• No results found

Elzerman, Jacqueline, Ontwerponderzoek, Economie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Elzerman, Jacqueline, Ontwerponderzoek, Economie"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindpaper ontwerponderzoek Naam auteur(s) Drs. J.J. Elzerman Vakgebied Economie

Titel Geldschepping in context

Onderwerp Beter begrip van geldschepping en de invloed ervan in economische ontwikkelingen

Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Doelgroep VWO bovenbouw

Sleuteltermen [vijf kernwoorden waarop bezoekers van de repository zouden kunnen zoeken om dit rapport te kunnen vinden] Links [optioneel: je kunt links aangeven die in verband staan

met de rapportage, of waarop ander materiaal staat dat van belang kan zijn(zoals bijvoorbeeld andere

documenten, filmpjes etc.)] Bibliografische

referentie Geeft aan hoe andere gebruikers van het rapport zoudenmoeten verwijzen. Bijvoorbeeld: Gaastra, I. (2009). Fingertip- en residue-knowledge. Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA. Studentnumme

r 6016774

Begeleider(s) Drs. W.A.M. van Kleef, Dr. Ir. H.C. Kneppers

(2)

Inhoudsopgave

Samenvatting 3

1. Probleemanalyse 4

1.1 Probleembeschrijving 4

1.2 Probleemanalyse 4

1.3 Verkenning van oplossingen 7 2. Ontwerphypothese en ontwerpregels 10

3. Onderbouwing ontwerplessen 10

3.1 Lesopzet 10

3.2 Onderbouwing lessen (leeractiviteiten) 11

4. Onderbouwing onderzoeksplan 13

5. Verslag uitvoering ontwerp en effectmetingen 14

6. Presentatie effectmetingen 15

Bijlage 1: Vier MDA lesplannen 21

Bijlage 2: Alle lesmaterialen 25

Bijlage 3: Onderzoeksinstrumenten 30

Bijlage 4: Set met verzamelde gegevens 32

(3)

Samenvatting

De rol van geldschepping is een onderbelicht onderwerp binnen het curriculum van VWO economie. Leerlingen weten vaak niet dat ons girale geld (meer dan 90% van al het geld in omloop) wordt gecreëerd doordat banken leningen verstrekken aan klanten. Zij begrijpen daardoor niet dat dit een onderwerp is dat diverse economische ontwikkelingen beïnvloedt. Dit probleem is het onderwerp van deze lessenserie.

In de ontworpen lessenserie werken VWO4 leerlingen in groepjes vanuit een authentieke context aan een schrijfopdracht, waarin zij een advies moeten geven over een voorgestelde verandering in de wijze van geldcreatie. Om de complexiteit van deze vraag te ondervangen wordt deze opdracht vooraf gegaan door drie deelopdrachten. Overleg binnen de groepjes is een belangrijk onderdeel om tot beter begrip te komen. De (deel)opdrachten moeten steeds een product van alle leerlingen in de groep zijn.

Uit het uitgevoerde onderzoek rondom dit ontwerp blijkt dat het werken aan deze opdracht heeft geleid tot beter begrip bij een meerderheid van de leerlingen. Er is ook een kleine toename van interesse in het onderwerp waargenomen, vooral onder leerlingen die er al in geïnteresseerd waren.

(4)

1. Probleemanalyse

1.1 Probleembeschrijving

Het probleem dat ik wil aanpakken is dat VWO leerlingen weinig begrijpen van de werking van het geldstelsel en geldschepping als zij hier alleen over leren met de huidige methode (de basis vanuit de bankbalans en dan de boekhouding omtrent kredietverlening). Zij leren wat regels uit hun hoofd over wanneer de maatschappelijke geldhoeveelheid toe- en afneemt en daarmee is het onderwerp afgerond. De kennis dat geld voornamelijk wordt gecreëerd door kredietverlening blijft ze niet bij. Dit bleek uit een kleinschalig onderzoek dat ik uitvoerde bij 18 leerlingen in V6. Slechts 5 (28%) antwoordde dat de geldhoeveelheid wordt vergroot door leningen van banken.

Dit is het probleem waaraan ik mijn ontwerponderzoek wil wijden. Ik wil graag dat leerlingen begrijpen dat ons geld hoofdzakelijk ontstaat door kredietverlening van banken en dat er risico’s aan dit stelsel kleven.

Waarom is dit belangrijk?

Leerlingen die het diploma VWO, met het vak economie, hebben gehaald, moeten in staat zijn kritische vragen te stellen bij economische theorieën en modellen, ook al staat dit niet expliciet in de eindtermen omschreven. Leerlingen weten wel, dat het vak economie gaat over het bestuderen van o.a. menselijk gedrag bij het maken van keuzes. Maar het feit dat bij het inrichten van maatschappelijke systemen, zoals een geldstelsel, ook sprake is van menselijke keuzes, is een besef dat niet is doorgedrongen. Ik wil (vwo) leerlingen graag stimuleren om economische modellen niet alleen feitelijk en wiskundig te bestuderen, maar ook met een kritische bril. Deze denkwijze zullen zij later ook op allerlei andere onderwerpen van het vak economie kunnen toepassen. Bovendien is deze vaardigheid belangrijk en nuttig voor hen als volwassen burger. Het is tevens één van de doelstellingen bij de invoering van het ‘nieuwe’ examenprogramma (2010). ‘Het vak economie dient allereerst leerlingen een beter begrip bij te brengen van de maatschappij waarin zij leven en waarin economische mechanismen een grote rol spelen. Inzicht in die mechanismen is nodig om op niveau als burger te kunnen functioneren, een verwachting die men wel van havo- en vwo- leerlingen mag koesteren.’ (Teulings, Economie moet je doen, p.6).

Daarom wil ik met dit ontwerponderzoek onderzoeken hoe leerlingen kunnen komen tot een dieper begrip van een afgerond onderwerp als het Geldschepping.

1.2 Probleemanalyse Vakinhoudelijk

Het woord ‘geldschepping’ is typisch economisch jargon, dat je in het dagelijks leven nauwelijks tegen komt. Een uitzondering hierop is het onderwerp kwantitatieve verruiming door de ECB, waarover de kranten de

(5)

proces is, gebruiken journalisten veelvuldig het woord ‘geldpersen’ of ‘geld bijdrukken’. Dit proces wordt vaak verward met geldschepping. Maar het betreft hier de creatie van centrale bankreserves, in de hoop dat banken door het hebben van meer reserves meer krediet zullen gaan uitgeven. Als dit laatste het geval is, wordt de geldhoeveelheid pas vergroot, en is er pas sprake van geldschepping, want tot die tijd bevindt het geld zich binnen het bankenstelsel en niet bij het publiek.

Ik denk dat er onder leerlingen ook spraakverwarring is en dat het woord geldschepping niet direct wordt gezien als de creatie van giraal geld. Ik concludeer dit op basis van het feit dat veel V6 leerlingen in hun antwoorden ‘geld drukken’ gebruikten (zie hieronder).

Binnen mijn sectie bleek ook een van mijn collega’s niet te weten waar het geld vandaan komt. Hij dacht dat het vooral de ECB is, die al ons geld creëert, mogelijk ook gebaseerd uit de bovengenoemde informatie uit de kranten.

Curriculum

Het onderwerp Geld krijgt in het huidige curriculum niet veel aandacht. In de eindtermen komt het onderwerp geld alleen in de volgende onderdelen aan bod:

 Domein C Ruil (basiskennis over geld en geldschepping). Dit valt in

het School Examen;

 Domein I Goede tijden slechte tijden (Verkeersvergelijking van

Fisher, Beleid en de centrale bank). Dit valt in het Centraal Examen.

Economieboek

In VWO 4 is het onderwerp Geld nieuw voor de leerlingen. Dat wil zeggen: ze staan voor het eerst stil bij waar geld vandaan komt en aan welke eisen het moet voldoen. In hun dagelijks leven gebruiken ze geld al jaren, hebben zakgeld en meestal ook een bankrekening.

Het onderwerp “geld” wordt in de methode bij mij op school (Percent van ThiemeMeulenhoff) behandeld in hoofdstuk 3, een van de inleidende hoofstukken als onderdeel van het Domein Schaarste en Ruil. Aan de orde komen de functies van geld, diverse termen, technische vereisten, de intrinsieke en nominale waarde, de Wet van Gresham en het ontstaan van papiergeld. Daarna komt het proces van geldschepping door kredietverlening aan de orde, de bankbalans en hoe je de liquiditeit van een bank berekent. Dat banken de maatschappelijke geldhoeveelheid beïnvloeden wordt letterlijk genoemd. Omdat het geen examenstof is, wordt het onderwerp snel en feitelijk behandeld.

Het boek Percent besteedt veel aandacht aan chartaal geld en de technische eisen die hieraan moeten worden gesteld. Het is daarom een logisch gevolg dat leerlingen hier de meeste aandacht aan besteden en dit ook onthouden. Giraal geld (90-95% van de maatschappelijke geldhoeveelheid) krijgt minder aandacht en wordt daardoor mogelijk snel vergeten.

De verwerkingsopgaven bij het onderwerp geldschepping in het boek bevatten alleen rekensommen over de liquiditeit en hoeveel een bank nog

(6)

dus aan het boek houdt en er zelf niets aan toevoegt krijgen leerlingen weinig informatie over girale geldschepping.

Leerlingen geven aan dat één van de moeilijkheden bij dit onderwerp is, dat zij moeten werken met bankbalansen. Mijn collega’s uit de sectie geven ook aan dat leerlingen dit moeilijk vinden. Uit een recent gemaakte toets over dit onderwerp bleek slechts een kwart van de leerlingen kon aangeven dat de girale geldhoeveelheid van een land bestaat uit de rekening-courant-tegoeden op de balans bij de banken. Wij hebben dit wel uitgebreid besproken in de lessen. Dit hebben leerlingen blijkbaar niet begrepen.

Probleemanalyse vanuit empirie

In de afgelopen jaren heb ik, alleen of samen met een collega, verschillende gastlessen gegeven over het geldstelsel. Dit was op middelbare scholen VWO5/6, VMBO3 en op HBO lerarenopleidingen. De les was vaak gepland als aanvulling op het programma economie, wanneer de leerlingen net klaar waren met het leren over geld en banken. Dit was steeds een les van maximaal 2 uur. Ik begon de les altijd met een korte quiz om het kennisniveau te peilen. Op de vraag “Welke instantie creëert het grootste deel van ons geld?” antwoordde altijd het merendeel: de centrale bank, de overheid of soms zelfs het IMF.

Ik voerde bij mij op school in overleg met mijn WPB een onderzoekje uit in een klas V6, waarbij ik de leerlingen vroeg een korte vragenlijst in te vullen. Mijn doel van dit onderzoek was om uit te vinden wat de leerlingen nog wisten van het geldstelsel en geldcreatie en of ze hier dingen opvallend aan vonden.

De uitkomsten van dit onderzoek waren dat 2/3 van de leerlingen giraal geld noemen als soort geld die ze kennen. 78% van de leerlingen noemt banken als instantie die geld in omloop brengen, 28% van de leerlingen noemt leningen door banken als een van de oorzaken van de vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid. Een groot deel heeft het over het drukken van geld. Van de 5 leerlingen die leningen noemen hebben er slechts 2 hier iets genoemd dat zij opvallend vonden aan hoe geld in omloop komt (namelijk waarom de ECB geld mag drukken en dat leningen niet voor fysiek meer geld zorgen). 39% van alle leerlingen vond niets opvallend aan hoe geld in omloop komt. De rest zegt iets over het zomaar drukken van geld, en vraagt zich af waar het heen gaat.

Mijn conclusie uit dit kleine onderzoek is dat een groot deel van de leerlingen in V6 niet meer heeft onthouden dat banken ons geld scheppen door leningen te verstrekken. Deze kennis is niet in hun lange termijn geheugen terecht gekomen.

Samenvatting uit probleemanalyse

 Geldschepping krijgt als onderwerp in boek, les en examenprogramma weinig aandacht;

(7)

 Het onderwerp is zodanig in de klas behandeld dat het voor de leerlingen nauwelijks betekenis heeft gekregen;

 Leerlingen begrijpen het verband tussen geldhoeveelheid en bankbalans niet;

 Van de leerlingen kan dan ook niet verwacht worden dat zij verbanden gaan leggen tussen geldschepping en andere economische verschijnselen.

De oplossing zal moeten worden gezocht in intensiever met kennisconstructie over dit onderwerp aan de slag waardoor leerlingen er na verloop van tijd betekenis aan kunnen geven, en het beter zullen begrijpen.

1.3 Verkenning van oplossingen Betekenis geven aan het onderwerp

Leerlingen bouwen betekenis op door voorkennis op te halen en vanuit die bestaande kennis de nieuwe kennis te interpreteren. Als die verbinding niet gemaakt kan worden, is er geen begrip (Marzano en Miedema, 2014). Om ervoor te zorgen dat het onderwerp geldschepping meer betekenis krijgt voor leerlingen wil ik mij richten op een lesontwerp dat het onderwerp benadert vanuit interessante contexten. Ik laat hier de mogelijkheid om te kiezen voor een meer docent-gestuurde, directe instructie lessenserie achterwege. Deze is immers al gevolgd in het begin van het jaar en heeft er niet toe geleid dat leerlingen het onderwerp voldoende hebben begrepen.

Ik wil onderzoeken of de leerlingen in staat zijn betekenis te geven aan het onderwerp geldschepping als zij er vanuit relevante contexten zelf kennis over construeren. Ik bespreek hieronder twee mogelijke oplossingen, namelijk de ‘Context-concept benadering’ en ‘Taalgericht Vakonderwijs’. Beide werken vanuit contexten.

Marzano en Miedema (2014) noemen o.a. bij strategieën om een positieve houding te ontwikkelen ten opzichte van leertaken, dat leerlingen de taak als zinvol (waardevol en relevant) ervaren. Strategieën die de docent kan volgen om hier aan bij te dragen zijn o.a. het ontwikkelen van leertaken die aansluiten bij de doelen en de belangstelling van leerlingen; zorg dat leerlingen de taak interessant vinden; ontwikkel ‘authentieke’ leertaken, dus taken die verband houden met het echte leven buiten school; zorg dat leerlingen eigen keuzes kunnen maken. Dat heeft betekenis voor leerlingen.

Mayer (2002) beschrijft een heel scala aan cognitieve processen (naast onthouden) waarmee geleerd kan worden voor transfer. Hij noemt deze vorm van leren toekomstgericht en deze is daarom voor leerlingen meer betekenisvol (in tegenstelling voor leren voor onthouden, dat meer op het

(8)

Betekenisvol leren ontstaat als leerlingen kennis opbouwen die ze nodig hebben om succesvol vraagstukken of problemen op te lossen. De focus op betekenisvol leren hoort bij de visie van leren als het construeren van kennis, waarbij leerlingen hun ervaringen proberen te begrijpen. Van zijn uitgebreide beschrijving van betekenisvolle leeractiviteiten maak ik gebruik in het hoofdstuk over het onderbouwen van de lessen en leeractiviteiten.

Mogelijkheid 1: Context – concept benadering

Ik heb de mogelijkheid om het onderwerp geldschepping aan te pakken met de aanpak waar leerlingen vanuit context werken naar het begrip van de concepten. Het uiteindelijke doel is dat er transfer optreedt, dat wil zeggen dat de leerling geleerde begrippen en concepten later kan herkennen en toepassen in andere situaties.

De conceptgerichte aanpak gebruik ik in mijn lessen het meest en wordt in het voortgezet onderwijs in het algemeen ook het meest gebruikt.

Om te begrijpen hoe beide aanpakken invloed hebben op het leren van leerlingen moeten we kijken naar leertheorieën. Moderne leertheorieën behoren tot het constructivisme, waarbij als uitgangspunt geldt dat kennis wordt geconstrueerd door individuen of door groepen en niet wordt verworven bijvoorbeeld door overdracht. Afhankelijk van waar men in overtuiging staat op het spectrum van individuele oriëntatie en sociale oriëntatie vindt het leren plaats als kennis in het brein van het individu dat leert, of meer in samenhang met anderen en de specifieke omgeving. De conceptgerichte aanpak heeft een meer individuele oriëntatie en de contextgerichte aanpak meer een sociale oriëntatie.

Om deze aanpakken te systematisch te vergelijken maak ik gebruik van de tabel uit Contextrijk Economieonderwijs (Kneppers, 2015) die de verschillen tussen beide aanpakken goed weergeeft.

Conceptgericht Contextgericht

Vaktaken Praktijk/probleemoplossings taken

Gesloten taken Open taken Taak heeft één goed

oplospad (algoritme) en één goede

uitkomst

Taak kan op meerdere manieren (heuristieken) worden aangepakt en er kunnen meerdere

oplossingen mogelijk zijn Leerlingen werken

individueel aan taken Leerlingen werken samen aan taken Concepten worden

afzonderlijk geleerd Leerlingen leren concepten door middel van contexttaken en leren

probleemoplosvaardigheden Meer aandacht voor

(9)

In het onderzoek van Kneppers, Leren voor Transfer (2007) heeft zij niet kunnen aantonen dat een van beide aanpakken beter is om te komen tot transfer. Zij vermoedt dat de ene leerling meer baat heeft bij de conceptgerichte aanpak en de andere leerling meer bij de contextgerichte aanpak. Haar aanbeveling is wel om de contextgerichte aanpak vaker en eerder te laten terug komen in het onderwijs. Aangezien ik de contextbenadering niet vaak gebruikt heb, is dit voor mij een advies dat mij aanspreekt.

Tevens raadt zij aan om betekenisvol leren vaker te laten terug komen in het economieonderwijs. Dit draagt bij aan de motivatie van leerlingen. De te ontwerpen lessen moeten dus betekenisvol zijn en aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen.

Mogelijkheid 2: Taalgericht vakonderwijs

Bij Taalgericht VakOnderwijs (TVO) gaan de ontwikkeling van taalvaardigheid en vakkennis hand in hand. De docent heeft taal nodig om zijn vakinhoud over te brengen en iedere leerling heeft taal nodig om het geleerde en het leerproces te tonen en te verwerken en tot eigen formuleringen te komen. Met de bewuste, specifieke aandacht voor Taal, naast de vakinhoud, biedt TVO de docent een gestructureerde didactische aanpak die aansluit bij leerlingen met een verschillende beginsituatie. Ook maakt TVO het leerproces en eventuele moeilijkheden bij leerlingen zichtbaar en hoorbaar en leert het de leerling zowel vaktaal als schooltaal te gebruiken en deze te koppelen aan dagelijkse taal. Bij TVO is taalontwikkeling naast vakinhoud opgenomen in de leerdoelen.

Hajer en Meestringa (2009) omschrijven in hun boek de volgende drie principes van TVO.

1. Contextrijk onderwijs:

In de lessen komen steeds veel contexten aan de orde die het mogelijk maken om vakinhoud te koppelen aan al bestaande alledaagse en vakinhoudelijke voorkennis. Door te variëren in context, medium en tekst komt de nadruk meer te liggen op de kern van de les en leert de leerling deze te herkennen en toe te passen, in plaats van teksten letterlijk te leren reproduceren.

2. Leren in interactie:

In de lessen is veel aandacht voor interactie met de docent, met medeleerlingen en met anderen. Dit stimuleert het actief gebruik van taal, zowel al bestaande als nieuwe taal, en zowel dagelijkse als vaktaal en maakt de interactie voor beide partijen betekenisvol. Als richtlijn geldt dat leerlingen in de helft van de lessen samenwerken met anderen aan gevarieerde verwerkingsopdrachten om nieuwe vakinhoud te begrijpen. Het zelf en met anderen actief praten en schrijven over de lesstof is hierbij belangrijk. Ook werkt het motiverend om veel te variëren met opdrachten en kunnen daarmee verschillende leerstrategieën van leerlingen worden aangesproken.

(10)

3. Leren met taalsteun:

TVO kenmerkt zich doordat leerlingen actieve steun krijgen bij het leren begrijpen en gebruiken van nieuwe vaktaal. Zij krijgen hulp bij het lezen van teksten en het werken aan opdrachten, en ook door veel voorbeelden te bekijken van wat er van hen verwacht wordt. Tijdens de lessen wordt gemonitord of taal- en vakdoelen worden bereikt en wordt hierover regelmatig feedback gegeven. Tenslotte helpt het leerlingen wanneer er regelmatig aandacht is voor verschillende leerstrategieën, zodat leerlingen vak-problemen op verschillende manieren aan kunnen pakken en zij hier een bewuste keuze in gaan maken.

Keuze

Er zijn veel overeenkomsten tussen beide oplossingsrichtingen. In beide gevallen wordt vanuit contexten gewerkt en is er veel interactie tussen leerlingen. Het verschil zit hem in de nadruk op taal en taalsteun. Ik kies om de context-concept benadering te gaan gebruiken, omdat ik de nadruk minder op taal en meer op de inhoud wil leggen. De VWO4 klassen waarin ik het ontwerp wil uitvoeren zijn vrij taalvaardig. Zo nu en dan vragen ze verheldering van een woord uit een tekst, maar over het algemeen is mijn indruk dat hun schooltaal van goed niveaus is. Ik verwacht daarom dat het benadrukken van inhoud meer zal bijdragen aan hun leren, dan het extra benadrukken van taal zoals bij TVO.

2. Ontwerphypothese en ontwerpregels

Om het beschreven probleem aan te pakken maak ik een ontwerp vanuit de context -concept benadering. Ik ben op zoek gegaan naar betekenisvolle contexten van waaruit leerlingen kunnen werken naar het begrip van de concepten die zij moeten gaan begrijpen rondom het onderwerp geldschepping.

Mijn ontwerphypothese luidt: Als ik het probleem dat leerlingen het onderwerp Geldschepping niet goed begrijpen aanpak door de leerlingen aan het werk te zetten met een goede context-opdracht, dan zal hun begrip verbeteren en zullen zij inzien dat dit onderwerp belangrijk is voor het begrip van veel economische verschijnselen en zullen zij bovendien meer interesse krijgen in

het onderwerp geldschepping.

Door dit ontwerp werken de leerlingen vanuit contextopdrachten toe naar begrip van de concepten die samenhangen met het onderwerp geldschepping. Deze concepten zijn onder meer: maatschappelijke geldhoeveelheid, krediet en kredietverlening, krediet crisis, staatssteun, activa en passiva van een bank, bankrun, liquiditeit, privaat en publiek belang (bedrijfsbelang versus algemeen belang), rente.

(11)

Uit de context-concept benadering vloeien de volgende ontwerpregels voort:

 Leerlingen werken vanuit een relatief open opdracht aan een praktijkvraagstuk, waarop meerdere uitkomsten mogelijk zijn;

 Zij werken een groot deel van de les samen in kleine groepen;  Onderling overleg is een belangrijk onderdeel van het leerproces. 3. Onderbouwing ontwerplessen

3.1 Lesopzet

Ik wil mijn ontwerp maken voor leerlingen van Atheneum 4. Voor de te ontwerpen lessen heb ik de volgende leerdoelen geformuleerd:

Na deze lessen zullen leerlingen:

 kunnen omschrijven hoe het proces van wederzijdse schuldaanvaarding werkt;

 kunnen uitleggen dat geldschepping voornamelijk ontstaat door kredietverlening door banken;

 het verschil kunnen uitleggen tussen geld en krediet;

 kunnen omschrijven dat de bezittingen en schulden op de balans van een bank voornamelijk bestaan uit vorderingen en leningen van klanten;

 kunnen omschrijven welke rol de overheid en de centrale bank spelen bij het toezicht op de banken;

 kunnen beschrijven wat de reële sector en de financiële sector is en de samenhang tussen beide in economische goede en slechte tijden;  minimaal twee gevolgen kunnen omschrijven die samenhangen met

geldschepping door banken;

De hoofdopdracht is het schrijven van een essay met daarin een stemadvies aan de Zwitserse burgers in een referendum over een verandering in de wijze waarop geld wordt gecreëerd in Zwitserland. Dit doen leerlingen in groepen van drie of vier. Voordat leerlingen toe kunnen komen aan het beantwoorden van de hoofdopdracht, werken zij eerst aan drie deelopdrachten, waarin hun basiskennis wordt gelegd over het onderwerp geldschepping. Zij werken steeds met dezelfde groep leerlingen. Telkens leveren zij de deelopdracht ter beoordeling in bij mij, voordat zij verder kunnen met de volgende opdracht. Zo kan ik beoordelen of zij voortgang maken en bijsturen als blijkt dat zij zaken niet goed hebben begrepen. Zij werken aan de deelopdrachten in de klas en leveren die in ter beoordeling voorafgaand aan de volgende les. Zij kunnen er ook nog buiten de les tijd aan besteden. De leerlingen beschikken tijdens de les over computers om informatie te zoeken en om hun opdrachten uit te werken.

Voor het uitvoeren van de opdracht maak ik gebruik van een digitale leeromgeving waarmee de leerlingen gewend zijn te werken (in andere klassen). Ik kan daarin alle opdrachten en bronnen klaar zetten en

(12)

leerlingen kunnen daar hun werk inleveren ter beoordeling. Vervolgens kan ik mijn feedback geven in dezelfde omgeving.

De (deel)opdrachten staan beschreven in bijlage 3. Ik begin elke les klassikaal met een aandachtrichter, waarin ik voorkennis activeer en probeer interesse te wekken voor de deelopdracht. Na een werkinstructie gaan de leerlingen aan de slag met het uitwerken van de opdrachten. Ik beluister wat er gebeurt in de groepen en geef antwoorden of advies indien nodig. Per deelopdracht zijn er door mij diverse bronnen aangegeven. Ik stimuleer leerlingen om ook zelf op zoek te gaan naar bronnen.

3.2 Onderbouwing van de lessen (leeractiviteiten)

Ik heb de volgende didactische keuzes gemaakt. Deze sluiten aan op de ontwerpregels.

Samen werken in kleine groepen

Ik laat de leerlingen bij deze lessen alle opdrachten uitvoeren in groepjes. De opdrachten bestaan uit het zelf bestuderen van bronnen, er over praten in de groep en er vervolgens over schrijven.

Samenwerkend leren stimuleert het hardop bewerken van kennis. Leerlingen verwoorden hun gedachten en vergelijken die met de gedachten van andere leerlingen. Uit vrijwel elk onderzoek blijkt dat het verwoorden van wat je weet, effectiever is dan stil voor jezelf werken (Ebbens, 2015).

Om tot goed samenwerkend leren te komen moet volgens Ebbens een aantal sleutelbegrippen zijn gerealiseerd:

 Positieve wederzijdse afhankelijkheid  Individuele aanspreekbaarheid

 Directe interactie  Sociale vaardigheden

 Reflectie op inhoud en leerproces

De (deel) opdrachten en bronnen zijn omvangrijk en vergen aardig wat leeswerk. Binnen de groepjes zullen leerlingen de taken moeten verdelen, zodat ieder een eigen inbreng kan hebben voor het uitwerken van deelopdracht. Uiteindelijk levert de groep het gezamenlijke werk in. Dit bevordert de positieve wederzijde afhankelijkheid en tevens directe interactie. Ook worden hier hun sociale vaardigheden aangesproken. Iedere leerling houdt voor zichzelf een logboekje bij met daarin verrichte activiteiten en besteedde tijd. Aan het eind levert iedere leerling zijn logboekje in. Dit logboekje wordt door ieder groepslid afgetekend (individuele aanspreekbaarheid en reflectie op het groepsproces).

Context opdracht

De opdracht die ik de leerlingen geef, gaat over een vraagstuk dat daadwerkelijk in juni aan de Zwitserse bevolking wordt voorgelegd. Leerlingen zijn over twee jaar zelf stemgerechtigd en zouden dan ook een

(13)

dergelijke vraag voorgelegd kunnen krijgen. Het is dus een authentieke taak.

Ook is de uitkomst open. Leerlingen kunnen voor of tegen het voorstel stemmen en mogen ook ‘geen mening’ invullen als zij maar goede argumenten gebruiken om hun mening of juist het niet geven van een mening te ondersteunen.

De vraag is wel complex. Zonder hulp zouden leerlingen hier niet zomaar uit komen of een zeer oppervlakkig antwoord geven. Ik heb er daarom voor gekozen om de leerlingen te begeleiden naar de eindopdracht door het geven van deelopdrachten. Hierin stuur ik hen vooral op proces en laat hen verschillende leeractiviteiten doormaken.

In de eerste opdracht gaat het om begrijpen van het basisproces van geldschepping. Na het lezen en bekijken van verschillende bronnen en dit te combineren met voorkennis hierover en hun resultaten in de groep te hebben besproken verwacht ik dat de leerlingen in staat zullen zijn om de basis definitie van wederzijdse schuldaanvaarding te kunnen geven en het belang hiervan aan te kunnen geven voor banken, consumenten, bedrijven, overheid, centrale bank. Leeractiviteiten die hier plaats vinden zijn verhelderen, samenvatten en uitleggen.

In de tweede opdracht gaat het om het begrijpen van kredietverlening. Door het bestuderen van het proces tussen banken en lener in goede en in slechte economische tijden, verwacht ik dat de leerlingen in staat zullen zijn om een lening te verwerken op de bankbalans en dit in verband te kunnen brengen met geldschepping. De bankbalans hebben zij al eerder behandeld. Tevens verwacht ik dat leerlingen kunnen uitleggen welke risico’s er zijn voor beide partijen als onderpand minder of meer waard wordt en wat partijen daaraan kunnen doen.

De leeractiviteit die hier in zit is het omzetten van het kale begrip wederzijdse schuldaanvaarding naar de bankbalans en ook weer verhelderen, samenvatten en uitleggen.

In de derde opdracht gaat het om begrijpen van de samenhang tussen geldschepping in de huidige vorm en verschillende maatschappelijke en economische verschijnselen. In de aangeboden bronnen worden de meningen van verschillende organisaties gegeven.

De groep leerlingen heeft al een behoorlijke vaardigheid opgebouwd in het schrijven van essays, een betoog bij Nederlands en het onderzoeken van zgn. ‘claim testers’ bij het vak Big History. Zij weten dat het nodig is om beweringen en bronnen te onderzoeken en beoordelen met de vier claimtesters, namelijk intuitie, autoriteit, logica en empirisch bewijs.

Nadat zij eerst bezig zijn geweest met het verhelderen en samenvatten van de meningen uit de gegeven en eventueel gevonden bronnen kunnen zij die aan elkaar uitleggen en elkaar hierover vragen stellen. Vervolgens analyseren zij samen welke argumenten zij hebben gevonden en evalueren zij wat zij hiervan vinden. Zij moeten daarbij de bovengenoemde claimtesters gebruiken.

(14)

In de eindopdracht moet de groep gevonden argumenten verzamelen en naast de argumenten van een andere groep leggen. Hierover volgt een gesprek waar in meningen verder worden verwoord en verhelderd. In de opdracht moeten zij ook een van de argumenten uit de andere groep opnemen. Uiteindelijk moeten zij een stelling onderbouwen voor of tegen een verandering in de wijze van geldschepping. Voor het aanleren van deze denkvaardigheid geven Marzano en Miedema (2014) de volgende stappen:

1. Bedenk of je het hebt over feiten of over meningen;

2. Bekijk of je bij het verwoorden van een mening onderbouwing nodig hebt;

3. Als de situatie vraagt om onderbouwing (en dat is in dit vraagstuk het geval) ontwikkel dan een argumentatie waarbij je gebruik maakt van feiten, bewijzen, voorbeelden en de kunst van het overtuigen. De opdrachten zijn niet eenvoudig en doen een beroep op de hogere denkvaardigheden van leerlingen. Ik zal het proces per groep goed moeten bewaken en ook de inhoud van het gemaakte werk. Dat is de reden dat ik elke deelopdracht steeds wil hebben beoordeeld voordat ze aan de volgende opdracht gaan. Hierdoor kan ik tijdig bijsturen en eventueel helpen en verduidelijken.

4. Onderbouwing onderzoeksplan en effectmetingen

Ik ga twee effectmetingen doen. Het ontwerp wil ik gelijktijdig uitvoeren in 2 clusters atheneum 4. Dit betreft 48 leerlingen.

Na de lessenserie wil ik kunnen vaststellen

 dat het begrip van leerlingen over geldschepping significant is verbeterd,

 dat zij begrijpen dat het onderwerp invloed heeft op verschillende economische verschijnselen en

 dat zij meer interesse hebben gekregen in het onderwerp geldschepping.

Voormeting

Voorafgaand aan de lessen laat ik iedere individuele leerling met antwoorden op de volgende open vragen kort beschrijven

1. hoe giraal geld wordt gecreëerd, 2. of het onderwerp hen interesseert, 3. wat zij belangrijk vinden aan geld en 4. wat zij er over zouden willen weten.

Deze vragen beantwoorden de leerlingen onder hun eigen naam.

Door middel van inhoudsanalyse op vraag 1. stel ik vast hoeveel leerlingen op de juiste wijze omschrijven hoe giraal geld wordt gecreëerd en bij 2. hoeveel leerlingen dit onderwerp interessant vinden.

Vragen 3. en 4. zijn bedoeld om te beoordelen in welke mate leerlingen al over dit onderwerp hebben nagedacht en er al betekenis aan kunnen

(15)

geven. Daarnaast zijn deze vragen bedoeld om hen alvast na te laten denken over het onderwerp.

Nameting

Na de lessen beoordeel ik de eindproducten (essays) voor een cijfer met behulp van een vooraf opgestelde beoordelingsrubric (bijlage 4). Door middel van inhoudsanalyse stel ik vast hoeveel (groepen) leerlingen de invloed van geldschepping op verschillende economische verschijnselen hebben begrepen.

Daarnaast neem ik een half-open learnerreport per leerling af, waarin ik vraag naar wat zij geleerd hebben van het onderwerp. Ik stel hierin dezelfde vragen als in de vragenlijst voorafgaand aan de lessen, aangevuld met nog een aantal vragen. Hiermee kan ik per individu vaststellen wat de leerling heeft geleerd. Bij het beoordelen van de essays heb ik namelijk alleen zicht op het groepsresultaat. Met het antwoord op deze vragen kan ik vaststellen of, ten opzichte van de voormeting, significant meer leerlingen het onderwerp geldschepping begrijpen en interesse in het onderwerp hebben gekregen door het werken aan deze opdracht.

Ik beschouw het ontwerp als geslaagd met betrekking tot leereffect wanneer significant meer leerlingen het onderwerp geldschepping begrijpen.

Ik beschouw het ontwerp als geslaagd met betrekking tot het leergedrag wanneer significant meer leerlingen aangeven interesse in dit onderwerp te hebben.

5. Verslag uitvoering ontwerp en effectmetingen

De vier ontworpen lessen heb ik uitgevoerd in twee verschillende klassen over een periode van twee weken. In de les voorafgaand aan de vier lessen heb ik de leerlingen eerst het formulier voor de voormeting laten invullen. Daarna heb ik het project geïntroduceerd met uitleg over een referendum, waarom ik het een belangrijk onderwerp vind en hoe de werkwijze voor het project zou zijn.

Anders dan normaal kon ik tijdens de ontwerplessen met mijn klassen terecht in een computerlokaal zodat leerlingen zelf bronnen konden zoeken. In de digitale leeromgeving Schoology konden de leerlingen alle opdrachten en bijbehorende bronnen zien. Ook de tussenopdrachten en eindopdracht leverden zij daar in en ik zorgde voor feedback voor aanvang van de volgende les.

De leerlingen vormden zelf groepjes. Ik had hier bewust voor gekozen, zodat leerlingen gemotiveerd zouden samenwerken en omdat ik geen problemen verwachtte. Dit pakte goed uit. Er werden voor mij onverwachte gemengde groepen gevormd die goed samenwerkten. Uiteindelijk hebben twee leerlingen het project niet af kunnen ronden omdat zij door ziekte meerdere lessen hadden gemist. Op twee groepjes van twee na, werkten alle leerlingen samen in groepen van drie of vier.

(16)

Ik begon alle lessen klassikaal met een korte introductie van vijf minuten om de volgende opdracht in te leiden. Hiermee kon ik dan inhaken op onderwerpen die mij waren opgevallen tijdens het lezen van de tussenopdrachten. Tijdens de lessen gingen de meeste leerlingen goed aan het werk. Af en toe moest ik een leerling aansporen zijn groepsgenoten te helpen als diegene zei dat hij/zij al klaar was met zijn/haar deel van het werk. Enkele groepen hielden zich niet aan de deadlines van de tussenopdrachten en zij liepen steeds achter. De meeste groepen hielden zich goed aan de deadlines. De tussenopdrachten en de eindopdracht, het betoog/essay, is door alle groepen ingeleverd.

De nameting heeft door lesuitval en vakantie pas drie weken later plaatsgevonden. Mijn plan was om dit gelijk in de les na het inleveren van de eindopdracht te doen. Het beoordelen van de eindopdrachten duurde ook ongeveer zo lang. Achteraf gezien vind ik het eigenlijk beter dat de nameting wat later plaats vond. Als ik wil dat leerlingen iets echt begrijpen, moet ik ervan uit gaan dat zij dit ook na een periode van drie weken nog steeds kunnen opschrijven. Ik vind dat deze afwijking van plan de validiteit van het onderzoek niet ongunstig beïnvloedt.

Bij het analyseren van de nameting gaven twee leerlingen aan dat zij de deelopdrachten verdeeld hadden onder de groepsleden, en dit zou betekenen dat niet alle groepsleden aan alle opdrachten hadden gewerkt. Tijdens de lessen waren leerlingen vooral druk met bronnen lezen en onderling overleggen. Mijn indruk is dat in de meeste groepen de leerlingen wel over elke deelopdracht overleg hadden. Het is mogelijk dat na het overleg één van de groepsleden dan de definitieve versie van het verslag maakte en inleverde. Dit blijkt ook uit de meest logboeken. Deze afwijking van het plan is een belangrijk punt, want het betreft een van de ontwerpregels van het onderzoek, namelijk samenwerkend leren. In een herontwerp zal ik hier zeker rekening mee houden. Toch verwacht ik dat de validiteit van het onderzoek hier niet in het geding is. De samenhang tussen de deelopdrachten is namelijk zodanig, dat voor het goed uitvoeren van slechts één van de deelopdrachten eerst ook begrip moet zijn verkregen van de voorgaande opdrachten.

6. Presentatie effectmetingen

Aan de lessenserie hebben 48 leerlingen van VWO4 deelgenomen. Door afwezigheid van 8 leerlingen tijdens de les met de voor- of nameting heb ik volledige data verzameld van 40 leerlingen op het leerrapport. Van alle groepjes leerlingen heb ik alle ingeleverde opdrachten beoordeeld en hiervoor cijfers gegeven.

Resultaten voormeting en nameting met half-open learnerreport Ik heb de ingevulde formulieren van leerlingen beoordeeld met inhoudsanalyse. Voorbeelden van ingevulde formulieren staan in bijlage 3. Een samenvatting van de meetresultaten van voor- en nameting staan in tabel 1.

(17)

Voormeting (n=40) Beschrijf hoe giraal geld wordt

gecreëerd 1: juist omschreven

0: onjuist

7, 18% 33, 82% Het onderwerp geld en geldcreatie

interesseert me 1: ja0: nee 2: geld wel, geldcreatie niet 22 (55%) 11 (28%) 7 (17%) Nameting (n=40)

Beschrijf gedetailleerd hoe girale

geldschepping plaats vindt 1: juist 0: onjuist 31 (78%) 9 (23%) Wat is er door het geldproject

veranderd in hoe je tegen geldschepping aankijkt? 1: relevant punt 0: niets relevants 23 (58%) 17 (43%) Denk je dat de Zwitsers voor of

tegen de verandering van het geldstelsel zullen stemmen?

1: voor

0: tegen 23 (58%)17 (43%)

Waarom? 1: goede reden

0: geen goede reden

20 (50%) 20 (50%) Noem minimaal twee redenen die

de activisten voor verandering van het geldstelsel noemen:

1: 2 goede redenen 0: 1 of 0 goede redenen 23 (58%) 17 (43%)

Wat vond je van het werken aan het geldproject?

Denk hierbij aan wat je geleerd hebt en het samenwerken in groepen 1: positieve punten 0: negatieve punten 25 (63%) 15 (38%)

Door het geldproject is mijn interesse voor het onderwerp geldschepping

Toegenomen/Afgenomen/Onverand erd (omcirkel je keuze)

1: toegenomen

0: onveranderd 10 (25%)30 (75%)

Interesse in onderwerp 1: ja

0: nee 25 (63%)15 (38%)

Motiveer Kwalitatieve bespreking, geen score

Aantal leerlingen dat interesse heeft bij nameting, terwijl bij voormeting niet

3 (7,5% van totaal)

Tabel 1: Resultaten voor- en nameting

Voor het scoren van alle resultaten heb ik voor de juiste beschrijving van geldschepping gekeken of de leerling het verband legt tussen geldschepping en leningen geven door banken. Niet veel leerlingen nemen bij hun beschrijving ook de bankbalans op.

Bij de voormeting antwoorden veel leerlingen dat het geld wordt gedrukt of dat salaris op de bank wordt gestort en het geld zo ontstaat. Alle

(18)

leerlingen beantwoorden bij de nameting dat banken het girale geld creëren, maar als zij leningen niet noemen heb ik het fout gerekend. Leerlingen geven bij de vraag naar hun interesse in een aantal gevallen (7) specifiek aan dat geld hen wel interesseert maar geldschepping niet. De 23 leerlingen die aangeven dat zij door het geldproject anders aankijken tegen geldschepping, zeggen in de meeste gevallen dat zij veel geleerd hebben en het veel ingewikkelder blijkt te zijn dat zij dachten. Ook een groot aantal (17) zegt dat het niks heeft veranderd in hun kijk op geldschepping. Dit is in ieder geval een makkelijk antwoord voor een luie leerling. Van deze 17 weten 10 leerlingen wel twee goede argumenten te noemen om verandering van het geldstelsel te motiveren. Ik vermoed dat zij deze argumenten wel geleerd hebben door dit geldproject, omdat dit geen voorkennis was, maar hiervoor heb ik geen bewijs.

Een groot gedeelte (63%) zegt het werken aan het geldproject als positief te hebben ervaren. Als belangrijkste reden noemen zij het samenwerken met de groep. Dit vonden leerlingen prettig en het verliep ook goed, behalve in een enkel geval.

Resultaten van de eindopdracht, het betoog

Van vijftien groepjes heb ik een betoog ontvangen. De leerlingen hadden bij Nederlands al geoefend met het schrijven van een betoog en hielden over het algemeen het formaat aan, waarmee zij geoefend hadden. Zij beschreven minimaal twee ondersteunende argumenten voor hun stelling, dan een tegenargument en vervolgens een weerlegging hiervan en tot slot een conclusie met hun stemadvies.

Ik heb de betogen beoordeeld met inhoudsanalyse volgens de vooraf gegeven rubric. Dertien groepen hebben een voldoende gehaald. Twee groepen een onvoldoende. Voor het doel van dit onderzoek is de score op kennis/begrip, analyse en evaluatie belangrijk. Uit de twee betogen met een onvoldoende score bleek te weinig begrip en inzicht in samenhang. Elf groepen pleitten ervoor dat de Zwitser vóór een wijziging van het geldstelsel moeten stemmen. Als belangrijkste argumenten gaven zij hiervoor dat dit minder pieken en dalen in de economie zal opleveren. Ook vonden de meesten dat de banken een te groot eigen (winst) belang hebben in het geldscheppingsproces en dat dit daarom beter aan de overheid kan worden overgelaten. De meeste leerlingen hebben er meer vertrouwen in dat de overheid in het algemeen belang handelt dan dat commerciële banken dat doen. Ook noemen meerdere groepen dat de kans op een ‘bankrun’ wegvalt, als de Zwitsers naar een publiek geldstelsel overstappen. Als tegenargument klinkt vrijwel in alle gevallen, dat het erg onzeker is als het stelsel wordt veranderd, omdat zoiets nog nooit eerder is gedaan. Ook vrezen leerlingen het verlies aan banen in de bancaire sector en verwachten zij dat het in het begin moeilijker zal zijn om krediet te krijgen. De groep die ik het hoogste cijfer heb gegeven pleitte er daarom voor dat de CB in ieder geval genoeg geld aan banken zouden lenen, zodat zij konden door gaan met hun taak van kredietverlening.

(19)

Drie groepen zijn neutraal en gebruiken dezelfde argumenten, maar vinden de onzekerheid van een drastische wijziging een te groot risico en spreken daarom geen voor of tegen uit.

Er is één groep die adviseert tégen de verandering te stemmen. Zij hebben ook dezelfde argumenten gevonden als hierboven genoemd, maar vinden het een te groot risico als de centrale bank te veel macht krijgt. Interessant is dat twee van de drie groepsleden verwachten dat de Zwitsers wel voor verandering zullen stemmen (volgens de nameting). Belangrijk om te vermelden is dat slecht van 1 van de leerlingen uit één van de twee groepen die een onvoldoende hebben gehaald op het betoog, de resultaten van de voor en nameting heb kunnen meenemen.

Analyse

Is het begrip van leerlingen over geldschepping bij leerlingen significant verbeterd?

Bij de voormeting konden 7 leerlingen (18% van 40) juist omschrijven dat girale geldschepping plaats vindt door het verstrekken van leningen door banken. Uit de nameting blijkt dat na de lessenserie 31 leerlingen (78% van 40) dit kunnen. Dit is een toename van 24 leerlingen (60% punt). In ieder geval heeft verre weg het grootste deel van de leerlingen na de lessenserie onthouden hoe giraal geld wordt gecreëerd. Het feit dat de nameting pas plaats vond drie weken na de laatste les en het inleveren van het betoog draagt er aan bij dat ik verwacht dat deze kennis in het lange termijn geheugen is gekomen. Het kunnen beschrijven van het proces van wederzijdse schuldaanvaarding is de basis voor begrip van geldschepping.

Begrijpen leerlingen dat het onderwerp geldschepping invloed heeft op verschillende economische verschijnselen?

Van de 31 leerlingen die geldschepping goed omschrijven, zijn er 19 leerlingen ook in staat op twee goede argumenten te noemen, waarom het geldstelstel volgens activisten zou moeten worden veranderd. De overige 12 noemen slechts 1 of geen enkel goed argument. De samenhang van de opzet van het geldstelsel met economische verschijnselen was een belangrijk onderdeel van de opdracht. Na het beschrijven van de werking van geldschepping via de bankbalans en het analyseren van de rol van vertrouwen in de activa van de bank, moesten de groepen de argumenten van de activisten voor monetaire hervorming samenvatten en beoordelen. Deze beoordeling vormt een belangrijk onderdeel van het betoog in de eindopdracht. Als leerlingen in staat zijn om twee argumenten op te schrijven, begrijpen zij in ieder geval dat het onderwerp geldschepping op verschillende economische verschijnselen invloed heeft.

Er waren ook 4 leerlingen die twee goede argumenten opschreven, maar geen juiste beschrijving van het proces van geldschepping gaven. Deze leerlingen leggen bij het beschrijven van girale geldschepping de nadruk op het uitlenen van geld van spaarders, waardoor ik het fout heb gerekend. Ik vermoed dat het geldproject toch ook bij deze leerlingen wel heeft bijgedragen aan begrip voor het feit dat geldschepping allerlei

(20)

Hebben leerlingen door de lessenserie meer interesse gekregen in het onderwerp geldschepping?

Voorafgaand aan de lessenserie gaven 22 leerlingen (55%) aan dat zij interesse hebben in het onderwerp geld en geldschepping. Van de totale groep leerlingen zeggen 10 leerlingen (25%) bij de nameting dat hun interesse in het onderwerp is toegenomen. Onder deze 10 zijn er 3 die bij de voormeting nog geen interesse aangaven. Het is duidelijk dat het project geïnteresseerde leerlingen meer heeft geboeid dan de leerlingen die het onderwerp niet interesseert.

Mijn verwachting was dat leerlingen door meer begrip meer interesse in het onderwerp zouden krijgen. Van de leerlingen met goed begrip (19) zijn er 5 die zeggen dat hun interesse in het onderwerp is toegenomen. Er zijn dus ook 5 leerlingen die zeggen dat hun interesse is toegenomen maar van wie niet zeker is of zij goed tot begrip zijn gekomen. Mogelijk hebben zij een sociaal wenselijk antwoord ingevuld. Het kan ook zijn dat zij onzorgvuldig zijn geweest bij het beantwoorden van de vraag (beschrijving van girale geldschepping) bij de nameting, waardoor ik het fout heb gerekend. Uit de betogen blijkt dat vrijwel alle groepen goed begrip hebben gekregen van hoe geldschepping werkt en welke gevolgen dit kan hebben in de economie. Vermoedelijk begrijpen deze leerlingen het proces van geldschepping beter dan zij op de nameting laten blijken.

Uit de 13 betogen waarvoor de leerlingen een voldoende hebben gehaald en de nameting concludeer ik door bovenstaande resultaten dat de

gestelde leerdoelen zijn gehaald. Het leerdoel “Leerlingen kunnen het verschil uitleggen tussen geld en krediet” is hierop een uitzondering. Dit komt in geen enkel betoog aan de orde. Het is achteraf jammer dat ik hier in de nameting niet naar heb gevraagd. Dit verschil is te

abstract/theoretisch voor leerlingen om uit zich zelf op te nemen in het betoog.

Evaluatie

Mijn ontwerphypothese luidt: Als ik het probleem dat leerlingen het onderwerp Geldschepping niet goed begrijpen aanpak door de leerlingen aan het werk te zetten met een goede context-opdracht, dan zal hun begrip verbeteren en zullen zij inzien dat dit onderwerp belangrijk is voor het begrip van veel economische verschijnselen en zullen zij bovendien meer interesse krijgen in

het onderwerp geldschepping.

Ontwerpregels

Uit de context-concept benadering vloeien de volgende ontwerpregels voort:

 Leerlingen werken vanuit een relatief open opdracht aan een praktijkvraagstuk, waarop meerdere uitkomsten mogelijk zijn;

 Zij werken een groot deel van de les samen in kleine groepen;  Onderling overleg is een belangrijk onderdeel van het leerproces.

(21)

Op basis van de gevonden resultaten kan ik het ontwerp op leereffect geslaagd beoordelen omdat in de voormeting 1 op 6 leerlingen geldschepping begreep ten opzichte van 1 op 2 bij de nameting.

Op basis van de gevonden resultaten kan ik het ontwerp op leergedrag als geslaagd beoordelen omdat 10 leerlingen aangeven dat hun interesse in het onderwerp is toegenomen. Hier onder zijn 3 leerlingen die eerst nog geen interesse hadden. Ten opzichte van de totale klas zijn nu 7,5% meer leerlingen geïnteresseerd in het onderwerp. De toename van geïnteresseerden is 13,6%.

Met betrekking tot het leereffect is dit ontwerp meer succesvol dan met betrekking tot het leergedrag.

Terugblikkend op de ontwerpregels kan ik vaststellen dat het samenwerken in groepjes en het werken aan een open context opdracht goed en motiveren heeft gewerkt, want het merendeel van de leerlingen geeft aan dit positief te hebben ervaren. Als docent heb ik ook gezien wat het voordeel is van onderling overleg tussen leerlingen. Het elkaar onderwerpen uitleggen en samen stukken schrijven werkt goed in het opbouwen van kennis en begrip. Leerlingen die meestal niet zo geïnteresseerd zijn in de les en niet zulke goede cijfers halen voor economie waren gestimuleerd door betere groepsgenoten en dit werkte motiverend voor beiden.

Ik heb de volgende verbeterpunten ontdekt:

1. Het moet niet mogelijk zijn dat leerlingen de deelopdrachten verdelen en niet werken aan alle opdrachten.

2. Als docent wil ik meer zicht hebben op het groepsoverleg.

In een herontwerp voor een volgende lessenserie zou ik ervoor zorgen dat alle leerlingen het voorbereiden en lezen van de bronnen hebben gedaan voordat zij in de les komen. Zij verdelen dan de bronnen om te bestuderen. Zij werken dan tijdens de les aan het delen van hun kennis, het onderling overleg over de opdracht en het schrijven van de opdracht. Met deze aanpak kan ik dan beter zicht houden op het groepsproces.

Vooral bij de laatste opdracht was het zo dat leerlingen nog bezig waren alles te verzamelen. Er was daardoor tijdens de les minder overleg tussen groepen onderling dan ik wilde. Ook zal ik voortaan in de rubric voor de beoordeling van het betoog opnemen dat in het betoog expliciet moet worden geschreven over het overleg dat de groep moest hebben met een andere groep en wat hier is uitgekomen.

Een andere overweging is dat ik dit ontwerp liever in VWO5 (of VWO6) zou willen uitvoeren. Om praktische redenen heb ik gekozen voor VWO4, maar leerlingen hebben een jaar later al meer economie gehad. Vooral het domein Goede tijden, slechte tijden over conjunctuur en economische groei is goede basis kennis om ook de rol van geld nader te bekijken, vooral voor het doordenken van effecten van geldschepping op de

(22)

verschillende economische processen. Deze voorkennis zal er toe bijdragen dat leerlingen meer betekenis aan het onderwerp kunnen geven.

(23)

BIJLAGE 1 - Vier MDA Lesplannen LESPLAN 1

Docent:

Jacqueline Haarsma Datum: mei 2018 Tijd:

Klas: A4 2 clusters

Aantal lln: 2x 24 Lesonderwerp Geldschepping, de basis

Beginsituatie Leerlingen hebben aantal maanden geleden geleerd over geld en geldschepping. Leskern Introduceren van 4 lessen met samenwerkend leren over het onderwerp geldschepping.

Oriënteren en organiseren van het project

Leerdoelen

We maken een start met werken naar deze leerdoelen

1. Leerlingen kunnen omschrijven hoe girale geldschepping werkt 2. Lln kunnen het verschil tussen geld en krediet uitleggen 3. Lln kunnen omschrijven hoe meer of minder geld in omloop

komt

4. Lln kunnen uitleggen welke belangen banken, bedrijven consumenten hebben bij kredietverlening

Docentdoelen

Introduceren van 4 lessen met samenwerkend leren over het onderwerp geldschepping.

Werkwijze voor komende lessen helder met lln afspreken Werkbare groepen vormen

Leerlingen toegang geven in digitale leeromgeving Schoology, course Geldschepping

Interesse in het onderwerp geldschepping kweken bij leerlingen

Media, spullen, hulp Beamer, PowerPoint, Alle opdrachten en bronnen staan in Schoology, toegangscode, computers of iPads met internet toegang

Tij d

Les-fase

* Leerdoel Wat ik doe en zeg

Wat zij doen (werkvorm)

Leeractiviteit Noem de specifieke!

1’ 1. Aandacht richten

We gaan de komende lessen aan een project over geld werken. Vraagstuk met onbewoond eiland

Luisteren Herkennen, interpreteren, evalueren

5’ 1 Voorkennis activeren, interesse peilen

Om te beoordelen wat jullie nog weten over geld geef ik jullie eerst een korte quiz, vul individueel in Individueel beantwoorden v quizvragen Herinneren en samenvatten, 15 ’ 2 Werkwijze en context van de opdracht aangeven

Uitleggen rol v referenda, in NL en Zwitserland, burgerinitiatief. Werkwijze project samenvatten en belangrijke punten benadrukken Luisteren, beoordelen

Inloggen schoology Samenvatten

25

3 Check en feedback

Begrijpt iedereen

verwachtingen? Vorm groep van 3 a 4 personen

Bedenk wat er gevraagd wordt, wat wil je precies te weten komen. Stappenplan maken. Hierbij ondersteunen Bekijken Schoology opdracht, bronnen, vormen groepen Stellen vragen Plan maken Samenvatten organiseren 30 ’ 4 1 en 2

Ga nu als groep aan de slag met opdracht 1. Lees eerst de inleiding en werkwijze op Schoology. Antwoord geven op vragen.

Taken verdelen, aan elkaar uitleggen, discussiëren, conclusies opschrijven. Verkennen, definiëren, samenvatten, organiseren, stappen aangeven 35

5 1 en 2 Rondlopen en beluisteren hoe groepsproces verloopt en welke punten ze bespreken, vragen

beantwoorden, hulp geven

Zoeken informatie, lezen, schrijven, verbanden leggen Uitleggen, verklaren, samenvatten, analyseren,

(24)

vragen formuleren 63

6 Afsluiting

Tijdstip afspreken voor inleveren opdracht 1 en beoordeling door docent

Luisteren, vragen? Afspraken maken, plannen, tas inpakken

Evaluatie en reflectie op samenwerking

*

1: oriënteren op doel

2: informeren over begrippen/instrueren over vaardigheden 3: check en feedback

4: verwerking instrueren 5: verwerking begeleiden

6: afronden (evalueren en reflecteren) LESPLAN 2

Docent:

Jacqueline Haarsma Datum: mei 2018 Tijd:

Klas: A4 2 clusters

Aantal lln: 2x 24 Lesonderwerp Geldschepping – de rol van vertrouwen

Beginsituatie Leerlingen hebben 1 les aan het project gewerkt en wat thuis gedaan. Zij hebben opdracht 1 ingeleverd en hierop feedback gehad Leskern Lln verdiepen zich in de rol van banken in het geldstelsel

Leerdoelen

We maken een start met werken naar deze leerdoelen 5. Leerlingen kunnen omschrijven hoe banken geld verdienen 6. Lln kunnen omschrijven hoe een krediet wordt afgesloten 7. Lln kunnen een krediet op de bankbalans verwerken 8. Lln kunnen analyseren wat de banken doen om risico’s te

beperken

9. Lln kunnen in grote lijnen uitleggen hoe de CB toezicht houdt op de banken

Docentdoelen Beoordelen hoe het proces per groep verlooptInteresse opwekken in het onderwerp

Media, spullen, hulp Beamer, PowerPoint, Alle opdrachten en bronnen staan in Schoology, toegangscode, computers of iPads met internet toegang

Tij d

Les-fase

* Leerdoel Wat ik doe en zeg

Wat zij doen (werkvorm)

Leeractiviteit Noem de specifieke!

3’ 1. Aandacht richten

Jullie gaan je deze les verdiepen in de rol die vertrouwen speelt bij geldcreatie.

Luisteren Herkennen, interpreteren, evalueren

5’ 1 Voorkennis activeren, interesse peilen

Kort vragen stellen over wat ze er van weten

Balans beginselen herhalen

Nadenken, beantwoorden v vragen

Herinneren en samenvatten,

8’ 2 Context van de opdracht aangeven

Korte introductie geven over de financiële crisis, toen was iedereen het vertrouwen verloren

Luisteren, beoordelen

Inloggen schoology Samenvatten 18

3 Check en feedback Begrijpt iedereen wat de bedoeling is Vragen stellen Samenvatten organiseren 20

4 5, 6, 7, 8,9

Ga nu als groep aan de slag met opdracht 2. Lees eerst de opdracht. Antwoord geven op vragen.

Taken verdelen, aan elkaar uitleggen, discussiëren, conclusies opschrijven. Verkennen, definiëren, samenvatten, organiseren, stappen aangeven 25 ’ 5 5, 6, 7, 8,9 Rondlopen en beluisteren hoe groepsproces verloopt en welke punten ze bespreken, vragen

beantwoorden, hulp geven bij denk stappen, en bij vragen formuleren Zoeken informatie, lezen, schrijven, verbanden leggen Uitleggen, verklaren, analyseren, samenvatten 63 ’ 6 Afsluiting

Tijdstip afspreken voor inleveren opdracht 2 en beoordeling door docent

Luisteren, vragen? Afspraken maken, plannen, tas inpakken

Evaluatie en reflectie op samenwerking

(25)
(26)

LESPLAN 3 Docent:

Jacqueline Haarsma Datum: mei 2018 Tijd:

Klas: A4 2 clusters

Aantal lln: 2x 24 Lesonderwerp Geldschepping – de nadelen aan de huidige vorm van geldscheppen

Beginsituatie Leerlingen hebben al 2 lessen aan het project gewerkt en wat thuis gedaan. Zij hebben opdracht 2 ingeleverd en hierop feedback gehad Leskern Lln verdiepen zich in de rol van banken in het geldstelsel

Leerdoelen

We maken een start met werken naar deze leerdoelen

10. Leerlingen kunnen in eigen woorden de redenatie van enkele organisaties samenvatten

11. Lln beoordelen de bronnen en meningen met claimtesters die zij al kennen

12. Lln kunnen in grote lijnen het verband uitleggen tussen reële en financiële sector in goede en in slechte tijden

Docentdoelen Beoordelen hoe het proces per groep verlooptInteresse opwekken in het onderwerp

Media, spullen, hulp Beamer, PowerPoint, Alle opdrachten en bronnen staan in Schoology, toegangscode, computers of iPads met internet toegang

Tij d

Les-fase

* Leerdoel Wat ik doe en zeg

Wat zij doen (werkvorm)

Leeractiviteit Noem de specifieke!

3’ 1. Aandacht richten

Jullie gaan je deze les verdiepen in de mening van een aantal

organisaties/personen die geschreven hebben over de gevolgen van de wijze waarop geldschepping nu werkt en hoe zij denken dat het anders kan. Filmpje laten zien. Koppeling met risico’s vorige les

Luisteren Herkennen, interpreteren, evalueren

5’ 1 Voorkennis activeren, interesse peilen

Kort vragen stellen over wat ze er van weten Nadenken, beantwoorden v vragen Herinneren en samenvatten,

8’ 2 Context van de opdracht aangeven

Filmpje laten zien. Koppeling

tonen met risico’s vorige les Luisteren, beoordelenInloggen schoology Samenvatten 18

3 Check en feedback

Begrijpt iedereen de opdracht en wat de

opdracht inhoudt? Vragen stellen

Samenvatten organiseren

20

4 10, 11, 12

Ga nu als groep aan de slag met opdracht 3. Lees eerst de inleiding en werkwijze op Schoology. Antwoord geven op vragen.

Taken verdelen, aan elkaar uitleggen, discussiëren, conclusies opschrijven. Verkennen, definiëren, samenvatten, organiseren, stappen aangeven 25 ’ 5 10, 11,12 Rondlopen en beluisteren hoe groepsproces verloopt en welke punten ze bespreken, vragen

beantwoorden, hulp geven bij denk stappen, en bij vragen formuleren

Zoeken informatie, lezen, schrijven, verbanden leggen, bronnen beoordelen, mening geven, elkaar vragen stellen Uitleggen, verhelderen, samenvatten, analyseren, beargumenter en 63 ’ 6 Afsluiting

Tijdstip afspreken voor inleveren opdracht 2 en beoordeling door docent

Luisteren, vragen? Afspraken maken, plannen, tas inpakken

Evaluatie en reflectie op samenwerking

(27)

LESPLAN 4 Docent:

Jacqueline Haarsma Datum: mei 2018 Tijd:

Klas: A4 2 clusters

Aantal lln: 2x 24 Lesonderwerp Geldschepping – de rol van vertrouwen

Beginsituatie Leerlingen hebben al 3 lessen aan het project gewerkt en wat thuis gedaan. Zij hebben opdracht 3 ingeleverd en hierop feedback gehad Leskern Lln verdiepen zich in de rol van banken in het geldstelsel

Leerdoelen

Na het afronden van de eindopdracht moeten de leerlingen 13. kunnen omschrijven hoe het proces van wederzijdse

schuldaanvaarding werkt;

14. kunnen uitleggen dat geldschepping voornamelijk ontstaat door kredietverlening door banken;

15. het verschil kunnen uitleggen tussen geld en krediet; 16. kunnen omschrijven dat de bezittingen en schulden op de

balans van een bank voornamelijk bestaan uit vorderingen en leningen van klanten;

17. kunnen omschrijven welke rol de overheid en de centrale bank spelen bij het toezicht op de banken;

18. kunnen beschrijven wat de reële sector en de financiële sector is en de samenhang tussen beide in economische goede en slechte tijden;

19. minimaal twee gevolgen kunnen omschrijven die samenhangen met geldschepping door banken In deze les ligt de nadruk op het laatste leerdoel

Docentdoelen Beoordelen hoe het proces per groep verlooptInteresse opwekken in het onderwerp

Media, spullen, hulp Beamer, PowerPoint, Alle opdrachten en bronnen staan in Schoology, toegangscode, computers of iPads met internet toegang

Tij d

Les-fase

* Leerdoel Wat ik doe en zeg

Wat zij doen (werkvorm)

Leeractiviteit Noem de specifieke!

3’ 1. Aandacht richten

Jullie gaan je deze les werken aan de eindopdracht. Hierbij overleg je ook met een andere groep

Luisteren Herkennen, interpreteren, evalueren

5’ 1 Voorkennis activeren, interesse peilen

Kort samenvatten wat we al gedaan hebben. Nadenken, beantwoorden v vragen Herinneren en samenvatten,

8’ 2 Denkvaardigheid een stelling onderbouwen

Korte introductie geven over de stappen die je moet zetten

1 mening/feiten 2 argumenten 3 claimtesters

Luisteren, beoordelen

Inloggen schoology Samenvatten

18

3 Check en feedback Begrijpt iedereen verwachtingen? Vragen stellen Samenvatten organiseren

20

4 18, 19

Ga nu als groep aan de slag met de eindopdracht: het schrijven van een

stemadvies. Lees eerst de eindopdracht en

beoordelingscriteria door. Antwoord geven op vragen. Werk puntsgewijs mening v de groep uit

Lezen, meningen geven, aan elkaar uitleggen, discussiëren, conclusies opschrijven. Samenvatten, verhelderen, organiseren, stappen aangeven 40

(28)

verzamelde meningen. Vat van voor en tegen

argumenten de mening vd andere groep samen en verwerk dit in je essay.

uitleggen, discussiëren, conclusies opschrijven. evalueren 60 ’ 5 18, 19 Rondlopen en beluisteren hoe groepsproces verloopt en welke punten ze bespreken, vragen

beantwoorden, hulp geven bij denk stappen, en bij vragen formuleren Zoeken informatie, lezen, schrijven, verbanden leggen Uitleggen, verklaren, analyseren, beargumenter en 63 ’ 6 Afsluiting

Eindopdracht afronden als huiswerk

Tijdstip zetten voor inleveren eindopdracht en logboek

Luisteren, vragen? Afspraken maken, plannen, tas inpakken

Evaluatie en reflectie op samenwerking

BIJLAGE 2 – Alle lesmaterialen Inleiding en werkwijze

Zwitsers referendum - Lees dit eerst als achtergrond van

ons onderzoek naar geldschepping

Op 10 juni mogen de Zwitsers naar de stembus om te stemmen over een wijziging van de grondwet. Dit is het gevolg van het ‘Vollgeld Initiative’, een burgerinitiatief1 om geldschepping in handen van de overheid te brengen. De Zwitserse burgers roepen niet alleen op tot debat over het geldstelsel. Ze hebben tevens een voorstel gedaan om de grondwet te wijzigen.

De initiatiefnemers stellen dat geldschepping het belang van iedereen moet dienen, en niet het belang van banken. Daartoe moet geldschepping een publieke taak worden, in plaats van een taak van banken die naar winst streven.

De voorgestelde grondwetswijziging komt hierop neer. Alle Zwitserse banken moeten een aparte stichting oprichten, waar de betaalrekeningen van de klanten worden aangehouden. Het geld op die betaalrekeningen mogen de banken niet meer gebruiken. Ze moeten het stallen bij de Zwitserse centrale bank. Deze tegoeden staan dan niet meer bloot aan het risico van een bankrun. De klanten kunnen hun geld altijd opnemen van de betaalrekening. Ook als hun bank failliet gaat.

Ook in Nederland is er een vergelijkbaar burgerinitiatief geweest van de Stichting Ons Geld. Dat heeft geleid tot een debat in de Tweede Kamer over de vraag wie ons geld mag creëren, de overheid of de banken. In 2018 wordt een rapport over dit onderwerp verwacht dat door de regering is aangevraagd bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Wereldwijd zijn er meer van deze initiatieven die tot doel hebben om van geldschepping een publieke taak te maken. Het is dus van belang dat ook jij daarover een mening vormt.

1 Met een burgerinitiatief halen burgers een minimum aantal handtekeningen op om een onderwerp dat zij van belang vinden te laten bespreken in het parlement.

(29)

Stel dat jij ook stemgerechtigd was en jouw stem ging uitbrengen in dit referendum. Laten we aannemen dat de vraag van het referendum als volgt luidt:

“Bent u voor of tegen de wetswijziging die de taak van geldschepping tot een publieke taak maakt?

Bij opdracht vier schrijven jullie een betoog waarin jullie laten zien dat jullie de voor- en tegenargumenten hebt bestudeerd en waarin jullie tot een afgewogen keuze komen om voor of tegen dit voorstel te stemmen.

(30)

WERKWIJZE

Best een ingewikkelde vraag die de Zwitsers krijgen voorgelegd! Wat moeten zij weten om hierop een goed antwoord te kunnen geven?

Waarschijnlijk hebben ze kennis nodig die jij al met economie hebt geleerd over geldschepping (hoofdstuk 3). Daarom gaan jullie deze week aan het werk om dit vraagstuk voor hen te helpen ontrafelen.

Verwacht eindproduct ter beoordeling (inleveren op Schoology uiterlijk 20 mei):

 Essay met daarin het advies aan de Zwitserse stemmer. Zie daarvoor opdracht 4. Zet bovenaan het Essay de groepsnaam en namen deelnemers duidelijk.

 Uitwerkingen tussenopdrachten met bovenaan groepsnaam en namen deelnemers. Let op: deze moeten eerst steeds tussendoor voldoende zijn beoordeeld voor je verder kan met de volgende opdracht.

 Logboek per persoon met handtekening van alle groepsleden. Zet bovenaan ook de groepsnaam en jouw eigen naam.

Beschikbare tijd voor de gehele opdracht:

 4 lesuren volgens rooster in computerlokalen met docent.  4 uur in eigen tijd te besteden als huiswerk in die week. Werkwijze

 Vorm een groep met minimaal 3 en maximaal 4 leerlingen uit jouw cluster. Bedenk een leuke groepsnaam. Meld je bij de docent en geef de groepsnaam en de namen van de deelnemers van de groep door.  Maak met je groep de vier opdrachten die je kunt vinden onder

materialen. Stappenplan voor het uitvoeren van de opdrachten: o Verdeel het lees- en uitzoekwerk over de groepsleden o Ieder groepslid werkt zijn deel uit

o Bespreek wat jullie ieder hebben uitgevonden in de groep als iedereen klaar is met zijn deel. Het onderlinge overleg is een belangrijk onderdeel van de opdrachten. Als jij eerder klaar bent dan de anderen dan help je elkaar.

o Schrijf daarna de gezamenlijke uitwerking van de opdracht als 1 tekst. Houd dit kernachtig en maximaal 1 A4tje.

o Laat de docent het door jullie gemaakte werk steeds beoordelen vóórdat jullie met de volgende opdracht verder gaan.

 Ieder houdt voor zichzelf een logboek (datum/dag/wat gedaan/hoeveel tijd) bij over zijn/haar eigen bijdrage aan de groepsopdrachten. Aan het eind laat je jouw logboek aftekenen door de andere leden van je groep. Dan zijn jullie het dus allemaal eens over ieders inzet.

Beoordeling:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hun omgeving (gezin, school, omgang met andere kinderen, en de wijk), hun ontwikkeling (probleemgedrag) en de onderliggende factoren. Deze data worden aangevuld met kennis vanuit

Waien a^-le leerlingen doordrongen van het bezef, -da.t zij deel uitmaken van een geheel: hun school, en dat de misdragingen van ée'n hunner afbreuk doen aan den goeden naam

inhouden ook meer, maar omdat deze getallen uitgedrukt zijn in een percentage ten opzichte van het totaal aantal door de leerling gesproken zinnen zie je dat verschil niet terug,

De controle groep had zelfs beter gepresteerd dan de experimentele groep bij de pre-test en post-test, maar er is geen significant verschil tussen de scores van beide groepen bij

dat er sneller en anders wordt gereageerd op frequent of langdurig verzuim. Heel concreet: dat zijn leerlingen die in een periode van twaalf weken voor de vierde keer worden

6 jaren (lager onderwijs), 10 jaren (voortgezet onderwijs, lager trap), 14 jaren (voortgezet onderwijs, hogere trap), 17 jaren (hoger onderwijs, eerste fase) en 19 jaren

Per subdomein kijken we dus naar de mate waarin prestaties tussen scholen en leerlingen verschillen en hoe we deze verschillen kunnen toeschrijven aan kenmerken van

Tijdens het opschrijven van de tekst bleek dat de planningsactiviteiten van de beste schrijvers hoofdzakelijk bestond uit het bijgevoegde krantenartikel lezen, terwijl