• No results found

De relatie tussen de fysieke activiteit van de vader en de fysieke activiteit van zijn kind: Studie als onderdeel van het Run Daddy Run-project

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De relatie tussen de fysieke activiteit van de vader en de fysieke activiteit van zijn kind: Studie als onderdeel van het Run Daddy Run-project"

Copied!
95
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE RELATIE TUSSEN DE FYSIEKE

ACTIVITEIT VAN DE VADER EN DE

FYSIEKE ACTIVITEIT VAN ZIJN KIND

STUDIE ALS ONDERDEEL VAN HET RUN DADDY

RUN-PROJECT

Aantal woorden: 9507

Laurien De Pauw en Kaat Vereeck

Stamnummer: 01811293 en 01811084

Promotor: Prof. dr. Marieke De Craemer

Copromotor: Drs. Julie Latomme

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering Academiejaar: 2019-2020

(2)
(3)

DE RELATIE TUSSEN DE FYSIEKE

ACTIVITEIT VAN DE VADER EN DE

FYSIEKE ACTIVITEIT VAN ZIJN KIND

STUDIE ALS ONDERDEEL VAN HET RUN DADDY

RUN-PROJECT

Aantal woorden: 9507

Laurien De Pauw en Kaat Vereeck

Stamnummer: 01811293 en 01811084

Promotor: Prof. dr. Marieke De Craemer

Copromotor: Drs. Julie Latomme

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de Master in de Gezondheidsbevordering Academiejaar: 2019-2020

(4)

Inhoudstafel

INHOUDSTAFEL ... 0

LIJST MET AFKORTINGEN ... 1

WOORD VOORAF ... 2 INLEIDING ... 3 ABSTRACT ... 6 LITERATUURSTUDIE ... 8 1FYSIEKE ACTIVITEIT ... 8 2PREVALENTIE ... 8

3BELANG VAN DE PROMOTIE VAN FYSIEKE ACTIVITEIT BIJ VLAAMSE KINDEREN ... 9

4BELANG VAN DE OUDERS ...10

5BELANG VAN DE VADER ...11

5.1 Intensiteit fysieke activiteit ...11

6BELGISCHE (VLAAMSE) STEEKPROEF ...12

PROBLEEMSTELLING ...13 ONDERZOEKSVRAAG ...14 METHODE ...15 1STUDIEPROTOCOL...15 1.1 Onderzoeksachtergrond ...15 1.2 Ethiek ...15 1.3 Rekrutering ...15

2MEETINSTRUMENT:ONLINE VRAGENLIJST ...16

3DATA-ANALYSE ...18 RESULTATEN ...20 1BESCHRIJVENDE STATISTIEK ...20 1.1 Socio-demografische variabelen ...20 1.2 Fysieke activiteit ...21 2VERKLARENDE STATISTIEK ...22

2.1 Relatie tussen de totale fysieke activiteit van vaders en van hun kind ...22

2.2 Relatie tussen de fysieke activiteit van vaders en van hun kind naargelang de intensiteit ...23

(5)

DISCUSSIE ...26

CONCLUSIE ...33

REFERENTIELIJST ...34

BIJLAGEN ... 1

BIJLAGE 1:GOEDKEURING DOOR DE COMMISSIE VOOR MEDISCHE ETHIEK VAN HET UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENT ... 1

BIJLAGE 2:TOESTEMMINGSBRIEF PARTICIPANTEN INTERVENTIEGROEP ... 1

BIJLAGE 3:TOESTEMMINGSBRIEF PARTICIPANTEN CONTROLEGROEP ... 1

BIJLAGE 4:VRAGENLIJST CONTROLE- EN INTERVENTIEGROEP ... 1

BIJLAGE 5:LOGBOEK VELDWERK ... 1

(6)

Lijst met afkortingen

BMI Body Mass Index

FA Fysieke activiteit

HDHK Healthy Dads, Healthy Kids Program

IPAQ-SF International Physical Activity Questionnaire Short Form

MET Metabole equivalent

MVPA Moderate to Vigorous Physical Activity

MZFA Matige tot Zware Fysieke Activiteit

(7)

Woord vooraf

Deze masterproef vormt het sluitstuk van onze opleiding tot de master in de Gezondheidsbevordering. Deze masterproef is niet uitsluitend tot stand gekomen door enkel het werk van twee studenten. Graag willen we via deze weg enkele personen bedanken die dit werkstuk mede mogelijk hebben gemaakt.

Allereerst willen we onze copromoter Julie Latomme bedanken. Dankzij al haar feedback, begeleiding, creatief meedenken en expertise konden wij deze masterproef tot een goed einde brengen. Ook willen wij onze promotor, prof. dr. Marieke De Craemer, bedanken voor haar feedback gedurende dit proces. Vervolgens willen wij hen ook bedanken dat we deel mochten uitmaken van het Run Daddy Run-project. Tevens gaat onze dank uit naar alle participanten die steeds enthousiast deelnamen aan het project. Tot slot gaat een woord van dank uit naar onze persoonlijke kring voor de hulp bij de rekrutering van de participanten en alle steun gedurende dit gehele proces.

(8)

Inleiding

Meer dan 90% van de Vlaamse kinderen en jongeren (6 tot 17 jaar) halen de beweegnorm van minstens 60 minuten matige en zware fysieke activiteit (FA) per dag niet en zijn dus fysiek inactief (González, Fuentes, & Márquez, 2017; Seghers, De Baere, Verloigne, & Cardon, 2018; Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). Verschillende zaken benadrukken de nood aan het promoten van FA bij Vlaamse kinderen (Drieskens et al., 2019; Trost & Loprinzi, 2008). Ten eerste zorgt het niet behalen van de beweegnorm voor een verhoogd risico op slechtere schoolprestaties, problemen met betrekking tot de emotionele en sociale ontwikkeling en fysieke gezondheidsproblemen zoals musculoskeletale aandoeningen, cardiometabole aandoeningen, overgewicht en obesitas (Janssen & LeBlanc, 2010; Poitras et al., 2016; Strong et al., 2005). Ten tweede blijkt de kindertijd een belangrijke periode te zijn voor het aanleren van voldoende FA (Jones, Hinkley, Okely, & Salmon, 2013). Tot slot slagen de huidige interventies om de FA bij kinderen te promoten er niet in om negatieve gevolgen voor de gezondheid, zoals overgewicht en obesitas, bij kinderen te voorkomen (Kamath et al., 2008; Metcalf, Henley, & Wilkin, 2012; Salmon, Booth, Phongsavan, Murphy, & Timperio, 2007; Van Sluijs, McMinn, & Griffin, 2007).

Ouders blijken een belangrijke invloed te hebben op de FA van het kind, bijvoorbeeld door het fungeren als rolmodel voor hun kinderen op vlak van FA (Griffith et al., 2007; Latomme et al., 2019; Sterdt et al., 2014). Studies die de ouderlijke invloed op de FA van kinderen onderzochten, omvatten echter meestal alleen moeders waardoor vaders vaak ondervertegenwoordigd zijn in dergelijke studies (Davison et al., 2016; Morgan & Young, 2017). Zo blijkt uit een meta-analyse dat slechts 17% van de ouders in deze studies vaders zijn en 83% moeders (Davison et al., 2016). Toch tonen systematische reviews aan dat de FA van de vader gecorreleerd is met de FA van het kind, en dit onafhankelijk van de moeder (Ferreira et al., 2007; Neshteruk, Nezami, Nino-Tapias, Davison, & Ward, 2017). Verder onderzoek om betekenisvolle conclusies te kunnen trekken over de relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind is bijgevolg noodzakelijk (Morgan & Young, 2017; Neshteruk et al., 2017). Tevens is gebleken dat studies die de relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind onderzoeken, niet afkomstig zijn uit België (Vlaanderen) waardoor een studie met een Belgische (Vlaamse) steekproef een interessante aanvulling kan zijn (Neshteruk et al., 2017). Daarnaast wordt in veel onderzoeken naar de relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind, geen opsplitsing gemaakt met betrekking tot de verschillende intensiteiten van FA (lichte, matige en zware FA). Hierdoor wordt het maken van meer specifieke conclusies belemmerd (Ferreira et al., 2007). Het is echter wel mogelijk dat verschillende intensiteiten van FA van de vader, verschillende invloeden hebben op de

(9)

lichte, matige en zware intensiteit van FA bij het kind (Vollmer, Adamsons, Gorin, Foster, & Mobley, 2015).De resultaten hierover blijken echter onduidelijk (Ferreira et al., 2007). Verder onderzoek waarbij een opsplitsing wordt gemaakt tussen de verschillende intensiteiten zou bijgevolg een interessante aanvulling kunnen zijn zodat bij het ontwikkelen van interventies op specifieke intensiteiten gefocust kan worden.

Het Run Daddy Run-project werd opgezet met als doel de gezamenlijke FA van de vader en het kind te bevorderen en de gezamenlijke en individuele recreatieve schermtijd (schermtijd in de vrije tijd) te reduceren. Deze masterproef met als titel “De relatie tussen de fysieke

activiteit van de vader en de fysieke activiteit van zijn kind” kadert binnen dit project. Deze

masterproef omvat zeven delen. Het eerste deel, de literatuurstudie, omvat wetenschappelijke literatuur en bestaat uit zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat over de definiëring van FA. Hoofdstuk twee omvat de prevalentie met betrekking tot fysieke inactiviteit bij Vlaamse kinderen. Hoofdstuk drie behandelt het belang van promotie van FA bij Vlaamse kinderen. Hoofdstuk vier gaat dieper in op het belang van de ouders bij de FA van hun kind. Vervolgens behandelt hoofdstuk vijf specifiek het belang van de FA van de vader bij de FA van hun kind. Er wordt zowel ingegaan op het belang van de totale FA alsook op het belang van de verschillende intensiteiten (licht, matig, zwaar) van FA. Het laatste hoofdstuk gaat over het gebrek aan een Belgische (Vlaamse) steekproef in huidige onderzoeken die de relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind onderzoeken. Het tweede en derde deel van deze masterproef, respectievelijk de probleemstelling en de onderzoeksvraag, zijn gebaseerd op de literatuurstudie. De hoofdonderzoeksvraag die gesteld wordt is: “Wat is de relatie tussen de totale fysieke activiteit van Vlaamse vaders en

de totale fysieke activiteit van hun kind?”. Deze relatie wordt meer in detail onderzocht door

afzonderlijk voor elke intensiteit (lichte, matige, zware intensiteit) te bestuderen wat de relatie is tussen de FA van de Vlaamse vaders en de FA van hun kind. Het daaropvolgende deel bestaat uit de methode waarbij het studieprotocol, het meetinstrument en de data-analyse besproken worden. De FA van de 101 vader-kind duo’s (n=101) werd gemeten aan de hand van de International Physical Activity Questionnaire Short Form (IPAQ-SF). Om de bovenvermelde onderzoeksvraag te beantwoorden, werd een data-analyse uitgevoerd op cross-sectionele data van de premeting van de Run Daddy Run-studie. Deze data-analyse gebeurde aan de hand van meervoudige lineaire regressies. Het vijfde deel bestaat uit de resultaten waarbij een opdeling wordt gemaakt in beschrijvende en verklarende statistiek. Tot slot wordt deze masterproef afgesloten met een discussie en een conclusie.

Het schrijven van alle bovenstaande delen van de masterproef werd gezamenlijk uitgevoerd door ons, Laurien De Pauw en Kaat Vereeck. Naast het schrijven van deze masterproef

(10)

werkten we beide mee aan het volbrengen van het Run Daddy Run-project in de praktijk. Dit betekent dat we instonden voor de rekrutering van de vaders en hun kind voor zowel de controlegroep alsook in beperkte mate voor de interventiegroep. Daarnaast begeleidden we de pre- en postmetingen voor de controlegroep door de online vragenlijsten door te sturen en huisbezoeken te doen. Deze huisbezoeken dienden om de bewegingsmeters uit te delen en uitleg te geven aan de vaders en kinderen. Tevens stonden we ook in voor de voorbereiding, ondersteuning en begeleiding van de interactieve beweegsessies voor de interventiegroep. Ook voor andere opdrachten werden wij ingezet, bijvoorbeeld voor het ingeven van data in SPSS of voor het flyeren in scholen. Onze taken waren dus grotendeels identiek. In Bijlage 5 en Bijlage 6 worden alle uitgevoerde activiteiten gedetailleerd weergegeven.

(11)

Abstract

Probleem- en doelstelling: Veel Vlaamse 6 tot 17-jarigen halen de beweegnorm niet.

Vaders kunnen een belangrijke rol spelen in het bevorderen van de fysieke activiteit (FA) bij hun kind, echter zijn zij vaak ondervertegenwoordigd in studies hieromtrent. De doelstelling van deze masterproef was om de relatie tussen de totale FA van de vader en het kind te onderzoeken. Daarnaast werd onderzocht of deze relatie verschillend was voor activiteiten van lichte, matige en zware FA.

Methode: Via convenience sampling werden 101 Vlaamse vader-kind duo’s gerekruteerd.

Van de kinderen was 43,6% een jongen. De gemiddelde leeftijd van de kinderen en vaders bedroegen respectievelijk 7 (± 4,64) en 40 (± 0,87) jaar. Hun FA werd gemeten via de

International Physical Activity Questionnaire-Short Form (IPAQ-SF). Meervoudige lineaire

regressies werden uitgevoerd in SPSS.

Resultaten: Er werd een positieve significante relatie gevonden tussen de totale FA van de

vader en de totale FA van het kind (t=3,31; p=0,002). Wanneer gekeken werd naar de relaties tussen de FA van vader en kind voor de verschillende intensiteiten, werd een positieve significante relatie gevonden voor lichte (t=3,63; p=0,001) en matige FA (t=2,61; p=0,01). Voor zware FA werd geen significante relatie gevonden (t=-0,22; p=0,83).

Conclusie: Interventies die zich focussen op de FA van de vader, kunnen een goede

strategie zijn om de FA van het kind te verhogen. Daarnaast suggereren de resultaten dat interventies zich best focussen op de lichte en matige FA van de vader. Verder longitudinaal onderzoek en objectieve metingen worden aanbevolen om bovenstaande bevindingen te bevestigen.

Aantal woorden artikel: 9507

(12)

Abstract

Purpose: Many Flemish 6 to 17 year olds do not meet the physical activity (PA) criteria.

Fathers may have an important role in promoting PA in their child, however they are frequently underrepresented in studies investigating this relation. The aim of this master thesis was to examine the relationship between the father's and the child's total level of PA. It was also investigated whether this relationship was different for activities of light, moderate and vigorous intensity.

Methods: Hundred and one Flemish father-child duo’s were recruited via convenience

sampling. The average age of the children (of which 43,6% were boys) was 7 (± 4,64) and 40 (± 0,87) years for the fathers. Their PA levels were measured by the International Physical

Activity Questionnaire-Short Form (IPAQ-SF). Multiple linear regressions were executed in

SPSS.

Results: A positive significant relation was found between the total PA level of the father and

the total PA level of the child (t=3,31; p=0,002). When looking for relations between the PA level of father and child for different intensities, a positive significant relationship was found for light (t=3,63; p=0,001) and moderate PA (t=2,61; p=0,01). No significant relation was found for vigorous PA (t=-0,22; p=0,83).

Conclusion: Interventions focusing on the PA of the father, can be a good strategy to

increase the child’s PA. In addition the results suggest that interventions should best focus on the light and moderate PA of the father. Further longitudinal research and objective measurements are recommended to confirm those findings.

Word count thesis: 9507

(13)

Literatuurstudie

1 Fysieke activiteit

Fysieke activiteit (FA) is elke vorm van lichaamsbeweging die tot stand komt door de skeletspieren waarvoor energieverbruik nodig is (World Health Organization, 2020b). FA kan opgedeeld worden in drie verschillende soorten intensiteit: lichte, matige en zware FA (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). Een maat om het verschil tussen deze intensiteiten aan te duiden is het metabole equivalent (MET) (World Health Organization, 2019). Eén MET wordt gedefinieerd als de energie die verbruikt wordt bij het stilzitten en is gelijk aan de verbranding van één kilocalorie, per lichaamsgewicht in kilogram, per uur. Lichte FA zijn activiteiten die minder dan drie MET’s verbranden. Enkele voorbeelden zijn wandelen, staand knutselen, het bed opmaken, de afwas doen, etc. (Prosch, 2018). Matige FA betekent dan dat er drie tot zes keer meer energie verbrand wordt door te bewegen dan wanneer men stilzit. De hartslag versnelt merkbaar. Enkele voorbeelden zijn rustig fietsen, dansen, stevig wandelen, etc. Zware FA betekent dat de beweging die uitgevoerd wordt, meer dan zes MET’s verbrandt. De hartslag versnelt substantieel en er is sprake van een snelle ademhaling. Enkele voorbeelden zijn lopen, snel zwemmen, aerobics, etc. (World Health Organization, 2019).

Fysieke inactiviteit wordt dan weer gedefinieerd als het produceren van onvoldoende FA, waardoor er niet voldaan wordt aan de beweegnorm (González, Fuentes, & Márquez, 2017). Deze norm schrijft voor dat 6 tot en met 17-jarigen minstens 60 minuten per dag aan matige en zware FA dienen te doen (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). De combinatie van matige en zware FA wordt vaak aangeduid met de term MVPA of Moderate to Vigorous

Physical Activity (Health Promotion Board, 2018). In het Nederlands kan deze term

omschreven worden als MZFA of Matige tot Zware Fysieke Activiteit.

2 Prevalentie

In 2016 werd het eerste Vlaamse Beweegrapport gepubliceerd door de organisatie Active

Healthy Kids Global Alliance, een organisatie waarbij onderzoekers, gezondheidswerkers en

belanghebbenden wereldwijd samenwerken rond de promotie van FA bij kinderen en jongeren (Active Healthy Kids Global Alliance, 2020; Wijtzes et al., 2016). In dit eerste Beweegrapport werd beschreven dat 93% van de 6 tot 9-jarige kinderen en 98% van de 10 tot 17-jarige Vlaamse kinderen de beweegnorm niet halen. Er werden daarnaast geen opmerkelijke verschillen gerapporteerd naargelang geslacht, sociaal-economische status en regio (Vlaanderen of Wallonië) (Wijtzes et al., 2016). Meer recentere cijfers komen uit het

(14)

Vlaamse Beweegrapport van 2018. Daar blijkt dat nog steeds meer dan 90% van de Vlaamse kinderen en jongeren (6 tot 17 jaar) de huidige beweegnorm niet haalt. Meer specifiek is dit 93,1% van de 6 tot 9-jarigen en 97,4% van de 10 tot 17-jarigen (Seghers, De Baere, Verloigne, & Cardon, 2018).

3 Belang van de promotie van fysieke activiteit bij Vlaamse kinderen

Voldoende lichte, matige en zware FA is noodzakelijk voor het ontwikkelingsproces en de groei van het kind (Janssen & LeBlanc, 2010; Poitras et al., 2016; Strong et al., 2005; World Health Organization, 2020e). Voldoende FA heeft voordelen zowel voor de fysieke als voor de psychosociale gezondheid van het kind (World Health Organization, 2020f). Voordelen voor de fysieke gezondheid zijn het ontwikkelen van gezonde musculoskeletale weefsels (gewrichten, spieren, botten), het ontwikkelen van gezonde cardiovasculaire systemen (longen en hart), het ontwikkelen van neuromusculair bewustzijn (bewegings- en coördinatiecontrole) en het behouden van een gezond lichaamsgewicht (World Health Organization, 2020f). Voordelen voor de psychosociale gezondheid zijn minder symptomen van depressie en angst, een verhoogd zelfvertrouwen, meer sociale integratie en interactie, betere schoolresultaten, een toename in het hanteren van andere gezonde gedragingen zoals de consumptie van gezonde voeding en een verbeterde zelfexpressie (bijvoorbeeld het uitdrukken van gevoelens) (World Health Organization, 2020f). Fysieke inactiviteit kan bij deze doelgroep bijgevolg leiden tot een verhoogd risico op onder andere lagere schoolprestaties, problemen in de emotionele en sociale ontwikkeling, musculoskeletale aandoeningen (bijvoorbeeld aandoeningen aan de gewrichten, spieren en botten), cardiometabole aandoeningen (bijvoorbeeld diabetes mellitus), overgewicht en obesitas (Janssen & LeBlanc, 2010; Poitras et al., 2016; Strong et al., 2005).

Tevens is de kindertijd een belangrijke periode voor het aanleren van gezonde gedragingen, zoals het uitoefenen van voldoende FA (Jones, Hinkley, Okely, & Salmon, 2013). Hoe jonger de leeftijd waarop gezonde gedragingen worden verworven, hoe groter de kans dat deze gedragingen worden voortgezet tijdens de adolescentie en de volwassenheid (Jones et al., 2013). Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de mate van FA in de kindertijd stabiel blijft tot op latere leeftijd (Slingerland & Borghouts, 2011). Tot slot kan uit verschillende systematische reviews geconcludeerd worden dat de huidige interventies om de FA bij kinderen te promoten, er niet in slagen om negatieve gevolgen voor de gezondheid, zoals overgewicht en obesitas bij kinderen, te voorkomen (Kamath et al., 2008; Metcalf, Henley, & Wilkin, 2012; Salmon, Booth, Phongsavan, Murphy, & Timperio, 2007; Van Sluijs, McMinn, &

(15)

Griffin, 2007). Bovenstaande zaken benadrukken de nood aan het promoten van FA bij Vlaamse kinderen (Trost & Loprinzi, 2008).

4 Belang van de ouders

Om interventies die FA promoten meer effectief te maken, is het belangrijk om de factoren na te gaan die de mate van FA bij kinderen beïnvloeden (Sigmundová, Badura, Sigmund, & Bucksch, 2018). Volgens het socio-ecologisch model van gezondheidsgedrag zijn er verschillende niveaus die een invloed kunnen uitoefenen op het gedrag van een individu: het individu zelf, het interpersoonlijke, institutionele, gemeenschaps- en overheidsniveau. Het interpersoonlijk niveau is het niveau dat het dichtst bij het individu staat en omvat onder andere ouders, vrienden en leerkrachten (Bartholomew et al., 2016). Dit niveau blijkt de grootste invloed uit te oefenen op het kind (Glanz, Rimer, & Viswanath, 2008; Latomme et al., 2019; UNICEF, 2009). Zo blijken ouders een belangrijke invloed te hebben op de FA van het kind (Latomme et al., 2019; Sterdt et al., 2014). Doorheen deze masterproef wordt er alleen gefocust op dit niveau.

Ouders beïnvloeden de FA van hun kind op verschillende manieren (Griffith et al., 2007). Een eerste invloed die ouders kunnen uitoefenen is het bieden van ouderlijke steun, welke uit vier categorieën bestaat (Beets, Cardinal, & Aldermen, 2010; Griffith et al., 2007; Loprinzi & Trost, 2010). Deze categorieën zijn: instrumentele steun (bijvoorbeeld het voorzien van transport naar fysieke activiteiten), conditionele steun (bijvoorbeeld samen aan FA doen), motivationele steun (bijvoorbeeld het aanmoedigen van het kind om aan FA te doen) en informationele steun (bijvoorbeeld het belang van FA aanhalen) (Beets et al., 2010). Uit de systematische review van Edwardson en Gorely (2010) blijkt ouderlijke steun een significant positieve invloed te hebben op de FA van het kind (Edwardson & Gorely, 2010).

Een tweede invloed die ouders kunnen uitoefenen is het fungeren als rolmodel voor FA (Griffith et al., 2007). Role modelling is het voorzien van een geschikt rolmodel of voorbeeld waardoor de gewenste actie uitgelokt kan worden (Bartholomew et al., 2016). Zo heeft een systematische review aangetoond dat hogere niveaus van FA van de ouders gerelateerd zijn met hogere FA bij het kind (Edwardson & Gorely, 2010). Dit gezonde gedrag van de ouder moedigt het kind dus aan om ook fysiek actief te zijn (Griffith et al., 2007). Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat interventies die FA bij kinderen willen promoten best ook een ouderlijke component includeren.

(16)

5 Belang van de vader

Studies die de ouderlijke invloeden op de FA van kinderen onderzoeken, omvatten echter meestal alleen moeders waarbij vaders vaak ondervertegenwoordigd zijn (Davison et al., 2016; Morgan & Young, 2017). Zo blijkt uit een meta-analyse dat slechts 17% van de ouders in deze studies vaders zijn en 83% moeders (Davison et al., 2016). Het is echter noodzakelijk dat hier verder onderzoek naar gedaan wordt aangezien een systematische review reeds aantoonde dat in 52% van de onderzochte associaties tussen vader en kind, de FA van de vader positief gecorreleerd is met de FA van het kind, en dit onafhankelijk van de moeder (Neshteruk, Nezami, Nino-Tapias, Davison, & Ward, 2017). In de overige 48% werd deze associatie echter niet gevonden. Tevens includeerde deze systematische review slechts acht studies die deze associatie onderzochten waardoor de bevindingen uit verschillende studies nog niet eenduidig zijn (Ferreira et al., 2007; Morgan & Young, 2017; Neshteruk et al., 2017). Uit de systematische reviews van Trost en Loprinzi (2011) en van Neshteruk et al. (2017) blijken dat het aantal significante associaties (7%) tussen de ouderlijke invloed van de moeders en de FA van hun kind lager ligt dan het aantal significante associaties (20%) tussen de vader en kind. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er een mogelijke relatie is tussen de FA van de vader en de FA van het kind. Vaders worden momenteel echter onvoldoende geïncludeerd in dergelijke studies, waardoor het maken van betekenisvolle conclusies over de rol die de vader speelt met betrekking tot de FA van het kind nog niet mogelijk is (Morgan & Young, 2017; Neshteruk et al., 2017). Bijgevolg wordt er bij de ontwikkeling van interventies ter promotie van FA bij kinderen nog onvoldoende ingespeeld op de rol van de vader (Davison et al., 2016; Morgan & Young, 2017).

5.1 Intensiteit fysieke activiteit

In veel onderzoeken naar deze relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind, wordt er geen opsplitsing gemaakt met betrekking tot de verschillende intensiteiten van FA (lichte, matige en zware FA). Hierdoor wordt het maken van meer specifieke conclusies belemmerd (Ferreira et al., 2007). Zo tonen verschillende studies, waarbij matige en zware FA worden samengenomen, aan dat er een significant positieve relatie is tussen de MZFA van de vader en de MZFA van het kind (Fuemmeler, Anderson, & Masse, 2011; Jago et al., 2014; Xu, Quan, Zhang, Zhou, & Chen, 2018). Het is echter wel mogelijk dat verschillende intensiteiten van FA van de vader, verschillende invloeden hebben op dezelfde intensiteit van FA bij het kind (Vollmer, Adamsons, Gorin, Foster, & Mobley, 2015). Zo blijkt uit een studie van Vollmer et al. (2015), zware FA van de vader significant positief gerelateerd te zijn met zware FA van het kind.Tussen lichte FA van vader en kind alsook tussen matige FA van

(17)

vader en kind, worden echter geen significante relaties gevonden (Vollmer et al., 2015). Een mogelijke verklaring voor de significant positieve relatie tussen de zware FA van de vader en de zware FA van het kind is dat vaders vooral een belangrijke rol spelen bij het ‘ravotten’ met hun kind. Ravotten valt namelijk vaak onder FA van zware intensiteit waarbij vader en kind niet-gestructureerd sporten (bijvoorbeeld al spelend ‘vechten’). Ravotten bevordert enerzijds de relatie tussen vader en kind en anderzijds de ontwikkeling van het kind (Fletcher, May, St George, Morgan, & Lubans, 2011; Parke, 2002). Er zijn momenteel echter nog te weinig studies waarbij een opsplitsing wordt gemaakt tussen de verschillende intensiteiten waardoor de resultaten hierover onduidelijk blijven (Ferreira et al., 2007). Verdere studies die onderzoeken of verschillende intensiteiten van FA van de vader, anders gerelateerd zijn aan dezelfde FA van het kind, zouden een interessante aanvulling kunnen zijn zodat bij het ontwikkelen van interventies op specifieke intensiteiten gefocust kan worden.

6 Belgische (Vlaamse) steekproef

Uit de literatuur is tot slot gebleken dat studies die de relatie tussen de FA van de vader en de FA van het kind onderzoeken, niet afkomstig zijn uit België. Zo blijkt uit de systematisch review van Neshteruk et al. (2017) dat de studies uitgevoerd werden in volgende landen: Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Australië, Frankrijk en Portugal (Neshteruk et al., 2017). Uit onderzoek waarbij de FA in 30 hoge inkomenslanden vergeleken werd, is echter gebleken dat België één van de vijf landen is waarbij kinderen en jongeren (5 tot 17 jaar) het slechtst presteren op vlak van fysieke inactiviteit (Aubert et al., 2018). Een studie met een Belgische (Vlaamse) steekproef zou een interessante aanvulling kunnen zijn aangezien dit enerzijds de generaliseerbaarheid van de resultaten verbeterd. Anderzijds kunnen interventies bijgevolg beter aangepast worden aan de lokale situatie in Vlaanderen.

(18)

Probleemstelling

Meer dan 90% van de Vlaamse kinderen en jongeren (6 tot 17 jaar) halen de beweegnorm van minstens 60 minuten MZFA per dag niet en zijn bijgevolg fysiek inactief (González et al., 2017; Seghers et al., 2018; Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). Het niet behalen van deze beweegnorm zorgt voor een verhoogd risico op lagere schoolprestaties, problemen in de emotionele en sociale ontwikkeling en fysieke gezondheidsproblemen zoals musculoskeletale aandoeningen, cardiometabole aandoeningen, overgewicht en obesitas (Janssen & LeBlanc, 2010; Poitras et al., 2016; Strong et al., 2005). De kindertijd is echter net een belangrijke periode voor het aanleren van gezonde gedragen zoals voldoende FA (Jones et al., 2013). Daarbovenop blijken de huidige interventies om FA bij kinderen te promoten, er niet in te slagen om bovenstaande negatieve gevolgen voor de gezondheid bij kinderen te voorkomen (Kamath et al., 2008; Metcalf et al., 2012; Salmo et al., 2007; Van Sluijs et al., 2007). Bovenstaande zaken geven het belang aan van het promoten van FA bij Vlaamse kinderen (Drieskens et al., 2019; Trost & Loprinzi, 2008).

Ouders blijken een belangrijke invloed te hebben op de FA van het kind (Latomme et al., 2019; Sterdt et al., 2014). Studies die deze invloeden onderzoeken omvatten echter meestal alleen moeders waarbij vaders vaak ondervertegenwoordigd zijn (Davison et al., 2016; Morgan & Young, 2017). Zo blijkt uit een meta-analyse dat slechts 17% van de ouders in deze studies vaders zijn en 83% moeders (Davison et al., 2016). Uit een recente systematische review is echter gebleken dat vaders mogelijk een belangrijke rol spelen met betrekking tot het gedrag van hun kinderen. Zo is in 52% van de onderzochte associaties de FA van de vader positief gecorreleerd met de FA van het kind, onafhankelijk van de moeder (Ferreira et al., 2007; Neshteruk et al., 2017). Echter includeerde deze systematische review slechts acht studies die deze associatie onderzochten (Ferreira et al., 2007; Neshteruk, et al., 2017). Verder onderzoek is dus noodzakelijk om de rol van de vader met betrekking tot de FA van het kind beter in kaart te brengen.

Verder kan gesuggereerd worden dat verschillende intensiteiten van FA (lichte, matige, zware FA) van de vader, andere invloeden hebben op de FA van het kind. Zo blijkt de zware FA van de vader positief geassocieerd te zijn met deze van het kind en is dit bij lichte en matige FA niet het geval (Vollmer et al., 2015). Er zijn echter nog te weinig studies die onderzoeken of lichte, matige en zware FA van de vader, anders gerelateerd zijn aan dezelfde intensiteit van FA van het kind waardoor de resultaten hierover onduidelijk blijven (Ferreira et al., 2007). Verder onderzoek waarbij een opsplitsing wordt gemaakt tussen de verschillende intensiteiten zou een interessante aanvulling zijn, zodat bij het ontwikkelen van interventies op specifieke intensiteiten gefocust kan worden.

(19)

Tot slot blijkt uit systematisch reviews dat er nog geen onderzoek werd gedaan in België omtrent de relatie tussen de FA van vaders en de FA van het kind (Neshteruk et al., 2017). Uit onderzoek waarbij de FA in 30 hoge inkomenslanden vergeleken werd, is echter gebleken dat België één van de vijf landen is waarbij kinderen en jongeren (5 tot 17 jaar) het slechtst presteren op vlak van fysieke inactiviteit (Aubert et al., 2018). Een studie met een Belgische (Vlaamse) steekproef zou een interessante aanvulling kunnen zijn aangezien dit enerzijds de generaliseerbaarheid van de resultaten verbeterd. Anderzijds kunnen interventies bijgevolg beter aangepast worden aan de lokale situatie in Vlaanderen.

Onderzoeksvraag

Gebaseerd op bovenstaande literatuurstudie wordt volgende onderzoeksvraag gesteld: “Wat

is de relatie tussen de totale fysieke activiteit van Vlaamse vaders en de totale fysieke activiteit van hun kind?”. De hypothese hierbij is dat er een significant positieve relatie is

tussen de totale FA van Vlaamse vaders en de totale FA van hun kind. Namelijk hoe hoger de totale FA van de vader, hoe hoger de totale FA van het kind. Vervolgens wordt de relatie meer in detail onderzocht door afzonderlijk voor elke intensiteit (lichte, matige, zware FA) te bestuderenwat de relatie is tussen de FA van de Vlaamse vaders en de FA van hun kind.Er wordt een significante relatie verwacht tussen de zware FA van vader en kind en een niet significante relatie tussen enerzijds de lichte FA van vader en kind en anderzijds tussen de matige FA van vader en kind.

(20)

Methode

Deze masterproef is een kwantitatieve studie en kadert binnen een project van de Universiteit Gent, vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, namelijk het Run Daddy Run-project. In deze masterproef werd een data-analyse uitgevoerd op cross-sectionele data van dit project, waarbij de subjectieve data (vragenlijst data) van de premetingen met betrekking tot FA werden geanalyseerd. Deze masterproef is dus een cross-sectionele, observationele studie.

1 Studieprotocol

1.1 Onderzoeksachtergrond

Het Run Daddy Run-project focust zich specifiek op Vlaamse vaders en hun kinderen uit het eerste, tweede of derde leerjaar, ter preventie van overgewicht en obesitas. Het doel van het project is om de gezamenlijke FA te stimuleren en de gezamenlijke en individuele recreatieve schermtijd (schermtijd in de vrije tijd) van vader en kind te reduceren.

1.2 Ethiek

Het onderzoek werd goedgekeurd door de Commissie voor Medische Ethiek van het Universitair Ziekenhuis Gent (zie Bijlage 1). Voor deelname aan het onderzoek dienden alle participanten een toestemmingsbrief (zie Bijlage 2 en 3) te ondertekenen waarin onder andere de vertrouwelijkheid, informed consent, eventuele bijwerkingen, privacy en de vrijheid om te stoppen beschreven werden.

1.3 Rekrutering

Een eerste inclusiecriterium voor de steekproef bestond eruit dat de deelnemers Belgische Nederlandstalige mannen moesten zijn. Het volgende inclusiecriterium bestond eruit dat zij vaders dienden te zijn van een kind uit het eerste, tweede of derde leerjaar. De rekrutering van de deelnemers vond plaats tussen november 2019 en januari 2020. Dit gebeurde aan de hand van convenience sampling: via persoonlijke contacten van de onderzoekers, oproepen via sociale media (Facebook) en flyering. Ook werd er gerekruteerd in 21 scholen te Gent (Oost-Vlaanderen) waarbij er persoonlijk werd langsgegaan in de klassen van het eerste tot derde leerjaar. Daarnaast werd er gebruik gemaakt van snowball sampling door aan de deelnemers te vragen of ze anderen kenden die ook beantwoordden aan de inclusiecriteria. De uiteindelijke steekproef bestond uit 101 vader-kind duo’s (vaders n=101, kinderen n=101).

(21)

2 Meetinstrument: Online vragenlijst

De dataverzameling vond plaats tussen november 2019 en januari 2020 en gebeurde aan de hand van een online vragenlijst (zie Bijlage 4). De online vragenlijst bestond uit verschillende onderdelen, die de vader voor zowel zichzelf als voor zijn kind invulde. Het eerste onderdeel bevroeg enkele demografische gegevens. Voor de vader werden volgende socio-demografische gegevens bevraagd: (voor)naam, lengte (in cm), gewicht (in kg), geboortejaar, geboorteland, taal die thuis hoofdzakelijk gesproken wordt, burgerlijke staat, werkstatus en hoogst behaalde diploma. Voor het kind werden volgende gegevens bevraagd: (voor)naam, geslacht, geboortejaar, lengte (in cm), gewicht (in kg), leerjaar, naam van de school en gemeente of stad van de school. Tot slot werd bevraagd hoeveel kinderen het (samengesteld) gezin telt en hoe vaak de vader zijn kind ziet.

Door het bevragen van de lengte (in cm) en het gewicht (in kg), kon de Body Mass Index (BMI) van de vaders berekend worden aan de hand van de volgende formule: gewicht (kg) / (lengte (m) * lengte (m)) (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). Er wordt gesproken van ondergewicht bij een BMI onder 18,5 kg/m², een normaal gewicht bij een BMI tussen 18,5 en 24,99 kg/m², overgewicht bij een BMI tussen 25 en 29,99 kg/m² en van obesitas bij een BMI vanaf 30 kg/m² (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020).

De BMI voor de kinderen werd geïnterpreteerd aan de hand van z-scores of SD-scores. Deze leeftijds- en geslachtsspecifieke scores zijn standaardafwijkingen van de gemiddelde BMI of een andere gekozen referentiewaarde (World Health Organization, 2020a). De scores werden berekend via de AnthroPlus software van de World Health Organization (WHO) op basis van de lengte (cm), het gewicht (kg), het geboortejaar (dd-mm-jjjj) en het geslacht van het kind. Deze software kan gebruikt worden voor het berekenen van de BMI z-scores van kinderen (5 tot 19 jaar) (World Health Organization, 2020c). Een veelgebruikte referentiewaarde is deze van de WHO waarbij men spreekt van ondergewicht bij een z-score onder -2, een normaal gewicht bij een score tussen -1,99 en 0,99, overgewicht bij een z-score tussen +1 en +1,99 en obesitas bij een z-z-score vanaf +2 (World Health Organization, 2020c).

Door het bevragen van het hoogst behaalde diploma van de vader, kon het opleidingsniveau van de vader worden bekomen. De vader had hierbij de keuze uit zeven categorieën: lager onderwijs (of minder), eerste drie jaar middelbaar onderwijs, laatste drie jaar middelbaar onderwijs, hoger onderwijs (tot en met twee jaar) (bijvoorbeeld bachelordiploma), hoger

(22)

onderwijs (drie jaar of meer) (bijvoorbeeld masterdiploma), doctoraat/postgraduaat of overige.

In het tweede onderdeel van de vragenlijst werd de FA van de vader en het kind bevraagd aan de hand van een Nederlandse vertaling van de International Physical Activity

Questionnaire Short Form (IPAQ-SF). Dit is een vragenlijst om van de afgelopen zeven

dagen zowel de FA na te gaan, gebaseerd op een indeling volgens intensiteit (lichte, matige en zware FA) alsook het sedentaire gedrag (Craig et al., 2003; Lee, Macfarlane, Tam, & Stewart, 2011). Concreet werd er per intensiteitsniveau van FA bevraagd hoeveel dagen er de afgelopen week (zeven dagen) aan lichte, matige en zware FA werd gedaan (Bijvoorbeeld “Hoe vaak heeft U, de afgelopen 7 dagen, aan zware FA gedaan?” met als antwoordmogelijkheden: “De afgelopen 7 dagen heb ik GEEN zware fysieke

activiteit/beweging gedaan” of “De afgelopen 7 dagen heb ik X DAG(EN) aan zware fysieke activiteit/beweging gedaan”). Vervolgens werd het gemiddeld aantal minuten per dag lichte,

matige en zware FA bevraagd (Bijvoorbeeld “Hoelang doet u dan gemiddeld aan zware

activiteit/beweging op één van deze dagen?” met als antwoordmogelijkheden: “Ik weet niet hoeveel tijd ik gemiddeld per dag spendeerde aan zware fysieke activiteit/beweging” of

“Gemiddeld aantal minuten per dag zware fysieke activiteit/beweging: X”). Om het gemiddeld aantal minuten zware FA per week te bekomen, werd het gemiddeld aantal minuten zware FA van elke dag opgeteld en vervolgens vermenigvuldigd met zeven. Deze procedure werd vervolgens herhaald voor lichte en matige FA. Het gemiddeld aantal minuten totale FA per week kwam tot slot overeen met de som van het gemiddeld aantal minuren lichte, matige en zware FA per week. De IPAQ-SF heeft globaal gezien een redelijke tot goede (test-hertest) betrouwbaarheid met een intraclass correlatiecoëfficiënt (ICC) van 0,66 tot 0,88 (Lee et al., 2011). Daarnaast heeft de IPAQ-SF een goede interne consistentie, aangezien de Cronbach’s Alpha 0,83 bedraagt (Rahman, Liang, Gu, Ding, & Akter, 2019). Uit onderzoek waarbij de IPAQ-SF vergeleken werd met accelerometers, blijkt ook de criteriumvaliditeit goed te zijn met een interclass correlatiecoëfficiënt van 0,30 (Craig et al., 2003).

De overige onderdelen van de vragenlijst bevroegen de gezamenlijke FA van vader en kind, sedentair gedrag (gezamenlijk en individueel), schermtijd (gezamenlijk en individueel), determinanten omtrent deze gedragingen (bijvoorbeeld kennis, motivatie, eigen-effectiviteit, etc.), de gezinscontext met betrekking tot FA, ouderschapsvaardigheden en de vader-kind relatie. Deze onderdelen werden verder niet geanalyseerd in deze masterproef.

(23)

3 Data-analyse

Na de dataverzameling werden de gegevens uit de vragenlijst geanalyseerd via het statistisch analyseprogramma SPSS 25 (IBM Corp, 2017). Allereerst werden voor enkele socio-demografische variabelen (geslacht kinderen, leeftijd kinderen, leeftijd vader, BMI van de vaders, BMI z-scores van de kinderen en opleidingsniveau vader) een boxplot en/of de frequenties opgevraagd om respectievelijk uitschieters of onmogelijke waarden op te sporen. Deze procedure werd herhaald voor de variabelen met betrekking tot de FA van de vaders en de kinderen(lichte, matige, zware en totale FA). De uitschieters en onmogelijke waarden werden ingevoerd bij missing values. Daarnaast werd de normaliteit van bovenvermelde variabelen nagegaan door middel van de ‘skewness’ en ‘kurtosis’, waarbij een waarde tussen +2 en -2 duidt op een normaal verdeelde variabele, en een histogram met normaalcurve (George & Mallery, 2010). Vervolgens werd beschrijvende statistiek uitgevoerd op de bovenvermelde variabelen. Voor de categorische variabelen werd dit gedaan door het aantal (n) en de percentages (%) in kaart te brengen en voor de continue variabelen werd dit gedaan door de gemiddelden (minuten per week) en standaarddeviaties (SD) weer te geven. De categorische variabele ‘opleidingsniveau vaders’ (met zeven opleidingscategorieën) werd gedichotomiseerd naar lager (14 jaar of minder educatie) en hoger onderwijs (14 jaar of meer educatie), zodat deze gegevens op een meer overzichtelijke manier konden weergegeven (Brug et al., 2012).

Om de onderzoeksvraag (“Wat is de relatie tussen de fysieke activiteit van Vlaamse vaders

en de fysieke activiteit van hun kind?”) te beantwoorden, werd gebruik gemaakt van

verklarende statistiek. Hiervoor werd een meervoudige lineaire regressie gehanteerd. De afhankelijke variabele bestond hierbij uit het totaal aantal minuten FA per week van het kind. De onafhankelijke variabelen bestonden op hun beurt uit het totaal aantal minuten FA per week van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. De leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind werden opgenomen als confounders om na te gaan of ze een mogelijke storende invloed hadden op deze relatie. De reden voor het opnemen van de leeftijd van de vader als confounder is omdat uit de studie van Beets en Foley (2008) reeds blijkt dat hoe jonger de leeftijd van de vader, hoe meer tijd vader en kind samen doorbrengen en bijgevolg hoe meer het kind fysiek actief is (totale FA) (Beets & Foley, 2008). Echter zijn er hierover te weinig studies waardoor het opnemen van de leeftijd van de vader als confounder in deze masterproef een interessante aanvulling kan zijn. De leeftijd van het kind werd geïncludeerd als confounder aangezien uit de studies van Slater et al. (2009) en Smith et al. (2010) blijken dat hoe ouder het kind is, hoe minder controle ouders hebben over de mate van FA van hun kind en

(24)

bijgevolg hoe minder fysiek actief het kind is (totale FA) (Slater et al., 2009; Smith et al., 2010). Aangezien er te weinig studies zijn die de leeftijd van het kind includeren bij de specifieke relatie tussen de FA van de vader en de FA van hun kind, kan de toevoeging van leeftijd van het kind als confounder een interessante aanvulling zijn (Neshteruk et al., 2017). Geslacht werd tot slot opgenomen als confounder omdat drie van de zes geïncludeerde studies uit de systematische review van Neshteruk et al. (2017) reeds aantoonden dat er een significante relatie is tussen de totale FA van de vader en de totale FA van de zoon, maar niet bij de dochter. Echter zijn er nog te weinig studies die deze relatie onderzochten waardoor er hierover nog geen consensus is (Neshteruk et al., 2017). Het opnemen van het geslacht van het kind als confounder in deze masterproef kan bijgevolg ook een interessante aanvulling zijn.

Om te controleren of de continue variabelen (totale FA vader, totale FA kind, leeftijd vader en leeftijd kind) niet te sterk met elkaar correleerden, werd bij aanvang de multicollineariteit gecontroleerd aan de hand van een Pearson correlatie. Er is geen sprake van multicollineariteit bij een correlatiecoëfficiënt van <0,60 tussen de onafhankelijke variabelen (Twisk, 2014). Vervolgens werd de relatie tussen de FA van de Vlaamse vaders en de FA van hun kind meer in detail onderzocht voor elke intensiteit (lichte, matige, zware FA) afzonderlijk. Per intensiteitsniveau werd er opnieuw gebruik gemaakt van een meervoudige lineaire regressie. Er werden dus drie afzonderlijke meervoudige regressies uitgevoerd. Ook hier was de afhankelijke variabele telkens het gemiddeld aantal minuten lichte, matige of zware FA per week van het kind. De onafhankelijke variabelen waren het gemiddeld aantal minuten lichte, matige of zware FA per week van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. De leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind werden ook hier opgenomen als confounders. De multicollineariteit werd bij aanvang telkens opnieuw gecontroleerd aan de hand van een Pearson correlatie. Bij de statistische analyses werd er telkens rekening gehouden met een significantieniveau van 0,05.

(25)

Resultaten

1 Beschrijvende statistiek

1.1 Socio-demografische variabelen

De steekproef bestond in totaal uit 101 vader-kind duo’s. Van de 101 kinderen, was 43,6% een jongen (n=44) en 56,4% een meisje (n=57). Op het moment dat de vragenlijst werd afgenomen, was hun gemiddelde leeftijd 7,04 jaar (SD ± 0,87). Van de 101 vaders was de gemiddelde leeftijd, op het moment van afname van de vragenlijst, 39,53 jaar (SD ± 4,64). De gemiddelde BMI van de vaders bedroeg 25,15 kg/m² (SD ± 3,16) en ligt hierdoor op de grens van overgewicht (Vlaams Instituut Gezond Leven, 2020). De gemiddelde BMI z-score van de kinderen bedroeg -0,09 (SD ± 1,24). Wanneer er rekening gehouden wordt met de referentiewaarden van de WHO, betekent dit dat er over het algemeen sprake is van een normaal gewicht (BMI z-score tussen -1,99 en +0,99) (World Health Organisation, 2020d). Meer in detail bekeken had 76,2% (n=77) van de kinderen een normaal gewicht. Wat betreft het opleidingsniveau van de vaders, behoorden 35,6% (n=36) tot de categorie lager onderwijs (14 jaar of minder educatie) en 64,4% (n=65) tot de categorie hoger onderwijs (14 jaar of meer educatie). In Tabel 1 worden alle beschrijvende gegevens weergegeven. Bij het nagaan van de ‘skewness’, ‘kurtosis’ en het histogram bleken alle continue socio-demografische variabelen normaal verdeeld te zijn.

Tabel 1: Beschrijvende statistiek socio-demografische variabelen Gemiddelde (SD) Leeftijd vaders (jaar) 39,53 jaar (± 4,64)

Leeftijd kinderen (jaar) 7,04 jaar (± 0,87)

BMI vaders (kg/m²) 25,15 (± 3,16)

BMI kinderen (z-scores) -0,09 (± 1,24)

Geslacht kinderen Aantal n (%)

Jongens 44 (43,6%)

Meisjes 57 (56,4%)

Totaal 101 (100%)

Opleidingsniveau vaders Aantal n (%)

Lager onderwijs (≤ 14 jaar educatie) 36 (35,6%) Hoger onderwijs (≥ 14 jaar educatie) 65 (64,4%)

(26)

1.2 Fysieke activiteit

De totale FA van de deelnemende vaders bedroeg gemiddeld 718min per week (SD ± 681min). Wanneer vervolgens gekeken werd naar het gemiddeld aantal minuten lichte, matige en zware FA per week bij de vaders bedroegen deze respectievelijk 292min (SD ± 295min), 112min (SD ± 107min) en 97min (SD ± 104min). De totale FA bij de deelnemende kinderen bleek gemiddeld 734min per week te zijn (SD ± 505min). Wanneer er vervolgens gekeken werd naar het gemiddeld aantal minuten lichte, matige en zware FA per week bij de kinderen bleken deze respectievelijk 346min (SD ± 287min), 192min (SD ± 150min) en 118min (SD ± 112min) te zijn. In Tabel 2 worden bovenstaande gegevens weergegeven. Bij het nagaan van de ‘skewness’, ‘kurtosis’ en het histogram bleken alle variabelen met betrekking tot FA normaal verdeeld te zijn met uitzondering van de totale en de lichte FA van de vader. Voor de totale en de lichte FA van de vader, was de ‘kurtosis’ namelijk hoger dan +2 wat betekent dat de curve in het histogram meer gepiekt is in vergelijking met een normaalverdeling (Twisk, 2014). Er werd in deze masterproef geen logtransformatie uitgevoerd op deze niet normaal verdeelde variabelen.

Tabel 2: Beschrijvende statistiek fysieke activiteit Intensiteit Gemiddeld

aantal minuten per week vaders

(SD) Gemiddeld aantal uren en minuten per week vaders (SD) Gemiddeld aantal minuten per week kinderen (SD) Gemiddeld aantal uren en minuten per week kinderen (SD) Lichte FA 292min (± 295min) 4u52min (± 4u55min) 346min (± 287min 5u46min (± 4u47min) Matige FA 112min (± 107min) 1u52min (± 1u47min) 192min (±150min) 3u12min (± 2u30min) Zware FA 97min (± 104min) 1u37min (± 1u44min) 118min (±112min) 1u58min (± 1u51min) Totale FA 718min (± 681min) 11u58min (± 11u20min) 734min (±505min) 12u14min (± 8u25min)

(27)

2 Verklarende statistiek

2.1 Relatie tussen de totale fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Allereerst werd de multicollineariteit gecontroleerd aan de hand van Pearson correlaties. Alle correlatiecoëfficiënten hadden een waarde <0,60 waardoor er geen sprake was van multicollineariteit. Vervolgens werd de relatie tussen de onafhankelijke variabelen ‘totale FA van de vader’, ‘leeftijd van de vader’, ‘leeftijd van het kind’ en ‘geslacht van het kind’ en de afhankelijke variabele ‘totale FA van het kind’ onderzocht aan de hand van een meervoudige lineaire regressie. De Adjusted R Square hierbij bedroeg 0,142 wat wilt zeggen dat 14,2% van de variantie in de totale FA van het kind verklaard kan worden door de combinatie van de totale FA van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. Uit de analyse bleek het algemene regressiemodel significant te zijn (F=3,57 en p=0,011). De β-, t- en p-waarden voor de totale FA van de vaders bedroegen respectievelijk β=0,32; t=3,31 en p=0,002. Dit wilt zeggen dat de totale FA van de vader een significant positieve voorspeller is van de totale FA van het kind. Hoe hoger de totale FA van de vader, hoe hoger de totale FA van het kind. Zo komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één eenheid (één minuut) in de totale FA van de vader overeen met een toename van 0,32 minuten (19 seconden) in de totale FA van het kind. Omgerekend naar uren komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de totale FA van de vader overeen met een toename van 19 minuten in de totale FA van het kind. De coëfficiëntentabel wordt weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de totale fysieke activiteit van vaders en van hun kind Bèta t Sig. FA vader 0,40 3,31 0,002 Leeftijd vader 0,03 0,22 0,83 Leeftijd kind -0,04 -0,32 0,75 Geslacht kind 0,21 1,82 0,08

Y (totale FA kind) = 248,43 + (0,32 * X (totale FA vader)) + (2,97 * X (leeftijd vader)) - (24,12 * X (leeftijd kind)) + (212,28 * X (geslacht kind)).

(28)

2.2 Relatie tussen de fysieke activiteit van vaders en van hun kind naargelang

de intensiteit

2.2.1 Relatie tussen de lichte fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Allereerst werd de multicollineariteit gecontroleerd aan de hand van Pearson correlaties. Alle correlatiecoëfficiënten hadden een waarde <0,60 waardoor er geen sprake was van multicollineariteit. Vervolgens werd de relatie tussen de onafhankelijke variabelen ‘lichte FA van de vader’, ‘leeftijd van de vader’, ‘leeftijd van het kind’ en ‘geslacht van het kind’ en de afhankelijke variabele ‘lichte FA van het kind’ onderzocht aan de hand van een meervoudige lineaire regressie. De Adjusted R Square hierbij bedroeg 0,144 wat wilt zeggen dat 14,4% van de variantie in de lichte FA van het kind verklaard kan worden door de combinatie van de lichte FA van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. Uit deze analyse bleek het algemene regressiemodel significant te zijn (F=3,67 en p=0,009). De β-, t- en p-waarden voor de lichte FA van de vaders bedroegen respectievelijk β=0,40; t=3,63 en p=0,001. Dit wilt zeggen dat de lichte FA van de vader een significant positieve voorspeller is van de lichte FA van het kind. Hoe hoger de lichte FA van de vader, hoe hoger de lichte FA van het kind.Zo komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één eenheid (één minuut) in de lichte FA van de vader overeen met een toename van 0,40 minuten (24 seconden) in de lichte FA van het kind. Omgerekend naar uren komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de lichte FA van de vader overeen met een toename van 24 minuten in de lichte FA van het kind. De coëfficiëntentabel wordt weergegeven in Tabel 4.

Tabel 4: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de lichte fysieke activiteit van vaders en van hun kind Bèta t Sig. Lichte FA vader 0,43 3,63 0,001 Leeftijd vader -0,06 -0,45 0,66 Leeftijd kind 0,07 0,55 0,59 Geslacht kind 0,20 1,66 0,10

Y (lichte FA kind) = 60,13 + (0,40 * X (lichte FA vader)) - (3,69 * X (leeftijd vader)) + (20,65 * X (leeftijd kind)) + (107,48 * X (geslacht kind))

(29)

2.2.2 Relatie tussen de matige fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Allereerst werd de multicollineariteit gecontroleerd aan de hand van Pearson correlaties. Alle correlatiecoëfficiënten hadden een waarde <0,60 waardoor er geen sprake was van multicollineariteit. Vervolgens werd de relatie tussen de onafhankelijke variabelen ‘matige FA van de vader’, ‘leeftijd van de vader’, ‘leeftijd van het kind’ en ‘geslacht van het kind’ en de afhankelijke variabele ‘matige FA van het kind’, onderzocht aan de hand van een meervoudige lineaire regressie. De Adjusted R Square hierbij bedroeg 0,088 wat wilt zeggen dat 8,8% van de variantie in de matige FA van het kind verklaard kan worden door de combinatie van de matige FA van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. Uit deze analyse bleek het algemene regressiemodel significant te zijn (F=2,71 en p=0,04). De β-, t- en p-waarden voor de matige FA van de vaders bedroegen respectievelijk β=0,43; t=2,61 en p=0,01. Dit wilt zeggen dat de matige FA van de vader een significant positieve voorspeller is van de matige FA van het kind. Hoe hoger de matige FA van de vader, hoe hoger de matige FA van het kind. Zo komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één eenheid (één minuut) in de matige FA van de vader overeen met een toename van 0,43 minuten (26 seconden) in de matige FA van het kind. Omgerekend naar uren komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de matige FA van de vader overeen met een toename van 26 minuten in de matige FA van het kind. De coëfficiëntentabel wordt weergegeven in Tabel 5.

Tabel 5: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de matige fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Bèta t Sig.

Matige FA vader 0,31 2,61 0,01

Leeftijd vader 0,09 0,74 0,47

Leeftijd kind 0,14 1,19 0,24

Geslacht kind 0,08 0,66 0,51

Y (matige FA kind) = -153,51 + (0,43 * X (matige FA vader)) + (2,58 * X (leeftijd vader)) + (23,02 * X (leeftijd kind)) + (22,36 * X (geslacht kind))

2.2.3 Relatie tussen de zware fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Allereerst werd de multicollineariteit gecontroleerd aan de hand van Pearson correlaties. Alle correlatiecoëfficiënten hadden een waarde <0,60 waardoor er geen sprake was van multicollineariteit. Vervolgens werd de relatie tussen de onafhankelijke variabelen ‘zware FA van de vader’, ‘leeftijd van de vader’, ‘leeftijd van het kind’ en ‘geslacht van het kind’ en de

(30)

afhankelijke variabele ‘zware FA van het kind’, onderzocht aan de hand van een meervoudige lineaire regressie. De Adjusted R Square hierbij bedroeg 0,034 wat wilt zeggen dat 3,4% van de variantie in de zware FA van het kind verklaard kan worden door de combinatie van de zware FA van de vader, de leeftijd van de vader, de leeftijd van het kind en het geslacht van het kind. Uit deze analyse bleek het algemene regressiemodel niet significant te zijn (F=1,74 en p=0,15). De β-, t- en p-waarden voor de zware FA van de vaders bedroegen respectievelijk β=-0,03; t=-0,22; en p=0,83. Dit wilt zeggen dat de zware FA van de vader geen significante voorspeller is van de zware FA van het kind. De coëfficiëntentabel wordt weergegeven in Tabel 6.

Tabel 6: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de zware fysieke activiteit van vaders en van hun kind

Bèta t Sig.

Zware FA vader -0,024 -0,22 0,83

Leeftijd vader -0,11 -1,01 0,31

Leeftijd kind 0,12 1,12 0,27

Geslacht kind 0,23 2,17 0,03

Y (zware FA kind) = 41,38 - (0,03 * X (zware FA vader)) - (2,70 * X (leeftijd vader)) + (16,19 * X (leeftijd kind)) + (52,10 * X (geslacht kind))

(31)

Discussie

Het Run Daddy Run-project focust zich specifiek op Vlaamse vaders en hun kinderen uit het eerste, tweede en derde leerjaar ter preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen. Het doel van het project is om de gezamenlijke FA te stimuleren en de gezamenlijke en individuele recreatieve schermtijd (schermtijd in de vrije tijd) van vader en kind te reduceren. In deze masterproef werd een data-analyse uitgevoerd op cross-sectionele data van dit project, waarbij de vragenlijst van de premeting met betrekking tot FA werd geanalyseerd. Het hoofddoel van deze masterproef was het nagaan van de relatie tussen de totale FA van Vlaamse vaders en de totale FA van hun kind. Bijkomend werd de relatie tussen de FA van Vlaamse vaders en de FA van hun kind meer in detail onderzocht door deze relatie afzonderlijk te analyseren voor elke intensiteit (lichte, matige, zware FA).

In lijn met de vooropgestelde hypothese, werd in deze masterproef een significant positieve relatie gevonden tussen de totale FA van de Vlaamse vaders en de totale FA van hun kinderen. Namelijk hoe hoger de totale FA van de vader, hoe hoger de totale FA van hun kind. Zo komt het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de totale FA van de vader overeen met een toename van 19 minuten in de totale FA van het kind. De significante relatie die gevonden werd tussen de totale FA van de vaders en de totale FA van hun kind in deze masterproef, is consistent met de resultaten uit voorgaand onderzoek (Ferreira et al., 2007; Morgan & Young, 2017; Neshteruk et al., 2017). Systematische reviews toonden namelijk reeds aan dat in 52% van de onderzochte associaties tussen vader en kind, de FA van de vader positief gecorreleerd is met de FA van het kind (Ferreira et al., 2007; Neshteruk et al., 2017). Een mogelijke verklaring voor het gevonden resultaat is dat vaders meer betrokken zijn dan moeders in het domein van FA (Arlinghaus & Johnston, 2017; Zahra, Sebire, & Jago, 2015). Zo blijkt uit de studie van Noonan, Boddy, Fairclough en Knowles (2016) dat kinderen hun vader als een stimulerende factor zien om meer fysiek actief te zijn. Ook moeders zien vaders als leiderfiguur omtrent het betrekken van kinderen bij FA in de gezinscontext alsook in de samenleving (Zahra et al., 2015). Een eerste reden hiervoor is dat vaders meer met hun kinderen “ravotten” dan dat moeders dit doen (Fletcher et al., 2011; Parke, 2002). Ravotten is een fysieke activiteit waarbij vader en kind niet-gestructureerd sporten (bijvoorbeeld al spelend ‘vechten’) (Zahra et al., 2015). Het bevordert zowel de relatie tussen vader en kind alsook de ontwikkeling van het kind (Fletcher et al., 2011). Daarnaast doen vaders ook meer aan gestructureerde sporten (bijvoorbeeld samen voetballen) met hun kinderen dan moeders (Zahra et al., 2015).Ten tweede fungeren vaders frequenter als rolmodel voor basisvaardigheden zoals gooien, vangen, springen, etc. dan moeders (Fletcher et al., 2011). Role modelling is het voorzien van een geschikt rolmodel of

(32)

voorbeeld waardoor de gewenste actie uitgelokt kan worden. Op deze manier kunnen positieve waarden en attitudes ontstaan bij het kind omtrent FA, wat op zijn beurt kan leiden tot een grotere kans op de uitvoering ervan (Bartholomew et al., 2016; Davison, Cutting, & Birch, 2003; Edwardson & Gorely, 2010; Lloyd, Lubans, Plotnikoff, Collins, & Morgan, 2014; Wickel & Eisenmann, 2007). Op basis van deze bevindingen kan er gesuggereerd worden dat vaders meer aan fysieke co-activiteit doen met hun kind dan moeders (Morgan & Young, 2017; Zahra et al., 2015). Echter dient dit nog verder in detail onderzocht te worden.

Vervolgens werd de relatie tussen de FA van de Vlaamse vaders en de FA van hun kind meer in detail onderzocht door afzonderlijk elke intensiteit (lichte, matige, zware FA) te bestuderen. Op die manier kan er bij het ontwikkelen van interventies op specifieke intensiteiten gefocust worden. De vooropgestelde hypothese was dat er een significante relatie werd verwacht tussen de zware FA van vader en kind en een niet significante relatie tussen enerzijds de lichte FA van vader en kind en anderzijds tussen de matige FA van vader en kind. In tegenstelling tot deze hypothese bleek uit de resultaten dat er wel een positieve relatie is tussen de lichte FA van de vader en de lichte FA van het kind. Het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de lichte FA van de vader komt hierbij overeen met een toename van 24 minuten in de lichte FA van het kind. Vervolgens bleek er ook een significant positieve relatie te zijn tussen de matige FA van de vader en de matige FA van het kind. Het geschatte gemiddelde effect van een toename van één uur in de matige FA van de vader komt overeen met een toename van 26 minuten in de matige FA van het kind. Als laatste bleek uit de resultaten dat er geen significante relatie is tussen de zware FA van de vader en de zware FA van het kind. Een mogelijke verklaring voor dit laatste is dat wanneer kinderen aan zware FA doen, ze dit wellicht voornamelijk doen in sportclubs met leeftijdsgenoten en niet met hun vader (Tannehill, MacPhail, Walsh, & Woods, 2013; Weiss & Ferrer-Caja, 2002). Hierdoor kan de zware FA van leeftijdsgenoten een grotere rol spelen bij de zware FA van het kind, dan de zware FA van de vader (Efrat, 2009; Jago et al., 2011). Op basis hiervan kan er gesuggereerd worden dat kinderen lichte FA en matige FA voornamelijk buiten sportclubs (bijvoorbeeld in de gezinscontext) uitoefenen, waarbij vaders mogelijk een grotere rol spelen. Dit kan mogelijk verklaren waarom de relatie tussen de lichte FA van de vader en de lichte FA van het kind enerzijds en de relatie tussen de matige FA van de vader en de matige FA van het kind anderzijds, wel significant zijn. Er wordt aanbevolen om bovenstaande suggesties te bevestigen met verder onderzoek.

De vooropgestelde hypothese werd gebaseerd op de studie van Vollmer et al. (2015). Uit deze studie bleek de zware FA van de vader en de zware FA van het kind, positief significant

(33)

gerelateerd te zijn met elkaar. Tussen de uitoefening van lichte FA van de vader en lichte FA van het kind alsook tussen de uitoefening van matige FA van de vader en matige FA van het kind, werden in deze studie geen significante relaties gevonden (Vollmer et al., 2015).

Een eerste mogelijke verklaring voor de tegengestelde resultaten tussen deze masterproef en de studie van Vollmer et al. (2015) is dat de studie van Vollmer et al. kleuters includeerde, namelijk kinderen met een leeftijd van drie tot vijf jaar. In deze masterproef werden echter lagere schoolkinderen geïncludeerd, namelijk kinderen met een leeftijd van vijf tot negen jaar (eerste, tweede of derde leerjaar). Bijgevolg zijn de bevindingen mogelijk niet vergelijkbaar omdat de beweeggewoonten van kleuters en lagere schoolkinderen verschillend zijn. Kleuters doen namelijk voornamelijk aan spontane, niet-gestructureerde sporten (bijvoorbeeld ‘ravotten’) terwijl lagere schoolkinderen zowel gestructureerde (bijvoorbeeld voetballen) als niet-gestructureerde sporten uitoefenen (Taylor et al., 2009).

In de studie van Vollmer et al. (2015) werd bijgevolg de FA van het kind en de vader gemeten aan de hand van de Preschool-age Physical Activity Questionnaire (Pre-PAQ)1. In

deze masterproef werd dit echter gemeten via de International Physical Activity

Questionnaire-Short Form (IPAQ-SF). Deze twee vragenlijsten kennen enkele belangrijke

verschillen. Een eerste verschil is dat de Pre-PAQ de FA van de afgelopen drie dagen bevraagd terwijl de IPAQ-SF de FA van de afgelopen zeven dagen bevraagd (Vollmer et al., 2015). De gehanteerde meetmethode in deze masterproef leverde dus meer data op. Ten tweede worden de verschillende soorten FA (bijvoorbeeld wandelen, fietsen, etc.) in beide vragenlijsten op een andere manier gecategoriseerd naargelang intensiteit. In de IPAQ-SF dient de vader zelf na te denken onder welke intensiteit (lichte, matige of zware FA) de soort FA valt die hij of zijn kind uitvoerde. In de Pre-PAQ daarentegen dient de vader hier niet zelf over na te denken. De soort FA wordt namelijk reeds gegeven waarbij aangeduid moet worden of deze activiteit al dan niet werd uitgevoerd en indien ja, hoe lang. Hierdoor is het mogelijk dat bepaalde soorten FA die de vaders en kinderen uitvoerden, niet vermeld worden in de vragenlijst waardoor hun FA mogelijk onvolledig bevraagd wordt. Vervolgens worden deze activiteiten door de onderzoeker ingedeeld onder vijf niveaus op basis van MET-waarden (sedentair gedrag, sedentair gedrag met beweging van een ledemaat of romp, traag bewegen, bewegen aan een matig tempo en bewegen aan een snel tempo) (Vollmer et al., 2015). Vollmer et al. (2015) categoriseerden vervolgens deze vijf niveaus in hun studie naar lichte, matige of zware FA. Ten derde blijkt de Pre-PAQ een lage tot goede (test-hertest) betrouwbaarheid te hebben met een ICC van 0,31 tot 1,00 (Dwyer, Hardy, Peat, &

1 De Pre-PAQ is een vragenlijst die de FA en het sedentair gedrag van de afgelopen drie dagen

bevraagd van kinderen (drie tot vijf jaar) en hun ouders. De vragenlijst bevat 37 items en wordt door de ouder ingevuld (Dwyer, Hardy, Peat, & Baur, 2011).

Afbeelding

Tabel 1: Beschrijvende statistiek socio-demografische variabelen  Gemiddelde (SD)
Tabel 2: Beschrijvende statistiek fysieke activiteit
Tabel 3: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de totale fysieke activiteit van vaders en van  hun kind  Bèta  t  Sig
Tabel 4: Coëfficiëntentabel: relatie tussen de lichte fysieke activiteit van vaders en van  hun kind  Bèta  t  Sig
+3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The research objectives of this study were to explore and describe the experiences of operating room personnel after sharps injuries, to explore and describe the reasons why they

They created rules that now govern the initiation ritual, like urging initiates to seek medical attention if required (as opposed to the old belief of not being a man when doing

Before a patient reaches a PCI center or stroke unit, he may have had contact with a general practi- tioner (GP), a GP cooperative (GPC), ambulance service, or Emergency

graph transformation, vertex-removing synchronised product, performance of real-time periodic processes, process

Balancing Imbalance: On using reinforcement learning to increase stability in smart electricity grids.. WIering (Eds.), Preproceedings of the 29th Benelux Conference on

Three fundamental problems have been studied in this thesis for handwritten document understanding based on handwriting style analysis: Writer identification, historical document

Interestingly, whereas Aquarius haloes B and E contain the least massive galaxies in terms of total stellar mass ( S13 ), they have the largest fraction of accreted spheroid

In Chapter 2 a versatile one-pot auto-combustion route for the synthesis of SrTi1-xFexO3-δ STF powders, using ethylene-diamine-tetra-acetic acid EDTA and citric acid CA as