• No results found

Het symbool van de toekomst, weer in ere hersteld.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het symbool van de toekomst, weer in ere hersteld."

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het symbool van toekomst, weer in ere hersteld.

``de mogelijkheden voor 50

Wat moet er aan een bestaand woongebouw (gebouwd in de jaren 50 Brabant) gebeuren, om deze nieuwe kwaliteiten te geven waarmee ze in de

verantwoord hun functie kunnen blijven vervullen? Zijn verbeterleerplannen voor deze woongebouwen door middel van een conceptuele toolbox te realiseren?

Pagina

Het symbool van toekomst, weer in ere hersteld.

``de mogelijkheden voor 50-60er jaren galerijwoningen`

Wat moet er aan een bestaand woongebouw (gebouwd in de jaren 50-70 in Noord Brabant) gebeuren, om deze nieuwe kwaliteiten te geven waarmee ze in de

verantwoord hun functie kunnen blijven vervullen? Zijn verbeterleerplannen voor deze woongebouwen door middel van een conceptuele toolbox te realiseren?

Pagina 1 van 73

Het symbool van toekomst, weer in ere hersteld.

60er jaren galerijwoningen`

70 in Noord-Brabant) gebeuren, om deze nieuwe kwaliteiten te geven waarmee ze in de toekomst verantwoord hun functie kunnen blijven vervullen? Zijn verbeterleerplannen voor deze

(2)

Pagina 2 van 73

P

ROJECTINFORMATIE

Afstudeerbedrijf:

Leenders Architecten B.V. Mgr. Van den Tillaartstraat 1 5461 KX Veghel

Tel:0413-366711

www.leendersarchitecten.nl begeleider: Menno Top

mail: mt@leendersarchitecten.nl Onderwijs instelling: Avans Hogeschool Prof Cobbenhagenlaan 13 5037 DA Tilburg www.avans.nl

begeleider proces: Gam. Van Schaik mail: gam.vanschaik@avans.nl

begeleider bouwkundig: Jmh. Habraken mail: jmh.habraken@avans.nl

Student:

Henk van den Broek

Mail: henkvdbroek@me.com Tel: 06-10251854

Start datum: 27-01-2014 Eind peiling: 05-11-2014

(3)

Pagina 3 van 73

V

OORWOORD

Dit dient als afstudeerscriptie voor de opleiding Bouwtechnisch Ontwerp. De opleiding werd aangeboden door Avans Hogeschool te Tilburg. Het onderzoek is in een solotraject uitgevoerd door Henk van den Broek. Hierbij werd de opdracht en inhoudelijke sturing verzorgd door Leenders Architecten uit Veghel.

Het uitgevoerde onderzoek richt zich op mogelijkheden van de middelgrote meergezinswoningen binnen Brabant welke zijn gebouwd in de jaren 50 tot 70. Hiermee wil ik een onderdeel van de bouwkunde behandelen waarmee een stap kan worden gezet in de richting van een oplossing rond de vraag wat er met deze complexen uit de huidige woningvoorraad zou moeten gebeuren.

Voor degenen die meer willen weten over een specifiek onderwerp in deze rapportage wil ik hier een verwijzing geven naar de in het rapport behandelde onderdelen:

<hoofdstuk (H) 1> hier vindt u meer informatie over de onderzochte de systemen; <H 2> gaat in op de thema’s die in het verbeterplan worden behandeld;

<H 3> belicht de conclusies / hoofdpunten uit de in het onderzoek vastgestelde problematiek; <H 4> beschrijft concepten voor toepassing op bestaande bouw;

<H 5> visueel en met data ondersteund plan wat is uitgevoerd volgens een van de in H4 beschreven

concepten.

Deze rapportage behandeld de hoofdlijnen en conclusies uit het onderzoek. Ter onderbouwing van het eindproduct -wat kan worden gebruikt als een toolbox- zijn in de bijlagen producten toegevoegd waarin meer informatie is opgenomen. Deze informatie is bedoeld voor degenen die later met de resultaten in de toolbox verder wil werken, of de toolbox aan willen vullen. De bijlagen bevatten: <bijlage (B) 1> lijst met beknopte gegevens van bouwsystemen uit de periode 1945-1975;

<B 2> checklist voor woningopname en beoordeling van concepten;

<B 3> uitgebreide woning analysen van 3 bouwsystemen;

<B 4> afwegingsschema met de onderzochte technieken en hun toepasbaarheid bij de drie systemen;

<B 5> visualisaties en beschrijving van het uitgewerkt concept;

(4)

Pagina 4 van 73

I

NHOUD

Projectinformatie ... 2 Voorwoord ... 3 Samenvatting ... 6 1. Inleiding ... 7 1.1 Zwaarwegende energielasten ... 7 1.2 Verouderde woningvoorraad ... 8 1.3 Kyotoverdrag ... 8

1.4 de schaal van de opgave ... 8

2. Probleemstelling ... 10

2.1 de woningen een product zijn uit een ander tijdperk ... 10

2.1.1 Andere leefwijze ... 10

2.1.2 Andere benadering van woningbouw... 11

2.2 technische veroudering ... 11

2.3 minpunten leiden naar kwaliteiten met consequenties ... 11

3. Doelstelling & centrale vraag ... 13

3.1 onderzoeksvragen ... 13

4. Onderzoeksopzet ... 15

4.1 Literatuurstudie naar Bouwsystematiek ... 15

4.2 Literatuurstudie naar prestatiefactoren ... 16

4.3 Verwerking van gegevens ... 16

4.4 Conceptontwikkeling ... 16

4.5 Casustoetsing ... 16

4.6 toolbox ... 16

5. Bouwsystemen ... 18

5.1 de ontwikkeling van de bouwsystemen ... 18

5.2 de ontwikkelingen van woningbouw ... 19

5.3 de drie representatieve systemen uit midden-Brabant ... 20

5.3.1 Pronto ... 20

5.3.2 Rottinghuis ... 21

5.3.3 Wilma-II ... 22

6 Prestatieparameters ... 24

6.1 het doel van de parameters ... 24

6.2 de niveaus ... 24

(5)

Pagina 5 van 73

6.3.1 toelichting op thema’s ... 28

7 Woning analyse ... 34

7.1 algemene overeenkomsten ... 34

7.2 systeem/ woning gerelateerde problematiek ... 37

8 Conceptontwikkeling ... 44 8.1 Concept 1 ... 47 8.2 Concept 2 ... 49 8.3 Concept 3 ... 51 9 De casustoetsing ... 55 9.1Visualisaties ... 55 9.2 bouwkosten / tijd ... 61 9.2.1bouwkosten ... 61 9.2.2bouwtijd ... 62

9.2.3 bijkomende kosten in verband met verbouwing ... 65

9.3 installatieconcept ... 67

9.3.1 verbruik reductie met bouwkundige ingrepen ... 67

9.3.2 verbruik reductie tot passiefstandaard... 67

10 Toolbox ... 70

11 Conclusies ... 71

11.1 Renovatie in plaats van nieuwbouw ... 71

11.2 Grondige renovatie in plaats van lage kosten ... 71

(6)

Pagina 6 van 73

S

AMENVATTING

Dit onderzoek richt zich op de problematiek rond de 50 – 60er jaren galerijwoningen. Deze woningen zijn van oorsprong een product van de aanpak van regionale woningtekorten door lokaal opererende (systeem)bouwers. Ondanks het lokale karakter van de bouwsystemen zijn er landelijk bezien onderling veel overeenkomsten. Uit het onderzoek bleken er drie hoofdstromen (stapel- , montage- en gietbouw) te onderscheiden. Omdat het onderzoek voor een bureau uit Veghel (NB) is uitgevoerd richt ik mij op de Brabantse systemen. Deze systemen zijn: Pronto, Rottinghuis en Wilma II. De keuze hiervan is gemaakt op basis van de bouwaantallen en op basis van de drie stromingen.

De oorspronkelijk voor hun tijd luxere woningen worden tegenwoordig niet meer als luxe ervaren. Het doel van het onderzoek was om te onderzoeken wat er met de woningen zal moeten gebeuren omdat ze duidelijk niet geschikt zijn voor de toekomst. Hierom is het onderzoek voor een groot deel gefocust op het vaststellen van de verschillen tussen de huidige situatie en de gewenste situatie. De gewenste situatie is niet te omschrijven als één gewenste visie. Om deze redenen zijn er drie mogelijke niveaus opgesteld.

Het ‘basis’ renovatieconcept is gebaseerd op de bouwbesluiteisen voor bestaande bouw. Voor zo ver mogelijk is wordt hier de woning verbeterd. Veel onkosten worden er echter niet gemaakt, dit maakt de investering rendabel bij plannen om de levensduur met 10 - 15 jaar te verlengen.

Met het ‘adequaat’ renovatieniveau word ook het bouwbesluit als uitgangspunt gehanteerd maar ligt de ambitie om aan de nieuwbouweisen te voldoen. Dit houdt een flinke verbetering in waarmee de woning voor de komende 30 jaar een redelijke positie op de woningmarkt zal hebben.

Op basis van doelstellingen van de EU is het ‘grondig’ renovatieniveau opgesteld hiermee wordt in één stap de energieprestatie geüpgraded naar de passiefhuis-eis. Tevens wordt hierbij een levensloopbestendige en gezonde woning gecreëerd. Met deze aanpak zal de woning rond 2050 nog voldoende capaciteiten hebben om nog enige tijd door te kunnen.

Een tweede doel van het onderzoek was het onderzoeken of de oplossingen in een mogelijke toolbox uitgewerkt konden worden. Voor deze toolbox zijn technieken alsmede verwachte kosten en baten nodig. Om hierover een uitspraak te kunnen doen heb ik deze aan de hand van een Rottinghuis woongebouw bepaald. In de toolbox zijn voor ieder concept drie niveaus uitgewerkt.

Om onderlinge vergelijking van de concepten mogelijk te maken is zowel de formulering van de concepten als uitwerking opgebouwd uit thema’s, deze thema’s zijn gebaseerd op het bouwbesluit. Hoewel er andere thema’s aan toe te voegen waren, ligt de essentie voor een goede woning bij de bouwbesluitthema’s, derhalve heb ik deze als uitgangspunt genomen.

(7)

Pagina 7 van 73

1.

I

NLEIDING

Het onderwerp van dit onderzoek is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal samenwerkende factoren. Opgesplitst in vier onderwerpen zijn de volgende zaken te onderscheiden: 1. De steeds zwaarder wegende energielasten, in de afgelopen 15 jaar steeg de prijs met 120% *1

en er is nog geen einde aan de stijging zichtbaar;

2. Het feit dat veel woningen toe zijn aan een midlife-update, om te voorkomen dat ze in de markt te ver achter raken op de huidige nieuwbouw;

3. De CO2 doelstellingen van de overheid. Deze zorgen ervoor dat nieuwbouw steeds een stap energiezuiniger wordt, waardoor de bestaande woningen t.o.v. nieuwbouw in een nog groter contrast komen te staan;

4. De noodzakelijkheid van ingrijpen in de bestaande bouw, om de doelstellingen te kunnen behalen

Hieronder worden deze thema’s nader toegelicht.

1.1 ZWAARWEGENDE ENERGIELASTEN

In de huidige tijd is eenieder zich wel bewust geworden dat energie verbruiken niet iets is wat je zomaar doet. Eén van de belangrijkste factoren hierbij is de als maar stijgende energieprijs op de verbruiksnota’s wat onder andere een gevolg is van het moeilijker winbaar worden van fossiele brandstoffen. *2 Voor veel mensen zal dit niet direct een probleem geven, maar in Nederland is er ook een groep mensen die dit wel goed merkt.

Het AD van 23 juni 2012 beschreef in een artikel 'Energierekening onbetaalbaar voor lage inkomens', een stelling van de topman van het Duitse energieconcern RWE. Deze stelde hierin dat in Engeland ‘’Energy poverty’’ al een thema binnen de landelijke problemen is. *3 Als de kosten van energie (die doorberekend worden aan de afnemer) blijven stijgen is het niet onwaarschijnlijk dat dit ook in Nederland aan de orde zal komen. Volgens hem liggen ook de kosten voor opwekking via alternatieve schone technieken hoog, en hij waarschuwt dat er zonder subsidie niets anders mogelijk zal zijn dan de prijs voor de eindgebruiker van de energie verhogen.

Hieruit is op te merken dat ook in de toekomst energie gewoon een kostenpost blijft die kan stijgen, ook al zijn er duurzame alternatieven. Met dit onderzoek wil ik ingaan op dit onderwerp, want ondanks alle door overheid verplichte of met hoge ambitie gebouwde duurzame nieuwbouw komt er voor dit probleem in de bestaande bouw nog geen oplossing.

Op de hiernaast weergegeven figuur is een grove uiteenzetting weergegeven van de situatie zoals deze zich voordoet binnen de bestaande woningvoorraad.

(8)

Pagina 8 van 73

1.2 VEROUDERDE WONINGVOORRAAD

Met het in de tijd veranderen van de woonwensen, is ook de waardering voor de woningen in de jaren 50-60 flats afgenomen. De huur die voor de woningen mag worden gevraagd aan de hand van het woningwaarderingstelsel, is hierdoor lager als een nieuwe woning met gelijke bruto vloeroppervlak (bvo)*4.

Vaak zie je dat huurders een kans wordt geboden om hun woning over te nemen, zo kunnen corporaties op een redelijk rendabele manier hun verouderde woningen van de hand doen. Maar ook zie je regelmatig dat de oude woningen plaats moeten maken voor nieuwbouw. Met deze werkwijze kunnen corporaties een beperkt gedeelte van hun bezit, als goedkope woningen binnen de laagste huurklassen blijven verhuren. De onkosten hiervan worden over het totaalbezit vereffend. Door deze manier van woningbezit verversen blijven veel panden in versnipperd eigendom achter. Bij noodzakelijke renovaties zullen de kosten hiervoor bij de individuele eigenaren terechtkomen. Voor veel bewoners zal dit te veel gevraagd zijn. Hierdoor gaan de woningen nog verder achterlopen met als gevolg risico’s voor structurele leegstand, verval en stremming van de verduurzamings-doelstellingen van de overheid (zie paragraaf 1.3 ‘Kyotoverdrag’).

1.3 KYOTOVERDRAG

Het is een feit dat de doelstelling van de Europese Unie (EU) en de andere landen van het Kyotoverdrag niet kan worden behaald als men niet aan de slag gaat met de bestaande bouw. De gezamenlijk gestelde doelstelling is om de hoeveelheid broeikasgassen in 2050 met minimaal 80-95% te reduceren ten opzichte van 1990. *5 Bestaande concepten uit de nieuwbouw vertalen naar bestaande bouw is hierom een essentieel en noodzakelijke opgave voor de toekomst. *6 Dit omdat de bebouwde omgeving vervangen voor nieuwbouw een te eenzijdige uitvlucht is. *7 Daarnaast kan men de haalbaarheid ervan ook zeker beargumenteerd in twijfel trekken door zaken als bijvoorbeeld

*8:

• hoeveelheid vrijkomend afval;

• enorme hoeveelheid arbeid, maakt het niet haalbaar is binnen de gestelde deadlines; • het verbruik van enorme hoeveelheden

bouwmaterialen;

• CO2 uitstoot door slopen en bouw, welke de vraag doet rijzen of het totale proces hiervoor echt veel nut heeft

1.4 DE SCHAAL VAN DE OPGAVE

Het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ‘Op weg naar een klimaat neutrale

woningvoorraad in 2050’ (2014) heeft verschillende wegen naar de doelstelling bekeken en zijn tot

de conclusie gekomen dat in een tweestappen renovatieplan 300.000 woningen per jaar moeten worden aangepakt*9. Nieuwbouw als oplossing aandragen betekent -gezien op de statistieken van voorgaande jaren- dat de bouwcapaciteit moet vervijfvoudigen*11. Niet ingrijpen en wachten op duurzame energievoorzieningen zijn ook niet de oplossing.

• Ruim 1/4 van de bestaande woningvoorraad dateert uit de periode 1945-1970 • 85% van alle woningen in Ne

derland valt in de milieu- klasse C of lager.

(9)

Pagina 9 van 73 Ten eerste is 100% duurzame energieproductie maar 50% van de oplossing van het broeikasgassenprobleem. Ten tweede zijn de voorraden materiaal niet aanwezig, of zijn zeldzame metalen ook nodig voor de productie van andere hightech voorzieningen, zo meldt Milieudefensie in hun ‘’Down to Earth’’ magazine (Dreigend metaaltekort voor duurzame energie, 2010)*10

Bronnen H.1:

1. Rijkswaterstaat (2012) Energiearmoede dreigt voor steeds meer huishoudens.Verkregen op 9 oktober 2014 van:

http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/lokaal_klimaatbeleid/nieuws/content/energiear moede/

2. Decker de, K. (2010) Hoeveel olie kost de productie van olie?Verkregen op 6 januari 2014 van: http://www.lowtechmagazine.be/2010/09/hoeveel-olie-kost-de-productie-van-olie-eroi.html 3. AD (2012) Energierekening onbetaalbaar voor lage inkomens.Verkregen op 9 september 2014

van:

http://www.ad.nl/ad/nl/1100/Consument/article/detail/3275926/2012/06/23/Energierekening-onbetaalbaar-voor-lage-inkomens.dhtml

4. Huurcommissie (2012) gebrekenboek Huurcommissie, ernstige gebreken en tekortkomingen. verkregen op 9 september 2014 van:

http://www.huurcommissie.nl/uploads/media/Gebrekenboek_Huurcommissie.pdf

5. Kyoto en EU verdrag Co2 reductie; verkregen op 9 september 2014 van: http://www.europa-nu.nl/id/vhesf063wxu9/europese_aanpak_klimaatverandering

6. Liebregts, M. (2011) De renovatieconcepten, de basis voor een beter aanbod;verkregen op 9 september 2014 van: http://www.bestaandewoningbouw.nl/de-renovatieconcepten-de-basis-voor-een-beter-aanbod/

7. Liebregts, M. (2011) Overpeinzing: droom van vervangende nieuwbouw, een ramp voor innovatie; Verkregen op 9 september 2014 van: http://www.bestaandewoningbouw.nl/overpeinzing-de-droom-van-vervangende-nieuwbouw-een-ramp-voor-innovatie/

8. Thomsen, A. (2002) De waarde van het bestaande, 10 redenen voor renovatie;verkregen op 9 september 2014 van: http://home.online.nl/verpel/wonen/463-10xrenov.html

9. Op weg naar een klimaat neutrale woningvoorraad in 2050. Achtergronden en uitgebreide resultaten, Planbureau voor de Leefomgeving 2014;verkregen op 9 september 2014 van: http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/pbl-2014-op-weg-naar-een-klimaatneutrale-woningvoorraad-in-2050-achtergrond_1333.pdf

10. Heida, L. (2010) Dreigend metaaltekort voor duurzame energie. Down to Earth Magazine,01, 33-36

11. Woningbouw statistieken (2014);verkregen op 9 oktober 2014 van:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71527NED&D1=0-7&D2=a&HD=090722-1118&HDR=T&STB=G1

(10)

Pagina 10 van 73

2.

P

ROBLEEMSTELLING

De problemen van de woningen zijn niet per direct een gevolg van verval of van slechte kwaliteit, de kern ligt vooral in het feit dat de woningen een product zijn uit een andere tijd. De visie van woningbouw was vooral gericht op huisvesting van het model gezien van die tijd.*12 Door de lagere eisen en andere wensen van die tijd, is er in de loop van de tijd frictie ontstaan tussen wens en mogelijkheden. Daarnaast is het beeld van de panden in de loop van de tijd verweerd door weersinvloeden en gebruik. Door deze ontwikkelingen zijn de woningen ter discussie komen te staan*13. Met enige voorzichtigheid kan er worden gesteld dat veel van deze woningen een ongunstige positie binnen de woningmarkt hebben doordat:

2.1 DE WONINGEN EEN PRODUCT ZIJN UIT EEN ANDER TIJDPERK

2.1.1

A

NDERE LEEFWIJZE

De samenleving is in de afgelopen jaren steeds meer gericht geworden op luxe, de leefwijze uit de jaren 50, 60 & 70 is in de huidige tijd dan ook veranderd. Nieuwere woningen werden in de loop van de tijd steeds comfortabeler (groeide mee met de wensen) waardoor een appartement in een jaren 50-70 flat nu gezien wordt als een woning waar niet meer prettig in gewoond kan worden *12 , terwijl destijds bij de bouw dit werd gezien als een perfect passende woning. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

Keuken

Een keuken is tegenwoordig voorzien van een magnetron, vaatwasser, koelkast (na 1965) en allerlei andere elektrische apparatuur. De praktische kleine keukens uit de jaren 50-60 zijn hierdoor in de loop van de tijd overvol geraakt, of er wordt op een alternatieve manier met de ruimte omgegaan. *14

Badkamers

Ook de badkamers waren in die tijd minimaal van afmeting, waarschijnlijk waren dit oorspronkelijk wasruimten met lavet, *15 wat later door een afzonderlijke douche en wastafel is vervangen (zie hier de verandering van gewoonten) waardoor de ruimte eigenlijk te klein is om zo prettig te kunnen functioneren.

Verwarming

Doordat het in de jaren 50-60 nog gebruikelijk was om alleen de woonkamer en keuken te verwarmen met een gashaard, was ventilatie met klepramen *16 en isolatie die net voldoende was om condensvorming op de constructie te voorkomen geen onderdeel wat tot comfortklachten leidde. Men ging met koude immers dichter bij de warmtebron zitten. Nadat in veel gevallen later een (veel gevallen collectieve) CV installaties werden aangebracht die alle ruimten verwarmde, zijn effecten als koudeval en tocht gaan leiden tot comfortklachten.*17

Geluidwering

Met de intrede van de nieuwe snelle/goedkope systeembouwmethoden waren vooral de beschikbare hoeveelheid woningen in een korte tijd voor een lage prijs belangrijk. Dit zorgde er onder andere voor dat zaken als geluidwering tussen woningen afhankelijk werd van het toegepaste bouwsysteem, dit omdat het draagvermogen van de systeem elementen de toegepaste massa van de bovenliggende constructie bepaalde. Daarnaast had men nog niet echt nagedacht over de eisen waardoor deze niet zo hoog lagen als vandaag de dag. Hierbij komt ook dat men veel met tapijten als stoffering werkte wat de gebreken van de constructie al enigszins verdoezelde, en zoals in die tijd gebruikelijk was ging men er van uit dat dit in iedere woning zou komen. Door deze aanpak is nu in alle gevallen de geluidwering van de woningen ondermaats.

(11)

Pagina 11 van 73

2.1.2

A

NDERE BENADERING VAN WONINGBOUW

De jaren van wederopbouw

De eerste wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog bestond uit kleine woningen. De traditionele bouwmethode van die tijd maakte dit noodzakelijk, om snel in de vraag te kunnen voorzien en op dure bouwmaterialen te besparen. *19 Eind jaren 40 kwam de standaardisering in de bouw op gang, en kwam tot uiting in op onderzoek gebaseerde regelgeving voor ruimte afmetingen.*12 Ook veranderingen in bouwtechniek waren te zien, waarbij traditionele onderdelen met vooraf vervaardigde elementen werden gestapeld. In de loop van de tijd zijn de experimentele kleine projecten vaak gesloopt, als gevolg van bouwkundige gebreken en slechte woonkwaliteiten. *14 De projecten die nog intact zijn, worden vaak als cultuurhistorisch gezien en vragen om een projectspecifieke aanpak. Deze zijn hierdoor niet relevant voor een conceptuele aanpak.

De jaren waarin een tekort aan woningen moest worden opgelost

De voor dit onderzoek relevante doelgroep stamt uit half jaren 50 tot eind 60er jaren, hier waren de niet efficiënte systemen verdwenen. De bouw werkte met efficiënte methoden die vaak bestonden uit grote elementen en de inzet van bouwkranen. *19 Deze efficiënte bouw had een aangescherpte regelgeving mogelijk gemaakt. *12 Projecten waren grootschalig om efficiëntie in de bouw te kunnen realiseren. Contracten tussen bouwer en overheden garandeerde een vaste woningafname, deze woningen werden opgetrokken uit standaard woongebouwen.*18 Deze kenmerkende panden kom je zodoende vaak binnen een grote regio tegen. Dit maakt aan de ene zijde deze panden kwetsbaar voor sloop maar de andere zijde hiervan is dat hier heel goed een gespecificeerde conceptuele aanpak voor ontwikkeld kan worden.

2.2 TECHNISCHE VEROUDERING

Het is zeker niet altijd zo dat de woningen slecht zijn onderhouden, maar met alle gebruik treedt slijtage en blijvende vervuiling op, wat leidt tot hogere onderhoudskosten. Bijvoorbeeld beton dat in de loop van de tijd is vervuild wijst er op dat de toplaag poreus is geworden, reinigen met zuur heeft maar een kort effect. Schilderen is ook een mogelijkheid maar dit zal circa iedere 4 jaar moeten worden herhaald. Hierdoor zal hoe dan ook meer aan onderhoud moet worden uitgegeven. Als dit niet gebeurd treedt verval van het pand in, wat de verhuurbaarheid nog verder verlaagt. *13

2.3 MINPUNTEN LEIDEN NAAR KWALITEITEN MET CONSEQUENTIES

Door de verandering van tijdperk en de tand des tijd zijn de woongebouwen niet meer voor het gewenste bedrag te verhuren. Hiervoor is door de huurcommissie een richtlijn opgesteld die een woningwaarderingstelsel hebben ontwikkeld waarmee de maximale huurprijs kan worden bepaald, maar ook de reducties die bij bepaalde afwijkingen kunnen worden doorgevoerd. Dit betreft soms zelfs 20% van de maximale huurprijs. Dit leidt aan de ene kant tot kansen voor een woning voor de minima, *13 maar aan de andere kant kost dit corporaties waarschijnlijk geld en maakt dat zij liever geen hoge investeringen doen om deze woningen in stand te houden. Beide factoren spelen hier een belangrijke rol. Want de minima moeten een woning kunnen blijven huren, terwijl de corporaties meer inkomsten moeten zien te genereren uit hun panden. *20

(12)

Pagina 12 van 73 Bronnen H.2:

12. Koffijberg, J. (1997). KWALITEIT MET BELEID: VOORSCHRIFTEN EN WENKEN TER DISCUSSIE, Deelstudie Vijftig jaar DGVH. Delft: Delft University Press.

13. Kerssies, A (2007) (No) Flat Future, Een nieuwe toekomst voor naoorlogse flats Utrecht; Senter Novem

14. De Gelderlander (2003) Sloop negen flats aan Laan van Presikhaaf, geraadpleegd via:

http://www.plannersdesk.nl/index.php?url=http://www.plannersdesk.nl/content/laatstenieuws/ index.php?id=132

15. Hasselt, L. (2002) De culinaire revolutie van de jaren zestig, geraadpleegd via:

http://www.geschiedenis24.nl/andere-tijden/afleveringen/2002-2003/De-culinaire-revolutie-van-de-jaren-zestig.html (09-09-2014)

16. Nunen, H. (2014), geraadpleegd via: http://www.bestaandewoningbouw.nl/het-probleem-van-gebakken-lucht/ (11-09-2014)

17. Nunen, H. (2007) met installaties meer kwaliteit. Stedebouw & Architectuur nr 7, geraadpleegd via: http://www.bestaandewoningbouw.nl/installaties-geven-bestaande-woningbouw-meer-kwaliteit/

18. Lijbers, R., Thijssen, C., & Westra, H. (1984). WONINGVOORRAAD 45 - 75. Delft: Delftse Universitaire Pers.

19. Thijssen, C., & Meijer, C. (1988). bouwconstructieve analise naoorlogse meergezinshuizen in de non-profit huursector 1946-1965. Delft, Delftse universitaire pers.

20. Liebregts, M. (2014) Het woningprofiel, het dna voor elke woning, geraadpleegd via:

http://www.bestaandewoningbouw.nl/het-woningprofiel-het-dna-voor-elke-woning/ (11-09-2014)

(13)

Pagina 13 van 73

3.

D

OELSTELLING

&

CENTRALE VRAAG

De opgave die met het opdracht gevende bureau Leenders Architecten is overeengekomen is om een Toolbox met modules op te zetten waaruit een renovatieplan voor jaren 50-60 flatgebouwen in hun regio kan worden opgebouwd.Het doel van deze toolbox is om concepten en technieken voor levensduurverlenging en kwaliteitsverbetering te vergaderen en zodanig te specificeren en te vervatten in modules zodat de impact, kosten overlast, onderlinge relatie van verschillende technieken/concepten kan worden afgelezen. Later zal hiermee snel moeten kunnen worden geschoven en gevarieerd bij het aanbieden van een plan voor een mogelijke opdrachtgever.

3.1 ONDERZOEKSVRAGEN

De hoofdvraag in dit onderzoek is:

Wat moet er aan een bestaand woongebouw (gebouwd in de jaren 50-70 in Noord-Brabant) gebeuren, om deze nieuwe kwaliteiten te geven waarmee ze in de toekomst verantwoord hun functie kunnen blijven vervullen? Zijn verbeterleerplannen voor deze

woongebouwen door middel van een conceptuele toolbox te realiseren? De deelvragen zijn:

Deel 1

1. Met welke systemen zijn de complexen gebouwd?

2. Welke systemen zijn representatief voor het grootste deel van de hoogbouwvoorraad in de regio tussen Eindhoven, Den Bosch en Breda? Een systeem per categorie (stapel, montage en gietbouw).

Deel 2

3. Welke kwaliteiten zou een goede woning vandaag de dag moeten bezitten? o wettelijke ondergrens van kwaliteiten gesteld aan bestaande woningen; o wettelijke eisen die aan nieuwbouw worden gesteld;

o aanvullende eisen te die zijn te stellen bij ambities voor het garanderen van gezondheid, toegankelijkheid en prettige beleving van de woning.

Deel 3

4. In hoeverre voldoen de woningen aan de onder punt twee genoemde kwaliteiten? o Wat is de energieprestatie van de woningen?

o Wat is de bouwkundige prestatie (gebreken en mogelijkheden)? o Wat is de bouwfysische prestatie (licht, lucht, geluid, brand)? o Wat is de woontechnische prestatie?

5. Welk complex is het meest representatief (bevat de volledige problematiek) voor de drie categorieën? (bedoeld voor casustoetsing)

(14)

Pagina 14 van 73 Deel 4

6. Welke stappen kunnen er worden genomen om de woningen te optimaliseren?

(Biedt het passiefhuisconcept een goed uitgangspunt bij het renoveren)

o Gevels

o Ruimteplanning o Installaties o Akoestiek Deel 5

7. Op welke wijze kunnen varianten tegen elkaar worden afgewogen? o Invloed van de verbetering op de onderliggende probleemstelling o Overlast voor de bewoners en bouwtijd

o Kosten, investering en onderhoud (bij benadering)

o Milieu invloed (bij benadering, aan de hand van NIBE classificatie) 8. Wat is de onderlinge relatie van de onderdelen (t.b.v. integrale opposing)?

9. Welk plan heeft mijn eigen voorkeur, uitgewerkt in visualisaties en energielabelbepaling? Deel 6

10. Terugkoppeling op de andere twee bouwsystemen? 11. Wat zijn aanbevelingen voor verder onderzoek?

(15)

Pagina 15 van 73

4.

O

NDERZOEKSOPZET

Het onderzoek is opgebouwd uit een vooronderzoek waarin de uitgangspunten worden vastgelegd en een hoofdonderzoek waarin aan de doelstelling wordt gewerkt.

Onderstaande afbeelding geeft een schematische weergave van de onderzoeksopzet welke in de volgende paragrafen word toegelicht. Voor een gedetailleerde weergave zie bijlage 4 van dit verslag.

4.1 LITERATUURSTUDIE NAAR

B

OUWSYSTEMATIEK

1. Onderzoek naar woningindeling en uitgangspunten

Historie van regelgevingen, grootste bron “Kwaliteit met beleid: voorschriften en wenken ter discussie”.

2. Onderzoek naar lijn van de algemene bouwkundige ontwikkelingen

Publicatieserie over bouwmethoden “Volkshuisvesting in theorie en praktijk”, uitgegeven door de Delftse universitaire pers.

3. Nader onderzoek naar de niet traditionele bouwsystemen (systeembouw)

SBR publicatie met analytische beschrijving van de meest voorkomende systeembouw “Niet traditionele woningbouwmethoden in Nederland”.

Uiteindelijk zal uit dit hoofdstuk een drietal relevante bouwsystemen voor het bureau uit Veghel worden geselecteerd waaromheen het hoofdonderzoek wordt opgebouwd.

Afbakening, onderzoek naar woningsystematiek

In dit onderzoek heb ik in het algemeen de meest bekende (en daardoor gedocumenteerde) systemen uit 1945 tot 1975 behandeld.

(16)

Pagina 16 van 73

4.2 LITERATUURSTUDIE NAAR PRESTATIEFACTOREN

Dit onderzoek is gestructureerd opgebouwd op basis van de bouwbesluitthema’s. Deze ordening is ontstaan naar aanleiding van de thematiek van de bronnen, de onderwerpen uit de publicaties samengebundeld komen neer op de kernpunten waarop het bouwbesluit zich richt.

Als toevoeging voor duurzame bouw word hiernaast veel over toekomstwaarde en milieu-invloed gepubliceerd, in beperkte mate heb ik hieruit enkele zaken onderzocht.

In de inleiding van hoofdstuk 6, wordt stilgestaan bij de thema’s en de bijbehorende niveaus. Voor meer informatie verwijs ik u naar dit hoofdstuk. In het kort komen de niveaus neer op het volgende:

Basis: de bouwbesluit 2012 eisen voor bestaande bouw, noodzakelijk bij iedere grondige ingreep voor het verkrijgen van overheid toestemming;

Adequaat: de bouwbesluit 2012 nieuwbouweisen, het uitgangspunt voor de aanpak waarbij een redelijke ambitie word nagestreefd;

Grondig: de voorschriften die verschillende adviesorganisaties aanbevelen om de tekortkomingen van het bouwbesluit aan te vullen.

Uiteindelijk zijn de verkregen punten samengevoegd tot een afvinklijst die als referentie dient voor verschillende delen uit het hoofdonderzoek.

4.3 VERWERKING VAN GEGEVENS

Hierin worden de drie systemen uit de “literatuurstudie naar bouwtechniek (1)” tegen het licht gehouden.

De analyse is opgebouwd uit de bouwkundige analyse, volgens de nl-sfb codering, en een functieruimte analyse van de plattegrond op basis van functiematjes welke voort zijn gekomen uit de “literatuurstudie naar prestatiefactoren (2)”, vervolgens wordt aan de hand van afvinklijst (uit vooronderzoek 2) de prestatie bepaald.

4.4 CONCEPTONTWIKKELING

Hierin worden aan de hand van de in de gegevensverwerking (3) vastgestelde prestatie voor de drie systemen naar een oplossing gezocht.

De analyse vormt de probleemstelling waarvoor oplossingen worden opgezocht, deze oplossingen worden op basis van de verschillende niveaus uitgewerkt, zoals bepaald in “literatuurstudie naar prestatiefactoren (2)”, wat zal resulteren in een drietal algemene concepten.

4.5 CASUSTOETSING

Hierin worden de concepten uit “Conceptontwikkeling (4)” op een van de meest representatieve uitgewerkt.

Hierin worden technieken opgezocht en ook de kosten en bouwtijd bepaald.

4.6 TOOLBOX

Hierin worden de concepten uit “Conceptontwikkeling (4)” en de technieken uit “Casustoetsing (5)” doorgezet tot bouwtype-specifieke plannen.

De toolbox zal bestaan uit renovatievoorstellen op 3 niveaus. Deze zijn gebaseerd op de concepten zoals in Conceptontwikkeling (4) zijn beschreven.

(17)

Pagina 17 van 73

Vooronderzoek 1

(18)

Pagina 18 van 73

5.

B

OUWSYSTEMEN

De periode 1945 tot 1975 staat bekend als een periode waarin de Nederlandse woningvoorraad explosief is gegroeid. Deze groei is mede verantwoordelijk geweest voor het ontwikkelen van een veranderde visie op bouwen. Voor het creëren van een breed draagvlak van mijn toolbox zijn aan de hand van de in dit onderzoek verkregen gegevens een drietal representatieve systemen als uitgangspunt voor mijn onderzoek genomen.

In dit hoofdstuk zal ik een beschrijving geven van de belangrijkste ontwikkelingen. Hierbij heb ik een onderscheid gemaakt tussen de technische ontwikkeling van systemen die werden ontwikkeld voor goedkoper en sneller bouwen. En de tijd- en regelgeving afhankelijke benadering van woningindeling en ruimte afmetingen.

5.1 DE ONTWIKKELING VAN DE BOUWSYSTEMEN

De woningbouw heeft door de bank genomen zich ontwikkeld in vier stappen. - 1948

Traditionele stapelbouw was in deze periode de meest toegepaste bouwmethode. In deze periode werd vaak bespaard door woningen soberder uit te voeren.

1948- 1956

Het metselen en timmeren word vervangen door het stapelen van met mankracht hanteerbare blokken en leggen van vooraf vervaardigde elementen. Deze verandering maakte het mogelijk om met lager opgeleid personeel te werken (wat een voordeel was door het tekort aan vakmensen), en de bouwtijd te reduceren.

De investering van het opzetten van een fabriek werd mogelijk gemaakt door de wijze van overheidsstimulans waarin gemeenten toegestaan werd om over een aantal jaren een gegarandeerde afname van woningen overeen te komen met de bouwers, dit zijn de zogenaamde continu-contracten.

1956 - 1970

Woning opbouwen uit grote elementen

De toepassing van de bouwkraan (rendabel bij grote projecten met veel repetitie), maakte het mogelijk om grote elementen te gaan monteren. Meerlaagse woningbouw was een nieuwe ontwikkeling welke vanuit verschillende kanten werd bevorderd. De systeembouwer kon deze goedkoop bouwen, de stedenbouwkundige kon meer woningen op minder oppervlakte kwijt wat de groei van de stad enigszins temperde. Gemeenten konden hiermee hun groeiende bevolking snel voorzien van een woning, waardoor het aantrekken van bedrijven (economische groei) naar hun regio mogelijk werd.

(19)

Pagina 19 van 73

Woning ter plaatsen vervaardigen met in herbruikbare kist gestorte betonwanden

Met de intrede van de bouwkraan werden er systemen ontwikkeld die zich vooral ontwikkelde door de populaire status van hoogbouw, mede omdat deze werd gezien als een teken van voorspoed en groei. Deze systemen waren gebaseerd op basis van het ter plaatsen storten van beton. Met deze systemen kon men met lichtere kranen hoger bouwen omdat men geen zware elementen meer behoefde te takelen. Bij latere varianten werkte men met de tunnelkist waarmee vloer en wanden in een gang konden worden gestort. Hiermee kon nog sneller en goedkoper een casco worden opgetrokken, omdat hiermee op transport, vakmensen en bouwtijd kon worden bespaard.

1970 –

Na 1970 was de grootste woningnood voorbij, hoogbouw was niet langer noodzakelijk en ook steeds verder in opspraak geraakt. Hierdoor verloor het heel snel zijn populariteit en kreeg de grondgebonden woning weer de overhand in de jaarlijkse bouwstatistieken.

5.2

DE ONTWIKKELINGEN VAN WONINGBOUW

Zoals in de probleemstelling genoemd is de woninggrootte en -indeling een aan een tijdperk gebonden verschijning. Vooral in de periode van wederopbouw na WO II was materiaal- en woningentekort een reden om zo klein als verantwoord mogelijk te bouwen.

Tijdens de oorlog was dit al een probleem, hierom heeft de BNA bond van Nederlandse architecten, in 1943 een pakket van richtlijnen uitgegeven die waren gebaseerd op onderzoek naar praktische afmetingen van ruimten. Na de oorlog heeft de overheid in 1946 de oproep gedaan middels een pakket van ontwerprichtlijnen. Woningen uit deze periode zijn vaak erg klein.

Rond 1948 begon de overheid met het stimuleren van systeembouw. Dit deden ze door meer woningen te subsidiëren als er met een systeembouwmethode werd gebouwd. Hierdoor mochten gemeenten 100 woningen gesubsidieerd bouwen met systeembouw en 75 met traditionele bouw. Aan deze gesubsidieerde bouw werd in 1951 een kwaliteitsniveau volgens de ‘Voorschriften en wenken V&W’ als voorwaarde gesteld. Deze waren ook voor andere bouw van toepassing maar daar golden de wenken als een aanbeveling en waren deze niet bindend voor het verkrijgen van de bouwvergunning. De eisen die werden gesteld waren gebaseerd op het minimale omdat in de voorgaande jaren (de in 1946 uitgegeven wenken) vaak werd afgeweken van het advies omdat dit financieel niet haalbaar was.

Door de opkomst van de goedkopere bouwmethoden naar aanleiding van de continu-contracten besloot de overheid in 1965 om de wetgeving aan te scherpen. Dit was mogelijk geworden omdat het inmiddels financieel en tijdtechnisch gezien mogelijk was om royaler te bouwen.

(20)

Pagina 20 van 73

5.3

DE DRIE REPRESENTATIEVE SYSTEMEN UIT MIDDEN-BRABANT

Zoals al eerder in dit hoofdstuk genoemd zijn de bouwsystemen vaak ontwikkeld door een bouwbedrijf dat hierin ging investeren, waarbij ze toezegging hadden van de overheid dat ze een vast aantal woningen konden bouwen in de overeengekomen periode. Hierdoor werden de meeste systemen een lokale verschijning. In het afgezet gebied Eindhoven – Breda - ’s-Hertogenbosch heb ik als representatieve systemen de volgende geselecteerd:

• Bouwsysteem Pronto systeemstapelbouw

• Bouwsysteem Rottinghuis grote elementen montagebouw • Bouwsysteem Wilma-II gietbouw (latere perioden)

Deze systemen heb ik geselecteerd op basis van de drie hoofdgroepen, van deze panden zijn nog veel exemplaren in vrijwel originele staat te vinden. De gietbouw variant is moeilijk te achterhalen omdat deze techniek pas rond de jaren 70 in dit gebied werd toegepast. Dat deze niet veel terug te vinden is valt te verklaren doordat in deze periode de grote bouwopgave voorbij is, hoogbouwen negatief werd benaderd en de identiteit van individuele woningen belangrijker werd.

5.3.1 P

RONTO

In 1957 werd met Pronto een 5-jarencontract afgesloten tussen Breda, Tilburg en Den Bosch in deze periode (tot 1968) zijn 13.604 woningen met dit bouwsysteem gebouwd.

Op de afbeelding hieronder staat een kenmerkend pand dat vrij eenvoudig te herkennen is, als men door Tilburg, Waalwijk, Den Bosch en Breda rijst is het vrij onwaarschijnlijk dat je niet een van dergelijke panden tegen zult komen

Afzetgebied

Een fabriek die de kenmerkende bouwblokken voor de binnenwanden produceerde was in Tilburg gesitueerd. Hierdoor is onder andere in de nabije omgeving veel met dit systeem gebouwd.

Keuze

Door de grote toepassing in de regio’s rond Tilburg heb ik de keuze voor dit systeem gemaakt.

Afbeeldingen

Links: kenmerkend veel in Tilburg & Waalwijk gebouwde Pronto woning, Bron Google Streetview Rechts: foto van medewerker uit Pronto blokkenfabriek te Tilburg

(21)

Pagina 21 van 73

5.3.2 R

OTTINGHUIS

Tot 1965 werd dit systeem vrijwel alleen in Groningen en Den Haag toegepast, de woningen uit deze periode zijn gebouwd naar opdracht van de 5 jarencontracten. De bouwers waren Rottinghuis Aannemingsbedrijf en Gembouw. Nadat Gembouw failliet was gegaan, heeft de Internationale bouwcompagnie van Aannemingsbedrijf Fa. van Heeswijk uit Oss de licentierechten voor Zuid-Nederland overgenomen. Dit bedrijf heeft alleen al in de regio Eindhoven – Breda - Tilburg zo’n 4.400 woningen gebouwd.

Afzetgebied

De afzetradius van het systeem komt voor in ±60 km rondom Best. Alleen zijn hier kleinere aantallen geplaatst waarvan ik de hoeveelheid niet heb kunnen achterhalen. Voor het systeem werden torenkranen toegepast waardoor de woongebouwen hoger zijn dan de Pronto woongebouwen. De flatgebouwen die volgens de aannemer uit Oss zijn gebouwd worden ook wel de Rottinghuis IBC flats genoemd, dit is een afkorting van “Internationale Bouwcompagnie”.

Keuze

De IBC flats komen voor op veel locaties binnen de regio waarvan ik de kenmerkende systemen wilde analyseren. Vaak zijn de complexen volledig identiek, het Pronto systeem leende zich meer voor variatie als deze elementenbouw. Dit maakt dat mogelijke aanbevelingen voor dit systeem breed toepasbaar zullen zijn.

Foto van een bouwplaats met het Rottinghuis systeem

Bron: http://www.haagsebeeldbank.nl/afbeelding/840847cc-3011-458d-9b16-e8a22740b7a1

→ Foto van een bouwplaats met het Rottinghuis systeem

Bron:

http://www.haagsebeeldbank.nl/afbeeldi

ng/840847cc-3011-458d-9b16-e8a22740b7a1

← Foto van wijk Geeren-Noord in Breda met kenmerkende Rottinghuis flats Bron: Bing Bird's Eye

(22)

Pagina 22 van 73

5.3.3 W

ILMA-II

Gietbouw volgens een specifiek systeem komt niet veel voor in de regio die ik als mijn doelgebied heb gesteld. Echter in 1971 werd Aannemingsbedrijf Zeebregts uit Tilburg (kantoor in Goirle) overgenomen door de Limburgse- gietbouw aannemer Wilma. Deze vestiging werd toen hernoemd naar Wilma Breda/Tilburg.

In deze periode is landelijk een verschuiving in uitvoeringsmethode waarneembaar van grote elementenbouw naar gietbouw.

Omdat rond deze periode hoogbouw in een negatief daglicht kwam te staan (Blom, Jansen, & Heide, 2004) zijn er waarschijnlijk niet veel panden gebouwd van meer als 4 woonlagen, ook is in de documentatie van Dhr. Van Elk, Priemus, Lijbers en Thijssen die veel onderzoek hebben verricht naar deze bouw voor de stichting SBR. Niet veel informatie over locaties en aantallen uit deze periode. Echter ene Hennie van den Heurik is bezig om de geschiedenis van het Wilma-bouwsysteem in kaart te brengen en op zijn website www.vandenheurik.nl is een project terug te vinden dat zich in Tilburg bevond, hiervan heb ik gegevens achterhaald welke ik kan gebruiken voor mijn analyse.

Keuze

Voor dit bouwtype heb ik om de volgende reden gekozen. Later is dit systeem onderdeel geworden van het aannemingsbedrijf BAM, en ondanks het feit dat de panden moeilijk te vinden zijn vermoed ik dat er veel laagbouw is gebouwd met dit gietbouwprincipe (in de wijk staan veel 3 slaags woningen die niet direct aan een bouwsysteem zijn te refereren maar best met gietbouw kunnen zijn uitgevoerd). Hierom lijkt mij het toch nuttig om dit systeem toe te voegen aan de drie bouwtypen.

Foto bouw met wandkisten, principe is overeenkomstig met het Wilma systeem Bron: http://www.hendriks-stalen-bekistingtechniek.nl/wandbekisting.asp

(23)

Pagina 23 van 73

Vooronderzoek 2

(24)

Pagina 24 van 73

6

P

RESTATIEPARAMETERS

6.1 HET DOEL VAN DE PARAMETERS

Bij het werken met de toolbox is het van belang dat je bij het samenvoegen van modules kunt zien wat de uitwerking ervan is. Ook het hebben van een snelle graadmeter voor vergelijk met de ambities is hierbij een pre. Hierom heb ik voor de ontwikkelde toolbox een graadmeter opgezet. Deze graadmeter kan worden gebruikt voor:

• het creëren van een grafisch schema, waaruit een globaal oordeel is af te lezen;

• beoordelingslijst / afvinklijst /checklist, waarin gedetailleerd per onderdeel kan worden weergegeven waar de score op is gebaseerd.

Hier wordt de achtergrond van de ontwikkelde concepten besproken. Deze concepten zijn opgebouwd volgens drie niveaus.

Vanuit de doelstelling zijn er 5 themalijnen die een ieder een gebied behandelen, eenieder voor zich is opgedeeld in uit niveaus opgebouwde schaal. Deze niveaus zijn verderop in het verslag (hoofdstuk 0) terug te vinden in de concepten.

Het hiernaast weergegeven schema toont de opbouw van de beoordelingslijst aan. Ieder niveau is opgebouwd volgens de thema lijnen.

6.2 DE NIVEAUS

Als eerste zal ik de drie niveaus toelichten, dit zijn: • Basis

• Adequaat • Grondig

(25)

Pagina 25 van 73 BASIS

Bij ingrijpende renovatie zal er voor een bouwvergunning worden geëist dat deze renovatie voldoet aan de eisen zoals zijn beschreven in het bouwbesluit ‘Bestaande bouw’.

Bij verbouw/uitbreiding van een pand gelden de eisen voor nieuwbouw, maar omdat dit voor problemen zou kunnen zorgen in uiterlijk, kan hiervoor vrijstelling worden verleend op grond van het rechtens verkregen niveau.

Dit wil zeggen dat er geen bestaande onderdelen hoeven worden aangepakt, die niet noodzakelijk zijn voor het beoogde doel van de renovatie. Wel zullen bij aanpassing van de bestaande infrastructuur of andere onderdelen binnen een bestaand pand, de ingrepen aan de eisen van ‘bestaande bouw’ moeten voldoen. Als er wordt uitgebreid zullen hier de eisen van nieuwbouw worden gehanteerd, hierbij kan dan zoals beschreven in sommige gevallen vrijstelling worden aangevraagd voor bijvoorbeeld deurhoogten en dergelijke.

Omdat de eisen voor bestaande bouw/verbouw op veel plaatsen geen voorschriften stellen, of vrijstelling verleend zullen op dit niveau geen knelpunten worden ontbonden. Bijvoorbeeld de akoestische prestatie van de constructieonderdelen hoeft niet te worden aangepakt. Als dit wordt aangehouden, zal het uiteindelijk tot gevolg hebben dat een renovatie op dit niveau nog steeds kampt met akoestische problemen.

ADEQUAAT

Concurrerend met woningen die zijn gebouwd volgens nieuwbouw bouwbesluit 2012

Het bouwbesluit hanteert een ondergrens die redelijke grenzen stelt. Een woning die voldoet aan het nieuwbouwniveau is goed bruikbaar, met een rolstoeltoegankelijke zone in de woning. Akoestische prestaties, ventilatiecapaciteit en daglicht zijn mits goed ontworpen en uitgevoerd op een acceptabel niveau. Gezien de huidige prestaties van de panden zie hoofdstuk # is een stap naar dit niveau een

flinke prestatiesprong die de woningen sterk zal verbeteren.

Hierbij moet wel rekening worden gehouden dat volledig voldoen aan de eisen niet mogelijk en overambitieus is. Eisen zoals vrije hoogte zijn gezien op de regelgeving die gold toen de panden zijn gebouwd niet inpasbaar, ook al zou dit aangepast worden dan is de kosten/baten balans zeer onevenredig. Daarnaast zijn er onderdelen zoals trappen, vluchtroutes en brandveiligheid die het pand veiliger maken, maar geen directe winst opleveren voor de bewoner.

Bij een nieuwbouw kan er in sommige gevallen tijdens de ontwikkeling voor gelijkwaardige oplossingen worden gekozen. Dat wil zeggen dat hier niet aan de eis maar aan de doelstelling ervan wordt voldaan. Dergelijke technieken zijn vaak wel inzetbaar. Bijvoorbeeld het aanbrengen van een sprinklerinstallatie in plaats van het realiseren van brandcompartimenten.

(26)

Pagina 26 van 73 GRONDIG

Gezond, prettig en levensloopbestendig

Het voldoen aan de bouwbesluiteisen op niveau ‘Nieuwbouw’ geven geen garantie voor een prettige woning. De doelstelling van de voorschriften is het markeren van de minimale grens, waarbij marktwerking een stok achter de deur is om sommige zaken beter uit te voeren. Hierdoor zijn er allerlei stichtingen, belangenorganisaties en adviesgroepen opgericht om voor de invulling van deze vrije ruimte te zorgen.

Een van de meest in woningbouw gehanteerde ontwerprichtlijn is de Woonkeur. Hierin zijn de belangrijkste richtlijnen van verschillende organisaties gebundeld. De hierin opgenomen richtlijnen zijn:

VAC-Kwaliteitswijzer (functieruimte afmeting en woninggebruik);

Handboek toegankelijkheid (richtlijnen voor omgeving van rolstoel, rollatorgebruikers,

slechtzienden en andere kwetsbare groepen);

Senioren label (richtlijn die de eisen behandelt van mobile- tot zorg behoevende senioren); Politiekeurmerk Veilig wonen (voorschriften ter bevordering van inbraakwering en sociale

veiligheid)

Deze richtlijnen zetten dus in op bruikbaarheid. Daarnaast heeft de gemeenschappelijke gezondheidsdienst (GGD) richtlijnen aangegeven die vooral zijn gericht op het verbeteren van het binnenklimaat en woninggezondheid. Stichting Living Daylights zet zich in voor het toepassen van daglicht als onderdeel van het gebouw, als sfeerelement wat de gebouwpsychologie ten goede komt. Met de bovenstaande richtlijnen worden dus bruikbaarheid, gezondheid en psychologische beleving van de woning geoptimaliseerd. Maar hierbij is er nog niets gezegd over de milieuprijs die hiervoor moet worden betaald in de vorm van verbruiken van energie of materialen. Om ook dit te optimaliseren is de duurzaam bouwen (DUBO) catalogus van de Stichting Bouw Research (SBR) een geschikte richtlijn.

6.3 DE THEMA’S

Nu de indeling van de niveaus is toegelicht vervolg ik met een beschrijving van de themalijnen. • Veiligheid

• Gezondheid • Gebruikskwaliteit • Energieprestatie • Toekomstwaarde

De themalijnen als ingrediënten van de concepten zien is niet helemaal de juiste benadering. Veel factoren werken met elkaar samen of juist tegen elkaar, de juiste relaties tussen verschillende voorzieningen zijn zelfs niet altijd bekend of wetenschappelijk nog niet onomstotelijk vastgesteld. Een aantal factoren die hierom bij de uitwerking zijn meegenomen, zijn dus niet zuiver wetenschappelijk. Beoordeeld aan de hand van de hoofdlijnen van de discussie rond deze zaken, is het rekening houden met deze factoren zeer gunstig voor de kwaliteit.

(27)

Pagina 27 van 73 De zaken die ontstaan door samenwerking van de thema’s zijn het voorkomen van het sic building-syndroom en het creëren van toekomstbestendigheid.

SIC BUILDING-SYNDROOM

De kritische psycholoog Piet Vroon heeft de term ‘sic building-syndroom’ in het leven geroepen. Deze term is een stempel dat hij geeft aan gezondheidsklachten (psychisch) die zouden optreden door ontwerpfouten van gebouwen. Hij ondersteunde zijn opvatting met een onderzoek naar kantoorpanden en kwam tot de conclusie dat er vijf basisbehoeften zijn die in de ongezonde panden werden gemist. De basisbehoefte van een persoon omschreef hij als:

1. Verandering (in de omgeving en in de persoonlijke ontwikkeling) 2. Zelf kunnen ingrijpen in de omgevingssituaties (klimaat, inrichting) 3. Een eigen territorium (invloed gebied, ook op de werkplek)

4. Betekenis kunnen geven aan waarnemingen (geur, klank, beeld enzovoort) 5. Nabijheid van uitzicht op natuur

Ondanks de kritiek die de heer Vroom heeft ervaren op zijn werk, doordat zijn argumenten waren te pareren met mogelijke andere factoren die ook een oorzaak van de klachten kon zijn, is het een feit dat voorzien in deze behoeften de waardering van een werkplek of woning wel degelijk verbetert. TOEKOMSTBESTENDIGHEID

In steden zie je vaak oude panden die met zorg in stand worden gehouden, terwijl jongere panden worden gesloopt. Op de vraag wat het verschil maakt tussen een pand dat de tijd verduurt en een pand dat op het einde van zijn technische levensduur word vervangen vond ik het antwoord in het BNAblad. Dit tijdschrift publiceerde een artikel van een naar dit onderwerp verricht onderzoek genaamd “Het geheim van houdbare architectuur” *1.Hierin werd de volgende quote benadrukt: ‘’dierbaarheid geeft de hoogste kans dat gebouwen lang meegaan”. Hierbij wordt verwezen naar het gebouw als onderwerp waarmee een persoon kan identificeren en de emotionele relatie tussen gebouw en gebruiker.

(28)

Pagina 28 van 73 Voorbeeld.

Smalle donkere steegjes waar geen raam op uitkijkt en tegenliggers nauwelijks te passeren zijn worden ervaren als eng. Een brede helder verlichte straat waar men weet dat andere mensen (vanuit hun woonkamers) kunnen zien wat er gebeurt, en waarin men voldoende

oriëntatiepunten / informatie over hun omgeving kan vinden worden niet direct als eng ervaren.

Afbeeldingen rechts: boven (steeg), al snel als onprettig ervaren onder (straat) gezellige sfeer op straat

Inbraak veiligheid

Politiekeurmerk veilig wonen,

Bouwbesluit,

Politiekeurmerk veilig wonen, zone tussen openbare ruimten en schil waarop toezicht kan worden gehouden.

Bouwbesluit,

schil vormt wering tegen indringers van openbaar naar privé.

6.3.1

TOELICHTING OP THEMA

S

VEILIGHEID

Basis: Bouwbesluiteis bestaande bouw; stelt eisen waarbij vluchten bij brand mogelijk moet zijn en valgevaarlijke situaties moeten zijn afgeschermd.

Adequaat: Bouwbesluiteis op niveau nieuwbouw; stelt eisen aan veilig vluchten en brandbestrijding, valgevaar is weggenomen door een goede afscherming en inbraakgevoelige bouwdelen zijn voorzien van deugdelijke voorzieningen.

Grondig: Naast aanscherping van valveiligheid is hier een toevoeging met betrekking tot sociale veiligheid. Onder dit onderdeel zijn dit de speerpunten:

• Bij een woning is een parkeervoorziening waarop zicht is vanuit de woningen;

• Vanuit de woning kan zonder (val)gevaar, kindvriendelijk de aan het gebouw gerelateerde voorzieningen zoals speel- en parkeerplaats worden bezocht;

• Op de bij het gebouw behorende voorzieningen is goed toezicht vanuit de woningen en de overige buurt. s ’Avonds is er voldoende verlichting voor dit doel;

• De Paden rond het gebouw zijn prettig in gebruik, en zijn goed overzichtelijk;

• De inbraakveiligheid en risico’s op babbeltrucs bij senioren of verstandelijk beperkte personen zijn beperkt door extern toezicht op de entrees van woningen te creëren, bijvoorbeeld met uitzicht vanuit een andere woning;

• Het woongebouw kan niet ongezien worden benaderd, en biedt geen mogelijkheden waarin men ongezien kan verschuilen;

• De entree en toegangen tot de galerijen zijn alleen voor bewoners of bevoegde gasten toegankelijk.

(29)

Pagina 29 van 73 Notitie.

het bouwbesluit stuurt hier aan op een bepaalde manier van oplossen. Maar zoals ik al eerder bij een andere onderwerp heb aangegeven is het in een bak gooien van de juiste ingrediënten niet de weg tot het juiste eindproduct. Daglicht moet op de juiste plaatsen en manier in de woning worden toegelaten om c omfort te creëren. Bij luchtuitwisseling moet de toegevoerde lucht wel gezonder (betere kwaliteit) zijn als de afgevoerde lucht. Bij geluidisolatie is de standaard waarde niet per definitie afdoende als er sprake is van sterk wisselende

geluidbelasting op de gevel. GEZONDHEID

Basis: bouwbesluiteis bestaande bouw; geeft eisen aan de hoeveelheid luchtverversing, minimum daglicht toetreding.

Adequaat: Het nieuwbouwniveau van het bouwbesluit stelt zwaardere eisen aan daglicht toetreding, voor luchtverversing zijn er een aantal eisen toegevoegd. Hiernaast zijn er ook prestatie-eisen gesteld voor de akoestische prestatie van de schil en woningscheidende wanden.

Grondig: om reden van de bovenstaande notitie heb ik een aanvullend niveau opgesteld en de eisen aangevuld waar deze verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd. De kernpunten zijn:

• Rekening houden met geluidbelaste gevels, en indien mogelijk met natuurlijke middelen (begroeiing, grondwallen e.d.) geluidbelasting reduceren;

• Daglichtopeningen tactisch plaatsen om hinderlijke contrastverschillen te voorkomen, en indien mogelijk hier ook slimme natuurlijke of vaste zonweringen toepassen;

• Creëren van uitzicht (met voorkeur in groene zone, en openbare functies) waarbij aandacht aan daglichttoetreding word geschonken (zie bovenstaand punt) zodat de bewoner niet zelf hierin gaat voorzien;

• Creëren van uitzicht waarbij aandacht aan privacy word geschonken, zodat de bewoner niet zelf hierin gaat voorzien;

• Hinder van vervuiling, verval van de omgeving voorkomen door onderhoudsvrije, goed gefaciliteerde voorzieningen;

• Individuele regelbaarheid van installatie;

• Installatie die zo min mogelijk kans op vervuiling en discomfort geeft. En die door de bewoners zelf zijn te reinigen. Bij zitcomfort kan de bewoner ervoor kiezen de installatie uit te schakelen

waardoor er een ongezonde situatie ontstaat. Een onderhoudsvriendelijke oplossing met weinig risico’s op gezondheid schadende vervuiling bespaart in de toekomst op onderhoudslasten en eventuele klachten;

• Mogelijkheden bieden aan bewoners om op eigen wijze het klimaat in de woning te kunnen beïnvloeden.

(30)

Pagina 30 van 73 GEBRUIKSKWALITEIT

Basis: bouwbesluiteis bestaande bouw; geeft enkele voorschriften voor toegankelijkheid in de vorm van aanwezigheid en uitvoering van trappen, hellingbanen en breedte van gangen. Daarnaast wordt er een prestatie-eis voor enkele ruimten genoemd. Dit zijn:

• breedte en oppervlakte voor één ruimte;

• afmetingen (en aanwezigheid) van de toiletruimte;

• minimale te reserveren ruimte voor het opstellen van een aanrecht en kooktoestel.

Adequaat: Het nieuwbouwniveau van het bouwbesluit stelt eisen aan de entree van een woongebouw met betrekking tot afmetingen en afstanden tot lift en trap. Daarnaast zijn de eisen voor hellingen, trappen en gangen aangescherpt. Ook zijn er eisen voor de openbare trappenhuizen en liften eisen opgenomen. Hiernaast zijn er voorschriften voor bergingen opgenomen.

Voor bewoning zijn er aangescherpte eisen aan toiletruimte en ruimte voor het aanrecht. Hiernaast zijn er extra eisen voor badkamer, hal en buitenruime. Ook is een aparte ruimte voor het opstellen van een verwarmingstoestel verplicht.

Grondig: als aanvulling op de hiervoor genoemde eisen zijn er ook hier weer aanvullende en extra eisen opgenomen. De belangrijkste eisen hierin zijn:

• Parkeervoorzieningen binnen 100 meter van de entree, waarbij er voldoende plaatsen voor minder valide personen is;

• Toegankelijkheidssector (voor rolstoelen en mindervaliden) om het gebouw waarin alle gerelateerde voorzieningen vanuit de woning zijn te bereiken (speelplaatsen, zitbankjes, parkeerplaatsen);

• Goede verlichting rond het gebouw;

• Voorzieningen als een berging en oplaadpunten voor scootmobielen; • Voorzieningen voor het deponeren van huisafval;

• Het realiseren van minimaal één slaapkamer, woonkamer, keuken, badkamer, toiletruimte en bergkast;

• Ruimteafmetingen, deurbreedte en -draairichting afstemmen op eventueel gebruik met een rollator of rolstoel;

• Woonkamer met voldoende afmetingen voor een goede indeelbaarheid;

• Bediening van ramen, deuren en installatie dient goed bereikbaar te zijn en eenvoudig bedienbaar (ook voor rolstoelgebruikers en verstandelijk beperkten);

(31)

Pagina 31 van 73 Notitie.

Afgelopen Februari dit jaar is er door minister Stef blok aangegeven dat de overheid op zoek is naar een alternatief voor de EPC-waarde. De rede hiervoor was dat deze niet meer geschikt word geacht voor het doorrekenen van zeer energiezuinige gebouwen. *1

De rede dat de EPC in discussie staat is doordat het dimensieloze getal geen inzicht geeft in het verwachte energieverbruik van de woning. Hierdoor is sturing aan de hand van het veel gebruikte trias energetica niet mogelijk omdat de eerste stap (beperking van de energievraag) niet toepasbaar is. altenative berekeningsmethoden zoals passiefhuis berekeningen (PHPP) geven een afzonderlijke waarde van warmtevraag en totaal energieverbruik. *2

Hierdoor geeft deze berekening een betere aansluiting bij de praktijk. ENERGIEPRESTATIE

Basis: bouwbesluiteis bestaande bouw; een minimale prestatie voor warmteweerstand van dichte delen en maximale waarde voor koudestraling van glasvlakken, kozijnen en deuren.

Adequaat: niveau nieuwbouw van het bouwbesluit; stelt naast aangescherpte waarde voor de prestatie van bouwdelen ook een energie prestatie coëfficiënt (EPC).

Bij de grondige aanpak ben ik uitgegaan van de energielabelscore omdat een EPC berekening voor bestaande bouw niet reëel is doordat er allerlei factoren meespelen die niet zijn opgenomen in de EPC nieuwbouw. Daarnaast geeft het energielabel -in tegenstelling op de EPC informatie- ook informatie over het (theoretisch)verbruik van de woning.

In de notitie is aangegeven dat voor een nauwkeuriger resultaat beter een alternatieve berekeningsmethodiek kan worden gebruikt, wat zeker aan te bevelen is als men het afstudeerplan in de praktijk wik gebruiken maar voor de conceptontwikkeling is de energieprestatie advies berekening (EPA berekening) een snelle en goede basis.

Grondig: als aanvulling op de bouwbesluiteis stel ik de EPC 0 eis die als doelstelling ligt voor 2020 als uitgangspunt in label genoteerd is dit A++++.

Om dit doel te bereiken zijn in de prestatieparameters technieken in navolging van het “Trias Energetica” aanbevolen. Klimaatadoptieve oplossingen hebben (als deze mogelijk zijn) hierom de voorkeur.

De speerpunten uit de andere oplossingen zullen voor zo veel als mogelijk worden ingevuld met oog op punt 1, het beperken van de energievraag.

(32)

Pagina 32 van 73 TOEKOMSTWAARDE

Toekomstwaarde is een relatief begrip. In het begin van deze paragraaf heb ik reeds de stelling genoteerd dat het vooral om de dierbaarheid van een pand gaat. In de bovengenoemde punten wordt hier al voor een groot gedeelte invulling aan gegeven.

Bij de hiervoor genoemde punten is echter niet op uitstraling en invloed op het plaatselijk milieu ingegaan. Deze zaken zijn echter wel van essentieel belang voor het creëren van een gebouw wat dierbaar is binnen zijn omgeving.

Het bouwbesluit stelt geen esthetische eisen of eisen ter bevordering van het plaatselijke milieu. Toch heb ik dit onderdeel niet in het hoogste niveau geplaatst, omdat met eenvoudige technieken bijvoorbeeld de uitstraling van een pand sterk kan worden verbeterd.

Speerpunten bij dit onderdeel zijn:

• Verbeteren van uitstraling, met onderhoudsvrije oplossingen;

• Aanpassingen als het mogelijk is met verantwoorde materialen uitvoeren (NIBE-score);

• Aanpasbare, demontabele technieken toepassen die bij verbetering, onderhoud of sloop te scheiden zijn;

• Meer groen om en aan het gebouw;

• Inzet van functionele natuur (bijvoorbeeld begroeiing tegen blinde muren als graffitiwering); • Voorzieningen voor behoud van natuurlijke grondwaterbalans;

• Diversiteit aan planten, struiken en bomen ter bevordering van de biodiversiteit;

• Groenvoorzieningen die een risico kunnen vormen voor persoenen met een allergie op gepaste afstand van te openen vensters, balkons of openbare voorzieningen.

Bronnen veiligheid:

Afbeelding stee,g Verkregen op 9 oktober 2014 van:

http://forum.belgiumdigital.com/f66/graffiti-steegje-gent-252166.html

Afbeelding straat, Verkregen op 9 oktober 2014 van:

http://www.nationalgeographic.nl/fotografie/foto/ng-maastricht-4 Bronnen energieprestatie:

*1 alternatieven voor epc, Verkregen op 9 oktober 2014 van:

http://www.bouwformatie.nl/bouwnieuws/einde-van-de-epc-in-zicht Bouwnieuws (2014) Einde van de EPC in zicht?! www.bouwformatie.nl 04-07-2014

(33)

Pagina 33 van 73

Verwerking gegevens

(34)

Pagina 34 van 73

7

W

ONING ANALYSE

In hoofdstuk 0 heeft u de motivatie voor de in dit hoofdstuk geanalyseerde systemen kunnen lezen. Deze systemen waren:

• Pronto • Rottinghuis • Wilma-II

De hierop volgende beschrijving van de bevindingen uit de woninganalyse heb ik geordend aan de hand van de themalijnen. De uitgebreide analyse die u in bijlage # kunt vinden is opgebouwd uit een drietal analyses waarop deze thematische beschrijving is gebaseerd. De drie analysen in de bijlagen zijn:

• Bouwkundige analyse (prestatie van bouwkundige delen)

• Bouwfysische analyse (bouwfysische prestatie woning en installatie) • Woonkwaliteiten analyse (woonkwaliteiten en gebreken hieraan)

7.1 ALGEMENE OVEREENKOMSTEN

VEILIGHEID

Brandveiligheid: de draagstructuur in de woningen is vervaardigd uit een steen- /betonachtig materiaal. De tabellen uit SBR publicatie “Brandveilig ontwerpen” tonen aan dat de constructies de vereiste sterkte bij brand hebben om de nieuwbouweis te kunnen halen. In alle gevallen zijn er twee trappen aangebracht waardoor er twee richtingen op kan worden gevlucht. Het voorkomen van het bij brand bezwijken van de constructie en vluchtvoorzieningen, is dus voldoende.

Nader bekeken zijn er echter risico’s op het gebied van brandoverslag. Doorvoeren, kozijn- en pui-aansluitingen zijn niet brandveilig. Daarnaast leveren de puien niet voldoende weerstand tegen overslag naar de galerijen of naast- en/of bovengelegen woningen. Een van de grote risico hiervan word door de klepramen veroorzaakt.

Inbraak en sociale veiligheid: Naast vergrote risico’s bij brand leveren de klepramen ook een verhoogd risico op inbraak, wat bij het Pronto en Rottinghuis complex groter wordt omdat hier geen afgesloten entree aanwezig is, en een entreehal met onoverzichtelijke hoeken. Wel is hier sociale controle doordat er woningen uit de nabije omgeving op deze entrees uitkijken. Dit ontbreekt overigens bij het Wilma complex. Gezien op het onderdeel daglicht onder het thema gezondheid, kan worden geconcludeerd dat de sociale controle sterk kan verbeteren. Zonder aanpassing is het nog mogelijk om ondanks de sociale controle onopgemerkt een woning te benaderen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

,,Dat de eve- nementen deze zomer niet door kunnen gaan is natuurlijk jam- mer, maar ik word heel enthou- siast van het idee om de mooi- ste plekjes in Velsen te gebruiken voor

laevis kwamen om verschillende redenen wat minder goed uit de test, maar kunnen, gezien de langjarige goede ervaringen in de praktijk met deze rassen, met mate en bij voorkeur

[r]

[r]

Met de terugplaatsing is zijn steen niet alleen de oudste grafsteen van een VOC-dienaar in India gewor- den, maar is hij nog meer uniek omdat het de enige steen van een

Voor personen die zijn staandegehouden vanwege het rijden onder invloed van alcohol gaat het hierbij om de LEMA (Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer), de EMA

Maar willen we onder deze omstandigheden en rand- voorwaarden de heide echt een toekomst geven, dan kan dit enkel wanneer die heide niet geïsoleerd is van de rest van

RSTTUVWXVYZVX[W\W]^VT_XV`ZVaZ]VbWZ]V\ZY]Vc[VYW]VUTb]cc\dVeZbV`ZVbWZ]