• No results found

Boekbespreking: Ties with potential: Nature, antecedents, and consequences of social networks in school teams

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Boekbespreking: Ties with potential: Nature, antecedents, and consequences of social networks in school teams"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

443 PEDAGOGISCHE STUDIËN 2011 (88) 443-444 Ties with potential: Nature,

antecedents, and consequences of social networks in school teams

Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, 2010, 325 pagina’s

ISBN 978-90-9025362-6 Nienke Molenaar

Dit proefschrift, waarop Nienke Molenaar cum laude promoveerde, betreft een bijzon-der onbijzon-derzoek zowel qua thematiek als de omvang.

Het proefschrift behandelt een onderwerp dat nog niet eerder in Nederlands onderwijs-onderzoek op deze manier is onderzocht: de sociale netwerken van leraren in relatie tot onderwijsverbetering en leerlingresultaten. Centrale veronderstelling is dat binnen de werkrelaties van leraren een continue uitwis-seling van informatie, kennis en expertise plaatsvindt, wat kan leiden tot verbetering van het lesgeven en het leren van leerlingen. Sociale netwerken zijn daarmee een vorm van professionele ontwikkeling en een bron voor het leren van leraren. Deze thematiek past in het recente denken over professionele ontwikkeling, waarbij het accent ligt op de mogelijkheden voor het leren die aanwezig zijn op de werkplek. De leerpotentie van de werkplek lijkt groot te zijn, maar er is nog weinig onderzoek dat in detail laat zien wat precies de leermogelijkheden en leerbronnen zijn in het dagelijks werk van leraren. Het past in de onderzoekslijn van Amerikaanse onderzoekers als Judith Warren Little and Ilana Horn (2002; 2010), die gericht zijn op ‘locating learning in teachers’ professional community’ en ‘routines and resources for professional learning in teachers’ workplace interactions’. Omdat in veel onderzoek naar het leren van leraren de school nog nauwe-lijks als leerplek wordt onderzocht (Imants & van Veen, 2010), is dit proefschrift inhoude-lijk vernieuwend binnen het Nederlandse on-derwijsonderzoek.

De resultaten in dit proefschrift zijn geba-seerd op twee onderzoeken. Het eerste betreft een vragenlijstonderzoek onder 775 leraren

van 53 Nederlandse basisscholen. Het twee-de ontwee-derzoek heeft betrekking op vijf basis-scholen in het zuiden van Californië, waarbij 196 schoolleiders, leraren en coaches met be-hulp van interviews en een vragenlijst zijn bevraagd. Deze twee onderzoeken hebben geresulteerd in acht deelstudies, die allemaal ook als afzonderlijk artikel zijn gepubliceerd of gesubmit. Dit is een indrukwekkende pres-tatie voor een promotieonderzoek.

Het doel van dit proefschrift is om meer inzicht te verschaffen in de aard, anteceden-ten en consequenties van de sociale netwer-ken van leraren in school teams. De resulta-ten laresulta-ten veel voordelen zien van hechte netwerken. In scholen met hechte school-teams blijkt meer onderling vertrouwen te heersen. Ook worden deze teams gekenmerkt door meer gezamenlijke besluitvorming en een meer innovatief klimaat dan teams waar-in leraren mwaar-inder hecht verbonden zijn. Ver-bindingen tussen leraren lijken dus een posi-tieve invloed te hebben op het functioneren van leraren en daarmee indirect ook op leer-prestaties van leerlingen, al is dat laatste in-gewikkeld aan te tonen. Samengevat, sociale netwerken hebben veel potentie voor het leren van leraren en daarmee voor schoolont-wikkeling.

In vervolgonderzoek zou het ten eerste in-teressant zijn nog een keer dezelfde vragen-lijst bij dezelfde leraren af te nemen en te vergelijken met de resultaten van de eerste afname. Dit zou meer inzicht geven in hoe dit soort sociale netwerken zich ontwikkelt ge-durende een periode en hoe stabiel bepaalde kenmerken zijn. Sociale netwerken lijken erg kwetsbaar omdat het om interpersoonlijke en professionele relaties betreft, die ook sterk bepaald kunnen worden door de situatie en de context.

Ten tweede zou het ook relevant zijn om de Nederlandse surveydata aan te vullen met interviews en wellicht observaties. De sur-veydata geven wel veel inzicht in tal van as-pecten, maar de betekenis van elk van de ken-merken van sociale netwerken zou verder vergroot kunnen worden. Bijvoorbeeld de

(2)

444 PEDAGOGISCHE STUDIËN

tekenis van kenmerken als frequentie en in-tensiteit van de relaties voor de mate waarin leraren van elkaar leren. Het zou wellicht ook beter het resultaat uit hoofdstuk 5 kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld een hoge mate van wederzijdse relaties in een team sa-menhangt met een minder mate van onder-ling vertrouwen. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de kwantiteit van een re-latie niet per definitie samenhangt met de kwaliteit van de relatie, maar met andere fac-toren die minder gemakkelijk te meten zijn met een vragenlijst.

Wat betreft de aard van sociale netwerken, wordt in dit onderzoek gesteld dat onderling en collectief vertrouwen een cruciaal aspect is voor het effectief functioneren van sociale netwerken. Wat nog verder uitgewerkt zou kunnen worden is het concept van vertrou-wen in de context van een arbeidsorganisatie vanuit een micropolitiek perspectief. For-meel zijn scholen organisaties met als alge-meen gedeeld doel leerlingen te laten leren. Informeel zijn het ook organisaties waarin elk van de actoren zijn of haar eigen zorgen en problemen heeft, probeert eigen doelen na te streven en verschilt in invloed en zeggen-schap. De functionaliteit van relaties in een organisatiecontext wordt ook beïnvloed door de specifieke context en situatie, die sterk aan veranderingen onderhevig kunnen zijn. Ver-trouwen in deze context is van een andere aard dan vertrouwen in een vriendschapsrela-tie waarin deze polivriendschapsrela-tieke context grotendeels ontbreekt. Hargreaves (1994) spreekt in dit verband bijvoorbeeld over ‘contrived colle-giality’, wat zoveel betekent als afgedwon-gen collegialiteit, dus in de context van werk georganiseerde samenwerking. Die term heeft een negatieve connotatie, dus ik zou eerder willen spreken van professioneel ver-trouwen als het gaat om verver-trouwen in werk-relaties te onderscheiden van vertrouwen in vriendschapsrelaties. Zoals Little (1982) liet zien dat niet elke vorm van samenwerking even functioneel is in termen van leren van leraren, zou ook hierbij de vraag onderzocht kunnen worden of professioneel vertrouwen altijd functioneel is en of professioneel wan-trouwen ook functioneel kan zijn voor het leren van leraren.

Afsluitend, in het kader van onderzoek

naar het leren van leraren op de werkplek vormt dit onderzoek naar de leerpotentie van sociale netwerken een waardevolle bijdrage. Het geeft theoretische en methodologische handreikingen om meer grip te krijgen op de structurele en culturele aspecten van sociale relaties van leraren en van de school als leer-plek voor leraren. Kortom, voor een ieder die meer wil begrijpen van leerprocessen van leraren in scholen is dit proefschrift een uit-stekende bron.

Referenties

Hargreaves, A. (1994). Changing teachers, changing times. Teachers’ work and culture in the postmodern age. London: Cassell. Horn, I.S. & Little, J.W. (2010). Attending to

pro-blems of practice: Routines and resources for professional learning in teachers’ workplace interactions. American Educational Research Journal, 47, 181-217.

Imants, J., & van Veen, K. (2010). Teacher learn-ing as workplace learnlearn-ing. In E. Baker, B. McGaw, & P. Peterson (Eds.), International Encyclopedia of Education, 3rd Edition (part 7, pp. 569-574). Oxford: Elsevier Scientific Publishers.

Little, J.W. (1982). Norms of collegiality and ex-perimentation: Workplace conditions of school success. American Educational Research Journal 19(3), 325-340.

Little, J.W. (2002). Locating learning in teachers’ professional community: Opening up pro-blems of analysis in records of everyday work. Teaching and Teacher Education, 18 (8), 917-946.

Klaas van Veen ICLON, Universiteit Leiden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Retrospective analysis of plasma samples from patients with Gaucher disease who had undergone successful bone marrow transplantation revealed a gradual reduction in

Plasma CCL18 levels can serve as alternative surrogate marker for storage cells in Gaucher patients and monitoring of plasma CCL18 levels proves to be very useful in determination

For example, in the case of two EDTA plasma samples with almost similar concentrations of CCL18 (472 and 461 ng/mL, respectively), similar amounts were retained on the surface

When analyzed after 5 years of treatment, all Gaucher patients without further bone complications during therapy showed a plasma MIP-1 β < 85 pg/ml whereas 8 of 9 Gaucher

vom Dahl, Superior effects of high-dose enzyme replacement therapy in type 1 Gaucher disease on bone marrow involvement and chitotriosidase levels: a 2-center retrospective

Zimran, Effectiveness of enzyme replacement therapy in 1028 patients with type 1 Gaucher disease after 2 to 5 years of treatment: a report from the Gaucher Registry, Am. Schiffmann

Using the classical procedure with 8 M urea treated plasma, several high molecular weight proteins were absent in Gaucher plasma specimens, while additional low molecular

A permutation test gives information about the discrimination performance of the model, but the model should also be able to correctly classify new samples as diseased or