordt de schimmel op een voedingsbodem geïsoleerd waarop conidiën worden gevormd, dan wordt van Libertella gesproken.. 2.1.3. Levenscyclus. Wijngaarden raken vooral tijdens natte weersomstandigheden geïnfecteerd als sporen in (grotere) snoeiwonden terecht komen (zie figuur 1). Peritheciën worden gevormd op hout als de neerslag meer dan 600 mm per jaar bedraagt. De sporen kunnen na transport via de wind over 100 km nog infecties veroorzaken. In Australië zijn de sporenvluchten het laagst in juni en het hoogst in augustus. De sporen komen vrij na 1 á 2 mm neerslag, en als de stroma nat blijven kan de uitstoot 36 uur duren voordat de perithecia leeg zijn. Nieuwe sporen rijpen pas in 8 tot 12 dagen. Wanneer sporen op een (grote) snoeiwond landen worden ze in het xyleem gezogen. Hier kiemen ze en groeit de schimmel langzaam door het hout. Door Bolay & Carter (1985) werd vastgesteld dat stromata en peritheciën zich alleen ontwikkelden op takken die door de schimmelaantasting waren afgestorven. Blijkbaar is dit een onderdeel van het ziekteproces voor de vorming van geslachtelijke sporen. Van de conidiën is vastgesteld dat deze niet kiemen en geen rol spelen in het ziekteproces.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 9.

(10) Figuur 1: Levenscyclus van Eutypa in druif (naar Moller et al., 1980; Eutypa dieback of apricot and grape in California. University of California Leaflet 21182).. 2.1.4. Vruchtlichamen en ascosporen. Er kunnen enige jaren verstrijken voordat een tak na infectie afsterft. In dit afgestorven hout kan de schimmel vruchtlichamen vormen. In een laag die bestaat uit schimmelweefsel en afgestorven hout (stroma genoemd) worden de vruchtlichamen gevormd (peritheciën). In de peritheciën worden ascosporen geproduceerd. Hout met stroma heeft een zwart uiterlijk en kan op de grond en aan de plant gevonden worden. Echter, een aangetaste plant kan jarenlang symptomen van een Eutypa.aantasting vertonen zonder stromata te ontwikkelen.. 2.2 2.2.1. Onderzoek taksterfte in Nederland (2005 .2008) Eutypa in Nederland. De schimmel Eutypa heeft een zeer brede waardplantenreeks (Bijlage 1). In Nederland is de schimmel in ondermeer Sering, Catalpa, Iep en Liguster aangetoond (Loerakker & Doornbosch, 1983). Omdat de schimmel veel verschillende waardplanten heeft, is het uitroeien ervan waarschijnlijk onmogelijk. De taksterfte en ziekteverwekker zijn momenteel in een aantal gangbare bessenrassen aangetroffen. In de praktijk lijken verschillen in gevoeligheid tussen rassen te bestaan. Jonkheer van Tets, Junifer en Rolan lijken zeer gevoelig, Rovada matig gevoelig en Roodneus weinig gevoelig voor de ziekte.. 2.2.2. Bedrijfsbezoeken om inzicht te verkrijgen in oorsprong of bronnen van infectie. Diverse bedrijfsbezoeken zijn uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in oorsprong of bronnen van infectie. Eutypa blijkt een belangrijke ziekte in de bessenteelt (foto 4a, b). Behalve rode bes kunnen ook andere bessensoorten geïnfecteerd worden. Door PPO is in samenwerking met de Plantenziektenkundige Dienst vastgesteld dat ook kruisbessenpercelen zeer zwaar aangetast kunnen worden (foto 5a, b, c). Bij kruisbes gaat de aanplant uiteindelijk geheel verloren, omdat hierbij geen zijscheuten worden opgekweekt. De schimmel Eutypa komt op vrijwel alle bessenbedrijven voor en is in alle gangbare rode bessenrassen aangetroffen. In sommige gevallen moeten aanplanten gerooid worden vanwege de zwaarte van de aantastingen. In nieuwe bessenaanplanten kan massale taksterfte optreden zonder dat er andere bessenpercelen in de omgeving aanwezig zijn.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 10.

(11) Mogelijk kan dit verklaard worden door andere infectiebronnen buiten het perceel.. Foto 4a, b: zware Eutypa.aantastingen in rode bes.. Foto 5a, b, c: zware Eutypa.aantastingen in kruisbes.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 11.

(12) 2.2.3. Isolatie schimmel uit ziek materiaal. Het isoleren van de schimmel gebeurde op Potato Dextrose Agar (PDA) waaraan verschillende antibiotica waren toegevoegd. De schimmel werd geïsoleerd door stukjes hout vanuit de begrenzing dood en levend hout op het medium te leggen. Op dit medium groeide binnen korte tijd mycelium. De vorming van pycnidiën met conidiën gebeurde pas na lange tijd (enkele maanden). Onder vochtige omstandigheden werden ook typische oranje sporendragers met conidiën gevormd vanuit geïnfecteerd hout (foto 6 a, b, c).. Foto 6a, b, c: geïnfecteerd hout met sporendragers en conidiën. In totaal werden 25 rode bessenplanten met zware aantasting en grote kankers onderzocht op het voorkomen van vruchtlichamen met ascosporen. Deze werden niet aangetroffen. Onderzoek van dode stukken hout die in het perceel (al enige jaren) op de grond lagen leverde wel de vondst van vruchtlichamen en ascosporen van E. lata (foto 7a, b, c).. Foto 7a, b, c: geïnfecteerd hout met vruchtlichamen en ascosporen.. 2.2.4. Vaststellen ziekteverwekker. In 2007 is, in samenwerking met de Plantenziektekundige Dienst, een onderzoek gehouden onder een groot aantal bessenteeltbedrijven (rode bes en kruisbes). Op de bedrijven werden monsters genomen van bessenplanten met typische symptomen. Uit het meeste materiaal kon de schimmel Eutypa lata geïsoleerd worden. Eutypa behoort tot een schimmelfamilie met een aantal soorten die onderling moeilijk te onderscheiden zijn. Sommige soorten vormen ook een gevaar voor boomkwekerijgewassen, zoals Acer. Een er van – Eutypella – heeft zelfs een quarantainestatus. Om die reden is het belangrijk om precies te weten welke schimmel de ziekte in rode bes en kruisbes veroorzaakt. Door de Plantenziektekundige Dienst werden daarom isolaten uit bessenplanten met DNA.technieken vergeleken met isolaten uit druif en met nauw verwante ziekteverwekkende schimmelsoorten uit ondermeer Acer en Prunus soorten (foto 8a, b, c). De eerste resultaten geven aan dat de schimmel (Eutypa lata) uit rode bes dezelfde is als uit druif. Dat betekent enerzijds geen direct gevaar voor (export van) boomkwekerijgewassen, en anderzijds dat resultaten uit het onderzoek naar bestrijding van Eutypa in druif waarschijnlijk gebruikt kunnen worden voor rode bes.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 12.

(13) Foto 8a, b, c: kweken van Eutypa/Libertella op voedingsbodems voor moleculaire analyse.. 2.3 2.3.1. Sporenval in bessenperceel Sporenvluchten van Eutypa. 2.3.1.1 Praktijkperceel In een commercieel bessenperceel met stamkanker en taksterfte is in 2006 een sporenval geplaatst (foto 9). De vangstrips werden gescreend op de aanwezigheid van grotere aantallen ascosporen, en niet op het individueel voorkomen van sporen. In deze sporenval werden relatief grote aantallen ascosporen van Eutypa aangetroffen (figuur 2). De morfologie werd bevestigd door dr. M. Sosnowski (SARDI, Australië); hoewel een andere schimmelsoort uit dezelfde familie (Diatrypaceae ) niet wordt uitgesloten. Aanwezigheid Eutypa sporen in 2006 16 14. waarde. 12 10 8 6 4 2. 9420 06. 2420 06. 26 -3 -2 00 6. 19 -3 -2 00 6. 12 -3 -2 00 6. 5320 06. 26 -2 -2 00 6. 19 -2 -2 00 6. 12 -2 -2 00 6. 5220 06. 29 -1 -2 00 6. 22 -1 -2 00 6. 0. datum. Foto 9: sporenval in praktijkperceel. Figuur 2: Eutypa sporenvluchten in 2006.. 2.3.1.2 Proefstation Randwijk Het volgen van sporenvluchten, in relatie tot bijvoorbeeld neerslag, is moeilijk in een praktijkperceel omdat niet altijd zeker is of er een sporenbron aanwezig is. In 2006 werd vastgesteld dat op oude stukken aangetast bessenhout ook vruchtlichamen met ascosporen worden gevormd (foto 11 en 12). Daarop is bessenhout met kankers verzameld, dat rondom een sporenval geplaatst is (foto 10). De verwachting is dat op deze wijze de sporenuitstoot en sporenvluchten beter gevolgd kunnen worden (figuur 3). Ook voor deze sporenvangsten werden geen individuele sporen geteld, maar een indexwaarde gebruikt: 0 = geen sporen 1 = 1 of 2 sporen 2 = af en toe sporen 3 = veel sporen 4 = heel veel sporen. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 13.

(14) Foto 10: Geïnfecteerde rode bessentakken werden rondom een sporenval geplaatst.. Foto 11: Ascosporen van Eutypa op vangstrip.. Foto 12: Ascosporen van Eutypa in detail. Figuur 3: Eutypa.ascosporenvluchten in 2008.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 14. 31-3-2008. 24-3-2008. 17-3-2008. 10-3-2008. 3-3-2008. 25-2-2008. 18-2-2008. 11-2-2008. 4-2-2008. 28-1-2008. 21-1-2008. 14-1-2008. 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 7-1-2008. Ascosporen-index. sporenvluchten 2008.

(15) 2.4 2.4.1. Ontwikkelen van een bestrijdingsmethode Middelenproeven in praktijkpercelen. Sinds het najaar van 2005 worden proeven uitgevoerd naar de bestrijding van Eutypa. Dit is onder meer gericht op middelen en snoeiwondbehandeling. Wondbescherming is de meest effectieve methode om infecties te voorkomen. Op drie praktijkpercelen wordt het effect hiervan onderzocht (foto 12a, b, c). Bij twee hiervan gaat het om jonge percelen die niet eerder waren gesnoeid en waarvan de planten niet geïnfecteerd waren met Eutypa. Het derde is een ouder perceel waar Eutypa.aantasting aanwezig is. De snoei wordt volgens praktijkmethoden uitgevoerd. Direct na de snoei (dezelfde dag) worden de proefbehandelingen uitgevoerd. De proef bestaat uit 5 behandelingen in 6 herhalingen. Per bedrijf wordt op 2 momenten gesnoeid (herhalingen 1.3 en herhaling 4.6, met enige dagen tussen de snoeimomenten, op deze wijze wordt de kans op infectie door Eutypa vergroot. Uit de proeven moet blijken of wondbehandeling door spuiten even effectief is als smeren. Daarnaast worden een standaard wondbehandelingsmiddel en een biologisch wondafdichtmiddel met een antagonist tegen Eutypa getest (foto 13 a, b, c, d).. Foto 12a, b, c: praktijkpercelen voor uitvoering middelenproeven.. Foto 13a, b, c, d: snoeiwondbehandeling door smeren en spuiten. De eerste symptomen (taksterfte) werden waargenomen in de driejarige proefpercelen (foto 14 a, b). Dit is veel sneller dan verondersteld (Carter, 1991). Een goede evaluatie is pas in de periode 5.8 jaar na inzetten van de proef mogelijk. In samenwerking met Italiaanse onderzoekers wordt een snellere methode voor middelentoetsing ontwikkeld.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 15.

(16) Foto 14a, b: Eutypa.aantasting in een driejarig proefperceel.. 2.4.2. Infectieproeven. In de proeven op de praktijkpercelen was het niet zeker of er tijdens de snoei ascosporen aanwezig waren voor het veroorzaken van infecties. Tot 2006 was het nog een probleem om vruchtlichamen van Eutypa te herkennen, omdat er in Europa geen vergelijkingsmateriaal beschikbaar was. Hiervoor werd uit Australië verkregen vergelijkingsmateriaal van druif gebruikt. Dit had succes: op oude stukken bessenhout werden uiteindelijk vruchtlichamen met ascosporen aangetroffen. Op de proeftuin in Randwijk werden daarom aanvullende proeven uitgevoerd. Bij deze proeven werden kunstmatig ascosporen op de (behandelde) snoeiwonden aangebracht. Daarnaast werd een infectieproef met conidiën uitgevoerd om na te gaan of deze infecties kunnen veroorzaken. In het buitenland wordt verondersteld dat dit niet het geval is. Als controlebehandeling worden onbehandelde snoeiwonden geïnfecteerd met ascosporen en schimmelpluis (mycelium) om zo een kunstmatige besmetting te veroorzaken en meer inzicht in het ziekteproces te verkrijgen. Daarnaast werden behandelde snoeiwonden (o.a. Trichoderma en wondbalsem) besmet met Eutypa.ascosporen. Het effect van de behandelingen kan in de praktijkproeven na enkele jaren worden beoordeeld, omdat pas dan symptomen zichtbaar zijn. De verwachting is dat de proeven in Randwijk eerder resultaat opleveren door de schimmel uit de geïnfecteerde takken te isoleren voordat de symptomen zich uiten. De resultaten van deze proeven worden in 2009/2010 verwacht.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 16.

(17) 2.4.3. Teeltmaatregelen. Verondersteld werd dat symptomen pas enige jaren na infectie zichtbaar worden. In de een van de jonge (praktijk.)proefpercelen werd in een onbehandeld veld echter al aantasting door Eutypa aangetroffen, waaronder een kanker van circa 20 cm lengte. Blijkbaar kan Eutypa al vroegtijdig zichtbare schade veroorzaken. Dit is in overeenstemming met waarnemingen op een bedrijf in Noord Holland waar een jonge aanplant (4.5 jaar) al zwaar aangetast bleek door taksterfte. Op dit moment zijn er nog geen middelen beschikbaar voor het bestrijden van Eutypa. Het voorkomen van (snoei.)wond infectie is het enige alternatief. Enige algemene adviezen hiervoor zijn: . niet snoeien bij natte weersomstandigheden, omdat dan ascosporen vrijkomen. . Snoeien enige tijd na regenval, omdat de aantallen ascosporen dan het laagst zijn. Het uitvoeren van sanitaire maatregelen – verwijderen en afvoeren/verbranden van aangetaste takken – zal de sporendruk verlagen. Eutypa heeft echter een grote waardplantenreeks, het is aannemelijk dat buiten de bessenpercelen ook infectiebronnen aanwezig zijn. Het nemen van alleen sanitaire maatregelen zal dus niet voldoende zijn om infecties te voorkomen. Om opbrengstderving als gevolg van taksterfte deels te ondervangen kan een vervangingssnoei worden toegepast. Dat betekent dat regelmatig nieuwe harttakken worden opgekweekt, daarvoor moeten grondscheuten worden aangehouden.. 2.5. Internationale aandacht voor het probleem. In het buitenland is de afgelopen jaren vernieuwde aandacht voor Eutypa, vooral door het wegvallen van bestrijdingsmiddelen in de druiventeelt in Australië, Zuid Afrika en Californië. Ook in België is veel aandacht voor taksterfte, mede naar aanleiding van de bevindingen in Nederland. Recent werd ook Eutypa aangetroffen in Italië, waarbij rode bessenpercelen zwaar aangetast bleken (Prodorutti et al., 2008). In het buitenlandse onderzoek wordt ondermeer gekeken naar de effectiviteit van nieuwe middelen, en technieken voor spuiten van (biologische) middelen en wondafdekkers. Met verschillende buitenlandse onderzoekers is contact opgenomen (Australië, België en Italië).. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 17.

(18)

(19) 3. Conclusies •. Eutypa is de veroorzaker van taksterfte in rode bes.. •. Taksterfte wordt in alle in Nederland gangbare rode bessenrassen aangetroffen.. •. Naast rode bes blijkt kruisbes ook aangetast te worden door Euypa. De schade is bij dit gewas aanzienlijk groter dan bij rode bes, omdat de kruisbessen.aanplant geheel verloren gaat.. •. Eutypa infecteert vooral via snoeiwonden.. •. Taksterfte wordt pas enige jaren na infectie zichtbaar, bestrijding is dan niet meer mogelijk.. •. In de bessenteelt zijn geen middelen beschikbaar voor bestrijding Eutypa.. •. Wondbehandeling lijkt perspectiefvol; een eenvoudige toedieningstechniek is gewenst.. •. Infectiebronnen bevinden zich waarschijnlijk ook buiten de percelen.. •. Sanitatie heeft dan geen groot effect op vermindering infectiedruk.. •. In een sporenval zijn ascosporen van Eutypa aangetroffen, er is nog te weinig bekend om adviezen over snoeimomenten te geven.. Telersadviezen: Zolang er geen middelen beschikbaar zijn is het voorkomen van infecties het enige alternatief; hiervoor kunnen tot nu toe alleen algemene adviezen gegeven worden als:  niet snoeien tijdens natte weersomstandigheden omdat dan ascosporen vrijkomen;  snoeien enige tijd na regenval, zodat de sporenaantallen op het laagste niveau zijn. Een andere methode om in de toekomst met taksterfte om te gaan is het toepassen van vervangingssnoei. Proeven hebben aangetoond dat het heel goed mogelijk is in twee jaar tijd alle takken weg te knippen en te vervangen door jonge takken. Aanbevelingen vervolgonderzoek: 1. Onderzoek naar de levenscyclus van de schimmel in Nederland is gewenst. Uitvoeren van bedrijfsbezoeken zijn nodig om inzicht te verkrijgen in oorsprong of bronnen van infectie. 2. Onderzoek naar de sporenvluchten van Eutypa om gerichte adviezen over snoeimomenten te kunnen geven. 3. Uitvoering van middelenproeven (snoeiwond behandeling) bij drie bessentelers, als vervolg op het dit project. In de proeven worden verschillende middelen getoetst (chemisch en biologisch), en wordt tevens toedieningsmethode onderzocht (smeren, spuiten). 4. Overleg met buitenlandse onderzoekers over geschikte (alternatieve) middelen om infectie te voorkomen, adequate toedieningsmethoden en mogelijkheden voor ontwikkeling van een snelle toetsmethode voor beoordeling van toedieningsmethoden en effecten van middelen. 5. Ontwikkeling van een relatief snelle methode om de effectiviteit van middelen en toedieningstechnieken te kunnen toetsen. 6. Toetsing nieuwe middelen en toedieningstechniek met de te ontwikkelen relatief snelle methode.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 19.

(20)

(21) 4. Kennisoverdracht. Artikelen Kranenburg, J., 2006. Schimmel Eutypa bleef lang onopgemerkt. Artikel Agrarisch Dagblad 1 maart 2006. Poldervaart, G., 2006. Eutypa.onderzoek. Fruitteelt 17 (96): 19. Wenneker, M., 2005. Eutypa.kanker bij rode bes is een ernstig probleem. Fruitteelt 1 (95): 14.15. Wenneker, M., 2006. Meerjarig onderzoek naar taksterfte door Eutypa bij rode bes. Fruitteelt 9 (96): 16. Wenneker, M., Vink, P., Bruggen, A.S. van, 2006. Eutypa dieback as an important (new) disease in red currant (Ribes rubrum) in the Netherlands. Abstract + Proceedings 58th symposium on crop protection (ISCP), Gent, Belgium. Wenneker, M., Joosten, N., Steeg, van der P., 2007. Bestrijding taksterfte bij rode bes. Fruitteelt 9 (97): 16. Wenneker, M., Vink, P., Heurneman, I., Raak, van M., Bruggen, van A.S., 2008. Eutypa dieback as an important disease in red currant (Ribes rubrum) and gooseberry (Ribes uva.crispa) in the Netherlands. Abstract: VII International Conference on Integrated Fruit Production, 27.30 October 2008, Avignon, France. Posterpresentaties Wenneker, M., Vink, P., Heurneman, I., Raak, van M., Bruggen, van A.S., 2008. Eutypa dieback as an important disease in red currant (Ribes rubrum) and gooseberry (Ribes uva.crispa) in the Netherlands. Poster: VII International Conference on Integrated Fruit Production, 27.30 October 2008, Avignon, France. Lezingen Wenneker, M., Vink, P., Bruggen, A.S. van, 2006. Eutypa dieback as an important (new) disease in red currant (Ribes rubrum) in the Netherlands. Presentatie Gent, 23 mei 2006, 58th International Symposium on Crop Protection, Belgium. Wenneker, M., 2007. Taksterfte bij rode bes. Presentatie voor biologische bessentelers, 28 februari 2007, Oud Sabbinge. Wenneker, M., 2007. Lezing taksterfte (Eutypa) bij rode bes. NFO telersbijeenkomst houtig klein fruit, 20 september 2007, Rossum. Wenneker, M., 2008. Taksterfte bij bes – stand van zaken. Lezing Fruitkennisdag 21 november 2008, WICC, Wageningen.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 21.

(22)

(23) 5. Literatuur. Bolay, A, and Carter, M.V., 1985. Newly recorded hosts of Eutypa lata (= E. armeniacae) in Australia. Plant Protection Quarterly 1: 10 – 12. Carter, M.V., 1991. The status of Eutypa lata as a pathogen. International Mycological Institute, Phytopathological Paper no. 32. CAB International, Walingford. Loerakker, W.M. en Dorenbosch, M.M.J., 1983. Kanker bij appel veroorzaakt door een Libertella.soort. Jaarboek Plantenziektenkundige Dienst 1983: 21 – 23. Moller, W.J., and Kasimatis, A.N., 1978. Dieback of grapevines caused by Eutypa armeniacae. Plant Disease Reporter 62: 254 – 258. Moller, W.J., 1980. Eutypa dieback of apricot and grape in California. University of California Leaflet 21182. Prodorutti, D., Michelon, L., Vanblaere, T., Gobbin, D., & Pertot, I. (2008). First report of Eutypa lata on red currant (Ribes rubrum) in Italy. New Disease Reports [http://www.bspp.org.uk/ndr/]. Volume 17. Wenneker, M., Balkhoven, J., Zuidam, van K., Bruggen, van A.S., Vink, P. en Meffert, J., 2002. Ernstige taksterfte in rode bes door ‘nieuwe’ schimmel. Fruitteelt (92) 9: 12 – 13. Wenneker, M., 2004. Taksterfte bij rode bes – informatie over de veroorzaker (Eutypa) en aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Rapport 2004.45, Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, sector fruit, Randwijk.. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 23.

(24)

(25) Bijlage 1 Waardplanten van Eutypa lata Familie. soort. Familie. soort. Aceraceae. Acer campestre. Planataceae. Platanus acerifolia. Anacardiaceae. Pistacia lentiscus. Rhamnaceae. Ceanothus cyanus. P. terebinthus. C. megacarpus. Schinus molle. C. spinosus. S. terebinthifolius. C. thrysiflorus Frangula alnus. Apocynaceae. Nerium oleander. Rhamnus alaternus. Araliaceae. Hedera helix. R. catharica. Berberidaceae. Berberis darwinii. R. alpina. Rosaceae. Chaenomeles japonica Cotoneaster glaucophylla. Betulaceae. Carpinus betulus. C. pannosa. Corylus avellana. C. salicifolia Crataegus monogyna. Caprifoliaceae. Lonicera alpigena. Crataegus sp.. L. xylosteum. Cydonia oblonga. Symphoricarpos orbiculatus. Eriobotrya japonia. Viburnum lantana. Malus domestica. V. opulus. Prunus armeniaca. V. tinus. P. avium P. demissa. Cornaceae. Cornus sanguinea. P. domestica. C. alba. P. dulcis P. persica. Ebenaceae. Diospyros kaki. P. salicina P. spinosa. Ericaceae. Arctostaphylos stanfordiana. Pyrus communis Rosa spp.. Fagaceae. Grossulariaceae. Fagus sylvatica. Rosa cult.. Quercus suber. Sorbus aria. Quercus sp.. S. aucuparia Rutaceae. Ribes nigrum R. petraeum. Choisya ternata Citrus limon. R. rubrum Salicaceae. R. sanguinea R. uva-crispa Juglandaceae Leguminosae. Populus italica Salix caprea. Juglans regia. Sambucaceae. Sambucus nigra. Acacia dealabata. Tamaricaceae. Tamarix sp.. Genista monspessulana Tiliaceae. Genista sp.. Tilia cordata T. platyphyllos. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 25.

(26) Moraceae. Ficus carica. Ulmaceae. Ulmus scabra. Oleaceae. Fraxinus excelsior. Verbenaceae. Gmelina leichardtii. Jasminus mesneyi. Lantana camara. Ligustrum vulgare Vitaceae. Olea europea Syringae vulgaris. Cissus hypoglauca Vitis labrusca V. rupestris. Pittosporaceae. Pittosporum undulatum. V. silvestris V. vinifera. © 2010 Stichting Dienst Lanbouwkundig Onderzoek. 26.

(27)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The original work presents the framework NATURALIZE which the authors used to run a series of experiments in order to demonstrate its relevance, accuracy, effectiveness,

In deze afsluitende paragraaf staan wij stil bij de lessen die uit deze casus getrokken kunnen worden: bieden energiebesparing en decentraal van hernieuwbare energie

In 7 demoproeven wordt de werking van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen gedemonstreerd.. Demo 1: Middelen

Wij denken bijvoor- beeld aan het verplicht raadplegen van de effectboek- houding, zodat alle projecten in de omgeving kunnen worden meegenomen, en het meenemen van niet alleen

ro-reglonalen en urbane-regionalen en do allochtonen in de categorieen hetero-lokalen, a-iokalen, hetero-urbanen en Urbanen. Autochtonen zijn de personen, die hun

Er zijn zelfs chemici die aan de hand van schattingen tot de conclusie kwamen, dat verreweg de meeste vormen van lucht- verontreiniging een natuurlijke oorsprong hebben (20) maar

PROGRAMMA VAN EISEN v/oor de software van een procescomputor ten behoeve van een klimaatkas... Water­

Dit rapport bestaat uit vijfendertig pagina's en mag uitsluitend in zijn geheel worden gebruikt.... Efectis Nederland Rapport 2012-Efectis-R9519 maart 2014 Wageningen UR