• No results found

Aantastingen door insekten en mijten in 1994: in bossen, natuurgebieden en wegbeplantingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aantastingen door insekten en mijten in 1994: in bossen, natuurgebieden en wegbeplantingen"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

L.G.

Moraal

Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen

Aantastingen door insekten en mijten in

In bossen, natuurgebieden en wegbeplantingen

Voor 1994 is weer een overzicht samengesteld van de aantastingen door insekten en mijten in bos en landschap zoals die door onze waarnemers zijn gemeld. Na de bespreking van enkele bijzondere aantastingen volgen algemene overzichten. De gegevens over

aantastingen bij bomen in het stedelijk groen worden gepubliceerd in 'Tuin en Landschap'. Enkele

opvallende ontwikkelingen waren: de plakkerplaag bij Dorst, kevervraat aan Robinia, een nieuwe snuitkever bij grove den en meldingen over de

lariksboktor.

De plakkerplaag in de Boswachterij Dorst

Net als in 1993 werden in Noord- Brabant en Limburg weer veel ei- kenbossen en laanbe~lantincien met eik kaalgevreten' door -de plakker, Lymantria dispar. Een bijzondere situatie deed zich voor in de Boswachterij Dorst. Hier woedde in 1993 al een plaag maar in 1994 nam deze wel heel bijzondere proporties aan. Ongeveer 54 ha eikenbos werd volledig kaalgevreten. Een nabij gelegen openluchtzwembad on- dervond veel overlast van de naar voedsel zoekende rupsen omdat de ligweiden krioelden van de rupsen waardoor de bad- i Fig. 1. Voedselzoekende rupsen van de plakker veroorzaakten overlast bij een woning in de bosrand bij Dorst. (Foto: C. Geurts).

gasten grotendeels wegbleven. bomen op zoek naar voedsel. Het huis in de bosrand van de fa- Het werd een strooptocht door milie Geurts werd wekenlang ge- het gazon, over de waslijnen, teisterd door miljoenen rupsen. door de moestuin, via dakgoten, Het 80-jarig beukenbos naast het gevel en ramen (fig. 1). De hon- huis was volledig kaalgevreten gerige rupsen vraten zelfs gaten terwijl de rupsen nog niet vol- in het plastic afdekzeil van de groeid waren. En dus verlieten de houtstapel naast het huis. De soms wel 7 cm lange rupsen de overlast was dermate groot dat

(2)

Fig. 2. Met behulp van een industriële stofzuiger werden de rupsen van de woning verwijderd. (Foto: C. Geurts).

dit fenomeen de regionale en landelijke media activeerde. Er is geprobeerd om de rupsen bij het huis met Savona (een zeepoplos- sing) te doden. Hierbij gingen ve- le rupsen dood maar door het warme weer gingen ze snel tot ontbinding over waardoor er ook nog eens stank ontstond. Verder kwamen er continu nieuwe rup- sen bij. Tenslotte werd een boom- verzorgingsbedrijf met een in- dustriële stofzuiger in de arm genomen om de ergste overlast voor de bewoners weg te nemen. De woning werd tweemaal van rupsen gereinigd door ze van de gevel te zuigen (fig. 2). Deze me-

thode was al eerder met succes gebruikt om laanbomen van de giftige rupsen van de eikepro- cessievlinder te ontdoen. Op 21 juni waren er nog massa's rupsen, maar een week later was de plaag voorbij. Veel rupsen la- gen, kennelijk verhongerd, dood onder de bomen. Ook werden er veel zieke en dode rupsen aan- getroffen die aan de achterpoten of in een omgekeerde V-vorm aan de bomen hingen. Dit is ka- rakteristiek voor rupsen die door een virusinfectie (kernpolyedervi- rus) zijn doodgegaan. Veel rup- sen waren vroegtijdig verpopt

maar hadden een laag eindge- wicht bereikt. Daardoor ontstaan kleinere vlinders die maar weinig eitjes kunnen afzetten. Hoe de si- tuatie de komende jaren zal zijn, is niet met zekerheid te zeggen maar de kans lijkt groot dat virus- ziekten en natuurlijke vijanden de overgebleven plakkers verder zullen decimeren waardoor de plaag vanzelf ten einde loopt. De plaag die in 1979 en 1980 optrad in het bosgebied Kempkensberg bij Venray, ging ook abrupt ten onder door het optreden van een virusinfectie (Van Frankenhuy- zen, 1981).

Eind juli leek het wel lente: de eerst volledig kaalgevreten eiken en beuken droegen weer een fris- groen blad. Wel waren de blade- ren kleiner en vertoonden ze bruine plekken ten gevolge van de droog- te. Al met al leek het loofhout zich goed te herstellen. Een aan het ei- kenbos grenzende halve ha met jonge douglas werd echter zoda- nig aangevreten (fig. 3) dat dit ten dode is opgeschreven.

Toename wintervlinder en groene eikebladroller

Met name uit de noordelijke pro- vincies werden weer veel meldin- gen ontvangen over insekten- vraat in eik. Vergeleken met 1993 was er een duidelijke toename van de kleine wintervlinder, Ope- rophtera brumata, met name voor de matige en zware aantastingen (fig. 4). Van de groene eikeblad- roller, Tortrix viridana, was er ge- ringe toename voor de zware aantastingen. Het aantal meldin- gen over de grote wintervlinder, Erannis defoliaria, was ongeveer hetzelfde. Opvallend was wel dat de vreterij, mogelijk ten gevolge van het koude voorjaar, later be-

(3)

i Fig. 3. Jonge douglas werd zodanig door de plakker aangevreten dat de bomen ten dode zijn opgeschreven.

gon dan voorgaande jaren. Op sommige plaatsen was op 10 ju- ni nog weinig van vreterij te mer- ken terwijl twee weken later toch nog kaalvraat optrad. Ook op- vallend was dat, zowel in bossen als in laanbeplantingen, sommi- ge bomen totaal kaal waren ter- wijl andere volledig in het blad bleven. Als voorbeeld een eiken- laan bij Hooghalen: hier waren slechts 3 van de 80 bomen kaal- gevreten. Hier speelt de geneti- ca van de bomen waarschijnlijk een rol. Het is bekend dat er een goede synchronisatie moet zijn tussen het uitlopen van het blad

en het uitkomen van de eitjes. De jonge rupsjes van de kleine wintervlinder kunnen alleen een knop binnendringen die zich geopend heeft. Relatief eerder uitkomen van de eitjes leidt tot verhongering van de rupsjes. Relatief later uitkomen van de ei- tjes leidt eveneens tot sterfte omdat de jonge rupsen alleen blaadjes kleiner dan ca. 1 cm eten (Leffef, 1988). Mogelijk heeft de temperatuur in combi- natie met de individuele variatie in het vroeger en later uitlopen van de eiken tot de verschillen in vraat geleid.

Aantasting van Robinia

In Lochem werden in een jonge aanplant van Robinia pseu- doacacia op een voormalige kapvlakte, zware aantastingen waargenomen van denneknop- snuitkevers, Strophosomus spp. De kevers vraten aan de knop- pen en het uitlopende blad. Ook werden stukken bast van de twij- gen weggevreten waardoor de aantasting enigszins leek op een aantasting door de grote denne- snuitkever, Hylobius abietis. Door deze vraat kunnen de boompjes worden misvormd omdat er vaak dubbele toppen ontstaan. De le- venswijze van de kevers is als volgt: na overwintering in de grond verschijnen de kevers in het vroege voorjaar. Zij voeden zich met zowel loof- als naald- hout. De eiafzetting vindt in de grond plaats. De larven leven van worteltjes. Omstreeks augustus verschijnen de jonge, 4-6 mm lange, grijsbruine kevers (Doom, 1982). In Nederland zijn op Robinia tot dusverre maar zeer weinig insekten schadelijk geble- ken.

Lariksboktor kan

technische schade aan het hout veroorzaken

In september werden twee bast- monsters van lariks, met daarin larven en larvegangen, ter deter- minatie naar ons toegezonden. Het betrof hier een aantasting door de lariksboktor, Tetropium gabrieli. In het ene geval ging het om een aantasting in een op- stand met slecht groeiende lariks in 't Klooster bij Zelhem (Gld); in het andere geval waren een aan- tal bomen bij Vessem

(N-B) aangetast. Het is voor het eerst sinds 1946 dat de lariks- boktor aan ons werd gemeld. In

(4)

80

-

E m C

.-

o

g

60

-

40

--

1945 1950 1955 1960 1965 1970 1975 1980 l985 1990 Jaar

Europa komen drie Tetropium- soorten voor als aantasters van den, spar en lariks. Deze boktor- ren broeden voornamelijk in ou- dere zieke, verzwakte of pas ge- storven en gevelde bomen. Als gevolg van het naleven van de boshygiëne zijn deze boktorren in Europa de laatste decennia niet meer massaal opgetreden. Boshygiëne voorkomt namelijk dat ze hoge populatiedichtheden bereiken. De levenswijze van de drie boktorsoorten is ongeveer hetzelfde: de vrouwtjes zetten de eitjes in de zomermaanden on- der de bast af. De uitkomende larven vreten tussen bast en spinthout onregelmatig slinge- rende, centimeter brede, gangen die deels gevuld zijn met boor- meel (fig. 5). Hierdoor wordt de sapstroom onderbroken en gaat de boom dood. De schade wordt: echter nog groter omdat de vol- groeide larven ook het hout bin-

i Fig. 5. Larven van de lariksboktor

maken brede, onregelmatig slingerende gangen die deels met boormeel gevuld zijn. (Bron: Escherich, 1923)

a Fig. 4. Aantastingen van de kleine wintervlinder sinds 1946. In 1994 werd een duidelijke toename geregistreerd.

nendringen, waar ze een tot 4 cm diepe gang knagen. Het hout wordt daardoor ook technisch waardeloos, omdat van een der- gelijke stam het buitenste hout niet meer verwerkt kan worden. De verpopping vindt in het voor- jaar plaats waarna de jonge ke- vers een ovaalvormige uitvlieg- opening knagen (Schwenke, 1974). De schade wordt vaak niet in het eerste jaar van aantasting maar pas het volgend voorjaar opgemerkt doordat de bomen verdrogen of doordat de bast lo- slaat voorzover de spechten die al niet eerder hebben verwijderd.

(5)

Een nieuwe snuitkever bij

grove den

In 1993 en 1994 werden in een jonge, grove dennenaanplant in de Heldense Bossen flinke popu- laties aangetroffen van de voor Nederland nieuwe snuitkever- soort, Brachyderes lusitanicus (Edzes & Kleukers, 1994)(fig. 6). De vondst is verrassend omdat het een niet-vliegende soort be- treft met een Zuidwesteuropese verspreiding. Dit doet vermoe- den dat de snuitkever op de een of andere manier, bijvoorbeeld met getransporteerd plantmateri- aal, in Nederland is geïntrodu- ceerd. Het tot nu toe verkregen beeld van de levenswijze lijkt erg op dat van de inheemse, grijze dennesnuitkever, ~rachyderes incanus. De larven van B. inca- nus vreten worteltjes van o.a. grove den, douglas en lariks. Met name kiemplanten kunnen hier- van erg te lijden hebben. De vol- wassen kevers vreten aan de rand van de naalden halfcirkel- vormige stukjes weg (Doom, 1982). Of B. lusitanicus een in Nederland vergelijkbare schade kan gaan aanrichten zal nog moeten blijken (Edzes & Kleu- kers, 1994).

Verdere uitbreiding

eikeprocessievlinder

In 1994 werd een duidelijke ge- biedsuitbreiding, met name van lichte aantastingen, waargeno- men van de eikeprocessievlinder, Thaumethopoea processionea (fig. 7). De meeste aantastingen werden weer gemeld uit Noord- Brabant. Verder kwamen aantas- tingen voor in Limburg bij Ospel en Nederweert. Uitsluitend rup- sennesten die een direct gevaar voor de volksgezondheid vor-

i Fig. 6. De voor Nederland nieuwe snuitkever, Brachyderes lusitanicus, werd aangetroffen in de Heldense Bossen. (Foto: R. Krekels/ Natuurbalans).

men, moeten worden verwijderd. Dit moet met de grootste voor- zichtigheid gebeuren (Moraal, 1992). Het lokaal branden van de nesten op stammen met gas- branders kan soms bastverbran- ding veroorzaken. De laatste jaren zijn goede ervaringen op- gedaan met het gebruik van in- dustriële stofzuigers (De Haas & Stigter, 1994).

Ontwikkeling bastkevers

Hieronder volgt een overzicht van de meldingen over de be- langrijkste bastkevers:

i Letterzetter, Ips typographus.

In 1994 kwamen er, net als in 1992 en 1993, weer veel meldin-

gen binnen. Lichte en matige aan- tastingen werden gemeld uit o.a. Utrecht en Limburg. Zware aan- tastingen werden waargenomen in Friesland (Olterterpl Lauswold), Flevoland (o.a. Kuinder- en Voorsterbos), Overijssel (Stap- horst en De Eese) en Noord- Brabant (Oisterwijk en Hapert). In Drenthe werden na het natte voorjaar van 1994 in eerste in- stantie weinig aantastingen ge- zien. Pas begin september wer- den de eerste aangetaste fijnsparren gevonden. De ern- stigste aantastingen kwamen voor in de boswachterijen Gieten en Borger waar steeds weer nieuwe haarden werden gevon-

(6)

den. De bast begon al van de stam te vallen terwijl de kroon nog groen was. Staatsbosbeheer heeft al het personeel ingezet om de aangetaste bomen op te spo- ren, te vellen en te schillen. Ondanks alle uitgevoerde pre- ventieve maatregelen zoals lok- stofvallen, vangstammen en het snel afvoeren van aangetaste bo- men bleef de letterzetter een be- dreiging vormen. De aantastin-

gen zijn ondermeer een gevolg van een verminderde vitaliteit van de fijnspar door de voorgaande relatief droge zomers (Moraal, 1994).

i Lariksbastkever, Ips cembrae. In de Boswachterij Gees werden de kevers aangetroffen in geveld hout. Een zware aantasting bij 15 stalande bomen werd waargeno- men in de Boswachterij Gieten.

i Dennescheerder, Tomicus pini-

i Fig. 7. Een kolonie rupsen van de eikeprocessievlinder. In een later stadium wordt een bolvormig nest gemaakt.

perda. Alleen in de Boswachterij Odoorn werd een lichte aantas- ting gemeld.

Spinselmotten en elzehaantje

De laatste jaren werden zeer veel meldingen ontvangen over spin- selmotten, Yponomeuta spp. en het elzehaantje, Agelastica alni. In 1994 liepen de meldingen over beide insekten zeer sterk terug.

Literatuur

Doom, D., 1982. Aantastingen op boom- en struikbeplantingen ver- oorzaakt door insekten en mijten. In: Bosbescherming, Pudoc, Wa- geningen. 385 p.

Edzes, H.T. & R.M.J.C. Kleukers, 1994. Brachyderes lusitanicus, een opvallende snuitkever nieuw voor de Nederlandse en Bel- gische fauna (Coleoptera: Curcu- lionidae). Entomologische Berich- ten 54(11): 212-215.

Frankenhuyzen, A. van, 1981. Opkomst en ondergang van een plakkerplaag. Nederlands Bos- bouwtijdschrift 53 (1 111 2): 344-347. Haas, A. de & H. Stigter, 1994. Be- heersen van overlast door rups van de eikeprocessievlinder. Tuin en Landschap 14: 26-29. Leffef, F., 1988. De gezondheid van

de zomereik in relatie tot aantasting door insekten. Nederlands BOS-

bouwtijdschrift 60(12): 414-420. Moraal, L.G., 1992. Aantastingen

door insekten en mijten in 1991: in bossen, natuurgebieden en weg- beplantingen. Nederlands Bos- bouwtijdschrift 64(3): 86-94. Moraal, L.G., 1994. Aantastingen

door insekten en mijten in 1993: in bossen, natuurgebieden en weg- beplantingen. Nederlands Bos- bouwtijdschrift 66(3): 101-108. Schwenke, 1974. (ed.). Die Forst-

schadlinge Europas. Band 2. Pa- rey, Hamburg.

(7)

Tabel 1. De in 1994 opgetreden insekten en mijten gerangschikt naar waardplant (inclusief de lichte aantastin- gen). Table 1. Infestatrons by insects and mites in 1994, grouped according to their host plants (light infesta- - . . -

tions included).

loofhout

broadleaved trees aangetast door attacked by

Acer L. Alnus B. Ehrh Amelanchier Med. Betula L. Corylus L. Crataegus L. Euonymus L. Fagus L. Fraxinus L. Hippophae L. Platanus L. Populus L. Prunus L. Quercus L. Rhamnus L. Robinia L. Salix L. Sorbus L. Tilia L. Ulrnus L. Viburnurn L. Abies Mill. Larix Link Picea Dietr. Pinus L. Pseudotsuga Car. Operophtera brumata L. Agelastica alni L. Yponomeuta sp. Deporaus betulae (L.) Operophtera brumata L. Deporaus betulae L.) Erannis defoliaria

d

I. Operophtera brumata L. Yponomeuta padellus L. Yponomeuta cagnagellus Hb. Cr ptococcus fagi Lind. ~ i t i o l a fagi Htg Phyllaphis fagi L. Rhynchaenus fagi L. Operophtera brumata L. Pseudochermes fraxini Kltb. Euproctis chrysorrhoea L. Phyllonorycter platani Staud. Cryptorrhynchus lapathi L. Erannis defoliaria Cl. Gypsonoma aceriana Dup. Opero htera brumata L: ~aranttrene tabaniformis Rott. Phloeomyzus passerinii Sign. Saperda carcharias L. Sesia apiformis (Clerck) Yponorneuta evonymellus L. Yponorneuta padellus (L.) Acrobasis s p. Biorhiza p a l h a (01.) Cossus cossus L. Erannis defoliaria Cl. Euproctis chrysorrhoea L. Lymantria dis ar L. Opero htera grumata L. ~h~ncRaenus quercus L. Scolytus intricatus (Ratz.) Thaumetopoea processionea L. Tortrix viridana L.

Operophtera brumata L. Strophosomus spp. Aphrophora salicina Goeze Erannis defoliaria Cl. Nematus salicis (L.) Operophtera brumata L. Rabdophaga rosaria L. Yponomeuta rorrellus Hb. Pristiphora geniculata Htg) Yponomeuta padellus \L.) Orthosia cerasi (F.

Ir

Scolytus scolytus

.

Pyrrhalta viburni (Payk) Yponomeuta sp. Hylobius abietis L. Coleophora laricella Hb. Ips cembrae Heer Lymantria dis ar L. Tetro ium gagrieli (Fabr.) ~latogium abietinum Wlk.

PS

typographus L. risti hora abietina Christ. ~ r a c t ~ d e r e s lusitanicus Wse. Haematoloma dorsatum Ahrens) Pineus pin! Macq.

Neodiprion sertifer (Geof .) Pineus strobi Htg

Rhyacionia buoliana D. et S. Tornicus pin1 erda L. Adeiges cookyi Gill. Hylobius abietis L. Lvmantria dispar L. kleine wintervlinder elzehaan spinselmot berkesigaremaker kleine wintervlinder berkesigaremaker grote wintervlinder kleine wintervlinder meidoornspinselmot kardinaalsmutsspinselmot wollige beukestamluis grote beukebladgalmug beukebladluis beukespringkever kleine wintervlinder esseschorsluis bastaardsatijnvlinder plataanvouwmijnmot wilgesnuitkever grote wintervlinder

R

leine wintervlinder opulierescheutboorder populiere lasvlinder schimmeliis grote populiereboktor horzelvlinder pruimespinselmot meidoornspinselmot eikelichtmotten aardappelgalwesp wilgehoutrups

F

rote wintervlinder astaardsatijnvlinder !/%%vintervlinder eikespringkever eikespintkever eikeprocessievlinder groene eikebladroller kleine wintervlinder . . - . . . . . . . . . denneknopsnuitkevers wilaeschuimcicade arae wintervlinder kilgeschuirncicade kleine wintervlinder wilgerozetgalmug wilgespinselmot lijsterbesbladwesp meidoornspinselmot voorjaarsuil grote iepespintkever spinselmot grote dennesnuitkever Cariksmot lariksbastkever flik:iLktor proene sparreluis etterzetter sparrebladwesp roodzwarte dennecicade rode dennebladwesp wollige denneluis weymouthwolluis dennelotrups gewone dennescheerder douglaswolluis grote dennesnuitkever plakker

(8)

Tabel 2 De graad van aantasting in de verschillende provincies. Table 2 The degree of infestation in the diffe-

rent provinces

A ernstige aantastingen waaronder kaalvreterij heavy infestations including complete defoliation a idem, doch plaatselijk

ditto, but local (O

B matige aantastingen

8

moderate infestations

.S

.+a

b idem, doch plaatselijk

e

-2

C m

ditto, but local

%

C

m

2

II)

C lichte aantastingen .- a, a, c n a , %

-2

m

2

9

light infestations .- ~ ~ . g s

~

, g

T

~3

~

- ~

P

?

c idem, doch plaatselijk >g m. i= c $ O

e : j i $ S - P

E w

ditto, but local

a

t

î

~

a

0

8

5

z

N

A

z

ï

~

Insektensoortlinsect species COLEOPTERA (KEVERS) Cerambycidae (boktorren)

Saperda carcharias L.-grote populiereboktor a

Tetropium gabrieli Wse-lariksboktor a a

Chrysomelidae (bladhaantjes)

Agelastica alni L.-elzehaantje B a a C

Pyrrhalta viburni L.-sneeuwbalhaan ab a c A

Curculionidae (snuitkevers)

Brachyderes lusitanicus (Fabr.) C

Cryptorrhynchus lapathi L.-elze/wilgesnuitkever a

Deporaus betulae (L.)-berkesigaremaker C ab

Hylobius abietis L.-grote dennesnuitkever C

Rhynchaenus fagi L.-beukespringkever bC Rhynchaenus quercus L.-eikespringkever b

Strophosomus spp.-denneknopsnuitkevers a Scolytidae (bastkevers)

Ips cembrae Heer-lariksbastkever ac

Ips typographus L.-letterzetter ab A b c a c c b abc c Ab

Scolytus intricatus (Ratz.)-eikespintkever a a B

Scolytus scolytus F.-iepespintkever a b Ab a b B

Tomicus piniperda L.-gewone dennescheerder C

LEPIDOPTERA (VLINDERS) Coleophoridae (kokerrupsen)

Coleophora laricella Hb.-lariksmotje b Bc Bc C a

Cossidae (houtrupsen)

Cossus cossus L.-wilgehoutrups Bc Geometridae (spanrupsen)

Erannis defoliaria Cl.-grote wintervlinder Abc ab A c B

Operophtera brumata L.-kleine wintervlinder Abc b Abc Ab Ab c c Ab Gracillariidae (vouwmijnmotten)

Phyllonorycter platani Staud.-plataanvouwmijnmot C

Lymantriidae (spinners)

Euproctis chrysorrhoea L.-bastaardsatijnvlinder b b a

Lymantria dispar L.-plakker Abc a

Noctuidae (uilen)

Orthosia cerasi (stabilis)(F.) C

Pyralidae (lichtmotten)

Acrobasis spp.-eikelichtmotten b ab a a c

Sesiidae (wespvlinders)

Paranthrene tabaniformis Rott.-populiereglasvlinder a b

Sesia apiformis (Clerck)-horzelvlinder b

Thaumetopoeidae (processievlinders)

Thaumetopoea processionea L.-eikeprocessievlinder Abc b

Tortricidae (bladrollers)

Gypsonoma aceriana Dup.-populierescheutboorder b

Rhyacionia buoliana D. et S.-dennelotrups C C bc C

Tortrix viridana L.-groene eikebladroller a B Abc Ab Ab a c a b

(9)

Tabel 2 De graad van aantasting in de verschillende provincies. Table 2 The degree of infestation in the diffe- rent provinces

A ernstige aantastingen waaronder kaalvreterij

heavy infestations including complete defoliation

a idem, doch plaatselijk

ditto, but local

B matige aantastingen

moderate infestations

b idem, doch plaatselijk

ditto, but local

C lichte aantastingen

light infestations

c idem, doch plaatselijk

ditto, but local

s u .c)

e

S

S

2

C

-

u

- -

S

J2 a l u a l .- al C

p

c

?

F! u c

e . @ g , g $ g

.- m c C % z g z g % E

g ' s

e $

.g

g u . i l d W Z N f i Z ï [ i Yponomeutidae (spinselmotten) Yponomeuta cagnagellus Hb. kardinaalshoedspinselmot I

Yponomeuta evonymellus L.-pruimespinselmot Yponomeuta padellus L.-meidoornspinselmot ~ponomeuta rorrellus a b.-wilgespinselmot

HYMENOPTERA IVLIESVLEUGELIGEN) Cynipidae (galwespen)

Biorhiza pallida (0livier)-aardappelgalwesp Diprionidae (dennebladwespen)

Neodiprion sertifer (Geoff.)-rode dennebladwesp Tenthredinidae (bladwespen)

Nematus salicis L.-wilgeblad

Pristiphora abietina Christ.-sparrebladwesp Pristiphora geniculata (Htg)-lijsterbesbladwesp DIPTERA (TWEEVLEUGELIGEN)

Cecidomyiidae (galmuggen)

Mikiola fagi Htg-grote beukebladgalmug Rabdophaga rosaria L.-wilgerozetgalmug HOMOPTERA (BLADLUIZEN EN VERWANTEN) Adelgidae (wolluizen)

Adelges cooleyi Gill.-douglaswolluis Pineus pini Macq.-wollige denneluis Pineus strobi Htg-weymouthwolluis Aphididae (bladluizen)

Elatobium abietinum Wlk.-groene sparreluis Callaphididae (bladluizen)

Phyllaphis fagi L.-beukebladluis Cercopidae (spuugbeestjes)

Aphrophora salicina Goeze-wiIgeschuimcicade Haematoloma dorsatum (Ahrens)-

roodzwarte dennecicade Eriococcidae (schildluizen)

Cryptococcus fagi Lid-wollige beukestamluis Pseudochermes fraxini Kltb.-esseschorsl~is Thelaxidae (bladluizen)

Phloeomyzus passerinii Sign.-schimmelluis

C a c c b C a C C c b ab b c a b c b b b Bc b a bc b b C C b

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verpakking van bleekselderij in open geperforeerde polyetheen zakken, (0, 025) 20 perforaties 0 4 mm, geeft de beste resultaten.. Door gebruikmaking van polyetheen met

Betreft Beslissing op gebiedsaanvraag subsidie agrarisch natuur- en landschapsbeheer (SNL) 2016 Pagina 1 van 2 Provincie Onze referentie GB-«pcode» «aanvraagnummer»-1

Rhizoctonia solani kan al in de kiemfase voor wegval van de plant zorgen, het kan later bladverwelking en - vergeling geven, wortels en stengels kunnen aangetast worden

De respondenten noemen bijvoorbeeld als belangrijke motieven: iets goed doen voor de wereld en behoud van hout als grondstof voor het eigen bedrijf, voor de toekomst en voor

Algemeen beeld bij de betrokken partijen is dat er in de komende periode veel kansen liggen voor het slim combineren van water- en natuuropgaven, maar dat die kansen in de

verkoopprognoses moeilijk te maken zijn, dat er nog weinig proceservaring is (onder andere m.b.t. bestellen en voorraadbeheer en onbekendheid met consumentengedrag) en dat er

De gronden die 2 à 2,5 m zijn afgegraven voor de veenwinning zijn door middel van deze toevoeging aangegeven.. De oorspron­ kelijk 20 à 30 cm dikke bovengrond is slechts ten

Since the late 1980s research by Kock and co-workers (Kock et al., 2007) lead to the following Acetylsalicylic acid (ASA) Antifungal Hypothesis which serves as basis for this study: