• No results found

Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen ten zuiden van de Stedebeek te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 1990-1992

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen ten zuiden van de Stedebeek te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 1990-1992"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologie in Vlaanderen 11 1992, 195-207

Speuren onder het sportveld

Romeinse en middeleeuwse sporen ten zuiden

van de Stedebeek te Oudenburg (prov. West-Vlaanderen)

Interimverslag 1 9 9 0 - 1 9 9 2

Yann H o l l e v o e t

1 Lokalisatiekaart. Location map.

1 In h e t bijzonder zijn hier de heren I. Dereeper, burgemeester, en G. Mer-gaert, secretaris, te danken voor hun medewerking. 2 Hollevoet 1 9 8 5 , 7 3 en 8 2 - 8 3 ; d o s s i e r s OUDEN-BURG 5 4 , 1 3 3 - 1 3 5 , 1 5 0 , 1 6 3 , 177 & 2 3 5 . 3 Hollevoet 1 9 9 0 b . 4 Karnitsch 1 9 5 9 ; L u d o -wici & Rieken 1 9 4 8 ; Rieken & Fischer 1963.

1 Inleiding

De jongste jaren worden door het Insti-tuut voor het Archeologisch Patrimonium opnieuw opgravingen verricht te O u d e n -burg. Dit onderzoek, uitgevoerd met mede-werking van het stadsbestuur l,

concen-treert zich op terreinen gelegen ten zuiden van de historische stadskern (fig. 1), bin-nen het in herziening gestelde bijzondere plan van aanleg nr. 4: wijk sportcentrum. Ten gevolge van deze herziening zal het uitzicht van een uitgestrekte zone tijdens de komende jaren aanzienlijke wijzigingen ondergaan. Als belangrijkste blikvangers vermelden we hier de inplanting van een

nieuwe verkaveling o p de terreinen gele-gen achter de bebouwing langsheen de Westkerksestraat en de bouw van een sport-hal langs de Bekestraat.

Systematische veldkarteringen uitge-voerd in 1 9 8 4 - 1 9 8 6 , evenals de inventari-satie van enkele vondsten in particulier bezit, lieten vermoeden dat ook dit stukje O u d e n b u r g op archeologisch vlak heel wat te bieden had 2. De realisatie van de

ver-schillende projecten zou ongetwijfeld een belangrijke aantasting van het aldaar aan-wezige bodemarchief met zich meebren-gen, wat de opgraving ervan dan ook onaf-wendbaar maakte.

Directe aanleiding tot het onderzoek vormde de vondst van Romeins scherven-materiaal bij de aanleg van een leiding o p het stedelijke sport- en speelplein De Tune, eindseptember 1989(fig. 2: 1) ^ . D i t m a t e -riaal was afkomstig van een aantal Ro-meinse bewoningssporen - o.a. (afval-?) kuilen - en het betrof nagenoeg uitsluitend aardewerkfragmenten uit het H o g e Keizer-rijk: overwegend scherven van gewone ge-bruiksceramiek, maar ook een weinig terra sijfillata, waaronder verscheidene fragmen-ten van een Drag. 37 afkomstig uit het Oostgallische productiecentrum Rheinza-bern en toe te schrijven aan de ateliers van Comitialis V I , te dateren in de eerste helft van de 3e eeuw (fig. 1 1 : A) 4. D e

aangesne-den sporen bevonaangesne-den zich circa 150 m ten zuiden van de veronderstelde grens van de uitgestrekte nederzetting uit het H o g e

(2)

Y. HOLLEVOET

zerrijk en aanvankelijk werd dan ook ge-dacht dat het ging o m de resten van een kleine bewoningskern los van de vicus op de zandige opduiking. H e t recente onder-zoek heeft evenwel aangetoond dat aan het bestaan van deze losse bewoningskern sterk kan getwijfeld worden {cf. infra).

2 H e t o n d e r z o e k

Bij het nieuwe onderzoek werd voorals-n o g de voorals-nadruk gelegd op twee terreivoorals-nevoorals-n gelegen binnen de uitbreiding van hetsportplein. H e t eerste terrein A (fig. 2: 2) -paalde aan de geplande verkaveling en zou in de toekomst o p g e n o m e n worden in een nieuw voetbalveld. O p terrein B (fig. 2: 3), langs de Bekestraat, zou men de sporthal Ter Beke optrekken. D o o r de relatief lage ligging van beide terreinen en de ermee gepaard gaande extreem hoge grondwater-stand tijdens het grootste deel van het jaar, kon slechts gedurende een beperkt aantal maanden effectief gegraven worden. Van juli t o t half november 1990 concentreerde het onderzoek zich op terrein A en werd een eerste verkennende sleuf uitgezet op terrein B. In 1 9 9 1 , van begin augustus tot half november, werd het grootste deel van terrein B aan een systematisch onderzoek onderworpen. D e opgravingen moesten zich in 1992 n o o d g e d w o n g e n beperken t o t een controle op terrein B, ter afsluiting, n i e t t e g e n s t a a n d e h e t aanvankelijk de bedoeling was o m reeds een aanvang te maken met het onderzoek van de g r o n d e n gelegen binnen de nieuwe verkaveling. In totaal kon slechts 5.000 m2 effectief

onder-zocht worden.

Bij de opgravingen kwamen sporen uit zeer diverse periodes aan het licht. Enkele losse vuursteenartefacten buiten beschou-wing gelaten, dateert de oudste vondst mogelijk uit het einde van de metaaltijden of de vroeg-Romeinse periode. H e t gros der sporen valt evenwel in het H o g e Kei-zerrijk te situeren; het betreft vooral een perceels—grachtencomplex en de aanzet van een grafveld met talrijke incineratiegraven en enkele inhumaties. Zeldzaam zijn de sporen die m e t zekerheid tot de laat-Ro-meinse periode kunnen gerekend worden. Enkele losse vondsten wijzen mogelijk o p Merovingische bewoning vlakbij de site. Belangrijk is verder ook de vondst van een kleine bewoningskern uit de 1 Ie- 12e eeuw.

2 De onderzochte

terrei-nen.

The excavated areas.

Tenslotte valt de aanwezigheid op te mer-ken van enkele losse laat- e n / o f post- mid-deleeuwse vondsten en structuren.

2.1 DE PRE-ROMEINSE VONDSTEN Bij de opgravingen kwamen een aantal losse vuurstenen artefacten aan het licht. O p terrein A werd een slagvlakverfris-singsafslag aangetroffen. De vondsten op terrein B waren iets talrijker en omvatten vooral stukken die wellicht thuis horen in het neoliticum of de vroege bronstijd: een pijlpunt (fig. 3: 1) en een schrabber (fig. 3: 2) alsook vier afslagen van gepolijste bijlen. D e stukken bevonden zich doorgaans in de

vullingspaketten van Romeinse sporen of 3 Steentijdvondsten.

Sch. 1:1.

(3)

Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen te Oudenburg

4 Fragmentvaneenmet

dierkoppen versierde bron-zen driepikkel. Sch. 1:1.

Fragment of a bronze tripod decorated with animal heads. Scale 1:1.

5 Van De Weerd & De Laet 1943, 9-10.

6 Boucher 1990; De Laet 1973, 325; Faider-Feytmans 1979, 132. 7 Callebaut, Pieters & Van Durme 1987, 266-267.

5 - 7 Crematiegraven

uit de 2e eeuw.

Second century cremation graves.

op de grens tussen de verspitte lagen en het natuurlijke zand.

2.2 DE ROMEINSE SPOREN 2.2.1 De vroeg-Romeinse tijd

D o o r P. Vanwanzele werd in 1990, aan het oppervlak van terrein A, een bescha-digd fragment van een met dierkoppen versierde bronzen driepikkel aangetroffen. H e t stuk dat vermoedelijk een hert voor-stelt (fig. 4 ) , vertoont een opmerkelijke gelijkenis met een volledig exemplaar,

opge-baggerd uit de Dender te Geraardsbergen en bewaard in het Sint-Janshospitaal te Aalst5. Doorgaans worden dergelijke

drie-pikkels in de late ijzertijd of omstreeks de Romeinse verovering gesitueerd 6, hoewel

hier zelden bewijselementen voor zijn. O o k voor de oppervlaktevondst van O u d e n b u r g ontbreken externe dateringscriteria. Enige jaren terug werd bij de opgravingen in de Sint-Pietersabdij te Dikkelvenne wel een soortgelijk stuk aangetroffen in een mid-deleeuwse laag 7, wat bijgevolg een jongere

datering niet helemaal onmogelijk maakt.

2.2.2 Het Hoge Keizerrijk

H e t in 1990-1992 doorgevoerd onder-zoek bracht vooral nieuwe gegevens aan het licht met betrekking t o t de Romeinse aanwezigheid tijdens het H o g e Keizerrijk: de aangesneden sporen omvatten een nieuw grafveld op terrein A en een perceelsgrach-tencomplex met bijhorende stucturen op terrein B.

In de zuidelijke helft van terrein A werd de aanzet aangetroffen van een grafveld dat naast enkele inhumaties vooral crematies bevatte. Zowel in oostelijke als in n o o r d e

-. ^ *

(4)

Y. H O L L E V O E T

lijke richting kon de begrenzing ervan min of meer achterhaald worden. De incineratiegraven zijn duidelijk in de meerderheid -tenminste tachtig exemplaren - en allen van hetzelfde type (fig. 5-7): een kleine grafkuil van soms zeer verschillende afmetingen met daarin verbrand been, houtskool, sterk geoxydeerde ijzeren nagels en soms frag-menten van aarden vaatwerk dat niet zel-den secundair verbrand is. Vaak werzel-den dan in een kleine nis nog enkele bijgiften geplaatst: steeds aardewerk dat soms verge-zeld is van een slecht bewaarde m u n t en zeer vaak ook van een kleine hoeveelheid verbrand been. Enkele terra stfjilla-ta.-schalen, een kom in Eifelwaar en een bord in Pompejaans rood aardewerk buiten be-schouwing gelaten, omvat het aarden vaat-werk uit de nissen bijna uitsluitend drink-gerei: bekers in terra nigrra-achügc waar, geverniste bekers - o.m. een Castorbeker, een ingesnoerde beker met rolstempelver-siering en verschillende bekers met zand-bestrooiing - bekers in grijs zandig baksel van zeer uiteenlopend formaat en vorm, verschillende kleine potjes of bekers in grof verschraald zgn. kustaardewerk alsook en-kele kruiken en kruikamforen.

Al dit aardewerk laat toe een eerste inzicht te verwerven in de chronologie van het grafveld. H e t geheel lijkt vooral thuis te horen in de 2e eeuw - mogelijk vooral de eerste helft ervan - maar enkele graven zijn duidelijk jonger. Deze datering wordt voor een deel bevestigd d o o r de determinatie van de m u n t e n 8.

Tenminste vier, maar vermoedelijk vijf inhumaties werden bij de opgravingen aan-gesneden (fig. 8). Deze hebben meestal een vrij uiteenlopende oriëntatie en slechts in één geval werden resten van een h o u t e n bekisting aangetroffen. H e t skelet is door-gaans op de rug geplaatst, de handen al dan niet samengebracht op het bekken. M e t uitzondering van een gecorrodeerde ijze-ren armband, ontbreken grafgiften volle-dig. Voor de datering van de inhumatie-graven is men vooralsnog aangewezen op indirecte informatie: een graf oversnijdt een incineratiegraf terwijl een tweede gele-gen is onder een gracht. Een derde graf is bij de aanleg van een incineratiegraf ver-stoord. Deze gegevens laten toe te veron-derstellen dat beide grafrituelen gelijktijdig voorkwamen.

Een aantal structuren lijken min of meer gelijktijdig te zijn met de bezetting van het

grafveld. H e t betreft in de eerste plaats verscheidene zeer ondiepe greppelstruc-turen die soms vrij grote brokken houts-kool bevatten; niet zelden worden ze over-sneden door graven (zowel incineraties als inhumaties) en doorgaans tast men in het duister omtrent de juiste functie ervan. Sommige zijn mogelijk te interpreteren als de resten van greppelstructuren r o n d - al dan niet verdwenen - graven. Langs de westrand van de opgraving werd wellicht een dergelijke veel grotere structuur aan-gesneden.

Een aantal min of meer haaks op elkaar georiënteerde grachten zijn vermoedelijk iets jonger; onder de vullingspaketten van één der grachten vonden we een inhuma-tiegraf. Verder werden tussen de begravin-gen nog tweekuilen met diereskeletten aan-getroffen. H e t eerste bevatte de resten van een h o n d , terwijl het tweede, m e t e e n p a a r -deskelet, slechts gedeeltelijk kon onder-zocht worden. Sommige vondsten uit de vulling laten evenwel vermoeden dat deze laatste structuur veeleer niet vóór de laat-Romeinse periode moet gedateerd worden.

In de noordelijke helft van terrein A werden sporen aangesneden die ongetwij-feld met de meer noordelijk gelegen bewo-ning op de zandrug in verband te brengen zijn. H e t betreft losse paalsporen, enkele verspreide kuiltjes, grachtjes of greppeltjes, een drietal poelen en een waterput m e t vlechtwerkbeschoeiing. Een gracht bevatte heel wat dierlijk botmateriaal, vooral slacht-afval. Wellicht moeten de meeste van deze sporen in een structuur passen, vergelijk-baar met deze die op grotere schaal nader kon onderzocht worden op terrein B.

O o k op terrein B zijn de sporen uit het H o g e Keizerrijk bijzonder talrijk (fig. 9:

8 Inhumatiegrafuithet Ho£e Keizerrijk.

Inhumation of Mid-Roman period.

8 D e t e r m i n a t i e van de Romeinse munten door de heer J. Van Heesch (Ko-ninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel), waarvoor bijzondere dank.

(5)

Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen te Oudenburg

9 Het terrein langs de

Bekestraat: algemeen op-gravingsplan.

1. De sporen uit het Hqge Keizerrijk (donkergrijs). 2. Delaat-Romeinse kar-resporen (lichtgrijs).

The area along the Bekestraat: general excavation plan. 1: Mid-Roman features (dark).

2; Late Roman cart-tracks (light).

(6)

Y. HOLLEVOET

1 0 Kcfnting van

aarde-werk uit het Hoge Keizer-rijk.

1. De lijnen hebhen be-trekking op aan elkaar passende fragmenten van één -zelfde individu. 2. De verschillende sym-bolen vertegenwoordigen telkens één individu waar-van fragmenten in ver-scheidene structuren of op verschillende plaatsen bin-nen eenzelfde structuur werden aangetroffen maar die niet aan elkaar pas-sen; het betreft overwegend fragmenten van Drag. 37 met duidelijk herkenbare versiering.

Refitting of Mid-Roman Pottery.

1. Lines link the fitting fragments of the same indiv-idual.

2. Different symbols repres-ent each individual of which no fitting fragments were recovered from different features or at different places within the same feature; it mainly concerns fragments of Drag. 37 with clearly recognizable ornaments.

1). H e t gaat in de eerste plaats o m heel wat gedempte grachten en greppels die niet zelden haaks o p elkaar georiënteerd zijn en wellicht als perceelsgracht kunnen geïnter-preteerd worden; verschillende van die grachten zullen vermoedelijk ook een afwa-terende functie hebben gehad. Ze omslui-ten onder andere een min of meer vierkant perceel van circa 32 op 32 m.

Daarnaast omvatten de aangesneden sporen ook de resten van twee vierkante h o u t e n waterputten, verscheidene drink-poelen voor het vee en heel wat kuilen die zowel qua vorm en g r o o t t e als qua vulling grote onderlinge verschillen vertonen en die te interpreteren zijn als afvalkuilen, boomkuilen e n / o f rooikuilen. Heel wat van deze structuren werden intensief be-monsterd op zaden en vruchten, klein bot-materiaal, keverresten en één poel zelfs op mijten.

H e t vondstenmateriaal dat in deze ver-schillende structuren werd aangetroffen, is bijzonder talrijk en zeer gevarieerd. H e t betreft overwegend aardewerkfragmenten - in totaal zowat 15.000 s t u k s9 - en een

nauwkeurig onderzoek van deze categorie vondsten laat niet enkel toe de verschil-lende sporen te dateren, maar licht ons tevens in o m t r e n t bepaalde depositionele processen die binnen de site hebben plaats-gegrepen. Een beter begrip van deze pro-cessen kan van grote hulp zijn bij de ruim-telijke interpretatie van het opgegraven areaal 10. Uit een eerste oppervlakkige

ver-werking van bepaalde aardewerkcategorieën - onder meer de terra sigillata - blijkt duidelijk dat al dan niet aan elkaar passende fragmenten van éénzelfde individu worden aangetroffen in verschillende structuren ver-spreid over het terrein of op diverse plaat-sen binnen eenzelfde structuur (fig. 10) u.

9 Het grootste deel van de ceramiek wordt door de heer M. Gilté verwerkt in het kader van een licentiaats-verhandeling aan de Univer-siteit Gent.

10 Hodder 1982, 56-65; Schiffer 1987, 47-98.

11 Hofman 1992; Moor-house 1986, 88-97.

(7)

S p e u r e n o n d e r h e t s p o r t v e l d . R o m e i n s e en m i d d e l e e u w s e s p o r e n te O u d e n b u r g

1 1 Romeins aardewerk. A. Fragmenten van een Drag. 37 uit Rheinzabem. B. Luxewaa-renjjewoonge-hruiksaardewerk uit het Hoge Keizerrijk.

C. Laat-Romeinse zgn. Eifelwaar. Sch. 1:3.

Roman pottery.

A. Fragments of a Drag. 37 from Rheinzabem recovered during works executed on the municipal sports- and play-ground De Tune.

B. Fine wares and common pottery of Mid-Roman period from area B.

C. Late R o m a n so-called Eifel-ware from area A. Scale

1:3.

(8)

Y. H O L L E V O E T

Deze vaststelling laat vermoeden dat de meeste grachten op hetzelfde m o m e n t wer-den gedempt.

D e aardewerkvondsten omvatten vooral fragmenten van gebruiksceramiek, zowel in gewoon aardewerk als in luxewaar (fig. 1 1 : B). De grootste groep gewoon aarde-werk is reducerend gebakken en zowel verschraald met zandig materiaal als met schervengruis. Deze laatste groep - het zgn. kustaardewerk - is vrij h o m o g e e n en ongetwijfeld lokaal vervaardigd; de groep omvat vooral kommen of borden en pot-ten. Bij de eerste groep komen naast kom-men of borden en potten ook bekers voor, onder meer een vrij kenmerkend type m e t hoge konische hals, bolle buik met rol-stempelversiering en een vrij uitgesproken voetje; één exemplaar is op de hals voorzien van een graffito. Voor heel wat stukken in dit grijs zandig baksel zijn talrijke parallel-len aan te wijzen in het noorden van Frank-rijk en het valt dan ook niet te betwijfelen dat de meeste productie-centra van derlijke ceramiek in dat gebied moeten ge-zocht worden 12. Dit is zeker het geval voor

h e t z g n . A r r a s - a a r d e w e r k d a t in h e t vondstcomplex evenwel slechts in vrij ge-ringe hoeveelheid is vertegenwoordigd. Daarnaast is het niet uitgesloten dat voor sommige stukken het herkomstgebied veel-eer aan de overzijde van het Kanaal dient gezocht te worden 13. D e luxewaar omvat

vooral terra, sijjillata waaronder fragmen-ten van een 100-tal Drag. 37 m e t relief-versiering, overwegend afkomstig uit Trier en Rheinzabern. Zgn. terra nigra werd slechts in kleine hoeveelheden aangetrof-fen en is niet zelden van een minderwaar-dige kwaliteit. Bij het gevernist aardewerk is vooral de zgn. metaalglanstechniek goed vertegenwoordigd. Voor het overige om-vat het vondstenmateriaal ook een olie-lampje in zgn. gevernist aardewerk, twee fragmenten van pijpaarden beeldjes en een weinig glas. Tenslotte valt de vondst van een ringsteen in w»Vo/o met jachttafereel aan te stippen (fig. 12) 14.

Vermoedelijk betreft het hier de resten van een depressie waarvan de opvulling gro-tendeels onder natuurlijke omstandighe-den moet gebeurd zijn. Aan de basis van de depressie werden plaatselijk karresporen onderscheiden. Soortgelijke sporen kwa-men tevens voor in de noordwestelijke hoek van hetzelfde terrein en in de zuid-westelijke helft van het terrein langs de Bekestraat (fig. 9: 2 ) .

H e t vondstenmateriaal uit deze karre-sporen is vaak zeer gefragmenteerd en om-vat, naast heel wat residueel schervenmate-riaal uit het H o g e Keizerrijk, een weinig laat-Romeinse archaeolojjica. H e t betreft onder meer fragmenten van terra sijjillata met radstempelversiering uit de Argonne -te da-teren na het midden van de 4e eeuw '5

-en grijs tot blauwgrijs geglad aardewerk. Bijzonder goed vertegenwoordigd op het terrein A is tevens de grove Eifelwaar van het Mayen-type (fig. 11: C ): de meest voorkomende vormen zijn zgn. kookpotten met dekselgeul van het type Alzei 2 7 en kommen met naar binnen verdikte rand Alzei 2 8 . Buiten context werden o p het-zelfde terrein ook een 30-tal 4e-eeuwse munten aangetroffen 16.

1 2 Ringsteen in nicolo met jachttafereel uit het Hoge Keizerrijk. Sch. 4:1. R o m a n intaglio of nicolo with hunting scene. Scale 4 : 1 .

2.2.3 De laat-Romeinse tijd

O p terrein A werden enkele crematie-graven aangetroffen onder de vullingspak-ketten van een vrij uitgestrekte structuur die o p basis van het vondstenmateriaal thuis h o o r t in de laat-Romeinse periode.

2.3 DE POST-ROMEINSE SPOREN 2.3.1 Vroeg-middeleeuwse vondsten

Van groot belang voor de algemene problematiek van de bewoningscontinuïteit tussen het begin van de 5e eeuw en de 10e1 I e eeuw is de vondst op beide terreinen

-12 Tuffreau-Libre 1980 en 1988.

13 In het verleden werd te O u d e n b u r g reeds import-aardewerk uit Engeland aan-getroffen; Fulford 1 9 7 7 , 6 0 .

14 Sas 1992, 2 4 5 . 15 Hübener 1968. 16 Cf. voetnoot 7.

(9)

Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen te Oudenburg

1 3 Vereenvoudigdgrondplcmvande 12e-eeuwse nederzetting.

1: gebouw;

2: greppels en grachten.

Simplified plan of the 12th-century settlement. 1: building;

2: ditches.

17 Hollevoet 1992, 219.

van enkele Merovingische scherven. Deze werden meestal aangetroffen als residueel materiaal in jongere sporen. H e t betreft zowel fragmenten van op de draaischijf vervaardigde biconi - al dan niet voorzien van radstempelversiering - als zgn. Eifelwaar of handgevormd aardewerk met plantaar-dige verschraling 17.

2.3.2 De volle middeleeuwen

T o t de belangrijkste bevindingen van het onderzoek b e h o o r t ongetwijfeld de vondst van een kleine agrarische nederzet-ting uit de volle middeleeuwen (11e-12e eeuw). Deze werd aangetroffen in de zuid-oostelijk hoek van terrein B en omvatte verschillende afValkuilen en de resten van één OW-gerichte h o u t b o u w , ingeplant op een erf begrensd door afwateringsgreppels. Bij enkele paalsporen was het onderste hout

van de palen n o g gedeeltelijk in situ be-waard gebleven.

H e t gebouw zelf zal wellicht een woon-stalhuis geweest zijn. Een eerste voorlopi-ge interpretatie van de plattegrond laat toe twee delen te onderscheiden: een één-schepig woongedeelte van 4 o p 8 m en een driebeukige stal van 6,5 m o p 6,5 m (fig.

13). In het midden van het stalgedeelte werden een tweetal kuilen aangetroffen met zeer humeuze vulling. H e t geheel was plaat-selijk begrensd door afwateringsgreppels en brede grachten (fig. 14); deze laatste deelden het volledige terrein o p in 4 grote sectoren. H e t vondstenmateriaal uit de ver-schillende sporen omvat overwegend frag-menten van lokaal of regionaalvervaardigd gewoon grijs gebruiksaardewerk, alsmede een weinig importmateriaal u i t h e t Rijnland (zgn. Pingsdorfceramiek) of de Maasvallei (zgn. Andenne waar). Verder valt de aanwe-zigheid op te merken van enkele strijkglas-203

(10)

Y. H O L L E V O E T

fragmenten, slakkig materiaal en verschei dene fragmenten van benen glissen.

Buiten de eigenlijke bewoningszone zijn de sporen uit de volle middeleeuwen eer-der schaars. Ten noorden ervan vonden we nog een vrij grote boomkuii. O p terrein A werd een NW-georiënteerde gracht aange-sneden; deze splitste het terrein op in twee ongelijke stukken en sloot mogelijk aan bij een poel die we aantroffen op de noorde-lijke rand van het terrein.

2.3.3 De laat- en post-middeleeuwse periode Weinig talrijk zijn de laat- en post-middeleeuwse sporen. H e t betreft onder meer recente drainagegreppels en de res-tanten van het vroegere veldindelingssys-teem. Enkele drinkpoelen leverden o.m. Rijnlands steengoed uit de 15e-16e eeuw op. Verder werden ook, verspreid over beide terreinen, kleine of middelgrote kui-len aangesneden waarvan sommige moge-lijk als zavel- of rooikuil te interpreteren zijn. Verscheidene kuilen bevatten de res-ten van rundskadavers terwijl n o g andere tot in een vrij recente periode als stortplaats voor huishoudelijk en ander afval werden gebruikt.

Tenslotte kwamen ook enkele opmerke-lijke losse vondsten aan het licht. H e t be-treft metalen voorwerpen die niet zelden met behulp van een metaaldetector werden aangetroffen 18. We vermelden hier slechts

enkele bronzen gespen en beslagplaatjes, een mondharpje en diverse munten: o.m. een gehalveerd 13e eeuws zilveren deniertje (fig. 15: 1), een gouden schild geslagen onder Filips IV van Valois (tweede kwart 14e eeuw) (fig. 15: 2) en een zilveren Spaanse real uit het einde van de 15e of het begin van de 16e eeuw (fig. 15: 3) 19.

3 N a b e s c h o u w i n g e n

H e t recent doorgevoerde onderzoek heeft reeds heel wat informatie opgeleverd. Voor de Romeinse periode vullen de nieuwe gegevens het beeld, verkregen door de vroegere opgravingen aan, terwijl voor de jongere periodes de aangetroffen sporen -hoe schaars ook - een licht werpen op een vooralsnog archeologisch minder goed ge-documenteerd aspect van het Oudenburgse verleden.

Wellicht omwille van hun excentrische ligging ten opzichte van de eigenlijke kern van de Romeinse nederzetting werden op geen der terreinen duidelijke Romeinse gebouwsporen aangetroffen. De eigenlijke bewoningszone bevond zich tijdens het H o g e Keizerrijk overwegend - zoniet uit-sluitend - op de meer noordelijk gelegen zandige opduiking, waar later ook het mid-deleeuwse O u d e n b u r g tot ontwikkeling zou komen 20. Wel laten de aangesneden

sporen toe een nog vrij onduidelijk beeld te vormen van wat zich in de periferie van de eigenlijke nederzetting afspeelde: de lager gelegen, vrij vochtige terreinen waren opge-splitstin kleineperceeltjes waarop misschien vee werd gehouden, maar die men vaak ook gebruikte o m zich te ontdoen van kleine hoeveelheden huishoudelijk afval. O n g e -twijfeld zal de studie van het botanische materiaal, de keverresten en het kleine bot-materiaal nieuwe informatie opleveren om-trent het milieu rond de nederzetting in het begin van de 3 e eeuw. O p dat vlak opent het uitgevoerde mijtenonderzoek reeds heel wat nieuwe perspectieven 21.

Verder valt de vondst van een nieuw grafveld aan te stippen. H e t betreft reeds het derde dat te O u d e n b u r g werd aange-troffen, maar het eerste dat dagtekent uit het H o g e Keizerrijk 22. H e t is ook het

eer-ste waarin het ritueel van lijkverbranding ook vertegenwoordigd is. De crematies zijn doorgaans van het type der brandresten-graven. Dit type komt vrij frequent voor in de Scheldevallei2 i, maar wordt de jongste jaren evenwel ook meer en meer

aangetrof-fen in het kustgebied 24. De graven laten

toe enkele duidelijke grafrituelen te onder-scheiden waarvan sommige - o.a. het bre-ken van aardewerkgiften vóór de eigenlijke

1 4 Hypothetische recon-structie van het woonstal-huis (realisatie T . Holle-voet).

Hypothetic reconstruction of the c o m b i n e d dwelling and byre house (realised by Y. Hollevoet).

18 Een bijzonder woord van dank richten we tot de heer P. Vanwanzele die de meeste metaalvondsten heeft aange-troffen. Alle d o o r hem inge-zamelde stukken werden aan het IAP geschonken en ma-ken nu deel uit van h e t v o n d s t e n b e s t a n d van het instituut.

19 Voor de determinatie van de middeleeuwse en jongere munten kon beroep gedaan worden op de heer S. Van-denberghe (Stedelijke Mu-sea, Brugge), waarvoor onze bijzondere dank.

20 C r e u s 1 9 7 5 , 3 5 - 3 6 ; H o l l e v o e t 1 9 8 7 a , 4 8 - 4 9 ; Thoen 1 9 7 8 , 109.

21 Zie de bijdrage van J. Schelvis & A. Ervynck, Mij-ten (Acari) als ecologische indicatoren in de archeologie. Onderzoek van de Romeinse vindplaats Oudenburg (prov. West-Vlaande- ren), in dit vo-lume p . 1 7 5 - 1 8 9 .

22 Voor de overige graf-velden zie Mertens & Van Impe 1 9 7 1 .

2 3 Van Doorselaer 1969; Van Doorselaer & Rogge 1985;Vermeulen 1992,227-2 3 4 .

2 4 T h o e n 1 9 7 8 , 7 9 en o n g e p u b l i c e e r d e vondsten uit Roksem (stad O u d e n -burg), Zerkegem (gemeente Jabbeke) en Jabbeke.

(11)

S p e u r e n o n d e r h e t s p o r t v e l d . R o m e i n s e e n m i d d e l e e u w s e s p o r e n te O u d e n b u r g 1 5 La-at- en post-mid-deleeuwse munten. Sch. 1:1. L a t e a n d p o s t - m e d i e v a l coins. Scale 1:1. 25 Van Doorselaer 1 9 6 7 , 115; Tuffreau-Libre 1 9 9 2 , 121-123.

26 Dit ritueel lijkt ook voor te komen bij de graven van Jabbeke/Klein Strand (eigen waarnemingen, o n g e p u b l i -ceerd. 2 7 Verhulst 1 9 7 7 , 182 & 1 9 1 . 28 29 344.

30 Verhoeven & Vreene-goor 1 9 9 1 , 69.

31 Zie daarover ook onze bijdrage over een middel-eeuwse landelijke bewoning langs de Meerbeekstraat te Snellegem (gem. Jabbeke) in dit volume, p. 2 2 7 - 2 3 5 .

Hollevoet 1 9 8 7 b . Trimpe Burger 1 9 8 5 ,

verbranding - reeds op andere necropolen werden onderscheiden 25 maar waarvan

an-dere vooralsnog enkel in deze regio lijken voor te komen: we denken hier meer be-paald aan het plaatsen van een kleine hoe-veelheid verbrand been samen m e t de grafgiften in de nis 26. Verder onderzoek

van dit grafveld kan dan ook bijkomende informatie opleveren met betrekking t o t onze kennis van de Romeinse grafgebruiken tijdens het H o g e Keizerrijk.

Laat-Romeinse karresporen werden op beide terreinen aangetroffen. Ze illustre-ren duidelijk dat tijdens de tweede helft van de 4e of het begin van de 5e eeuw het gebied enkel nog als doorgangsroute naar het zuiden fungeerde.

Hoewel heel wat minder talrijk dan deze uit de Romeinse tijd, leverden de jongere vondsten en sporen eveneens belangrijke informatie op. In de eerste plaats valt hier de vondst van Merovingisch scherven-materiaal te vermelden. Deze vondst illus-treert duidelijk dat, in tegenstelling tot wat vroeger algemeen werd verondersteld 27,

de zandopduiking met het castellumtijdcns de vroege middeleeuwen niet helemaal ontvolkt was. In 1987 werden reeds vroeg-middeleeuwse bewoningssporen aangesne-den langs de Ettelgemsestraat, zowat 7 0 0 m meer oostwaarts 28. Evenals te

Aarden-burg zullen de ruïnes van de Romeinse stenen versterking ongetwijfeld een grote aantrekkingskracht uitgeoefend hebben 29.

Tenslotte moet gewezen worden op de resten van een kleine landelijke

bewonings-kern uit de volle middeleeuwen. H e t is pas de jongste jaren dat, in navolging van de ons omringende landen, meer en meer aandacht wordt besteed aan dergelijke sites. Opmerkelijk is hier vooral dat het grondplan van het hoofdgebouw geen gelijkenissen vertoont met de zgn. bootvormige huis-plattegronden zoals vooral gekend uit tal-rijke Nederlandse opgravingen 30. Verder

onderzoek in de regio zal moeten uitmaken in welke mate dit afwijkend patroon kan gekoppeld worden aan een eigen, streek-gebonden evolutie in de middeleeuwse houtbouwtraditie 31.

SUMMARY

T r a c i n g u n d e r t h e S p o r t s - G r o u n d . R o m a n and Medieval Remains S o u t h o f the 'Stedebeek' at O u d e n b u r g (prov. o f West-Flanders)

During the last years, the Institute for the Archaeological Heritage of the Flemish C o m m u n i t y resumed research on the im-portant site of O u d e n b u r g . N e w excavat-ions were carried out south of the city center (fig. 1) in an area threatened by the extension of a s p o r t s - g r o u n d . Several Roman pits had already been discovered in 1988 when digging a trench in the football-field (fig. 2 : 1 ) ; one of them yielded a m o n g other things fragments of a terra sigillata bowl of form Drag. 37, probably originating from the work-shops of Comitialis VI in Rheinzabern (fig. 1 1 : A). Preventive digs were carried o u t on two adjoining fields A-B (fig. 2: 2-3).

T h e excavations provided new elements t o our knowledge of O u d e n b u r g ' s Roman past. Some stray-finds are however of an older date: a small quantity of lithic material demonstrates a human presence in the area during the neolithic or early Bronze-Age: an arrow-head (fig. 3: I ) , a scraper (fig. 3: 2 ) , several fragments of polished axes as well as a refreshing flake. A fragment of a bronze tripod candelabrum with animal heads, alleged t o be of late Iron-Age or early Roman date, can also be mentioned (fig- 4 ) .

A thus far unknown R o m a n cemetery was discovered in field A; it is the first one which can be dated to the m i d - R o m a n period: second half of the 2 n d and first half of the 3rd centuries. About 7 0 graves were 205

(12)

Y. HOLLEVOET

e x c a v a t e d . T h e m a j o r i t y a r e c r e m a t i o n graves o f a t y p e w i t h p i l e - r e m a i n s

(Brand-jfrubenjyraber). T h e y are usually r a t h e r small

a n d p r o v i d e d w i t h a n i c h e in w h i c h t h e g r a v e - g o o d s w e r e p l a c e d (fig. 5 - 7 ) : n a m e l y , p o t t e r y ( b e a k e r s , j u g s , d i s h e s , e t c . ) s o m e -t i m e s a c c o m p a n i e d by a c o i n . I n h u m a -t i o n graves o n l y o c c u r in small n u m b e r a n d a r e usually e m p t y o f g o o d s (fig. 8 ) . F i e l d B also p r o v i d e d a l a r g e q u a n t i t y o f m i d - R o m a n r e m a i n s . T h e y b e l o n g exclusiv-ely t o a c o m p l e x s y s t e m o f d i t c h e s , p o o l s a n d wells (fig. 9 : 1 ) . T h e w h o l e is p r o b a b l y r e l a t e d t o an a g r a r i a n u s e o f t h e a r e a , a p p a r e n t l y l o c a t e d j u s t o u t s i d e t h e i n h a b i t e d z o n e o f t h e vicus. T h e different f e a t u r e s y i e l d e d a l a r g e q u a n t i t y o f p o t t e r y d a t i n g f r o m t h e first half o f t h e 3 r d c e n t u r y . T h e r e f i t t i n g o f c e r t a i n pieces (fig. 1 0 ) c o n t r i b -u t e s t o a b e t t e r -u n d e r s t a n d i n g o f t h e filling p r o c e s s o f t h e different f e a t u r e s . T h e r e c o v -e r -e d p o t t -e r y i n c l u d -e s l u x u r y g o o d s as w-ell as c o m m o n w a r e s (fig. 1 1 : B ) . O n e o f t h e d i t c h e s y i e l d e d a nicolo intaglio, i l l u s t r a t i n g a h u n t i n g s c e n e .

R e m a i n s o f late R o m a n p e r i o d are scarce o n b o t h fields. T h e y c o n s i s t o n l y o f c a r t -t r a c k s (fig. 9 : 2 ) y i e l d i n g a m o n g o -t h e r t h i n g s s o - c a l l e d Eifel p o t t e r y (fig. 1 1 : C ) , d a t i n g f r o m t h e s e c o n d h a l f o f t h e 4 t h a n d t h e early 5 t h c e n t u r y . A few stray finds o f p o t t e r y also i n d i c a t e t h e p r e s e n c e o f a n e a r b y M e r o v i n g i a n s e t t l e m e n t i n t h e n e i g h -b o u r h o o d o f t h e late R o m a n castellum. T h e o c c u p a t i o n o f a small f a r m , t h e r e m a i n s o f w h i c h w e r e d i s c o v e r e d in t h e s o u t h c o r n e r o f field B , a l o n g t h e Bekestraat, p r o b a b l y d a t e s f r o m t h e 1 2 t h c e n t

-u r y . T h e site w a s m o a t e d o n all f o -u r sides (fig. 1 3 ) a n d c o n s i s t e d o f o n l y o n e m a i n b u i l d i n g , p r o b a b l y c o m b i n i n g d w e l l i n g a n d b y r e (fig. 1 4 ) . T h e p l a n o f t h i s b y r e - h o u s e differs in m a n y a s p e c t s f r o m t h e p l a n o f b o a t s h a p e d h o u s e s k n o w n in t h e N e t h e r -l a n d s a n d t h e A n t w e r p r e g i o n . T h i s -l e a d s u s t o a s s u m e a p r o p e r e v o l u t i o n o f t r a d i t i o n -al r u r a l h o u s e - b u i l d i n g in t h e c o a s t a l r e g i o n . E l e m e n t s p o s t e r i o r t o t h e o c c u p a t i o n o f t h i s s e t t l e m e n t are scarce o n b o t h e x a m i n e d fields. T h e y consist mainly o f pits a n d d i t c h e s o r o f small m e t a l o b j e c t s f o u n d w i t h o u t c o n t e x t : a J e w ' s h a r p , c o p p e r alloy b u c k l e s a n d b u c k l e t s , a n d several c o i n s , a m o n g w h i c h o n e o f g o l d a n d t w o o f silver (fig. 1 5 ) . BIBLIOGRAFIE

B O U C H E R S . 1990: Les bronzes figures. In: Les

Celtes en France du Nord et en Eelgique VIe-Ier siècle avant J.-C, s.l. (Bruxelles), 160.

CALLEBAUT D . , PIETERS M . & VAN DURME L. 1987: De Sint-Pietersabdij te Dikkelvenne,

Archaeolqgia Belgica n.r. I l l , 265-268.

C R E U S I. 1975: De Gallo-Romeinse

nederzet-ting onder het laat-Romeinse£irajveldvanOuden-burg, Archaeologia Belgica 179, Brussel.

D E LAET S.J. 1973 : Données nouvclles sur la survivance du culte celtique du foyer dans la cite des Nerviens a l'époque romaine. In: Estudios

dedicadosal ProfesorDr. LuisPericot, Barcelona,

323-332 (= Studia Historica Gandensia 176).

F A I D E R - F E Y T M A N S G . 1979: Les bronzes

romains de Belgique, Mainz.

FULFORD M . 1977: Pottery and Britain's Foreign Trade in the Later Roman Period. In:

VKACOCYiD.V.S.{td.), Pottery and Early Com-merce, L o n d o n , 3 5 - 8 4 .

H O D D E R l . 1982: The present past, New York. H O F M A N J . L . 1 9 9 2 : P u t t i n g t h e Pieces Together: An Introduction to Refitting. In: HOFMAN J.L. S C E N L O E 1 .C, Piecing Together

the Past: Applications of Refitting Studies in Archaeology, B A R S 5 7 8 , Oxford, 1-20.

HOLLEVOET Y. 1985: Archeologisch onderzoek

in degemeente Oudenburg. Prospectie analyse -synthese. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling

Universiteit Gent.

HOLLEVOET Y. 1987a: Prospectie in Ouden-burg. In T H O E N H . (red.). De Romeinen langs

de Vlaamse Kust, Brussel, 48-50.

HOLLEVOET Y. 1987b: Oudenburg (W.-VI.),

Archeologie, 137.

HOLLEVOET Y. 1990a: Archeoscopie van een stad: het Oudenburgse bodemarchicf doorge-licht. In: Vlaamse Archeologie. Opgravingen in

binnen- en è«jre»/a«/i, Vlaanderen 2 3 1 ,

Ouden-burg, 41-44.

HOLLEVOET Y. 1990b: Oudenburg (W.-VI.): Romeinse bewoningssporen, Archeologie, 6 1 . HOLLEVOET Y. 1992: Early-Medieval H a n d Made Pottery from Settlement Sites in Coastal Flanders (Belgium). In: Medieval Europe 1992:

Technology and Innovation, Pre-printed Papers

(13)

Speuren onder het sportveld. Romeinse en middeleeuwse sporen te Oudenburg

HÜBENER W . 1968: Eine Studie zur spatrö-mischen Radchensigillata (Argonnensigillata),

Bonner Jahrbücher 168, 241-298.

KARNITSCH P . 1959: Die Reliefsijillata von

Ovilava, Linz.

LUDOWICI W . & KICKEN H . 1948: Die

Bilderschüsseln der Römischen Töpfervon Rhein-zabern. Tafelband, Speyer.

MERTENS J. 8C VAN I M P E L . 1971: Het

laat-Romeinsjjrafveld van Oudenburg, Archaeologia

Belgica 135, Brussel.

MOORHOUSE S. 1986: Non-Dating Uses of Medieval Pottery, Medieval Ceramics 10, 8 5

-124.

RlCKEN H . & FISCHER C h . 1963: Die

Bilder-schüsseln der römischen Töpfer von Rheinzabern. Text, Bonn.

SAS K. 1992: Studie van de Romeinsegemmen

-intaglio's en cameeën - in België, Onuitgegeven

licentiaatsverhandeling Universiteit Gent. SCHIEFER M.B. 1987: Formation Processes of

the Archaeological Record, Albuquerque.

T H O E N H . 1978: De Belgische Kustvlakte in de

Romeinse Tijd, Verhandelingen van de

Konink-lijke Academie voorwetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren XL, Nr. 8 8 , Brussel.

T R I M P E B U R G E R J.A. 1985: Aardenburg

-Rodanburg - Burg aan de Rudanna, Naamkunde 17 (Feestbundel voor Maurits Gysseling), 335-346.

TUFFREAU-LlBREM. 1980: Lacéramique

com-mune gallo-rnmaine dans Ie Nord de la France (Nord - Pas-de-Calais), Lille.

TUFFREAU-LIBRE M . 1988: Les facies régio-naux de la céramique gallo-romaine du Nord de la France et du Bassin Parisien, HeliniumXXVlll, 81-112.

TUFFREAU-LIBRE M . 1992: La céramique en

Gaule romaine. Paris.

U N V E R Z A G T W . 1916: DieKeramikdesKastells

Alzei, Materialen zur römisch-germanischen

Keramik II, Franfurt a. M .

VAN D E WEERD H . & D E L A E T S.J. 1943:

Bronzen beeldjes uit het Museum van Aalst,

Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis IX,

7-15.

VAN DOORSELAER A. 1967: Les nécropoles d ' é p o q u e romaine en Gaule septentrionale,

Dissertationes Archaeologicae Gandenses X,

Brugge.

VAN DOORSELAER A. 1969: Typische Gallo-Romeinse brandrestengraven in de Scheldevallei,

HeliniumlX, 118-137.

VAN DOORSELAER A . & ROGGE M . 1985: Continuité d'un rite funeraire spécifique dans la vallée de l'Escaut, de l'age du fer au haut Moyen Age. In: Mélanges d'archéologie nationaleofferts au R.P. André Wankenne S.J. pour son 75e anniversaire. Les études classiqueshll, n° 1 , 153-170.

VERHOEVEN A. & VREENEGOOR E . 1 9 9 1 : Middeleeuwse nederzettingen op de zandgron-den. In: BlISTERVELD A J . e.a. (red.),

Middel-eeuwen in beweging, 's Hertogenbosch, 59-76

(ROB-overdrukken 395).

VERHULST A. 1977: An aspect of the question of continuity between antiquity and middle ages: the origin of the Flemish cities between the North Sea and the Scheldt, Journal of Medieval History 3, 175-205 (Studia Historica Gandensia 217) VERMEULEN F . 1992: Tussen Leie en Schelde.

Archeologische inventaris en studie van de Ro-meinse bewoning in het zuiden van de Vlaamse Zandstreek, Archeologisch Inventaris

Vlaande-ren - Buitengewone reeks 1, Gent.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Glasgroenten: prijsvorming zwaar onder druk De prijzen van glasgroenten lagen in 2009 ver onder het niveau van vorig jaar.. Bij rode paprika was de prijsdaling ten opzichte van 2008

Als je emissierechten verhan- delbaar maakt, zullen bedrijven die goedkoop besparingen kunnen verwezenlijken dat ook doen, en bedrijven die dat niet goedkoop kunnen

Met deze semi-gesloten kas haalt tomatenteler Joep Raemakers inmiddels 10 procent meer productie en bespaart hij 35 procent energie.. Bovendien

For soils with a lower pH or lower clay content, as well as for soils used for Indica species, fixed soil standards are not suitable since they do not account for the strong impact

De belangrijkste beheermaatregelen die Staatsbosbeheer neemt zijn grazen (koeien en schapen), plaggen (visgraat), maaien (Pijpenstro) en branden, daarnaast is er een actief

In het voorjaar van 2001 waren er naar schatting 140.000 tot 150.000 biologische leghennen in Nederland die gezamenlijk per jaar 40 miljoen biologische eieren produceren..

Als verklaring kan worden aangevoerd dat de hoeveelheid fosfaat die door middel van het 1:2 extract wordt bepaald slechts een klein deel van de hoeveelheid is, die in de grond voor

● Niet aanpassing vd bedrijfsvoering ● Door ogenschijnlijk kleine dingen ● Leer van je collega,s.. Als je iemands dag bijzonder weet te maken door een simpel gebaar, wat extra