• No results found

Jet Rijlaarsdam, ‘Want ik verlang zeer naar de school’. Twee schoolhoofden en de dagelijkse gang van zaken bij het openbaar onderwijs in Schoonhoven in de tweede helft van de negentiende eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Jet Rijlaarsdam, ‘Want ik verlang zeer naar de school’. Twee schoolhoofden en de dagelijkse gang van zaken bij het openbaar onderwijs in Schoonhoven in de tweede helft van de negentiende eeuw"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2012 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109802 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 127-2 (2012) | review 28

Jet Rijlaarsdam, ‘Want ik verlang zeer naar de school’. Twee schoolhoofden en de

dagelijkse gang van zaken bij het openbaar onderwijs in Schoonhoven in de tweede helft van de negentiende eeuw (Dissertatie Vrije Universiteit Amsterdam 2010; [Krimpen aan

den IJssel: J. van Herwaarden], 2010, xii + 296 p., ISBN 978 90 5335 259 5).

Het proefschrift van Jet Rijlaarsdam behelst een onderzoek naar de alledaagse praktijk van de openbare lagere school in de tweede helft van de negentiende eeuw in het Zuid-Hollandse stadje Schoonhoven, aangevuld met korte verkenningen van het lager

onderwijs in de omringende dorpen Ammerstol en Bergambacht. Landelijk gezien maakte de openbare school in deze periode ingrijpende veranderingen door. Vorm en inhoud werden aangepast aan de snel moderniserende samenleving en geënt op de nieuwe inzichten van een wetenschappelijke schoolpedagogiek, terwijl in godsdienstig opzicht gekozen werd voor een neutrale koers. Een en ander kreeg zijn beslag in de

onderwijswetten van 1857 en 1878. Deze veranderingen verliepen niet zonder slag of stoot. De schoolstrijd bereikte na de onderwijswet van 1878 haar hoogtepunt. Ook in kringen van de openbare school zelf werden hevige discussies gevoerd, die vooral betrekking hadden op de inhoud van het onderwijs, de opvoedende taak van de school en de juiste onderwijskundige aanpak. Rijlaarsdam geeft in een inleidend hoofdstuk een globaal signalement van deze ontwikkelingen en constateert dat er nauwelijks onderzoek is verricht naar de alledaagse praktijk van deze school, reden voor haar casestudie. De opzet van haar onderzoek is zuiver beschrijvend. Ze leidt geen onderzoeksvragen af uit de landelijke controverses en dilemma’s waarvoor de openbare school zich geplaatst zag, maar wil laten zien hoe onderwijsveranderingen, vooral als gevolg van de

onderwijswetten van 1857 en 1878, hun neerslag vonden in de alledaagse gang van zaken in het onderwijs. Dat doet ze vanuit het perspectief van twee schoolhoofden, die de regie voerden over het lager en uitgebreid lager openbaar onderwijs in Schoonhoven.

Rijlaarsdam onderzoekt de alledaagse praktijk van het onderwijs op verschillende niveaus. Ze besteedt veel aandacht aan de interactie tussen de schoolhoofden, de gemeenteraad, de plaatselijke schoolcommissie en de schoolopziener. Daarnaast komen personeelsbeleid, onderwijsdeelname, de inhoud en de didactiek van het onderwijs aan de orde. De belangrijkste archiefbronnen zijn de secretariearchieven van Schoonhoven met daarin de notulen van de gemeenteraadsvergaderingen, gemeentelijke

onderwijsverslagen, notulen en verslagen van de plaatselijke schoolcommissie,

(2)

gemeentebestuur. Een en ander wordt aangevuld met berichtgeving uit de plaatselijke pers. Met behulp van dit materiaal doet ze uitgebreid verslag van de gang van zaken in het openbaar lager onderwijs te Schoonhoven. Na een korte karakteristiek van het economische, politieke en culturele klimaat van het stadje volgt een beschrijving van de onderwijsontwikkelingen tussen 1850 en 1900. De schoolhoofden voerden voortdurend onderhandelingen met de gemeente over salarissen, schoolgelden, gebouwen en

leermiddelen, en met de plaatselijke schoolcommissie en de districtsschoolopziener over de kwaliteit van het onderwijs, waarbij we moeten denken aan personeel, examens, het onderwijsprogramma en onderwijsdeelname. De onderhandelingen werden des te intensiever als gevolg van de invoering van de onderwijswetten van 1857 en 1878, die een forse kwaliteitsverbetering beoogden met bijbehorende kostenstijging, terwijl uitvoering en financiering werden gedelegeerd naar de gemeente. Vorm en inhoud moesten grondig worden aangepast, nu de leerstof in de wet was vastgelegd en het vakkenpakket

uitgebreid. De leerlingenschaal werd verkleind en het aantal leerlingen nam toe, zodat ook het onderwijzend personeel uitbreiding onderging. Er werden schoolvergaderingen ingevoerd om de vernieuwingen op schoolniveau bespreekbaar en uitvoerbaar te maken. Ook hier moesten de schoolhoofden in onderhandeling, nu met een nieuwe generatie leerkrachten met andere opvattingen over de inrichting en didactiek van het onderwijs. Behalve deze onderwijsinterne aangelegenheden besteedt Rijlaarsdam ook nog een hoofdstuk aan de rol die de beide scholen en hun schoolhoofden, beiden Nutsmannen, speelden in het culturele leven van Schoonhoven.

Zo ontstaat een beeld van de wijze waarop de openbare scholen en hun hoofden functioneerden in de lokale gemeenschap van die tijd. Het is vooral een beeld van twee schoolleiders die steeds meer bedolven raken onder de uitdijende taken en de

toegenomen bureaucratie als gevolg van de beide onderwijswetten. Rijlaarsdam

beschrijft de gang van zaken zeer gedetailleerd vanuit de bronnen. De lezer krijgt bij tijd en wijle het gevoel zelf door de archieven te bladeren. Dat is ook een belangrijk punt van kritiek op haar onderzoek. Rijlaarsdam gaat al te zeer op in de details en weet die niet of nauwelijks te overstijgen. De wijze waarop de openbare school zich in deze periode landelijke zo nadrukkelijk manifesteerde met debatten over godsdienstige, inhoudelijke, pedagogische en didactische vernieuwingen: het zijn allemaal thema’s die in de

beschrijvingen van Rijlaarsdam wel aan de orde komen, maar impliciet blijven omdat ze niet worden gerelateerd aan de bredere politieke, culturele en pedagogische context waarin ze zo prominent aanwezig waren. Het blijft bij een opsomming van

gebeurtenissen en veranderingen waarin de lezer zelf de lijn moet ontdekken en conclusies trekken. De vraag hoe haar lokale studie zich verhoudt tot de bestaande beeldvorming van deze school, laat de auteur onbeantwoord.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

Phase I study of RGB-286638, a novel, multitargeted cyclin- dependent kinase inhibitor in patients with solid tumors. Clin

1p 31 † Beschrijf voor één van deze tegenstellingen hoe deze tot uiting komt in het werk op afbeelding 6.. In tekst 10 is sprake van ’ schilderen’ met de computer. 1p 32 †

Mocht u door de inhoud van de vorige afleveringen van deze rubriek de indruk hebben gekregen dat de slide alleen door foraminiferen bevolkt wordt, in deze aflevering dan eens iets

The HAKSA 2018 Report Card has been developed and produced by a scientific advisory group consisting of 29 academics and/or content experts, with group leaders for physical

Tony remained committed to his “home society”, the British Society for Allergy and Clinical Immunology (BSACI), where he served as Council, Treasurer, Secretary,

Second, baseline Digit Symbol scores were added to the model as predictor of both intercept and slope of apathy, to test the predictive value of baseline cognitive performance

Conclusions This survey experiment investigated whether anchoring bias replicates in decisions representing internal management practices across institutional contexts, the