• No results found

Globale beschrijving van de definitieve verkeersongevallengegevens over het vierde kwartaal 1980

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Globale beschrijving van de definitieve verkeersongevallengegevens over het vierde kwartaal 1980"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

GLOBALE BESCHRIJVING VAN DE DEFINITIEVE VERKEERSONGEVALLENGEGEVENS OVER HET VIERDE KWARTAAL 1980

R-81-31

Leidschendam, oktober 1981

(2)

INLEIDING

Vóór het gereedkomen van de definitieve jaarcijfers worden door de SWOV per kwartaal gedetailleerde, geraamde ongevallengegevens samengesteld op basis van VOR-gegevens die via het CBS beschikbaar komen in het kader van het project UBI (Uitgebreide Beleidsinformatie). Hoewel de definitieve aantallen

waar-schijnlijk niet aanzienlijk van de geraamde aantallen zullen afwijken, moeten de voorlopige resultaten met voorzichtigheid gebruikt worden. Naast de verkeers-ongevallengegevens is ook enige informatie gegeven over o.a. de verkeerspresta-tie en weersomstandigheden.

Deze kwartaalbeschrijvingen Z1Jn in hoofdzaak beperkt tot het aantal verkeers-doden, omdat dit aantal nauwelijks beïnvloed wordt door veranderingen in de ongevallenregistratie. De beschrijvingen hebben uitsluitend tot doel het signaleren van bepaalde ontwikkelingen.

Op grond hiervan kunnen hypotheses ontwikkeld worden, die in de jaaranalyse kunnen worden getoetst. Dit heeft het voordeel dat veel eerder dan voorheen -de noodzaak kan wor-den on-derkend van voor het toetsen benodig-de specifieke informatie en eerder maatregelen genomen kunnen worden om deze informatie te verzamelen.

Het materiaal is vooralsnog te beperkt voor het verklaren van de geconstateerde ontwikkelingen. Hiervoor zijn de beschikbare ongevallengegevens in dit stadium veelal niet gedetailleerd genoeg. Bovendien ontbreken voldoende, betrouwbare expositiegegevens. Hierdoor is het ook nog niet goed mogelijk verschillen in ontwikkelingen van risico te geven.

Veel van de in deze kwartaalbeschrijvingen geconstateerde veranderingen kun-nen door toevalsfluctuaties zijn veroorzaakt. Een daling nu kan gevolgd worden door een evengrote stijging volgend jaar, zonder dat er sprake behoeft te zijn van een wezenlijke verandering van de verkeersonveiligheid.

Reeds in het verleden is gebleken dat niet altijd uit de vergelijking tussen twee jaren voor het ten behoeve van beleidsdoeleinden volgen van de ontwikke-ling bruikbare conclusies zijn te trekken. Daarom wordt voortaan naast het vergelijken van de betreffende kwartalen van een jaar met die van het jaar daarvoor, ook de vergelijking gemaakt met gegevens over vier voorafgaande jaren, waarbij dan tevens trendmatige ontwikkelingen in de conclusies kunnen worden verdisconteerd.

In Bijlage I is een toelichting gegeven op de bij deze kwartaalbeschrijvingen toegepaste verwerkingsmethode.

Dit consult is samengesteld door A. Blokpoel (Afdeling Projectvoorbereiding en Adviezen) en M.W. Maas (Afdeling Onderzoekondersteuning, Sectie Basisgegevens).

(3)

BIJZONDERHEDEN

Een van de doelstellingen van deze kwartaalbeschrijvingen is zo snel mogelijk de instanties die zich met de verkeersonveiligheid bezighouden te voorzien van een overzicht met de recente ontwikkeling.

Helaas moet geconstateerd worden dat dit het afgelopen jaar maar ten dele ge-lukt is. Dit werd veroorzaakt doordat enerzijds het aantal verwerkte ongevallen dat de SWOV ter beschikking kreeg een steeds geringer percentage betrof van het vermoedelijke aantal, waardoor verantwoord ophogen niet meer mogelijk was en anderzijds dat de toelevering van deze gegevens vertragingen opliep.

Over deze problemen heeft overleg plaatsgevonden tussen de VOR, het CBS en de SWOV. Resultaat van dit overleg is dat verwacht mag worden dat de kwartaalbe-schrijvingen in de loop van 1982 aanzienlijk eerder gereed zullen zijn. Deze beschrijving over het vierde kwartaal van 1980 is gebaseerd op de defi-nitieve ongevallengegevens van 1980 en voorgaande jaren.

(4)

ONTWIKKELINGEN IN HET VIERDE KWARTAAL 1980 Samenvatting

De afname bij de totale aantallen verkeersdoden en -gewonden, waarvan in de vierde kwartalen vanaf 1977 sprake is, heeft zich in 1980 voortgezet. De daling

ten opzichte van 1979 is het sterkst bij de gewonden (-7%). Het aantal onge-vallen buiten de bebouwde kom daalde in 1980 sterker (-12%) dan dat binnen de bebouwde kom (-6%).

Ook bij de verschillende deelgroepen is er, voor wat de aantallen verkeers-doden in de vierde kwartalen van 1977 t/m 1980 betreft, in de meeste gevallen sprake van een dalende tendens. In tegenstelling tot deze algemene trend zijn de aantallen overleden motorrijders, overleden deelnemers aan snel verkeer binnen de bebouwde kom en overleden slachtoffers van ongevallen in de nachte-lijke uren van werkdagen, in de beschouwde periode, binnen zekere fluctuaties, min of meer gelijk gebleven.

Statistisch significante verschillen tussen de aantallen van het vierde kwar-taal van 1980 en het vierde kwarkwar-taal van 1979 vinden we slechts bij twee deelgroepen van overleden slachtoffers:

- het aantal gedode fietsers in het vierde kwartaal van 1980 (89) is 27% lager, waarbij opgemerkt kan worden dat het aantal van het vierde kwartaal van 1979,

gerelateerd aan de aantallen van enkele voorgaande jaren en aan aantallen van andere deelgroepen, aan de hoge kant was;

- het aantal doden onder deelnemers aan langzaam verkeer buiten de bebouwde kom (85) is in het vierde kwartaal in 1980 25% lager dan in 1979.

In de navolgende deelgroepen van verkeersdoden kunnen we een afname t.o.v. het vierde kwartaal van 1979 constateren die niet statistisch significant is maar wel groter dan 5%.

Met uitzondering van de deelgroep buiten de bebouwde kom betreft het hier be-trekkelijk kleine deelgroepen:

- het aantal gedode bromfietsers (39 doden) is 13% lager; - het aantal doden bij "overige" voertuigen (15) is 6% lager; - het aantal doden van 0 t/m 14 jaar (39) is 28% lager;

- het aantal doden van 15 t/m 19 jaar (71) is 20% lager; - het aantal doden buiten de bebouwde kom (298) is 10% lager; - het aantal doden 's nachts op werkdagen (34) is 28% lager; - het aantal doden 's nachts op weekeinddagen (54) is 16% lager.

Een toename van het aantal doden t.o.v. het vierde kwartaal van 1979 die niet statistisch significant is, maar wel groter dan 5%, vinden we bij de navolgende deelgroepen:

- het aantal gedode motorrijders (25) is 25% hoger;

- het aantal gedode voetgangers (97) is 18% hoger (opm.: het aantal van het vierde kwartaal van 1979 was aan de lage kant);

- het aantal doden van 20 t/m 34 jaar (145) is 11% hoger; - het aantal doden binnen de bebouwde kom (221) is 9% hoger;

- het aantal doden snel verkeer binnen de bebouwde kom (81) is 19% hoger; - het aantal doden overdag op weekeinddagen (116) is 10% hoger.

De gegevens over verkeersintensiteiten, afzet van motorbrandstoffen, gemiddeld

maandkilometrage van personenauto's en omvang van het voertuigenpark w~Jzen

voor het vierde kwartaal van 1980 in de richting van een stabilisatie tot lichte groei van het totale gebruik van gemotoriseerde voertuigen in Nederland. In de

(5)

Uit de thans beschikbare (voorlopige) ongevallencijfers over het vierde kwartaal van 1980 blijkt dat t.o.v. het vierde kwartaal van 1979 eveneens van een

(lichte) daling gesproken kan worden, in België (-1%), Verenigde Staten van

Amerika en Denemarken (-7%) en Bondsrepubliek Duitsland (-10%).

Gedetailleerde gegevens

In de navolgende grafieken, tabellen en beschrijvingen Z1Jn de complete resulta-ten gepresenteerd naar kenmerken van ongevallen en slachtoffers.

(6)

1000 900 800 700 600 z ~ 500 cr: > w ~ 400 '" w ~ 300 -" w g 200 '" ~ 100 ;z; cr: cr 20000 18000 16000 14000 ~ 1200tJ ~ '" ~ 10000 <..'l f-~ 8000 z w j 6000 go oe ~ 4000 '" -" ~ 2000 ~ CT 15000 13500 ~ 12000 '" ~ c .. 10500 " o '-~ 9000 z w g 7500 Cl f-~ 6000 ;z; w j 4500 go w ~ 3000 o -" E:: 1500 ;z; cr cr

GNGEVALLEN MET DGDELIJKE AFLGGP

1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL

1976 1977 1978 1979 1980

GNGEVALLEN MET GENGNDEN

r-r, _ J -

r-

-t""" I ---..

~

j""l\ I~-r-~ I _I 1,* 1"* -I I _J I I-J I I -1 2 3 4 I 1 2 3 4 , 2 3 4 I 1 2 3 4 I 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL

1976 1977 1978 1979 1980

ONGEVALLEN MET DGDEN EN/OF GENGNDEN BINNEN DE BEBGUNDE KOM

~J-r-

--

r- -~~ I I·""", I-L r-I,..r-L I .- _J I~~r'" I ~I'" ._J I I I -I I I -1 2 3 4 I 1 2 3 4 I 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL

1976 1977 1978 1979 1980 1000 900 800 700 600 500 400 300 z w

g

200 -" ~ 100 z cr cr 20000 18000 16000 14000 12000 10000 8000 ~ 6000 ~ '" ~ 4000 <..'l -" ~ 2000 z cr cr 15000 13500 ~ 12000 '" ~ <..'l 10500

..

'" '-~ 9000 z w g 7500 Cl f-~ 6000 z w j 4500 cr > te ~ 3000 '" -" ~ 1500 ;z; cr: cr: GVERLEDEN SLACHTGFFERS I-I _J L GENGNDEN r , r t; ~, r- I

r-~

r" : f-l<.i"""-...;:- r-_ r-~ I

r::

I J).. .... I --" J 1- I ~ I ._J I .

-

I I I I -1 2 3 4 1 2 3 4 I 1 2 -3 4 1 2 3 4 11 2 3 4 I KWARTAAL KWARTAAL KWAR, AAL KWART RAL KWARTAAL

1976 1977 1978 1979 1980

ONGEVALLEN MET DODEN EN/GF GENGNDEN BUITEN OE BEBGUNDE KGM

r , -' ~ " ~J r-J I Hl- -

-

-"-_I J 1 2 3 4 1 2 3 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 ",.. 4 4 I 1

KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980

(7)

---4e KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980

1)

ongevallen

met dod. afloop 600 651 528 491 479

doden 659 719 570 534 519 ongevallen met gewonden 13305 14065 12992 12872 11928 ontwikkeling voorperiode 1976/1979 2) ver- I hel-loop: ling n . l . n.l. n .l. , ,

verschil van definitief aantal in 1980

---met aantal : met verwacht : met verwacht

in 1979 : aantal o.g.v.: aantalo.g.v.

: hor. verloop: hellingsperc.

---1---1---pro- : sig-: pro-: sig-: pro-:

sig-cent: nif. I cent: nir.: cent: nif.

: 3): 3) : 3) ---1---'---2% -3% -7%

'"

, , n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v. t. n.v.t. n.v.t. gewonden 15869 16843 15587 15314 14209 n.l. -7% '" n.v.t. n.v.t. " ---7---j---ij : 1 : 1 alle ongeval. bin. beb.kom 10222 10697 9830 9713: 9178

i

n.l. -61

*,-

n.v.t. : n.v.t. :1 p , ,! alle ongeval. : : : :-1

-~~::~-~:~~~~~----~~~~---~~~:_--~~:~---~~:~-~--~:::_~-~~:~---_:_--_:~::_--_:::_--~:~~:~--_:_--~-~~~~:~---:---~I

zie voor verklaringen van de noten bijlage I

Dalende tendens bij de totale aantallen verkeersslachtoffers en -ongevallen zet zich voort. Verkeersongevallen buiten de bebouwde kom sterker gedaald

De ontwikkelingen in de ongevallen- en slachtoffercijfers van de vierde kwartalen in de periode 1976 t/m 1979 verlopen niet lineair, vooral als gevolg van de hoge aantallen in 1977. Vanaf 1977 is sprake van een daling, die zich ook in 1980 voortzette.

Ten opzichte van 1979 zijn de aantallen ongevallen met gewonden en gewonden in het vierde kwartaal 1980 duidelijk lager.

Van het totale aantal ongevallen met letsel en/of met dodelijke afloop daalde het aantal ongevallen buiten de bebouwde kom sterker dan het aantal ongevallen binnen de bebouwde kom.

(8)

z w 200 175 150 125 100 75 g 50 '" 25 250 225 200 175 150 125 100 75 z w

g

50 25 250 225 200 175 150 125 100 75 z w g 50 '" 25

DVERlEDEN MDTDRRIJDERS (I Nel. PASS. )

1 2

KWARTAAL KWRRTAAL KWARTAAL

1976 1977 1980

DVERlEDEN FIETSERS (I Nel. PASS. )

--, _J 1 1 1 1 -I 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4

KWARTARL IO"RRTRAL KWARTAAL KWARTARL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 z w 225 200 175 150 125 100 75 g 50 '" 25 250 225 200 175 150 125 100 75 z w g 50 '" 25 250 225 200 175 150 125 100 75 z w g 50 '" -' ~ 25 z a: eI: 0 - _ J 1 2 3 411 2 3 411 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARmf>L KWARTAAL KWARTAAL KWARTRRl KWARTARL 1976 1977 1978 1979 1980

DVERlEDEN BRDMFIETSERS (I Nel. PASS. )

_.1

1KW~RT3AA~ 1 1KW~RT3AA~ 11KW~RT3AR~

1 2 3 4 1 2 3 4 KWRRmAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 DVERlEDEN VDETGANGERS L_ 1 -1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4

KWARTAAL KWART RAL KWARTAAL KWARTAAL KWART RAL 1976 1977 1978 1979 1980

(9)

Verkeersdoden naar wijze van verkeersdeelname resultaten verwerkingsmethode 4e KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 bestuurder personenauto passagier personenauto best .• pass. motor best .• pass. bromfiets best .• pass. fiets voetganger 188 113 25 50 141 119 224 105 17 63 150 132 156 163 86 86 22 20 48 45 114 122 121 82 1980 on t wi kke li ng voorperiode 1976/1979 1) 2) 164 90 25 39 89 97 ver-: hel-loop: ling n.l. hor. hor. hor. hor. n.l. I I -10% -5% -6% -7%

verschil van definitief aantal in 1980

met aantal in 1979 pro- : sig-cent : nif. : 3) 1% 5% • 25% -13% -27% ** • 18%

met verwacht : met verwacht aantal o.g.v.: aantal o.g.v. hor. verloop : hell ingsperc.

---1---pro- : sig- I pro-: sig-cent 1 nif.: cent 1 nif.

: 3): 3) ---1---n.v.t. ""n.v.t. -8% • 24% • 19% • 35% -24% -11% -32% *** -18% n.v.t. n.v.t. I best .• pass. : overige vrtg. 23 28 23 16 15 hor. -12% -6% -33% : -6% , --- ---1 I : I I I I I II :totaal 659 719 570 534: 519: n.l.: - : -3% - : n.v.t. - : n.v.t. - :1 --- ---1

zie voor verklaringen van de noten bijlage I

Geen noemenswaardige verschuivingen binnen de verschillende wijzen van verkeers-deelname

De ontwikkelingen bij de verkeersdoden onderscheiden naar verschillende groepen verkeersdeelnemers in de vierde kwartalen van 1976 tlm 1979 vertonen voor de meeste groepen een horizontaal verloop. Een afwijkend verloop (niet lineair)

zien we bij de groepen bestuurders van personenauto's en voetgangers, één en ander voornamelijk als gevolg van de relatief hoge aantallen in het vierde kwartaal van

1977 .

De aantallen van het vierde kwartaal van 1980 van de groepen bestuurder personen-auto, passagier personenpersonen-auto, motorrijders, bromfietsers en overige voertuigen wijken absoluut gezien nauwelijks af van die van het vierde kwartaal van 1979. Het aantal gedode fietsers is echter duidelijk lager (ca. 27%) dan in het vierde kwartaal van 1979. Het aantal overleden voetgangers is wat hoger dan in 1979, doch dit lijkt meer het gevolg van het relatief lage aantal in 1979.

(10)

250 225 e200 175 150 125 100 75 z "' g 50 0 z "' 25 0 250 225 200 175 150 125 100 75 g 50 '" 25 250 225 200 175 150 125 100 75 z "' g 50 0 -' ~ 2S a: a: 0 D~DEN 0 T/M 14 JAAR r-I~ _J I-I .-I -' 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4

KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KHARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 DGDEN 20 T/M 34 JRRR DGDEN 65 JRRR EN GUDER I I I _I 1 2 3 4 1 2 3 4 1 3 . 1 2 3 . 1 2 . KWRRTAAL KWARTAAL KIfRRTAfIL KNARTRRL KIfRRTAAL

1976 e urn 1978 1979 1980

DODEN leS T/M 19 JAAR 250 225 200 175 ISO 125 100 75 _J z UJ ~ 50 Oe 25 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KHARTRAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 DGDEN 35 T/M 64 JARR 250 225 200 175 150 125 100 75 z UJ g 50 0 25 lKW~RT3AA~ 11KW~RT3AA~ 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979

(11)

4e KWARTAAL! 1976 1977 1978 1979 1980 I I I I ---1---I I o tlm 14 j. I 72 73 64 54 39 15 tlm 20 tlm 35 tlm 65 en 19 j . 34 j . 64 j . ouder I I 69 165 213 140 105 72 89 71 186 153 131 145 187 147 133 137 168 134 127 127 ---I I 659 719 570 534: 519

verschil van definitief aantal in 1980 ontwikkeling voorperiode 1976/1979 2) ver- I hel-loop I ling hor. n.l. I I -10% met aantal in 1979 pro- I sig-cent InH. 3) -28% -20% dal. -9% + 11% dal. -16% + 3% hor. I I n.l. 1 -5% 0% I I - 1 -3%

met verwacht I met verwacht aantal o.g.v.1 aantal o.g.v. hor. verloop I hellingsperc.

---1---pro- : sig- I pro- I

sig-cent I nir. I cent I nif.

I 3) I 3) ---1---I I -41% *** I -22% n.v.t. n.v.t. n.v.t. -11% n.v.t. I I I I I I I I I I I I n.v. t. + 16% + 37% + 2% I n.v.t. * I; I Itotaal ---~

zie voor verklaringen van de noten bijlage I

Het aantal verkeersdoden in de leeftijdgroep tot 15 jaar het sterkst gedaald Bij de aantallen overleden slachtoffers naar leeftijdgroepen van de vierde

kwar-talen in de periode 1976 tlm 1979 is, met uitzondering van de groep van 15 tlm

19 jaar, sprake van een horizontale of van een (licht) dalende ontwikkeling.

In het vierde kwartaal van 1980 was het aantal verkeersdoden in de groep 0 tlm 14

jaar duidelijk lager dan verwacht mocht worden op grond van de aantallen in de voorperiode.

Het verloop in de vierde kwartalen is bij de leeftijdgroep van 15 tlm J9 jaar

nog-al grillig: de aantnog-allen van 1976, J978 en J980 zijn ongeveer gelijk aan elkaar, terwijl de aantallen van 1977 en 1979 hoger zijn.

Het aantal overleden slachtoffers van 20 tlm 34 jaar was in het vierde kwartaal

van 1980 hoger dan in 1979 en, dus ook hoger dan op grond van de dalende tendens in de voorperiode verwacht mocht worden.

In het vierde kwartaal van 1980 was het aantal doden in de groep van 35 tlm 64

jaar nagenoeg gelijk aan dat van het vierde kwartaal van 1979, en dus hoger dan op grond van de dalende tendens in de voorperiode verwacht mocht worden. Hierbij is op te merken dat de daling in de voorperiode hier het sterkst was van alle leeftijdgroepen.

Bij de groep 65 jaar en ouder is het aantal doden in het vierde kwartaal 1980 precies gelijk aan dat in 1979, maar wat lager dan het gemiddelde in de vooraf-gaande jaren.

(12)

DODEN BIJ ONGFVALLEN B1N~EN DE 500 BEBOU~DE KCJM z UJ 450 400 350 300 2S0 200 150 ~ 100 c z UJ SO SOO 450 400 350 300 250 200 ISO g 100 c -' ~ 50 z cr cr z UJ 500 450 400 350 300 250 200 ISO g 100 c SO r-

r--~

~ ... I I -",-~ ""'['11\ r- -....- r-L... l_ 1_ ~I ~ I ~ I ~ 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4

KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980

DODEN LRNGZRRM VERKEER BIJ CJNGEVALLEN BINNEN BEBCJU~DE KCJM

- r--~ p.-

...

.,..-..- -,

...

... fii': - , _ 1 1 - l1i4: -:..L =-li(-~~ ,",,,' I --' 1 2 3 4 1 2 3 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 =-4 4 I 1

KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980

OODE~ SNEL VERKEER BIJ ONGEVRLLfN

BINNEN BEBOUNDE KOM

~r-~ r-' ..., r---~ L - '

r

~

I

L!: 1 2 ~ 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 \978 1979 1980 500 450 400 350 300 250 200 150 z UJ ~ 100 c -' ~ 50 z cr cr: z UJ 500 450 400 350 300 2S0 200 150 g 100 Cl -' ~ 50 z cr: cr: z w SOO 450 400 350 300 250 200 150 g 1.00 c ..J ~50 z cr cr

DCJDEN BIJ ONGEVALLEN BUÎTEN DE BEBCJUWDE KOM

1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL lKW~RT3AA~ I lKW~RT3AA~ KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980

DODEN LRNGZRRM vERKEER BIJ ONGEVRLLEN BUITEN BEBOU~DE ~OM

~-'" - " - .,.--.,.--' ~ - ~l _J J i""--,.. I f-,~~ r ,~ ~ I -r-J 1 2 3 41 1 2 3 41 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 41 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL

1976 1977 1978 1979 \980

DODEN SNEL VERKEER BIJ ONGEvRLLEN BUITEN BEBOUNDE KCJM

~J

1 2 3 411 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTARL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL

(13)

~:~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~;~;;;;;;;;~;;;;;;~:;~;~;;~~~~-\

:Verkeersdoden naar plaats ongeval en langzaam/snel

1---: 4e KWARTAAL: 1976 1977 1978 1979: 1980 I I ontwikkeling : ____________________________________________ I , , I , 1)

---1---

I I verkeersdoden : bin.beb.kom 269 264 217 203 221

voorperiode : met aantal met verwacht : met verwacht 1976/1979 : in 1979 aantal o.g.v.: aantal o.g.v.

2) : hor. verloop : hellingspere.

---1---ver- I hel- I pro- I sig- pro- I sig- I pro- I sig-loop I ling I cent I nir. cent I nif. 1 cent I nif.

: : : 3) : 3): : 3) ---1--- ---1---. I I I I I I I I I I dal. -10% + 9% n.v.t. : + 25% * verkeersdoden ,buit.beb.kom 390 455 353 331 298 n .1. - : -1 0% n . v . t . n . v . t . I i __________________________________________________________________________________________________________ ---1 lang z. verkeer bin.beb.kom 183 196 156 135 140 .! :/ dal. -11% + 4% n.v.t. + 15% langz.verkeer buit.beb.kom snel verkeer bin.beb.kom 127 149 127 114 85 hor. -5% -25% ** -34% *** -25%

il

:1 * 11

:,

86 68 61 68 81 hor. -9% + 19% + 14% + 46% * I!

:I

ol snel verkeer Ij buit.beb.kom 263 306 226 217: 213: n.l. I -2% I n.v.t. n.v.t. iI 7---7---~---7---7---7---7---7-~---~ I I • I I I I I I!

~~~~~~:---~~:----~~:----~~~----~~~-:---~~:-~-~:::-~---:-~---:~:---~-~:~:~:---~-~:~:~:---1

zie voor verklaringen van de noten bijlage I

Aantallen doden bij ongevallen binnen de bebouwde kom toegenomen, buiten de bebouwde kom afgenomen

Bij de aantallen doden naar plaats ongeval onder deelnemers aan langzaam en snel

verkeer van de vierde kwartalen in de periode 1976 tlm 1979 is over het algemeen

een (licht) dalende of horizontale ontwikkeling te zien.

De daling van het aantal overleden slachtoffers ten gevolge van ongevallen binnen de bebouwde kom in die voorperiode heeft zich niet voortgezet in het vierde kwartaal van 1980.

In het vierde kwartaal van 1980 zijn de aantallen doden binnen de bebouwde kom, zowel onder de deelnemers aan langzaam als snel verkeer, wat hoger dan in 1979. Vooral het aantal doden bij deelnemers aan snel verkeer binnen de bebouwde kom is hoger dan op basis van de voorperiode verwacht mocht worden.

Bij de groep doden als gevolg van ongevallen buiten de bebouwde kom is het ver-loop niet-lineair. Dit is voornamelijk het gevolg van een relatief hoog aantal doden onder deelnemers van snel verkeer in 1977; vanaf 1977 is ook voor die groep een lichte daling van de aantallen te zien.

De aantallen doden buiten de bebouwde kom zijn in het vierde kwartaal van 1980 wat lager dan in 1979, bij het langzame verkeer is zelfs sprake van een duide-lijke daling (ca. 25%); het aantal is ook lager dan op grond van de aantallen in de voorperiode te verwachten was.

(14)

z UJ 500 450 400 350 300 250 200 150 g 100 Cl z UJ 50 500 450 400 350 300 250 200 150 g 100 Cl 50 soa 450 400 350 300 250 200 150 ~

g

100 50

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP HfRKDRGEN

r- Ho--lI<-,...,.,. ~ I-L -, -_J - 1 1 -1 -- 1 - ~r-';..1 1 - " " I~ -1 1 1 _I 1 2 3 41 1 2 3 41 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 41

KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KO'/ARTAAL KWARTARL 1976 1977 1978 1979 1980

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP HERKDRGEN OVERDRG

-~

1-- L

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP HERKDRGEN 5 -NRCHTS

~:rYO''':''TO''':'P~

, 1 2 " 3 4 1 2 ' 3 4 1 2 '3 4 1 J 2 3 4

~

2 3 4

KWARTAAL 1 KWARTAAL 1 I(WARTAAL 1 KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 z w 500 450 400 350 300 250 200 150 g 100 Cl sa

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP tJEEKEINDDRGEN

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP

500 ~ HEEKEINDDRGEN OVERDRG 450 400 350 300 250 200 150 ~

g

100 z UJ sa soa 450 400 350 300 250 200 150 g 100 Cl 50

DODEN BIJ ONGEVRLLEN OP tJEEKEINDDRGEN S-NRCHTS

(15)

IVerkeersdoden naar dagsoort en dag/nacht resultaten verwerkingsmethode

1---

---I 4e KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 verschil van definitief aantal in 1980 I I I I I I I I I I I I I I ontwikkeling voorperiode 1976/1979 2) ver- I hel-loop I ling I I met aantal in 1979 pro- I sig-cent I nir. 3) met verwacht aantal o.g.v. hor. verlllop pro- I sig-cent I nif. 3) met verwacht aantal o.g.v. helI ingsperc. pro- I sig-cent I nif. 3) 1---,---I I Iverkeersdoden I werkdagen 478 488 372 365 349 n.l. -4% n.v.t. n.v.t. I I I verkeersdoden Iweekeinddagen 181 231 198 169 170 n.l. + U n.v.t. n.v.t. I I loverdag op I werkdagen 439 448 350 318 315 dal. -12% -U n.v.t. + 15% I I : overdag op Iweekeinddagen 104 148 115 105 116 n.l. + 10% n.v.t. n.v.t. I I Is-nachts op

!

werkdagen 39 40 22 47 34 n.l. -28% n.v.t. n.v.t. I Is-nachts op I weekeinddagen 77 83 83 64 54 hor. -5% -16% -30% ** -19% : I I I I I I I I I I Itotaal 659 719 570 534 : 519 I n.l. I - I -3% : n.v.t. : n.v.t.

zie voor verklaringen van de noten bijlage I

Daling van het aantal doden bij ongevallen 's nachts

De ontwikkeling van de aantallen verkeersdoden onderscheiden naar dag/nacht en naar werkdag/weekeinde van de vierde kwartalen in de periode 1976 t/m 1979 is in de meeste deelgroepen niet-lineair, waaraan wederom in een aantal gevallen vooral het hoge aantal in het vierde kwartaal van 1977 debet is. Bij de groep

doden 's nachts op werkdagen valt voorts het relatief lage aantal in het vierde kwartaal van 1978 op.

Het aantal doden als gevolg van ongevallen 's nachts is in het vierde kwartaal van 1980 zowel op werkdagen als op weekeinddagen gedaald ten opzichte van 1979. Het aantal doden overdag op werkdagen is ongeveer gelijk en het aantal doden overdag op weekeinddagen is wat gestegen t.o.v. 1979.

Bij het aantal doden overdag op werkdagen is in de voorperiode sprake van een daling; deze heeft zich echter niet voortgezet in het vierde kwartaal van 1980. Het aantal doden 's nachts op weekeinddagen verloopt in de voorperiode

horizon-taal, maar laat voor het vierde kwartaal van 1980 een aantal zien dat duidelijk lager is dan op grond van die voorperiode verwacht mocht worden.

(16)

": VERKEERSINDEX MDTDRVDERTUIGEN DE 200 BU !TEN BEBDUWDE KDM Cl Z 180 160 140 120 100 80 60 40 tj 20 Cl :z 2000 1800 1600 1400 ~ 1200 :0:: DO ~ 1000 "' DO ~ 800 w :0:: o ::: 600 ..l ~ 400 :z cr cr 200 r--,-l

~~~

;--., ~., _I r-_J-I~~

:

~ ... - ~ _J 1 2 3 4 1 2 3 4 \ 2 3 4 1 1 2 3 4 1 2 3 4 KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL KWARTAAL 1976 1977 1978 1979 1980 GEMIDDELD MRRNDKILDMETRRGE PERSCINENRUTO'S _J 1 2 3 4 KWARTAAL 1976 1 2 3 4 KWARTAAL 1977 ---' 1 2 3 4 1 1 2 3 4 KWARTAAL 1978 KWARTAAL 1979 1 2 3 4 KWARTAAL 1980 3000 2700 240[1 2100 1800 1500 1200 900 DO ~ :; 600 300 500 450 400 350 300 250 200 150 z ~ 100 ::J ..l e: 50 z cr cr

BRRNDSTOF RFZET BINNENLRNDSE MRRKT

UREN NEERSLRG 1 2 3 4 1 1 2 3 4 KWARTAAL I(WARTAAL 1976 i977 1 2 3 4 KWARTAAL 1978 1 2 3 4 KWARTAAL 1979

(17)

Verkeersprestatie stijgt minder snel

De index van intensiteiten van motorvoertuigen buiten de bebouwde kom

(verkeers-index, bron: CBS) nam de laatste jaren vrij regelmatig toe met gemiddeld 5 à 6%

per jaar. De gemiddelde verkeersindex voor het vierde kwartaal van 1980 is even-wel precies gelijk aan de gemiddelde index van het vierde kwartaal van 1979. Meer gedetailleerde cijfers geven voor het vierde kwartaal van 1980 nog slechts een beperkte groei van de intensiteiten op autosnelwegen te zien (+1%), terwijl een vrij forse daling van de intensiteiten op andere belangrijke rijkswegen (-7%) is

te constateren.

De afzet van motorbrandstoffen op de binnenlandse markt kenmerkte zich in het recente verleden ook door min of meer regelmatige stijgingen (circa 7% per jaar). In het vierde kwartaal van 1980 was deze afzet praktisch gelijk aan de afzet van het vierde kwartaal van 1979 (bron: CBS).

Het gemiddelde maandkilometrage per personenauto in Nederland (bron: CBS) is tot nu toe binnen zekere marges als een constante grootheid te beschouwen. Dit geldt ook voor het vierde kwartaal 1980.

De resultaten van de CBS-personenauto-enquête omtrent de bezettingsgraad van personenauto's levert aanduidingen voor een wat lagere bezettingsgraad in het

vierde kwartaal 1980 (1977 tlm 1979 gemiddeld 1,867, 1980 gemiddeld 1,800). De

betrouwbaarheid van de op deze wijze verkregen gegevens staat overigens nog wel ter discussie.

De meest recente gegevens over het personenautopark in Nederland (bron: CBS,

peildatum I augustus 1980, voorlopige cijfers) wijzen, ondanks lagere

verkoop-cijfers voor nieuwe personenauto's, toch op een voortgaande groei van het aan-tal personenauto's, met een toename van ongeveer 5% per 1 augustus 1980 t.o.V.

I augustus 1979.

Rekening houdend met bovenstaande gegevens kan worden geconcludeerd dat het gebruik van gemotoriseerde voertuigen in het vierde kwartaal van 1980 ongeveer gelijk is geweest aan dat in het vierde kwartaal van 1979.

Weersomstandigheden: meer neerslag dan in de laatste jaren

In het vierde kwartaal van 1980 was het aantal uren neerslag ruim 6% hoger dan in het voorafgaande jaar en circa 27% hoger dan gemiddeld in de vierde kwartalen

van de periode 1976 tlm 1979. Vooral in de maand oktober 1980 zijn relatief veel

uren neerslag gemeten in vergelijking met de voorgaande jaren (bron: KNMI). Buitenland: ook in een aantal andere landen minder verkeersdoden

Volgens de voorlopige cijfers die thans beschikbaar zijn is ook in een aantal andere landen het geregistreerde aantal verkeersdoden van het vierde kwartaal van 1980 lager dan in het vierde kwartaal van 1979: Bondsrepubliek Duitsland -10%, België -1%, Denemarken -7% en de Verenigde Staten van Amerika -7%.

(18)

Bijlage I:

TOELICHTING OP DE VERWERKINGSMETHODE, DE TABELLEN EN GRAFIEKEN

Vanwege het continue karakter van de kwartaalbeschrijvingen is een deel van de analysewerkzaamheden geautomatiseerd. Hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van een methode voor het vaststellen van statistische significantie van verschillen. Voor een gedetailleerde verantwoording van deze methode wordt verwezen naar het SWOV-rapport: Een methode voor statistische bewerking van tijdreeksen ongevallen. Uitgangspunten voor de verwerkingsmethode

Deze methode houdt in dat de nieuwe kwartaalcijfers worden vergeleken met ver-wachtingen gebaseerd op oudere overeenkomstige gegevens. Er worden dus geen

andere gegevens, zoals bijvoorbeeld expositie, gebruikt, noch worden de cijfer-reeksen onderling vergeleken.

Om een uitspraak te kunnen doen van de vorm: "de onveiligheid in een bepaalde

periode is groter dan te verwachten is op basis van de gegevens uit de periode daarvoor", zijn een aantal hulpmiddelen nodig.

Ten eerste moet de onveiligheid in een waarde uitgedrukt worden. Hier gebeurt dit door het aantal ongevallen, dan wel het aantal slachtoffers, uit de betref-fende periode te nemen. (Als basisveronderstelling wordt aangenomen dat deze aantallen bij benadering Poisson-verdeeld zijn.)

Ten tweede moeten er modellen zijn die, uitgaande van de aantallen uit de voor-periode, een te verwachten waarde voor de verslagperiode opleveren. Dit soort modellen noemen we kortheidshalve voorspellingsmodellen.

Ten derde moet er inhoud gegeven worden aan begrippen als groter dan, gelijk aan en kleiner dan. Dit gebeurt enerzijds via een stochastisch model van het proces dat tot ongevallen leidt en anderzijds door relatief kleine verschillen als niet-relevant te beschouwen. Met hulp van het stochastische model kan een verwachting opgesteld worden omtrent de grootte van de verschillen tussen de verwachte en werkelijke waarden als die verschillen alleen het resultaat zijn van toevallige fluctuaties in de aantallen en niet van verschillen in onveilig-heid. Dit leidt er toe te kleine verschillen op te vatten als ononderscheidbaar van toevallige fluctuaties en dan niet van een verandering in de onveiligheid te spreken. Verschillen die groter zijn dan een bepaalde waarde worden statistisch significant of kortweg significant genoemd. Significantie houdt op zich nog niet in dat het verschil groot genoeg is om met nadruk genoemd te worden. Een veran-dering die significant is, maar kleiner dan bijvoorbeeld 5%, wordt om andere dan statistische redenen, te klein geacht om benadrukt te worden. Een verande-ring moet dus behalve significant ook "relevant" zijn. Voor beide begrippen moeten uiteraard criteria gegeven worden.

Er worden twee modellen toegepast. Bij het eerste model wordt ieder nieuw kwar-taalcijfer vergeleken met dat van hetzelfde kwartaal in het voorafgaande jaar. Uitgaande van de veronderstelling dat er geen verschil tussen beide

kwartaal-cijfers te verwachten was, wordt de mate van significantie van het waargenomen verschil vastgesteld. Onafhankelijk van de significantie wordt ook gekeken naar de "relevantie" van het verschil. Als maat hiervoor wordt de relatieve verande-ring in procenten genomen. Als deze meer is dan (de gekozen waarde van) 5%, wordt het verschil relevant genoemd.

In het tweede model wordt ieder nieuw kwartaalcijfer bekeken in relatie tot de cijfers voor dezelfde kwartalen in de vier daaraan voorafgaande jaren. Eerst wordt nagegaan of de aantallen in de voorperiode bij benadering lineair verlopen

(dalend, horizontaal of stijgend) waarbij ook rekening gehouden wordt met sig-nificantie en relevantie. Als de aantallen in de voorperiode inderdaad lineair blijken te verlopen dan wordt op basis daarvan een verwachte waarde berekend voor dat nieuwe kwartaal. Het verschil van de werkelijke waarde en die

verwach-ting wordt weer beoordeeld op significantie en relevantie. Als de aantallen van de voorperiode niet-lineair verlopen wordt er niet een "te verwachten waarde" berekend.

(19)

VERKLARING VAN DE GEBRUIKTE NOTATIES Afbeeldingen

In de Afbeeldingen zijn per categorie slachtoffers histogrammen opgenomen die het verloop van de aantallen over een periode van vijf jaar illustreren.

De kwartalen die onderwerp zijn van de voorliggende kwartaalbeschrijving, zLJn daarin door middel van doorgetrokken (hele) lijnen aangegeven. De aantallen van de overige, tussenliggende, kwartalen zijn door middel van gestreepte

(onderbroken) lijnen aangegeven.

Ten slotte is nog aangegeven het per kwartaal voortschrijdende

vier-kwartaals-gemiddelde in de vorm van een lijn waarop een sterretje (~) het niveau van het

betreffende gemiddelde aangeeft. Tabellen

Noot J. Als er sprake is van voorlopige cijfers dan zijn in deze kolom bij de

onderverdelingen (bijv. naar wijze van verkeersdeelname) de bij de SWOV bere-kende aantallen vermeld die tot stand komen middels ophoging van de op een be-paalde datum door VOR/CBS verwerkte aantallen.

In de overige gevallen waar het dus definitieve cijfers betreft dan wel totale aantallen (bijv. totaal aantal doden, totaal aantal ongevallen e.d.) zijn in deze kolom de door het CBS gepubliceerde aantallen vermeld.

Noot 2. Met behulp van de hierboven beschreven verwerkingsmethode wordt eerst getoetst of het verloop in de voorperiode horizontaal genoemd mag worden, zo ja, dan wordt dat weergegeven door hor. (horizontaal). Zo nee, dan wordt ge-toetst of het verloop lineair genoemd mag worden. Dat wordt weergegeven door styg. (stijgend), resp. dal. (dalend). in de volgende kolom staat in de gevallen hor., styg. of dal. het feitelijke hellingspercentage van de best passende

rechte lijn. In de overige gevallen is het verloop niet-lineair, weergegeven

door n.l. In de volgende kolom verschijnt dan uiteraard geen hellingsp~rcentage.

Noot 3. Hier is de mate van statistische significantie van het verschil tussen het nieuwe cijfer en cijfer van het voorafgaande jaar of met het verwachte

cijfer weergegeven, waarbij van de volgende notatie gebruik is gemaakt.

(~~~) "zeer significant"; tweezijdige overschrijdingskans van de

toetsings-grootheid is kleiner dan J%.

(~~) "significant"; tweezijdige overschrijdingskans van de toetsingsgrootheid

ligt tussen J% en 5%.

(~) "zwak significant"; tweezijdige overschrijdingskans van de

toetsings-grootheid ligt tussen 5% en JO%.

(-) "niet significant"; tweezij dige overschrij dingskans van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A.1.2: Cell viability analysis following autophagy upregulation by starvation: Autophagy was induced by treating cells with starvation medium.. Additionally, cells were treated

The borrowing country government based on its own development plan and national strategy sends the project to the Chinese Government while the Ministry of Finance sends

The present study therefore sought to describe the current use of contraceptive methods, particularly LTPMs, amongst post-partum HIV-positive and HIV-negative women in Swaziland,

Patients who developed coupled con- tractions had a longer duration of labour, a higher uterine activity integral and an increased inci- dence of caesarean section for failure

Keywords: nitric oxide/ cGMP signal transduction pathway; neuronal nitric oxide synthase activity; Flinders Sensitive Line rat; animal model of depression;

a Family and Reproductive Health Cluster, World Health Organization, Regional Office for Africa, Brazzaville, Republic.. of the Congo; b Nutrition Unit, Family Health and

This analysis highlights that while both the East African highlands and areas in southern Africa are projected to see large increases in Hda2, the average rate of increase

to the detected young stellar components, and we compare the luminosity-weighted SSP ages of the BCGs (without very young components) to the X-ray properties of the host