• No results found

Vergoeden en voorkomen van gezondheidsschade als gevolg van non-vaccinatie: de effectiviteit van het aansprakelijkheidsrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergoeden en voorkomen van gezondheidsschade als gevolg van non-vaccinatie: de effectiviteit van het aansprakelijkheidsrecht"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vergoeden en voorkomen van gezondheidsschade als

gevolg van non-vaccinatie: De effectiviteit van het

aansprakelijkheidsrecht

Natasha Maria Prins

Universiteit van Amsterdam FdR

(2)

2

Abstract

De meeste ouders kiezen ervoor om hun kinderen te laten inenten, maar soms volgen ouders het Rijksvaccinatieprogramma niet. Dit kan om verschillende redenen zijn. Zo is er een kleine groep kinderen die om medische redenen niet ingeënt kan worden. Ook zijn er ouders die vanuit hun geloofsovertuiging handelen en ouders die van mening zijn dat niet vaccineren veiliger is dan wel vaccineren. Als gevolg van het niet-gevaccineerd zijn lopen sommige kinderen een infectieziekte op waardoor zij ernstige gezondheidsschade leiden. Een aantal van deze kinderen neemt het hun ouders erg kwalijk dat zij hen niet hebben laten inenten. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken of het aansprakelijkheidsrecht, in vergelijking met een aantal andere juridische- en beleidsinstrumenten, het meest effectieve instrument is voor het vergoeden en voorkomen van schade in het geval een kind door diens ouders

gezondheidsschade heeft geleden als gevolg van het niet-ingeënt zijn volgens het schema van het Rijksvaccinatieprogramma.

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag is uitgezocht of het mogelijk is voor een dergelijk kind om diens ouders aansprakelijk te stellen. Daarnaast is bekeken hoe effectief het aansprakelijkheidsrecht kan zijn voor het vergoeden en voorkomen van deze

gezondheidsschade. Vervolgens is een vergelijking gemaakt tussen de effectiviteit van het aansprakelijkheidsrecht en de effectiviteit van een aantal andere instrumenten, namelijk de sociale zekerheid, verzekeringen en de invoering van een vorm van vaccinatieverplichting, voor het vergoeden en voorkomen van deze gezondheidsschade. Hier is derhalve niet enkel gekeken naar instrumenten die aan het kind zelf ter beschikking staan.

Uit het onderzoek is gebleken dat het in beginsel mogelijk is voor een kind om diens ouders aansprakelijk te stellen. Indien dit lukt is het aansprakelijkheidsrecht een effectief middel voor het compenseren van de geleden schade. Het kan echter lastig zijn om aan alle materiële vereisten te voldoen, wat betekent dat indien er geen aansprakelijkheid kan worden gevestigd, er geen schadevergoeding zal worden uitgekeerd. Wat betreft preventie van toekomstige schade zal het aansprakelijkheidsrecht niet erg effectief zijn. Voor ouders die een duidelijke reden hebben voor non-vaccinatie zal er waarschijnlijk geen prikkel ontstaan om toch te handelen, nu het hier gaat om een opvoedkundige beslissing waarin zij een grote

(3)

3 proberen schadevergoeding te vorderen van diens ouders. Indien het niet lukt om aan de materiële vereisten te voldoen zal de schade van het kind deels gecompenseerd kunnen worden door middel van het sociale zekerhedenstelsel en de ziektekostenverzekering. Om toekomstige schade te kunnen voorkomen lijkt de beste optie het invoeren van verplichte deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma om gebruik te mogen maken van een

kinderdagverblijf. Dit zou kunnen leiden tot een stijging van de vaccinatiegraad, waarmee hier veel gezondheidsschade als gevolg van infectieziekten door voorkomen kan worden.

(4)

4

Inhoudsopgave

Abstract……….…2

Inhoudsopgave………..……..4

Lijst van gebruikte afkortingen……….………..5

1. Inleiding………....6

1.1 Aanleiding………...6

1.2 Probleemstelling………..7

1.3 Opbouw en methode van onderzoek………....8

2. De huidige regelgeving van het aansprakelijkheidsrecht………....10

2.1 De materiële vereisten van het aansprakelijkheidsrecht……….…10

2.1.1 Onrechtmatigheid………...10

2.1.2 Relativiteitseis………….………...13

2.1.3 Toerekenbaarheid...………13

2.1.4 Schade………...……….….14

2.1.5 Causaal verband...……….…..14

2.2 Toepassing van het aansprakelijkheidsrecht……….….15

2.3 Tussenconclusie……….18

3. Het voorkomen en vergoeden van de negatieve gevolgen van non-vaccinatie door middel van het aansprakelijkheidsrecht………20

3.1 De functies van het aansprakelijkheidsrecht……….……….20

3.2 Doelen die door een effectief instrument zouden moeten worden gediend………...………..21

3.3 Compensatie van geleden schade……….………..22

3.4 Rechtvaardige verdeling schadekosten……….……….23

3.5 Preventie van toekomstige schade……….……….24

3.6 Tussenconclusie……….27

4. Alternatieve instrumenten voor het voorkomen en vergoeden van de negatieve gevolgen van non-vaccinatie………...…29

4.1 Doelen die door een effectief instrument zouden moeten worden gediend………...………..29

4.2 Sociale zekerheid………...29 4.3 Verzekeringen……….…………...31 4.4 Vaccinatieplicht……….32 4.5 Tussenconclusie……….35 5. Conclusie………37 5.1 Aanbeveling………...…40 Literatuurlijst………...42

(5)

5

Lijst van gebruikte afkortingen

AOW – Algemene Ouderdomswet BW – Burgerlijk Wetboek

EVRM – Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden HR – Hoge Raad

IVBPR – Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten IVRK – Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

NVA – Nederlandse Vereniging voor Autisme NVKP – Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken RIVM – Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RVP – Rijksvaccinatieprogramma

(6)

6

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Met behulp van vaccinaties kan de verspreiding van een infectieziekte voorkomen worden.1 Infectieziekten zijn ziekten die ontstaan door besmetting van een mens of dier met een virus, bacterie, schimmel, eiwit of parasiet, wat tot een infectie leidt.2 Sommige van deze

infectieziekten kunnen een blijvende schade veroorzaken aan de gezondheid, of zelfs tot sterfte leiden. Voor een aantal ziekten kunnen deze gevolgen worden ingeperkt. Het is namelijk mogelijk om groepsimmuniteit op te bouwen. Dit houdt in dat een bepaalde

infectieziekte minder vaak voor zal komen, en soms zelfs helemaal kan verdwijnen, wanneer er veel inwoners tegen die ziekte zijn ingeënt. Zij die niet ingeënt zijn worden hierdoor beschermd omdat zij door deze groepsimmuniteit ook minder risico lopen om de ziekte te krijgen. Voor het bereiken van groepsimmuniteit is het belangrijk dat er zo veel mogelijk mensen, meestal kinderen, worden ingeënt.3 In Nederland is daarom in 1957 het

Rijksvaccinatieprogramma ingevoerd, waarmee momenteel beschermd wordt tegen twaalf ernstige infectieziekten. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stuurt alle ouders in Nederland een paar weken na de geboorte van een kind informatie op over de verschillende soorten vaccinaties. Dit gebeurt door middel van brieven, folders,

inentingskaarten en uitnodigingen.4

De meeste ouders kiezen ervoor om hun kinderen te laten inenten, maar soms volgen ouders het Rijksvaccinatieprogramma niet. Dit kan om verschillende redenen zijn. Zo is er een kleine groep kinderen die om medische redenen niet ingeënt kan worden. Ook zijn er ouders die vanuit hun geloofsovertuiging handelen en van mening zijn dat niet dient te worden

ingegrepen in het leven dat God aan de mens gegeven heeft.5 Daarnaast wordt er online veel

informatie verspreid waarin vaccinaties gevaarlijk genoemd worden. Er zijn bijvoorbeeld veel websites die ouders waarschuwen en daarbij vele negatieve gevolgen van vaccins

opsommen.6 Sommige ouders gaan hierdoor twijfelen aan de voordelen die het

Rijksvaccinatieprogramma met zich meebrengt, wat hen er toe doet besluiten om hun

1 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2007, p. 18. 2 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2007, p. 11. 3https://rijksvaccinatieprogramma.nl/infectieziekten (online 10/05/2020).

4https://rijksvaccinatieprogramma.nl/over-het-programma/juridische-informatie (online 10/05/2020). 5https://www.rivm.nl/acceptatie-van-vaccinatie-in-reformatorische-gezindte (online 10/05/2020). 6https://stichtingvaccinvrij.nl/ziektes-vaccins/vaccins/vaccineren/ (online 10/05/2020).

(7)

7 kinderen niet te laten vaccineren. Wanneer er meer ouders besluiten om hun kinderen niet in te laten enten kan de vaccinatiegraad dalen. Wanneer de vaccinatiegraad daalt komt ook de groepsimmuniteit in gevaar. Dit zorgt er niet alleen voor dat kinderen die om medische redenen niet ingeënt kunnen worden een groter risico lopen om een infectieziekte op te lopen, maar ook kinderen die vanwege hun jonge leeftijd nog niet aan het Rijkvaccinatieprogramma zijn begonnen lopen hiermee risico.7 In gemeenten waar relatief gezien weinig kinderen zijn ingeënt komen hierdoor toch nog uitbraken voor. Zo ontstond er in 2013 een grote mazelen-uitbraak in gemeenten waar sprake was van een lage vaccinatiegraad. Het ging hier vooral om gezinnen die tot de reformatorisch gezindte behoorden, die zich om religieuze redenen niet hebben laten vaccineren.8 Zo is ook polio een ziekte die een aantal uitbraken heeft gekend onder kinderen waarvan de ouders hun kinderen om religieuze redenen niet hebben laten inenten. Als gevolg van deze infectieziekten, ontstaan door het niet gevaccineerd zijn, kunnen kinderen ernstig ziek worden. Een aantal van de kinderen die als gevolg van een uitbraak aanzienlijke gezondheidsschade hebben opgelopen en gehandicapt zijn geraakt, verwijten hun ouders dat zij hen niet hebben laten inenten terwijl die mogelijkheid wel bestond.9 Zo noemt

Jan Wolkers in Het Marathoninterview met Ronald van den Boogaard in 1986 dat hij woedend is op zijn vader dat hij en zijn broers en zussen niet ingeënt zijn. “Dan had mijn broer waarschijnlijk nog geleefd”, stelt hij.10

1.2 Probleemstelling

In deze scriptie wil ik onderzoeken of het aansprakelijkheidsrecht, in vergelijking met een aantal andere juridische- en beleidsinstrumenten, het meest effectieve instrument is voor het vergoeden en voorkomen van schade in het geval een kind door diens ouders

gezondheidsschade heeft geleden als gevolg van het niet-ingeënt zijn volgens het schema van het Rijksvaccinatieprogramma.

Wanneer er ergens schade is ontstaan, wordt in eerste instantie vaak gekeken naar het aansprakelijkheidsrecht om de schade te vergoeden. Ik vraag mij echter af of het

aansprakelijkheidsrecht wel een effectief instrument is in een situatie zoals deze, waarbij het

7https://rijksvaccinatieprogramma.nl/infectieziekten/groepsimmuniteit (online 10/05/2020). 8https://www.rivm.nl/mazelen/mazelenepidemie_2013_2014 (online 11/05/2020).

9 Pierik, NJB 2013/2362, p. 2802.

10https://www.vpro.nl/programmas/marathoninterview/luister/overzicht/w/jan-wolkers.html (online

(8)

8 kind ziek is geworden als gevolg van een opvoedkundige beslissing van diens ouders. Er bestaat namelijk geen directe plicht voor ouders om het Rijksvaccinatieprogramma te volgen. Om een antwoord op mijn onderzoeksvraag te vinden heb ik eerst een aantal andere vragen beantwoord. Zo heb ik uitgezocht hoe aansprakelijkheid wordt gevestigd, hoe dit toe te passen is op de situatie waarin een kind gezondheidsschade heeft opgelopen als gevolg van het niet-ingeënt zijn door diens ouders, wat de maatschappelijke betekenis van het

aansprakelijkheidsrecht is in onze samenleving, welke doelen het aansprakelijkheidsrecht zou moeten dienen om als effectief instrument te kunnen worden aangemerkt, wat de gevolgen zijn van het gebruik van het aansprakelijkheidsrecht en of er wellicht andere instrumenten zijn die de eerder genoemde doelen effectiever dienen.

1.3 Opbouw en methode van onderzoek

Om mijn onderzoek te verduidelijken zal ik een zelfbedachte casus als voorbeeld nemen: De ouders van Maria hebben haar niet volgens het Rijksvaccinatieprogramma laten inenten toen zij jong was, omdat zij meenden dat dit niet nodig was. Als gevolg hiervan was Maria niet voldoende beschermd tegen infectieziekten en heeft zij polio opgelopen. De spieren in haar rechterbeen zijn hierdoor niet voldoende ontwikkeld en zij zal de rest van haar leven mank lopen. Maria neemt het haar ouders kwalijk dat zij haar niet hebben ingeënt. Zij zou graag willen dat haar schade wordt gecompenseerd en dat dergelijke schade in de toekomst zal worden voorkomen.

Hierna zal ik in het tweede hoofdstuk uiteenzetten wat het huidige aansprakelijkheidsrecht in Nederland inhoudt en onder welke voorwaarden iemand aansprakelijk gesteld zou kunnen worden. Vervolgens zal ik dit toepassen op de casus van Maria, om uit te zoeken of zij haar ouders aansprakelijk zou kunnen stellen. In hoofdstuk drie zal ik de maatschappelijke rol van het aansprakelijkheidsrecht bespreken. Hierbij zal ik in ogenschouw nemen welke doelen er met het aansprakelijkheidsrecht zouden moeten worden nagestreefd om er voor te zorgen dat de schade van Maria gecompenseerd wordt, en in de toekomst niet nogmaals door een ander zal worden geleden. In het vierde hoofdstuk zal ik de rol van het aansprakelijkheidsrecht vergelijken met andere instrumenten om de negatieve gevolgen van non-vaccinatie te kunnen voorkomen of vergoeden. Ik vergelijk hierbij de sociale zekerheid, verzekeringen en de invoering van een vorm van vaccinatieverplichting. Hiermee wil ik onderzoeken of de inzet van een van deze andere instrumenten wellicht beter zou kunnen werken om de doelen uit het

(9)

9 derde hoofdstuk na te streven. Tot slot worden alle onderzoeksresultaten in de conclusie besproken en toegelicht.

(10)

10

2. De huidige regelgeving van het aansprakelijkheidsrecht

Om te kunnen bepalen of het aansprakelijkheidsrecht het meest geschikte instrument is om in te zetten voor een kind als Maria, dat schade heeft geleden als gevolg van een infectieziekte waarvoor zij door haar ouders niet is ingeënt, zal eerst moeten worden uitgezocht wat het aansprakelijkheidsrecht precies inhoudt. In dit hoofdstuk zal ik een korte uiteenzetting geven van het aansprakelijkheidsrecht en de materiële vereisten voor het vestigen van

aansprakelijkheidsrecht. Tot slot zal ik deze eisen toepassen op de situatie van Maria.

2.1 De materiële vereisten van het aansprakelijkheidsrecht

Het aansprakelijkheidsrecht zorgt voor een balans tussen enerzijds het beginsel dat een ieder zijn eigen schade dient te dragen en anderzijds het beginsel dat je een ander geen schade behoort te berokkenen. Met het aansprakelijkheidsrecht wordt gekeken naar de

omstandigheden van het geval, waarmee wordt beoordeeld of er sprake is van een

buitencontractuele aansprakelijkheid.11 Volgens artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, verplicht om de schade te vergoeden die de ander door deze onrechtmatige daad lijdt.12 Wanneer persoon A schade toebrengt aan persoon B, zal persoon A kunnen worden aangesproken om de schade die persoon B lijdt, te vergoeden. Persoon A is in dit geval aansprakelijk. Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid gelden een aantal vereisten. Zo dient er sprake te zijn van een onrechtmatige gedraging. Deze gedraging moet aan de dader kunnen worden toegerekend en daarnaast moet er sprake zijn van schade en een causaal verband. Ook moet er gekeken worden naar het relativiteitsvereiste, wat inhoudt dat de norm die geschonden is ook bescherming dient te bieden tegen de schade zoals deze door het slachtoffer in diens hoedanigheid is geleden.13

2.1.1 Onrechtmatigheid

Het eerste vereiste voor het vaststellen van aansprakelijkheid is derhalve dat er een

onrechtmatige daad is gepleegd. Volgens het tweede lid van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is een daad onrechtmatig wanneer deze daad een inbreuk maakt op een recht, een doen of nalaten is in strijd met een wettelijke plicht, of een schending is van een

11 Asser/Sieburgh 6-IV 2019/18. 12 Art. 6:162 BW.

(11)

11 maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm.14 Een onrechtmatige daad hoeft niet altijd uit slechts een actief handelen te bestaan. Juist ook door iets na te laten kan men een onrechtmatige daad plegen. Iets nalaten te doen is slechts onrechtmatig wanneer de geschonden norm verplichtte tot handelen en er niet gehandeld is.15

Een vorm van onrechtmatig gedrag is het maken van een inbreuk op een recht van een ander. Wanneer een dader zich op een manier gedraagt, of juist iets nalaat te doen, waardoor hij een inbreuk maakt op een subjectief recht van een ander, begaat de dader een onrechtmatige daad. Een inbreuk op een recht kan zich voordoen wanneer een dader zich gedraagt op een manier die is voorbehouden aan de rechthebbende, of wanneer de dader er voor zorgt dat de

rechthebbende zelf zijn recht niet kan uitoefenen. Met een subjectief recht wordt hier

voornamelijk een absoluut vermogensrecht of een persoonlijkheidsrecht bedoeld.16 Het begrip

subjectief recht kan heel ruim worden uitgelegd. Er kan hier veel onder worden begrepen, zoals het recht op huisvrede, het recht op privacy en het recht op een leefbaar milieu. Er kunnen hier dus heel abstract geformuleerde rechten onder vallen, waarbij het ingewikkeld kan zijn om daar een onrechtmatigheidsoordeel op te baseren.17

Een tweede vorm van onrechtmatig gedrag is het handelen in strijd met een wettelijke plicht. In de wet zijn vele verschillende verplichtingen neergelegd. Deze plichten zijn opgenomen in verdragen, wetten in formele zin en in lagere wet- en regelgeving. Wanneer een dader in strijd handelt met een dergelijke plicht, wordt in beginsel aangenomen dat de dader zich

onrechtmatig heeft gedragen.18 Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid is het daarbij van belang dat die wettelijke verplichting tot doel heeft om het slachtoffer te beschermen tegen de schade die door de gedraging van de dader is veroorzaakt.19

Een laatste vorm van gedrag dat als een onrechtmatige daad kan gelden is het handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Een dader handelt onrechtmatig wanneer hij zich gedraagt op een manier die in strijd is met een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm. Of een bepaalde gedragsregel als maatschappelijke

14 Art. 6:162 lid 2 BW.

15 Asser/Sieburgh 6-IV 2019/36.

16 Jansen, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 3.1 (online, bijgewerkt 25 oktober 2019). 17 Spier e.a. 2018, nr. 34.

18 Spier e.a. 2018, nr. 23.

(12)

12 zorgvuldigheidsnorm kan worden aangemerkt, hangt af van de omstandigheden van het geval.20 Deze invulling van het begrip onrechtmatige daad komt voort uit het

Lindenbaum/Cohen-arrest. Hierin werd door de Hoge Raad gesteld dat ook ‘een handelen of nalaten, dat in strijd is met de goede zeden of de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt’ een onrechtmatige daad kan opleveren.21 Deze grond is bewust op zodanige

wijze geformuleerd dat hier erg veel onder kan worden geschaard. Op deze manier kan een dader in veel gevallen tot schadevergoeding worden veroordeeld in geval er, lettend op wat in het algemeen als behoorlijk wordt aangemerkt, onbehoorlijk is gehandeld.22

Bij het beoordelen van onrechtmatig gedrag zullen verschillende gezichtspunten in ogenschouw kunnen worden genomen om te beoordelen hoe ernstig de schending is. Als algemeen uitgangspunt kan gesteld worden dat iedereen zich moet gedragen op een manier die van een zorgvuldig mens zou mogen worden verwacht. Hierbij kun je je afvragen hoe ver je moet gaan om schade aan anderen te voorkomen. Er zijn veel arresten gewezen over de beoordeling van onrechtmatig handelen.23 In het Kelderluik-arrest zijn verschillende

gezichtspunten opgesomd ter beoordeling van onrechtmatigheid van gevaarzetting.24 Zo dient er een hogere zorgplicht in acht te worden genomen wanneer de ernst en de omvang van de mogelijke schade groter is en de kans op verwezenlijking van die schade groter is. Daarnaast zou moeten worden afgewogen hoe bezwaarlijk het is om maatregelen te nemen om te zorgen dat deze mogelijke schade niet in zal treden.25 In geval van zuiver nalaten – dus juist iets niét doen wanneer dit wel geboden zou zijn – kunnen er een aantal voorwaarden aan verbonden zijn voordat van aansprakelijkheid kan worden gesproken. Zo zal de dader concrete kennis moeten hebben van de gevaarlijke situatie, moet er dreiging zijn van ernstig letsel, moet er ook echt de mogelijkheid zijn om in te kunnen grijpen, en er moet een reële afweging worden gemaakt of het bezwaarlijk zou zijn om te handelen.26 Of er gesproken kan worden van handelen in strijd met een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm hangt derhalve af van de omstandigheden van het geval.

20 Jansen, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 3.1 (online, bijgewerkt 25 oktober 2019). 21 HR 31 januari 1919, ECLI:NL:HR:1919:AG1776. 22 Spier e.a. 2018, nr. 15. 23 Spier e.a. 2018, nr. 45. 24 HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079. 25 Spier e.a. 2018, nr. 47. 26 Spier e.a. 2018, nr. 53.

(13)

13

2.1.2 Relativiteitseis

Het relativiteitsvereiste is vastgelegd in de artikelen 162 lid 3 en 163 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De dader is alleen aansprakelijk voor de schade die hij met zijn

onrechtmatige daad heeft veroorzaakt, indien de norm die hij heeft overtreden ertoe strekt om het slachtoffer juist tegen die schade te beschermen.27

2.1.3 Toerekenbaarheid

Volgens het derde lid van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan een onrechtmatige daad worden toegerekend aan een dader wanneer de daad aan zijn schuld te wijten is, of wanneer de daad te wijten is aan een oorzaak die voor zijn rekening komt volgens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen.28 Schuld kan verschillende betekenissen hebben. Op deze plek in de wet wordt met schuld bedoeld dat de gedraging de dader verweten kan worden. De dader wordt voor zijn onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan

verantwoordelijk gesteld. Hier is een uitzondering op wanneer de dader de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt. Een gedraging kan hem dan niet als onrechtmatige daad worden toegerekend.29

Wanneer de schuld ontbreekt houdt dit niet direct in dat een daad niet aan de dader zal kunnen worden toegerekend.30 Een daad kan namelijk ook aan een dader worden toegerekend

wanneer deze te wijten is aan een oorzaak die krachtens de wet of verkeersopvattingen voor zijn rekening komt.31 Zo zal een gedraging van iemand met een geestelijke of lichamelijke tekortkoming, zelfs wanneer hij of zij zich niet bewust is van wat er gebeurt, aan die persoon kunnen worden toegerekend ingevolge artikel 165 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast zijn dwaling en onervarenheid voorbeelden van omstandigheden die volgens verkeersopvattingen aan de dader toegerekend kunnen worden. Het gaat hier vaak om gevallen waarin geen sprake is van schuld, maar waarin het zeer redelijk is om wel aansprakelijkheid buiten schuld aan te nemen.32

27 Asser/Sieburgh 6-IV 2019/129. 28 Art. 6:162 lid 3 BW. 29 Art. 6:164 lid 1 BW. 30 Asser/Sieburgh 6-IV 2019/99-101. 31 Art. 6:162 lid 3 BW. 32 Asser/Sieburgh 6-IV 2019/121.

(14)

14

2.1.4 Schade

In de wet en de parlementaire geschiedenis is geen definitie van schade te vinden.33 Bij schade is er sprake van vermindering of nadeel in vermogen of een ander object. Deze vermindering of dit nadeel kan gemeten worden door de situatie zonder de

schadeveroorzakende gebeurtenis te vergelijken met de toestand waarin deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden.34 Er is aanleiding voor schadevergoeding wanneer er nadeel is geleden dat veroorzaakt is door de onrechtmatige daad die aan de dader kan worden toegerekend.35

2.1.5 Causaal verband

Een verplichting tot schadevergoeding bestaat slechts als de geleden schade het gevolg is van de door de dader gepleegde onrechtmatige daad. Er moet sprake zijn van een causaal

verband.36 Het is niet altijd makkelijk om vast te stellen of er van een causaal verband sprake

is. Om dit na te gaan worden er twee stappen gezet. Zo wordt eerst gekeken of er sprake is van een condicio sine qua non-verband. Als bij het wegdenken van de oorzaak de schade niet zou zijn ingetreden, dan is de oorzaak een condicio sine qua non.37 Vervolgens wordt de toets

van artikel 98 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek toegepast. De schade komt alleen voor vergoeding in aanmerking als er een zodanig verband bestaat met de gebeurtenis waarvoor de dader aansprakelijk is, dat deze schade als gevolg van die gebeurtenis aan de dader kan worden toegerekend.38 Voor de beoordeling van dit tweede criterium heeft Brunner een aantal deelregels opgesteld. Hiermee kan worden gekeken of de schade zou moeten worden

toegerekend. Zo stelt Brunner dat hoe waarschijnlijker het is dat het gevolg zal intreden, hoe sneller toerekening is gerechtvaardigd. Ook kan de schade eerder worden toegerekend wanneer het minder ver van de gebeurtenis af staat. Daarnaast hebben ook de aard van de aansprakelijkheid en de schade invloed op de toerekening. Zo zal ernstigere schade sneller kunnen worden toegerekend en wordt schade juist minder snel toegerekend wanneer er weinig sprake was van verwijtbaar handelen.39

Het is natuurlijk mogelijk dat de schade ontstaat door meerdere daders of meerdere

gebeurtenissen. Gezondheidsschade als gevolg van een infectieziekte ontstaat bijvoorbeeld

33 Spier e.a. 2018, nr. 199. 34 Spier e.a. 2018, nr. 200. 35 Asser/Sieburgh 6-II 2017/14. 36 Asser/Sieburgh 6-II 2017/47. 37 Asser/Sieburgh 6-II 2017/50. 38 Art. 6:98 BW. 39 Asser/Sieburgh 6-II 2017/64-66.

(15)

15 niet alleen door non-vaccinatie; het kind moet ook door een ander besmet worden met de infectieziekte. Hier is sprake van samenlopende oorzaken. De schade zou niet intreden als een van deze oorzaken zou worden weggedacht.40 Wanneer er meerdere daders zijn en het niet zeker is wie van hen de schade heeft veroorzaakt, zal deze in beginsel aan ieder van hen kunnen worden toegerekend.41 Wanneer een van de fouten veel ernstiger is dan de ander kan hier anders over worden geoordeeld.42

2.2 Toepassing van het aansprakelijkheidsrecht

Er zijn kinderen besmet geraakt met een infectieziekte waarvoor zij hadden kunnen worden ingeënt, maar waar zij niet voor zijn ingeënt omdat hun ouders ervoor hebben gekozen deze kinderen niet te laten vaccineren. Sommige van deze kinderen nemen dit hun ouders kwalijk en zouden de schade die zij als gevolg van deze besmetting hebben geleden graag willen verhalen. Ik vraag mij af of het aansprakelijkheidsrecht hier een oplossing zou kunnen bieden. Om deze vraag te beantwoorden zal ik de materiële vereisten voor een aansprakelijkstelling toepassen op de situatie van Maria uit mijn eerder gegeven voorbeeld. Hierbij zal moeten worden gekeken of er kan worden gesproken van onrechtmatig handelen door de ouders jegens Maria. Hiervoor moet er sprake zijn van een onrechtmatige gedraging die kan worden toegerekend aan de ouders. Er moet door Maria schade zijn geleden en er moet een causaal verband tussen de schade en de handeling zijn. Daarnaast moet voldaan zijn aan het

relativiteitsvereiste.

Om te bepalen of de handeling – het niet volgen van het Rijksvaccinatieprogramma, en dus het niet inenten van Maria – onrechtmatig is, kunnen een paar stappen worden gezet. Er moet worden gekeken of deze handeling een inbreuk maakt op een subjectief recht van Maria, of de ouders handelden in strijd met een wettelijke plicht, of dat de handeling in strijd is met

hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt.43 Ingevolge artikel 24 van het Verdrag inzake de rechten van het kind heeft een kind recht op gezondheid. Er moet zoveel mogelijk voor worden gezorgd dat kinderen kunnen genieten van een grote mate van gezondheid en dat zij goed behandeld kunnen worden, en kunnen herstellen wanneer zij ziek zijn. Het aangeboden krijgen van vaccinaties kan ook onder dit recht vallen. Dit is echter niet een recht dat kan

40 Asser/Sieburgh 6-II 2017/86. 41 Art. 6:99 BW.

42 Asser/Sieburgh 6-II 2017/86. 43 Art. 6:162 lid 1 BW.

(16)

16 worden ingeroepen tegen de ouders, maar een recht dat verlangt van de Staten die partij zijn bij het verdrag dat zij voldoende maatregelen nemen om dit recht te kunnen verwezenlijken, waarbij ook andere rechten zoals de vrijheid van godsdienst gerespecteerd dienen te worden.44 Hiervan kan dus niet worden gesteld dat de ouders een inbreuk hebben gemaakt op het recht op gezondheid van Maria nu zij haar niet hebben laten inenten. Ingevolge het eerste lid van artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben ouders de plicht en het recht om hun kind te verzorgen en op te voeden. Onder verzorgen en opvoeden wordt mede verstaan het zorgen voor voldoende onderdak, kleding, voedsel, onderwijs en medische behandeling.45 Het recht dat ouders hebben om hun kinderen te kunnen opvoeden is in het belang van het kind aan de ouders gegeven. Om die reden kan dit recht dan ook niet los worden gezien van de plicht die ouders hebben om het belang van het kind te dienen.46 In artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is geen plicht opgenomen voor ouders om hun kind te laten vaccineren. Op grond van dit artikel alleen kan derhalve niet worden gesteld dat de ouders in strijd handelden met een wettelijke plicht nu zij besloten hebben om Maria niet te laten inenten. Nu Maria als gevolg van dit niet-inenten ziek is geworden, zal zij haar ouders dan ook niet enkel op grond van artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aansprakelijk kunnen stellen voor de schade ze heeft geleden.

In de situatie van Maria, waarin haar ouders haar niet hebben laten inenten volgens het schema van het Rijksvaccinatieprogramma en zij gezondheidsschade lijdt door het niet-gevaccineerd zijn, kunnen de eerder genoemde gezichtspunten, ontleend aan het Kelderluik-arrest47, worden toegepast om te beoordelen of er door haar ouders wellicht in strijd is gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Zo zou in ogenschouw kunnen worden genomen wat de ernst van de ziekte is wanneer deze tot uiting komt als er geen vaccinatie is toegediend en hoe groot het risico is dat het kind loopt om ziek te worden bij niet-inenten. Polio is een vrij ernstige ziekte, waarbij 1 op de 100 tot 200 geïnfecteerde personen blijvend verlamt raakt. De ziekte verspreidt zich via de mond, door bijvoorbeeld praten of hoesten.48 Daarnaast kan ook de reden waarom er niet is ingeënt een rol spelen. Hierbij is de reikwijdte van belang van de vrijheid die ouders hebben om hun

44 Art. 24 IVRK.

45 Punselie, in: GS Personen- en familierecht, art. 1:247 BW, aant. 2 (online, bijgewerkt 15 maart 2020). 46 HR 25 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2714 (met verwijzing naar EHRM 28 november 1988,

ECLI:NL:XX:1988:AD0533).

47 HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079. 48https://www.rivm.nl/polio (online 18/06/2020).

(17)

17 kinderen op een manier op te voeden die hen het beste lijkt.49 Gezien het recht om je kinderen volgens je eigen levensovertuiging op te voeden, zullen ouders die om religieuze redenen niet inenten, om deze reden niet aansprakelijk gesteld kunnen worden. Dit zou indruisen tegen het recht op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.50 Kijkend naar de voorwaarden voor aansprakelijkheid in geval van nalaten is ook van belang of de ouders kennis hebben van het gevaar dat de situatie met zich meebrengt. Zo kun je je afvragen of ouders aansprakelijk gehouden kunnen worden voor het schenden van deze maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm wanneer zij er zelf van overtuigd zijn dat niet-vaccineren beter voor het kind is dan wel vaccineren. Het kan voor ouders moeilijk zijn om uit te maken welke informatie op het gebied van vaccineren betrouwbaar is. Sommige ouders zijn er van overtuigd dat wel vaccineren grotere risico’s voor hun kinderen met zich meebrengt dan niet-vaccineren.51 De ouders van

Maria hebben echter geen duidelijke reden voor het niet volgen van het schema van het Rijksvaccinatieprogramma. Er zou kunnen worden beargumenteerd dat het volgen van het vaccinatieprogramma van de Rijksoverheid gezien kan worden als een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm, wanneer er geen duidelijke medische, dan wel religieuze reden is om dit niet te doen. Het Rijksvaccinatieprogramma wordt door de overheid aangeboden teneinde te voorkomen dat mensen ziek worden, complicaties krijgen of overlijden.52 Het

Rijksvaccinatieprogramma werkt op twee manieren. Ten eerste wordt er voor gezorgd dat de kinderen die ingeënt worden zelf beschermd zijn en niet ziek worden, en ten tweede, wanneer er genoeg kinderen ingeënt zijn, wordt op deze manier door middel van groepsimmuniteit ook de rest van de samenleving beschermd. Kinderen die nog te jong zijn, en kwetsbaren die zelf niet ingeënt kunnen worden, worden op deze manier door de groep beschermd. Hiervoor is het wel belangrijk dat de vaccinatiegraad hoog genoeg ligt.53 In Nederland wordt per persoon bijgehouden of iemand gevaccineerd is of niet. Hierdoor is het gemakkelijk om te achterhalen hoe hoog de vaccinatiegraad in Nederland ligt.54 Nederland heeft in vergelijking met andere landen een hoge vaccinatiegraad.55 Het percentage voor volledige deelname aan het

Rijksvaccinatieprogramma ligt al geruime tijd boven de 90 procent.56 Dit geeft aan dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking er voor kiest om hun kinderen te laten inenten.

49 Steendam & de Jong, AA 2019, p. 643. 50 Art. 9 lid 1 EVRM.

51 Karako-Eyel, UMKC Law Review 2017, p. 20-21.

52 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2019, p. 9. 53 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2019, p. 9. 54 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2019, p. 21. 55 Van Lier e.a., Ned Tijdscr Geneeskd 2009, p. 1.

56 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2019, p. 24; Van Lier e.a., Ned Tijdscr Geneeskd

(18)

18 Hieruit zou de conclusie kunnen worden getrokken dat er een maatschappelijke norm heerst om met je kinderen het Rijksvaccinatieprogramma te volgen. Er zou dus kunnen worden beargumenteerd dat er door de ouders van Maria in strijd is gehandeld met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt nu zij Maria niet hebben laten inenten.

Indien vastgesteld is dat er sprake is van onrechtmatigheid, dient te worden bezien of deze onrechtmatige gedraging ook toegerekend kan worden aan de ouders. Het niet volgen van het Rijksvaccinatieprogramma is een nalaten dat aan de ouders zou kunnen worden toegerekend. Het is aan hun schuld te wijten dat zij Maria niet hebben laten inenten nu er geen duidelijke medische of religieuze reden is om dit niet te doen. Als gevolg van het niet ingeënt zijn liep Maria een groter risico om besmet te raken met een infectieziekte. Door deze ziekte heeft ze grote gezondheidsschade opgelopen. Of er sprake is van een causaal verband kan worden betwist. De schade van Maria ontstaat bijvoorbeeld niet alleen doordat zij niet is ingeënt, maar een gebrek aan groepsimmuniteit kan ook meespelen, en Maria moet ook door een ander worden besmet met de infectieziekte. Hier is sprake van samenlopende oorzaken. De

onrechtmatige daad van de ouders zorgt op zichzelf niet voor de gezondheidsschade, maar is wel nodig om besmet te raken door een ander. Er zal dus bekeken moeten worden in welke mate deze schade door toedoen van de ouders komt.57 Daarnaast dient de geschonden norm te beschermen tegen de schade zoals deze door Maria is geleden. De norm van het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma dient er toe om kinderen te beschermen tegen infectieziekten en ervoor te zorgen dat het risico om deze ziekten te krijgen zo veel mogelijk wordt

geëlimineerd. Er kan dus worden gezegd dat ook aan het relativiteitsvereiste is voldaan.

2.3 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heb ik uitgezocht wat het aansprakelijkheidsrecht precies inhoudt. Ik heb een korte uiteenzetting gegeven van het aansprakelijkheidsrecht en de materiële vereisten voor het vestigen van aansprakelijkheid. Vervolgens heb ik deze eisen toegepast op de situatie van Maria.

Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid gelden een aantal vereisten. Zo dient er sprake te zijn van een onrechtmatige gedraging. Deze gedraging moet aan de dader kunnen worden toegerekend en daarnaast moet er sprake zijn van schade en een causaal verband. Tot slot

(19)

19 moet er gekeken worden naar het relativiteitsvereiste, wat inhoudt dat de norm die

geschonden is ook bescherming dient te bieden tegen de schade zoals deze door het slachtoffer in diens hoedanigheid is geleden.58

Na deze vereisten toegepast te hebben lijkt het mogelijk te zijn voor Maria om een poging te doen om haar ouders aan te spreken voor schadevergoeding wegens onrechtmatige daad, nu haar ouders hebben besloten het Rijksvaccinatieprogramma niet te volgen en Maria

vervolgens schade heeft geleden als gevolg van een opgelopen infectieziekte, waartegen zij wel beschermd had kunnen worden. Of deze claim ook daadwerkelijk zal kunnen slagen is niet met zekerheid te zeggen. Er zal namelijk moeten worden beargumenteerd dat het niet volgen van het schema van het Rijksvaccinatieprogramma als maatschappelijke norm kan worden gezien.

(20)

20

3. Het voorkomen en vergoeden van de negatieve gevolgen van

non-vaccinatie door middel van het aansprakelijkheidsrecht

Bij het compenseren van schade wordt er al gauw aan toepassing van het

aansprakelijkheidsrecht gedacht om een vordering tot schadevergoeding in te kunnen stellen. In dit hoofdstuk wil ik onderzoeken of het aansprakelijkheidsrecht, in vergelijking met een aantal andere juridische- en beleidsinstrumenten, wel het meest geschikte instrument is om in te zetten voor kinderen zoals Maria, die schade leiden als gevolg van een infectieziekte waarvoor zij door hun ouders niet zijn ingeënt. Hierbij is het van belang om uit te zoeken wat de rol van het aansprakelijkheidsrecht en de maatschappelijke betekenis hiervan in Nederland is. In dit hoofdstuk zal ik de functies van het aansprakelijkheidsrecht toelichten en bespreken welke doelen het aansprakelijkheidsrecht zou moeten dienen om als geschikt instrument te kunnen worden aangemerkt. Tot slot zal ik per doel aangeven of dit doel met het

aansprakelijkheidsrecht in zijn huidige vorm ook daadwerkelijk gediend kan worden.

3.1 De functies van het aansprakelijkheidsrecht

Het aansprakelijkheidsrecht in Nederland dient verschillende functies. De klassiek genoemde functies van het aansprakelijkheidsrecht zijn schadevergoeding, slachtofferbescherming en preventie.59 De meningen zijn verdeeld over welke doelen het aansprakelijkheidsrecht nu specifiek dient en voor welke belanghebbende welke functie het meest belangrijk is.60 In het aansprakelijkheidsrecht wordt daarnaast van een aantal beginselen uitgegaan. Zo kennen wij onder andere het beginsel dat ieder zijn eigen schade draagt, dat ieder aansprakelijk is voor zijn eigen gedrag, en dat een ieder wordt geacht het recht te kennen. De hoofdregel van dit principe is dat een ieder zelf zijn schade draagt, behalve wanneer er een bijzondere reden is om hier een ander voor aansprakelijk te stellen. 61 Wanneer een individu schade geleden heeft,

dient het aansprakelijkheidsrecht voor deze persoon vooral een vergoedingsfunctie.62 Het aansprakelijkheidsrecht kan door slachtoffers worden gebruikt om degene die

verantwoordelijk is voor het veroorzaken van hun schade, aansprakelijk te stellen. De kosten van de schade worden dan verplaatst van het slachtoffer naar de dader. Op deze manier kan de

59 Oldenhuis, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 2.4 (online, bijgewerkt 01 december 2019).

60 Oldenhuis, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 2.4 (online, bijgewerkt 01 december 2019); Engelhard & van

Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008); Hartlief, BWKJ 2003, p. 120-123.

61 Jansen, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 4.1 (online, bijgewerkt 10 februari 2017). 62 Engelhard & van Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008).

(21)

21 geleden schade worden vergoed en kan het slachtoffer eventueel teruggebracht worden in de situatie zoals die zou zijn geweest zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis. Voor de samenleving als geheel kan echter niet worden gezegd dat vergoeden van schade het primaire doel is van het aansprakelijkheidsrecht.63 Er zijn andere systemen van vergoeding die de vergoedingsfunctie beter kunnen dienen, zoals de verzekering, en daarnaast kan men zich afvragen of het aansprakelijkheidsrecht wel een efficiënt middel is om schade van een geringe omvang vergoed te krijgen.64 Andere functies van het aansprakelijkheidsrecht lijken meer van belang. Zo kan het aansprakelijkheidsrecht worden gebruikt om slachtoffers te beschermen door aan te geven welke belangen er van welk persoon beschermd moeten worden.65

Daarnaast zou het aansprakelijkheidsrecht voor preventie kunnen zorgen, omdat de dader een prikkel krijgt om zorgvuldiger te handelen. Wanneer een potentiële dader weet dat hij de schade die hij veroorzaakt heeft ook zal moeten vergoeden, is de kans groter dat hij nog een keer extra nadenkt voordat hij een onrechtmatige daad begaat. Op deze manier kan het aansprakelijkheidsrecht mogelijk voorkomen dat er schade wordt aangericht.66

3.2 Doelen die door een effectief instrument zouden moeten worden gediend

In de situatie van Maria, waarin zij schade heeft geleden als gevolg van een infectieziekte waarvoor haar ouders haar niet hebben ingeënt, zou het aansprakelijkheidsrecht bepaalde doelen moeten dienen om als effectief instrument te kunnen worden ingezet. Zo zou het wenselijk zijn als Maria met behulp van het aansprakelijkheidsrecht zo veel mogelijk in de situatie gebracht zou kunnen worden waarin ze zich zou hebben bevonden zonder de ziekte, en er een rechtvaardige verdeling van schadekosten wordt bereikt. De schade die Maria heeft geleden zou daarvoor door haar ouders, de schadeveroorzakers, vergoed moeten worden. Een ander doel waarvan het wenselijk is dat het gediend wordt, is het zorgen dat ouders wel gaan inenten, zodat toekomstige schade voorkomen wordt. Je kunt je afvragen of ouders er toe worden aangezet om het Rijksvaccinatieprogramma te volgen wanneer zij aansprakelijk gehouden kunnen worden indien ze dit niet doen. Het is dus niet alleen wenselijk dat het aansprakelijkheidsrecht zorgt voor gronden om te beslissen of compensatie op zijn plek is, maar het zou ook voor gedragsbeïnvloeding moeten kunnen worden ingezet. In deze scriptie beperk ik me tot deze doelen.

63 Engelhard & van Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008). 64 Engelhard & van Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008). 65 Engelhard & van Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008). 66 Hartlief, BWKJ 2003, p. 121-122.

(22)

22

3.3 Compensatie van geleden schade

Het aansprakelijkheidsrecht zou er dus voor moeten kunnen zorgen dat de schade die Maria geleden heeft, op haar ouders kan worden verhaald. Wanneer de gedraging van de ouders voldoet aan de in het eerste hoofdstuk besproken materiële vereisten van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, kan Maria de door die gedraging opgelopen schade in beginsel verhalen op haar ouders. Het is dus niet zeker dat dit zal slagen, nu het erg lastig kan zijn om aan die materiële vereisten te voldoen. Wanneer dit wel lukt lijkt het in eerste instantie logisch om er van uit te gaan dat het goed is dat kinderen op deze manier gecompenseerd kunnen worden middels het aansprakelijkheidsrecht voor eventuele schade die ze hebben opgelopen door het niet ingeënt zijn door hun ouders.67 Er moet echter ook worden gekeken naar bredere gevolgen van het gebruik van het aansprakelijkheidsrecht die eventueel ook negatief kunnen zijn. Zo zou het gebruik van het aansprakelijkheidsrecht bijvoorbeeld invloed kunnen hebben op de familieverhoudingen.68

Wanneer het aansprakelijkheidsrecht op de best mogelijke manier wordt gebruikt als systeem voor schadevergoeding of voorkoming van onrechtmatig handelen, kan dit volgens Schwitters lijden tot een juridisering van persoonlijke relaties en verhoudingen, wat onwenselijk wordt geacht.69 Het aansprakelijkheidsrecht wordt dan ingezet op een manier die zeer

instrumentalistisch is, waarbij de persoonlijke relatie tussen het kind en de ouders buiten beschouwing wordt gelaten. Hierdoor kan er een gevaar van juridisering van de familiesfeer ontstaan.70 In die situatie stelt het kind de ouders aansprakelijk om de schade op hen te kunnen verhalen. Er kan worden beargumenteerd dat dit een gevolg is dat voorkomen zou moeten worden, bijvoorbeeld door meer terughoudend te toetsen wanneer het om een gezinssituatie gaat. Door de Hoge Raad is echter in 1975 al aangenomen dat het voor het beoordelen van de onrechtmatigheid in beginsel niets uitmaakt of de veroorzaker van de schade en degene die schade leidt samenleven in een gezin. Aansprakelijkheid kan derhalve wel in familieverband worden aangenomen en hoeft volgens de Hoge Raad ook niet te leiden tot een meer

terughoudende toetsing.71 Het zou voor het kind immers erg oneerlijk en wellicht zelfs discriminerend kunnen zijn wanneer het kind zelf diens ouders niet aansprakelijk kan stellen

67 Steendam & de Jong, AA 2019, p. 643. 68 Schwitters, NJB 2012/1171, p. 1390-1396. 69 Schwitters, NJB 2012/1171, p. 1394. 70 Schwitters, NJB 2012/1171, p. 1394.

(23)

23 voor een onrechtmatige daad, wanneer een ander dit wel zou kunnen.72 In het gezinsverband kan dit voor wrijving zorgen, nu de draagplicht zal verplaatsen van het kind naar diens ouders, en deze draagplicht derhalve binnen het gezin blijft.

3.4 Rechtvaardige verdeling schadekosten

In beginsel zou het aansprakelijkheidsrecht dus wel binnen gezinsverband kunnen worden gebruikt om de schade die Maria heeft geleden, te vergoeden. Als vervolgvraag kan echter worden gesteld of dit wel leidt tot een rechtvaardige verdeling van de schadekosten, nu de door de ouders verschuldigde kosten van schadevergoeding vaak door de verzekeraar worden betaald en het gezin in veel gevallen gezamenlijk is verzekerd. Wanneer een verzekeraar de kosten van een slachtoffer vergoedt, subrogeert de verzekeraar in beginsel in de vordering tot schadevergoeding die het slachtoffer heeft jegens de dader.73 Dit houdt in dat een ander in de

plaats treedt van de oorspronkelijke schuldeiser voor diens vordering. Ingevolge het derde lid van artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt hier in sommige gevallen echter een uitzondering op gemaakt, en verkrijgt de verzekeraar geen vordering op de dader in het geval dat de dader een bloedverwant van het slachtoffer is in rechte lijn. Deze

uitzondering wordt door de wetgever toegelicht door te wijzen op de verstoring van de familierelatie waartoe het nemen van regres op een bloedverwant in rechte lijn zou kunnen leiden.74 De wetgever wil daarnaast voorkomen dat de verzekerde hierdoor zelf economisch wordt geraakt.75 Wanneer de schade van Maria zou worden vergoed door de verzekeraar, zou de verzekeraar derhalve geen vordering krijgen op de ouders. Wanneer de aansprakelijkheid van de ouders zelf door verzekering is gedekt zal er geen economisch nadeel plaatsvinden binnen het gezin, maar de situatie kan wel van invloed zijn op de relatie tussen ouders en kind. Zo dacht de wetgever hierbij aan lange procedures waarbij de ouders en het kind tegenover elkaar komen te staan en steeds opnieuw met de onrechtmatige daad worden geconfronteerd.76

De schade van Maria zal dus door toepassing van het aansprakelijkheidsrecht wel degelijk vergoed kunnen worden, echter is het niet zeker dat haar ouders hiervoor ook echt

draagplichtig zullen zijn. Als de verzekeraar niet subrogeert in de vordering tot

72 Dam van, VR 2004, p. 294. 73 Art. 7:962 lid 1 BW.

74 Kamerstukken II 1999/00, 19529, 5, p. 44. 75 Kamerstukken I 2004/05, 19529, B, p. 27. 76 Kamerstukken I 2004/05, 19529, B, p. 28.

(24)

24 schadevergoeding die Maria jegens haar ouders heeft, zullen haar ouders hier niet voor

opdraaien. Er zal dus niet altijd een rechtvaardige verdeling van de kosten worden bereikt.

3.5 Preventie van toekomstige schade

Om het juiste instrument te zijn in deze situatie zou het aansprakelijkheidsrecht er ook voor moeten kunnen zorgen dat toekomstige schade wordt voorkomen. Er zou een preventieve werking uit kunnen gaan van de gedachte dat je als ouder aansprakelijk gehouden kunt

worden wanneer je het Rijksvaccinatieprogramma niet volgt. Wanneer echter, zoals hierboven aangekaart, veel van de schadekosten reeds door verzekeraars worden gedragen, zullen ouders dit minder snel zelf in hun portemonnee merken. Toch hoeft dit niet altijd aan een preventieve werking in de weg te staan. Verzekeraars kunnen er namelijk voor zorgen dat er in de

verschillende polissen bepaalde voorwaarden worden opgenomen waaronder zij uitkeren, waarmee zorgvuldig gedrag bij de ouders zou kunnen worden gestimuleerd.77 Dit zou kunnen worden bereikt door verschillende prikkels op te nemen in de bewoordingen in de teksten van de polissen. Uit onderzoek blijkt dat dit erg goed kan werken, echter wordt dit toch weinig toegepast door verzekeraars.78 Er is dus zeker een mogelijkheid om ouders een groter

verantwoordelijkheidsgevoel te geven door middel van een aansprakelijkheidsverzekering. Zo zou de verzekeraar bijvoorbeeld een beding kunnen opnemen dat er niet wordt uitgekeerd wanneer een ouder er bewust en zonder duidelijke reden voor heeft gekozen om diens kinderen niet te laten inenten. Momenteel wordt van deze mogelijkheid om prikkels toe te voegen echter weinig gebruik gemaakt, waardoor dit waarschijnlijk niet tot een

noemenswaardige preventieve werking zal leiden.

Uit artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) volgt dat iedereen het recht heeft op eerbiediging van zijn of haar

privéleven en familie- en gezinsleven.79 Hieruit vloeit voort dat ouders en kinderen er recht op

hebben dat het kind door de ouder zal worden verzorgd en opgevoed.80 Ook ingevolge artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek hebben de ouders het recht en de plicht om hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden.81 Gezien de ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen, hebben zij daarbij het recht om hun kinderen op te

77 Schwitters, NJB 2012/1171, p. 1393. 78 Faure & van Boom 2008, p. 319- 322. 79 Art. 8 EVRM.

80 Lückers, in: T&C Personen- en familierecht, art. 8 EVRM, aant. 1 (online, bijgewerkt 10 mei 2020). 81 Art. 1:247 lid 1 BW.

(25)

25 voeden op een manier die zij wenselijk achten en die hen het beste lijkt. Zij hebben hier veel vrijheid en een grote discretionaire bevoegdheid in. De overheid kan niet zomaar al te veel in ingrijpen in de vrijheid van ouders om hun kinderen naar eigen inzicht op te voeden, maar heeft wel de plicht om kinderen zoveel mogelijk te beschermen, bijvoorbeeld tegen aantasting van hun lichamelijke integriteit.82 Het recht om zelf je kind op te kunnen voeden neemt echter niet weg dat een ouder de verantwoordelijkheid heeft om ook rekening met andere kinderen te houden waarmee het niet-gevaccineerde kind in aanraking komt.83

Vanuit de overheid en het RIVM wordt veel moeite gedaan om aan te tonen en duidelijk te maken dat het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma een goede keuze is en de beste manier om je kind voor ziektes te behoeden. Zo wordt er door het RIVM een paar weken na de geboorte van elk kind in Nederland aan diens ouders informatie gestuurd over de

verschillende soorten vaccinaties die het Rijksvaccinatieprogramma bevat. Deze informatie wordt geleverd in de vorm van brieven, folders, inentingskaarten en uitnodigingen aan de ouders.84 Het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma is echter niet verplicht. Vandaar ook

dat het mogelijk is dat het schema niet door iedere ouder gevolgd wordt. Niet iedere ouder is er namelijk van overtuigd dat het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma, en derhalve het laten vaccineren van hun kinderen, de beste keuze is voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn. Voor een zeer beperkt aantal kinderen is het inderdaad waar dat het beter is wanneer zij het schema met inentingen van het Rijksvaccinatieprogramma niet altijd precies volgen. Dit zijn kinderen die vanwege medische redenen niet gevaccineerd kunnen worden.85 Voor de meeste kinderen geldt dat er geen medische reden bestaat om niet ingeënt te worden. Toch worden ook deze kinderen niet altijd ingeënt tegen infectieziekten.

Zo zijn er ouders, voornamelijk in streng gelovige gemeenten, die omwille van het geloof denken dat het beter is om hun kinderen niet in te laten enten.86 In beginsel heeft een ieder het recht op godsdienstvrijheid ingevolge artikel 6 van de Grondwet. Ook de vrijheid die ouders hebben bij het opvoeden van hun kinderen kan met behulp van deze vrijheid van godsdienst

82 Kamerstukken II 2005/06, 30316, nr. 3, p. 1.

83 Commissie Kinderopvang en Vaccinatie 2019, p. 12.

84https://rijksvaccinatieprogramma.nl/over-het-programma/juridische-informatie (online 10/05/2020). 85https://www.ggdbzo.nl/faq/Paginas/Wanneer-mag-mijn-kind-wel-of-niet-gevaccineerd-worden.aspx (online

19/05/2020).

86https://www.rivm.nl/mazelen/mazelenepidemie_2013_2014 (online 11/05/2020);

(26)

26 en levensovertuiging worden ingevuld.87 Zo heeft de staat de plicht om er voor te zorgen dat ouders de vrijheid krijgen om hun kinderen op een morele en godsdienstige manier te kunnen opvoeden die overeenstemt met de levensovertuiging van de ouders.88 Daarnaast hebben de ouders ook het recht om te zorgen voor opvoeding en onderwijs dat beide overeenkomt met hun eigen levensovertuiging. Hier kan ook de vrijheid van de ouders onder vallen om de keuze te maken hun kinderen niet in te laten enten.89

In Nederland bestaat een groep gelovigen die bekend staan als bevindelijk gereformeerden. Hun leefwijze is voor een groot deel ingericht op een manier die overeenkomt met de Bijbelse geschriften en staat volledig in het teken van het geloof.90 Onder hen spelen vele discussies omtrent vaccineren. Zo vragen zij zich af of het is toegestaan om in te gaan tegen de voorzienigheid van God.91 Er bestaan verschillende stromingen, maar een deel van de

bevindelijk gereformeerden is er van overtuigd dat vaccineren niet is geoorloofd. Zij zijn van mening dat we “op Gods stoel gaan zitten” wanneer we vaccinaties toedienen, aldus Ds. Weststrate.92 Deze ouders willen hun kinderen derhalve absoluut niet in laten enten. Gezien

het recht om je kinderen op deze manier, volgens je eigen levensovertuiging op te voeden, zullen deze ouders om deze reden niet aansprakelijk gesteld kunnen worden. Dit zou indruisen tegen het recht op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.93 Het

aansprakelijkheidsrecht zal er bij deze ouders niet voor zorgen dat zij alsnog gaan inenten. Hiermee zal dus geen toekomstige schade worden voorkomen.

Ook is er een toenemende groep met ouders die meent dat het laten inenten van hun kinderen juist zal leiden tot een slechtere gezondheid van die kinderen. Er worden op het internet veel bronnen verspreid die beweren dat vaccinaties meer slecht doen dan goed. Veel van deze online bronnen bieden ook nog eens informatie die tegenstrijdig is aan elkaar. Zo zijn er onder andere de Nederlandse websites van de Nederlandse Vereniging Kritisch Prikken (NVKP) en Stichting Vaccinvrij. Zij trekken de veiligheid van vaccinaties in twijfel94 en stellen dat er door toediening van vaccinaties veel ernstiger bijwerkingen kunnen optreden dan door de

87 Art. 9 lid 1 EVRM. 88 Art. 18 lid 4 IVBPR.

89 Art. 2 Eerste Protocol EVRM; Pierik, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2019, p. 15.

90https://www.rivm.nl/acceptatie-van-vaccinatie-in-reformatorische-gezindte (online 10/05/2020). 91 Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) & Academische werkplaats AMPHI 2013, p. 8. 92 Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) & Academische werkplaats AMPHI 2013, p. 24. 93 Art. 9 lid 1 EVRM.

(27)

27 gevestigde orde wordt erkend.95 Zo zouden vaccinaties op latere leeftijd bijvoorbeeld leiden tot autisme en gedrags- en leerproblemen.96 Tegelijkertijd is er ook veel informatie

beschikbaar die vaccinaties juist promoot en de standpunten van eerder genoemde websites ontkracht. Zo stelt de Nederlandse Vereniging voor Autisme juist expliciet dat autisme niet door vaccinaties wordt veroorzaakt.97 Dit standpunt wordt ook door het RIVM

onderschreven.98 Deze hoeveelheid en tegenstrijdigheid aan informatie maakt dat het voor ouders erg moeilijk is om in te schatten welke informatie klopt en welke juist niet.99 Ook bij de meeste van deze ouders zal het aansprakelijkheidsrecht er niet voor zorgen dat zij alsnog gaan inenten. Ouders die twijfelen over wat de beste keuze voor hun kinderen is zullen door de dreiging van het aansprakelijkheidsrecht wellicht wel over de streep getrokken kunnen worden en hun kinderen toch gaan inenten. Voor hen zal er wel degelijk een preventieve werking uitgaan van het aansprakelijkheidsrecht. Voor ouders die ervan overtuigd zijn dat het toedienen van vaccinaties slechter voor de gezondheid van hun kinderen is dan dat het is om niet in te enten, zal dit echter anders zijn. De kans is aannemelijk dat zij alsnog het

Rijksvaccinatieprogramma niet zullen volgen, waardoor het aansprakelijkheidsrecht er bij deze ouders dan waarschijnlijk ook niet voor zal zorgen dat toekomstige schade wordt voorkomen.

3.6 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk heb ik eerst de functies van het aansprakelijkheidsrecht toegelicht en besproken welke doelen het aansprakelijkheidsrecht zou moeten dienen om als geschikt instrument te kunnen worden aangemerkt. Vervolgens heb ik per doel uitgewerkt of dit doel met het aansprakelijkheidsrecht in zijn huidige vorm ook daadwerkelijk gediend kan worden.

De klassiek genoemde functies van het aansprakelijkheidsrecht zijn schadevergoeding, slachtofferbescherming en preventie.100 De meningen zijn verdeeld over welke doelen het aansprakelijkheidsrecht nu specifiek dient en voor welke belanghebbende welke functie het

95https://www.nvkp.nl/ziekten-en-vaccins/ (online 22/05/2020);

https://stichtingvaccinvrij.nl/bijwerkingen-vaccinaties/ (online 22/05/2020).

96http://www.vaccinatieraad.nl/category/bijwerkingen-2/ (online 22/05/2020).

97https://www.autisme.nl/2015/09/02/standpunt-nva-autisme-wordt-niet-veroorzaakt-door-vaccinaties/ (online

23/05/2020).

98https://rijksvaccinatieprogramma.nl/vaccinaties/twijfels (online 04/06/2020). 99 Karako-Eyel, UMKC Law Review 2017, p. 20-21.

(28)

28 meest belangrijk is.101 In de situatie van Maria, waarin zij schade heeft geleden als gevolg van een infectieziekte waarvoor haar ouders haar niet hebben ingeënt, zou het wenselijk zijn als Maria met behulp van het aansprakelijkheidsrecht weer zo veel mogelijk in de situatie

gebracht zou kunnen worden waarin ze zich zou hebben bevonden zonder de ziekte, en er een rechtvaardige verdeling van schadekosten wordt bereikt. Een ander doel waarvan het

wenselijk is dat het gediend wordt, is het zorgen dat ouders wel gaan inenten, zodat toekomstige schade voorkomen wordt.

Wanneer de gedraging van de ouders voldoet aan de in het eerste hoofdstuk besproken materiële vereisten van artikel 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, kan Maria de door die gedraging opgelopen schade in beginsel verhalen op haar ouders. Het is dus niet zeker dat dit zal slagen, nu het erg lastig kan zijn om aan die materiële vereisten te voldoen. Wanneer het aansprakelijkheidsrecht wel leidt tot vergoeding van de schade van een kind als Maria, zal het daarbij niet altijd tot een rechtvaardige verdeling van de kosten leiden. De verzekeraar zal in een geval als het onderhavige waarschijnlijk met de kosten blijven zitten, aangezien de verzekeraar geen vordering op de ouders krijgt, nu de ouders een bloedverwant van Maria zijn in rechte lijn.102 Daarnaast zal de preventieve werking die van het

aansprakelijkheidsrecht uitgaat, beperkt zijn. Ouders die twijfelen omtrent het volgen van het Rijksvaccinatieprogramma zullen wellicht een prikkel krijgen en hun kinderen toch laten inenten. Voor ouders die er heel bewust voor hebben gekozen om het

Rijksvaccinatieprogramma niet te volgen, zal het aansprakelijkheidsrecht er waarschijnlijk niet voor zorgen dat zij hun kinderen toch laten inenten.

Mijns inziens lijkt het aansprakelijkheidsrecht daarom niet in alle gevallen een effectief instrument om in te zetten om kinderen te compenseren die schade leiden als gevolg van een infectieziekte waarvoor zij door hun ouders niet zijn ingeënt en om er voor te zorgen dat non-vaccinatie in de toekomst minder voor zal komen.

101 Oldenhuis, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 2.4 (online, bijgewerkt 01 december 2019); Engelhard & van

Maanen 2008/9 (online, bijgewerkt 07-04-2008); Hartlief, BWKJ 2003, p. 120-123.

(29)

29

4. Alternatieve instrumenten voor het voorkomen en vergoeden van de

negatieve gevolgen van non-vaccinatie

Uit het voorgaande hoofdstuk blijkt dat het aansprakelijkheidsrecht niet in alle opzichten voor ieder doel even effectief lijkt te zijn. In dit hoofdstuk zal ik onderzoeken of er wellicht andere instrumenten zijn die zouden kunnen worden ingezet, waarmee de negatieve gevolgen van non-vaccinatie beter voorkomen, dan wel vergoed zouden kunnen worden, en daarom wenselijker zijn. Hierbij kijk ik naar het sociale zekerhedenstelsel, de verzekering en de mogelijkheden van het invoeren van een vorm van een verplichting tot vaccinatie.

4.1 Doelen die door een effectief instrument zouden moeten worden gediend

Een van de belangrijkste negatieve gevolgen van het niet gevaccineerd zijn is dat Maria een infectieziekte heeft opgelopen waarvoor zij niet is gevaccineerd, waardoor zij ernstige

gezondheidsschade lijdt. Om ervoor te zorgen dat dit soort schade in de toekomst voor andere kinderen wordt voorkomen, zou er een instrument moeten worden ingezet waar een

preventieve werking van uit gaat, zodat ouders hun kinderen toch gaan inenten. Daarnaast is het belangrijk dat de schade die toch geleden is, ook wordt vergoed en dat de schadekosten op een rechtvaardige manier worden verdeeld. Om deze doelen te dienen kan ook worden

gedacht aan andere vergoedingsmechanismen dan het aansprakelijkheidsrecht. Zo worden door Hartlief verschillende vergoedingssystemen met het aansprakelijkheidsrecht vergeleken, zoals sociale zekerheid en private verzekeringen. Hij stelt dat voor het vergoeden van schade maar een beperkte betekenis aan het aansprakelijkheidsrecht kan worden gegeven.103 Volgens Schwitters is het voor slachtoffers procedureel gezien een stuk minder ingewikkeld om via andere instrumenten dan het aansprakelijkheidsrecht hun schade vergoed te krijgen.104 Ook Hartlief geeft aan dat er voor slachtoffers aan ingewikkelder voorwaarden moet worden voldaan om het aansprakelijkheidsrecht te kunnen toepassen dan om gebruik te kunnen maken van sociale zekerheid en private verzekeringen.105

4.2 Sociale zekerheid

Sociale zekerheid is een systeem dat bestaat uit sociale voorzieningen en sociale verzekeringen waarmee steun geboden wordt wanneer iemand zelf niet voldoende kan

103 Oldenhuis, in: GS Onrechtmatige daad, aant. 2.4 (online, bijgewerkt 01 december 2019); Hartlief 1997, p. 30. 104 Schwitters, NJB 2012/1171, p. 1392.

(30)

30 voorzien in zijn of haar verzorging. De sociale verzekeringen bestaan uit volksverzekeringen en werknemersverzekeringen. Iedereen in Nederland is verplicht verzekerd voor de

volksverzekeringen.106 Met deze volksverzekeringen wordt gepoogd te waarborgen dat

iedereen een bepaalde minimale welvaartspositie geniet.107 Hieronder vallen uitkeringen zoals de AOW, de Kinderbijslag en de Wet langdurige zorg. Voor deze volksverzekeringen wordt door iedereen in Nederland betaald. Daarnaast zijn er een aantal werknemersverzekeringen, waarvoor door iedereen die in loondienst werkt in Nederland wordt betaald.108 Dit gebeurt door bij de werknemers een deel van het loon in te houden. De werkgever draagt dit af aan de belastingdienst, en dient hier zelf ook in bij te dragen. Deze bijdrage is per persoon

afhankelijk van de hoogte van zijn of haar inkomen.109 De sociale voorzieningen worden gefinancierd door de rijksoverheid met behulp van de belastingen die door de burgers worden afgedragen. Hieronder vallen verschillende uitkeringen, zoals de Participatiewet, de

Toeslagenwet en de Wajong.110 Er bestaan derhalve verschillende uitkeringen voor

verschillende situaties. Voor het recht op een uitkering maakt het in beginsel niet uit wat de oorzaak van de schade is. Het systeem van sociale zekerheid wijkt af van het

aansprakelijkheidsrecht in die zin dat het veel laagdrempeliger is. Iedereen heeft namelijk recht om een beroep te doen op de sociale zekerheid wanneer hij of zij schade lijdt. Deze hoeft niet te kunnen worden herleid naar een dader. Zo hoeft een slachtoffer niet aan tal van hoge voorwaarden te voldoen om iemand aansprakelijk te stellen en zo een uitkering van schadevergoeding te krijgen. Het kan namelijk vaak lastig zijn om te bewijzen dat aan alle voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan.111

Sociale zekerheden zijn echter wel beperkt. Uitkeringen zijn gebaseerd op de solidariteit van de maatschappij en zullen vrijwel nooit de gehele schade vergoeden. Bij het

aansprakelijkheidsrecht ligt dit anders, nu daar wel vaak naar volledige schadevergoeding door de dader wordt gestreefd.112 De schade die een slachtoffer lijdt kan met behulp van sociale zekerheid dus enigszins vergoed worden, maar vaak niet volledig. Daarnaast zorgt de sociale zekerheid ook niet voor een rechtvaardige verdeling van de schadekosten, nu de

106

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/vraag-en-antwoord/voor-welke-sociale-verzekeringen-ben-ik-verplicht-verzekerd (online 31-05-2020).

107 Hartlief, BWKJ 2003, p. 129.

108

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/algemene-ouderdomswet-aow/vraag-en-antwoord/voor-welke-sociale-verzekeringen-ben-ik-verplicht-verzekerd (online 31-05-2020).

109 Faure, Geneva Pap Risk Insur Issues Pract 1998, p. 268.

110https://www.uwv.nl/particulieren/overige-onderwerpen/uitkering-aanvragen/detail/uitkering-bij-ziekte (online

01-06-2020).

111 Hartlief, BWKJ 2003, p. 128. 112 Hartlief, BWKJ 2003, p. 128.

(31)

31 kosten bij de gehele samenleving komen te liggen, in plaats van bij een aansprakelijke dader. Een deel van de extra kosten voor de opvoeding van een ziek kind zal tijdens de

minderjarigheid van het kind wel bij de ouders blijven, ook indien er gebruik wordt gemaakt van sociale zekerheid. Wanneer het kind echter volwassen is en voldoende in staat om voor zichzelf te zorgen, zal het kind de extra kosten zelf moeten dragen. De sociale zekerheid zal tevens niet voor preventie zorgen, nu er geen prikkel wordt afgegeven aan de ouders om hun kinderen te laten inenten. Het maakt in beginsel voor het krijgen van een uitkering namelijk niet uit hoe de schade van het kind is ontstaan.

Indien het Maria niet lukt om aan de materiële voorwaarden van het aansprakelijkheidsrecht te voldoen en haar ouders aansprakelijk te stellen, zal zij geen beroep kunnen doen op het aansprakelijkheidsrecht om schadevergoeding te vorderen. Zij zou dan een uitkering kunnen aanvragen om toch een deel van haar schade vergoed te krijgen.

4.3 Verzekeringen

Met behulp van een verzekering kunnen bepaalde kosten worden gedekt. Zo betaalt de verzekerde een premie aan de verzekeraar en zal de verzekeraar de schade dekken die de verzekerde lijdt, mits het risico op deze schade van tevoren verzekerd was. In de gevolgen voor de dader kan een verschil gevonden worden tussen de schadeverzekering en de sommenverzekering. De schadeverzekering is gekoppeld aan de aansprakelijkheid van de dader. Het slachtoffer krijgt een vergoeding van de verzekeraar en de verzekeraar kan zich vervolgens verhalen op de dader.113 Voordat de verzekeraar zich op de dader kan verhalen is het nodig dat er een causaal verband kan worden aangetoond tussen de onrechtmatige daad en de schade. Deze verzekering is daarmee onderdeel van het aansprakelijkheidsrecht zoals besproken in het voorgaande hoofdstuk.

Bij een sommenverzekering krijgt het slachtoffer een van tevoren bepaald bedrag dat verder losstaat van de daadwerkelijke gedraging van de dader. Dit is een private verzekering waar het slachtoffer zelf voor kan kiezen om op deze manier bepaalde risico’s te dekken. De verzekeraar kan dit bedrag niet verhalen op de dader, waardoor de dader uiteindelijk minder van de totale schade zal hoeven te vergoeden.114 Met behulp van een dergelijke verzekering

zullen de schadekosten derhalve niet op een meer rechtvaardige manier worden verdeeld.

113 Hartlief, A&V 2000, p. 97. 114 Hartlief, A&V 2000, p. 98.

(32)

32 De ziektekostenverzekering maakt deel uit van het sociale zekerhedenstelsel. Het is in

Nederland voor alle bewoners verplicht om in ieder geval een basispakket af te sluiten. In het geval van Maria zal zij de verzekerde zijn. Haar ouders betalen de premie zolang zij

minderjarig is, maar op een gegeven moment zal Maria zelf een verzekering afsluiten en premie gaan betalen. In beginsel zal in ieder geval een deel van haar gezondheidsschade met behulp van een ziektekostenverzekering kunnen worden vergoed. Indien haar schade buiten het basispakket valt is het echter van belang dat Maria ook aanvullend verzekerd is voor de schade zoals deze geleden wordt.

Zoals in het vorige hoofdstuk besproken is, kunnen verzekeraars specifieke voorwaarden opnemen in de polissen die bepaald gedrag zouden kunnen stimuleren.115 Dit kan zorgen voor prikkels bij ouders om voorzichtiger te handelen. Zo zou er bijvoorbeeld een voorwaarde kunnen worden opgenomen dat een kind ingeënt moet zijn om voor een bepaald risico verzekerd te kunnen worden. Nu de ouders van Maria er echter bewust voor hebben gekozen om haar niet te laten inenten, is het niet aannemelijk dat zij haar tegen het risico op de infectieziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma willen beschermen. Er zal voor dit soort ouders waarschijnlijk geen groot preventief effect van een dergelijke voorwaarde uitgaan. Voor Maria zou het makkelijker zijn om schade daadwerkelijk vergoed te krijgen via een private verzekering of via een ziektekostenverzekering dan via het aansprakelijkheidsrecht, nu er voor uitkering door de verzekeraar geen causaal verband bewezen hoeft te worden. Maria hoeft aan minder voorwaarden te voldoen, en krijgt de schadevergoeding zodra ze de schade lijdt waar de verzekering voor is afgesloten. Haar ouders zullen waarschijnlijk geen private verzekering voor deze schade hebben afgesloten, maar het hebben van een

ziektekostenverzekering is verplicht. Maria zal dus in ieder geval de schade gedekt kunnen krijgen die binnen het basispakket valt.

4.4 Vaccinatieplicht

Een andere manier om er voor te zorgen dat meer ouders hun kinderen laten inenten, is het invoeren van een vaccinatieplicht. Het invoeren van een vaccinatieplicht zou inhouden dat er een wet komt die ouders verplicht om het Rijksvaccinatieprogramma te volgen en hun

kinderen te laten inenten tegen de infectieziekten waar een vaccinatie tegen bestaat. Wanneer je ouders verplicht om hun kinderen in te enten zal dit uiteraard leiden tot een hoge mate van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Cite this article as: Mbuagbaw et al.: The cameroon mobile phone sms (CAMPS) trial: a protocol for a randomized controlled trial of mobile phone text messaging versus usual care

• Verbalizing intent: “For your safety”; “Warning!!”, “…” • Camera presence in “bad” versus “good” neighbourhoods • … during day versus night. • …

Deze behelst zowel poliklinisch als klinisch (- opgenomen) behandelde patiënten. De tot landelijke aantallen opgehoogde steekproefaantallen kunnen in de tijd

Omdat het budget en de capaciteit voor het onderzoek het niet toelaten om voor heel Nederland gegevens te verzamelen over de economische schade van muskusratten, is voor het

öfficiële mededelingen; notulen. van vergaderingen en jaar- verslagen; adressen aan autoriteiten; kalender van activiteiten op wiskundig gebied. Voor de uitvoering van dit

van , klank word deur die frekwensie sowel as die periode bepaal. In 'die geval van'Ilsinustoon, wat uit slegs

Although art (as a means of expressive communication) takes on many faces, this article will focus on the process of transforming and adapting a radio play for

17 B Nasson (ed), Turning points in history, Book 3, Migration, land and minerals in the making of South Africa,